Democratie & De compositie van de economie



26-8-2012Scriptie Economie & Bedrijfseconomie | Thomas Campman begeleider Dr. B.S.Y. Crutzen432571671955Erasmus Universiteit, RotterdamDemocratie & De compositie van de economieInhoudsopgave TOC \o "1-3" \h \z \u 1.Introductie PAGEREF _Toc333756028 \h 32.Onderzoeksvraag PAGEREF _Toc333756029 \h 43.1Democratie PAGEREF _Toc333756031 \h 63.2Polity IV PAGEREF _Toc333756032 \h 63.3Institutionele democratie PAGEREF _Toc333756033 \h 73.4Institutionele autocratie PAGEREF _Toc333756034 \h 74.Methodologie PAGEREF _Toc333756035 \h 95.1Resultaten PAGEREF _Toc333756036 \h 105.2Spearman’s ρ agricultuur, bosbouw, jacht en visserij PAGEREF _Toc333756037 \h 105.3Spearman’s ρ mijnbouw en industrie PAGEREF _Toc333756038 \h 115.4Spearman’s ρ constructie PAGEREF _Toc333756039 \h 125.5Spearman’s ρ groothandel, kleinhandel, restaurants en hotels PAGEREF _Toc333756040 \h 125.6Spearman’s ρ transport, opslag en communicatie PAGEREF _Toc333756041 \h 135.7Herfindahl PAGEREF _Toc333756042 \h 136.1Delfstoffen & democratie PAGEREF _Toc333756043 \h 156.2Spearman’s rang correlaties PAGEREF _Toc333756044 \h 166.3Regressies PAGEREF _Toc333756045 \h 187.Conclusies PAGEREF _Toc333756046 \h 218.Discussie PAGEREF _Toc333756047 \h 229.Appendix PAGEREF _Toc333756048 \h 2310.Verwijzingen PAGEREF _Toc333756049 \h 25Introductie De ontwikkelingen die zich in Noord-Afrika en het Midden-Oosten afspelen domineren de afgelopen tijd het nieuws. De belangen voor de Westerse wereld beperken zich niet slechts tot het humanitaire gebied. De aaneenschakeling van protesten, die wordt aangeduid als de ‘Arabische Lente’ heeft namelijk ook verstrekkende gevolgen voor het Westen. De onrust is vari?rend van lichte protesten tot ware revoluties, die leiden tot machtsovernamen. De enige landen binnen de Arabische wereld waar geen incidenten gemeld zijn, zijn de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar. De reden dat deze ontwikkelingen zo belangrijk zijn voor het Westen, zit hem vooral in het feit dat een aantal van de betrokken landen, een groot deel van de olie leveranties voor de wereld verzorgen. Zo bepalen bijvoorbeeld Saoedi Arabi?, Iran, Sudan, Koeweit, Algerije en Libi? niet alleen een groot deel van de totale olieproductie, maar ook de olieprijs, die op zijn beurt weer van groot belang is voor de wereldeconomie.Hoewel de oorzaken van de protesten van land tot land verschillen, zijn er toch veel overeenkomsten te bespeuren. Onderdrukking, verkiezingsfraude, corruptie, inflatie, gebrek aan politieke vrijheid en werkloosheid spelen allemaal in bepaalde mate een rol in de ontstane onvrede over de verschillende regeringen.Buiten de economische redenen, zijn de genoemde oorzaken allemaal kenmerkend voor autoritaire regimes. Interessant is de vraag wat nou een mogelijke redenen zijn voor het feit dat vrijwel alle landen in deze regio relatief weinig democratisch zijn. Mede ook, omdat in landen waar de regering omver geworpen is, luid geroepen wordt om democratie. Vraag is of er wel stabiele democratie?n gevestigd kunnen worden, als er geen duidelijkheid bestaat over hetgeen dit gebrek aan democratie in eerste instantie altijd veroorzaakt heeft. Naast allerlei politieke, sociale, culturele en demografische redenen zijn er ook economische redenen aan te wijzen. Een van deze mogelijk aanwijsbare redenen, die in deze scriptie onderzocht zal worden, is de invloed van de compositie van de economie op de mate van democratie.OnderzoeksvraagDe onderzoeksvraag gaat in op de vraag of er een link is tussen de mate van democratie en de compositie van de economie van dat land. Onderzocht zal worden of er een link bestaat tussen beide en waarop deze eventuele link gebaseerd is. De precieze onderzoeksvraag luidt als volgt: Heeft de compositie van de economie invloed op de mate van democratie?Het begrip compositie kan vrij breed worden opgevat. Zo kan de economie bijvoorbeeld worden opgedeeld in verschillende sectoren om vervolgens te onderzoeken welke invloed een bepaalde verdeling heeft op de mate van democratie. De gedachte hierachter is dat wanneer de economie van een land erg geconcentreerd is en dus afhankelijk van een bepaalde sector of industrie is, dit land de neiging heeft minder democratisch te zijn. De oorzaak van een eventuele relatie zou erin kunnen liggen dat wanneer een economie afhankelijk is van een bepaalde sector, hier een groot deel van het kapitaal zich verzamelt. Wanneer er verondersteld wordt dat economische macht nauw samenhangt met politieke invloed, impliceert dit dat de eigenaren van het kapitaal ook veel politieke macht bezitten. De concentratie van economische en politieke macht heeft vervolgens een negatief effect op de graad van democratie. Na de indeling van de economie in verschillende sectoren onderzocht te hebben, zal een apart onderdeel van de primaire sector nader belicht worden, namelijk de exploitatie van delfstoffen. Zo blijkt de redenering achter de verdeling van de economie in verschillende sectoren een aantal hoeken en ogen te hebben, waardoor de onderzoeksvraag, indien positief beantwoord is, alsnog tegengeworpen kan worden. Wanneer echter de link tussen de exploitatie van delfstoffen en mate van democratie onder de loep wordt genomen, lijkt de redenering dat landen met een geconcentreerde economie minder democratisch zijn, makkelijker te staven. Deze onderzoeksvraag zal in een aantal stadia en aan de hand van een aantal deelvragen empirisch zowel als door middel van literatuuronderzoek worden beantwoordt. Maar voordat de compositie van de economie onder de loep genomen wordt, zal er uitleg gegeven worden over de variabele, die de mate van democratie weergeeft. Is er namelijk wel een variabele voor hand, die de mate van democratie van de verschillende landen over de wereld weergeeft? Vervolgens zal er worden ingegaan op de andere component die getest zal worden, namelijk de variabele die de compositie van de economie beschrijft. Er zijn namelijk tal van data, maar bij voorbaat geen eenduidige variabele, die gebruikt kan worden om de compositie van de economie weer te geven. Wanneer onderzoek gedaan wordt naar de compositie van de productie moeten er een aantal keuzes gemaakt worden. Zo kun je bijvoorbeeld naar dat data zoeken, die de economie van een land onderverdeelt in verschillende sectoren, maar kun je ook dieper ingaan op de export van een land, om tot een conclusie te komen. Al deze overwegingen zullen onder de loep genomen worden, maar zoals gezegd, wordt er eerst ingegaan op de bepaling van de mate van democratie. DemocratieDe afbeelding hierboven is een weergave van de mate van democratisering volgens het tijdschrift Economist. Het toont alle landen in de wereld en geeft in een index van 0 tot 10 aan in welke mate een land gedemocratiseerd is. Het economisch tijdschrift maakt de volgende indeling: Totale democratie – score 8 tot 10.Gebrekkige democratie – score 6 tot 7,9Tussenvorm regime – score 5 tot 5,9Autoritair regime 0 tot 3,9 De index is tot stand gekomen door het land aan een zestigtal vragen bloot te stellen. Probleem met deze index is dat hij niet wetenschappelijk geaccepteerd is, waardoor het voor verder onderzoek niet geschikt is. Het geeft echter op het eerste gezicht wel een redelijk beeld van de democratisering over de wereld. Zo zie je vooral dat het Midden-Oosten en landen in Centraal Afrika het er slecht vanaf brengen. Verder is te zien dat ook binnen de Westerse wereld nog aardig wat verschillen waar te nemen zijn. Wat verder in het oog springt, maar niet heel erg verrast, is dat wereldmachten als China en Rusland niet bijster hoog scoren, ook zit Frankrijk niet bij de hoogst scorende landen. Polity IV Een betere graadmeter voor democratie is de Polity IV index. Het Polity IV project, dat is ge?nitieerd door de Amerikaanse CIA, heeft als doel het meten van autoritaire karakteristieken van landen over de hele wereld, voor comparatieve en kwalitatieve doeleinden. De verantwoordelijkheid, die in eerste instantie in de handen gelegd is van Ted Robert Gurr, is uitgegroeid tot de meest gebruikte bron voor het onderzoeken van veranderingen in gezag en het bestuderen van de effecten van een bepaalde vorm van gezag. Het project, dat begon met Polity I , is ondertussen beland bij de verder ontwikkelde Polity IV versie. Tegenwoordig staat Polity IV onder leiding van Monty G. Marshall. Wanneer er in het vervolg over de Polity-score gesproken wordt, wordt hiermee Polity IV bedoeld. De opbouw van de Polity score, bestaat uit twee delen, namelijk Institutionele democratie en Institutionele autocratie. Beide worden in de volgende paragrafen verder uitgelegd. Institutionele democratieEen democratie is opgebouwd uit drie essenti?le, onderling afhankelijke elementen. De eerste is de aanwezigheid van instituties en procedures waardoor inwoners op een effectieve manier hun voorkeuren kunnen aangeven en op die manier invloed hebben op politiek en leiderschap. Het tweede element is het bestaan van door instituties bepaalde beperkingen voor de macht van de uitvoerders. Ten slotte bestaan er binnen een democratie garanties die de burgerlijke vrijheid van de bevolking waarborgen. Zaken als de rechtstaat, vrijheid van meningsuiting etc. zijn in deze drie elementen gemanifesteerd. Er wordt in de data geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende burgerrechten. De democratie indicator is een elf-puntschaal(0-10), die is opgebouwd uit de volgende vier punten die allemaal tegen een bepaald gewicht meetellen: competitiviteit van politieke participatie, openheid, competitiviteit van werving van uitvoerende macht en ten slotte grenzen aan de macht van de leidinggevende. Voor de precieze schaalverdeling verwijs ik naar de literatuur. Institutionele autocratieInstitutionele autocratie wordt ook wel aangeduid als een autoritair regime en is een term gebruikt voor verschillende systemen, die vooral gekenmerkt worden door een gebrek aan gereguleerde politieke competitie en een gebrek aan politieke vrijheid. De autocratie staat lijnrecht tegenover de democratie en wordt op een zelf soortige wijze ingeschaald als de democratie. De categorie?n zijn allen dan ook tegenovergesteld aan elkaar. Waarbij voor democratieschaal bijvoorbeeld ruimte is ingedeeld voor ‘een substanti?le limiet aan de macht van de uitvoerders’ is dat bij de autocratie ‘absolute macht voor de uitvoerders’. De uiteindelijke score voor een land is de combinatie van beide. De score van democratie(0-10) wordt verminderd met de score voor autocratie(0-10). De uiteindelijke score varieert dus van -10 (sterk autocratisch) tot +10 (sterk democratisch). De uiteindelijke verdeling brengt natuurlijk een aantal problemen met zich mee. Zo wordt er aangenomen dat autocratie en democratie lijnrecht tegenover staan, waar natuurlijk bezwaren tegen in te brengen zijn. Ook houdt het geen rekening met het feit dat er binnen de verdeling allerlei tussenvormen bestaan. Zo kunnen twee landen die allebei dezelfde score hebben, toch een heel verschillende regeringsvorm hebben. Zo hebben bijvoorbeeld Mexico en Liberia in 1990 allebei de score 0. Er kan echter heel veel tegen de bewering, dat beide landen dezelfde regeringsvorm hebben, worden ingebracht. De schaalverdeling is dan ook bedoeld om onderzoek te doen en veranderingen in democratisering weer te geven.Methodologie Het dataonderzoek poogt antwoord te geven op de vraag of de compositie van de economie invloed heeft op de mate van democratie. De logische methode om een verband tussen twee variabele te onderzoeken, is het zoeken naar een correlatie. Deze methode wordt dan ook verschillende malen gebruikt om te onderzoeken of de Polity score samenhangt met de verschillende variabelen, die de compositie uitdrukken. Naast correlaties zullen er regressies uit worden gevoerd om in het geval van significante correlaties te onderzoeken hoe een bepaalde relatie zich verhoudt. Bij de verschillende onderzoeksmethodes zal de Polity score telkens de afhankelijke variabele zijn en de variabele, die de compositie van de economie vertegenwoordigt, zal de onafhankelijke variabele zijn. Dit omdat de invloed van de compositie op de mate van democratie wordt gemeten, niet andersom. Het onderzoek naar de verschillende industrie?n is het jaar 2010 gekozen, omdat dit een actueel beeld geeft van de relatie, maar ook omdat er over 2010 genoeg data voorradig is. Bij het onderzoek naar de delfstoffen is er juist gekozen voor het jaar 1990, omdat er over dit jaar de meeste data voorhandig waren. In hoofdstuk 5 betreft het dus een dataset met het jaar 2010 als uitgangspunt, hoofdstuk 6 het jaar 1990. Voor het onderzoek is een uitgebreide dataset gebruikt, die over het algemeen tussen de honderd en tweehonderd landen vergelijkt met economische variabelen. Landen waarvoor de data niet duidelijk zijn, doordat ze bijvoorbeeld in een transitiefase zitten, zoals Egypte momenteel, zijn buiten het onderzoek gelaten. Verdere uitleg over de gevolgde stappen wordt telkens bij elk onderdeel verder uitgelegd. ResultatenAllereerst zal de economie worden opgesplitst in vijf verschillende sectoren en wordt de vraag beantwoord of de mate van democratie verslechterd, wanneer het aandeel van een sector in de economie groeit. Het idee hierachter is naarmate een sector groeit, de economie zich hier meer en meer op concentreert(afhankelijkheid hiervan toeneemt), de mate van democratie afneemt. Voor het onderzoek is het aandeel van de verschillende sectoren uitgerekend als percentage van de totale export. Vervolgens is er door middel van een Spearmancorrelatie de verschillende percentages vergeleken met de Polity score. Spearman’s ρ agricultuur, bosbouw, jacht en visserijDe eerste sector die is onderzocht is de primaire sector (uitgezonderd mijnbouw). De correlatieco?ffici?nt van -,0349 laat zien dat er een negatief verband is tussen de grootte van deze sector en de mate van democratie. Aangezien deze correlatie significant is (0,00) er significant bewijs dat er een verband tussen de grootte van de primaire sector en de mate van democratie is. Het probleem met deze correlatie is dat de relatie tot stand komt door andere variabelen, namelijk de economische ontwikkeling van een land. Veelal de minder ontwikkelde, en ontwikkelingslanden hebben een economie die voor een groot deel bestaat uit de primaire sector. Een ander kenmerk van ontwikkelingslanden is dat er veel politieke instabiliteit en corruptie is en dus een lage mate van democratie. Er kan dus gesteld worden dat er wel degelijk sprake is van een verband tussen de grootte van de primaire sector en de mate van democratie, maar dat deze niet tot stand komt doordat het land afhankelijk is van één bepaalde sector(concentratieargument), maar door algehele onderontwikkeling, die samenhangt met een grote afhankelijkheid van agricultuur. CorrelatiesPolity% agricultuur, jacht, bosbouw, visvangst (ISIC A-B)Spearman's RhoPolity Correlatieco?ffici?nt1.000-.349**Sig. (2-tailed)..000N160152% agricultuur, jacht, bosbouw, visvangst (ISIC A-B)Correlatieco?ffici?nt-.349**1.000Sig. (2-tailed).000.N152154**. Correlatie is significant bij 0.05 niveau (2-zijdig). Spearman’s ρ mijnbouw en industrie De industri?le sector wordt ook wel aangeduid als de secundaire sector. In deze correlatie is er dus sprake van de secundaire sector, waarbij mijnbouw is opgeteld. De correlatie tussen mijnbouw & industrie en de mate van democratie is -0,254 en is wederom significant(0,002) bij een significantie-interval van 5%. Dezelfde conclusie als in de vorige alinea volgt op de negatieve correlatie. Waar veel ontwikkelde landen namelijk vooral een grote dienstensector hebben, zijn het de minder ontwikkelde landen die veel mijnbouw en een grote secundaire sector hebben. En juist in deze economisch minder ontwikkelde landen is er sprake van minder mate van democratie. In het vervolg van deze scriptie zal er nog specifieker worden ingegaan op de rol die mijnbouw en de exploitatie van delfstoffen speelt. CorrelatiesPolity% mijnbouw, fabricageSpearman's rhoPolitycorrelatieco?ffici?nt1.000-.254**Sig. (2-tailed)..002N160152% mijnbouw, fabricagecorrelatieco?ffici?nt -.254**1.000Sig. (2-tailed).002.N152154**. Correlatie is significant bij 0.05 niveau (2-zijdig). Spearman’s ρ constructieDe correlatieco?ffici?nt tussen constructie en de mate van democratie is 0.121 en niet significant. Er is dus geen bewijs om te veronderstellen dat er een relatie is tussen de mate van democratie en het aandeel constructie van een economie. CorrelationsPolity% constructie (ISIC F)Spearman's rhoPolitycorrelatieco?ffici?nt1.000.121Sig. (2-tailed)..137N160152% constructie (ISIC F)correlatieco?ffici?nt.1211.000Sig. (2-tailed).137.N152154 Spearman’s ρ groothandel, kleinhandel, restaurants en hotelsDe correlatieco?ffici?nt tussen groothandel, restaurants en hotels en de mate van democratie is 0,181 en significant bij een significantieniveau van 5%. Dit is niet verrassend, sinds het over het algemeen de meer welvarende landen zijn, die deze diensten verlenen en het ook de meer welvarende landen zijn die een hogere mate van democratie hebben. CorrelatiesPolity% groothandel, kleinhandel, restaurants and hotels (ISIC G-H)Spearman's rhoPolitycorrelatieco?ffici?nt1.000.181*Sig. (2-tailed)..023N160152% groothandel, kleinhandel, restaurants and hotels (ISIC G-H)correlatieco?ffici?nt.181*1.000Sig. (2-tailed).026.N152154**. Correlatie is significant bij 0.05 niveau (2-zijdig). Spearman’s ρ transport, opslag en communicatieDat de correlatie tussen transport, opslag en communicatie en de mate van democratie niet significant is met een significantieniveau van 0,480 is wel verwonderlijk te noemen. Aangezien je zou verwachten dat landen, waarvan een groot deel van de economie bestaat uit deze sector, welvarend zijn en deze over het algemeen meer welvarend zijn. De data bestuderend, lijkt het feit dat de verschillende percentages van deze sector in de economie?n van de verschillende landen te klein te zijn om tot een significantie relatie te komen. Daarnaast blijkt dat voor relatief veel ontwikkelingslanden een groot aandeel van de economie verzorgt wordt door deze sector, terwijl in ontwikkelingslanden de Polity score over het algemeen relatief laag is. CorrelatiesPolity% transport, opslag en communicatie (ISIC I)Spearman's rhoPolitycorrelatieco?ffici?nt1.000.058Sig. (2-tailed)..480N160152% transport, opslag en communicatie (ISIC I)correlatieco?ffici?nt.0581.000Sig. (2-tailed).480.N152154HerfindahlOm een beeld te krijgen van de relatie tussen democratie en de concentratie van een economie kan de Herfindahl index gebruikt worden. In dit geval is de Polity score vergeleken met de concentratie van de economie, aan de hand van de Herfindahl-index. Wanneer er perfecte concentratie is en er maar één sector de hele economie vertegenwoordigd, is de index 1. Hoe meer de economie verspreid is, des te lager wordt de Herfindahl index. Onderzocht wordt of de Herfindahl index negatief gecorreleerd is met de Polity score. Bij een hoge index wordt namelijk een lage Polity score verwacht. Dit zou namelijk betekenen dat een geconcentreerde economie en de mate van democratie een negatieve relatie hebben. Het onderzoek wijst echt uit dat er geen significante relatie bestaat tussen de Herfindahl-index en de Polity score. Het onderzoek wijst zelfs uit dat de correlatie positief is. Deze uitkomst is echter niet geheel verrassend en eenvoudig te verklaren. CorrelatiesPolityHerfindahl indexSpearman's rhoPolitycorrelatieco?ffici?nt1.000.145Sig. (2-tailed)..074N160152Herfindahl indexcorrelatieco?ffici?nt.1451.000Sig. (2-tailed).074.N152154Tegenover de relatief grote concentratie van de primaire en secundaire sector in de ontwikkelingslanden, staat een ander feit, dat de gezochte relatie ondermijnt. Zo zijn het juist de ontwikkelde, relatief democratische landen, die een grote dienstensector hebben, die ervoor zorgt dat hun economie ook geconcentreerd is. Deze concentratie resulteert echter, in dit geval niet in minder democratie. De aanwezigheid van een grote dienstensector wijst juist op het bestaan van goede instituties, een stabiele regering en vertrouwen in het land.Nu is gebleken dat het onderzoek naar de concentratie van de economie geen uitsluitsel biedt over de vraag welke invloed de compositie van de economie heeft op de economie, wordt er dieper ingegaan op de rol van de delfstoffen. Waar er namelijk beredeneerd kan worden dat landen met een grote dienstensector over het algemeen relatief ontwikkeld en democratisch zijn, is het tegenovergestelde het geval voor landen die veel delfstoffen exploiteren. Delfstoffen & democratieNu gebleken is dat het opdelen van de economie in verschillende sectoren geen uitsluitsel biedt, wordt de variabele die de compositie weergeeft nader bepaalt. Dat de samenstelling van de economie invloed heeft op de mate van democratie is wel bewezen, maar de afhankelijkheid van een bepaald goed, is dat nog niet. Een voor de hand liggend voorbeeld waarvoor een eventuele relatie gevonden kan worden, is delfstoffen. Voor de exploitanten van de delfstoffen stroomt het geld namelijk binnen, terwijl de rest van de bevolking over het algemeen nauwelijks meedeelt in de inkomsten en er vaak zelfs indirect nadeel van ondervindt. Een van de redenen hiervan is dat door de export van delfstoffen de wisselkoers relatief hoog is, waardoor exporteren lastig wordt. Dit verschijnsel wordt ook wel aangeduid als ‘Dutch Disease’. De rijke exploitanten hebben de middelen om de politiek naar zich toe te trekken en wenden vervolgens hun politieke macht aan om nog meer economische middelen naar zich toe te trekken. Andersom werkt het net zo. De machthebbers gebruiken hun politieke macht om hun marktaandeel te vergroten, bijvoorbeeld door het exploiteren van nieuwe mijnen.Uit veel studies blijkt dat wanneer het inkomen toeneemt, overheden democratischer blijken te zijn. Inkomsten uit delfstoffen blijken hier echter een grote uitzondering op. Als een groter wordend inkomen terug te leiden is naar olie-inkomsten, verdwijnt het democratieproces. Klopt dit? En geldt dit ook voor andere mineralen of alleen voor olie. En wat is het dat dit proces verklaart? Allereerst zal er onderzocht worden wat volgens de data de relatie is tussen de export van delfstoffen en democratie, om dit vervolgens te vergelijken met wat de literatuur voorschrijft. Er is expliciet gekozen voor de export van delfstoffen in plaats van de productie, omdat het overgrote deel van de productie toch ge?xporteerd wordt, maar vooral omdat het juist de export is, waarmee het inkomen wordt verdiend om de macht te consolideren of zelfs uit te breiden. De delfstoffen waarvoor gekozen is in het onderzoek, zijn op te delen in vier groepen:Niet-organische chemicali?n, waardevolle metalen en isotopen---v28Olie, Olieproducten en gerelateerde materialen-----------------------v33Natuurlijk- en gefabriceerd gas------------------------------------------v34Niet-metalen mineralen---------------------------------------------------v66De verschillende groepen zijn gedeeld door de totale export, om zo het percentage uit te rekenen, dat iedere delfstof representeert in de totale export. Deze percentages zijn vervolgens vergeleken met de Polity score. De gezochte relatie, die wederom wordt uitgedrukt in een Spearmancorrelatie, geeft weer in hoeverre beide variabelen elkaar be?nvloeden. Waar deze relatie op berust is wordt vervolgens weergegeven door een aantal uitgevoerde regressies. Spearman’s rang correlatiesVoor de eerste correlatie zijn de vier verschillende delfstofgroepen eerst bij elkaar opgeteld en vervolgens door de totale export gedeeld voor elk land. Dit percentage is vervolg vergeleken met de Polity score. De correlatie laat zien dat er een significantie correlatie bestaat tussen het aandeel van de belangrijkste mineralen bij elkaar opgeteld in de export en de mate van democratie. De correlatie bedraagt -0,429. Wanneer het aandeel delfstoffen in de export toeneemt, neemt de mate van democratie dus af. Met een significantie van 0,00 is er dus bewijs te veronderstellen dat er een negatieve correlatie is.CorrelatiesPolitytotaalSpearman's rhoPolitycorrelatieco?ffici?nt1.000-.429**Sig. (2-zijdig)..000N8383Totaalcorrelatieco?ffici?nt-.429**1.000Sig. (2-zijdig).000.N8389**. Correlatie is significant bij 0.05 niveau (2-zijdig).Wanneer er naar de afzonderlijke correlaties gekeken wordt is de uitslag echter verrassend. De co?ffici?nten van v28,v33,v34 en v66 zijn respectievelijk: 0,096; 0,074; -0,286; 0,402 (opgenomen in de appendix). Nou vallen er gelijk twee zaken op. Waar een negatieve correlatie verwacht wordt voor elk van de delfstoffen volgens de redenering, is slechts de export van olie negatief. Het andere dat opvalt, wanneer naar de significanties gekeken wordt, is dat twee van de correlaties significant zijn. De eerste delfstof die significant is, is de groep met olie-gerelateerde delfstoffen. Dat deze significant is, is conform de verwachtingen en gunstig voor het onderzoek.Dat de niet-metalen mineralen significant zijn is echter opvallender. Dit was anders geweest wanneer het een negatief significante correlatie had betroffen, maar dat is niet het geval. Blijkbaar blijkt uit de data dat wanneer het aandeel van niet-metalen mineralen in de export toeneemt, de mate van democratie ook toeneemt. Wanneer de data nader onderzocht wordt, blijken de gevonden resultaten toch vrij eenvoudig uit te leggen. Waar je bij de verschillende Afrikaanse- en andere ontwikkelingslanden een hoog aandeel niet-metalen mineralen van de export zou verwachten, is dit niet het geval. Dit heeft verschillende redenen. Voor veel van deze landen is er namelijk voor dit jaartal geen data voorradig. Dit simpelweg omdat dit niet werd bijgehouden, maar ook omdat Polity landen, wiens regering in een overgangsfase zit of in een burgeroorlog verwikkeld zijn, niet bedeelt met een Polity score. Een andere reden is dat juist in de ontwikkelingslanden een groot deel van handel in niet-metalen mineralen illegaal verloopt. Zo wordt logischerwijs de handel in bloeddiamanten niet opgenomen in de registers. Dit geldt natuurlijk niet voor andere landen met een hoge v66 score zoals Belgi?, Duitsland en Portugal, waar dit over het algemeen wel netjes wordt verwerkt. Dat er voor de overige delfstofgroepen geen significante uitkomsten zijn, kun je onder hetzelfde kopje plaatsen als de redenen waarom er voor niet-metalen mineralen een positieve correlatie gevonden is. Zo zijn er als gezegd in de data vrij weinig Afrikaanse landen opgenomen, aangezien hierover geen data uit het jaar 1990 bekend zijn. Terwijl het juist deze Afrikaanse landen zijn, die deze delfstoffen exporteren en een lage Polity score hebben. Daarnaast is het aandeel van de verschillende delfstoffen buiten olie, relatief klein waardoor het moeilijker is een relatie te vinden. Een andere reden is dat er in Afrikaanse, en Zuid-Amerikaanse landen waar veel van de delfstoffen gewonnen worden, veel corruptie is, waardoor de handel zich niet uit in de data. Dit geldt dan vooral voor delfstoffen met een hoge intrinsieke waarde zoals diamanten en edelstenen. Voor olie geldt dit natuurlijk niet, aangezien olie een stuk lastiger getransporteerd wordt en een stuk lastiger te verbergen is. Wanneer je naar gas gaat kijken, moet je opmerken dat voor deze delfstof een beetje op zichzelf staat en afwijkt van de theorie. De grootste gasexporteurs zoals Canada, Noorwegen en Nederland blijken namelijk heel erg democratisch. Daarnaast zijn andere grote gasexporteurs als Rusland en Irak niet in de data van 1990 opgenomen. Dit door de politieke gebeurtennissen in die periode, terwijl dit juist de meest schrijnende voorbeelden zijn van de relatie tussen macht en de exploitatie van delfstoffen. RegressiesWanneer er een regressie gemaakt wordt en de Polity score een afhankelijke variabele wordt van de verschillende delfstoffen, krijg je de volgende uitkomst. De regressie geeft vooral weer wat in de voorgaande paragraaf ook al geconcludeerd is, namelijk dat de enige delfstof die een negatief significante invloed heeft op de Polity score, olie is. Wat wel opvalt is dat de niet-metalen mineralen niet meer significant is. Blijkbaar is de invloed die deze groep heeft op de mate van democratie zo klein dat deze niet meer significant is. Wat ook weer opvalt, is de sterkte van de relatie tussen olie-gerelateerde producten en democratie. Bij een totale afwezigheid van olie als exportproduct is er volgens de regressie sprake van een Polity score van bijna 6. Bij een percentage van 10% olie, daalt de Polity score met maar liefst 1,4 punten. Bij een economie waarin olie het enige exportproduct is, is er sprake van een Polity score van -8,85. Co?ffici?nten ModelNiet-gestandaardiseerde Co?ffici?ntenGestandaardiseerde co?ffici?ntentSig.BStd. AfwijkingBeta1(Constante)5.9661.1675.113.000v28-7.2015.670-.126-1.270.208v33-14.8412.708-.556-5.481.000v343.18117.516.017.182.856v6617.90517.469.0991.025.309a. Afhankelijke Variabele: PolityUit het onderzoek blijkt dus de export van delfstoffen weldegelijk effect heeft op de mate van democratie, maar als de delfstoffen nader worden onderverdeeld er alleen nog een significante relatie blijft bestaan voor olie. In de literatuur is er geen totale overeenstemming over de invloed van delfstoffen op de economie, corruptie en democratie.Waar economen het wel over eens zijn, is dat de aanwezigheid van een overvloedige hoeveelheid aan grondstoffen een negatief effect heeft op de economische groei. Zo was in 1970 de export van primaire goederen van ontwikkelingslanden nog voor 80,4% verantwoordelijk voor de totale export. Hoewel dit percentage aanzienlijk is gedaald, komt dit vooral door de opkomst van de verschillende economie?n in Zuidoost-Azi? en een aantal Zuid-Amerikaanse landen. Nog steeds zijn veel landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika afhankelijk van de export van grondstoffen en is voor hun de ‘Resource Curse’ springlevend. Hoewel conclusies over de Resource Curse geen direct bewijs leveren voor de invloed van delfstoffen op democratie, is er toch wel een relatie te verklaren. Zo is een deel van het gebrek aan groei te verklaren door het natuurlijk of gecre?erde ontstaan van monopolies en dus een gebrek aan marktwerking. Een andere aanwijsbare verklaring is de corruptie en het falen van instituties door de afhankelijkheid van grondstoffen. Andere academici deden onderzoek over de directe invloed van olie- en mineralenafhankelijkheid op democratie. Ross onderzocht de directe invloed van olie op democratie en kwam tot vier bevindingen. Allereerst typeert hij de ‘Rentier states’, staten wiens inkomen voor een groot deel afhankelijk is van grondstoffen. Typische voorbeelden zijn de meeste landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De eerste bevinding is dat er voldoende bewijs is te veronderstellen dat olie democratie ondermijnt, hetgeen overeen komt met wat eerder onderzocht is. Daarnaast concludeert Ross dat de invloed van de vondst van olie op de mate democratie groter is in relatief arme landen en op landen waar nog niet eerder olie gevonden is.De tot nu toe getrokken conclusies waren al in eerder onderzoek getrokken, maar Ross voegt eraan toe dat de relatie niet alleen opgaat voor lande in het Midden-Oosten, maar ook voor landen in Noord-Afrika en andere werelddelen. Een belangrijke conclusie van Ross, die niet overeenkomt met onze eerdere bevindingen, is dat er ook bewijs is voor een relatie met betrekking tot niet-brandstoffen. Zo vindt Ross dat ook grote mineraalexporteurs in Afrika, Azi? en Zuid-Amerika relatief ondemocratisch zijn. De vierde bevinding heeft betrekking op het causale mechanismes die de exploitatie van olie aan autoritaire regimes linken. Het ‘winst effect’ bestaat uit de veronderstelling dat overheden lagere belastingen kunnen heffen, tegenover hoge uitgave door het inkomen verkregen door de export van olie. De redenering hierachter is dat de roep om democratie verzacht wordt, door het relatieve voordeel dat de bevolking heeft door deze vorm van belastingpolitiek. Het ‘repressie effect’ houdt in dat overheden olie-inkomsten gebruiken om binnenlandse veiligheidsdiensten te financieren, die de roep om democratie moeten onderdrukken. Het ‘modernisatie effect’ schrijft voor dat doordat het land onderontwikkeld blijft en weinig arbeidskrachten doordringen tot de industri?le en service sector, de kracht achter de roep om democratie gering blijft. Voor alle drie de mechanismen is significant bewijs gevonden. Voor onderzoek naar de exploitatie van mineralen is de uitkomst anders. Er is namelijk alleen significant bewijs gevonden voor het winst effect slechts licht bewijs voor het modernisatie effect, terwijl er voor het repressie-effect geen bewijs gevonden is. Tsui doet in zijn paper ook onderzoek naar de achtergrond van de relatie tussen olie en democratie. Hij stelt dat het belangrijk is te realiseren wat de implicaties zijn van democratie, namelijk de verdeling van middelen, de distributie van welvaart en buitenlandse politiek, aangezien democratische en non-democratische overheden hier verschillend in handelen. Volgens Tsui zorgen olie inkomsten voor een drijfveer voor dictators en overheden om de staat te monopoliseren. Zo kun je redeneren dat de invloed van olievondsten op bestaande democratie?n kleiner is, omdat het in democratie?n erg lastig is om de macht van andere politieke krachten in te dammen. ConclusiesIn deze paper heb ik gepoogd antwoord te geven op de vraag of de compositie van de economie invloed heeft op de mate van democratie. Het idee hierachter is dat wanneer een land afhankelijk is van een bepaalde sector, een grotere kans heeft om minder democratisch te zijn, omdat de economie verankerd is in deze sector. Doordat het kapitaal geconcentreerd is in deze sector, bevindt zich hier ook veel economische macht. Deze economische macht uit zich weer in politieke macht en minder diversiteit en minder politieke omslag. Allereerst is geprobeerd een aantal verbanden te ontdekken door middel van dataonderzoek. Hierbij is telkens de Polity score vergeleken met een aantal variabelen, die ieder op een bepaalde wijze de compositie van de economie weergeven. In eerste instantie bleken er bezwaren voor de methode van een verdeling van de economie in verschillende sectoren. Uit het onderzoek bleek dat er wel significante verbanden werden gevonden voor de relatie tussen visserij ,bosbouw, jacht en agricultuur en democratie, net als voor de relatie tussen mijnbouw & constructie en democratie. Het probleem met deze uitkomsten was echter, dat ze niet als zodanig ge?nterpreteerd kunnen worden, aangezien andere variabelen de relatie verstoren. Een voorbeeld hiervan is het verband tussen onderontwikkeling en het aandeel van de primaire sector in de economie. Dit gegeven zegt dus wel iets over de relatie tussen de compositie van de economie en de mate van democratie, maar niet naar de gehele uitkomst waarnaar gezocht wordt. Dit is namelijk dat de mate van concentratie van een economie zelf, op de mate van democratie. Om dit verband te vinden is overgegaan op het gebruik van de Herfindahl–index, maar wederom leidde dit niet tot bewijs op een eventueel verband. De index gaf namelijk geen significant verband weer tussen de geconcentreerdheid van een economie en de Polity score. Aangezien er geen significante uitkomsten te noteren waren, is er overgegaan op het verband tussen democratie en de export van delfstoffen. Over dit verband bestond er namelijk literatuur en konden toch een aantal conclusies getrokken worden, omtrent de relatie tussen de compositie van de economie en de mate van democratie. Uit correlaties en regressies is gebleken dat er van alle delfstoffen alleen tussen olie en democratie een significant negatieve aanwijsbare relatie aan te wijzen was. Afsluitend geeft de literatuur nog een aantal inzichten omtrent de achtergrond van de verschillende relaties en ook een tegenstelling. Zo is er ook een relatie tussen export van mineralen en democratie gevonden. DiscussieDeze scriptie geeft antwoord op de vraag of er een link bestaat tussen de mate van democratie en de compositie van de economie van dat land. De conclusie hierover is tweedelig. Enerzijds is er wel bewezen dat er een link is en ook deel waarop deze link gebaseerd is. De redenering dat de mate van democratie afhangt van de concentratie van de economie van dat land is echter niet gestaafd met bewijzen. In vervolgonderzoek kan er gepoogd worden om dit verband toch te vinden. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door de economie nog veel verder op te delen in sectoren, of zelfs goederen. Hierbij is het wel aan te raden dat de rol van de dienstensector niet opgenomen wordt in de data, omdat deze een eventuele relatie zou ondermijnen. Verder kunnen de data wat betreft de primaire en secundaire sector verder worden uitgebreid en onderverdeeld, om nog een accurater beeld te geven. Naast de genoemde uitbreidingen zouden ook de onderzoeksmethoden uitgebreid en verbeterd kunnen worden, om een breder en accurater beeld te geven. AppendixCorrelatiesPolityv28Spearman's rhoPolitycorrelatieco?ffici?nt1.000.074Sig. (2-zijdig)..507N8383v28correlatieco?ffici?nt.0741.000Sig. (2-zijdig).507.N8389CorrelatiesPolityv33Spearman's rhoPolity4correlatieco?ffici?nt1.000-.286**Sig. (2-zijdig)..009N8383v33correlatieco?ffici?nt-.286**1.000Sig. (2-zijdig).009.N8389**. Correlatie is significant bij 0.01 niveau(2-zijdig).CorrelationsPolityv34Spearman's rhoPolitycorrelatieco?ffici?nt1.000.096Sig. (2-zijdig)..388N8383v34correlatieco?ffici?nt.0961.000Sig. (2-zijdig).388.N8389CorrelatiesPolityv66Spearman's rhoPolity4correlatieco?ffici?nt1.000.402**Sig. (2-zijdig)..000N8383v66correlatieco?ffici?nt.402**1.000Sig. (2-zijdig).000.N8389**. Correlatie is significant bij 0.01 niveau(2-zijdig). Verwijzingen ................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download