A



G

ga - echtgenoot, echtgenote, gade, gemaal, gemalin, man, verdwijn, vrouw

gaaf - foutloos, gave, geheel, goed, (ge)heel, gezond, intact, integer, maagdelijk ongerept, ongeschonden, onschuldig, onverlet, perfect, rein, volledig, volmaakt, zuiver

gaafheid - ongeschondenheid, volledigheid

gaai - doelvogel, meerkol, mikvogel, spotvogel

gaal - galle, glee, kattedoorn, nachtegaal, onstuimig, ruw, slijtplek

gaan - afreizen, lopen, marcheren, trekken, tijgen, verdwijnen, vertrekken, voortbewegen, vooruitkomen, weggaan

gaan begrijpen - dagen

gaan bewonen - betrekken, intekken

gaand - indringend

gaande - bezig

gaanderij - galerij, tribune, zuilengang

gaandeweg - allengs, altermet, langzaamaan, langzamerhand, weldra,

gaan langs - passeren

gaan liggen - bedaren, luwen

gaan naar - begeven, bezoeken

gaan wandelen - kuieren, lopen

gaan zien - bezoeken

gaap - geeuw

gaapbeen - tongbeen

gaapstok - luiaard, sufferd

gaar - afgemat, bereid, beu, eetbaar, gebraden, gekookt, gestoofd; moe, vermoeid

gaar maken - braden, garen, koken

gaard - boomgaard, hof, hortus, lusthof, park, tuin, wijngaard

gaarde - tuin, hof, hortus, lusthof, park

gaardenier - hovenier, tuinman, tuinier

gaarder - ontvanger, rentmeester

gar en korstig maken - braden

gaarkeuken - ganeum, ordinaris, spijshuis

gaar maken - braden, koken

gaarne – alstublieft, begerig, bereidwillig, geerne, graag, gretig, liever, veeleer

gaarne lerend - leergierig, weetgierig

gaarne willen doen - bereid

gaarte - gaarheid

gaas - vlechtwerk

gaas voor borduurwerk - stramien

gaasachtig weefsel - grenadine, tule

gaasdoek - kamerdoek

gaaslinnen - jute

gaasstrook - tampon

Gaasterland, kunstvorm in - klif

gaat aan de kost vooraf - baat

gaat aan het scheren vooraf - inzepen

gaat heen - voort

gaatje - perforatie

gaatje in de huid - potie

gaatjesdragers - foraminiferen, krijtdiertjes

gaatjeskaas - rijzer

gaatjes maken - perforeren

gaatjeszwam - buiszwam

gaat niet door - veto

gabaar - lichter, modderschuit, praam

gabber - kameraad, deelgenootkerel, kornuit, maat, makker, deelgenoot, vent

gabbertaal - dieventaal

Gabon, bevolkingsgroep in - Bakalai, Bakota, Bateke, Mpangwe, Oeroengoe

Gabon, hoofdstad van - Libreville

Gabon, inwoner van - Gaboener, Gabonees

Gabon, rivier in - Ogowe

gade - eega, echtgenoot, echtgenote, gemaal, gemalin, levensgezel, man, vrouw, wederhelft

gade van Achab - Izebel

gede van Admefus - Alcestis

gade van Aegir - Ran, Rana

gade van Aeneas - Lavina

gade van Agamemnon - Clytamnestra

gade van Ahasverus - Esther

gade van Alexander de Grote - Roxana

gade van Alphons XIII - Ena(spanje)

gade van Amphion - Niobe

gade van Arminius - Thusnelda

gade van Athamas - Emino, Ino

gade van Augustus (keizer) - Livia

gade van Baäl - Astarte

gade van Balder - Nanna, Idoena, Iduna

gade van Boreas - Orithyia

gade van Cadmus - Harmonia

gade van Caesar - Cornelia

gade van Claudius - Agrippina, Messalina

gade van Cronos - Rhea

gade van de Trojaanse held Hector - Andromache

gade van een hertog - hertogin

gade van een sultan - sultane

gade van Freyr - Gerda

gadevan Germanicus - Agrippina

gade van Hector - Andromache

gade van Heracles - Hebe

gade van Hercules - Deianira

gade van Jason - Medea

gade van Jupiter - Juno

gade van Kama - Rati

gade van koning Arthur - Guinevere

gade van Laius - locaste

gade van Mars - Neria

gade van Menelaos - Helena

gade van Nero - Octavia

gade van Oberon - Titania

gade van Oceanus - Tethys

gade van Odin - Fria, Frigga

gade van Odysseus - Penelope

gade van Orfeus - Eurydice

gade van Osiris - Isis

gade van Othello - Desdemona

gade van Paris - Oenone

gade van Peleus - Tethis

gade van Perseus - Andromedea

gade van Pluto - Proserpina

gade van Pompeius - Julia

gade van Poseidon - Amphitrite

gade van Priamus - Hecabe, Hecuba

gade van Pyrrhus - Hermione

gade van Romulus - Hersalia

gade van Saturnus - Rhea

gade van Tarquinius - Collatinus, Lucretia

gade van Tyndareos - Leda

gade van Ulyssus - Penelope

gade van Uranus - Gaea

gade van Vishnoe - Sri

gade van Zephyrus - Chloris

gade van Zeus - Hera

gadeloos - ongeëvenaard, onschatbaar, weergaloos

gederen - verzamelen

gadeslaan - aanschouwen, bekijken, bemerken, beschouwen, bespeuren, bespieden, observeren, opmerken, waarnemen

gading - belangstelling, genoegen, lust, zin

gadolinium - gd

gaffel - drietand, hooivork, mestvork, musketvork, reek, riek, snik, stramp, vork

gaffelanker - tuinanker

gaffelantilope - pronghorn

gaffelhert - gaffeler

faffelkruid - boelmansvorken

gaffelsteng - gipskruid

gaffel voor hooi - hooivork

gaffelvormige boomtak - mik

gaffelvormige disselboom - gaffeldissel

gaffelvormige splitsring - bifurcatie

gaffelvormige stutpaal - mik

gaffelvormige tak - stramp

gaffelvormige verdeling van takken - dichotomie

gaffelzeil - achterschoenerzeil, bezaan, brikzeil, grootbarkzeil, voorbarkzeil, voorschoenerzeil

gaga - rijstveld

gagaat - git

gage - bezoldiging, honorarium, inkomen, katje (marine), loon, salaris, scheepsloon, soldij, traktement, verdienste, wedde

gagea - geelster

gagel - kevel, kreupelhout, luiskruid, mirt, pos, posse, possem tandvlees, verhemelte, vlooienkruid

gagement - bezoldiging, pensioen, soldij

gagestaat - loonstaat

gaggelen - kwaken, snateren

gage of salaris - loon

gahonger - geeuwhonger

gajes - canaille, geboefte, gepeupel, gespuis, grauw, janhagel, mensen, plebs, rapalje, schorremorrie, schuim, tuig, uitvaagsel, volk

gal - bitterheid, cholos (Grieks), flegma, haat, kwal, toorn, verbittering, wrevel, wrok,

gala - avondkleding, feestdos, feestgewaad, feesttenue, hofbal, hoffeest, hofkledij, plechtgewaad, statie, staatsiekleding

galabal - hofbal

galachtig - gemelijk, gramstorig, knorrig, somber

galactiet - melkjaspis, melksteen

galactose - melksuiker

galadegen - staatsiedegen

galadiner - banket

galadiner (Hind.Pers.) - durbar

galakoets - statiekoets

galakostuum - rok, smoking, statiegewaad

galaliet - kunsthoorn

galant - aanstaande, amant, attent, beleefd, gedienstig, heus, hoffelijk, hoofs, minnaar, ridderlijk, voorkomend, vrijer, welgemanierd, wellevend

galante man - charmeur, cavalier

galante wereld - demi-monde

galanterie - beleefdheid, hoffelijkheid, hoofsheid, liefdesavontuur, snuisterij, urbaniteit, voorkomendheid, wellevendheid

galanteriewaren - snuisterijen

galantheid - Courtoisie

Galapagos-eilanden, een van de - Albermarle, Baltra, Chatam, Fernandina, Isabela

galapak - staatsiekleding

galappel - galnoot

galareceptie - durbar

galarijtuig - galakoets, staatsiekoets

galbanum - moederhars

galblaasontsteking - Cholecystitis

galbuis - hepaticus

galei - galjoot, roeischip, roeivaartuig, trireem

galei met drie rijen roeiers - trieem

galei met vier rijen roeiers boven elkaar - quadrireem

galei uit de vijftiende eeuw - galeas, galias

galei vormig schip - brigantijn

galeistraf in Frankrijk - bagno

galeivormig schip - brigantijn

galeniet - loodglans

galerij - corridor, doxaal (kerk), etage,gang, gaanderij, grondgang, kunstzaal, liwan (moskee), loggia, loopgang,mijngang, oksaal (kerk), omloop, portiek, porticus, schilderijengang, schouwburgplaats, stoa, tribune, veranda, zuilengang

galerij aan een huis - veranda

galerij in de schouwburg - engelenbak

galerij in kerk - doxaal, kraak, oksaal, tribune

galerij in een kerk (voor zangers) - doxaal, oksaal (r.k.),

galerij om een gebouw - omgang, omloop

galerij om een moskeem - liwan

galerij rondom de gang van een klooster - pand

galettezijde - galettame

galgangontsteking - cholangitis

galg - bretel, draagband, grendel, knip (van een deur), ophanging, strafwerktuig

galgenaas – boosdoener, rakker, schurk

galgenbrok - deugniet, rakker, rekel, schelm

galgenmaal - afscheidsetentje

galgroen - bilivordine

galigaan - cypergras (Sumatra)

galigaangras - cypergras

galilea - voorkerk

galjoot - kofschip

galkleurstof - bilirubine, biliverdine

galkruid – genadekruid, godsgenade

galle - gaal

galletje - broodje

gallig - brommerig, vitterig

Gallisch volk - Carnuten, Insubriërs

Gallische god - Borvo

Gallische priester - Druïde

Gallische volksstam - Lemovices, Limoges

gallium - ga

galm - echo, geluid, klank, nagalm, naklank, resonance, resonantie, toon, (klank)weerkaatsing

galmbord - klankbord

galmei - kalamijn

galmeisteen - galmei, kalamijnsteen

galmen - luiden, resoneren, schallen, schreeuwen, weerklinken

galmgat - bomgat, klankgat

galnoot - galappel, inktappel

galon - belegsel, goudboordsel, passement, sierband, springloop, trens, versiersel

galop - canter, dans, draf, gang, ren, springloop

galopperen - rennen

galserig - ranzig

galsteenziekte - cholelitihiasis

galstoornis - acholurie

galvaniseren - electriseren, opwekken, prikkelen, verzinken

galvet - cholesterol, cholestearine

galvormend diertje - aaltje, galmug, galwesp, mijt, vaderdiertje

galvorming veroorzaakt door de galwesp - bedeguar, hondsrozespons

galwesp - hondsvlieg

galzucht - atrabiliteit, melancholie

galzuur - cholzuur, glycocholzuur

gamba - knieviool

gambade - bokkesprong, luchtsprong

Gambia, bevolkingsgroep in - Foelbe, Joles, Mandingo, Sarahoelis, Wolof

Gambia, hoofdstad van - Banjul, Bathurst

Gambia, munteenheid in - dalasy

Gambiereilanden, een van de - Mangareva

Gambiereilanden, hoofdstad van de – Rikitea

gambiet - zet in het schaakspel

gamboebeer - panda

gamel – eetketel, etensblik, keteltje

Gamélan, citer in de - tjelempang

Gamélan, compositie van de - gending, tembang

Gamélan, gongslag in de - gong-ageng

Gamélan, instrument van de -

4 alus, beri, gade

5 ketuk, luang, rebab, saron

6 betoeg, bonang, gender, kempul, kenong, ketjer, peking, sindèn, suling, tjaruk

7 gambang, gending, kendang, renteng

8 gerongan, ketipung, ketjiter, klendang

9 gong-ageng, tjlempung

10 tjelempang

Gamélan, kernmelodie van de - balungan

Gamélan, leidend instrument van de - gending, klendang

Gamélan, toonschaal van de - pelog, slendra

Gamélanspeler - nyaga

gamma - scala, toonladder

gammavlinder - pistooltje

gammel - lusteloos, oud, vervallen, wrak, ziekelijk

gander - ganzerik, gent, mannetjesgans

gang - allure, beloop, galop, kanaal, loop, loopgraaf, pace, proces, rit, schacht, snelheid, spoed, stap, tocht, tred, tunnel, vaart, verloop

gang (lopen) - corridor, galop, loop, stap, tred

gang (leiding) - buis, doorloop, kanaal, riool, tunnel, weg

gang van een mol - ril, rit, mollegang

gang van een paard - draf, tel(gang), trot

gang van zaken - afloop, beloop, gebeurtenis, toedracht, verloop

gang waar een trap op uitkomt - hal, overloop

gangbaar - algemeen, begaanbaar, courant, gebruikelijk, geldig, gewild, gevraagd, gewettigd, gewoon, geijkt, heersend, reaal, valabel, wettig

gangbaar zijn - koerseren

gangbaarheid - cours, geldigheid, koers, usance, validiteit, zwang gangbare dracht - mode

gangboord - boordpad, halfdek, overloop, waring

gangetje - slop

ganggesteente - diabaas, diarietporfier, syenietporfier

gangleiding - buis, doorloop, kanaal, riool, tunnel, weg

ganglion - peesknoop, zenuwknoop

ganglioom - gezwel (van zenuwcellen)

gangmaken - pacen

gangmaker - animator, motor, pacemaker, pacer, promotor, propagandist, ijveraar, propagandiststimulator, stuwer

gangmaker bij wielrennen - stayer

gang of draf - loop

gang of pas - trede

gang of snelheid - vaart, tempo

gang onder de grond - tunnel

gangreen - koudvuur, versterf

gangspil - aardwind, kaapstander, windas

gangster - bandiet, bendeleider, bendelid, misdadiger

gangtapijt - loper

gangtrap - opgang

gang van een mol – mollengang, rit

gang van een paard – draf, galop, tel, trot

gang van paarden - draf

gang van zaken - beloop, toedracht, verloop

gangverlichting - ganglantaarn

gangwerk in uurwerk - mouvement

gangwiel - vliegwiel

gangwissel - transmissie

gannef - boef, dief, guit, leperd, rakker, schelm, snaak,

gannefen - bedriegen, gappen, wegkapen

gans - al, domoor, gander, ganzerik, ganzenkieken, geheel, gent, gezond, heel, helemaal, totaal, volkomen, volledig, volstrekt

gans die Niels Holgerson droeg - Akka

gansachtige vogel - brandgans, rotgans

ganselijk - gans, (ge)heel, totaliter

gansevoet - mei, melde, milde, milt

gansvogelfamilies - eenden, ganzen, zwanen, zaagbekken

ganzedistel - melkdistel

ganzebloem - margriet

ganzenbloem, gele - goudsbloem

ganzenboer - tolker

ganzegat - broekje

ganzekruid - muur, scheefkruid

ganzemossel - eendemossel

ganzemuur - muur, veldereprijs

ganzenboer - tolker

ganzenjager - tolker

ganzensoort - brandgans, kolgans, ne-ne, rietgans, rotgans, sneeuwgans

ganzenvanger - flapper

ganzenvet - smout

ganzekruid - muur, scheefkruid

ganzerik - gander, gent, mannetjesgans, meerwortel, schijnwortel, tormentil, zilverschoon, zevenblad

ganzesmout - ganzevet

ganzentong - herderstasje

ganzevoetachtig plantegeslacht - melde

ganzevoetachtigen - chenopodiaceae

gapen - geeuwen

gapende snede - glip

gapende snijwond - jaap

gapende wond - jaap

gaper - geeuwer, moriaan

gaperig - geeuwerig, slaperig, suf

gaperschelp - mya, strandgaper

gaping - barst, bres, breuk, gat, geeuw, hiaat, holte, interval, kier, kloof, lacune, leegte, leemte, onvolledigheid, opening, reet, scheur, spleet, weglating

gappen - afpakken, dieven, graaien, grissen, jatten, kapen, ontvreemden, pikken, rampassen, ratsen, rommelen, roven, snaaien, snezen, stelen, struinen, wegnemen, wegpakken,

gapper - dief, rover, steler

gapper(bargoens) - geps, handvol, jatter

gaps - handvol

garage - autostalling, box

garage voor tramwagens - remise

garagehouder - garagist

garagist - garagehouder

garamond - garmond, lettersoort

garanderen - beloven, instaan, verzekeren, waarborgen

garant - borg, waarborg

garant staan - garanderen, waarborgen

garantie - borg, borgstelling, borgtocht, onderpand, verzekering, vrijwaring, waarborg, zekerheid

garantiebedrag - waarborgsom

garant staan - borg, garanderen, waarborgen

garçon - kelner, ober

gard - roe, roede, stok

garde - elite, erewacht, kluster, keurbende, keurkorps, keurtroep, kluster, lijfwacht, stoottroep, veldwachter, wacht

gardenier - tuinier

garderobe - kleding, kleerkast, kleerkamer, kleren, uitzet, vestiaire

gardiaan - kloosteroverste

gardist - dtrijder

gardoe (Ind.) - wachthuisje

gareel - band, breidel, dwang, greel, haam, halsgordel, halsjuk, juk, leiband, lemoen, pressie, trekking, trektuig, tuig

gareellus - treit

garen - bijeen, draad, lezen, sparen, verzamelen

garendielje - braamsluiper

garen, grondstof voor - jute, katoen, wol

garenfabriek - spinnerij

garenklos - spindel, haspel, winde

garenklosje - cops, spoel, spindel

garensoort - breigaren, filamentgaren, jaspé, Kamgaren, naaigaren, rayongaren, strijkgaren, tapijtgaren, vezelgaren, weefgaren

garenspil - spoel

garenweefsel - tule

garenwiel - spoelwiel

garenwinder - haspel

garf - garve, (koren)schoof

garibaldihoed - bolhoed, dophoed, herenhoed

garnaal - (lnd.) oedang

garnaalsoort - steurgarnaal, steurkrab

garnaat (scheepsterm) - hondefok, slaggarnaat

garnalen lijkende schaaldieren - aasgarnaaltjes

garnalennet - saai, saaien

garnalenschuit - kwak, kwakkuil

garneerknoop - sierknoop

garneersel - agrement, belegsel, boordsel, oplegsel, opmaak, versierselzoom

garneersuiker - poedersuiker

garneren - omzomen, opmaken, versieren, uitmonsteren

garnering - agrement, belegsel, boordsel, franje, galon, garneersel, passement, plisée, plooisel, soutache, versiering, versiersel

garnering van bloemen - corsage

garnering van draden - franje, tres

garnier - grenier

garnituur - belegsel, garneersel, keuze, set, sortiment, stel, toebehoren

garnizoen - bezetting, legerplaats, standplaats (mil.afd.)

garoeboom - peperboom

garotteren - binden, wurgen

garstig - galsterig, gortig, misselijk, vinnig, rans, ranzig, walgelijk

garstigheid - gortigheid

garve - band,bos, garf, (graan)opper, korenmijt, (koren)schoof, mandel, schoof, tas,

gas - aardgas, acetyleen, acetyleengas, ammoniak, argon, blauwgas, brandstof, brongas, buta, chloor, edelgas, gasoline, helium, houtgas, neon, kookgas, koolzuur, lachgas, lichtgas, lucht, luchtgas, methaan, moerasgas, mosterdgas, mijngas, nitrogeen, ozon, propaan, radon, stikstof, xenon, waterstof. zuurstof

gas dat blaren veroorzaakt - mosterdgas

gas in buislampen - neon

gas in kolenmijnen - grisou, mijngas

gas met scherpe giftige geur - chloor

gas ter bestrijding van ongedierte - cyaangas

gas uit de grond - aardgas, brongas

gasautomaat - muntgasmeter

gasbelletjes doen opstijgen - kralen, parelen

gasbenzine - gasoline

gasbewegingsleer - aërodynamica

gasbrander - komfoor, bunsenbrander, pit

gasbrander met zeer kleine vlam - microbrander

gasconnade -grootspraak, snoeverij

gasexplosie - gasontploffing

gashouder -, gastank, gazometer

gasketel - gasreservoir

gasklep - smoorklop

gaskool - retortegrafiet

gaslucht - gasreuk

gasmengsel - butaan, propaan

gaspeldoorn - doornstruik, ginster, steekbrem

gasolie - dieselolie

gasoline - benzine, petroleumether

gasontladingslamp - natrlumlamp

gasontploffing - gasexplosie

gaspeldoorn - doornstok, doornstruik, genst, ginster, kattendoorn, steekbrem, ulex

gasreuk - gaslucht

gassen elektrisch geleidend maken - ioniseren

gasser - knoeier, (barg.) varken, viespeuk, zwerver

gassie (dievent.) - muts, pet

gassoort - aardgas, acetyleen, butagas, propaangas

gasstel - kookstel, kooktoestel

gast - bezoeker, eter, gastrolspeler, genodigde, gezel, introducé, invité, kerel, knecht, kwant, leperd, logé, meeëter, slaper, snaak, snuiter, spuitgast, tafelgenoot, vent, visite, vreemde

gast die eerhalve is uitgenodigd - eregast

gastank - gashouder

gasten - bezoek(ers), visite

gastenlokker - runner

gastenpater - hospitarius

gastenverblijf in een klooster - hospies

gastenvertrek - hotelkamer, logeerkamer

gastereren - brassen, slempen

gastheer - hospes, traktant, waard

gasthof - logement

gasthol - logement

gasthuis -hofje, hospitaal, kliniek, ziekenhuis, ziekeninrichting

gastmaal - banket, convivium, diner, feestdiner, feestmaal, festijn, regaal

gastmaal (Fr.) - fête

gast of lege - meeeter

gastplant - epifyt

gastricisme - maagstoornis

gastriloog - buikspreker, ventriloog

gastritis - maagontsteking

gastrofiel - fijnproever, smulpaap

gastrologie - gastronomie

gastronomie - kookkunst

gastronoom - epicurist, gourmand, lekkerbek, smulpaap

gastrotomie - maagoperatie

gastvriendelijk - gul, herbergzaam, mild

gastvrouw - traktante

gastvrij - gul, herbergzaam hospitaliter

gastvrij klooster - hospitum

gastvrij ontvangst - onthaal

gastvrijheid - hospitaliteit, philoxenie

gasverdichter - condensor, compressor

gasvormig element - argon, chloor, ethaan, fluor, helium, koolwaterstof, krypton, negorij, neon, radon, waterstof, xenon

gaswet, opsteller van - Avogadro, Boyle, Dalton

gat - achterste, apertura, bijt, bres, diepte, doorbraak, doorgang, dorp, foramen, gaping, gehucht, hiaat, hol, kont, kuil, leegte, leemte, lek, negorij, oog, opening, put, uithoek, uitholling, uitweg, wak, zitvlak

gat in de muur - bres

gat in een kous - knol

gat in een weg - del

gat in het ijs - bijt, wak

gatenbak - vergiettest

gaten in ijzer slaan - ponsen

gaten maken - boren, hakken

gatenplant - Monstera

gatenplateel - vergiet

gatenteil - vergiet

gaucherie - linksheid, lompheid

gauge - standaardmaat

gauw - aanstonds, algauw, alras, binnenkort, dra, fluks, gehaast, gezwind, kwiek, licht, meteen, ongeduldig, overhaast, overijld, rap, ras, schielijk, slim, snel, spoedig, vlot, vlug, vort, weldra, ijlings

gauwdief - deugniet, guit, schelm, schurk, snaak

gauwdieventaal - bargoens

gauwdieverij - schelmerij

gauw te breken - breekbaar

gauw verslijtend - sleets

gauwerd - sluwaard

gauw kwaad - driftig, opvliegend

gauwheid - behendigheid, slimheid, vlugheid

gauwigheid - inderhaast

gave - aalmoes, aanbieding, aanleg, begaafdheid, begiftiging,

bijdrage, cadeau, donatie, donum, dotatie, douceur, eigenschap, fooi, geest, genie, geschenk, charisma, gift, offer, present, schenking, talent, vermogen

gave aan arme - aalmoes, gift

gave aan de goden - offer

gave van het woord - elokwentie, welsprekendheld

gaviaal - snavelkrokodil

gavotte - dans, muziekstuk

ga weg - verdwijn

gazan - chazan, voorzanger

gazelle - antilope

gazellensoort - gerenuk, impala, springbok

gazen scherm - hor

gazen vrouwenmuts - cornet, kornet, neepjesmuts

gazen weefsel - tule

gazet - courant, dagblad, krant, nieuwsblad

gazeus - koolzuurhoudend

gazeuse - limonade

gazometer - gasmeter

gazon - grasveld, perk

gazongewas - gras

Gdansk, oude naam van - Danzig

ge - u, gij, jullie

geaardheid - aanleg, aard, complexie, geest, gemoed, gemoedsaard, gestel, gesteldheid, groadtrek, inborst, kenmerk, natuur, persoonlijkheid, phyche, temperament, trek, type, zielskracht

geaarzel - gedraai, getalm

geabonneerde - abonnee, intekenaar, lezer

geaccepteerd - aangenomen, aanvaard

geaccidenteerd - heuvelachtig, ongelijk

geaccidenteerd landschap - heuvelland

geaccidenteerdheid - heuvelachtigheid

geaccrediteerd - kredietwaardig

geacheveerd - afgewerkt, zorgvuldig

geacht - aanzienlijk, gezien

geaderd - aderig

geaderd gesteente - marmer

geaderd kalkgesteente - marmer

geadopteerd - aangenomen

geadviseerd - aangeraden, geraden

geaffaireerd - bedrijvig, druk

geaffecteerd - aanstellerig, gekunsteld, gemaakt, gezocht, kostbaar, onnatuurlijk, precieus

geagiteerd - onrustig, opgewonden, zenuwachtig

geaggregeerd - toegevoegd

geagiteerd - onrustig, opgewonden, zenuwachtig

gealiëneerd - waanzinnig

gealimenteerde - armlastige, bedeelde

geallieerden - bondgenoten

gealliëneerd - waanzinnig

gealtereerd - ontroerd

geamuseerd - vermaakt

geanimeerd - druk, gezellig, opgewekt, vrolijk, willig

geankerd - ga

geankerde ton - baak, baken

gearresteerde - arrestant

geaspireerd - aangeblazen

geassocieerde - vennoot

geassumeerd - toegevoegd

geassureerd - verzekerd

geautoriseerd - gemachtigd, gevolmachtigd

geavanceerd - bevorderd, gevorderd, nieuwst, vooruitstrevend

gebaand - begaanbaar

gebaand gedeelte grond - weg, pad

gebaand pad - weg

gebaar - beweging, geestesuiting, geste, gesticulatie, grimas, koddig, manuaal, mime, minne, wenk

gebaar met de hand - gesticulatie

gebaarmaking - gesticulatie, mimiek

gebabbel - gekal, gekakel, gekeuvel, geklets, gelal, gepraat, geratel, gesnap, gesnater, getater, gezeur, klets, kletskoek, kletspraat, praats

gebak - allumet, baksel, banket, beignet, biscuit, bolus, cake, eierkoek, evenveeltje, kantoek, koek, lekkernij, marsepein, moorkop, oliebol, polonaise, rissole, roerom, roomsoes, soes, speculaas, sprits, taaitaai, taart, taartje, tompoes, tulband, vla, vlaai, wafel

gebak uit amandelen en suiker - marsepijn, noga

gebak in bladerdeeg - banket, rissole

gebak van fijn deeg - pastei

gebak van gestadig omgeroerd beslag - roerom

gebak van meel en eieren - koek

gebakje van bladerdeeg gevuld met ragout of jam - rissole

gebakken aardappelen - chips, frites, patat

gebakken aardewerk - keramiek

gebakken bouwsteen - brik

gebakken ei - omelet, spiegelei

gebakken ei met brood en vleeswaren - uitsmijter

gebakken en verglaasde knikker - blinkerd

gebakken karamel - ulevel

gebakken klei - aardewerk

gabakken kransje - koekje

gebakken sneetjes wit brood - wentelteefjes

gebakken steen - baksteen, brik, flagstone, kareel, klinker, mop, tegel, tichelsteen, ijzelmop,

gebakken vloersteen - tegel

gebakken vloertegel - estrik, plavuis

gebakken vuurvaste klei - chamotte

gebalde hand - vuist

gebalder - geraas

gebalk - ia

gebalsemd stoffelijk overschot - gebang (Jav.), mummie,

gebaren - gesticuleren

gebaren maken - gesticuleren

gebarenkunde - pantomimiek

gebarenkunst - mime, mimiek, pantomime

gebarenspel - gesticulatie, mime, mimiek, pantomime

gebarenspeler - mimicus

gebarenspelers - mimen

gebarentaal - mimiek

gebarentaci - mimiek

gebarsten - gebroken, rap, stuk

gebarsten glazuur of emaille - craquelé

gebaseerd - gefundeerdgegrond

gebazel - geklets, gewauwel, gezeur, gezanik, prietpraat, radotage, wartaal

gebbe - ruitwagen, slaghaan steekhaan

gebed - angelus, avemarij bede, avondgebed, bee, kaddisj, metten, middaggebed, morgengebed, paternoster, smeekbede, smeking, verzoek, vesper

gebed der Mohammedanen - namaz

gebed der 9e ure - none

gebed in de mis - oratie, oremus

gebed na het eten - gratias

gebed (R.K.) - oratie

gebedel - geschooi

gebeden, vroege - metten

gebeden gedurende negen dagen - noveen, novene

gebedenboek - breviarium, brevier, getijboek, kerkboek, liturgie, missaal, passieboek, rubicella

gebedenboek (R.K.) - diurnaal

gebedenhuisje - bidkapel

gebedenkamer - bidcel

gebednis in een moskee - mihrab

gebedsinrichting - kibla

gebedsmantel - tallieth

gebedsriemen - tefillin

gebed opzeggen - bidden, danken

gebedsruimte - kapel

gebed van de Moslim - Namaz

gebeeldhouwd - expressief, plastisch, sculpsit

gebeeldhouwde strook boven de wand - fries

gebeente - beenderen, bot, geraamte, graat, karkas, knook, rib, rif, skelet, wervel

gebeier - gebengel, geklep, gelui

gebelgd - beledigd, boos, gebeten, gepikeerd, kwaad, nijdig, ontstemd, toornig, verbolgen, verstoord

gebenedijing - heiliging, wijding, zegening

gebergte - Alpen, Andes, Apennijnen, Eifel, Himalaya, Harz, Ida, Karpaten - Kaukasus, Libanon, Oeral

gebergte in Afrika – Adamawa, Atlas, Bongo, Mitumba

gebergte in Amerika - Andes, Alleghenies Apalachen

gebergte in Arabië - Sinaï

gebergte in Australië - Olga

gebergte in Azië - Altai, Himalaya, Inatigebergte, Irangebergte, Karakorum, Libanon Sinaï

gebergte in België - Ardennen

gebergte in Bulgarije - Rhodope

gebergte in Canada - Rotsgebergte

gebergte in Chili - Aconcagua

gebergte in China - Nansjan, Tiensjan

gebergte in Duitsland. - Eifel, Harz,Taunus, Hunsrük, Zevengebergte

gebergte in Duitsland en Tsjechoslowakije - ertsgebergte

gebergte in Europa - Alpen, Ardennen, Apennijnen, Balkan, Dolomieten, Eifel, Grampian, Harz, Hunsruck, Jura, Karpaten, Karst, Kaukasus, Oeral, Parnon, Pindus, Pyreneeën, Tatra, Taygetos, Taunus, Vogezen

gebergte in Frankrijk - Jura, Pyreneeën, Vogezen

gebergte in Griekenland - Pindus

gebergte in Groot-Brittannië - Dartmoor

gebergte in India - Himalaya, Karakorum

gebergte in Israël - Karmel

gebergte in Italië - Apennijnen, Dolomieten

gebergte in Klein-Azië - Libanon

gebergte in Marokko - Atlas, Bani, Rif

gebergte in midden-Azië - Pamir

gebergte in midden-Europa - Alpen, Karpaten, Sudeten, Tatra

gebergte in Midden-Oosten - Libanon

gebergte in Noord-Afrika - Atlas

gebergte in Noorwegen - Jotunheimen

gebergte in Oostenrijk - Alpen, Bregenzerwoud, Kaisergebergte, Schneeberg, Wetterstein

gebergte in Pakistan - Karakorum

gebergte in Palestina - Karmel

gebergte in Perzië - Seistan, Serhad, Zagros,

gebergte in Polen - Tatra, Woudkarpaten,

gebergte in Polen en Tsjechoslowakije - Reuzengebergte, Sudeten

gebergte in Rusland - Oeral, Kaukasus

gebergte in Schotland - Grampian

gebergte in Spanje - Pyreneeën, Sierra

gebergte in Suriname - Brokopondo, Bakhuysgebergte

gebergte in Tibet - Himalaja, Tanglaha

gebergte in Tsjechoslowakije - Erstgebergte, Karpaten, Reuzengebergte, Sudeten, Tatra, Woudkarpaten

gebergte in Turkije - Taurus

gebergte in de Sahara - Ahagger, Hogar

gebergte in de Sudeten - Tatra

gebergte in het midden-Oosten - Libanon

gebergte in Zuid-Afrika - Baviaanskloof, Drakensberge, Kompasberge, Piketberge, Sneeberge, Winterberge

gebergte in Zuid-Amerika - Andes

gebergte in Zwitserland - Alpen, Jura,

gebergte op Kreta - Ida

gebergtebeschrijver - orograaf

gebergtebeschrijving - orografie

gebergte-etage - alpiene-etage, coliene-etage,

montane-etagenivale-etage, subalpiene-etage

gebergtekunde - orognosie, orologie

gebergteleer - orologie

gebergtevorming - orogenese, plooiing

gebeten - boos, fel, gebelgd, kwaad, nijdig, toornig, verbitterd, verbolgen, vergramd, verstoord, woedend

gebeuk - gebons, gestoot

gebeul - gekwel, gemartel

gebeurd - afgelopen, gedaan, voorbij

gebeurde - factum

gebeuren - geschieden, overkomen, passeren, plaatsgrijpen, plaatshebben, plaatsvinden, toedragen, toegaan, voorkomen, voorvallen, wedervaren

gebeuren met - bejegenen

gebeurlijk - eventueel, ev., mogelijk

gebeurlijkheid - eventualiteit, mogelijkheid

gebeurtenis - avontuur, belevenis, casus (Lat.), episode, evenement, feit, gebeuren, geschiedenis, geval, historie, lotgeval, tafereel, toedracht, verschijnsel, voorval

gebeurtenissen - daden, feiten

gebied - aanleg (rechtbank), ambtsgebied, areaal, contrei, district, domein, erf, gewest, gezag, grondgebied, heerschappij, kreits, kring, land, landschap, landstreek, macht, rayon, regio, region, ressort, revier, ring, rijk, satrapie, sfeer, staat, stad, streek, terrein, territorium, veld, werkkring, zone

gebied begroeid met rietplanten - gors, rietland

gebied dat eigendom is van een of meer staten - condominium

gebied dat onder de ban staat - banaat

gebied dat tussen twee hoge en twee lage drukgebieden - zadelgebied

gebied der ongelovigen - Ipi

gebied door een munteenheid beheerst - areaal

gebied in Midden-Oosten - Afghanistan, Arabië, Armenië, Egypte, Irak, Iran, Israël, Jordanië, Koeweit, Libanon, Turkije

gebied in Oceanië - Samoa

gebied in oorspronkelijke staat - reservaat

gebied in Zuid-Afrika - Natal

gebied met gelijke invoerrechten - tolgebied

gebied met bepaalde flora - bioom

gebied met bepaalde flora en fauna - bioom

gebied met een oppervlakte gelijk aan een zesde van al het vaste land - U.S.S.R

gebied of streek - zone

gebied om grote stad - banlieue

gebied op de grens. van Brabant en Limburg - Peel

gebied op Sumatra - Deli

gebied van de dichtkunst - parnassus

gebied van een baron - baronie

gebied van een Markies - markizaat, marktgraafschap

gebied van een Meier - meierij

gebied van een Temeie - areaal

gebied van lage luchtdruk - depressie, trog

gebied waar men in de oudheid de Olympische spelen hield - Elis

gebied waarover de rechtsmacht van een persoon of lichaam zich uitstrekt - jurisdictie

gebieden - bevelen, bevelvoeren, commanderen, gelasten, heersen, heten, noemen, offeren, opdragen, ordenen, (toe)wijden, verplichten, vorderen, zeggen

gebiedend - bindend, dictatoriaal, dwingend, imperatief, imperieus, noodzakelijk

gebiedende wijs - imperatief

gebieder - bevelhebber, gezaghebber, heer, heerser, hoofd, koning, leider, leidsman, machthebber, meester, vorst, imperator

gebiederschap - heerschappij

gebiedsdeel - staatsgebied

gebiedster -beminde, bevelvoerster, domina, heerseres, meesteres, uitverkorene

gebiedsuitbreiding - anexatie

gebijt - geknabbel

gebimbam - beieren, gebeier, klokgelui

gebint - balkwerk, dakspant, dakstoel, kapstijl, spant,

gebintbalk - bintbalk, hanebalk

gebit - bit, dentuur, mondstuk

gebit, deel van het - hoektand, kies, maalkies, snijtand, tand

gebit en leidsel - toom

gebitknop - spang

gebitsdeskundige - dentist

gebitsregulatie - orthodontie

gebitverzorger - tandarts

geblaas - gepoch, gesnoef

gebladerte - groen, lommer, loof, lover

gebladerte van eiken - eikenloof

geblakerd - verbrand

geblazen voorwerpen in de koeloven verzorgen - pleger

gebleekte dunne katoenen stof - renforce

geblèr - gehuil

geblesseerd - bezeerd, blasé, gekwetst, geraakt, getroffen, gewond

geblesseerde - gewonde

gebliksem - geharrewar, gezanik, gezeur

gebloemd neteldoek - doerias

geblokkeerd - afgesloten, ingesloten, omsingeld, vast

gebloosd - blozend

gebluf - gasconnade, gesnoef, gepoch

gebluste kalk - calciumhydroxyde

gebocheld - bultig, gebult

gebocheld iemand - bochel, bultenaar

gebochelde - bochel, bultenaar, krates

gebochelde van Parijs - Quasimodo

gebod - afkondiging, bevel, bevelschrift, commando, dienstbevel, dienstorder, drink, eet, ga, injunctie, irade, kom, last, legerorder, machtwoord, mobilisatiebevel, oekase, opdracht, oproep, oproeping, order, regel, sta, voorschrift, verordening, verordering, voorschrift, weg, wet

gebod - drink, eet, ga, kom, sta, weg

gebod voor militairen - commando, dienstbevel

geboefte - addergebroed, crapule, gajes, gebroed, gepeupel, gespuis, geteisem, janhagel, schoft, schorem, schorremorrie, schuim, slangegebroed, triefel, tuig, uitvaagsel

geboeid - aandachtig, gebonden, geketend

gebogen - gekromd, gewelfd, krom, rond

gebogenbalk - krommer

gebogen balk van een scheepsromp - rib, spant

gebogen been - rib, rif

gebogen blaashoorn - bugel, kornet, piston

gebogen buis - bochtstuk

gebogen dolk (Ind.) - rentjong

gebogen haak - kram

gebogen handvat - hengsel

gebogen dolkmes - rentjong

gebogen draadje - kram

gebogen hoorn - bugel, kornet, piston

gebogen houding - gebukt

gebogen kapmes - macheke(lnd.)

gebogen liggen - knielen

gebogen lijn - bocht, curve, haal, kegelsnede, kromme, kromming, krul, parabool, spiraal

gebogen neus - arendsneus

gebogen pen - marlpen

gebogen priem - els

gebogen rand v/e metalen plaat - fels

gebogen slagwapen met een snede - sabel

gebogen stang waar sloepen aan hangen - davit

gebogen stuk hout van een scheepsromp - ribbe, spant, rib

gebogen stuk waaruit een vat is samengesteld - duig

gebogen vlak van kegel - mantel

gebogen werpknots - boemerang

gebogen zoldering - gewelf

gebogen zwaard - kromzwaard,. sabel

gebonden - dik, druk(bezet), latent, liëto (muz.), legato(muz.), lijmerig, onvrij, vast, verborgen

gebonden van spijzen - lobberig

gebonden - afhankelijk, bezet, onvrij, vast

gebondenheid - alliantie, gehechtheid, liaison, plicht, verbondenheid

gebons - geklop, gebeuk, gestoot

geboomte - boom, boomgewas, bos, bosschage, foreest, Loo, woud

geboord - om boord

geboorte - afkomst, afstamming, baring, bevalling, komaf, rang, stand, wording

geboorteadel in het oude Athene - Eupatriden

geboortenbeperkend middel - anticonceptivum, condoom, pil

geboortebeperking - anticonceptie

geboorte betreffend - nataal

geboorte voorafgaand - prenataal

geboortecijfer - nataliteit, nativiteit

geboortedag - verjaardag

geboortedrank - kandeel

geboortegodin - Eileithyia

geboorteland - vaderland

geboorteleer - tokologie

geboorte voorafgaand - prénataal

geboorteplaats van Abraham - Ur

geboorteplaats van Adenauer - Keulen

geboorteplaats van Alexander - Pella

geboorteplaats van Amphion, Hercules en Pindaru - Thebe

geboorteplaats van Andersen - Odense

geboorteplaats van Apollo - Delos

geboorteplaats van Aristoteles - Stagira

geboorteplaats van Aurelius en Artemis - Rome

geboorteplaats van Bach - Eisenach

geboorteplaats van Baden Powell - London

geboorteplaats van Beethoven - Bonn

geboorteplaats van Boeddha - Kapilavestoe

geboorteplaats van Brahms - Hamburg

geboorteplaats van Brederode - Amsterdam

geboorteplaats van Caspers - Lahaye

geboorteplaats van Christus - Bethlehem

geboorteplaats van Chroetsjow - Kalinowka

geboorteplaats van Columbus - Genua

geboorteplaats van Goethe - Frankfurt

geboorteplaats van Van Gogh - Zundert

geboorteplaats van Haydn - Rohrau

geboorteplaats van Heine - Keulen

geboorteplaats van Jezus - Bethlehem

geboorteplaats van Mendelssohn - Hamburg

geboorteplaats van Mohammed - Mekka

geboorteplaats van Mozart - Salzburg

geboorteplaats van Napoleon - Ajaccio

geboorteplaats van Piet Heyn - Delfshaven

geboorteplaats van Rembrandt - Leiden

geboorteplaats van Rossini - Pesaro

geboorteplaats van Samuel - Rama

geboorteplaats van schepen - dok, scheepswerf

geboorteplaats van Schubert - Lichtenthal

geboorteplaats van Timmermans - Lier

geboorteplaats van Tsjaikowski - Wotkingk

geboorteplaats van Vondel - Keulen

geboorteplaats van Wagner - Leipzig

geboorteplaats van Willem de Zwijger - Dillenburg

geboortesteen - agaat, amethist, beryl, diamant, granaat, jaspis, opaal, robijn, saffier, sardonyx, smaragd, topaas, turkoois

geboortestreek - vaderland

geboorteteken uit de dierenriem - ascendant

geboorteuur - nativiteit

geboortig - aangeboren, afkomstig, afstammend, atief

geborduurde letterlap - merklap

geborduurde rand --feston, festoen

geborduurde zware zijden stof - brocaat, brokaat

geboren - geb. ,ontstaan, voortgekomen

geboren en getogen - grootgebracht, opgegroeid

geborene - kind, kroost, telg

geborgen - beschut, onderdak, veilig, zeker

geborneerd - bekrompen, kleingeestig, kortzichtig

geboterde snede brood - boterham

gebouw - barak, bejaardenhuis, bouwsel, bouwwerk, bungalow, dom, etablissement, fabriek, huis, kantoor, kasteel, kathedraal, kazerne, kerk, loods, monument, museum, opstal, perceeltoren, stationsgebouw, stoomgemaal, toren, woning

gebouw aan de godsdienst gewijd - kapel, kathedraal, kerk, moskee, tempel

gebouw aan wetenschap en kunst gewijd - muzentempel, odeon

gebouw gewijd aan wetenschap of kunst - muzentempel

gebouw met ketels - ketelhuis

gebouw in Amsterdam - RAI, Beurs. Paleis, C.S., Munt

gebouw in Athene - Prytaneum

gebouw voor besmettelijke ziekte - barak

gebouw in Granada - Alhambra

gebouw in Leningrad - Hermitage

gebouw in Londen - Tower

gebouw in Madrid - Prado, Escoriaal

gebouw in Moskou - Kremlin

gebouw in Parijs - Eifeltoren, Elysée, Louvre, Odeon, Sorbonne

gebouw in Rome - Pantheon, Colosseum

gebouw in Rotterdam - Euromast

gebouw in Toledo - Alcazar, Alhambra

gebouw in Washington - Capitool

gebouw in de oudheid voor wedstrijden op kunstgebied - odeon

gebouw van volksvertegenwoordiging - parlement

gebouw voor boeken - bibliotheek

gebouw voor dressuur - circus

gebouw voor kunst – museum, theater, odeon

gebouw voor kunstwedstrijden - odeon

gebouw voor officiële weging - waag

gebouw voor paardrijden - manége

gebouw veer quarantaine - barak

gebouw voor sport - stadion, sporthal

gebouw voor toneelvoorstellingen - theater, schouwburg

gebouw voor vee - stal

gebouw voor wedstrijden op kunstgebied - Odeon

gebouw waar van overheidswege goederen gewogen worden - waag

gebouwencomplex - etablissement

gebraad - kotelet, wildbraad

gebraad van wild - wildbraad

gebrabbel - wartaal

gebraden gehakt vlees - frikadel

gebraden ribstuk - kotelet, karbonade

gebraden runderrib - karbonade

gebraden rundvlees - rosbief, roastbeef

gebraden (stuk) vlees - bout, haas, harst(je), biefstuk, braadstuk, cotelet, karbonade

gebraden vlees (Sp.) - asado

gebraden worden - roosteren

gebral - geklets, gesnoef, gezwets

gebrand en fijn gemalen calciumsulfaat - gips

gebrand gips - pleister

gebrand linnen - tondel, tonder

gebrande gerst - mout

gebrande kalk - calciumoxyde

gebrande klei - chamotte, terracotta,

gebrande oker - sienna

gebrande paardeboon - molleboon

gebrande suiker - buisman, karamel, koffiestroop, noga,

gebrande vuurvaste klei - chamotte

gebrandheid - belustheid

gebras - geslemp

gebreid damesjasje - cardigan

gebreid en geweven ondergoed - lingerie

gebreide kleding voor dames - twinset

gebreide visfuik - kub

gebrek - afwezigheid, armoe, armoede, behoefte, defect, deficientie, derving, euvel, evel, faal, feil, fout, gemis, imperfectie, indigentie, kommer, krapte, krimp, krimping, kwaad, kwaal, leemte, manco, mangel, mankement, misere, misslag, misstap, nood, nooddruft, ondeugd, ongemak, ongerechtigheid, ongesteldheid, ontbering, ontstentenis, onvoldoendheid, onvolkomenheid, onvolmaaktheid, schaarste, tekort(koming), vergissing, ziekte, zonde,

gebrek aan begrip - onbegrip

gebrek aan bloedkleurstof - anemie

gebrek aan eenheid - pluriformiteit

gebrek aan eetlust - anorecie, digotrofie

gebrek aan erkentelijkheid - ondank

gebrek aan eten - voedseltekort

gebrek aan fijn gevoel - onkies

gebrek aan flinkheid - slapte

gebrek aan gal - acholie

gebrek aan geld - armlastig

gebrek aan goede wil - onwil, weerspannigheid

gebrek aan moed - lafheid

gebrek aan muzikaal gehoor - amusie

gebrek aan ondervinding - apirie, aporie, onbedrevenheid, onervarenheid

gebrek aan overeenstemming - disharmonie

gebrek aan regen - droogte

gebrek aan ruimte - plaatsgebrek

gebrek aan speeksel - asialie

gebrek aan vitamine B - beriberi

gebrek aan vitamine C - scheurbuik, scorbuut

gebrek aan vitamine D - rachitis

gebrek aan vitaminen - avitaminose

gebrek aan voedsel - asipie, honger

gebrek aan wilskracht - aboulie

gebrek aan wind - blak

gebrek bij een paard - ezelskruis, reebeen

gebrek in gegoten ijzer - gal

gebreke (in) - immora, mora, nalatig, verzuim

gebrekkelijk - gebrekkig

gebrekkig - armoedig, behoeftig, defectueus, decaduc, decrepitus, efectief, gehandicapt, halfbakken, houterig, hulpbehoevend, hulpeloos, imparfait, imperfect, invalide, kaduk, kaduuk, krukkig, kwalijk, lacuneus, mank, misdeeld, mismaakt, misvormd, onbeholpen, ondeugdelijk, onhandig, imparfait, onvolkomen, onvolledig, onvolmaakt, onvolwaardig, primitief, slecht, stumperig, stuntelig, verminkt, vicieus, zwak

gebrekkige - invalide

gebrekkig krukkig - stuntelig

gebrekkig lopen - strompelen, hompelen, mank

gebrekkig lopend - mank

gebrekkig lopende - manke

gebrekkig (onhandig) persoon - stuntel

gebrekkig praten - brabbelen, stamelen, stotteren

gebrekkig spreker - stamelaar

gebrekkige - invalide

gebrekkige hartwerking - asystolie

gebrekkige reukzin - parosmie

gebrekkigheid - caduciteit, infirmiteit, invaliditeit, kaduciteit

gebrekziekte - avitaminose, beriberi, scheurbeuk

gebries - gebrul

gebrocheerde stof - broché

gebroddel - geknoei, knoeiwerk

gebroed - broedsel, broeisel, geboefte, gedierte, gespuis, kroost

gebroederlijk - samen

gebroeders - Gebr.

gebroken - defect, dof, futloos, haperend, kapot, refractair, stuk, teleurgesteld, terneergeslagen

gebroken akkoord - arpreggio (muz.)

gebroken boekweit - grut

gebroken gang van paard - middelgang

gebroken eens gegeven woord - woordbreuk

gebroken gerst - gierst, gries

gebroken getal - breuk

gebroken glas - scherven

gebroken graan - gries, grut

gebroken iemand - geslagene

gebroken kap op een huis - mansardedak

gebroken mout - gries

gebroken plaats - breuk

gebroken praten - haperen, haspelen, stamelen, stotteren

gebroken taal - kromtaal

gebroken tarwe - griesmeel

gebroken steen - puin, steengruis, steenslag

gebroken waar - brekage

gebroken woord - woordbreuk

gebrom - gekijf, gegrom, geknor, gemopper, genurk, gesnor

gebruik - aanwending, adat, besteding, emplooi, formaliteit,

genot, geplogenheid, gewoonte, manier, mode, mos(mores), nuttiging, regel, rite, traditie, uitgave, usage, usance, usantie, usus, zede, zwang

gebruik in kerk - ceremonie

gebruik in kleding - mode

gebruik maken van wisselend vervoer - pendelen

gebruik van listen - trucage

gebruik van meer woorden dan nodig is - pleonasme

gebruik van zinnebeelden - allegorie, allegorisme

gebruikelijk - gangbaar, gewoon, habitueel, in, normaal, normaliter, gemeenlijk, ordinair, ritueel, traditioneel, usueel

gebruikelijke betalingstermijn - uso

gebruiken - aangrijpen, aanvatten, aanwenden, bedienen, behandelen, benutten, besteden, bezigen, brillen, cons, consumeren, employeren, eten, hanteren, innemen, mores, nemen, nuttigen, toepassen, uitoefenen, utiliseren, verorberen, verplaatsen, verstoken, vervolgen, waarnemen,

gebruiker - consument

gebruiker van rookwaren - roker, smoker

gebruikmaken van twee draden - bifilair

gebruiksartikel van walvisbaard - balein

gebruiksgoed - kleding, machine

gebruiksvoorwerp - mes

gebruikt - benut, gebezigd

gebruikt bij het melken - melkemmer

gebruikt de bakker - bakvorm, bloem, boter, deeg, gist, meel, suiker

gebruikt de boer - eg, karn, ploeg

gebruikt de goudsmid - ank

gebruikt de hengelaar - aas, dobber, hengel, werpmolen

gebuikt de kunstschilder - ezel, kwast, mes, palet, penseel,

gebruikt de naaister - garen, naaimachine, naald, rijggaren, spelden

gebruikt de schilder - kwast, ladder, lijnolie, olie, plamuur, roller, stopverf, terpentine, verf

gebruikt de schoenmaker - els, ijzergaren, leer, leest, schoensmeer

gebruikt de timmerman - hamer

gebruikt de turner - bok, brug, mat, rek, rekstok, ringen, toestel, wandrek

gebruikte Hugo de Groot om te ontsnappen - kist

gebruikte run - bark, kif

gebruis - gehuil, geruis, getier

gebruik van meer woorden dan nodig - pleonasme

gebruind - tanig

gebrijzeld graan - griesmeel

gebrijzeld iets - gruis

gebuikt - corpulent, dik, lijvig

gebukt - gebogen, gekromd, voorover

gebulder van de storm - geloei

geburen - buren, buurlieden, buurlui

geburin - buurvrouw

gecacheteerd – vergezeld

gecalligrafeerd bewijs - oorkonde

gecamoufleerd - verkapt

gecarbureerde lucht - luchtgas

gecastreerd paard - ruin

gecastreerd rund - os

gecastreerd schaap - hamel, weer

gecastreerd varken - barg, borg

gecastreerde bok - hamel

gecastreerde haan - kapoen

gecastreerde harembewaker - eunuch

gecastreerde hengst - ruin

gecastreerde kip - kapoen, poularde

gecastreerde ram - hamel

gecastreerde stier - os

gechargeerd komisch - burlesk

gecharmeerd - bekoord, gevleid

geciviliseerd - beschaafd

gecombineerd - samen, samengevoegd, verenigd

gecommitteerde - gevolmachtigde, lasthebber

gecompliceerd - ingewikkeld

gecompliceerdheid - ingewikkeldheid

geconcentreerd - gebundeld, samentrekking, sterk, versterkt

geconcentreerd aftreksel - essence

geconcentreerde lichtstraal - laser(straal), lichtbundel

gecondenseerd - neergeslagen, ingedikt, verdicht

gecondenseerde damp - dauw

geconfijte schil van een citroen - sukade

geconfijt reepje schil van een sinaasappel - snipper

geconfijte kers - bigareau

geconfijte vruchten - confitures

geconfijte wortelstok van een Ind. Plant - gember, sucade

geconfirmeerd - bevestigd

geconjugeerd - toegevoegd

geconserveerd - ingeblikt, verduurzaamd

geconsferneerd - onthutst, ontsteld, verbaasd

geconsterneerd - onthutst, ontsteld, verbaasd

geconstipeerd - hardlijvig

gecontinueerd - vervolgd, voortgezet

gecostumeerd - verkleed

gecostumeerd feest - maskerade

gecoupeerde hond of paard - mots

gecultiveerd - beschaafd, ontwikkeld, verfijnd, verzorgd

gedaagde - gedagvaarde

gedaagde in (hoger) beroep - geappelleerde, geïntimeerde,

gedaald vertrouwen - miscrediet

gedaan - afgehandeld, afgelopen, fini, gebeurd, geëindigd, gereed, klaar, uit, verhandeld, verricht, voorbij

gedaan en bieden (beurst.) - gb.

gedaan en laten (beurst.) - g.l.

gedaan geven - ontslaan

gedaan krijgen - klaarspelen

gedaante - beeld, fantoom, figuur, geest, gestalte, habitus, houding, leest, lichaam, postuur, schijn, schim, spook, uiterlijk, verschijning, voorkomen, vorm

gedaante geven - formeren, maniëren, vormen

gedaante gevend - plastisch

gedaante onder wit laken - spook

gedaanteleer - morfologie, vormleer

gedaanteverandering - metamorfose, omschepping, transfiguratie, transformatie, gedaanteverwisseling

gedaanteverwisseling - metamorfose, vormverandering

gedaantevorming - anamorfose

gedaas - geklets, geleuter, rimram, zotteklap

gedachte - aandenken, bedoeling, begrip, beraad, beraming, beschouwing, denkbeeld, denkvermogen, dunk, gedachtenis, gepeins, gevoelen, herinnering, idee, inval, mening, nadenken, notie, notitie, oordeel, overdenking, overlegging, overweging, plan, vermoeden, oetstoots, voornemen, voorstellingsvermogen, zienswijze

gedachteloos - achteloos, automatisch,onberaden, onbezonnen, onbewust, ondoordacht, onnadenkend, suf, verstrooid, werktuigelijk, willekeurig

gedachteloos gebruik - sleur

gedachteloos zijn - suffen

gedachteloze naprater - beo

gedachteloze napraterij - psittacisme

gedachtenbeeld - denkbeeld, droombeeld, fantasie, hersenschim, idee

gedachtengang - oogmerk, gedachtenloop

gedachten in slaap - droom

gedachtenis - aandenken, commemoratie, geheugenis, herdenking, herinnering, memorie, relique, souvenir, teminiscentie gedachtenisteken - memento, memoria

gedachtenisviering - commemoratie

gedachtenoverbrenging - telepatie, telepathie

gedachtenuithaal - tirade

gedachtenuiting - opmerking

gedachtelezen - clairvoyance, helderziendheid, telepathie

gedachtelezer - telepaat

gedachteloop - gedachtegang

gedachtestelsel - gnostiek

gedachtewisseling - debat, discussie, dispuut

gedane moeite - poging

gedagtekend - dd, dato

gedagtekend geschrift - cognossement, connossement

gedarmte - ingewanden

gedartel - gehuppel, gestoei

gedagvaarde - gedaagde

gedateerd - antiek, d.d., ouderwets, verouderd, van

gedaver - gedender, gedreun, lawaai

gedebaucheerd - losbandig, ontuchtig, verliederlijkt

gedecideerd - beslist, ferm, flink, vastbesloten

gedecideerdheid - beslistheid, vastberadenheid

gedecimeerd - uitgedund

gedecolleteerd - gedurfd, gewaagd

gedecoreerd - geridderd

gedecreteerd - besloten, vastgesteld, verordend

gedeeld - gesplitst

gedeeld door - deling

gedeeld door twee - gehalveerd

gedeelte - afdeling, brok, deel, episode, fragment, helft, kaveling, kwart, lid, onderdeel, paragraaf, part, partij, portie, segment, stuk, traject, viertel, zone

gedeelte (med.) - portio

gedeelte bij het dakschild - aandak

gedeelte der kleurenleer - epoptica

gedeelte van de mis - canon

gedeelte van de Spaanse hoogvlakte - Morena

gedeelte van een aandeel - certificaat

gedeelte van een boek - paragraaf

gedeelte van een bouwland - akker

gedeelte van een cirkelvlak - segment

gedeelte van een dijk om overtollig water af te voeren - overlaat

gedeelte van een periode - fase, tijdvak

gedeelte van een schouwburg - orkest

gedeelte van een woonvertrek - eethoek

gedeelte van het aangezicht - kin, lip, mond, neus, oog(lid), wang, wenkbrauw, wimper

gedeelte van het anker van een gelijkstroomdynamo - collector

gedeelte van het vaarwater - rak

gedeelte van iets - partij

gedeelte van opmerkzaam maken - attenderen

gedeelte van premie dat men terugkrijgt bij verval van verzekering - restorno

gedeelte van.... - zie deel van

gedeelte van Sumatra - Deli

gedeeltelijk - anderdeels, deels, deelsgewijze, demi, fragmentarisch, half, kwart, onvolkomen, onvolledig, partiaal, partieel, partim, semi

gedeeltelijk van bewegingen beroofd - lam, verlamd

gedeeltelijk kunstmatige vezel - rayon, acetaatrayon

gedeeltelijk samenvallen - overlappen

gedeeltelijk van bewegingen beroofd - lam, verlamd

gedeeltelijk vergoeden - tegemoetkomen

gedeeltelijke breuk – barst, knak, knik, scheur

gedeeltelijke gebitsprothese - bovengebit, ondergebit

gedeeltelijke spierverlamming - pares(i)e

gedeeltelijke verduistering van de maan - (maan)eclips

gedeeltelijke vergoeding - tegemoetkoming

gedegen - beproefd, degelijk, doordacht, ontaard, onvermengd, zuiver

gedegenereerd - ontaard

gedegenereerde - ontaarde

gedegenheid - degelijkheid

gedekt - bevruchtbeschut

gedekte staatsschuld - consola

gedekte tafel - dis

gedelegeerde - aangewezene, afgevaardigde, gemachtigde, gevolmachtigde

gedelgd worden - delging

gedempt - dof, gevoileerd, mat, omfloerst, onderdrukt, wazig, zacht

gedempt (It.) - suffocato

gedempt (muz.) - dof, mat, sordo, zacht, fluisterend

gedender - gedaver

gedender - gedaver

gedenk - memento

gedenk te sterven - m.m.

gedenkblad - historieblad

gedenkboek - memorandum

gedenkdag - jaardaag, verjaardag, herinneringsdag

gedenkdag van een heilige naar wie men genoemd is - naamdag

gedenken - bedenken, herinneren, memoreren,

terugdenken, vieren

gedenkenis -aandenken, gedachtenis, gedenkschrift, gedenkteken

gedenkjaar - jubileum

gedenknaald - obelisk

gedenkpenning - erepenning, kroonmunt, medaille, medalje

gedenkplaat - plaket, plaquette

gedenkschrift - memorandum, memorie

gedenkschriften - memoires

gedenksteen - gedenkteken

gedenkstuk - gedenkteken

gedenkteken - cenotaaf, gedenksteen, megaliet, memoriaal, monument, naald, obelisk, steen

gedenkteken op een graf - epitaaf, grafmonument, grafsteen, tombe, zerk

gedenkteken uit de prehistorie - megaliet

gedenkteken van een overledene wiens lijk men niet heeft - cenotaaf

gedenktijd - epoque

gedenkuitgave - album

gedenkwaardig - commemorabel, memorabel, merkwaardig

gedenkwaardige zaken - memorabilia

gedenkwaardigheden - memorabilia, omemorandum

gedenkzuil - eerzuil, erezuil (fig.), grafzuil, kolom, monoliet, monument, naald, obelisk, pilaar, pyloon, rotszuil

gedeporteerde - banneling

gedeprimeerd - neerslachtig

gedeputeerd - afgevaardigd,

gedeputeerde - afgevaardigde, volksvertegenwoordiger

Gedeputeerde Staten - G.S

gedesillusioneerd - ontgoocheld, teleurgesteld

gedestineerd - bestemd

gedetailleerde beschrijving van iemand - signalement

gedetermineerd - vastgelegd

gedetineerd - gevangen

gedetineerde - gevangene

gedicht - acrosticon, azang, ballade, barancolle, cantate, dicht(stuk), dichtwerk, eeuwzang, elegie, eloge, epode, epos, erimeker, hekeldicht, heldendicht, herderslied, klinkdicht, klinkerd, kwatrijn, leerdicht, lied, lierdicht, limmerick, lofdicht, mengeldicht, ode, pastorale, poème, poëem, poema, poëmata, poëzie, puntdicht, romance, rondeau, rondeel, rijm, slagdijn, sonnet, strofe, triolet, vers, zang

gedicht door de rapsoden voorgedragen - rapsodie

gedicht, eenvoudig - rijm

gedicht in disticha - epode

gedicht van Gorter - Mei, Pan

gedicht over onbedorvenheid – idylle

gedicht van dertien regels - rondo

gedicht van Emants - lilith

gedicht van Frederik van Eeden - Ellen

gedicht van Gorter - mei, pan gedicht van Homerus - Odyssee

gedicht van Kloos - okeanos, rhodopis

gedicht van Ovidius - Fasti

gedicht van Perzisch-Arabische oorsprong - ghazal

gedicht van Tollens - Hondentrouw

gedicht van Verwey - Persephone

gedicht van Virgilius - Enide

gedicht van 4 regels - kwatrijn

gedicht van 8 regels - triolet

gedicht (verhalen) - boerde, Fabliau, lierdicht, lyriek, sproke

gedichtenboek - bundel

gedichtencyclus van Perk - Mathilde

gedichten uit de middeleeuwen - ridderpoëzie

gedichtenverzameling - bundel

gedichtje - rijmpje, versje

gedienstig - behulpzaam, bereidwillig, coulant, dienstvaardig, dienstwillig, faciel, gevoegzaam, hulpvaardig, inschikkelijk, officieus, prevenant, voorkomend

gedienstige - dienares, dienstbode, dienster, dienstmeisje, huishoudster, meid

gedienstigheid - behulpzaamheid, dienstvaardigheid, dienstwilligheid

gedierte - dierage, fauna, gebroed, ongedierte

gedijen - aarden, floreren, groeien, prospereren, reütieren, sarden, slagen, strekken, tieren, wassen

geding - geschil, onderwerp, principaal, procedure, proces, rechtsgeding, rechtszaak, zaak

geding voeren - procederen

geding voerend - procederend

geding voerende partij - litigant

gedissel - gekibbel, gestribbel

gedistilleerde dranken - alcoholica

gedistilleerde kleur - aniline

gedistileerde steenkool - cokes

gedistingeerd - deftig, fijn, voornaam

gedoe - bedoeling, bedrijf, gedoente, gedonder, drukte, geduvel, gezanik, iets, last, leven, moeite, nering, omhaal, omslag, opschudding, raars, soesa, toestand

gedoente - drukte

gedogen - dulden, lijden, ondervinden, toelaten, toestaan, uithouden, verdragen, verduren, vergunnen, veroorloven

gedol - gestoei

gedoofd - uit

gedoopte jood (in Spanje) - maraan

gedorste halmen - stro

gedraaf - draven, gehol, geren, geloop

gedraaid - getordeerd, gewrongen

gedraaide punt prikkeldraad) - distel

gedraaide vorm - torsie

gedraaidheid - torsie

gedraal - getalm

gedrag - allure, bewegingen, bezigheid, compertement, comportement, conduite, doening, gang, gedraging, gedragslijn, habitus, handeling, handelwijze, houding, levenswijze, manier (van doen), oppas, optreden, stijl, verzorging, wandel, zorg

gedragen - breeduit, gebruikt, largo, plechtstatig, sostenuto, statig, tweedehands

gedragen - (muz.) portando

gedragen als een kind - kinds

gedragen tempo - (muz.) sostenuto

gedraging - doening, gewoonte, houding, manier

gedragingen - handelswijze

gedragingen als van gekken - dolhuiskuren

gedragsdecorum - etiquette

gedragskundige - agoog

gedragsleer - enthologie

gedragsleer van dieren en planten - ethologie

gedragslijn - code, fatsoen, grondregel, houding, instructie, mode, moraal, norm, regel, zede

gedragspatroon - handelingen, manieren, optreden

gedragspsychologie - behaviorisme

gedragsregel - canon, fatsoen, gedragslijn, mode, moraal, norm, voorschrift, zede

gedragswetenschap - psychologie, sociologie

gedrang - drukte, foule, gewoel, menigte, mensenmassa, samenscholing, scrimmage, verdrukking, (volks)oploop, volte

gedrang van spelers voor het doel - scrimmage

gedrenkt in vloeistof - nat

gedresseerd - afgericht, beleerd, gedrild, geoefend, getemd

gedreun - bons, bons

gedreven - gebosseleerd, bezield, gehaast

gedrevenheid - bezieling

gedrild - afgericht

gedrocht - gebochelde, draak, gnoom, misbaksel, misgeboorte, monster, ondier, spook, wanschepsel

gedrocht op Kreta - Minotaurus

gedrochtelijk - lelijk, mismaakt, misvormd, monstrueus, monstrum, monsterachtig, wanschapen, wanstaltig

gedrochtelijk wezen - monster

gedrochtelijke grootte - enormiteit

gedrochtelijkheid - misvormdheid, monsterachtigheid, monstruositeit, wanschapenheid, wanstaltigheid

gedrochten - prodigiën

gedrocht op Kreta - Minotaurus

gedrongen - beknopt, compact, geserreerd, gezet, klein, kort, pycnisch

gedrongen van postuur - kort

gedroogd bisonvlees - pemmekan, pemmikan

gedroogd gras - hooi

gedroogd melksap uit papaver - amfioen, opium

gedroogd melksap van de bolletrieboom - balata

gedroogd plantensap - kino

gedroogd vlees - den(g)deng (Indon.)

gedroogd vlees (Indianen) - pemmika(a)n

gedroogd vlees van de kokosnoot - copra

gedroogd zeewier - agar-agar

gedroogde bladeren verzameling - herbarium

gedroogde bloemstengels - saffraan

gedroogde dors - titeling

gedroogde druiven - krenten, rozijnen

gedroogde en gemalen meekrapwortel - krap

gedroogde gerstekiemen - mout

gedroogde halmen - stro

gedroogde heilbotvinnen - raf

gedroogde kabeljauw - klipvis, leug, stokvis

gedroogde leng - stokvis

gedroogde melksappen en hars van de bolletrieboom - balata

gedroogde mest van zeevogels - guano

gedroogde onrijpe vrucht van de pimentboom - piment

gedroogde palmbladeren - kadjang

gedroogde pit van nootmuskaat - pala (Ind.)

gedroogde plantenverzameling - herbarium

gedroogde pruim - pruimedant, pruzel

gedroogde rugvinnen van heilbot - raf

gedroogde rundermest - dungcakes

gedroogde rundermest (Ind.) - gorj

gedroogde schol - braad

gedroogde soepgroente - julienne

gedroogde vis - bokking, stokvis

gedroogde vogelmest - guano

gedroogde vruchten - tuttifrutti

gedroogde vrucht van pimentboom - piment, jamaïcapeper

gedroogde witte pruim - prunel

gedroogde zoden van veenachtige heidegrond - schadde

gedroom - gesuf

gedorste halmen - stro

gedruis - gerommel, herrie, keet, lawaai, leven, onrust, opschudding, rumoer, tumult

gedrukt - bedrukt, bezwaard, depressief, gedrongen, neerslachtig, sip, somber, zwaarmoedig,

gedrukt bericht – bulletin

gedrukt boek - kapitalon

gedrukt geschrift - pamflet

gedrukte lijst v/e universiteit - series

gedrukte plaat - ets, litho, prent

gedruktheid - accablement

gedubbeld garen - tweern

gedubbeld tweedraads garen - twijn

geducht - aanzienlijk, behoorlijk, bijzonder, danig, deerlijk, degelijk, erg, flink, formidabel, gevreesd, geweldig, grondig, hevig, intens, kloek, machtig, ontzaglijk, redoutabel, respectabel, schromelijk, sinister, terdege, vervaarlijk, vreselijk, zeer

geduld - berusting, eupathie, gelatenheid, kalmte, lankmoedigheid, lijdzaamheid, patiëntie, rust, stoicisme, volharding

geduldspelletje - patience

geduld vergende bezigheid - wachten

geduldig – bedaard, duldzaam, gedwee, gelaten, kalm, lankmoedig, lijdelijk, lijdzaam, onderworpen, rustig, toegevend, wee

geduldwerk - borduurwerk (fijn), legkaart, monnikenwerk, naaiwerk (fijn), peuterwerk, patience, priegelwerk, puzzel

gedupeerd - bedrogen, beetgenomen, gefopt

gedupeerde - benadeelde, bedrogene, slachtoffer,

geduren - standhouden, voortduren

gedurende - hangende, in, inter, onder, onderwijl, over, para, staande, terwijl, tijdens

gedurende de dag - daags, overdag

gedurende korte tijd - even

gedurfd - driest, ferm, gewaagd, koen, moedig, overmoedig, riskant, stout, vermetel

gedurfd modern - hip

gedurfde prestatie - bravourstukje, kunststuk, kunstvlucht, stunt

gedurig - aanhoudend, aldoor, almaar, constant, dikwijls, gestaag, gestadig, herhaald, herhaaldelijk, onophoudelijk, permanent, regelmatig, riskant, staag, steeds, steevast, telkens, vaak, vermetel, voortdurend

gedurig aangroeien - voortwoekeren

gedurig toeten - toeteren

geduvel - gedoe, gedonderjaag, gekwel, gelazer, gezanik, herrie

geduw - gedrang, verdrukking

gedwaal - gedool

gedwee - berustend, buigzaam, dienstwillig, docie, dociel, faciel, flexibel, geduldig, gehoorzaam, gelaten, gewillig, gezeglijk, handelbaar, handzaam, inschikkelijk, mak, makkelijk, maniabel, meegaand, onderdanig, onderworpen, slaafs, soepel, soumis, tam, tractabel, volgzaam, week, zacht, zoet

gedweeheid - buigzaamheid, dociliteit, flexibiliteit, gewilligheid, handzaamheid, makheid, meegaandheid, onderdanigheid, onderworpenheid, passiviteit, slaafsheid, tamheid, volgzaam(heid), weekheid, zachtheid

gedweep - exaltatie, fanatisme, geestdrijverij, idolatie, zelotisme

gedwongen - compulsief, geforceerd, gegeneerd, gekunsteld, gemaakt, genoodzaakt, gezocht, kunstmatig, node, onnatuurlijk, onvrijwillig, onwillig stijf, tegen, verplicht

gedwongen afzondering - arrest, celstraf, quarantaine

gedwongen door geweld - v.c. (vi coactus)

gedwongen keuze - alternatief

gedwongen ligtijd - quarantaine

gedwongen verblijf - arrest

gedwongen verblijf in een vertrek - kamerarrest, quarantaine

gedwongen verblijf van schepen of goederen - quarantaine

gedwongen wachttijd - quarantaine

gedwongen worden - moeten, verplicht

gedwongen zijn - moeten

gedwongenheid - gemaaktheid, stijfheid, geaffecteerdheid, geforceerdheid, gezochtheid

gedijen - aarden, bloeien, gelukken, groeien, opgroeien, tieren, wassen, welvaren

geëchauffeerd - boos, driftig, opgewonden, verhit

geëerd - geacht

geëigend - geschikt

geëindigd - afgelopen, basta, fini, over, uit

geëindigde tijdkring begint weer - nieuw

geef - detur

geef (op recepten) - d(a)

geef acht - attentie, opgelet

geefachtig - gul, mild

geel - geluw, vaal

geel aardhars - retiniet

geel als stro - strogeel

geel bruin - izabel

geel bruine kleurstof - diatomine

geel worden - gelen, vergeeld

geel worden van het hoofdhaar - peenhaar

geel zien - xanthopsie

geelachtig - gelig, geluw, gul, mild, ongebleekt

geelachtig paard - bleekvos, geelvos

geelachtig wit - izabel

geelachtig wit stenen goed - faience, roomgoed

geelachtige delfstof - zwavel

geelachtige edelsteen - beril, izabel

geelachtige faience - roomgoed

geelachtige rode wijnsoort - paillet

geelbes - avignonbes, wegedoorn

geelbloem - reukgras, winterkoolzaad

geelborstje - spotvogel

geelbruinig - tanig

geelbuikje - geelborstje

geelgors - geelgarsje, geelgierst, gerstkneu, gierstvink, haverkneu

geelgroene steen - chrysoliet, peridot

geelgrijs - beige

geelhars - gummi

geelhartje - purgeervlas

geelhout - fisethout, fustiekhout

geelkleurig vospaard - goudvos

geelkop - zeearend

geelkoper - double, latoen, messing, tombak

geelkoper met laagje goud of zilver - doublé

geelkoperwerk - dinanderie

geelkruid - reseda, wouw

geellamplicht - natriumlamp, natriumlicht

geel-oranje kleurstof - carotine

geelrode verfstof - orleaan

geelster - Gagea

geeltje - dukaat, geld, goudstuk

geelvink - geeltje, goudvink

Geelvinkbaai, eiland in de - Japèn, Noemfoor, Schouteneiland

geelwit - grauw, isabel, izabel

geelwit metaal - strontium

geelwitte hars - sandrak

geelworm - leverbot

geelwortel - kurkuma, saffraan

geelijzersteen - geeloker, goethiet

geelziek - nieuwziek

geelzucht - cholomie, galziekte, galzucht, geling, geluw, heparititis, icterus

geelzucht hebben - gouddorst

geelzwavel arsenicum - koningsgeel, operment

geëmigreerde Chinees - sing(h)ke, ke

geëmotioneerd - bewogen

geëmployeerde - beambte

geïmporteerd - driftig, oplopend

geen - niemand, niets

geen aandacht krijgen - grip

geen aangename vrouw - feeks, prij, tang, Xantippe

geen aardse goederen bezittend - arm, berooid

geen adem meer krijgen - stikken

geen anderen navolgend - oorspronkelijk, origineel

geen deskundige - leek

geen eigendom - leen

geen enkel ding - niets

geen enkel mens - niemand

geen enkele uitgezonderd - alle, allen, elk, elkeen, ieder, iedereen

geen enkele zaak – niets

geen geld meer – platzak, rut

geen geluid doorlatend – geluiddicht

geen geluk – pech, strop, tegenvaller

geen gevoel - pijnloos

geen gezag erkennend - anarchist

geen god erkennend - atheïst

geen hand uitsteken - luieren, toekijken

geen jood - goi

geen kennis bezitten - dom, ignorant, onwetend

geen knappe kop - domoor, ezel, knuppel

geen koper - kijker

geen korte - lange

geen krimp geven - volharden

geen kunst - kitsch

geen melk gevend - gust

geen mens - niemand

geen notie nemen - negeren

geen nut opleverend - braak, nutteloos,onnut

geen overdaad - eenvoud

geen overheid erkennend persoon - anarchist provo

geen spaan - niets

geen succes - echec, pech, strop

geenszins - allesbehalve

geen tijd hebbend - bezet, druk

geen uitstel kunnende lijden - dringend, gewenst, hoognodig, urgent

geen uitzondering - alle, allemaal, allen, alles, elk, elke, leder, elkeen, iedereen, iedere

geen vakman - leek, dilettant

geen van beiden - neuter, niemand

geen vaste standplaats hebbende - ambulant, nomadisch

geen verband met de godsdienst - areligieus

geen verboden en geboden in de thora - mitsva

geen vocht bevattend - droog, dor, uitgedroogd

geen vruchten dragend - gust

geen vuile - schone

geen warmtestralen doorlatend - athermaan

geen werkelijkheid - droom, fantasie, verbeelding

geen zedelijke verantwoordelijkheid kennende - gewetenloos

geen zeeman - landrot

geen zin hebben - lusteloos, passen

geëngageerd - betrokken, verloofd

geenszins - allerminst

geep - flater, zeevis

geeps - bleekgeel, ziekelijk

geer - gerardskruid, kiel, spie, strook, zevenblad

geërfde - ingelande

geërgerd - geraakt

geërgerdheid - verontwaardiging

geertelsel - giervalk

geest - anima, animo, brein, demon, duivel, elf, energie, engel, esprit, fantoom, gedaante, genie, genius, grappigheid, humor, karakter, kruim, pit, pneuma, psyche, satan, scherpzinnigheid, schim, sfeer, schim, spirit, spook, strekking, teneur, vernuft, verschijning, wezen, ziel

geest van ammoniumchloride - salmiakgeest

geest van azijn - aceton

geest van brandewijn - wijngeest

geest van het nieuwe - modernisme

geest van rijstcultuur - Sri

geest van salmiak - ammonia

geest van wijn - spiritus

geest van zout - zoutzuur

geestachtig - kernachtig

geestdodend - afstompend

geestdrift - aandrift, animo, bezieling, drift, elan, energie, enthousiasme, gemoedsbeweging, gloed, hartstocht, lust, spirit, trek, verrukking, verve, vervoering, vuur, ijver, zin

geestdriftig - bewonderd, bezield, energiek, enthousiast, fervent, gloedvol, hartstochtelijk, innig, spirituoso, vurig, vuurvol

geestdriftig - (muz.) spirituoso

geestdriftig loflied - dithyrambe

geestdriftig persoon - enthousiasteling

geestdriftig slotwoord - peroratie

geestdriftige aanvalsgeest - elan, opwelling, vuur

geestdrijver - dweper, fanaticus, zeloot

geestdrijverij - dweepzucht, fanatisme, gedweep, sectarisme, zelotisme

geesteloos - flauw, insipide

geestelijk – bovenzinnelijk, clericaal, godsdienstig, immaterieel, kerkelijk, klerikaal, mentaal, onstoffelijk, priesterlijk, psychisch, religieus, spiritueel, stichtelijk, onstoffelijk, verstandelijk

geestelijk adviseur - moderator

geestelijk ambt met kerkelijke inkomsten - prebende

geestelijk anders - abnormaal

geestelijk bekrompen - kleinburgerlijk

geestelijk bestuur - prioraat

geestelijk drama - passiespel

geestelijk en zakelijk leven - cultuur

geestelijk en wereldlijk hoofd van de Boeddhisten in Tibet - Dalai Lama

geestelijk gevoel – gemoed,

geestelijk gewaad - albe,caban, habijt, koorhemd, pij, soutane, talaar

geestelijk handboekje - lekenspiegel

geestelijk hoofd in Arabië - imam, iman

geestelijk hoofd in Atjeh - imeum

geestelijk hoofd van een - moskee, imam

geestelijk kind - boekfiguur

geestelijk leider - dominee, priester, voorganger

geestelijk leider van een klooster - abt, overste, prior, proost

geestelijk licht verspreidend - lumineus

geestelijk lied - gezang, hymne, koraal, psalm, spiritual

geestelijk liefhebben - platonisme

geestelijk opperhoofd - (Arab.)lmam

geestelijk overwicht - gezag, invloed, prestige

geestelijk plaatsvervanger - vicaris

geestelijk raar - abnormaal

geestelijk verzorger – dominee, priester, provisor

geestelijk volmaakt - heilig

geestelijk vreemd van doen - abnormaal

geestelijk vrij - vrank

geestelijk wezen - engel

geestelijk zangstuk - oratorium

geestelijke - abbé, abt, acoliet, bisschop, broeder, clericus, curé, deken, diaken, dominee, ds, em., eminentie, frater, imam, kanunnik, kapelaan, kardinaal, monnik, non, ordebroeder, pastoor, pater, paus, pope, prelaat, prior, predikant, priester, rabbi, rabbijn, reverend, vicaris, voorganger

geestelijke (vr.) - abdis, non, zuster

geestelijke aftakeling - dementie

geestelijke afwijking - aberratie

geestelijke afwijking ontstaan door langdurig verblijf in

de tropen - tropenkolder

geestelijke bijbeluitlegging - anagoge

geestelijke die de leiding heeft van een klooster - overste

geestelijke die de mis opdraagt - celebrant

geestelijke die preekt - dominee, predikheer

geestelijke eenheid - saamhorigheid

geestelijke goederen verhandelen - timonio

geestelijke hergeboorte - regeneratie

geestelijke herleving - opwekking, reveil

geestelijke hoogwaardigheidsbekleder - bisschop, kardinaal, paus, prelaat, prior, vicaris

geestelijke in het leger - aalmoezenier, legerpredikant, veldprediker

geestelijke kloosterorde - benedictijnen, capucijners, dominicanen, franciscanen, jezuïeten, trappisten

geestelijke kracht - energie, invloed

geestelijke leraar - dominee, herder, pastoor, predikant, rabbijn

geestelijke liefde - platonisme

geestelijke macht (Afr.) - ngai

geestelijke manifestaties - astraal

geestelijke meerderheid - superioriteit

geestelijke of zinnebeeldige bijbeluitlegging - anagoge

geestelijke ongevoeligheid - shock, trauma

geestelijke orde - congregatie, gezindte, kerkgenootschap, sekte

geestelijke raadgever - moderator, proost

geestelijke ridderorde - Johannieter. Tempelier

geestelijke schakering - modaliteit

geestelijke schok - shock, trauma

geestelijke stroming - sekte

geestelijke titel - dominee, ds., eminentie, em., monseigneur mgr.

geestelijke van domkerk - kapittelheer

geestelijke van een plaats - pastoor

geestelijke verbinding - resonantie

geestelijke vereniging - congregatie, orde

geestelijke verwantschap - congemaliteit

geestelijke verzorger - aalmoezenier, provisor

geestelijke vormen - formeren

geestelijke waardigheid - kruinschering, rabbinaat, rasure, tonsuur

geestelijke waardigheidsbekleder - bisschop, kardinaal, patriarch, paus, prelaat, prior, vicaris

geestelijke zuster - non

geestelijke ziekte met vermoeidheid en grote prikkelbaarheid -

neurastenie, neurasthenisch

geestelijkheid - clerus, spiritualiteit

geesteloos - dol, flauw, geestdodend

geesteloos gezegde - flauwiteit

geesteloosheid - apathie, flauwiteit, platheid

geesteloze flauwert - melkmuil

geesten - elfen, spoken, genieën

geesten der afgestorvenen - Laren, Lares, manen, manes, uanen, uanes

geestenbanner - bezweerder, exorcist, geestenbezweerder

geestenbanning - duivelbanning, exorcisme, geestenbezwering

geestenbezweerder - goêet, psychomant

geestenbezwering - geestenbanning

geestendom - afgestorvenen, engelen, geesten, geestenheir, spoken

geestengeloof - bijgeloof, spiritisme

geestenleer - pneumatiek, pneumatologie, spiritisme

geestenoproeper - medium, psychosant

geestenoproeping - goëtie, necromantie

geestenuitbanning - exorcisme

geestenuur - middernacht

geestenverering - animisme

geesten verschijning - fantasmagorie, geest, schim, spook

geestenwereld - geestenrijk, schimmenrijk

geestesafwijking - geestesbezwering, nigromantie, psychopathie

geestesfilosofie - hegelianisme

geestesgesteldheid - denkwijze, geestvermogen, mentaliteit, stemming

geesteshouding - denkwijze,mentaliteit

geesteslevend betreffend - spiritueel

geestessplijting - schizofrenie

geestesstoring - psychopathie, zielsziekte

geesteswetenschappen - humaniora

geestesziek - dwaas, gek, krankzinnig

geesteszieke - idioot, krankzinnige, psychopaat

geestesziekte - dementie, echolalie, latta (Ind. vrouwen speciaal), neurose, psychose, schizofrenie, waanzin

geestesziekte in de tropen - tropenkolder

geesteszwakte - dementie, idiotie, ouderdom, psychasthenie

geestgrond afgraven - afgeesten

geestig - adrem, attisch, betekenisvol, energiek, faceto, fraai, geestrijk, gevat grappig, grotesk, humoristisch, ingenieus, kernachtig, koddig, komisch, kostelijk, lakoniek, leuk, lollig, luimig, moppig, olijk, pikant, pit, pittig, schelms, scherp, schrander, snaaks, snarig, snedig, spits, spiritueel, vernuftig, vrolijk, zinrijk, zout

geestig en leuk - aardig

geestig gezegde - bon-mot, kwinkslag

geestige kritiek - boutade

geestige tekening - cartoon, spotprent

geestige uitval - boutade

geestige woordspeling - calembour, woordenspel

geestige zet - inval, saillie

geestigheid - aardigheid, esprit, geestig, gevatheid, grap, grappigheid, humor, humoristisch, luim, mop, vermakelijk, zet

geestkracht - elan, energie, geducht, karakter, kloek, moed, pit, spirit, standvastigheid, stevig, wil, wilskracht

geestkrachtig - energiek, wilskrachtig

geestkracht tonend - ferm, kloek, moed

geestrijk - geestig, humoristisch, spiritueel, spiritueus, vernuftig

geestrijk vocht - alcohol, rum

geestrijke drank - arak, cognac, jenever, rum, spiritus, whiskey, wodka, wijn

geestrijke dranken - alcoholica, spiritualia, spiritualiën, spiritus, spirituosa

geestrijkheid - spiritualiteit, vernuft, vernuftigheid

geestverheffing - anagoge, exaltatie

geestvermogen - genie,intellekt, talent, verstand

geestverrukking - exaltatie, extase, geestvervoering, trance

geestverschijning - fantoom, hallucinatie, schim, spook

geestverstrooiing - afleiding

geestvervoering - bezieling, emotie, exaltatie, extase, geestdrift, overspanning, trance, verheerlijking, verrukking, vervoering, zielsverrukking

geestverwant - congeniaal, gelijkgezinde, medestander, partijgenoot

geestverwant van Thomas Morus - utopist

geestverwantschap - congenialiteit

geestverwarring - delirium

geestvol - bezield, volgeestig

geestzwak - defect

geëtste plaat - ets

geeuw - gaap

geeuwen - gapen

geeuwer - gaper

geeuwerig - gaperig, saai, vervelend

geeuwhonger - gadood, gadoop

geëvenredigd - geproportioneerd

geëxalteerd - overdreven, overspannen

gefantaseerd verhaal - fabel, legends, mythe, parabel, sage, sprookje

gefeliciteerd - proviciat

gefemel - bigoterie, cant (schijnheilig) (Eng.), gekwezel, geteem, huichelarij, kwezelarij, schijnheiligheid

gefigureerd - versierd

gefingeerd - verdicht, verzonnen

Gefjon, schepping van - Sjaellond

gefleem - geflikflooi, gevlei

geflodder - geknoei

geflonker - schittering

gefluister - gelispel

gefoeter - gebrom, geknor

gefonkel - geschitter

gefopt - verschalkt

gefopte - bedrogene, beetgenomen, dupe, gedupeerde

geforceerd - gedwongen, gemaakt, genoodzaakt, gewild, onnatuurlijk

geforceerde kopstem - falset

geforceerde opening - bres

geformuleerde mening - oordeel

gefronst weefsel - crêpe, frotté

gefortuneerd - rijk, vermogend

gefortuneerd iemand - rijkaard, miljardair, miljonair

gefrankeerd tot aan de plaats van bestemming - PB

gefundeerd - gegrond, stellig

gefutsel - gebeuzel, geknoei, getalm

gegaan - heen, vertrokken, weg

gegadigde - belanghebbende, candidaat, dinger, kandidaat, reflectant, sollicitant

gegalvaniseerd - vertind, verzinkt

gegarandeerd - stellig, zeker

gegarandeerd minimumloon - garantieloon

gegarandeerde prijs - garantieprijs

gegeeuw - gegaap

gegeneerd - gehinderd, timide, verlegen

gegeneerdheid - gêne, verlegenheid

gegeten kunnende worden - eetbaar, gaar, rijp

gegeven - dat, dosis, feit, geschonken, gesteldheid, grootheid, hoeveelheid, ligging, onderwerp, thema

gegeven hoeveelheid - dosis

gegevens - data, feiten

gegevens omtrent de persoon - personalia

gegevens van een boek of beschrijving - materiaal

gegier - gehuil, geloei, geschreeuw

gegil - gekrijs, geschreeuw, lawaai

gegist - gefermenteerd

gegist druivensap - wijn

gegist melkgerecht - yoghurt

gegist vruchtensap - cider

gegiste drank - cider, most,

gegiste drank in Guinee - bili

geglaceerde amandel - dragee

geglansd leer - glacé

geglazuurd aardewerk - gleiswerk, majolica

gegleufd - gegroefd

gegleufd (van wapen) - getrokken

geglinster - geschitter

gegluur - geloer

gegniffel - gegiechel, geginnegap

gegoed - bemiddeld, binnen, gezeten, opulent, rijk, vermogend, welgesteld, welvarend

gegoede stand - burgerstand, middenstand

gegoedheid - rijkdom, welgesteldheid

gegolfd - geonduleerd, geplooid, gewaterd

gegolfd streepje boven letter - tilde

gegolfde lijn - tremblé

gegoten asfalt - mastiek

gegoten drukletter - type

gegoten drukvorm - cliché, stiep

gegoten stuk ruw ijzer - geus, gieteling

gegraasde boter - grasboter

gegraveerde edelsteen - gemma, gemme

gegraveerde stempel - ponsoen

gegraveerde prent - ets

gegraven gat - put, kuil

gegraven graf - groeve

gegraven water - doorvaart, gracht, grep, greppel, grift, kanaal, sloot, vaart,

gegraven waterkom - vijver

gegrepen - gepakt

gegriefd - beledigd, verbitterd, wrevelig

gegroefd - gecanneleerd

gegroet - adé, adi adieu, adio, ave, bonjour, dag, houdoe, salve, saluut, tabé, vaarwel

gegrom - gebrom, geknor, gemopper, gemor,

gegrond - degelijk, deugdelijk, gebaseerd, gefundeerd, geldig, gemotiveerd, gerechtvaardigd, juist, waar

gegrond zijn op - stoelen

gegrondheid - geldigheid, juistheid, waarheid

gegijzelde - gijzelaar

gehaaid - bijdehand, geslepen, gewiekst, handig, slim, uitgekookt

gehaaide vrouw - haaibaai, heibei

gehaakt kleedje - antimakassar

gehaast - driftig, gedreven, gejaagd, gejacht, gepresseerd, haastig, jachtig, koortsachtig, naarstig, ongeduldig, opvliegend, overijld, voorbarig

gehakkel - gestamel, gestotter,

gehakketak - geharrewar, gekibbel, onenigheid, ruzie

gehakt vlees - met

gehaktbal - frikadel

gehakte biefstuk - tartaar

gehakte opening in het ijs - bijt

gehalmd gewas - gras

gehalte - alliage, allooi, hoedanigheid, inhoud, kaliber, kwaliteit, kt, legering, niveau, peil, percentage, teneur, titer, waarde

gehalte (van goed) - degelijk, gedegen, zuiver

gehalte van goud - kt

gehalte aan zuiver goud - allooi

gehalte bepalen van goud en zilver - essaaieren

gehalte betreffend - kwalitatief

gehalte eenheid van goud - allooi, karaat

gehalte teken - keurmerk

gehaltebepaling bij munten - essaai

gehaltemeter van zuurstof - eudiometer

gehalteproef - essaai

gehalveerd - dimidiatus, gedeeld

gehamerd - (muz.) martellato

gehandicapt - belemmerd, benadeeld, gebrekkig, gehinderd, verminkt

gehandicapte - gebrekkige, invalide

gehanna - hel, hellepoel

gehannes - geknoei, gemier, gepeuter, gepruts,

gehanteerd - bezeten, vervolgd

gehard - gestaald, mannelijk, spartaans

gehard mens - Spartaan

geharrewar - gekibbel, gekrakeel, geruzie, gesol, verwarring

gehaspel - bisbilles, drukte, gebrabbel, geharrewar, gekibbel, geknoei, gekrakeel, gekijf, gemorrel, geredetwist, getob, getwist, last, moeite

gehassebas - drukte, gekijf, last

gehate vreemdelingen - gebroed

gehavend - aangeslagen, beschadigd, ontrampeneerd (sch.term) ontredderd, toegetakeld,

gehecht - gebonden, trouw, vast, verknocht

gehecht zijn - hangen aan

gehecht zijn aan - liefhebben

gehechtheid - gebondenheid, hang, liefde, trouw, vastheid, verbondenheid, verknochtheid, vriendschap

geheel - algeheel, alles, alleszins, compleet, finaal, gaaf, gans, ganselijk, heel, helemaal, holocrien, integraal, ongeschonden, onverdeeld, perfect, rond, som, totaal, totaliteit, volkomen, volkoren, volledig, volmaakt, volslagen, volstrkt, voltallig

geheel alleen aan het eind komen - uiteindelijk

geheel alleen afmatten - kraken

geheel alleen afmatten - kraken

geheel bedekt met - vol

geheel bederven - abimeren

geheel beslagen paal - kolder

geheel buiten adem - ademloos

geheeld - beter

geheel de jouwe - t.t., t.a.t.

geheel der inzetten bij weddenschappen - pool

geheel der liefdegevoelens - erotiek

geheel der menselijke kennis - wetenschap

geheel de uwe - t.a.t. (toutatoi), t.a.v. (toutavous), t.t (totustuus)

geheel en al - absoluut, algeheel, alleszins, compleet, finaal, gans, ganselijk, helemaal, inderdaad, juist, letterlijk, nauwlettend, radicaal, roerend, totaal, totaliter, volkomen

geheel en al instemmen - beamen

geheel goed - gaaf

geheel gelijk - identiek

geheel gevuld - boordevol, eivol, vol

geheel (het - betreffende) - algemeen, alles, totalitair, totaliter

geheel (het - der verstandelijke vermogens) - intellect

geheel (het) - ensemble

geheel kleden - hullen, wikkelen

geheel leeg - op

geheel met zuilen omgeven tempel - peripteros

geheel meten - uitmeten

geheel nazien - reviseren

geheel niet - geenszins

geheel niets - snars

geheel onderworpen - slaafs

geheel ongeschonden - gaaf, onaangeraakt, onbeschadigd, onbetreden, onbevlekt, ongerept, puntgaaf, rein, zuiver

geheel ontwikkeld insekt - imago

geheel overgegeven - verslaafd

geheel (over het) - globaal, integraal

geheel stuk - kapot

geheel (tot een - maken) - integratie, integreren

geheel van beleefdheidsvormen - etiquette

geheel van bepalingen - reglement

geheel van bouwlanden - enk

geheel van gedragsregels - protocol

geheel van de verwanten - sibbe

geheel van drie letterkundige werken - trilogie

geheel van gedragsregels - protocol

geheel van liefdesgevoelens - erotiek

geheel van luchtlijnen - luchtnet

geheel van regels met betrekking tot erezaken - erecode

geheel van streek - beduusd, confuus, ontdaan , ontsteld overstuur, verward

geheel van woorden - tekst

geheel verbruikt - leeg, op, uitgeput

geheel verbruikt worden - opgaan

geheel vers - kersvers, nieuwbakken, pas

geheel verwoestend - vernietigend

geheel volk betreffende - nationaal

geheel voltooien - voleinden

geheel vormend - aaneen

geheel vullen - volmaken

geheel zonder lichamelijke gebreken - kerngezond

geheelonthouder - afschaffer, teetotaler

geheibel - geharrewar, gekibbel

geheid - absoluut, echt, geoefend,onwrikbaar, vast, zeker

geheiligd - gewijd, sacraal

geheim - achterbaks, arglistig, bedekt, cabbalistisch, clandestien, discreet, duister, esoterisch, geheimzinnig, geniepig, gluipig, hartsgeheim, heimelijk, mysterie, mysterieus, mystiek, occult, onverklaarbaar, raadselachtig, secreet, stiekem, stilletjes, verborgen, verborgenheid, verdoken, verholen, verkapt

geheim agent - detective, rechercheur, spion, stille

geheim bestemd van de deskundigen - esoterisch

geheim bestemd voor ingewijden - esoterisch

geheim betreffende landszaken - staatsgeheim

geheim bordeel - knip

geheim gemak - sekreet

geheim geneesmiddel - arcanum

geheim genootschap - Camorra, Carbonair, Fenians, Illuminaten, K.K.K, Kikoejoe, Maffia, Maumau, Rozenkruisers, Tempelieren, Vrijmetselaars, Waldenzen

geheim genootschap, Iers - Fenians

geheim genootschap Italiaans - Camorra, Carbonari, Maffia

geheim genootschap van misdadigers in Napels - camorra

geheim genootschap, Macedonisch - Komitadsji

geheim genootschap, Melanesisch - Sukwe

geheim genootschap, Oost-Afrikaans - Mau-Mau

geheim genootschap, West-Afrikaans - Bundo, Poro

geheim houden - helen, secreteren

geheim middel - arcanum

geheim pad - sluippad

geheim recept - keukengeheim

geheim rechtscollege - veemgericht, volksrechtbank

geheim verbond - complot, kongsi

geheimbewaarder - geheimhouder, vertrouweling

geheime akte - contrelettre

geheime bode - emissario, emissaris spion, verkenner, verspieder

geheime (joods) tekens - kabbalatekens

geheime leer - Kabbala

geheime politie - Gestapo. Gepeoe

geheime schrijfkunst - steganografie

geheime staatspolitie - B.V.B., C.I.A. ,G.P.O.U., Ocra, Ovra, S.S., PIDE, Gestapo

geheime vergadering - conciliabulum

geheime vijandschap - haat, rancune, wrok

geheime wetenschap - alchemie

geheimbouden - verbergen, verzwijgen

geheimhouding - discretie, secretesse

geheimleer - kabbala, mysterie, mystiek

geheimelijk - geniepig, vals

geheimenis - arcanum, musterion, raadsel

geheimenis (Lat.) - arcanum

geheimmiddel - nostrum

geheimschrift - code, cryptografie, rune

geheimschrijver - secretaris

geheimtaal - argot, bargoens, boeventaal, dieventaal, jargon

geheim verbond - complot

geheimzinnig - achterhoudend, apocalyptisch, duister, gesloten, hiëroglyphisch, missleidend, mystiek mysterieus, obscuur, occult, onbegrijpelijk, onontcijferbaar, onverklaarbaar, orakelachtig, oraculeus, raadselachtig, verborgen, vreemd

geheimzinnige spreuk - abacadabra,orakel, spreuk, toverspreuk

geheimzinnigheid - achterhoudendheid, duisterheid, geslotenheid, heimelijkheid, onverklaarbaarheid, raadselachtigheid

gehele aarde betreffend - oecumenisch

gehele college - plenum

gehele koop en verkoop - omzet

gehele ommekeer - kentering, omwenteling, revolutie, verandering

gehele verandering - omkeer, ommekeer

gehele vergadering - plenum

gehele verkoop - omzet

gehemelte - palatum, raak, verhemelte, velum

gehemelteletter - palataal

gehengen - dulden, gedogen, goedvinden, toelaten, toestaan, tolereren, veroorloven

gehengenis - beschikking, bewilliging, goedvinden, toelating, vergunning

Gehenna - hel, hellepoel

Geheten - genaamd

geheugen - gedachtenis, herinneringsvermogen, heugenis, memorie, mneme, remiscentie

geheugenbedrog - paramnese

geheugenfout - lapsus

geheugenis - gedachtenis, geheugen, herinnering

geheugenkunst - mnemoniek, mnemotechniek

geheugenleer - geheugenkunst, memoniek

geheugenloos - kinds, vergeetachtig

geheugensteun - agenda, ezelsbrug

geheugensteuntje - ezelsbruggetje

geheugenstoornis - paramnesie

geheugenverlies - amnesie

geheugenverzwakking - dysmnesie

geheugenzwakte - aphasie, mnemasthenie

geheugenzwakte (Gr.) - aprosexie

geheveld - gedesemd, gezuurd

gehinderd - belemmerd, gegeneerd, gehandicapt, gestoord gehinderdheid - gegeneerdheid, gène, handicap, hel, kwelling, plaag, verlegenheid

gehoekt - hoekig

gehol - gedraaf

geholpen - gered

gehoor - aandacht, audiëntie, auditorium, luisteraars, oplettendheid, publiek, toehoorders, weerklank

gehoor, door- kenbaar - acustich, akoestisch, akustich

gehoor, het- betreffende - auditief

gehoorapparaat - audiofoon, otofoon, spreekbuis, spreekhoorn

gehoorbeentje - aanbeeld, hamer, stijgbeugel, zadel

gehoorbuis - auriculaire, otofoon

gehoorcurve - audiogram

gehoorgang - gehoorbuis

gehoorgestoord - doof

gehoor geven - volgen

gehoorkamer - audiëntiekamer, audiologie, auditorium, gehoorvertrek, gehoorkunde

gehoorkunde - audiologie

gehoormeter - akoe(sti)mester, audiometer

gehoormiddel - karwijzaad

gehooronderzoek - auscultatie

gehooronderzoeken - ausculteren

gehoorontwikkeling - solfège

gehoororganen - oren

gehoorsteentjes - gehoorzand

gehoorverlening - audiëntie

gehoorvlies - trommelvlies

gehoorzaal - audiëntiezaal, auditorium, aula

gehoorzaam - bereidwillig, braaf, beleefd, gedwee, gewillig, gezeglijk, hoorzaam, obediënt, onderdanig, oppassend, suf, volgzaam, willig, zoet

gehoorzaamheid - braafheid, discipline, gedweeheid, gezeglijkheid, subordinatie, obediëntie, tucht, volgzaamheid, zoetheid

gehoorzaamheid in krijgsdienst - subordinatie

gehoorzaamheid van kloosterlingen - obsequium

gehoorzamen - luisteren, naleven, obediéren, volgen,

gehopt bier - wort

gehouden - verbonden, verplicht

gehucht - buurtschap, dorp, gat, negorij, plek, uithoek, vlek

gehucht bij Steenwijk - Eze

gehucht (Eng.) - hamlet

gehuichel - huichelarij, hypocrisie

gehuicheld - geveinsd, huichelachtig, hypocritisch, ongemeend, onoprecht, schijnheilig, voorgewend

gehuil - gebler, gegier, gejank, geklaag, geloei, geschrei, misbaar

gehuisvest - wonend

gehumeurd - geluimd, gemutst, gestemd

gehuurde sluipmoordenaar - bravo, pistolero

gehuurde sjouwer - koelie, kruier

gehuwd - getrouwd

gehuwde - getrouwde

gehuwd paar - echtelieden, echtpaar

gei - takel, scheepstouw, touw

geijkte uitdrukking - cliche, gezegde, spreekwoord, zegswijze

geil - dartel, heet, host, vet, weelderig, wellustig, wulps

geïllustreerde atlas - platenatlas

geiman - kraandrijver

geïmiteerd - nagedaan, nagemaakt, onecht

geïmmigreerde Chinees in Indonesië - singke, singken

geïmporteerd - ingevoerd

geïmproviseerd privaat van een kampement - latrine

geïmproviseerd tafellied - drinklied, skolion

gein - aardigheid, boert, gebbe, gekheid, grap, humor, leukheid, lol, leut, luim, oele, plezier, pret, scherts, snakerij

geïncrimineerd - gewraakt

geïndigeerd - verontwaardigd

geïndisponeerd - ongenegen, ongesteld, ontstemd

geinig - amusant, grappig, leuk, lollig

geinmaker - clown, fuifnummer, lolbroek, pleziermaker, pretmaker

geintje - aardigheidje, grapje, lolletje

geïntrigeer - gekonkel, konkelarij, kuiperij, slinksheid

geïnverteerd - omgekeerd

geïrriteerd - kriegel

geiser - springbron

geisha - maiko

geïsoleerd - afgesloten, afgezonderd, apart

geit - amathea, bok, met(te), sik, wijfje

geitantilope - gems, kambing-oetan. sneeuwgeit

geit, soort van - markhoorn, sakin, steenbok, thar, toer

geitenbok - sik

geitenbaard - sik

geitenblad - kamperfoelie

geitenbond - chevrette

geitengeluid - mekkeren

geitenhaar - grein, mohair

geitenkaas - chevron

geitenklaver - grein, geitekruid, geiterust

geitenleer - cabretleer, chevreau, corduaan, marokijn, saffiaan

geitenmelker - dagslaper, nachtzwaluw

geitenpoot - zevenblad

geitenras - toggenburger

geitenrust - galigaan

geitensik - geitebaard

geitensoort - alpensteenbok, bezoargeit, huisgeit, markhoor, sakin, schroefhorengeit, thar, toer

geitenziekte - aamt

geitouw - gei

gejaagd - doldriest, gehaast, haastig, heisterig, jachtig, koortsachtig, nerveus, ongeduldig, onrustig, rusteloos, voortgedreven, zenuwachtig

gejaagd (muz.) - agitato

gejaagd heen en weer lopen - heisteren

gejaagd maken - agiteren, opdrijven, verontrusten

gejaagdheid - agitatie, gejacht, haast, onrust, spoed

gejaagdheid uit vrees voor straf - draf

gejakker - gehaast

gejammer - gelamenteer, geweeklaag, jeremiade, lamentatie, misbaar

gejank - gehuil

gejen - geterg

gejoel - getier, geroep, rumoer

gejubel op de zangalerij - jubee

gejudas - gekwel

gejuich - applaus, cheer, exultatie, gejubel, hoera, jubel, vreugdekreten

gek - absurd, bedlamiet, belachelijk, bespottelijk, bezeten, clown, crazy, daas, dol, dwaas, geschift, getikt, grappig, hoerageroep, idioot, kinds, knots, koddig, krankzinnig, kwast, kwibus, laf, lijperd, maf, mal, malloot, marot, mesjoche, mesjoege, mesjokke, nar, oele, ongewoon, ontzind, onwijs, onzinnig, paljas, potsenmaker, stapel, raar, verdwaasd, vreemd, waanzinnig, ijlhoofdig, zinneloos, zonderling, zot

gek (bar.) - olms

gek (te - om los te lopen) - onzinnig

gek doen - mallen

gekakel - babbelarij, gebabbel, gekwebbel, gekwetter, gesnater, snoeverij,

gekal - gebabbel, gepraat

gekamd - gekuifd, kamdragend

gekamd stro - dekriet, glui

gekanaliseerd riviertje in Friesland - Ee

gekanker - basvetterij, basvetting

gekant - afkerig, ertegen, vijandig

gekanteld - omgevallen

gekarteld - ingekeept

gekast - gezet (van diamanten)

gekauwde ingesmeerde betelblad - sirih

gekeeld - gedood, geslacht

gekeerd naar - tegen

gekef - geblaf

gekend - bekend, openbaar, publiek

gekend wordende - bekend

gekenmerkt door - onfortuinlijk, pech, tegenslagen

gekeperd katoen - denim

gekeperd linnen weefsel - dril

gekeperde stof - kamelot, oriëntaal, serge

gekeperd weefsel - dril, pilo,serge

gekeperd weefsel van strijkwol en katoen - napolitaine

gekeperde katoenen stof - oriëntaal

gekeperde stof - buksin, cheviot, dril, merinos, paramat, pilo, ras, serge, tibet

gekeperde wollen stof - serge

gekerm - gesteun

geketend - geboeid, gekluisterd, vastgeklonken

gekeuvel - gebabbel, geklets

gekheden - allotra (Gr.), dwaasheden

gekheid - aardigheid, aperij, boert, dwaasheid, frats, grap, gril, grol, gein, idioterie, klucht, kolder, kortswijl, leut, lol, malligheid, narrerij, nuk, oele, onverstand, onzin, scherts, sottise, zotheid, zotternij

gekheid maken - dollen, mallen, schertsen, stoeien

gekibbel - bisbilles, gehakketak, geharrewar, gehassebas, kibbelarij, kibbeling, kijvage, twist

gekiemde gerst - mout

gekietel - gekriebel

gekkemanswerk - dwaasheid

gekkenpraat - larie, nonsens

gekken - boerten, schertsen

gekkenfeest - narrenfeest

gekkengetal - elf

gekkenhuis - dolhuis, krankzinnigegesticht

gekkennummer - elf

gekkenpraat - dollemanspraat, dollepraat, larie, nonsens, onzin, zotteklap

gekkentaal - zotteklap

gekkenwerk - narrenwerk

gekkenzaad - huttentut

gekkerd - malle, malloot

gekkernij - gekheid, jokkernij, scherts

gekke streek - capriool

gekke streken - fratsen

gekke vent - dwaas, fat, kwast, kwibus, malloot, zot

gekkigheid - dwaasheid, gekheid

gekkigheid maken - schertsen

gekkin - malloot, zottin

gekko - hagedis, reptiel, tokeh

geklaag - gejammer, gelamenteer, misbaar

geklad - geknoei

gekladder - geknoei

geklap - applaus, beuzelpraat, gebabbel, roddel

geklauter - geklim

gekleed - deftig, zondags

geklemd - beknel

geklep - gebeier

geklets - beuzel, gebabbel, gebazel, gebral, gekwebbel, gekwek, geleuter, gepraat, gerel, gewauwel, gezeur, gezanik, gezwam, kletspraat, kletsica, larie, onzin, praterij, quatsch

gekleurd - aangedikt (fig.), colorado, getint, kleurrijk, overdreven

gekleurde kwast - troetel

gekleurd weefsel - batik

gekleurde gipsfiguur voor kerstkribbe - santon

gekleurde katoenen stof - sits

gekleurde kwast - troetel

gekleurde ontbinding van licht - fluorescentie

gekleurde plaat - prent

gekleurde reproduktie - oleografie

gekleurde vlinder - atalanta, nummervlinder

geklieder - geknoei

geklier - gezeur

geklonterde melk - ruiting

geklop - gebons

geklopt touwwerk - pluis

geklots - aanslag

gekluisterd - geketend

geklungel - geknoei

geklutste eieren - struif, roerei

gek mens - dwaas, malle, malloot

geknars - strepitus

gekneed mengsel - deeg

gekneveld - gebonden, onderdrukt

geknikt stuk hout - knie

geknoei - bedrog, fraude, gebroddel, gehaspel, geklungel, gekonkel, gekuip, gemodder, gemors, gepruts, gezanik, intrige, knoeierij, knudde, kuiperij, malversatie, oplichting, pet, prutswerk, slordigheid, zwendel

geknor - gegrom

gekocht - aangeschaft, overgenomen

gekochte goederen weigeren - katten

gekochte voorraad - inslag, inkopen, leeftocht, opslag, proviand, reserve

gekommiteerde - afgevaardigde, gevolmachtigde

gekoncentreerd - aandachtig, ingespannen, verdiept

gekondenseerd - ingedikt, verdicht

gekonjugeerd - toegevoegd

gekonkel - geknoei, mikmak, intrige, konkelarij, kuiperij

gekonstateerd - bekrachtigd, gestaafd, vastgesteld

gekonsterneerd - onthutst, verbaasd, versteld

gekontinueerd - verlengd, vervolgd, voortgezet

gekooktemeelkost - troet

gekookt - gaar, gezoden

gekookt fruit - gelei

gekookt mengsel van lijnolie, pijpaarde en loodwit - plamuur

gekookt sap van vruchten - gelei

gekookt vruchtensap - rob

gekookte lijnolie - plamuur

gekookte rijst - nasi

gekookte spijzen - kokage(oud)

gekoos - geliefkoos, geminnekoos, gevlei

gekorreld marmer - graniet

gekorreldheid - grein, korn

gekostumeerd - verkleed

gekostumeerd feest - maskerade

gekozen - elect

gekozen aanvoerder - bisschop, electo, eletto

gekozene - elect, electo, geliefd, uitverkorene

gekraagde tortelduif - lachduif, ringtortel

gekraak - lawaai

gekraak laten horen - kraken

gekrab - gekriebel

gekrabbel - pataraffe

gekrakeel - gekijf, getwist

gekrenkt - beledigd, gepikeerd, verdrietig

gekreukelde broek - slob(berbroek)

gekreukt - behaaglijk, gemelijk, verfrommeld

gekreun - gekerm, gesteun, gejammer

gekriebel - gekietel, gekrab, gekriebel, gestreel, jeuk

gekriewel - krevel

gekrioel - gewemel, gewoel

gekristalliseerde aluin - aluinmeel

gekristalliseerde azijn - ijsazijn

gekristalliseerde koolstof - diamant

gekristalliseerde suiker - kandij

gekristaliseerde ijzeroxyde - ijzerglans

gekroesd - krullend

gekroesd papier om cotelet of kippepoot - manchet, papillot

gekroesd weefsel - crèpe

gekroesde stof - crèpe, krip

gekromd - gebogen, gebukt, krom, rond

gekromde lijn - curve

gekronkeld - bochtig

gekroond staatshoofd - keizer, koning, tsaar

gekroond hoofd - vorst

gekruid - gepeperd, pikant, prikkelend

gekruide drank - kandeel

gekruid broodje - anijsbeschuitbol, bestel

gekruid nat - saus

gekruid vlees - aspic

gekruide azijnsaus - marinade

gekruide eiersaus - ravigote

gekruide jenever - berenburg

gekruide kaas - komijnekaas, kruidkaas, nagelkaas

gekruide saus - ravigote(saus)

gekruide wijn - negus

gekruide wijnsaus - marinade

gekruist - cruciatus, kruiselings

gekruist evenwijdig traliewerk - roosterwerk

gekruiste vis - muil

gekruld - kroes

gekruld bont van pasgeboren lammeren - astrakan

gekruld zijn - krullen

gekrulde haren - wol

gekrulde zuring - koeleek

gekrijt - gejammer, geklaag, gekrijs

geschreeuw

gekscheerder - grappenmaker

gekscheren - badineren, boerten, dollen, jokken, plaisanteren, railleren, schertsen

gekscherend - lachenderwijs

gekskap - narrenkap

gekskolf - marot, zotskolf

geksspel - dwaasheid, zotsspel

gekte - waanzin

gekuip - corrupte, kuiperij

gekuist - fijn, keurig, kies, zuiver

gekunsteld - artificieel, geaffecteerd, gedwongen, gemaakt, gemaniëreerd, gezocht, kostbaar, kunstmatig, onecht, onnatuurlijk, onnatuurlijk, precieus, vals

gekunstelde bouwstijl - maniërisme

gekunstelde houding - poseren

gekunstelde houding aannemen - pareren

gekunstelde schrijftrant - marinisme

gekunstelde schrijftrant (17e eeuw) - eufuïsme

gekunsteldheid - affectatie, gemaaktheid, maniërisme, onnatuurlijkheid, stijfheid

gekwaak - gekwek

gekwalificeerd - bevoegd, gerechtigd

gekwartierd - ecartelé, gekwartileerd

gekwebbel - geklets

gekweekt voedergras - timotheegras

gekweekte soort papaver - schijnpapaver

gekweel van vogels - getierelier

gekwek - gekwaak

gekwetst - beledigd, geblesseerd, gekrenkt, geraakt, gewond, verstoord

gekwetst kunnen worden - kwetsbaar

gekwetste - gewonde

gekwetter - gekakel, gesnap, gesnater

gekwezel - gefemel, femelarij

gekijf - isbillies, drukte, gekrakeel, getier, getwist, krakeel, lawaai, ruzie, tweedracht, twist

gel - gelantine, gelei, haringingewand

gelaafd - verkwikt

gelaagd gesteente - gneis

gelaagdheid - stratificatie

gelaat - (aan)gezicht, aanschijn, bakkes, facie, mine, ponem, smoel, snoek, snoet, snuit, toet, tronie, uiterlijk

gelaat van een dier - bek, snoet, snuit

gelaat van opzij - profiel, silhouet

gelaatkunde - fysiognomie, proposologie

gelaatkundige - fysionomist

gelaatsafdruk - masker

gelaatskleur - bleek, blos, teint, teint

gelaatspoeder - bedak, blanketsel, rouge

gelaatsschildering - grime, portret

gelaatstrekken - lineament, wezenstrek

gelaatsuitdrukking - fysiognomie, fysionomie, mime, mimiek

gelaatsversiering - baard, bakkebaard, knevel, snor, sik

gelaatsvertrekking - grimas, grijns, grijnslach, mime, sneer, trek

gelach - geschater, hilariteit, schaterlach, vrolijkhid

geladen - affectief

geladen admosfeer - spanning

geladen atoom - ion

geladen waterstofatoom - ion, proton

gelaedeerde - beledigde, benadeelde

gelag - braspartij, lot, orgie, slemppartij, slemperij, vertering

gelaghouder - herbergier, kastelein, kroegbaas, waard

gelachkamer - beierd

gelamenteer - gejammer, geklaag, geweeklaag

gelande - landeigenaar

gelang - mate

gelardeerd - doorregen

gelast - verbonden

gelasten - aanzeggen, bevelen, commanderengebieden, gebieden, opdragen, opgeven, ordonneren, verordenen

gelaster - kwaadsprekerij

gelastigde - agent, commissaris, mandataris

gelaten - abandono, berustend, geduldig, gedwee, geresigneerd, getroost, kalm, lijdzaam, onderworpen, passief, rustig, sedaat, stoïsch, stoicijns

gelatenheid - bedaardheid, berusting, geduld, kalmte, lijdzaamheid, passiviteit, resignatie, stoicisme, zenoisme

gelatine - beenderlijm, lil

gelauwerd - bekroond, versierd

gelauwerd dichter - laureaat

gelazer - geduvel

geld - betaalmiddel, betaling, centen, duimkruid, duiten, entreegeld, financiën, geldsom, kapitaal, kas, lood, loon, masomme, money, moos, munt, pasgeld, pecunia, penning, pingping, poen, poet, specie, spie, splint, ruilmiddel, vermogen,

geld betreffende - financieel, geldelijk, pecunair, pecunieel

geld buiten omloop stellen - demonetiseren

geld (satanisch of duivels) - mammon

geld in kas - baar, cash, contanten

geld inbrengen - deposito, inleggen

geld innen - opsteken

geld lenen op onderpand - belenen

geld maken zonder werken - speculeren, rentenieren

geld op de bank - deposito, saldo

geld ophalen - incasseren

geld ophalen (door orgeldraaier) - mansen

geld opmaken - interen, uitgeven, verteren

geld opnemen - disponeren

geld opsparen - potten

geld opzij leggen - sparen

geld overmaken - gireren, remitteren

geld overschrijven - bankieren, gireren

geld sparen - muiken, potten

geld steken in aandelen - speculeren

geld steken in een onderneming - financieren

geld voor de oude dag - lijfrente, pensioen

geld weggeven - doneren, schenken

geldadel - miljonairs, rijkaards

geldafperser - afdrijver, afzetter, chanteur, knevelaar

geldafpersing - chantage, concussie, knevelarij

geldbakje van straatmuzikant - mans

geldbedrag - geldsom, som

geldbeheerder - bankier, financier, rentmeester

geldbergplaats - beurs, buidel, kluis, safe

geldbeurs - knip, portemonnee

geldbewaarplaats - kas

geldbezit - kapitaal, vermogen

geldbezorger - financier

geldboek - kasboek

geldboete - amende, poene

geldbriefje - biljet

geldbuidel - beurs, portemonnee, portemonnaie, puit

geldelijk - financieel

geldelijke ondersteuning - donatie, subsidie, toelage

gelddorst - geldzucht, goudkoorts

geldduivel - geldhond, geldwolf, mammoon vrek

geldeenheid - valuta

geldelijk - financieel, monetair, pecunair, pecunieel

geldelijk belonen - retridueren, vergoeden

geldelijk bezit - rijkdom, vermogen

geldelijk bezit van de staat - financiën, rijksmiddelen, staatskas, staatskist, staatsmiddelen

geldelijk steunen - subsidiëren

geldelijk tot niets meer in staat - gedallast, gedallest

geldelijk vermogen - fortuin, kapitaal

geldelijk voordeel - gewin, mazzel, winst

geldelijke beloning - gage, honorarium, loon, salaris, vergoeding,

geldelijke bijstand - subsidie

geldelijke dwang - pressie

geldelijke ondersteuning - subsidie, tegemoetkoming, toelage

geldelijke straf - boete, pene, poene

geldelijke toelage - stipendium

geldelijke uitgave - kost

geldelijke uitkering - getuigengeld, toelage

geldelijke verplichting - last, obligo, schuld

geldelijke zorgen - penarie

geldeloos - berooid, blut

gelden - aangaan, deugen, doorgaan, kosten, (mee)tellen, slaan op, strekken, valeren, valideren, vigeren,

gelden beheren - financieren

gelden ontvangen - innen

gelden verduisteren - malverseren

gelden verschaffen - financieren

gelden voor mislezing - stipendium

geldend - geldig, valabel, wettig

Gelderland - Gelre

Gelderland, deel van - Achterhoek, Betuwe,

Bommelerwaard, Liemers, Lijmers, Montferland, Veluwe

Gelders vliegveld - Terlet, Teuge

Gelderse beek - Berkel, Slinge(rbeek)

Gelderse gemeente -

3 Ede, Epe

4 Elst, Lent, Nede, Tiel, Velp, Wehl

5 Bergh, Didam, Gendt, Hedel, Neede, Vuren, Wamel,

Wisch

6 Aalten, Arnhem, Bemmel, Brakel, Druten, Elburg,

Ermelo, Hattem, Heerde, Lochem, Maurik, Nijkerk,

Putten, Renkum, Rheden, Rossum, Voorst, Vorden,

Wijchen

7 Angerlo, Borculo, Brummen, Echteld, Gorssel,

Groenlo, Haatten, Hengelo, Heteren, Huissen, Lienden,

Nijmegen, Zutphen

8 Doesburg, Eibergen, Ubbergen, Zevenaar

9 Apeldoorn, Barneveld, Culemborg, Dinxperlo,

Dodewaard, Groesbeek, Harderwijk, Maasdriel,

Millingen, Oldebroek, Pannerden

10 Doetinchem, Gendringen, Wageningen,

Winterswijk, Zaltbommel

11 Westervoort

12 Geldermalsen, Heerewaarden, Scherpenzeel

13 Hummelo-Keppel, Lichtenvoorde

Gelderse hoofdstad - Arnhem

Gelderse plaats -

4 Ewijk, Ulft, Velp

5 Driel, Eefde, Uddel

6 Dieren, Ruurlo

7 Barchem, Dreumel, Leeuwen, Vaassen

8 Nunspeet

Gelderse roos - balroos, mispelbloem, sneeuwbal

geldgever - sponsor

geldgier - goudduivel, hebzucht, griffioen, Harpagon

gelddaren - sparen

geldgod - Mammon, Plutus

geldgordel - gelddoosje

geldhandel - bankbedrijf

geldhandelaar - bankier, financier

geldheerschappij - plutocratie, plutokratie

geldheffing - belasting

geld huishouding - maatschappij

geldig - aannemelijk, competent, deugdelijk, echt, gangbaar, gegrond, goed, juist, legaal, profijtelijk, rechtsgeldig,

valabel, valide, vigerend, wettig

geldigheid - validiteit

geldigheidstijd - looptijd

geldigverklaring - legalisatie, validatie, wettiging

geld inbrengen - deposito, inleggen

geld in kas - baar, cash, contanten

geld inleggen - lappen, zetten

geld innen - opsteken

geld instelling - bank

geldinzameling - collecte

geldkast - kluis

geldkistje - cassette

geldknip - beugel

geldkoning - financier

geldlade - kassa

geldlening met schip als onderpand - bodemerij

geldlening tegen onderpand van effecten – nolongati-

geldmiddelen - financiën, kapitaal

geldnemer - lener

geldnood - penarie

geldomloop - circulatie

geld ontvangen - beuren, incasseren, innen

geldontwaarding - devaluatie, inflatie

geld ophalen - incasseren

geldophaler bij een draaiorgel - manser

geld opmaken - interen, uitgeven, verteren

geld opsparen - potten

geld opzij leggen - sparen

geld overmaken - gireren, remitteren

geldovermaking - remise

geldprijs - koers, waarde

geldregering - timocratie

geldschaaltje - muntwaag

geldschieter - actionair, actionist, bankier, belegger, crediteur, faiseur, financier, geldman, lener, prolongant, woekeraar,

geld slaan - munten

geldsom - bedrag, kapitaal

geldsom die betaald moet worden - somma, waarde

geldspeler - gokker, speculant

geld steken in aandelen - speculeren

geldstelsel - valuta

geldstraf - achterwiel, bekeuring, boete, pene, poene

geldstuk - cent, daalder, dubbeltje, duit, euro, florijn, gobang (Indon.), gulden, knaak, kwartje, munt, muntstuk, numis, oortje, penning, pop, riks, rijksdaalder, schelling, schijf, stuiver, sou

geldstuk (fr) - sou

geldtas - beurs, buidel

geldswaarde - bedrag, valuta

geldwaarde (Eng.) - P.,St.

geldswaarde van een aandeel - koers

geldswaardig papier - aandeel, bankbiljet, betaalcheque, cheque, coupon, dividendbewijs, effect, fonds, grootboekinschrijving obligatie, pandbrief, postbewijzen, promesse, stuk, tegoed bon, waardepapier, wissel

geldsysteem voor uitkeringen - verzekeringen

geldtasje - portemonnee, portemonnaie

geldtransactie - koop

geldtransactie tot stand brengen - koop

geldverdiener - moneymaker

geldverduistering - malversatie

geldverlegenheid - geldgebrek, penarie

geld voor het stallen - stalgeld

geldvoorraad - kas

geldwaardig papier - betaalcheque, effect

geld weggeven - doneren, schenken

geldwezen - financiën

geldwisselaar - agioteur

geldwisselkantoor - change

geldwolf - duitendief, gierigaard, gortenteller

geldzak - beurs, buidel

geldzending - remise

geldzorgen - misère, nooddruft

geldzucht - gouddorst, inhaligheid

geldzuchtige - goudduivel

gele aardhars - retiniet

gele aardsoort - oker

gele bladkleurstof - xantofyl

gele drank - citroen, citroenjenever

gele ganzebloem - strobloem

gele granaat - topasoliet

gele harsachtige kleurstof - morine

gele kleurstof in meekrap - oker, xanthine

gele koorts, overbrenger van het virus - Aëdes

gele kwikstaart - koevinkje

gele licht brandbare stof - zwavel

gele lis - ooievaarsbloem

gele loofvogel - lopertje

gele mier uit Egypte - faraomier

gele narcis - paaslelie

gele paardebloem - hengel

gele perzik - mercaton

gele plantenkleurstoffen - flavonen

gele plomp - kruik

Gele rivier - Hwang(h)o

gele vaseline met terpentijn - kloosterbalsem

gele vederik - teunisbloem

gele verfstof - berggeel, cadoniumgeel, luteoline, massicot, oker, oreade

Gele zee - Hwang-hai

gele zoetigheid - honing

geleden - afgelopen, her, passé, terugblik, voorbij

gelederen - kring

geleding - gelid, gewricht, insnijding (kust), lid, segment, verbinding

geleed - apocyt(isch), gearticuleerd, samengesteld

geleed dier - duizendpoot, insect, krab, kreeft, rups, spin

geleedpotige - arthropoda

geleedpotig dier - duizendpoot, hooiwagen, insekt, krab, kever, kreeft, kruisspin, roofspin, spin, tor

geleend geld - lening

geleend goed - leen

geleende geldsom - lening

geleerd - bekwaam, belezen, deskundig, erudiet, geletterd, knap, kundig, letterheid, letterwijs, lettre, onderlegd, onderwezen, prifessoraal, savant, wijs

geleerd taalkundige - linguïst

geleerd twistgesprek - dispuut

geleerde - letterheid, professor

geleerde Hindo - Pandit

geleerde (moh.) - molla, mollah

geleerde uit Rotterdam afkomstig - Erasmus

geleerde verhandeling - dissertatie, proefschrift

geleerde vrouw - blauwkous, doctoranda, savante

geleerdheid - eruditie, kennis, kundigheid, wijsheid

gelegen - apropos, gelocaliseerd, gesitueerd

gelegen komen - conveniëren, pas

gelegen komend - opportuun, welkom

gelegen komende - welkom

gelegen zijn - liggen

gelegen zijn aan - belenden

gelegenheid - aanleiding, etage, evenement, inrichting, kans, mogelijkheid, moment, occasie, plaats, ruimte, stade, situatie, testade, zaak

gelegenheid geven - aflaten

gelegenheid tot overnachten - herberg, hotel, jeugdherberg, logies, motel

gelegenheid tot verblijf - logies

gelegenheidskleding - avondtoillet, gala, jacquet, rok, smoking

gelegenheidskoopje - occasion

gelegenheidskostuum - rok, smoking

gelegenheidspolitiek - opportunisme

gelegenkomend - geschikt, opportuun, vanpas, welkom

gele granaat - topasoliet

gelei - aspic, dril, jam, lil, vruchtenmoes

geleiachtig - colloïdaal

geleiachtig afval - dril, lil

geleiachtig eiwitpreparaat - gelatine

geleiachtige benzine - napalm

geleiachtige massa - dril

geleiachtige stof - gel, gelatine

geleibiljet - cedel, ceel, consent, permit

geleiboom - leider

geleibrief - permis, vrijbrief

geleidebuis van leer of zeildoek - mamiering

geleide - bescherming, comitaat, conduct, escorte, gevolg, gids

geleide economie - dirigisme

geleidebiljet - ceel, cedel, permit

geleidebuis van leer - mamiering

geleidelijk - allengs, effenaan, geordend, geregeld, getemporiseerd, gradueel, langzaam, langzaamaan, ordelijk, regelmatig, rustig, stilaan,

geleidelijk verval - afname, decadentieteruggang, terugloop, verloop

geleidelijk zich ontwikkelen - evolueren

geleidelijke afsterving van de cellen - necrobiose

geleidelijke ontwikkeling - evolutie, groei

geleidelijke overgang - evolutie

geleidelijke uitbreiding - escalatie

geleidelijke vermindering der ziekteverschijnselen - lysis

geleiden - begeleiden, escorteren, flankeren, leiden, vergezellen, voeren

geleidend maken - ioniseren

geleider - cicerone, conductor, gids, loods

geleider - chaperon, cipier

geleider (elek.) - conductor

geleider van olifant - kornak

geleider van pakpaard - batman

geleider van toeristen - gids, cicerone

geleiding maken - ioniseren

geleidster van een jonge dame - chaperonne

geleigeest - beschermengel

geleischip - konvooier, konvooischip

gelest - gestild

geletterd - belezen, erudiet, geleerd, knap, kundig, lettre, literaat, wijs

geletterde - lettré, literator

geletterdheid - alfabetisme, eruditie

geleuter - geduvel, geklets gemier, gepeuter, gezanik, gezeur, gezwam, kletspraat, mallepraat

geleverd door een koe - melk, zuivel

geleverd door een olifant - ivoor

geleverd door een schaap - wol

geleverd door het land - graan, voedsel

gelid - file, geleding, geslacht, lid, rij, ris

geliefd - begeerd, bemind, dierbaar, getapt, gezouitverkorencht, favoriet, geliefkoosd, gewild, gezien, lief, populair,

geliefde - aanbedene, amant, belle, beminde, favoriet, liefje, maitresse, minnaar, minnares, uitverkorene, vlam

geliefde van Abelard - Heloïse

geliefde van geliefde van Aeneas - Dido, Lavinia

geliefde van Alexander de Grote - Thaïs

geliefde van Alkmene - Elfio, Europa

geliefde van Amor - Psyche

geliefde van Antonius - Cleopatra

geliefde van Apollo - Cyrene, Daphnis, Kaliope

geliefde van Artemit - Endymion

geliefde van Bob - Daphne

geliefde van Cupido - Psyche

geliefde van Dante - Beatrice

geliefde van Daphnis - Chloë

geliefde van Demosthenes - Laïs

geliefde van Dido - Aeneas

geliefde van Don Quichot - Dulcinea

geliefde van Endymion - Artemis, Selene

geliefde van Eros - Psyche

geliefde van Heloïse - Abelard

geliefde van Hercules - lole

geliefde van Hero - Leander

geliefde van Heros - Leandros

geliefde van Isolde - Tristan

geliefde van Jacques Perk - Mathilde

geliefde van Jupiter - Latona

geliefde van Julius Caesar - Cleopatra

geliefde van Jupiter - Latona, Leto

geliefde van Leander - Hero

geliefde van Mimnermus - Nanno

geliefde van Pericles - Aspasia

geliefde van Perk - Mathilde

geliefde van Petrarca - Laura

geliefde van Pyramus - Thisbe

geliefde van Radames - Aïda

geliefde van Romeo - Julia

geliefde van Rougeleaa - Bettina

geliefde van Saidjah - Adinda

geliefde van Samson - Oelila

geliefde van Selene - Endymion

geliefde van Theseus - Ariadne

geliefde van Tristan - Isolde

geliefde van Venus - Anchises

geliefde van Zeus - Aegina, Alkmene, Antiope, Demeter, Dione, Europa, Hera, Juturna, Lamia, lo, Leto, Loda, Maera, Maia, Metis Semele, Themis,

geliefhebber - amateurisme, dilettantisme

geliefkoos - gevlei

geliefkoosd - bemind, dierbaar, geliefd

geliefkoosd onderwerp - stokpaardje

gelieven - behagen, goedvinden, minnenden, willen

gelig - tanig, vergeeld

gelig maken - gelen

gelige licht ontvlambare stof - zwavel

geliggen - bevallen, kramen

gelijk - conform, dezelfde, dito, doorgaand, eender, eenparig, eensluidend, eenzelvig, effen, effenen, egaal, eigenste, enerlei, equaal, equivalent, even, evenals, evenbreed, eveneens, evenhoog, evenlang, evenmatig, evenveel, evenzo, gelijkertijd, gelijkluidend, gelijkvormig, glad, hetzelfde, idem, identiek, intussen, iso, it, kiet, onbeslist, ondertussen, onderwijl, ongewijzigd, onveranderd, overeen, overeenkomst, parallel, pari, part, plat, quitte, rechtstreeks, remise, simultaan, sprekend, tegelijk, uniform, vlak, zoals

gelijk (Lat.) - par

gelijk aan - evenals, identiek, synoniem

gelijk aan minimale waarde - à pari

gelijk aan waarde - pari

gelijk blijven - bijbenen

gelijk doen - meteen

gelijk en cilindervormig - rolrond

gelijk en gelijkvormig - congruent

gelijk gekleed - uniform

gelijk in betekenis - synoniem

gelijk in samenstelling - iso

gelijk in talent - peer

gelijk in uiterlijk - uniform, evenbeeld

gelijk maken - adjusteren, aplaneren, elimineren, nivelleren, planeren, wegwerken

gelijk op - sam-sam

gelijk spel - onbeslist, remise

gelijk van inhoud - eensluidend

gelijk van vorm - isomorf

gelijk verdeeld - isometrisch

gelijk vooraf - us

gelijkbaar - quasi

gelijkblijvend - regelmatig

gelijkdurig - isochroon

gelijke - confrater, collega, dezelfde, dubbelganger, eendere, evenbeeld, evenknie, gade, genoot, gezel, hetzelfde, maat, medemens,naaste, pair, partuur, portuur, recent, weerga,

gelijke betekenis hebbend - equivalent, identiek, synoniem

gelijke driehoekige vakken - gegeerd

gelijke gedaante - isoform

gelijke kleding - uniform, tenue

gelijke optische eigenschappen hebbend - isotoop

gelijke schaakstelling - pat

gelijke spanning - isotoon

gelijke stemmen (muz.) - ve (voci equali)

gelijkelijk - evenzeer, tegelijk

gelijken - egaleren, evenaren, overeenkomen, pares, stroken

gelijken op - aarden, slachten

gelijkenis - afbeelding, beeld, evenbeeld, metafoor, model, overeenkomst, parabel, portret, vergelijking

gelijkerwijze - evenals, evenzo, zoals

gelijkgeaard - eendrachtig, homogeen, homogeniteit

gelijkgeaardheid - eendrachtigheid, homogeniteit

gelijkgerechtigheid - pariteit

gelijkgesteld in rechten - gemancipeerd

gelijkgestemd - eendrachtig, eenstemmig, gelijkgezind, zuiver

gelijkgezind - eensgezind, unaniem, verwant

gelijkgezinde - geestverwant, medestander, partizaan, verwante

gelijkheid - akkoord, analogie, congruentie, eenheid, egalité, egaliteit, emancipatie, equivalentie, evenwicht, identiteit, iso, overeenkomst, pariteit, uniformiteit

gelijkheid (Fr.) - egalité

gelijkin aantal - even

gelijkheid in afmeting - isometrie

gelijkheid in vorm maar met verschil in betekenis - homonymie

gelijk in uiterlijk - evenbeeld

gelijkheid van atoomkern met zelfde massanummer - isobaar

gelijkheid van beginklank - alliteratie, beginrijm, stafrijm

gelijkheid van denkbeeld met een andere uitdrukking - tautologie

gelijkheid van duur - isochronisme, isochroniteit

gelijkheid van klank - isofonie, rijm

gelijkheid van klinker - assonantie

gelijkheid van koers op verschillende plaatsen - pariteit

gelijkheid van luidheid aangewende lijn - isofoon

gelijkheid van maat - isometrie

gelijkheid van meetkundige figuren - congruentie

gelijkheid van mening - akkoord, overeenstemming

gelijkheid van temperaturen aangevende lijn - isotherm

gelijkheid van voortplantingscellen - isogamie

gelijkheid van vorm - isomorfie

gelijkheid van waarde - equivalentie

gelijkhoekig - isogonaal, isogonisch, isogoon

gelijkkleurig - egaal

gelijkklinken - stemmen

gelijkklinkend - homofoon

gelijkleggen - effenen

gelijklettergrepig - parisyllabisch

gelijklopend - evenwijdig, overeenkomende, parallel, vergelijkbaar

gelijklijkend - eender, overeen

gelijkluidend - eensluidend, gelijknamig, homoloog, homoniem, overeenkomend, unisono

gelijkluidend doch met verschillende betekenis - homoniem

gelijkmaken - assimileren, effenen, egaliseren, nivelleren, vlakmaken

gelijkmaker - egalisator

gelijkmaking - aanpassing, assimilatie, effening, egalisatie, egalisering, emancipatie, exequatie, nivellering, perequatie, slechting, sloping, unificatie, vereffening

gelijkmatig - eenparig, effen, egaal, equaal, evenwichtig, gelijkmoedig, gestaag, glad, homogeen, homoloog, proportioneel, regelmatig, symmetrisch, uniform, vlak, vloeiend

gelijkmatig en kalm - flegmatiek

gelijkmatige algemene loonsverhoging - loonrondo

gelijkmatige verdeling - gelijkmaking, peraequatie, vereffening

gelijkmatigheid - egaliteit, enerlei, evenzeer, gelijk, glad, homoniem, symmetrie, vlak

gelijkmiddelpuntig - concentrisch

gelijkmoedig - bedaard, evenwichtig, geduldig, kalm, lacide, onverstoorbaar, stoïcijns,

gelijknamig - effen, enerlei, gelijk, gelijkluidend, glad, homoloog, homoniem, vlak

gelijkrichter - egalisator

gelijkslachtig - analoog, gelijksoortig, homogeen, homoloog, soortgelijk

gelijksoortig - analoog, enerlei, gelijkwaardig, homogeen, homoloog, eendrachtig, soortgelijk, synchroon, tegelijk

gelijksoortigheid - homogeniteit

gelijkstaan - overeenkomen

gelijkstaan met - evenaren

gelijkstellen - emanciperen

gelijkstelling - assimilatie, coördinatie, emancipatie, indentificatie

gelijkstelling voor de wet - emancipatie

gelijktijdig - contemporain, contemporair, gedurende, gelijk, hangende, inmiddels, inter, intussen, meteen, middelerwijl, ondertussen, onderwijl, seffens, simultaan, staande, synchronisch, synchroon, tautochroon, tegelijk, tegelijkertijd, terwijl, terzelfdertijd, tevens, tijdens

gelijktijdig afvuren van een aantal vuurwapens - salvo

gelijktijdig klinken van enkele noten - akkoord, harmonie

gelijktijdig losbranden van vuurwapens - salvo

gelijktijdig optreden van verschillende maatsoorten - polymetriek

gelijktijdig optreden van verschijnselen - synchronisme

gelijktijdig optreden van verschillende maatsoorten - polymetriek

gelijktijdig plaats vinden van twee gebeurtenissen - synchronisme

gelijktijdig rijp zijn - homogaam

gelijktijdige aanwezigheid van een lichaam op twee plaatsen - bilocatie

gelijktijdigheid - coïncidentie, simultaniteit, synchronisme

gelijk van vorm - isomorf

gelijkvleugelig insekt - bladluis, cicade, kermes, luis, platluis, termiet, wandluis

gelijkvloers - begane beneden, grond, parterre

gelijkvloerse verdieping - parterre

gelijkvormig - analoog, eenvormig, conform, congruent, identiek, isomorf, uniform

gelijkvormigheid - conformiteit, conformisme, uniformiteit

gelijkwaardig - adekwaat, adequaat, equivalent, identiek, pari,

gelijkwaardig zijn - pariteit

gelijkwaardige - equivalent, evenknie

gelijkzijdige, scheve vierhoek - ruit, rhombus, toverrad

gelijnd - gelinieerd

gelimiteerd - begrensd

gelinieerd - gelijnd

geling - geelzucht, icterus

gelinieerd - belijnd, gelijnd

geloei - gehuil

gelofelijk - aannemelijk

gelofte - belofte, bezwering, eed, getuigenis, laudum, pollicitatie votum

geloften - vota

geloftesteen - votiefsteen

geloftetafel - votietafel

gelogen - onwaar

gelogen kwaad - laster, smaad

geloken - dicht, gesloten, oogluikend, overeenkomen, toe

geloochend - negatur

geloof - confessie, blijk, blijk geven, fides (Lat.), fiducie, fidutie, geloofsleer, gezindheid, gezindte, gezondheid, godsdienst, leer, mening, overtuiging, piscis, religie, vertrouwen

geloof aan beelden - idolatrie

geloof aan één God - monotheïsme

geloof aan mirakelen - wondergeloof

geloof aan onmiddellijk van de Godheid uitgaande openbaringen - supernaturalisme

geloof dat geen geloof mogelijk is - agnosticisme, scepsis

geloof in de toekomst - chiliasme, optimisme

geloof in duizendjarig rijk - chiliasme

geloof in geen God - atheïsme

geloof in geesten - spiritisme, bijgeloof

geloof in meer dan een God - polytheïsme

geloof in mirakelen - wondergeloof

geloof in wetenschap - sciëntisme

geloof verlaten - afvallen

geloofbaar - aannemelijk, croyabel

gelooflijk - aannemelijk

geloofsafval - apostasie

geloofsafvallige - apostaat, ketter, renegaat

geloofsartikel - dogma, geloofspunt, leerstuk, geloofswaarheid

geloofsbelijdenis - confessio, credo

geloofsbelijdenis aanhangend - confessioneel

geloofsbode - apostel

geloofsbrief - accreditief

geloofsbrieven - credentialen

geloofsgemeenschap - gemeente, sekte

geloofsgericht - inquisitie

geloofsgetuige - martelaar, martelares

geloofsheld - Gideon

geloofsleer - catechismus, dogma, dogmatiek, geloof, godsdienst kerkleer, religie

geloofsleerling - catechumeen , catechumenaat

geloofsonderricht - catechisatie

geloofsonderzoek - inquisitie

geloofsonderzoeker - inquisiteur

geloofspartij - kerk(genootschap), sekte

geloofspunt - dogma, leerstelling

geloofsrechtbank - inquisitie

geloofsrechter - inquisiteur

geloofsregel - canon, richtsnoer, wet

geloofsstelsel - religie

geloofs twist - godsdiensttwist

geloofsverdediger - apologeet

geloofsverdediger uit de middeleeuwen - kruisvaarder

geloofsverdediging - apologie

geloofsverdeler - scheurmaker, schismaticus

geloofsverdeling - scheuring, schisma

geloofsverklaring - belijdenis

geloofsverkondiger - apostel, dominee, evangelist, missioonaris, predikant, prediker, zendeling

geloofsverkondiging - predikatie, prediking, preek, sermoen

geloofsverloochening - apostatie

geloofsvervolger in het oude Rome - Nero

geloofsvervolger in Nederland - Alva

geloofsverwant - geloofsgenoot

geloofsverzaker - afvallige, apostaat, deserteur, dwaalgeest, heiden, ketter, mam(m)eluk, ontrouwe, rebel, renegaat

geloofsverzaking - apostasie

geloofsijver - zelotisme

geloofszaken - spiritualiën

geloofwaardig - authentiek, aannemelijk, betrouwbaar, controleerbaar, echt, geloofbaar, officieel, plausibel, reëel, vertrouwenswaardig, waarachtig

geloofwaardigheid - aannemelijkheid, betrouwbaarheid, authenticiteit, plausibiliteit

gelooide huid - bazaan, leer, leder

gelooid schapenvel - bezaan

geloop - gedraaf, geren, lopen

gelouterd - geraffineerd

geloven - aannemen, belijden, denken, dunken, menen, oordelen, vertrouwen

gelovende aan het noodlot - fatalistisch

gelovig - godsdienstig, religieus, vroom

gelovige - belijder

gelp - tierig

Gelre - Gelderland

geltharing - hommer

gelubd - gecastreerd, gesneden

gelui - gebeier

geluid - beng, bons, flap, gebonk, gebons, gegons, geklap, geknal, geratel, gerucht, getik, gil, herrie, kabaal, kik, klank, klap, klets, klop, klots, knal, kreet, lawaai, leven, muziek, nies, rumoer, sonus, stem, tik, toon

geluid bij onweer - donder

geluid om aandacht te trekken - pst

geluid van baby - blèren, kraaien

geluid van bazuin - schallen, toeten

geluid van beer - brommen, grommen

geluid van bij - gonzen, zoemen

geluid van blaren - geritsel, ritselen

geluid van brekend glas - gerinkel, rinkelen

geluid van buffel - blazen, bulken, snuiven

geluid van duiven - gekir, gekoer, kirren, koeren

geluid van eenden - snateren

geluid van everzwijn - knorren

geluid van ezel - ia, balken, gebalk

geluid van gans - gak

geluid van gewonde - kermen, kreunen, steunen

geluid van golven - geklots, klotsen

geluid van grote trompet - bazuingeschal

geluid van hart - bonzen, slaan

geluid van hert - brommen, reutelen, schreeuwen

geluid van hommel - blozen, brommen, hommelen

geluid van hond, jakhals, hyena - bassen, blaffen, grommen, janken, keffen

geluid van houtvuur - knetteren, suizen

geluid van huiskrekel - krekelen, krieken

geluid van jonge vogel - piepen

geluid van kat - blazen, gespin, m(i)auwen, ronken, spinnen

geluid van kikker - kwaken, kwekken, rikkikken

geluid van kippen - kakelen

geluid van klok - slaan, tikken

geluid van koe - bulken, loeien

geluid van konijn - piepen

geluid van krekel - kriepen, piepen, ritselen, (t)sjirpen, zingen

geluid van krokodil - jammeren

geluid van leeuw - briesen, briezen, brullen, grollen

geluid van meikever - gonzen, ronken, zoemen

geluid van mug - dommelen, gonzen, zingen

geluid van muis - knagen, piepen, ritselen

geluid van olifant - beren, trompetten

geluid van paard - briesen, hinniken, proesten, snuiven

geluid van poes - spinnen

geluid van ratelslang - ratelen

geluid van rinoceros - beren

geluid van schaap, geit - blaten, blèren, mekk(er)en

geluid van slang - biezen, bissen, sissen, ratelen, sijfelen

geluid van slot - klik

geluid van stier - brullen, knorren

geluid van tijger - brullen, knorren

geluid van uil - gekras, krassen

geluid van vallend voorwerp - bons, dreun, klap, plons

geluid van vallende druppel - pats, pets

geluid van varken - knorren

geluid van vlammen - geknetter, geloei, knetteren, loeien

geluid van vleermuis - piepen

geluid van vliegen - gonzen, ronken

geluid van vogel - zingen

geluid van vos - blaffen, janken, keffen

geluid van vuurwerk - knallen, knetteren, ploffen

geluid van water - kabbelen, klotsen, murmelen ruisen

geluid van wind - blazen, bulderen, fluiten, gieren, loeien, ruisen, suizen, zoeven

geluid van wolf - huilen

geluid van zwijn - gieren, knorren, knuffen, snorken

geluid waarnemen - horen

geluidbreker - demper, geluiddemper

geluiddemper - geluidbreker, sordino, sourdine

geluiddemper van een motor - knalpot

geluiddover - demper, sourdino

geluidje - kik

geluidkunde - akoestiek

geluidkundig - akoestisch

geluidloos - onhoorbaar, stil

geluidloosheid - stilte

geluid makend insekt - krekel

geluid makend voorwerp - rommelpot

geluid makende baken - belboei, brulboei

geluid nabootsing - klats, klets, onomatopee, pang

geluid overdracht door lichtstralen - radiofonie

geluid producerend - geluidgevend

geluid voortbrengen - luiden

geluid voortbrengend - geluidgevend

geluid voortbrengend apparaat -grammofoon, microfoon, motor, radio, recorder, televisie, versterker

geluidwerend maken - isoleren

geluidwerend materiaal - isolatie

geluidsband- tape

geluidschouwer - fonoscoop

geluidsdeskundige - acousticus

geluidsfilm - movietone

geluidsleer - acoustiek, acustica, akoestica, akoestiek

geluidsmaat - decibel

geluidsoverbrenging - telefonie, telefoon

geluidsregistratie - opname

geluidssterkte - volume

geluidstechniek - membraan

geluidstrechter - megafoon, microfoon

geluidsversterker - megafoon

geluidsvoortplanting - akoestiek

geluidswagen - omroepwagen, reportagewagen

geluidsweerkaatsing - echo, galm, resonantie

geluimd - gehumeurd, gemutst, gestemd

geluk - bezit, bof, buitenkansje, fortuin, Fortuna, gelukje, heil, licht, lot, luk, mazzel, meevaller, oentoeng, slagboer, succes, toeval, tref, veine, vervoering, voorspoed, welvaart, welzijn, zaligheid, zegen, zegening

geluk hebben - boffen, treffen

geluk aanbrengend voorwerp - amulet, mascotte, talisman, totem

geluk ermee - proficiat

geluk hebben - boffen, sloffen, treffen

geluk hebbend - fortuinlijk

gelukhebbende - bofferd, fortuinlijke, gelukkige, gezegende, zwijnjak

gelukaanbrengend voorwerp - amulet, mascotte, talisman, totem

gelukaanbrenger - mascotte

gelukgewenst - gefeliciteerd, proficiat

gelukje - baai, bof, fortuin, gok, kans, luk, meevaller, toeval, tref, treffer, veine

gelukken - beteren, meelopen, slagen

gelukkig - blij, felix (Lat.), fortuinlijk, gezegend, goddank, goed, gunstig, happy, tevreden, voorspoedig, zalig

gelukkig bezit - genot

geluk bij het spel - veine

gelukkig herdersland - arcadia

gelukkig land dat niet bestaat - Utopia

gelukkig toeval - bof, fortuin, kans, mazzel, meevaller, tref, treffer

gelukkig verblijf - dorado, eldorado

gelukkig zijn - veine

gelukkige - boffer, mazzelaar

gelukkige afloop - succes

gelukkige omstandigheden - buitenkansje, zegen

gelukkige vondst - trouvaille

gelukkigheid - zaligheid

geluksgodin - Fortuna

gelukskantoor - loterijkantoor

gelukskind - mercurlale, zondagskind

geluksmoraal - eudaemonisme

geluksnummer - staartnummer, winner

gelukspoppetje - billiken, mascotte, nénette

geluksspel - hazard, kansspel, loterij

geluksspinnetje - aardmijt, fluweelmijt

geluksstaat - Utopia

geluksstoot (in het spel) - beest, raceroe, ruiker, zwijn

geluksvogel - boffer, bofkont

gelukt - geslaagd

gelukwens - congratulatie, felicitatie, gratulatie, heilwens

gelukwensen - complimenteren, feliciteren

gelukwensing - felicitatie

gelukzalig oord - Eden, elysee, nirwana, paradijs

gelukzalige - hemeling

gelukzalige engel - hemeling

gelukzaligheidsleer - eudemonisme

gelukzoeker - avontuur, avonturier

geluw - geel, geelachtig, geelzucht, icterus

gemaakt - aangeleerd, aanstellerig, afgemeten, confectie, geaffecteerd, gedwongen, gefabriceerd, gehuicheld, gekunsteld, gespeeld, gezocht, geveinsd, made, onecht, onnatuurlijk, precieus, stijf, vervaardigd, voorgewend

gemaakte bloemen - kunstbloemen

gemaakt deftig - parmantig

gemaakte stof van geitehaar en wol - barkan

gemaaktheid - aanstellerij, affectatie, allure, gekunsteldheid, precieusheid, prosopopeia, stijfheid

gemaal - echtgenoot, e(e)ga, ga(de), gezanik, gezeur, herrie, man, molen, overlast, pomp, stoomgemaal, watermolen

gemaal van Agrippina - Germanicus

gemaal van Amphitrite - Poseidon

gemaal van Andromache - Hector

gemaal van Andromeda - Perseus

gemaal van Apsaria - Pericles

gemaal van Atamas - Ino

gemaal van Atossa - Darius

gemaal van Bernice - Ptolemaeus

gemaal van Charis - Hephaistos

gemaal van Chloris - Zephyrus

gemaal van Clytaemnestra - Agamemnon

gemaal van Desdemona - Othello

gemaal van Deïanira - Hercules

gemaal van Eurydice - Orfeus

gemaal van een vorstin - prinsgemaal

gemaal van Frigg - Odin

gemaal van Gaea - Uranus

gemaal van Guinevere - Arthur

gemaal van Hecuba - Priamus

gemaal van Helena - Menelaos

gemaal van Hera - Zeus

gemaal van Hermione - Orestes

gemaal van Hersilia - Romulus

gemaal van Ilione - Polymnestor

gemaal van Isis - Osire, Osiris

gemaal van Juno - Jupiter

gemaal van Lavina - Aeneas

gemaal van Leda - Thyndareüs

gemaal van locaste - Laïus, Oedipus

gemaal van Medea - Jason

gemaal van Niobe - Amphion

gemaal van Octavia - Antonius

gemaal van Oenone - Paris

gemaal van Penelope - Odysseus

gemaal van Persephone - Hades

gemaal van Proserpina - Pluto

gemaal van Ran - Aegir

gemaal van Rhea - Cronus

gemaal van Tethys - Oceanos

gemaal van Thaïs - Ptolemaeus

gemaal van Tethys - Okeanos, Peleus

gemachtigd - bevoegd

gemachtigde - afgevaardigde, bevoegde, chargé, depute, gecommitteerde, gedelegeerde, lasthebber, mandataris, zaakgelastigde, zaakwaarnemer

gemagnetiseerde schijf - floppydisk

gemak - bedaardheid, bestekamer, comfort, commoditeit, commodum, gerief(lijk), geriefelijkheid, kalmte, komfort, privaat, rust, stade, stilletjes, testade, toilet, wc

gemak (Fr) - aise

gemak gevend - gerieflijk

gemakkelijk - allicht, behaaglijk, bereidwillig, comfortabel, commodo, eenvoudig, faciel, gedwee, geredelijk, gereed, geriefelijk, gerieflijk, gesmeerd, goed, grif, handelbaar, handzaam, kalm, komfortabel, kwiek, licht, lichtelijk, luchtig, makkelijk, pluis, rustig, simpel, vlot, vrolijk,

gemakkelijk baantje - sinecure

gemakkelijk beweegbaar - flexibel, licht

gemakkelijk breekbaar - broos, bros, teer

gemakkelijk bij zich te dragen tasje - necessaire

gemakkelijk en weelderig leventje - prinsenleven

gemakkelijk gevend - goedgeefs, mild, vrijgevig

gemakkelijk glijdend - glad, glibberig

gemakkelijk karweitje - peuleschil

gemakkelijk leventje - vakantie

gemakkelijk onderkenbaar - kennelijk

gemakkelijk, ongedwongen - vloeiend

gemakkelijk pratende Indische vogel - bettet

gemakkelijk splijtbare stof - micat

gemakkelijk te begrijpen - bevattelijk, duidelijk

gemakkelijk te behandelen - mariabel

gemakkelijk te kauwen - mals

gemakkelijk te kruimelen - bros

gemakkelijk te verdragen - licht

gemakkelijk vocht opzuigend - hydrofiel

gemakkelijk voordelig en doelmatig - handig, praktisch,

vindingrijk

gemakkelijke en onverwachte bijverdienste - grijpstuiver

gemakkelijke leuningstoel - bergere

gemakkelijke stoel - berceuse, bergere, club, clubfauteuil, crapaud, dormeuse, fauteuil, kussenstoel, leunstoel, ligfauteuil, ligstoel, ruststoel, schommelstoel, sta-op stoel, zorgstoel,

gemakkelijke vaardigheid - flair

gemakkelijkheid - faciliteit

gemakken - commoda

gemakstoel - stilletje

gemakzucht - laksheid, luiheid

gemakzuchtig - allicht, (ge)makkelijk, laks, licht, lui, wel, zeer

gemalen biefstuk - tartaar

gemalen eikenschors - looi, run

gemalen graan - mee mout

gemalen koren - tarwemeel, gerstemeel

gemalen polijstaarde - tripelpoeder

gemalen rode, dakpannen - gravel

gemalen rogge - roggemeel

gemalen schelpen - grit

gemalen tabak - snuif

gemalen talksteen - speksteenpoeder

gemalen tufsteen - tras

gemalen vlees - gehakt

gemalin - echtgenote, eega, gade, huisvrouw, levensgezellin vrouw, wederhelft

gemalin van ... - zie gade van

gemanierd - gemaniëeerd, welopgevoed

gemanierde vrouw - dame

gemanierdheid - beleefdheid, beschaving, fatsoen, manieren

gemankeerd - mislukt

gemar - gedraal, getalm

gemarineerd - ingelegd

gemarkeerd - gemerkt, (muz.) marcato

gemarmerd glas - marbriet

gemartel - gepijnig

gemaskerd - bedekt, larvatus, vermomd, verborgen

gemaskerd bal - dans, maskerade, mom, redoute

gemaskerd feest - maskerade

gemarmerd glas - marbriet

gemaskerd bal - bal masqué, maskerade, redoute

gematigd - (muz.) adagio, andante, moderato

gematigd - bedaard, bezadigd, gemodereerd, getemperd, kalm, maathoudend, matig, moderaat, tamelijk, verzacht

gematigdheid - matiging, moderatie

gember (Ind.) - djae, djahe

gemberachtig gewas - cardamon, kardamon

gemeen - abject, achterbaks, algemeen, arglistig, banaal, bedrieglijk, commuun, doorsnee, doortrapt, dun, eerloos, eervergeten, gangbaar, geniepig, gewoon, gluiperig, grof, heimelijk, huichelachtig, ignobel, infaam, kwaadwillig, laag, laaghartig, laagstaand, lasterlijk, liederlijk, luguber, min, minderwaardig, miniem, naar, nietswaardig, obsceen, onedel, oneerlijk, onfatsoenlijk, onguur, onoprecht, ontaard, onwaardig, onzedelijk, openbaar, ordinair, pervers, plebejisch, ploertig, publiek, ruw, schorem, schrikwekkend, schunnig, schurkachtig, sinister, slecht, slim, smerig, snood, trivaal, trouweloos, uitgeslapen, unfair, vaal, vals, veil, venijnig, verachtelijk, verdorven, verfoeilijk, vilaine, vilein, vuig, vuil, vulgair, wreed, zedeloos

gemeen gespuis - crapule, crapuul, hef(fe), janhagel, uitvaagsel

gemeen kijken - loeren

gemeen lachen - grijnszen

gemeen mens - bedrieger, doerak, dronkaard, dweil, fielt, gemenerik, kreng, loeder, misdadiger, ploert, schoft, schurk, valsaard, wreedaard, zwendelaar

gemeen persoon - adder, beroerling, doerak, ellendeling, fielt, lelijkerd, loboor, loebas, loeder, ploert, schmiecht, schurk

gemeen sujet - doerak

gemeen volk - gajes, gebroed, gepeupel, gespuis, grauw, plebs, schorem, tuig

gemeen vrouwspersoon - del, drel, kataas

gemeen wijf - del, feeks, haaiebaai, kenau, kreng, loeder, prij, serpent, slang

gemeend - bedoeld, echt, eerlijk, ernstig, hartelijk, innig, ongeveinst, oprecht, serieus, warm

gemeendheid - ernst

gemeenheid - bassesse, infamie, impudentie, kwaad, laaghartigheid, laagheid, oprechtheid, sorditeit, trivaliteit, valsheid, vuigheid, vuilheid

gemeenheid in handelen of uiten - ernst

gemeenheid in streven - ernst

gemeenlijk - doorgaans, gewoonlijk, meestal, meestentijds, meesttijds, normaal, vulgariter,

gemeenlijk (Lat.) - vulgariter, vulgo

gemeenplaats - alledaags, alledaagsheid, banaliteit, commonplace, platitude, trivialiteit, truïsme

gemeenschap - betrekking, civitas, cohabitatie, communicatie,

communiteit, contact, convent, copulatie, maatschappij, marga, massaliteit, omgang, rapport, relatie, samenleving, verbinding, verkeer, verstandhouding, volk

gemeenschap (Hebr.) - jahad

gemeenschap der bewoners - volk

gemeenschap van goederen en geen eigen bezit - communisme

gemeenschap van kloosterlingen - communauteit

gemeenschappelijk - collectief, communaal, confederatief, familiaar, gemeen, overeenkomstig, samen, simultaan, tezamen, universeel, verwant

gemeenschappelijk bezit - communiteit, gemeengoed

gemeenschappelijk bouwland - es, enk, eng

gemeenschappelijk ding - simultaneum

gemeenschappelijk gedachtenismaal - agape

gemeenschappelijk graf - familiegraf, kerkhof, massagraf, oorlogsgraf

gemeenschappelijk liefdemaal – agape

gemeenschappelijk strijdende afdeling soldaten -gevechtseenheid, gevechtsgroep

gemeenschappelijk weiland - groenland, made, meent, mient

gemeenschappelijk zingen - samenzang

gemeenschappelijke eetgelegenheid - mensa

gemeenschappelijke golf - oc

gemeenschappelijke grond - eng, enk, es, maalschap, meent, mient

gemeenschappelijke markt - E.E.G., Euromarkt

gemeenschappelijke nederzetting der Israeli's - kibboets

gemeenschappelijke opvoeding van jongensen meisjes - coëducatie

gemeenschappelijke slaapzaal - dortoir

gemeenschappelijke tafel bij de marine - gamelle

gemeenschappelijke weide - meent

gemeenschappelijke werkzaamheid -coördinatie, samenwerking

gemeen sujet - doerak

gemeente - burgerij, dorp, plaats, stad,

gemeente (Jap.) - shi

gemeente (Sp.) - pueblo

gemeente aan de rand van een grote stad - randgemeente, voorstad

gemeente bestuur – gemeenteraad, stadsraad,

gemeente in Belgisch Limburg - Bocholt, Eksel

gemeente in de Achterhoek - Aalten, Groenlo

gemeente in de provincie Antwerpen - Meerle

gemeente in Drenthe - Dalen, Emmen, Norg

gemeente in Gelderland - Didam, Ede, Elst, Epe, Neede

gemeente in Groningen - Eenrum, Warfum

gemeente in Limburg - Elsloo, Haelen, Weert

gemeente in Noord-Brabant - Asten, Bladel, Erp, Gemert, Goirle, Megen

gemeente in Noord-Holland - Bloemendaal, Edam

gemeente in provincie Luik - Ans

gemeente in Utrecht - Baarn, Soest, Zeist

gemeente in Zuid-Holland - Arkel, Puttershoek, Strijen, Vianen

gemeentegevangenis - belfort

gemeentehuis - mairie, raadhuis, stadhuis,

gemeentehuis van Heerenveen - crackstate

gemeentelijk - municipaal, stedelijk

gemeentelijk bedrijf - bevolkingsregister, girodienst, huisvestingsdienst, huisvuilophaaldienst, rioleringsdienst

gemeentelijk energiebedrijf - G.E.B.

gemeentelijk grondgebied - municipaliteit

gemeentelijk register - BS

gemeentelijke bepaling - verordening

gemeentelijke geneeskundige dienst - G.G.D.

gemeentelijke gezondheidsdienst - GGD

gemeentelijke instelling - GEB, GGD

gemeentenaar - ingezetene

gemeentepils - leidingwater

gemeentepolitie - GP, stadspolitie

gemeenteraad - municipaliteit

gemeenteweide - made, meent, mient, schaarweide

gemeentewerken - PW., O.W.

gemeentezang - koraal

gemeen volk - gajes, geboefte, gebroed, gespuis, schorem, tuig

gemeenzaam - amicaal, amikaal, bekend, eigen, familiaar, gemoedelijk, vertrouwelijk

gemeenzaam woord voor plezier - gein, leut, lol

gemeenzaamheid - familiariteit, vertrouwdheid, vertrouwelijkheid, vrijpostigheid

gemeenzame aanduiding van een familielid - pipa

gemeier - gezanik, gezeur

gemêleerd - gemengd, gemixt, grijzend, vermengd

gemelijk - aalwaardig, alwallig, balorig, balsturig, behaaglijk, boos, chicaneurig, driftig, droefgeestig, gallig, gefrommeld, gekreukt, gellig, gramstorig, grommig, iezegrimmig, kniezend, kniezerig, kniezig, knorrig, korzelig, kregel, landerig, lomig, misnoegd, moroos, morrig, narrig, neetorig, nurks, nijdassig, ontevreden, ontstemd, onvergenoegdonwillig, pruttelend, sikkeneurig, verdrietig, vitterig, weerspannig, wrevelig, zanekerig, ziekeneurig

gemelijk beklag - gemor

gemelijk iemand - nijdas, iezegrim, izegrim

gemelijk mens - brompot, grompot, kniesoor, kniezer, knorrepot, neetoor, kwel, nijdas, nurk, pruttelaar, sar

gemelijkheid - landerigheid, malaise, morositeit

gemelijk zijn - huilen, narren, plagen, pruttelen, sarren, treiteren

gemelk - gezanik, gezemel, gewauwel, gezeur

gemene alsem - bijvoet (geneeskr.)

gemene kerel - aterling, doerak, fielt, loeder, nijdas, ploert, pooier, schurk, smeerlao, smiecht

gemenebest - republica, republiek, res

Gemene best, deel van het Britse -

5 Ghana, India, Kenya, Malta, Nauru, Sabah

6 Canada, India, Cyprus, Gambia, Guyana, Malawi,

Malaya, Nguana, Tobago, Uganda, Zambia

7 Jemaica, Lesotho, Nigeria, Sarawak

8 Barbados, Botswana, Malaysia, Trinidad, Zanzibar

9 Australië, Mauritius, Singapore, West-Samoa

10 Tanganyika

12 Nieuw-Zeeland

gemene deugniet - galgeaas

gemenerik - fielt, judas, loeder, onterik, schurk, smiecht, snoodaard, valsaard, valserik, vuilak, zedeloos

gemene handelwijze - laagheid

gemene kroeg - kavéte, kavitje

gemene meid - lel

gemene muur - erf

gemene streek - gemenigheid

gemene vent - aterllng, booswicht, doerak, doordraaier, fielt, lafbek, loeder, nijdas, patser, ploert, poen, pooier, rotvent, schoft, schurk, sloeber, smeerlap, smiecht, verkwister

gemene vrouw - furie, heks, helleveeg, karonje, sloerie

gemene weide - meent

gemene wolfsklauw - kolfmos

gemene zaak maken - heulen

gemengd - aangelengd, bont, dooreen, gemeleerd, gemixed, mixed, ongelijk, ongelijksoortig, onzuiver, verdund, verschillend

gemengd eten - kliek, prak, stamppot

gemengd kunnen worden - mengbaar

gemengd ras - halfbloed

gemengd veevoer - haksel, kortvoer

gemengde drank - cocktail

gemengde hoeveelheid - melange, mengsel

gemengde meststof - compost

gemengde opstellen - miscellanea

gemengde orgelstem – tertiaan

gemengde pijptabak - mixture

gemengdheid - mixture

gemenigheid - gemeenheid

gemerkt - aangezien, naardien, wijl

gemerkte vrachtlijst - manifest

gemest kalf - kistkalf

gemeste gesneden haan - kapoen

gemeste hoen - poularde

gemeste vogel - kropvogel

gemet - landerij

gemetseld gat voor een kelderraam - vossegat

gemetseld rookkanaal - schoorsteen

gemetselde oeverkant - beer, kaai, kade, wal

gemetselde voet van een vloerbalk - stiep

gemetselde waterkering - beer

gemeubileerd - gem.

gemiddeld - alledaags, circa, dooreengenomen, doorsnee, gewoon, normaal

gemiddeld inkomen - modaal

gemiddelde - moyenne

gemiddelde rekening - overslag, raming

gemiddelde vaart - kruissnelheid

gemiddelde weersgesteldheid - klimaat

gemier - geknoei, geleuter, gepeuter, gepruts, gewriemel, gezanik, gezeur

gemieter - geduvel, gemier, gezanik

gemijmer - pepeins

geminacht - geduvel, gezanik, versmaad

geminatie - verdubbeling

gemini - ruimteschip, tweelingen, sterrenbeeld

gemis - armoe, behoefte, defect, derving, gebrek, hiaat, krimp, lacune, leegte, leemte, manco, nood, ontbering, privatie, tekort(koming), verlies

gemis aan het nodige - gebrek, kommer

gemis aan kleurstof - achromatose

gemis aan pigment - achromatosis

gemis der oogleden - ablefarie

gemis van de geest - dof, eenvoudig, geesteloos, onbeduidend

gemis van het hoognodige - armoe, gebrek

gemis van muzikaal gevoel - amusie

gemis van of gebrek aan een zekere kleur - renonce

gemis van vrije tijd - gebonden

gemissen - missen, ontberen

gemixt - dooreen, gemêleerd, gemengd

gemixt meel - beslag, deeg

gemixte soorten - melange

gemme - camee, intaglio

gemodder - baggeren, gebagger, gebroddel, geknoei, gepruts, geschipper, getob

gemodelleerd - modele, plastisch

gemodereerd - gematigd, getemperd, modest

gemoed - binnenste, boezem, borst, inborst, drift, gestemd, gevoel, gevoeligheid, gezind, hart, kloekmoedigheid, innerlijk, onverschrokkenheid, stemming, verbolgenheid, zogestemd

gemoedelijk - aandoenlijk, bezadigd, eenvoudig, familiair, fideel, gematigd, gemeenzaam, gevoelig, gezapig, gezellig, goedhartig, goedig, goedmoedig, handelbaar, huiselijk, intiem, kalm, knus, los, mild, minzaam, natuurlijk, ongedwongen, onvormelijk, pathetiek, vertrouwelijk, vlot, vriendelijk, zachtaardig

gemoedelijke kalmte - placiditeit

gemoedelijkheid - bonhommie, gezapigheid, fijngevoeligheid, zachtaardigheid

gemoedereerd - doodleuk, kalmweg, vanzelfsprekend

gemoedsaandoening - aandoening, affect, affectie, agitatie, bezieling, bui, drift, elan, emotie, geestdrift, gevoel, gezwollenheid, hartstocht, humeur, motie, ontroering, passie, patos, stemming,

gemoedsaard - inborst, karakter, temperament

gemoedsbestaan - inborst

gemoedsbeweging - agitatie, begering, commotie, emotie, ontroering, satisfactie

gemoedsdrift - hartstocht

gemoedsgesteldheid - agitatie, angst, bui, dispositie, drift, emotie, ernst, exaltatie, gemoedsaard, gemoedsindruk, gemoedstoestand, hartstocht, humeur, hypochondrie-, impulsie, innerlijk, luim, ontroering, pathos, smart, stemming, temperament, toestand, vrees, vrolijkheid

gemoedsgesteldheid met dwaasheden - kolder

gemoedsgesteldheid waarin men dwaasheden doet - kolder

gemoedskalmte - contenance

gemoedsrust - bedaardheid, sereniteit, zielenrust

gemoedsstemming - blijheid, dispositie, droefheid, ernst, humeur, humeur, instelling, melancholie, somberheid, vreugde, vrolijk, vrolijkheid

gemoedsstemming, gedrukt - depressie

gemoedsuiting - drift, emotie, hartstocht, lach, ontboezeming, temperament

gemoedsuitstorting - lyriek

gemoedsvrede - zielerust

gemoireerde - moire

gemok - bouderie, gepruil

gemompel - gemor, gemurmel, geprevel

gemopper - gebrom, gemurmel, geprevel

gemor - gebrom, gemompel, gezanik

gemors - geknoei, knoeiboel

gemotiveerd - gedocumenteerd, gedrevenheid, redelijk, verantwoord, weloverwogen

gemotoriseerde kraan - dragline

gems - berggeit, klipgeit, steengeit

gemsachtige - gocel, kambing-oetan, sneeuwgeit

gemsbok - passan

gemsbuffel - anoa, gnoe, wildebeest

gemskleurig - chamois

gemul - gruis

gemunt - geladen, geslagen

gemunt geld - reaal, specie

gemurmel - gemompel, geprevel

gemutst - gehumeurd, geluimd

gemzenleer - chamois, kamoes

genaakbaar - accessibel, benaderbaar, toegankelijk, toelaatbaar

genaakbaar - toegankelijk

genaamd - alias, geheten, getiteld, hetende

genaamd zijn - heten

genade - amnestie, barmhartigheid, clementie, deernis, erbarmen, gena, goedertierenheid, gratie, gunst(bewijs), hulp, kwartier, lijfsbehoud, medelijden, pardon, vergeving, vergevingsgezindheid, vergiflenis, welwillendheid

genade voor recht laten gelden - amnestie, begenadigen, gratiëren, verlenen

genadebriefje in de R.K. kerk - aflaat

genadebron - God

genadebrood - aalmoes

genadegave - charisma

genadekruid - galkruid, godsgenade

genadeloos - onbarmhartig, onverbiddelijk, wreed

genadeloze concurrentie (Eng.) - rad, race

genadelijk - barmhartig, genadig

genademiddel - amnestie, gebed, prediking, sacrament, vergiffenis genadeoord - bedevaartplaats

genadereis - bedevaart

genade schenken - pardonneren, vergeven

genadeslag - nekschot, nekslag

genadeslag geven - afmaken, doden, neerslaannekken

genadig - barmhartig, clement, edelmoedig, genadevol, goedertieren, goed(gunstig), lankmoedig, mild, neerbuigend, vergevingsgezind

genaken - naderen, naken

genan - genant, genante, naamgenoot

genant – beschamend, ergerlijk, hinderlijk, lastig, onvrij

gendarme - agent, marechaussee, rijkswacht, veldwachter

gene - die, ginds, gindse

gêne - schaamte, schroom, verlegenheid

genealogie - geslachtskennis, geslachtsrekenkunde, stamboom

genealoog - stamboomkundige

geneesbaar - curabel, heelbaar

geneesheer - arts, chirurg, dermatoloog, dokter, esculaap, internist, medicus, specialist

geneesheer der goden - Melchior, Paenan

geneesheer onder de goden - Aesculaap

geneesheer uit de oudheid - Hippokrates

geneesheer van zielezieken - psychiater

geneesheer voor inwendige ziektes - internist

geneeskrachtig - genezend, medicinaal, officinaal

geneeskrachtig aftreksel - elixer, salep,

geneeskrachtig gewas - aloë, alant, alsem, althea, arnica, bijvoet, fenegriek, galgant, hijsop, kamille, luciaankruid, melisse, nepent, nepentes, salie, sanikel, serradella, standelkruid, valeriaan, valkruid, wolverlei, wondklaver, wormkruid, wijnkruit, zevenzaad

geneeskrachtig hout - sassafras

geneeskrachtig kruid - gentiaan, kamille, lavendel, melisse, papaver, salie, standelkruid, valeriaan, valkruid

geneeskrachtig water - bronwater, levico, spa

geneeskrachtig zout - emserzout, vlugzout, zuiveringszout

geneeskrachtige balsem - storax, tolubalsem

geneeskrachtige bast - kaneel, kina, hamamelis

geneeskrachtige bloem - camille, crocus, klaproos, kruidnagel, lavendel, saffraan

geneeskrachtige bol - zeeajuin

geneeskrachtige bron bij Jeruzalem - Bethesda

geneeskrachtige drank - salep, kinawijn, staaldrank

geneeskrachtige extracten - cachou, catechu, gambier

geneeskrachtige gomhars - duivelsdrek,

geneeskrachtige hars - gerajakhars

geneeskrachtige holte - sinus

geneeskrachtige houtsoort - gerajak, kwassie, pok

geneeskrachtige knol - salep

geneeskrachtige knoppen en bladeren - bilzenkruid, digitalis, doornappel, drieblad, eucalyptus, laurier, monnikskap, pepermunt,

salie, senna, wolfskers

geneeskrachtige kruiden - hennep, lobelia, marjolein, thijm, zonnedauw

geneeskrachtige middelen uit dieren bereid - gelatina, hertshoorn, levertraan, melksuiker, reuzel

geneeskrachtige modder - fango

geneeskrachtige olie - citronella, kamfer, sesamolie

geneeskrachtige plant - alant, bijvoet, fenegriek, gentiaan, heemst, kamille, kervel, laudanum, lavendel, melisse, mirre, papaver, salep, salie

geneeskrachtige standelkruidsoort - salep

geneeskrachtige vrucht - anijs, bosbes, komijn, kwee, pruim, vanille

geneeskrachtige waterbron - staalbron

geneeskrachtige wortel - alant, gentiaan, meekrap, mierik

valeriaan, zoethout

geneeskrachtige wortelstok - galenga, gember, kalmus

geneeskruid - heelkruid, wonderkruid

geneeskunde - heelkunst, medicina, medicijnen, therapie

geneeskunde, richting in de - anatomie, bacteriologie, chemotherapie, cytopathologie, diagnostiek, geriatrie, gerontologie, neurologie, oogheelkunde, pediatrie, psychiatrie, virologie

geneeskunde van bejaarden - geriatrie

geneeskunde van de huid - dermatologie

geneeskunde van de spraakorganen - toniatrie

geneeskunde van de zielsziekten - psychiatrie

geneeskunde van het hart - cardiologie

geneeskunde van kinderen - pediatrie

geneeskunde van vrouwen - gynaecologie

geneeskunde voor ouden van dagen - geriatrie

geneeskunde van de spraakorganen - foniatrie

geneeskundig - medisch, medicinaal, therapeutisch

geneeskundig behandelen - medicineren

geneeskundig onderzoek - auscultatie

geneeskundig toestel - ergostaat

geneeskundige - arts, dokter, dr., geneesheer, medicus, m.d. therapeut

geneeskundige behandeling - therapie

geneeskundige, beroemd - Boerhaave, Galenus, Harvey, Koch, Paracelsus, Pasteur, Vesalius, Virchow

geneeskundige dienst voor zieken - ambulance

geneeskundige drank - salep

geneeskundige hulp voor niet bedlegerigen - polikliniek

geneeskundige inrichting - hospitaal, kliniek, ziekenhuis

geneeskundige scheikunde - iatrochemie

geneeskundige subtropische plant - hysop

geneeskundige verklaring - attest, declaratoir

geneeskundige verzorging - behandeling

geneeskunst - geneeskunde, therapie

geneesleer - therapie

geneeslijk - curabel

geneesmeester - geneesheer, heelmeester

geneesmethode - aderlating, allopathie, homeopathie, kuur, lavement, massage, operatie, remedie, therapie

geneesmiddel - anti bioticum, arnica, artsenij, aspirine, atebrine, calmans, capsule, castoreum, decraline, dragee, drank, drankje, emetine, insuline, kalomel, kamille, kervel, kina, kinabast, kinine, kruid, lavement, medicament, medicijn, norit, panacee, penicilline, pil, poeder, remedie, salep, salmiak. serum, tablet, teerpil, therapie, triakel, valeriaan, zetpil

geneesmiddel - (lnd.) obat

geneesmiddelkunde - acognosie

geneesmiddel tegen alle kwalen - panacee

geneesmiddel tegen giftige beet - teriakel

geneesmiddel tegen koorts - antifebrine, antipyrine, kinine

geneesmiddel tegen maag kwaal - digerentia, maagzout

geneesmiddel regen malaria - araleën, atebrine, kina, kinine

geneesmiddel tegen ontsteking - antibioticum, boorwater

geneesmiddel tegen slaapziekte - germanine

geneesmiddel tegen vergiftigde slangenbeet - colubrina, strichmos, triakel

geneesmiddel tegen waterzucht - zeeajuin

geneesmiddel voor diarree - salep

geneesmiddel voor dieren - bolus

geneesmiddel voor hartlijders - digitaline

geneesmiddel voor infectieziekten - antibioticum, penicilline, streptomycine

geneesmiddelen - sera

geneesmiddelenboek - larmacopee, pharmacopee

geneesmiddelenbriefje - recept

geneesmiddelenleer - acognosie

geneesmiddelen, natuurlijke - drogerijen

geneesmiddelenwinkel - apotheek

geneesproces - kuur, remedie

geneeswijze - allopathie, homeopathie, kuur, massage, medicatie, remedie, therapie

geneeswijze, door baden - balneotherapie

geneeswijze door bestraling - radiotherapie

geneeswijze door warme baden, warme lucht etc. - thermotherapie

genegen - bereid, geneigd, gereed, gewillig, therapie, toegedaan, (wel)gezind, welwillend

genegenheid - affectie, drift, liefde, lust, min, neiging, trek, tendens, vriendschap, wil

genegenheid opwekkend - innemend

genegen iets te doen - bereid

geneigd - affiniteit, bereid, bereidwillig, genegen, gereed, gezind, gestemd, gezond, inclinatie, neigend, willig,

geneigdheid - aandrift, begerigheid, belusheid, lust, neiging, propensie, tendens, trek, wens, wil, zin, zucht

geneigdheid om het eigen inzicht te volgen - eigenzinnigheid

geneigdheid tot plichtsbetrachting - ernst

geneigd tot veel babbelen - babbelachtig, praatgraag

geneigd tot verzet - opstandig, rebels

generaal - algemeen gen., veldheer

generaal van het apenleger(Ind. myth) -Hanuman

generaal pardon - amnestie

generaalsbewind - junta

generale (de - bas) - fundamento (muz.)

generale staf - GS

generaliseren - veralgemenen

generalisatie - algemeen making

generaliteit - staatsmacht

Generaliteitslanden, een der - Brabant, Limburg, Opper-Gelderland, Vlaanderen

generatie - geslacht, teling, tijdgenoten, voortplanting

generatief - geslachtelijk

generatiewisseling - metagenesis

generator - dynamo

generen - hinderen, schamen

genereren - telen, verwekken, voortbrengen

genereus - edel, edelmoedig, goedertieren, goedgeefs, grootmoedig, mild, milddadig, onbekrompen, royaal, vorstelijk,

generhande - geen, generlei

generlei - geen, generhande

generositeit - edelmoedigheid, onbaatzuchtig, onbekrompenheid

genese - ontstaan, wording

geneselijk - curabel

genesis - gen, genese, ontstaan, oorsprong, wording

genet - paard, rijpaard

genetica - erfelijkheidsleer

genetkat - genetta, civetkat

geneugte - delice, genieting, genoegen, genot, vermaak, vreugde, wellust

genever - jenever

genezen - beter(en), boeten, bijgespijkerdcureren, gezond, heel, helen, hersteld, herstellen, nieuw, opgefleurd, opgeknapt, remediëren, verhelpen

genezen kunnende worden - curabel, geneesbaar, geneeslijk, heelbaar

genezend - curatief, therapeutisch

genezing - analepsis, heil, heling, herstel(ling), regeneratie, reconvalescentie, recuperatie, restitutie

genezing aanbrengend - heilzaam

genezing door verandering van lucht - aerotherapie, klimaatbehandeling

genezing door water - hydrotherapie, hydriasis,

geniaal - begaafd, bekwaam, briljant, geniaal, knap, talentrijk, talentvol, talrijk, uitzonderlijk, vernuftig

geniaal mens - genie

genialiteit - vernuft, vindingrijkheid

genie - aanleg, begaafdheid, esprit, fenomeen, gave, talent

genie-officier - genist

geniesoldaat - genist, mineur, pionier, pontonnier

geniep - achterbaks, geheim, heimelijk, stiekem, stilletjes, tersluiks, verborgen

geniepig - achterbaks, boosaardig, gemeen, gluiperig, heimelijk, insidieus, kwelziek, slinks, sluw, steels, stiekem, treiterig, vals, vuil

geniepig zeer doen - knijpen

geniesoldaat - genist, mineur, pontonnist, schansgraver, sappeur,

torpedist

genietbaar - genietelijk

genieten - krijgen, leven, nemen, ontvangen, smaken, snoepen

genieten wederverkopers - rabat

genieting - geneugte, genoegen, genot, genucht, leut, lust, plezier, vreugde, zielsgenoegen

genieting die de zinnen streelt - weelde, wellust, zingenot

genist - geniesoldaat, mineur, pionier, pontonnier,

genitaliën - geslachtsdelen

genitief - gen

genius - beschermengel, beschermgeest, geleigeest, schutsengel

genocide - rassenmoord, soortmoord

genodigde - gast, gevraagde, introducé, invité

genoeg - afdoende, afgedaan, afgelopen, afgemeten, basta, beu, flink, genoegzaam, halt, nogal, plenty, stevig, stop, suffisant, toereikend, verzadigd, voldoende, volop, zat, zeer

genoeg (Lat.) - tantum

genoegdoening - bevrediging, boete, eerherstel, excuus, herstel, loon, penitentie, retributie, revanche, satisfactie, talio, teruggave, vendetta, vergelding, vergoeding, voldoening, wraak

genoegdoening voor belediging - duel, excuus

genoegdoening voor verloren wedstrijd - revanche

genoegen - amusement, behagen, believen, bevallen, bevrediging, bezit, blijdschap, boete, faveur, gading, geneugte, genieting, genot, gerief, lol, leut, liefhebberij, lust, ontspanning, plezier, pret, pretje, satisfactie, schik, tevredenheid, verlustiging, vermaak, voldoening, vreugde, welbehagen, welgevallen, wellust, wil, zaligheid, zin

genoeg en uit - basta

genoeg gekookt - gaar

genoeg hebben - rondkomen

genoeg hebben van - balen

genoeglijk - aangenaam, aardig, amusant, bekoorlijk, charmant, emmes, gezellig, knus, leuk, plezierig, prettig, vriendelijk, vrolijk

genoeglijke bezigheid - hobby

genoeglijke stemming - schik

genoegzaam - krachtig, nagenoeg, overtuigend, toereikend, voldoende

genoemd - gemeld, vermeld

genomen - aangenomen, gesteld, ondersteld

genoot - compagnon, doelgenoot, gelijke, gezel, kameraad, makker, metgezel, vennoot

genootschap - bent, bond, broederschapclub, club, compagnie, corporatie, maatschappij, orde, organisatie, raad, sekte, sociëteit, unie, (ver)bond, vereniging, vergadering

genootschap der vrienden - kwakers

genootschap in Ierland - Fenians

genoodzaakt - verplicht

genot - baat, bevrediging, bezit, blijdschap, delectatie, delice, gebruik, geneugte, genieting, genoegen, gerief, hedone(Gr.), jouissance, lust, plezier, pret, smaak, verrukking, vreugde, welbehagen, wellust, wil, zaligheid

genot achteraf beleven - nagenieten

genot hebben - genieting

genot smaken - genieten

genot van iemands bezit - vruchtgebruik

genotartikel - tabak

genoteerd - aangetekend, gen., opgeschreven

genotleer - hedonisme

genotloos - blase

genotmiddel -

2 ijs

3 wijn

4 bier, hasj, shag, thee

5 cacao, drank, opium, snoep, snuif, tabak

6 bonbon, koffie, sigaar

7 alcohol, cocaïne, sigaret, snoepje, specerij

7. genotrijk, hasjiesj, nicotine

8. aangenaam, rooktabak, snoepgoed, specerijen,

9. pruimtabak

genotmiddel in Indonesië - sirih

genotziek - hedonistisch, wellustig, wulps, zinnelijk

genotziek persoon - wellusteling

genotzucht - epicurisme

genotzuchtig - epicurisch, weelderig, wellustig, zwelgend

genotzuchtig mens - epicurist

genre - allooi, manier, ras, slag, smaak, soort, stijl, trant, wijze

genre in de literatuur - drama, epiek, lyriek, poëzie, proza

genst – gaspeldoorn, heidebrem

genster - vonk

gent - gander, gans, ganzerik, mannetjesgans

Gent, gilde huis in - St. Jorishof, Toreke

Gent, monument in - Belfort, Gravensteen, Lakenhalle, Mammelokker, Prinsenhof, Rabat

Gent, oude gevangenis in - Mammelokker

Gent, oude haven van - Graslei

gentiaan - alpenplant

gentiaanachtigen - Gentianaceeën

gentiaanwortel - bitterwortel

gentianacee - bittering, duizendguldenkruid

gentleman - edelman, heer, seigneur

genuanceerd van klank - klankrijk, melodieus

Genuees - Columbus

genuïen - aangeboren, echt

genuïteit - echtheid

genurk - gebrom, gekijf, geknor

genus - geslacht, soort

geoccupeerd - bezet, bezig, drukdoende

geodeet - landmeter, spanrups

geodesie - landmeetkunde

geoefend - afgericht, bedreven, ervaren, geroutineerd, geschoold, getraind, geverseerd

geoefend in de cijferkunst - rekenkundig

geoefend op de jacht - bejaagd

geoefend zeeman - matroos, zeebonk, zeevaarder

geoefendheid - ervaring, geroutineerdheid, geschooldheid, getraindheid, routine

geofaag - aardeter

geofyten - bol, knol, wortelstokplanten

geogenie - aardwording

geograaf - aardrijkskundige

geografie - aardrijkskunde

geografisch - aardrijkskundig

geografisch overleg - go

geografische aanduiding - N.B., O.L., W.L., Z.B.

geografische breedte - latitude

geografische breedtecirkel - parallel

geografische lengte - longitude

geografische lengtecirkel - meridiaan

geografische ligging - topografie

geografische lijn - isobaar, isogoon

geografische mijl - g.m.

geografische naam - toponiem

geografische naamkunde - toponymie

geografische plaatsbepaling - breedtegraad, lengtegraad

geografische tekening - (land)kaart

geografische term - NB, OL, WL, ZB

geoliede huid van schapen - perkament

geologie - aardkunde

geologisch - aardkundig

geologisch proces - abrasie, erosie, sedimentatie, verwering

geologisch stelsel - neptunisme

geologisch tijdperk - Algonkium, Alluvium, Cambrium, Carboon, Devoon, Diluvium, Jura, Kambrium, Krijt, Mioceen, Neozoïcum, Oligoceen, Perm, Pleistoceen, Plioceen, Quartair (Holoceen), Secondair, Siluur,Tertiair (Eoceen),Trias, IJsperiode, Ijstijd

geologisch tijdperk, huidig - quartair

geologisch tijdvak - lias, ijsperiode

geologisch verschijnsel - boudinage

geologische formatie - eoceen, Jura, krijt, perm, trias

geologische hulpwetenschap - mineralogie, petrologie, sedimentologie, stratigrafie,

geoloog - aardkundige

geometrie - meetkunde, planimetrie

geometrisch - meetkundig

geometrische verhouding - cosecans, cosinus, cotangens, secans, sinus, tangens

geomorfologie - landschapkunde

geomorfologische eenheid - landschap

geoorloofd - fiat, gepermitteerd, oorbaar, toegelaten, toegestaan, toelaatbaar, veroorloofd

geoorloofde liefdesbetrekkingen - minnarij

geopend - open, openstaand

geopperd denkbeeld - suggestie

geordend - geregeld

geordende lijst - index, rooster, tabel

geordende lijst van namen - register, telefoongids

geordende overeenkomst - schikking

geordende zeemacht - marine, vloot

georganiseerd overleg - g.o.

georganiseerde bijeenkomst - vergadering

Georgië, hoofdstad van - Tbilisi

Georgië, oorspronkelijke bewoners van - Colchii, Iberii

Georgië, rivier in - Rion

Georgië, stad in - Batoemi, Koetaisi, Tsiatoera

Georgië, steppe in - Karajas, Sjiraki

geotropisme - geotropie

geoutilleerd - uitgerust, voorzien

geoxideerd - roestig

gepaard - gehuwd

gepaard gaande met ettering - suppuratief

gepaardhoevige - ever, ezel, kalf, koe, muildier, muilezel, stier, varken, zwijn

gepakt - gegrepen

gepantserde haai - katte(n)haai

gepantserde legerafdeling - cavalerie, pantserdivisie

gepapt dicht gordijnweefsel - lancaster

gepard - jachtluipaard

gepareld - parelvormig

geparenteerd - vermaagschapt, verwant (schapt)

geparfumeerde gezichtspoeder - bedak, irisine

gepassioneerd - hartstochtelijk

gepassioneerdheid - hartstocht, passie, voorliefde

gepast - adekwaat, adequaat, behoorlijk, betamelijk, bruikbaar, convenabel, decent, eerlijk, fatsoenlijk, geschikt, gevoeglijk, juist, keurig, net, oirbaar, oorbaar, passend, schikkelijk, sortabel, voegzaam

gepast betalen - passen

gepastheid - betamelijkheid, keurigheid, netheid, oorbaarheid, voegzaamheid

gepatenteerd - geoctrooieerd

gepeild - geraaid

gepeilde diepte - loding

gepeins - denkbeeld, denken, gedachte, gemijmer, gesuf, mijmering, mijmerij

gepelde haver tot grutten gemaakt - havergort

gepekeld - gezouten

gepelde gerst - gort

gepelde rijst - beras, bras, nasi

gepen - geschrijf

gepend - puntig, stekelig

gepensioneerd - emeritus, rustend

gepensioneerde - oudgediende

gepeperd - bijtend, hartig, heet, pedes (Ind.), pikant, prikkelend, sterk, stekelig

geperforeerd - doorboord

gepermitteerd - geoorloofd, toegestaan, veroorloofd

gepersonifieerd - belichaamd

gepersonifiseerde rijkdom - Mammon

geperst hout - triplex

geperste haarstof - vilt

geperst hout – triplex

geperst kolengruis - briket

gepetrifieerd - versteend

gepeupel - canaille, gajes, gemeen, gepeupel, gespuis, grauw, heffe, janhagel, plebs, rapaille, schorem, schorriemorrie, schuim, tuig

gepeupelheerschappij - lochlocratie

gepeupelregering - lochlocratie

gepeuter - geknoei, geleuter, gemier

gepieker - getob

gepiept – gedaan, klaar

gepijnig - gemartel

gepikeerd - beledigd, boos, gebelgd, gekrenkt, geprikkeld, geraakt, korzelig, kregel, kriegel, kwaad, nijdig, ontstemd, toornig, verstoord

gepikeerdheid - boosheid, gebelgdheid, geraaktheid, nijd, toorn, wrevel

gepikt en gedreven - klaar, reisvaardig, uitgerust

geplaag - gesar, geterg, getreiter

geplaatst - ondergebracht, neergezet

geplaatst bij - gedetacheerd

geplaveide weg - straat

gepleegde handeling - daad

geplekt - bont

geplet koper - latoen

geplet en vertind dun metaal - blik

geploeter - gesjouw, getob, gezwoeg

geplogenheid - gebruik, gewoonte

geplooid - gegolfd, gerimpeld, plisse

geplooid bedbehangsel - draperie

geplooid oplegsel - ruche

geplooide bef - jabot

geplooide boordsel - falbala

geplooide dameshalskraag - frees

geplooide huid - leer, leder

geplooide kraag - fraise, lob, lub

geplooide leren zak - balg

geplooide muts - kaper

geplooide stof - plissé

geplooide strook - falbala, hem, kantje, ruche

geplooide strook van een gordijn - rabat

geplooide zak (leer) - balg

geplooide zoom - falbala

geplozen touw - pluis

gepluimd - gevederd

geplukt - kaal

gepoch - bluf, gesnoef, gezwets, grootspraak, opschepperij, snoeverij, vanterie

gepoender - gedoe, gedraai, gepeuter

gepofte mais - popcorn

gepolitoerd - gepolijst

geporteerd voor - pro

geposeerd - aanstellerig, bedaard, bezadigd, evenwichtig, gemaakt, gezet, nuffie,

gepraal - gepronk, pralerij, pronkerij

gepraat - gebabbel, gekeuvel, geklets, geleuter gesnap, gekoos, gezwam, klap, palaver, praterij

gepraat (ongunstig) van de mensen - (In) opspraak

gepremediteerd - opzettelijk, voorbedacht

gepreoccupeerd - vooringenomen

geprepareerd waspapier - stencil

geprepareerde huid - leder, leer

gepresseerd - gehaast

geprevel - gemompel, gemummel

geprezen - geroemd, gevierd, gezegend

gepriegel - gepeuter

geprikkel - getintel

geprikkeld - boos, geraakt, humeurig, korzelig, kregel, kriebelig, lichtgeraakt, nerveus, nijdig, ontstemd, opgewonden, opvliegend, wrevelig

geprikkelde stemming - animositeit, geïrriteerdheid, irritatie, wrevel, wrevelig(heid)

geprikkeldheid - gebelgdheid, boosheid, gepikeerdheid, irritatie, korzeligheid, ontstemdheid, opvliegendheid, verstoordheid

geprivilegieerd - bevoorrecht

gepromoveerd persoon - doctor, dr

gepronk - gepraal, pralerij

gepronoceerd - sprekend

geprotesteerd (handel) - geweigerd

gepruil - bouderie, geknies, gemok

gepruts - geknoei, gemier, gemodder

gepruttel - gemopper, gemor

geps - gaps

gepuf - grootspraak

gepunt - puntig, scherp, spits

gepunte stok - prikkel

gepurperd - purperkleurig

gepijnig - gemartel

geraaid - gepeild

geraakt - aangedaan, aangeschoten, aangeslagen, beledigd, boos, gebelgd, geblesseerd, geergerd. geïrriteerd, gekwetst, gepikeerd, geprikkeld, geroerd, getroffen, gewond, korzelig, kregel, kriegel, nijdig, ontroerd, ontstemd, opgewonden, raak, toornig, verstoord

geraaktheid - boosheid, ergernis, gebelgdheid, gekwetstheid, gepikeerdheid, irritatie, prikkeling, touche, verstoordheid

geraamd - approximatief

geraamte - armatuur, beenderen, beendergestel, bekkeneel, gebeente, bot, bouw, constructie, frame, fusilage, graat, karkas, knekelman, knok, knokok, knook, ontwerp, rib, ribbenkast, rif, scharminkel, schedel, schema, skelet, wervel

geraamte uitdrogen en ineenzetten - skeletteren

geraamte van het hoofd - bekkeneel, doodshoofd, schedel

geraamte van hout - latwerk

geraamte van kiezelzuur - kiezelskelet

geraas - alarm, balderen, drukte, gebalder, gerucht, gesnor, getempeest, getier, heibel, herrie, kabaal, keet, lawaai, lejool, leven, opschudding, rumoer, stampei, tumult, volksoploop

geraas en getier - stampei

geraaskal - gebral, gezwets, lariekoek, nonsenspraat, radotage,

geraas makend (muz.) - strepitoso

geradbraakt - afgemat, doodmoe, doodop, gebroken, kapot, uitgeput, verknoeid

geraden - aangeraden, dienstig, geadviseerd, gezuiverd, raadzaam, treffen, wenselijk

gerafelde naad - torn

geraffineerd - doorkneed, doortrapt, gezuiverd, listig, sluw, veredeld, verfijnd

geraffineerd gemeen - ingemeen

geraffineerd verleider - mefisto, Mephistopheles

geraffineerde houding - raffinement

geraffineerde vouw - vamp

gerak - gemak, gerei, gerief

geraken - komen, terechtkomen

gerammel - geratel

geranium - kraanhals, ooievaarsbek, pelargonium

geraniumachtigen - ooievaarsbek,pelargonium, reigerbek

gérant - beheerder, zaakeider, zaakwaarnemer, zetbaas

gerardskruid - zevenblad

geraspte snuiftabak - rapé

geratel - gerammel, lawaai

gerecht -

3 hof, hot, pap, vla

4 bami, gang, kie(n), moes, raad, saté, soep, spijs

5 balie, haché, juist, patat, purée, salmi, snert

6 billijk, fondue, muesli, omelet, pastei, ragout, reerug, salade, salami, roerei, wettig

7 beignet, compote, correct, flensje, hutspot, pudding, reebout, schotel, soubise, soufflé, vissoep, voedsel,zalmsla

8 biefstuk, bouillon, flensjes, fleurons, niertjes, rissoles,

rijstebrij, rijstepap, stamppot, to urnedo, uiensoep,

vispastei, zuurkool

9 bietensla, hamburger, haringsla, kippesoep, pasteitje, rechtbank, rijstemelk, tribunaal, uitsmijter

10 croquetten, erwtensoep, huzarensla, linzensoep, vierschaar, watergruwel

11 aardappelen, groentesoep, hors d´oeuvre, kalfsoester,

pannekoeken, plumpudding, rabarbermoes, tomatensoep, trommelkoek, vogelnestje

12. jachtschotel, macaronisaus, rechtvaardig

13.

14. wentelteefjes

15. ossestaartsoep

gerecht (It.) - polenta

gerecht (Sp.) - olla podrida

gerecht aan het einde van een maaltijd - nagerecht, toetje

gerecht in Italië - spaghetti

gerecht in Spanje - paella

gerecht met kerstmis - kerstgans

gerecht van fijn gekookte groente - moes

gerecht van fijn vlees en deeg - pastei

gerecht van zure appelen, bruin brood, karnemelk – prol

gerechtelijk - forensisch, justieel, justitieel, rechtelijk

gerechtelijk ambtenaar - kantonrechter, officier

gerechtelijk bevel - injunctie

gerechtelijk inschrijfboek - registratuur

gerechtelijk onderzoek - perquisitle

gerechtelijk ontzegelen - resigneren

gerechtelijk ontzeggen - resigneren

gerechtelijk toewijzen - addiceren, adjudlceren

gerechtelijk vooronderzoek - perquisitie

gerechtelijk vooronderzoek in militaire strafzaken - informatiën

gerechtelijke aanmaning - sommatie

gerechtelijke actie - procedure

gerechtelijke bekrachtiging - homologatie

gerechtelijke bekrachtiging van een akkoord - hornologatie

gerechtelijke beslaglegging - sequestratie

gerechtelijke ontzegeling - resignatie

gerechtelijke uitspraak - oordeel, vonnis

gerechtig - billijkerwijs, rechtvaardig

gerechtigd - bevoegd, competent

gerechtigheid - recht,rechtvaardigheid

gerechtsbode - deurwaarder

gerechtsdienaar - agent, beul, diender

gerechtshof - rechtbank

gerechtshof in Drenthe tot eind 18e eeuw - etstoel

gerechtshof in Oud-Athene - Areopagus

gerechtskosten - vacatiekosten

gerechtsoefening - rechtspleging

gerechtsplaats bij Jeruzalem - Golgotha

gerechtsplaats in Athene - Areopagus

gerechtsplaats in Twente - Dingspelberg

gerechtsschrijver - griffier

gerechtszaak - (Ind.) perkara, proces

gerechtvaardigd – billijk, gegrond, juist, terecht

gerecht van verschillende groenten – jardinière

gerecht met uien en vlees – hachee

gered - behouden, bevrijd, ongedeerd, safe, veilig, verlost

geredelijk - bereidwillig, gemakkelijk, graag, grif, licht, pront

gereed - af, afgewerkt, bereid, contant, grif, klaar, paraat, ready, ree, slagvaardigvaardig, volbracht, voltooid

gereedgemaakt – afgewerkt, bereid, klaar

gereed maken – klaarmaken, prepareren

gereedschap - alaan, aks, beitel, bij, boor, drevel, drijver els, gerei, graveerijzer, hak, hamer, instrument, kaarde, mes, nijptang, spaan, tang, tuig, vijl, werktuig, zaag, zie ook werktuigen

gereformeerde - Calvinist, Doleerder

gereed tot handelen - bereid, paraat, vaardig

gereed uit te trekken - beweegbaar, marsvaardig, mobiel

gereedschap - gerei, tuig

gereedschap om emmers te dragen - juk

gereedschap om oven mee uit te krabben – loet

gereedschap om te vegen – stoffer, veger

gereedschap om zeis te scherpen - strekel

gereedschap van tekenaar - winkelhaak

gereedschap van timmerman – hamer, schaaf

gereedschap voor de tuin – hark

gereedschap voor de tuin – hark

gereed zijn – bereid, klaar

gereformeerd - hervormd

gereformeerd geloof - calvinisme

geregeld – altijd, behoorlijk, dagelijks, dikwijls, doorgaans, geordend, meestal, ordelijk, regelmatig, regulair,steeds, steevast, telkens, vaak, vast

geregeld bezighouden – oefenen

geregeld volgen - nalopen

geregelde toestand - orde, regel, regelmaat

geregelde volgorde - beurt

gerei – gereedschap, tuig

gerekend worden tot - behoren

gerekt - lang, langdradig, tenuto, uitvoerig, wijdlopend

gerekte vorm hebbend - langwerpig

geremd - belemmerd

geren - gedraaf, geloop, rennnen

gerenommeerd – bekend, beroemd, vermaard

gerenommeerdheid - vermaardheid

gereserveerd - besproken, terughoudend

geresigneerd – gelaten

geresolveerd – kordaat, resoluut

gerezen gedeelte van de aardkost - horst

gergel - glee

geriatrie - ouderdomszorg

geribbeld - geribd

geribd brood – wegge

geribde stof - rips

gericht op de ander - altruïstisch

gericht op zichzelf - egocentrisch

gerief - accommodatie, comfort, dienst, gemak, genoegen, genot, gerak, gereedschap, gerei, gevoeg, luxe, nut, plezier, voordeel

gerieflijk - aangenaam, comfortabel, gemak, gemakkelijk, genoeglijk, makkelijk,

geriefelijkheid - comfort, gemak, genoegen, genot, gerak, gerei, luxe, nut, plezier

gerieven - bedienen, bijstaan, helpen

gerimpeld - geplooid, rimpelig, schrompelig

gering - armzalig, beperkt, bescheiden, futiel, gemeen, iel, karig, klein, laag, licht, luttel, mager, matig, min, miniem, modiek, nederig, nietig, onaanzienlijk, onbeduidend, onbetekenend, ondergeschikt, ordinair, pover, schaars, schril, weinig

gering bezit - armoe, armoede

gering gewicht - lichtheid

gering in aantal - weinig

gering in getal - weinig

gering van gewicht - licht

geringachten - minachten

geringe hoeveelheid - beetje, greintje, iets, ietwat, luttel, schijntje, wat

geringe afstand - dichtbij, kippeëindje, uitvlucht, vlakbij

geringe eetlust - anorexia

geringe hoeveelheid - beetje, grein, iets, ietwat, luttel, schijntje, wat

geringe mate - onbeduidend

geringe prijs - goedkoop

geringe urine aficheiding - oligurie

geringe warmtegraad bezittend - koud, lauw

geringer - kleiner, minder , zwakker

geringheid - exiquiteit, nietigheid, teuïteit

geringschatten - depreciëren, discrimineren, kleineren, minachten, nullificeren, onderwaarderen, schamperen, smaden, vilipenderen

geringschattend - dedaigneus, despectief, kleinachting, minachtend, schamper, smalend

geringschatting - dedain, depreciatie, minachting, vilipendentie

geringst - minst

geringste - kleinste, minste

gering van kracht - slap, zwak

gering verschil - miniem

Germaan - Bataaf, Batavier, Teutoon Saks

Germaans godengeslacht - Asen, Wanen

Germaans feest - midwinterfeest, joelfeest

Germaans heidens winterfeest - joelfeest

Germaans letterteken - rune

Germaans volk - Denen, Duitsers, Engelsen, Nederlanders, Noren, Zweden

Germaans volk in Zuid-Duitsland - Alamannen

Germaanse aarde - Midgard

Germaanse afgod - Irmin

Germaanse bewaakster van onderwereld - Hel(a)

Germaanse bode der goden - Hermod

Germaanse boze geest - belewitte, Holda, Pertha

Germaanse goden - Asen

Germaanse Godheid - Aegir, Balder, Bragi, Donar, Forseti,

Freyr, Geirrod, Hermod, Hoenir, Ing, Irmin,Kvasir, Loki, Lodur, Lytir, Magni, Njord, Od, Odin, Skold, Thor, Tiw(az), Tyr, Vali, Vé,Vidar, Vili, Wodan

Germaanse godin - Edda, Erna, Freya, Frigg, Frigga,

Geijon, Gerda, Hel, Hela, Iduna, Laga, Manna, Qerd, Ran, Rana, Sif

Germaanse godin van de eeuwige jeugd - Iduna

Germaanse godin van de lente - Ostara

Germaanse godin van de onderwereld - Hela

Germaanse godin van de zee - Ran

Germaanse heldenfiguur - Hilde

Germaanse heldenepos - Attila, Brunhilde, Kriemhilde, Nibelungen, Siegried

Germaanse hemel - Asgaard, Walhalla

Germaanse koning - Odoaker

Germaanse korte speer - framer

Germaanse landstreek - Gou(w)

Germaanse lentegodin - Ostara

Germaanse lotgodinnen - Nornen, Skuld Urd,Werdandi,

Germaanse luchtgeest - sylfe

Germaanse mythologisch figuur - Irmin, Nixe,

Germaanse mythologisch profetes - Wala

Germaanse mythologisch schandpaal - nidingpaal

Germaanse natuurgeesten - alven, elfen

Germaanse oergod - Tuisto

Germaanse onderwereld - Niftheim, Helheim

Germaanse oppergod - Odin, Wodan

Germaanse profetes - Veleda

Germaanse reus - Berserik

Germaanse sagen - Edda

Germaanse sagenfiguur - Beowulf, Emenarik, Gudrun

Germaanse schikgodinnen - Norne

Germaanse strijdwolf - Fenris

Germaanse taal - Deens, Duits, Engels, Fries, Gotisch, Nederlands, Noors, IJslands, Zweeds

Germaanse taalwetenschap - germanistiek

Germaanse tweelinggoden - Alcis

Germaanse volksstam - Cherusken, Fosi, Gauten, Teutonen

Germaanse watergeesten - Nixen

Germaanse wereld - Midgaard

Germaanse wichelares - alruin

Germaanse zeegod - Aegir, Eiger

Germaanse zeegodin - Ran, Rana

Germanië - Duitsland

germaniseren - verduitsen

germanium - ge

germinal - kiemmaand

geminatie - broeien, ontkieming

germineren - ontkiemen, ontspruiten

gerochel - gereutel

geroddel - achterklap, babbelpraat, differmatie, kwaadsprekerij, laster, praatje

geroemd - geprezen, gevierd

geroep - gekrijs, geschreeuw

geroerd - aangedaan, bewogen, gekleed, getroffen, ontroerd

geroes - rumoer

geroezemoes - gegons

gerokte bol - ui

geronk - gesnork

geronnen - gestold, gestremd, ingedikt, rinnen, verdikt

gerooid bos - rade, rode

gerookt spek met vlees er aan - bacon

gerookt visje - sprot

gerookte aal - paling

gerookte haring - bokking

gerookte vis - bokking, paling

geroosterd brood - mouilette, muffin, toast, toost, tosti

geroosterd vlees - saté

geroutineerd - bedreven, doorkneed, ervaren, gehaaid, geheid,

geoefend, getraind, handig, kundig, vaardig

gerst, gepelde - gort

gerstebier der Egyptenaren - zython

gerstekoffie - moutkoffie

gerstenat - ale, aal, bier, pils

gerstepap - gerstebrij

gerstmaand - september

gerucht - faam, geluid, geraas, klank, mare, nieuws, nieuwtje, opzien, praatje, rel, roddel, roep, spraak, tijding, verhaal,

geruchtmakend - alarmerend, bruyant, fameus, geraasmakend, opvallend, opzienbarend, sensationeel

geruime tijd - lang, poos

geruime tijd durende - lang, langdurig

geruis - gegons, geritsel, gezwatel (lit), lawaai, leven, ritseling, strepitus

geruisloos - geluidloos, onhoorbaar, stil

geruit weefsel - quadrille

geruite stof - dambordgoed, tartaan

gerust - bedaard, kalm, onbekommerd, onbevreesd, onbezorgd, onbezwaard, rustig, stellig, stil, tevreden, vredig, vreedzaam, zeker

gerustelijk - kalm, rustig

gerustheid - geruststelling, onbekommerd, onbezorgdheid, zorgeloosheid

geruststellen - rassureren

geruststellend - rassurant, sedatief

geruwd leer - suède

geruwde dekendtof – molton

gerven - leerlooien

gerwe - duizendblad

gerij - wagen

gerijm - rijmelarij

gesar - geplaag, geterg, getreiter

gesatineerd - satijnachtig

geschaakt door Paris - Helena

geschaakt door Zeus - Europa

geschakeerd - afwisselend, genuanceerd

geschal - geschetter

geschandvlekt - bezoedeld, infaam

geschapen - aangeboren

geschapen wezen - schepsel

geschapenheid - geaardheid, gesteldheid

geschat - globaal

geschater - gelach, geschetter

geschatte uitgave - raming

gescheiden - apart, distinctus, los, seperaat, uiteen, verbroken

gescheiden van elkaar - vaneen

gescheld - geschimp, getempeest, getoeter

geschenk - aalmoes, aardigheid, bijdrage, cadeau, donatie, donum, douceurtje, fooi, gave, gift, gratificatie, persent, schenking, surprise, xenie

geschenk in geld boven het bedongen loon - gratificatie

geschenk (klein) - aardigheid(je)

geschenken aan de gasten - xeniën

geschenken brengende fee - Befana

geschenknummer - presentexemplaar

geschetter - geschal, gesnater, gesnoef, gezwets

gescheurd - beschadigd, gehavend, kapot, rap, stuk, veilig, vernield

gescheurde lap - flard

geschiedboeken - annalen, historiën

geschieden - doorgaan, gebeuren, overkomen, plaatshebben, voorvallen, wedervaren

geschiedenis - annalen (algemeen), avontuur, gebeurtenis, historie, onderneming, storietoedracht, verhaal, voorval, toedracht

geschiedenis der martelaren - martyrologie

geschiedenisverhaal - kroniek

geschiedkundig - historisch

geschiedkundig tijdperk - Middeleeuwen, oudheid, renaissance

geschiedkundige - historicus

geschiedkundige schrijver - analist

geschiedkundige wereldbeschouwing - historisme

geschiedrol - gedenkrol

geschiedschrijver - annalist, Bor, Caspers, Fruin, Herodotus, historicus, historiograaf, Hooft, Huizinga, Livitus, Machiavelli, Michelet, Niebuhr, Pirenne, Plutarchus, Suetonius, Tacitus,

geschiedschrijving - historiografie

geschiedzang - historielied

geschift - dwaas, dol, gehot (melk), gek, gestoord, getikt, ineengelopen, kartelig, klonterig

geschikt - aangenaam, aardig, adret, bekwaam, betrouwbaar, braaf, bruikbaar, capabel, convenabel, deugdzaam, dienstig, doelmatig, eerlijk, fair, fijn, gedisponeerd, geëigend, geknipt, gepast, goed, handzaam, heilzaam, jofel, juist, nuttig, oorbaar, opportuun, pasklaar, passend, schappelijk, sortabel, sympathiek, reeel, vatbaar

geschiktheid - aanleg, bekwaamheid, bruikbaarheid, handigheid, opportuniteit, talent

geschikt maken tot - predisponeren

geschikt voor bebouwing - bouwrijp

geschikt voor consumptie - consumabel, eetbaar

geschikt zijn - dienen

geschikte gelegenheid - opportuniteit

geschikte maat - kameraad, portuur

geschikte plaats - stade

geschikte tijd - occasie

geschikte wederpartij - portuur

geschiktheid - aanleg, bekwaamheid, gepastheid, handigheid, tact,talent, vatbaarheid

geschiktheidsproef - test

geschil - afgrijzen, afkeer, afschuw, conflict, contest, dispuut, familietwist, geding, gekijf, geschil, gruwel, krakeel, kijf, kwestie, lis, onenigheid, onmin, pleit, probleem, redetwist, ruzie, strijd, tweedracht, twist, vete, woorden, woordenstrijd, woordentwist, woordenwisseling

geschil (Ind.) - perkara

geschild hout (eiketakken) als brandhout - talhout

geschild stamstuk van een eik - perkoen

geschilde paal (eike- of dennehout) - perkoen, stamstuk

geschilpunt - controverse, kwestie, (Ind.) perkara, ruzie, twist

geschimp - gesmaal

geschokt - aangedaan, onpasselijk, overstuur

geschimmeld - schimmelkleurig

geschimp - gescheld

geschokt - overstuur

geschonden - beschadigd, defect, gekwetst, kapot, ongaaf

geschonken - gegeven

geschonken door - d.d.

geschonken wegens een belofte - votief

geschooi - bedelarij, gebedel

geschoold - bekwaam, geoefend, getraind, opgeleid

geschoren kruin - tonsuur

geschoren ongewassen wol - smeerwol

geschoren schapenvel - ploot

geschrapt - afgevoerd, schoongemaakt

geschrapt (het worden) - deleatur

geschreeuw - gegil, gekrijs, geroep, getier, kabaal, krakeel, leven, misbaar, ophef, roep, rumoer, tumult, vociferatie

geschreeuwde leuze - yell, slogan veil.

geschreven - schriftelijk

geschreven bericht - grief

geschreven boek - manuscript

geschreven klacht - klaagschrift

geschreven opdracht - oorkonde

geschreven stuk - aandeel bewijs, alinea, brief, document, epistel, manuscript, minuut, oorkonde, pennevrucht, tekst

geschrift - bijbel, boek, brief, dienstbrief, epistel, handschrift, handwerk, koran, missive, oorkonde, opstel, pamflet, scriptie, scriptum, scriptura, stuk, tekst, werk

geschrift met werkzaamheden - programma

geschrift over een onderwerp - monografie

geschrift vol fouten - kokagrafie

geschriften - lectuur

geschriften over een bepaald onderwerp - literatuur

geschrijf - gepen

geschroeid worden - roosteren

geschrokken - ontdaan, onthutst, ontsteld, opgeschrikt, verschrikt

geschubd - ecaillé, squameus

geschubde diersoort - draak, hagedis, vis

geschulpte zoom - falbala

geschup - geschop, kerkportaal

geschut - artillerie, bas, batterij, bazooka, houwitser, kanon, kartouw, mitrailleur, mortier, vuurmond

geschut, middeleeuws - ballist

geschut, Romeins - ballista

geschut uit de 16e en 17e eeuw - serpentijn

geschutbank - artillerie, emplacement

geschutbedding - remas

geschutkelder - kazemat

geschutkoepel - geschuttoren

geschutlaag op schip - batterij

geschutmeester - artillerist

geschutrichter - pointeur

geschutserie - batterij

geschutstand op de grond,schip, tank of vliegtuig - koepel

geschutwerf - artilleriepark

geschuttoren op een oorlogsschip - barbette

geschuurd rotan - manou

gesel - karwats, knoet, kwispel, larp, plaag, ramp, roe, roede, tuchtroede, zweep

gesel Gods - Attila

geselaar - flagellant

geselbroeder - flagellant, geselaar, kruisbroeder

geseldiertje - tetramitus, zweepdiertje

geselecteerd - uitgelezen

geselen – fustigeren, hekelen, kastijden, lijfstraf, tuchtigen,

geseling - flagellatie

geseling met netels - urticatie

geselkoord - karwats, zweep

geselmonnik - flagellant, geselbroeder, ranselaar

geselwerktuig - knoet, zweep

gesepareerd - afzonderlijk, gescheiden

geserreerd - beknopt, gedrongen, kort

gesigneerd - getekend

gesis - stridor

gesitueerd - gelegen, vermogend

gesjochten - arm, desolaat, gefopt, geruïneerd

gesjouw - geploeter

geslaaf - getob

geslaagd - gelukt, succesvol, voldaan

geslaagde hulp - redding

geslaagde voor examen - abituriënt

geslacht - afstamming, familie, gelid, generatie, genus, homo, huis, kunne, linie, lijn, ras, sekse, sibbe, soort, stam, tak

geslacht der peulgewassen - indigostruik

geslacht van bacteriën - salmonella

geslacht van bolvormige bacteriën die na deling splitsen - streptokok

geslacht van dwergen - nibelungen

geslacht van hagedissen - agama

geslacht van klimmende palmen - rotan

geslacht van kuikens bepaler - sexer

geslacht van makis - lori

geslacht van paddestoelen - boleet

geslacht van plaatzwammen - russuia

geslacht van poliepslakken - nautilus

geslacht van witte mieren - termieten

geslacht van zangvogels - prunella

geslachtkunde - genealogie

geslachtkundige - genealoog

geslachtloos - aseksueel

geslachtelijk - generatief, seksueel, sexueel

geslachtelijke afwijking - perversiteit

geslachtelijkheid - geslachtsleven, seksualiteit, sexualiteit

geslachtsbastaard - bigenerisch

geslachtsboom - geslachtslijst, geslachtsregister, pedigree, stamboom

geslachtscel - ei

geslachtscellen - gameten

geslachtsdeel - genitalie, penis, schaamdeel, scrotum

geslachtsdrift - libido

geslachtsgemeenschap - bijslaap, coïtus, paring

geslachtshoofd - mac

geslachtshormoon - oestron, testosteron

geslachtsklieren - gonaden

geslachtskoel - frigide

geslachtskoelheid - frigiditeit

geslachtskunde - genealogie

geslachtskundige - genealoog

geslachtsleven - seksualiteit

geslachtsloos - adelogenisch

geslachtslijst - genealogie, geslachtsregister, pedigree, stamboom

geslachtsnaam - achternaam, familienaam

geslachtsreeks - linie

geslachtsregister - genealogie, geslachtslijst, pedigree, stamboom

geslachtsrekenkunde - genealogie, sibbekunde

geslachtstafel - geslachtsboom, stemma

geslachtsverkeer - coïtus

geslachtswapenleer - heraldiek

geslachtswisseling - generatiewisseling, metagenesis

geslachtsziekte - gonorroea, lues, syfilis

geslagen goud - bladgoud

geslagen ijzer - smeedijzer

geslagen teken van een munt - klop

geslagen worden - slaag

gesleep - gezeul

geslemp - gebras

geslepen - aangezet, aspect, astutieus, betjoegd, betjoecht, betjoekt, doortrapt, facet, gehaaid, gewiekst, goochem, leep, link, listig, loos, pienter, scherp, scherpzinnig, slim, sluw, uitgekookt, vlak, zijde

geslepen dief - gauwdief

geslepen diamant - briljant

geslepen glas - bril, kristal, lens, objectief, oculair

geslepen glas van bril - lens

geslepen glee - bril, objectief lens, oculair

geslepenheid - calliditeit, finesse, list, panurgie, raffiniment, sluwheid,

geslepen kerel - boef, rat

geslepen mens - panurgus

geslepen persoon - slimmerik

geslepen scherp van beitel - faas

geslepen schuine rand - biseau

geslepen tussenpersoon - Figaro

geslepen vlak van edelsteen - facet

geslepen vos - Reinaert

geslepenheid - list, sluwheid

gesleten - vergaan

gesleten plek in weefsel - gaat, glee, sleet

gesleufd - sulcaat

geslingerd - meandrisch

gesloof - geslaaf, getob, gewurm, gezwoeg

gesloten - achterhoudend, dicht, geheimzinnig, geloken, impenetrabel, introvert, ondoordringbaar, ondoorgrondelijk, ongeopend, toe, verboden, zwijgzaam

gesloten aanval - charge

geloten auto - limousine, sedan

gesloten baan - circuit

gesloten band - hoepel

gesloten beurs - toebeurs

gesloten boek - enigma, geheim, mysterie, raadsel

gesloten glazen veranda - loggia, serre

gesloten groep - corps

gesloten hand - knuist, vuist

gesloten hoekbalkon - arkel, erker

gesloten huurrijtuig - vigilante

gesloten koetsiersrijtuig - hansom

gesloten kring - cirkel, clan, kaste, kongsie, korps

gesloten kromme lijn - cirkel, kring

gesloten luxe auto waarin de bestuurdersplaats van de passagiersruimte gescheiden is - limousine

gesloten ronde lijn - kring

gesloten ruimte in graansilo - bin

gesloten rijtuig - vigilante

gesloten slagorde - falanks, falanx

gesloten stand - kaste

gesloten tijd - spertijd

gesloten van aard introvert, zwijgzaam

gesloten veranda - loggia

gesloten vierdeurs auto - sedan

gesloten vistijd - schoontijd

gesloten voor anderen - besloten, introvert

gesloten waranda - serre

geslotenheid - geheimzinnigheid, taciturniteit

gesluimer - sluimering

gesmaal - geschimp

gesmeerd - gemakkelijk, kwiek, vlot, voorspoedig, vrolijk

gesmeerd worden - smerig

gesmokkel - smokkelarij

gesmokkelde alcohol - moonshine

gesmolten asfalt - mastiek

gesmolten gesteente - lava, magma

gesmolten vet - reuzel, smout

gesmolten vulkaangesteente - magma

gesmolten witte suiker - kokanje, kokinje

gesmoord - afgeremd, dof, gestikt, gestokt, gewurgd, onderdrukt

gesmoord lachen - giechelen

gesnap - achterklap, babbelen, gebabbel, gekwebbel, gepraat, getater, lasterpraat

gesnapt - begrepen,betrapt, gevangen, mislukt,

gesnater - geschetter, gekwetter

gesneden - gecastreerd, gecoupeerd, gesteriliseerd, ontmand

gesneden big - hamel

gesneden druksteen - litho

gesneden edelsteen - camée, gemma, gemme

gesneden eikenschors - run

gesneden haan - kapoen

gesneden hengst - ruin

gesneden ram - hamel, weer

gesneden sierschelp - kamee, mee

gesneden steen - camee, gemma, gemme, lithoglief

gesneden stenen - gemmen, glypten

gesneden stier - os

gesneden tabak - shag

gesneden varken - barg, schram

gesneden vlees - poulet

gesnedene - eunuch, ontmande

gesnoef - gebluf, gebral, gepoch, gezwets, opschepperij, pocherij

gesnoerd - ingeregen

gesnor - gebrom, geraas, gesnoef, gezwets

gesol - geharrewar

gesorteerd - bijeengevoegd, uitgezocht

gesorteerde koekjes - allerhande

gesp - agraaf, agrafe, beugel, knip, riemsluiting, ringbeugel, sluiting, spang

gesphaak - span, agrafe

gespan - koppel, paar, span

gespannen - drukkend, effen, geladen, gemunt, glad, heftig, nauwsluitend, nerveus, onbeweeglijk, onrustig, star, stijf, strak, verbeten

gespannenheid - spanning, stijfheid, tensie

gespeeld - gemaakt

gespeend zijn van - missen, ontberen

gespekt - rijk, welvoorzien

gespen - aangorden, vastmaken

gesphaak - agrafe, spang

gespierd - fors, gestaald, kernachtig, krachtig, musculeus, pezig, potig, robust, sterk, stoer

gespierd mens - atleet

gespitste mond - toet

gespleten - gesplitst, schizofreen, vaneen, verdeeld,

gespleten bamboe - bilik

gespleten bovenlip - hazenlip

gespleten van geest - schizofreen

gesplitst - gedeeld

gesponnen draad - garen, koord, touw

gesponnen vezels - draad

gesponnen vlasvezel - vlasdraad

gespreid - wijd

gespreide laag - stratum (Lat.)

gesprek - bespreking, colloquium, confabulatie, conferentie, conversatie, dialoog, discussie, discours, entrenous, kout, onderhoud, overleg, pourparler, praatje, redekaveling, redenering, ronde-tafelconferentie, samenspraak

gesprek aanknopen - aanpappen

gespreksgewijze - discursief

gespreksgroep van studenten - dispuut

gesprekspunt - onderwerp, thema

gesproken - mondeling, parlando

gesproken brief - fonopost, lezing

gesproken inleiding - proloog

gesproken nawoord - epiloog, narede

gesproken voordracht - causerie, college, lezing, oratie, praatje, rede, speech, toast, toespraak

gesproken woord - causerie, lezing, toespraak

gesproken woord of verhaal - mythe

gesproken woorden - propoost

gespuis - crapule, falderappes, gajus, geboefte, gebroed, gepeupel, grauw, grut, janhagel, Jan Rap, kanalje, ontuig, plebs, rapalje, schooiers, schorem, schuim, tuig, uitschot, vagebond, vee, vulgus

gespuis uit de grote steden van Indonesië - boeaja

gest - bezinksel

gestaag - aanhoudend, aldoor, constant, gestadig, stadig, steeds, voortdurend

gestaald - atletisch, gehard, gespierd, hard, mannelijk

gestaarte aap - javaan

gestadig - aanhoudend, aldoor, altoos, bestendig, constant, continu, doorlopend, gedurig, (ge)staag, herhaaldelijk, onophoudelijk, regelmatig, steeds, staag, telkens, voortdurend

gestadig aanvallen - bestoken

gestadigheid - aanhoudendheid, bestendigheid, continuïteit, resolutie, tenaciteit, volharding, gedecideerdheid

gestadiglijk - gestadig, voortdurend

gestalte - fase, figuur, formaat, gedaante, gewas, grootte, leest, postuur, schema, statuur, taille, vorm

gestalte der maan - e.k., l.k., n.m., v.m.

gestalte geven - scheppen, vormen

gestalte van het lichaam - bouw, lichaamsbouw

gestalte waaronder iemand wedergeboren is - reïncarnatie

gestaltenis - gedaante, figuur, postuur

gestamel - gestotter

gestamp - getrappel

gestampt - fijngemaakt

gestampte aarde - none

gestampte hutspot - stamppot

gestampte kruidnagelen - nagelgruis

gestand doen - nakomen

geste - daad, gebaar, handgebaar, zwaai

gesteend schaaldier - eendemossel(kreeftachtig)

gesteente -

3 git, lei

4 brik, erts, gips, jade, kalk, onyx

4. agaat, amber, beril, camee, gemma, gneis, grind, opaal,

parel, robijn, silex, tegel

6 albast, amaril, amaril, apliet, arduin, asbest, basalt, carbon, eoliet, estrik, gabbro, jaspis, juweel, kwarts, macade,

marmer, morion, oöliet, perdot, plavei, plavui, puriet, spinel, topaas, ulviet, zarbat

7. adamant, asteria, breccie, carrara, diabaas, diamant, dioriet, dolomiet, elctron, glimmer, granaat, graniet, granito, grauwak, hyacint, hyaliet, kalktuf, krijttuf, lapilli, mangaan, molasse, nefriet, oliviet, pagadet, philiet, posfier, quenast, ryoliet, saffier, smaragd, syeniet, talklei, uroliet, zeoliet

8. aeroliet, amethist, basaniet, boraciet, braggiet, carneool, briljant, chaludon, chamotte,cornalijn, corneool, cryoliet, dioptaas,dolomiet, esmerald, esmeraud, essoniet,galsteen, geeloker, isjoliet, kohinoor, leisteen, leksteen, melaniet, obsidaan, rhyoliet,rijnsteen, sardonix, schiefer, silicium, steatiet, tartarus, topasiet, trachiet, tufsteen,turkoois, wijnsteen, wolfraam, zeeagaat, zeeberil

9. anhydriet, aquamarijn, aromaliet, barnsteen, cacholong, calcidoon, carbonium, dialliage, diatomiet, dinasteen, draconiet, gesteente, granofier, ferqusiet, galactiet,granuliet, kalksteen, karbonkel, kattegoud, kwartsiet, maansteen, malachiet, mergsteen,niersteen, paapsteen, phonoliet, puimsteen,puzzolana, steenvlas, steenzout, tandsteen, theraliet, toermalijn, tungsteen, uranoliet,waalsteen, zandsteen, zeilsteen, zerksteen

10. bruinsteen, meteorliet, pyromalith, stalactiet,stalagmiet, urinesteen, zonnesteen, zwaarspaat

11. azuurbariet, bergkristal, chlorietlei, chrisoberil, chrisopraas, colophonium, holosodriet, kaneelsteen, kittelsteen, lazuursteen, purpersteen, simidiamant, straalsteen, tichelsteen, kalaminsteen, kiezelsinter, parelglimmer, radiolariet, somibriljant

12. filtreersteen, ijzergesteente, serpetijnsteen

13. astramentsteen, hoornblendelei, tracgyandesiet

15 apisinfernalis, olivijngesteente

17 pyroxeengesteente

gesteente - grafsteen, grafzerk, tombe

gesteente dat oplosingsverschijnselen vertoont - dolomiet, kalksteen

gesteente door afzetting in water ontstaan - sediment

gesteente door stolling ontstaan - bazalt, graniet, porfier

gesteente gevormd door planten of dieren - bioliet

gesteente waarin erts voorkomt - moedergesteente

gesteentebeschrijving - lithologie

gesteentekunde - lithologie, petrologie

gesteentemateriaal in de gletjser - binnenmorene

gestel - aard, bouw, constellatie, constitutie, diathese, geaardheid, gezondheid, inborst, karakter, natuur, organisme, raamwerk, samenstel, struktuur,

gestel van twee palen - bolder

gesteld - aangenomen , verondersteld

gesteldheid - aard, circumstantie, complexie, conditie, configuratie, dispositie, état, gesteltenis, hoedanigheid, houding, instelling, kwalitatief, kwaliteit, mentaliteit, omstandigheid, situatie, staat, stand, stemming, temperament, toestand

gesteldheid van de lucht - weer, klimaat

gesteltenis - constellatie, positie, toestand

gestemd - gedisponeerd, gehumeurd, geluimd

gestemdheid - ernst, gemoed, luim, sfeer, stemming, toegewijd, vastheid, werkelijkheid

gestempeld plat stuk metaal - munt, penning, plaquette

gestempelde metalen plaat - munt, plaquette, penning

gesteriliseerd - onvruchtbaar, steriel

gesterkt - getroost

gesterkt van gemoed - getroost

gesternte - sterrenbeeld, uitspansel

gesteun - gekerm, gekreun

gesteven front van overhemd - plastron

gesticht - asiel, gesterkt, getroost, instelling, instituut, inrichting kliniek, paviljoen, stichting, tevreden, tuchthuis, verbeterhuis

gestichtsbewoner - provenier

gesticulatie - gebarenspel, gebaar, geste

gesticuleren - gebaren

gestie - ambtsuitoefening, beheer, daad, verrichting, werkzaamheid

gestild - bedaard, geblust, gelest

gestoei - gedartel, gedol

gestoeld gezwel - poliep

gestoelte - bank (grote), erebank, katheder, kerkbank, zetel, zitbank

gestoffeerd - bekleed

gestoffeerde rustbank - divan, sofa

gestold bloed - klont, prop, stolsel

gestold dierlijk vet - niervet, ongel, reuzel, smeer, smout, stearine, talk

gestold klompje - klonter, stremsel

gestold lijmachtig vocht - gom

gestold sap - gelei

gestold vet - smout

gestold vleesnat - dril, gelei, lil

gestolde brok - klont, klonter

gestolde oppervlakte - korst

gestolde reuzel - smout

gestolde suiker op een stokje - lolly

gestolen buit - poet

gestolen geld - poen

gestolen goed - massematten

gestolen goed kopen - helen

gestommel - gestoot, herrie, kabaal, lawaai

gestoofde uien met vlees - hachee

gestoomde koffie - cappuccino

gestoord - getikt, geschift

gestoorde spijsvertering - indigestie

gestoot - gebons

gestort bedrag - storting

gestort vocht - plas

gestorte geldsom - inlaag, inlage

gestorven - dood, ontslapen, overleden, wijlen

gestorven (hij is) - obiït

gestorvene - dode, overledene

gestorvene zonder testament - intestaat

gestotter - gestamel

gestraald - gezakt, mislukt

gestrafte - boeteling

gestrand schip - wrak

gestrande goederen - wrakgoed

gestreel - geaai, gekriebel, geliefkoos

gestreept - gearceerd

gestreept dessin - streepdessin

gestreept zijn - striatie

gestreepte ezel - zebra

gestreepte ezelachtige giraffesoort - okapi

gestreepte kat - cyperse

gestreken - glad

gestrekt - lang, uitgerekt

gestremd - prollig

gestremd zijn - stagneren

gestremde melk - kwark, leb, prut, quark,runsel, wrongel

gestreng - hard, koud, krachtig, onbarmhartig, onverbiddelijk, rigide, rigoureus, scherp, sevère, straf, stremsel streng, strengelijk, strikt, strong

gestreng van zedenleer - rigide

gestrengheid - ernst, onverbiddelijkheid, rigeur, rigiditeit, severiteit, strengheid

gestudeerd - geleerd, onderlegd, wijs

gestudeerde vrouw - blauwkous, dra, savante

gesubordineerd - ondergeschikt

gesuf - gedroom, gepeins

gesuikerd - zoet

gesuikerd balletje - pastille

gesuikerd ooftmoes - jam, marmelade

gesuikerd preparaat - pastille

gesuikerd tablet - dragee

gesuikerde warme drank met eierdooier, wijn en kaneel - kandeel

gesuikerde warme wijn - negus

gesukkel - bekommeringgetob, tobberij, ziekelijk

gesyncopeerde muziek - ragtime

getaand - taankleurig, verweerd

getabberd persoon - advocaat, geestelijke, hoogleraar, rechter

getailleerd - nauwsluitend

getakt ijzer met ketting in de schoorsteen - haal

getakte horens - gewei

getal - aantal, cijfer, hoeveelheid, numerus, nummer, Pi, summa, tal, veelheid

getal alleen deelbaar door zichzelf - priemgetal

getal boven de breukstreep - teller

getal dat de verhouding uitdrukt tussen middellijn en omtrek van een cirkel - pi

getal dat het lichaamsgewicht per meter lengte aangeeft - gewichtscoëfficiënt

getal, onmeetbaar - pi

getal (taalk.) - meervoud (pluralis), enkelvoud

getal tussen nul en een - breuk, fractie

getal vermenigvuldigd - veelvoud

getalenteerd - talentvol

getallen in volgorde opnoemen - tellen

getallen op de vingers aanwijzen – tellen

getallenleer - cijferkunst, rekenkunde

getallenraadsel - aritmogrief

getalletter - pi

getalm - geaarzel, gedraal, gemar, geteut, getrek, getreuzel, temporisatie

getalmerk - cijfer, no, nr

getalsmatig - nummeriek

getalsterkte - quantum

getalsverhouding - breuk

getalteken - cijfer, getalmerk, nummer

getalvers - jaardicht

getalvorm - breuk

getand muurwerk - kanteel, tinne

getand werktuig - greep, hark, hooivork, kam, reek, riek, vork

getand wiel - kamrad, rad, tandrad, tandwiel

getande bovenrand van een kast of muur - tinne

getande muurrand - kanteel

getande uitwas van vogels - kam

getapt - favoriet, geliefd, gezien, populair

getater – gebabbel, gesnap

geteem - gezemel, gezeur

geteerd dekkleed - presenning

geteerd garen tot bekleding der kabels - lording

geteerd papier - bitumen, dakleer

geteerd zeildoek - panje

geteisem - falderappes, schorrie morrie, schuim, uitschot, uitvaagsel

geteisterde - gedupeerde, slachtoffer

getekend - doorgroefd, geëtst, gegroefd, gemerkt, gesigneerd, gevlekt, mismaakt, sign (signatum erat)

getekend plan - schets

getekend verhaal - strip

getekende mop - cartoon

getemd - bedwongen, gedresseerd, handelbaar, mak, koest, tam

getemde jachtvogel - hagerd, valk

getemperd - gedempt, gematigd, matig, (ver)zacht, verzwakt

geterg - gejen, geplaag, gesar, getreiter

getest - beproefd, geëxamineerd, getoetst, onderzocht, probaat

geteut - getalm getreuzel

getier - balderen, drukte, gedoente, gejoel, gekijf, geraas, getempeest, heibel, kabaal, lawaai, leven, misbaar, rumoer, ruzie, standje, vociferatie

getier en geraas - stampei

getikt - dwaas, getroebleerd, gek, geschift, gestoord, idioot, onwijs

getimmerde steiger - stellage

getimmerte - stellage, timmerwerk

getint - gekleurd

getintel - geflonker

getiteld - genaamd

getob - gehaspel, gemartel, gemodder, gepeins, gepieker, geploeter, gewurm, gezwoeg, kopzorg, moeite, muizenis, zorg

getogen - grootgebracht, opgegroeid, opgevoed

getokkeld - (muz.) pizzicato

getorst - gedraaid, gewrongen

getouw - gareel, weefgetouw

getraind - geoefend

getralied hok - kooi

getraliede voederbak - ruif

getreiter - gejen, geplaag, gesar, geterg, pesterij

getreuzel - getalm, geteut

getroebleerd - warrig, warhoofdig

getroffen - aangedaan, aangeschoten, bewogen, geblesseerd, geraakt, geroerd, gewond, ontroerd, raak, touche

getroffene - geblesseerde, gewonde, slachtoffer

getrokken door paard met bellen - ar

getrokken koperdraad - rekdraad

getrokken lijn - streep

getrokken metaal - ijzerdraad

getrokken streep - haal

getrokken voertuig - ar, koets, slee, sleep, slede, wagen

getrokken wissel - traite

getrokken (muz.) - tirato, tratto

getroost - berustend, gelaten, geresigneerd, gesterkt, passibel,

getrouw - betrouwbaar, eerlijk, gehecht, gestand, loyaal, nauwgezet, oprecht, stipt, trouw

getrouwd - gehuwd

getrouwd manspersoon - lap

getrouwde burgervrouw - madam

getrouwden - echtgenoot, echtgenote, eega, gehuwden, man, vrouw

getrouwe - aanhanger, dienaar, satelliet, trawant, volgeling

getrouwelijk - nauwgezet, nauwkeurig, stipt

getrouwheid - betrouwbaarheid, eerlijkheid, fideliteit, gehechtheid, gehoorzaamheid, loyaliteit, nauwkeurigheid, trouw

getrouwheid aan de werkelijkheid - waarheid

getto - jodenkwartier, jodenwijk

getuige - deponent, get.

getuige bij duel - secondant

getuige (bij doop) - meter, peet, peter

getuigen - attesteren, bevestigen, deponeren, testeren, tonen, verklaren

getuigende van - energiek

getuigende van goedheid - gastvrij, goedgeefs

getuigende van weinig nadenken - ondoordacht

getuigenis - akte, attest, attestatie, bewijs, belofte, brevet, certificaat, depositie (rechtsterm), diploma, eed, gelofte, getuigschrift, kenmerk, kenteken, oorkonde, openbaring, referentie, testimonium, verklaring

getuigenis van de juistheid - erkentenis

getuigenverklaring - attestatie

getuigschrift - akte, attest, attestatie, brevet, bul, certificaat, diploma, einddiploma, oorkonde, referentie, testimonium

getuigt van weinig nadenken - ondoordacht

getweeën - samen, tezamen

getweende stijve witte zijde - maraboezijde

getwijnd garen - sajet

getwist - gekijf, stribbeling, geruzie

getij - eb, ebbe, getij, getijde, hoogtij, jaardienst (r.k.), springtij, tij, tijd, tijdstip, vloed, waterstand

getijde - getij

getijden - hora, horea, horen

getijdenboek van priester - brevier

getijdenstroom - Haringvliet

getijverschijnsel - agger, naspui

geul - diep(te), gleuf, goot, greppel, groef, kanaal, kil, ril, riool, sleuf, vaargeul, vore, wetering

geul door de regen gemaakt - ril

geul in buitendijks land - zwin

geul in de wadden - balg

geul in een schor - slenk

geul in het strand - slenk

geul in strandbank - mui

geul of slootje - greppel

geul tussen twee zandbanken - kil

geul voor afvoer - afvoerkanaal, riool

geul voor drinkwatertransport - aquaduct

geur - aroma, aroom, boeket, halitus, lucht, odeur, odorant, parfum, reuk, snuf, stank, trant, walm,

geur maken - opscheppen, pronken

geur verspreiden - rieken

geurballetje - kamfer

geuren - branie, luchten opscheppen, pronken, rieken, ruiken, snoeven, stinken

geurig - aromatisch, balsemiek, odorant, welriekend

geurig gewas - lavendel

geurig ruinkruid - orego

geurig staafje - wierook

geurig toekruid bij tuinbonen - bonekruid

geurig zaad - anijs, komijn

geurige balsem - amoon

geurige bloem - fresia, hyacint, jasmijn, narcis, orchidee, roos, sering

geurige bolbloem - hyacint, narcis

geurige citrusvrucht - mandarijn

geurige drank - koffie, mokka, thee

geurige hulsels van een Indische plant - vanille

geurige kruiden - anijs, bonekruid, citroenmelisse, dille, dragon, foelie, hysop, kalmoes, kaneel, karwij, kervel, koriander, laurier, lavendel, marjolein, melisse, orego, pepermunt, peterselie, rosemarijn, selderij, specerij, steranijs, thijm, vanille, venkel,

geurige likeur - chartreuse

geurige organische verbinding - ester

geurige plant - kamperfoelie, lavendel, reseda

geurige tabaksoort - manilla

geurige vrucht - kweeappel, mandarijn

geurigheid - aroma,

geurkruid - ageratum

geurmaker - bluffer, branieschopper, opschepper, poen, pocher, snoever, opsnijder

geurstof - amber (uit potvis), mirre,nardus, parfum

geurstof leverend oosters gewas - nardus

geurstof uit kruidnagelen - eugenol

geurstof van kruidnagelen - eugenol

geurtje - luchje

geurwater - parfum

geurzakje - sachet

geus - afvallige, bosgeus, calvinist, gieteling, liberaal, protestant, schooier, vaan, vlag (op boegspriet), watergeus

geuzenleider - Lumey

geuzenlied - spotlied, strijdlied, Wilhelmus

gevaar - alarm, bedreiging, dreigement, dreiging, ellende, nood, onheil, onraad, onveiligheid, periculum, perikel, risico, waagstuk

gevaar lopen - dreigen

gevaar merken - nattigheid (voelen)

gevaar voor schade - risico

gevaar voor voertuigen - slippen

gevaarlijk - bedenkelijk, benard, dangereus, dreigend, ernstig, gewaagd, hachelijk, kritiek, link, netelig, onrustbarend, onveilig, periculeus, riskant, roekeloos, verraderlijk, zorgelijk

gevaarlijk dier - adder, kaaiman, krokodil, leeuw, panterpoema, roofdier, schorpioen, slang, tijger

gevaarlijk en leep - link

gevaarlijke dolfijnsoort - grampus

gevaarlijke infectieziekte - tetanus

gevaarlijke kans - risico

gevaarlijke oogziekte - staar

gevaarlijke plek in het ijs - bijt, wak

gevaarlijke plek in rivier - draaikolk

gevaarlijke plek op zee - mui

gevaarlijke prestatie – stunt, waagstuk

gevaarlijke sprong - salto

gevaarlijke storm - noodweer

gevaarlijke stunt - waagstuk

gevaarlijke vis - haai, octopus

gevaarlijk kruipend dier - slang

gevaarlijk spul - gif

gevaarloos - veilig

gevaar lopen - dreigen, riskeren

gevaaropleverend - onveilig

gevaarsignaal - s.o.s.

gevaarte - bakbeest, kolos, reuzenbeeld, reuzengestalte

gevaccineerd - ingeënt

gevader - doopvader, peet, peetoom, peter

geval - aangelegenheid, akkevietje, avontuur, casus, feit, gebeurtenis, gesteltenis, kwestie, lot, occurentie, omstandigheid, situatie, toeval, voorval, zaak

geval in nood - noodgeval, noodzaak

gevallen - gebeuren

gevallen afleiden - analogie

gevallen engel - Belial, demoon, duivel, Lucifer, Satan

gevallen van zijn voetstuk - ontluisterd

gevallen vrouw - echtbreekster, hoer, slet

gevalletje - akkevietje, karweitje, klusje

gevallig - aangenaam, behaaglijk, toevallig

gevang - cel, bajes, cachot, gevangenis, lik, nor, petoet

gevangen - beet, captif, gedetineerd, onvrij

gevangen en eenzaam opgesloten - cellulair

gevangen nemen als onderpand - gijzelen

gevangen vis in leven houden - spenen

gevangenbewaarder - cipier kastelein, stokkenknecht

gevangene - arrestant, gedetineerde

gevangenhouden - detineren

gevangenhouding - arrest, detinering, hechtenis, incarceratie

gevangenis - amigo, bagno, bajes, bak, belfort, bastille, bonenhotel, cachot, cel, doos, gevang, gevangenhuis, gribus, hok, jeugdgevangenis, kast, kerker, lik, nor, pensionaat, petoet, pot, provoost (mil.), rasphuis, singsing, spinhuis, tuchthuis

gevangenis - (Frans) bagno

gevangenis (Z. Afr.) - tronk

gevangenishok - cel

gevangenis in Gent - rasphuis

gevangenis in Madrid - Carabanchel

gevangenis in U. S. A. - Sing Sing

gevangenis voor galeislaven - bagno

gevangenishok - cel, kerkerkot

gevangenishok (Fr.) - bagno, cachot

gevangenishuis - gevangenis

gevangeniskamer - pistole

gevangenis ondergronds - kerker

gevangenis, oude - rasphuis

gevangenisstraf - cellulair, detentie

gevangenisstraf vervangend - subsidiair

gevangenis te Gent – rasphuis

gevangenis voor galeislaven - bagno

gevangennemen - aanhouding, apprehensie, arrestatie, arresteren, hechtenis, inhechtenisneming, inrekenen, inrekening, opbrengen, opsluiting, pakken

gevangenneming - arrestatie, hechtenis, inrekening

gevangenrol - procesverbaal

gevangenschap - captiviteit, celstraf, detentie, opsluiting

gevangenwagen - arrestantenwagen, boevenwagen

gevangenzetten - detineren

gevangenzetting - gijzeling, incarceratie, reclusie

gevarieerd - afwisselend, gemêleerd, verschillend, wisselend

gevarieerd in kleur - bont, getekend, gevlekt

gevarieerde voorraad - assortiment

gevat - adrem, bijdehand, gaar, geestig, gewiekst, handig, intelligent, kattig, pienter, pinken, prompt, raak, schrander, slagvaardig, slim, snarig, snedig, snees, snugger, spits, terzake

gevat antwoord - repartie

gevat antwoorden - riposteren

gevatheid - flair, snedigheld, slagvaardigheid, slimheid

gevecht - aanval, actie, botsing, duel, handgemeen, handtastelijkheden, kamp, krijg, match, oorlog(sdaad), operatie, prijskamp, ruzie, schermutseling, schietpartij, slag, straatgevecht, strijd, tegenspraak, treffen, tweestrijd, veldslag, worsteling, zielstrijd

gevecht om de eerste plaats - wedstrijd

gevecht op grote schaal - treffen

gevechtseenheid - divisie

gevechtsformatie - slagorde

gevechtsklaar - mobiel, strijdvaardig

gevechtslinie - front, frontlijn

gevechtspauze - bestand

gevechtsplaats - front, slagveld

gevechtsstelling - carré

gevechtstas - pukkel, ransel

gevechtsveld - gevechtsplaats, operatietoneel, slagveld, strijdtoneel

gevechtsvliegtuig - fighter, jager, Mig, Mirage, Phantom, Starfighter

gevecht tussen twee legers - veldslag

gevecht van man tegen man - handgemeen

gevecht wegens smaad - duel

gevechtswagen - tank

gevederd dier - vogel

gevederte - dons, pluimage

geveins - veinzerij

geveinsd - dubbelhartig, gehuicheld, gluiperig, hypocriet, huichelachtig, loos, onoprecht, schijnheilig, vals, voorgewend

geveinsd mens - valsaard

geveinsde - huichelaar

geveinsde flauwte - appelflauwte, katzwijm

geveinsdheid - huichelarij, hypocrisie, valsheid,,

gevel - achtergevel, buitenmuur, facade, neus, pui, voorgevel, voorkant, voormuur, zijgevel

geveldriehoek - fronton, timpaan, tympaan

gevelornament - makelaar, oelebord

gevelsoort - halsgevel, klokgevel, lijstgevel, puntgevel, trapgevel, tuitgevel

gevelsteen - gevelgrauw, puisteen

geveltoerist - glazenwasser, inbreker

geven - aanbieden, aanreiken, adviseren, afstaan, bijdragen, betalen, lenen, leveren, offeren, offreren, overhandigen, reiken, schenken, toebrengen, toedienen, trakteren, uitgeven, verlenen, verschaffen, verstrekken

geven om - talen

gevensgezind - goedgeefs, mild

gever - donor, schenker

geverfde stof - doek, linnen

geverfd tafereel - schilderij

gevergeerd - gestreept

geverseerd - bedreven, behendig

gever van bloed - donor

gevest - greep, wapenhandvat

gevestigd - conservatief, gesetteld, onveranderlijk, stabiel, vast, vaststaand, woonachtig

gevestigd zijn - wonen, zetelen

gevestigde orde - maatschappij

gevierd - geprezen, geroemd, populair

gevierd man - held, lion, vedette

gevierd persoon - held, idool

gevierde filmactrice - idool, starlet, ster

gevierde vrouw - diva, filmdiva, heldin, kampioene, lionne, primadonna, theaterster, vedette, winnares,

gevierde zangeres - diva, reine (du bal)

gevierendeeld - ecartele

gevlamd - flambe, moiré, gewaterd

gevlamd aardewerk - flamme

gevlamd hout - palissanderhout

gevlamd opwerken - moireren

gevlamd patroon geven - moireren

gevlamd ijzer - moor

gevlamd weefsel - chiné

gevlamde stof - flammé

gevlamde zijde - moiré

gevlei - gefleem, geliefkoos

gevlekt - besmet, bont, gespikkeld, getekend, veelkleurig

gevlekt van kleur - bont

gevlekte koe - bonte

gevlekte tijger - luipaard

gevlerkt - gevleugeld

gevleugeld - volatiel

gevleugeld mens - Icarus

gevleugeld paard - Pegasus

gevleugeld woord - spreuk

gevleugeld zoogdier - kalong, vampier, vleermuis

gevleugelde boodschapper - duif, Hermes, Mercurius

gevleugelde geest in Perzië - Peri

gevleugelde godin - Nike

gevleugelde insekten - pterygota

gevleugelde termiet (witte mier) - larong

gevleugelde vrienden - vogels

gevlochten band - snoer

gevlochten bloemenring - krans

gevlochten draad - gaas, koord, prikkeldraad, snoer

gevlochten haar – vlecht

gevlochten haarbos - streng

gevlochten handtas - karbies

gevlochten hennep - touw

gevlochten ijzerdraad - gaas, prikkeldraad

gevlochten ring - krans

gevlochten samenstel - netwerk

gevlochten schoen - mocassin, sandaal

gevlochten snoer - koord

gevlochten stoelzitting - stoelmat

gevlochten touw - koord

gevlochten visfuik - kub

gevlochten voorwerpen - matgoed, matwerk

gevlogen - verdwenen, vertrokken, weg

gevoeg - gerief

gevoegd bij - annex, adjunct

gevoeglijk - betamelijk, gehoor, gemoed, gepast, gevoeligheid, gezindheid, inblazing, indruk, ingeving, inspiratie, intuïtie, inval, sentiment, tast, tastzin, zin, zintuig

gevoeglijkheid - betamelijkheid, gepastheid

gevoegzaam - dienstig, inschikkelijk

gevoel - aanraking, aesthesie, begrip, besef, bewustheid, emotie, feeling, gemoed, gewaarwording, honger, intuïtie, moeheid, pijn, sentiment, stemming, tact, tast(zin), waarneming, wellust

gevoel dat er iets niet klopt - argwaan, wantrouwen

gevoel en wil - geest

gevoel (of tastzin) betreffende - haptisch

gevoel van afgunst - jaloezie

gevoel van afkeer - antipathie, haat, hekel, walg(ing), weerzin

gevoel van beklemming - anxietas

gevoel van bewondering - eerbied, egard

gevoel van deernis - medelijden

gevoel van eenheid - saamhorigheidsgevoel

gevoel van eer - eergevoel

gevoel van eerbied - piëteit, verering, vroomheid

gevoel van eigenwaarde - egotisme

gevoel van genegenheid - affectie, sympathie

gevoel van welbehagen - euforie, geluk

gevoel van hetgeen men waard is - eigenwaarde

gevoel van innerlijke verwantschap - affiniteit

gevoel van kiesheid - bescheidenheid, gevoeligheid, tact, takt

gevoel van medeleven - compassie, medegevoel, medelevend

gevoel van moede te zijn - moeheid

gevoel van neerslachtigheid - depressie, moedeloosheid

gevoel van onbehaaglijkheid - onlust

gevoel van onbehagen - beschaamdheid, dissatisfactie, onbehaaglijkheid, onlust, onlustgevoel

gevoel van onderdanigheid - ootmoed

gevoel van onwel zijn - malaise

gevoel van saamhorigheid - solidariteit

gevoel van wat passend is - fatsoen, tact

gevoel van welbehagen - euforie, (geluk)zaligheid

gevoel voor het komische - humor

gevoel voor kunst - artisticiteit

gevoel voor saamhorigheid - solidairiteit

gevoel voor situaties - tact

gevoel voor sociale situatie - tact

gevoel voor tastindrukken - tastgevoel

gevoel voor waarheid - waarheidszin

gevoel voor wrok hebben - haten

gevoel voor wijze van optreden - tact

gevoelen - aanvoelen, begrijpen, beschouwing, beseffen, gemoedsbeweging, gewaarworden, inzicht, inzien, lijden, mening, oordeel, ondervinden, opinie, opvatting, sentiment, videtur, voelen, waarnemen

gevoelig - aandoenlijk, aantrekkelijk, allergisch, besnaard, dankbaar, delicaat, delikaat, dierbaar, emotioneel, fijn, fijnbesnaard, hartelijk, innig, kies, kleinzerig, kwetsbaar, lichtgeraakt, liefderijk, netelig, ontvankelijk, passibel, prikkelbaar, pijnlijk, sensibel, sensitief, sentimenteel, susceptibel, te(d)er, teerhartig, tenger, vatbaar, week, weekhartig, weekmoedig, zachtaardig, zwak

gevoelig maken van een fotografische plaat - sensibileren

gevoelig papier - fotopapier

gevoelig raken met de voet - trap, trappen

gevoelig samendrukken - knijpen

gevoelig verlies - aderlating

gevoelig verslaan - inmaken ,schoppen, slaan, stompen

gevoelig voor zintuiglijke indrukken - sensitief

gevoeligheid - aandoenlijkheid, geraaktheid, ingetogenheid, keurigheid, kiesheid, passibiliteit, prikkelbaarheid, sensibiliteit, tederheid, welvoeglijkheid

gevoeligheid des harten - gemoed, gemoedsaard, inborst

gevoeligheid voor bepaalde stof - allergie

gevoeligheid voor straling - radiaesthesie

gevoeligheid voor stuifmeel van grassen - hooikoorts

gevoeligheidsaanduiding van fotografisch materiaal - asa, din (afkorting)

gevoelloos - apatisch, bewusteloos, cynisch, flegmatiek, frigide, hard, hardvochtig, harteloos, inhumaan, koel, lethargisch, levenloos, onaandoenlijk, onbewogen, onmenselijk, stoïsch, torpide, verdoofd

gevoelloosheid - anesthesie, frigiditeit, hardvochtigheid, harteloosheid, lethargie onaandoenlijkheid

gevoelloos mens - sinicus, wreedaard

gevoelloosheid - anesthesie, apathie, flegma, frigiditeit, harteloosheid, hardvochtigheid, lethargie, onaandoenlijkheid, stupor, torpiditeit

gevoelloosheid door injectie of chloroform - anaesthesie

gevoelloosheid voor pijn - analgesie, binding, gevoelsband

gevoel van afkeer - haat, hekel, walging, weerzin

gevoelsexplosie - emotie

gevoelsgewaarwording - sensibiliteit

gevoelsleven - geestesleven

gevoelsmoraal - sentimentalisme

gevoelswaarde - affectie

gevoelswijze - psyche

gevoelszin - tactus

gevoelvol - athetisch, emotioneel, innig, sentiment, sentimenteel, tactvol, teder, teer, zacht

gevogelte - eend, fazant, gans, kalkoen, kip, patrijs

gevolleerd - dof, gedempt, omfloerst, wazig

gevolg - aanhang, afloop, besluit, comitaat, effect, karavaan, konsekwentie, consequentie, nasleep, oorzaak, partij, resultaat, sequela, sleep, slot, slotsom, staart, staatsie, stoet, uitkomst, uitslag, uitvloeisel, uitwerking

gevolgelijk - bijgevolg, dientengevolge

gevolgen nagaan - nadenken

gevolgen van begane feiten - penitentie

gevolg van aantijging - smet

gevolg van een heer - comitatus

gevolg van hard werken - eelt, vermoeidheid

gevolg van overtreding - berouw, boete

gevolg van vuur - as, roet, rook

gevolgaanduidend - consecutief

gevolgtrekking - advies, besluit, conclusie, consequentie, deductie, ratiocinatie, slotsom

gevolgtrekkingen maken - concluderen, redeneren, syllogiseren

gevolmachtigd - accreditief

gevolmachtigd gezant - ambassadeur

gevolmachtigd minister - plenipotentiaris

gevolmachtigde - commissaris, consul, gelastigde, gezant, internuntius, lasthebber, legaat, mandataris, plenipotentiaris, procuratiehouder, procureur, resident, trustee, zaakgelastigde

gevolmachtigde van een handelshuis - procuratiehouder

gevolmachtigde van een regering - consul, gezant, legaat, resident

gevolmachtigde van een regering in het buitenland - resident

gevolmachtigde van een staat - afgezant, ambassadeur, consul, diplomaat

gevolmachtigde van een vereniging - penningmeester, secretaris, voorzitter

gevonden - aangetroffen, ontdekt, terecht, teruggevonden

gevonden (ik heb het) - eureka

gevonden kind - vondeling

gevonden voorwerpen wegbrengen - aanbrengen

gevorderd - ver

gevorderde - petitum

gevorderde leeftijd - ouderdom

gevorkte boomstam - stramp

gevorkte tak - strampel

gevormd - ontstaan, ontwikkeld, volgroeid

gevouwen bedrukt vel papier - katern

gevouwen doek - kompres

gevraagd - begeerd, gewild, gewenst, gezocht, vereist

gevraagde prijs - laatkoers

gevreesd - angstaanjagend, geducht, vreselijk

gevrijwaard - beschut

gevulcaniseerde rubber - eboniet, gummi, rubber

gevuld - bezet, corpulent, dik, gefarceerd, gevleesd, gezet, mollig, rond, vol

gevuld door personen - bezet

gevuld gebak - pastei

gevuld gevogelte - opor (Ind.)

gevuld maar slap - voos

gevuld pannekoekje - loempia

gevulde mand - mandvol

gewaad - dos, habijt, japon, jurk, kleding(stuk), kleed, omhulsel, gewaad van de ordebroeder - ordekleed

gewaad voor gemaskerd bal - domino, ornaat, overkleed, robe, tenue, toga, tooi

gewaagd - avontuurlijk, bevreemdend, dubbelzinnig, gedurfd, gevaarlijk, gevaarvol, glibberig, hachelijk, onzeker, periculeus, pikant, riskant, roekeloos, scabreus (Fr.),schuins, stout, zonderling

gewaagdheid - pikanterie

gewaand - denkbeeldig, ingebeeld, illusoir, pseudo, vermeend

gewaarmerkt stuk - akte

gewaar worden - bekwaam, bemerken, beseffen, bespeuren, ervaren, gevoelen, horen, inzien, lezen, meemaken, merken, ondervinden, ontdekken, ontwaren, proeven, ruiken, vermenen, voelen, waarnemen, zien

gewaarwordend - sensorisch

gewaarwording - aandoening, emotie, gevoel, prikkel, sensatie

gewag - mededeling, melding , mentie, notitie, uiting, vermelding, verhaal

gewag maken - melden, rapporteren, vermelden

gewagen - aanroeren, melden

gewalst vloerijzer - bandijzer

gewand - hijsblok, katrolblok

gewapend beton - cementijzer

gewapend dienaar - lijftrawant, staffier

gewapend geleide - convooi, escorte

gewapend ijzerdraad - pinnekesdraad, prikkeldraad

gewapende bende - horde, rot

gewapende knecht - hopliet

gewapende macht - leger, politie

gewapende macht ter zee - armada

gewapende opstand - muiterij, insurrectie, revolte

gewapende ruiter - ulaan

gewapende schutter - klovenier

gewar - kluwen

gewas - aloë, boom, gerst, graan, gras, haver, heester, hei, klaver, knol, koren, kruid, mais, oogst, plant, riet, rogge, spelt, struik, tarwe, uitwas,vlas, zie verder bloemen en bomen

gewas in Middellandse Zee gebied - alkan(n)a

gewas met lijnvormige bladeren - vlas

gewas met sterke reuk - bieslook, knoflook

gewas op de droge grond - hei, heide

gewas uit het Middellandse Zeegebied - hysop

gewas verzorgen - wieden

gewassen tekening - lavis

gewaterd - gegolfd, gevlamd, moiré

gewaterd maken - moireren

gewaterde tekening - gouache

gewaterde zij - moiré

gewaterde zijden stof - tabijn

gewatteerde kap - theemuts

gewatteerde voering - doublure

gewauwel - gebazel, geklets, gezeur, prietpraat, wartaal

geweeklaag - gejammer, gelamenteer, geween, gejeremieer jammerklacht

geween - misbaar

geweer - achterlader, beaumont, bren, buks, chassepot, dubbelloops, eendenroer, enkelloops, flobert, ganzenroer, garrand, gladloops, gun, haakbus, jachtgeweer, karabijn, machinegeweer, Madsen, mauser, Maxim, musket, naaldgeweer, percussiegeweer, repetitiegeweer, schietgerei, schietgeweer, schiettuig, schietwapen, snaphaan, snellaadgeweer, snelvuurgeweer, spuit, sten(gun), uzi, voorlader, vuurroer, vuursteengeweer vuurwapen, windbuks

geweerbandelier - geweerriem

geweer met korte loop - karabijn

geweer met lange loop - eendenroer, ganzenroer

geweer met twee lopen - tweeloop

geweerbandelier - geweerriem

geweerdolk - bajonet

geweerhaan - trekker

geweerkogel - patroon

geweerkorrels - hagel

geweer, oud - (haak)bus

geweerpal - haan

geweerpiramide - rot

geweerrek - ratelier

geweerriem - bandelier, cordon, kordon

geweersabel - bajonet

geweervuur - fusillade, salvo

geweervuur bij terechtstelling - fusillade

geweest - voorbij, voormalig

gewei - hertehorens

geweiboom - doodsbeenderboom

geweidragend dier - edelhert, eland, hert, ree, rendier

geweien - achtpunter, gaffel, spies, tienpunter, twaalfpunter, zespunter

geweistok - stang

geweld - drang, drukte, dwang, force, gedruis, gewelddadigheid, heerschappij, hevigheid, kabaal, keet, kracht, lawaai, leven, macht, onstuimigheid, razen, rumoer, ruwheid, sterkte, tirannie, violatie

gewelddaad - attentaat, verkrachting, violatie

gewelddaden plegen - woeden

gewelddadig - agressief, brutaal, bruut, coactief, daverend, formidabel, geweldig, hevig, moorddadig, ruw, vehement, verschrikkelijk, violent

gewelddadig aangrijpen - teisteren

gewelddadig heerser - tiran

gewelddadig overlast aan doen - molesteren

gewelddadige aanmatiging - ingreep

gewelddadige aanranding - coactie, dwang, overval

gewelddadige inwerking - snede, trauma, wond(e)

gewelddadigheid - geweld

geweldenaar - dwingeland, kei, geducht, gigant, grandioos, groot, groots, heftig, hevig, immens, kolos, kolossaal, kopstuk, krachtig, machtig, massaal, moorddadig, ontzaglijk, overheerser, reus, reusachtig, reuze, sterk, tiran, vervaarlijk, zeer

geweldenarij - dwingelandij, tirannie, violentie,

geducht, gewelddadig, gigantisch, formidabel, groot(s), gruwelijk, hardstikke, heftig, hevig, hoogst, immens, imposant, indrukwekkend, kolossaal, krachtig, machtig, magnifiek, massaal, mieters, ongenadig, onstuimig, reusachtig, reuze, schitterend, schuw (fig.), sterk, stierlijk, subliem, titanisch, verbazend, verdraaid, violent, vreselijk, (zeer) erg, zeer

geweldig applaus - ovatie

geweldig groot - onmetelijk

geweldig leuk - aardig, fijn, gezellig, luizig, prettig, tof

geweldig en groot - massaal

geweldig jager - Nimrod, Orion

geweldig (onstuimig) - enorm, furieus, intens, machtig, stormachtig

geweldig van omvang - groot

geweldig zwaar - centenaarszwaar, ontilbaar

geweldige - rijksgrote, satraap, tiran

geweldige bijval - furore

geweldige oorveeg - paardezoen

geweldige overstroming - watersnood, zondvloed

geweldige stroom - vloed

geweldigheid - vehementie

geweldloos - vreedzaam

geweldloosheid - pacifisme

geweldmaker - herrieschopper, levenmaker, rumoermaker,

geweldpleger - aanrander, terrorist, moordenaar

geweldpleging - aanslag, moord, terreur

gewelf - arcade, berdau, boog, firmament, fornix, gewelfsel, gewulfsel, hemel, kluis, koepel, pleistergewelf, uitspansel, verwulf, voute (Z.N.), welfsel, welving

gewelfboog - berdau, ogief (zie aldaar), ogief (zie aldaar), paander, toog

gewelfconstructie van hout -kapgewelf

gewelfd been - rib

gewelfd dak - koepel

gewelfde bovenafsluiting van een meubel - toog

gewelfde deurtoegang - portiek

gewelfde doorgang - arcade, are, boog, poort, portiek

gewelfde gaanderij - arcade

gewelfde gang - porticus

gewelfeenheid - travee

gewelfrib - boogschenkel

gewelfde zoldering - boog

gewelf, soort - arcade, kloostergewelf, kruisgewelf, ribgewelf, stergewelf, tonggewelf, waaiergewelf

gewelfvlak in een kerk - travee

gewemel - gekrioel, gemier, gewoel,

gewend - aangepast, eigen, geaard, gewoon, ingeburgerd, vertrouwd

gewend aan - gewoon

gewennen - aanpassen, aarden, acclimatiseren, inburgeren, wennen

gewenning - acclimatisatie

gewenst - aangenaam, begeerd, begeerlijk, gevraagd, gezocht, goed, gewild, in votis, nodig, verlangd, welgevallig, welkom, wenselijk

gewervelde dieren - vertebraten

gewervelde dieren, soort van de - amfibieën, reptielen, vissen, vogels, zoogdieren

gewest - district, gebied, landstreek, streek, gouw, kanton, oord, provincie, regio,

gewestelijk - dialectisch, gew., provinciaal, regionaal

gewestelijke naam voor de grote vliegenvanger - aalbessendief

gewestelijke taal - dialect, tongval

geweten - besef, binnenste, consciëntie, gewissen, innerlijk, kerfstok, kloppertje, tikkertje (fig),

gewetenloos - eerloos, eervergeten, meedogenloos, onterend

gewetensangst - wroeging, zelfverwijt

gewetensbezwaar - scrupule

gewetensconflict - zielestrijd

gewetensknaging - berouw, onderzoek, wroeging

gewetenskwestie - gewetenszaak

gewetensleer - casuïstiek

gewetensonderzoek - inquisitie

gewetensrust - securiteit, vrede, vree

gewetensverklaring - berouw, inkeer, spijt, wroeging

gewetensvol - consciëntieus, scrupuleus

gewetensvrijheid - geloofsvrijheid

gewettigd - gerechtvaardigd, legaal, oké, ok., toegestaan

gewettigdheid - legimiteit

geweven band - lint

geweven behangsel - tapestry

geweven borduursel - galon, tres

geweven goudboordsel - tres

geweven hechting - stiksel

geweven katoen - sanel

geweven katoenen voering - sanella

geweven omslagdoekje - tissu

geweven stof - doek, laken, linnen, lint, madras, orleans, tweed weefsel, zijde

geweven tapijt - kelim

geweven wandtapijt - gobelin

geweven wollen stof - tweed

geweven zilverstof - dragon

gewezen - ex, gepensioneerd, oud, vroeger, voormalig

gewicht -

2 cg, dg, gr, hg., kg, mg, sg

3 ons, ton

4 gram, kilo, last, lood, pond

5 grein, massa, netto, oteen, schoon), pikol, stone, tarra (verpakking),

6 belang, gelang, karaat, waarde

7 aanzien, invloed, megaton, militon, zwaarte

8 decagram, decigram, hectogram, kilogram, milligram

9 centenaar, hectogram

11 importantie

13 belangrijkheid

15 gewichtseenheid

gewicht - belang , kaliber, steen, waarde, zwaarte

gewicht (Lat.) - pondus

gewicht (med.) - drachme

gewicht (Russ.) - pud

gewicht, eenheid van - newton

gewicht der verpakking - tarra

gewicht en munt in China - tael

gewicht in Indonesië, China en Japan - kati

gewicht bepalen - wegen

gewicht controleren - ijken, nameten, nawegen

gewicht en munt in China - tael

gewicht hebben - representeren

gewicht in Indonesië, China, Japan - kati, pikol

gewicht kan door slaan - wik

gewicht van de emballage - tarragewicht

gewicht van de inhoud - netto

gewicht van de inhoud plus de verpakking - brute

gewicht van duizend gram - kg, kilo, kilogram

gewicht van duizend kilo - ton

gewicht van duizend kilogram - centenaar

gewicht van duizend kilo, duizend keer - kiloton

gewicht van duizendste - milligram, microgram

gewicht van edelgesteente - mark

gewicht van een half ons - lood

gewicht van een kwart van een oud pond - vierel, vierendeel

gewicht van een ons - hectogram

gewicht van een stof vergeleken bij water - s.g

gewicht van honderd kilo - centenaar, kwintaal

gewicht van inhoud - netto

gewicht van inhoud plus de verpakking - bruto

gewicht van milligram - korrel

gewicht van ongeveer 3,9 gram - drachme

gewicht van ruim 12 pond steenkool – stone

gewicht van 10 gram - decagram, lood

gewicht van 100 pond vis - wicht

gewicht van 4 drachmen - sikkel

gewicht van 40 Russische ponden - pud

gewicht van 65 mg - grein

gewichtaftrek - tarra

gewicht van verpakking - tarra

gewicht voor edelgesteente - mark

gewichten waarmerken - ijken

gewichtig - aanzienlijk, belangrijk, deftig, dik, important, merkelijk, overtuigend, pregnant, relevant, voornaam, waardevol, wichtig, zelfvoldaan, zwaar

gewichtigdoener - poseur

gewichtigdoenerij - aanstellerij, air, pose

gewichtig feit - aangelegenheid, evenement, gebeurtenis

gewichtig feit dat een tijdperk afsluit - mijlpaal

gewichtige gebeurtenis - evenement

gewichtige gebeurtenis voor een vorst - kroning

gewichtige uitspraak - orakel

gewichtige zaak - aangelegenheid, evenement, gebeurtenis

gewichtigheid - belangrijkheid, importantie, macht

gewichtigst - grootst, meest, voornaamst

gewichtigste zaak - hoofdzaak

gewichtje - grein

gewichtsaftrek - tarra

gewichtseenheid - gram, grein, karaat, kt.

gewichtseenheid van edelstenen - caraat, karaat

gewichtseenheid van kunstzijde - denier

gewichtseenheid van nylon - denier

gewichtsklasse (boksen) - bantam, midden, veder, vlieg, welter, zwaar

gewichtskorting - tarra

gewichtsmaat - ton

gewichtsmaat van diamanten en parels - karaat

gewichtsmerk - ijk

gewichtsvermindering - afslanking, vermagering

gewied onkruid - ruit

gewiekst - arg, betjoegd, bijdehand, doortrapt, gaar, geheid, gevat, goochem, gehaaid, geslepen, gevaarlijk, gevat, glad, goochem , handig, kien, kritiek, leep, link, listig, loos, moeilijk, pienter, schrander, slecht, slim, slinks, sluw, tof, uitgekookt, uitgerekend, uitgeslapen, verkeerd, vindingrijk

gewiekstheid - sluwheid

gewiekst persoon - goochemerd, handigerd, linkmichiel, slimmerd, slimmerik

gewiggel - gewik

gewild - begeerd, bemind, favoriet, gangbaar, geforceerd, gemaakt, gevraagd, gewenst, gezocht, intrek, populair, willig

gewillig - bereid, braaf, gaarne, gedwee, genegen, gehoorzaam, gemakkelijk, graag, gehoorzaam, genegen, gezeglijk, goedwillig, graag, inschikkelijk, lubens, meegaand, tam, volgzaam, willig

gewilligheid - bereidheid, gedweeheid, volgzaamheid, willigheid

gewin - aanwinst, baat, belang, inkomen, oogst, opbrengst, profijt, voordeel, winst

gewinnen - erlangen, krijgen, telen, verwekken, verwerven, winnen

gewinzuchtig - baatzuchtig, hebzuchtig, inhalig

gewis - beslist, betrouwbaar ,ongetwijfeld, pertinent, positief, stellig, vast, waar, waarlijk, werkelijk, wis, zeker

gewoel - bedrijvigheid, beweging, drukte, gedrang, gekrioel,

gewoel, gewemel, leven, onrust

gewond - aangeschoten, geblesseerd, gekwetst, geraakt, getroffen

gewonde - gekwetste, slachtoffer

gewonden verpleegster - zuster

gewonden verpleger - broeder

gewone benaming van de aalbessenstruik - aalbessenboompje

gewone ezel - steenezel

gewone gang - sleur

gewone gesteldheid - normaliteit

gewone salade - latuw

gewone te buiten gaand - afwijkend, extravagant, mateloos, onmatig

gewone vlier - vledder

gewone waterstand - wel

gewoon - algemeen, alledaags, anders, banaal, commuun, dikwijls, doorgaand, doorgaans, eenvoudig, gangbaar, gebruikelijk, gemeen, gemiddeld, gewend, gewoonlijk, gewoonweg, habitueel, meest, meestal, normaal, normaliter, ongekunsteld, ordinair, overigens, plat, regelmatig, ronduit, sober, triviaal, vaak, veelal, vulgair,

gewoon betalingstermijn - uso

gewoon hoogleraar - ordinariaat

gewoon hoogleraarschap - ordinariaat

gewoon lager onderwijs - glo

gewoon lettertype - romein

gewoon maken - achten, kennen, rekenen, wennen

gewoon raken - wennen

gewoon te liegen - leugenachtig

gewoon worden - wennen

gewoon zand - kwartszand

gewoon zijn - plegen

gewoonheid - alledaagsheid, platheid

gewoonlijk - anders, dikwijls, doorgaans, doorlopend,- gemeenlijk, habitueel, meest, meestal, normaal, normaliter, vaak, veelal

gewoon maken - gewennen, wennen

gewoonte - aanwensel, adat, conventie, costume, ethiek, gebruik, hebbelijkheid, herkomst, kant, manie(r), mode, mos, regel, ritus, routine, sleur, traditie, usage, usance, usantie, usus, zede, zwang

gewoonte (Lat.) - mos

gewoonte (volgens de) - conventioneel, gebruikelijk, traditioneel

gewoonte der moraal - zede

gewoonte hebben - plegen

gewoontedier - mens

gewoonte gang - sleur

gewoontegebruiken - mores

gewoonte in het maatschappelijk leven - gebruik

gewoontemisdadiger - recidivist

gewoonterecht - adat, costumierrecht, hadat

gewoontjes - alledaags, middelmatig, ordinair

gewoonweg - bepaald, ronduit

gewoon worden - wennen

geworden - krijgen, ontvangen

gewricht - elleboog, enkel, era, geleding, gelid, heup, kaak, knie, lid, pols, schouder, tijdperk, vinger

gewricht aan de voet - enkel

gewricht aan het been - knie

gewricht dat de voet met het scheenbeen verbindt - spronggewricht,

gewricht van een paard - boeg, borst, schouder, voorschenkelgewricht

gewrichtsaandoening - artritis, gewrichtsontsteking, reuma(tiek), jicht, omalgie, voetbalknie

gewrichtsband - ligament

gewrichtsdeel - band, beurs, einde, holte, hoofd, kapsel, kom, kop, muis, smeer, span, vlakte

gewrichtsknobbel - kneukel

gewrichtsslijm - synovia

gewrichtsontsteking - artritis

gewrichtspijn - arthralgie, reuma

gewrichtsreumatiek - jicht

gewrichtssoort - amfiartrose, bolgewricht, draaigewricht, kogelgewricht, kroongewricht, preudartrose, rolgewricht, scharniergewricht, schuifgewricht, schijngewricht, zadelgewricht

gewrichtsstijfheid- ankylose

gewrichtsverstijving - ankylose

gewrichtsvliesontsteking - synovitis

gewrichtsvocht - ledewater, leewater, synovia

gewrichtswaterzucht - hydratrun

gewrichtsziekte - artritis, ischias, jicht, ledewater, podagra, reuma, voetjicht

gewrocht - opus, schepping, schepsel

gewrongen - gezocht, verdraaid, onnatuurlijk, verwrongen

gewrongen vorm - torsie, verwrongen

gewrongenheid - gezochtheid

gewurm - gesloof, getob

gewijd - geheiligd, gezegend, godsdienstig, heilig, plechtig, sacraal

gewijd bos bij Athene - Kolonos

gewijd lied - hymne, psalm

gewijd water - wijwater

gewijde (Hebr.) - nazireeër

gewijde gave - offer

gewijde gezangen - cantica

gewijde handeling - magie, plechtigheid, ritus, sacrament

gewijde hostie - oblaat

gewijde kaars - penningkaars

gewijde lofzang - hymne

gewijde ouwel - hostie

gewijde priester - neomist

gewijde zalfolie - chrisma

gewijde zang - canticum, kantiek

gewijsde - beslissing, vonnis

gewijzigd - veranderd

gewijzigde aansprakelijkheid - g.a.

gewijzigde speelwijze - variant, variatie

geijkt taalgebruik - cliché

geijkte uitdrukking - cliché, formule, gezaag, gezaagd, gezegde, gezanik, gezeur, schabloon, serratus, sjablone, spreekwoord, term,

zegswijze

gezaagd stuk hout - balk, deel, plank, lat

gezag - autoriteit, bedwang, beheer, bewind, commando, gouvernement, heerschappij, invloed, macht, overheid, overwicht, prestige, regering, respect

gezag hebbend - autoritair, bevelvoerend, bevoegd, geldend, potestatief, toonaangevend

gezag hebbend woord - bevel, commando, gebod, machtsspreuk, machtwoord, opdracht

gezaghebber - aanvoerder, autoriteit, commandant, bestuursambtenaar, gebieder, gezagdrager, gezagvoerder, gouveneur, kapitein, petor, potentaat, president

gezaghebber in Sparta - Geront

gezaghebber van marinevloot - admiraal

gezaghebber van zeeschepen - admiraal, vlootvoogd

gezagdragend ambtenaar - instantie

gezagsdrager - autoriteit, gezaghebber

gezagsgebied - ressort

gezag uitoefenen - besturen, heersen, leiden, regeren

gezagvoerder - admiraal, bevelvoerder, commandant, commodore, generaal, kapitein, oude, ouwe, schipper

gezakt - afgewezen, gestraald

gezakte - afgewezene, gesjeesde, gestraalde

gezakte op de K. M. A. - asymptoot

gezalfde - Christus, Mahdl, Messias, verlosser

gezamenlijk - allemaal, altemaal, altegader, altezamen, bijeengevoegd, collectief, gader, saam, samen, tegaar, tegader, tesamen, tezamen, vereend, verenigd, volledig

gezamenlijk bedrag - summarum

gezamenlijk schot - salvo

gezamenlijk werk - coöperatie

gezamenlijk werk van een kunstenaar - oeuvre

gezamenlijke apparaten - apparatuur

gezamenlijke bedienden - personeel

gezamenlijke beenderen - geraamte

gezamenlijke bloedverwanten - familie, magen, maagschap

gezamenlijke burgers - burgerij

gezamenlijke curatoren - curatorium

gezamenlijke dagbladen - pers

gezamenlijke edellieden - adel, adelstand

gezamenlijke hoeveelheid - alles

gezamenlijke inzet - pot

gezamenlijke leiders van een vereniging - bestuur

gezamenlijke ministers - kabinet, regering

gezamenlijke musici - orkest

gezamenlijke personen uit een gemeenschappelijke

stamvader ontsproten - familie, geslacht, sibbe, stam

gezamenlijke redacteuren van een blad - redactie

gezamenlijke spieren - spierstelsel

gezamenlijke toetsen - klavier, tastateur

gezamenlijke vee - veestapel

gezamenlijke water op aarde - hydrosfeer

gezamenlijkheid - plenum, totaliteit

gezang - air, aria, ariosa (vrije melodie), canon, cantate, cantilene, canto, chanson(net), duet, gez, lied, lofzang, lijkzang, meio's, melodie, ode, psalm, rouwzang, song, vers, zangstuk, zangwijze

gezang van een vogel - lied

gezang (oud) met refrein - beurtzang, leis

gezangboek - psalmenboek

gezangbord - psalmbord

gezangenboek der R. K. Liturgie - antifonarium, cantatorium

gezangenboek of bundel - liederboek

gezangenbundel - liederboek

gezanik - fleem, femelarij, gebazel, gedoe, geduvel, gefemel, gehannes, gehaspel, geknoei, gekauw, geleuter, gemaal, gemeier, gemelk, gemier, gemor, geteem, geveugel, gewauwel, gezemel, gezeur, gezwam, oremus

gezant - afgevaardigde, afgezant, ambassadeur, apostel, attaché, bode, boodschapper, diplomaat, gedeputeerde, gevolmachtigde, legaat, nuntius, zaakgelastigde, zendeling

gezant van de paus - nuntius

gezant van geloofsbrieven voorzien - accrediteren

gezant van God - Jezus

gezantschap - ambassade, legatie, zending

gezantschapsgebouw - legatie

gezapig - bedaard, bezadigd, gemoedelijk, goedig, kalm, rustig

gezapig man - goedzak, goeierd

gezapigheid - bezadigdheid

gezeefd meel (het fijnste deel) - donst

gezegd - bedoeld, geheten, genaamd, genoemd

gezegd van wilde dieren - stoots

gezegde - adagium, aforisme, leus, leuze, praedicaat, predikaat, spreekwoord, spreuk, uitdrukking, uiting, uitlating, zegswijze

gezegde dat een schijnbare tegenstrijdigheid bevat - paradox

gezegde dat kort en pittig is - aforisme

gezegde dat op ervaring berustende waarheid of wijsheid uitdruk - spreekwoord

gezegde met levenswijsheid - gnome

gezegeld papier - formaatzegel

gezegelde aarde - bolus, potaarde

gezegelde oorkonde - bul

gezegend - gebenedijd, geloofd, gelukkig, geprezen, gewijd, zegenrijk

gezegend brood - eulogie

gezeglijk - gedwee, gehoorzaam, gewillig, inschikkelijk, mak, onderworpen, verbiedelijk, volgzaam

gezel - (be)geleider, chaperon, collega, compagnon, consort, gast, gelijke, genoot, handwerksman, jonkman, kameraad, knecht, kornuit, kwant, leerling, maat, makker, medestander, metgezel, reisgenoot, snuiter, vent, vriend

gezellig - aangenaam, aardig, amusant, behaaglijk, betrouwbaar, comfortabel, conversabel, degelijk, enig, fideel, fidele, fijn, gemoedelijk, genoeglijk, geschikt, getapt, goed, innig, intiem, hups, huiselijk, kneuterig, knus, knusjes, knussig, leuk, lief, lustig, onderhoudend, plezierig, prettig, sfeervol, sociaal, vrolijk, tof,

gezellig breedvoerig praten - bomen

gezellig druk - geanimeerd

gezellig en leuk - aardig

gezellig gesprek - conversatie

gezellig prater - causeur, keuvelaar

gezellig samenzijn - onderons (je)

gezellig thuis - huiselijk

gezellig verkeer - omgang

gezellige bijeenkomst - kransje

gezellige bijeenkomst van het nut na een vergadering - nanut

gezelligheid - behaaglijkheid, gemoedelijkheid, knusheid

gezelligheidscentrum - bar, café, club, kroeg, sociëteit, soos

gezellinnen van Jupiter - Aglaia, Chariten, Euphrasyne, Gratiën, Thalia

gezelschap - aanhang, club, comité, sociëteit, compagnie, corps, ensemble, geleide, groep, korps, kransje, kring, samenzijn, soos, team, troep, troupe, verbond, vereniging

gezelschap dichters - bent

gezelschap kunstenaars - bent gezelschap

gezelschap kunstenaars uit de 17e eeuw - Muiderkring

gezelschappelijk - sociaal

gezelschappelijk verbinden – sociëren

gezelschapsdame - duenna, hofdame

gezelschapsdans -

4 beat, jive, wals

5 bebob, galop, gigue, mambo, polka, rumba, samba,

swing, tango, twist

6 boston, branle, menuet, pavane, shimmy

7 calypso, foxtrot, gavotte, mazurka, morisca, musette,

onestep, ragtine, slowfox, twostep

8 cakewalk, chaconne, cotillon, machiche, rigaudon

9 allemande, cha-cha-cha, jitterbug, passepied, quadrille,

quickstep, sarabande

10 bassedanse, charleston

gezelschapsdans, 18e-eeuwse - quadrille

gezelschapskamer - salet

gezelschapskraai - roek

gezelschapsspel - bingo, boerenschroom bridge, canasta, dammen, dobbelen, domino, ganzenbord, halma, hazard, kaarten, kienen, lotto, monopoly, pokeren, roulette, schaken, scrabble, sjoelen, skat, triktrak

gezelschapszaal - salet, salon

gezemel - geteem, gezanik, gezeur, semmel

gezengd - roosteren

gezet - bepaald, corpulent, dik, dikbuikig, geregeld, gevuld, kalm, log, lijvig, nauwgezet, regelmatig,, vastgesteld, vet, vlezig, zwaargebouwd, zwaar(lijvig)

gezet en zwaar - corpulent, log, vlezig

gezeten - binnen, gefortuneerd, gegoed, in bonus, rijk, welgesteld, zittend

gezeten zijn - zetelen

gezetheid - bedaardheid, corpulentie, dikte, embonpoint, ernst, regelmaat, zwaarlijvigheid

gezette man - dikkerd, dikzak, vetzak

gezette vrouw - schommel

gezeul - gesleep

gezeur - gebabbel, gedoe, geklets, geleuter, gemeier, gemier, gerei, geteem, gewauwel, gezanik, gezemel, lijmerij, mikmak, wartaal

gezever - geëmmer, geleuter, gemier, geteem, gezanik, gezeur

gezicht - aanblik, aangezicht, aanschouwing, aanzien, aspect, bakkes, blik, droomgezicht einder, face, facie(s), fado, fysionomie, gelaat, grijns, horizon, inzicht, inzage, kijk, kim, panorama, ponem, porum, postzegel, richting, smikkel, smoel, snoet, snufferd, snuit, toet, tronie, uitzicht, visioen, visie, vista, vue, zicht

gezicht (Barg.) - ponem, porem

gezicht met een strakke ernstige uitdrukking - begrafenisgezicht

gezicht van een meisje - bekje, sneetje, snuitje, toetje

gezicht op iets - aanblik, blik, kijk, panorama, uitzicht, vue,

gezichtkunde - optica, optiek

gezichtkundig - optisch

gezichtkundige - opticien

gezichtsas - oogas

gezichtsbedrog - pseudopsie,visioen,

gezichtseinder - einder, horizont, horizon, kim

gezichtsgrens - horopter

gezichtskleur - teint, tint

gezichtskring - sfeer

gezichtsleer - optiek

gezichtslijn - collimatielijn

gezichtsmeter - optometer

gezichtsorgaan - oog

gezichtsorgaan van geleedpotigen - facetoog

gezichtspijpen - figuranten

gezichtspunt - aspect, oogpunt, optiek, standpunt, uitgangspunt

gezichtsrimpel - frons, groef, plooi

gezichtssluier - voile

gezichtstrek - lineament

gezichtstudie - optica

gezichtsuitdrukking - fysionomie

gezichtsveld - panorama

gezichtsvermogen - licht, zien

gezichtsverzwakking - amblyopie

gezichtsvlekjes - sproeten, zomersproeten

gezichtszintuig - oog

gezichtszwakte - athopie

gezien - bemind, geacht, getapt, populair

gezien kunnende worden - zichtbaar, waarneembaar

gezien worden - treffen

gezin - familie, huisgezin, huishouden, huishouding

gezind - bereid, (toe)genegen, geneigd

gezindheid - bereidwilligheid, denkrichting, denkwijze, dispositie, geloofsovertuiging, geneigdheid, geneigdheid, gevoelen, gezindte, hart, inborst, inclinatie, kinderzin, mentaliteit, neiging, overtuiging, secte, sekte, stemming

gezindheid tot handeldrijven - handelsgeest

gezindheid van medelijden te hebben - barmhartigheid

gezindte - kerk, kerkgenootschap, sekte

gezind zijn - neigen

gezinloos - privaat

gezinsleven - familieleven

gezinslid - familielid, huisgenoot

gezocht - abstruus, begeerd, begeerlijk, gekunsteld, gemaakt, gemaniëreerd, gewenst, gewild, natuurlijk, opzettelijk, verzonnen, willig

gezocht bezwaar - chicane

gezochtheid - precieusheid, recherche

gezoden - gekookt

gezond - behouden, best, beter, deugdelijk, fleurig, fiks, fit, flink, florissant, fris, gaaf, gans, gelukkig, genezen, goed, heilzaam, hersteld, hygiënisch, kiplekker, kloek, lekker, levenslustig, natuurlijk, onaangetast, onbedorven, onbezeerd, ongedeerd, rooskleurig, sanitair, stevig, tierig, uitstekend, valide, volbloedig, vruchtbaar, wel, welgedaan, welgesteld, welvarend

gezond maken - genezen, helen, saneren

gezond verstand - rede

gezonde kleur - rood

gezondene - apostel, bode, boodschapper, gezant, koerier,

gezondheid - proost, sanitas, santé, welzijn

gezondheid betreffende - sanitair, hygiënisch

gezondheid bevorderende spierbehandeling - massage

gezondheidsdienst - G.G.D.

gezondheidsinrichting - bio, herstellingsoord, sanatorium

gezondheidsleer - diaetetiek, dietetiek, eubiotiek, hygiëne, macrobiotiek

gezondheidsregel - dieet, leefregel

gezondheidstoestand - salubriteit

gezondheidswens - proost, prosit, sante

gezond maken - helen, genezen, saneren

gezondmaking - genezing, herstelling, opruiming, ordening, sanering, vervanging, zuivering

gezond verstand - rede

gezongen - (muz.) cantate

gezongen gedicht - lied

gezongen melodie - air, aria

gezouten - gekruid, gepekeld, kras, pikant

gezouten ansjovis - sardellen

gezouten kabeljauw - abberdaan, labberdaan, zoutevis

gezouten kuit van steur - kaviaar

gezouten spek - bacon

gezouten steurkuit - kaviaar

gezouten varkenskluifjes - ors

gezouten vlees - pekelvlees

gezouten water - pekel

gezuiverd - depurantief, gedestilleerd, geraffineerd, rein, schoon

gezuiverd asfalt van Trinidad - goudron

gezuiverd roggestro - dekmateriaal, glui

gezuiverd water - aquadest

gezuiverde katoenvezel - watten

gezuiverde kolenslik - edelslik

gezuiverde olie - petroleum

gezuiverde petroleum - kerosine

gezuiverde raapolie - patentolie

gezuiverde talk - stearine

gezuiverde wijngeest - alcohol

gezusters - gez.

gezwam - blabla, geklets, geleuter, gezwets,

gezwatel - gegons, geruis

gezwel - abces, adenoma, blaar, blastoom, blein, bluts, bobbel, buil, bult, carnositeit, cyste, epithelioom, etterbuil, extuberatie, fistel, fyma, gewan, gewen, gioom, glioom, granuloom, kanker, lipoom, myoom, negenoog, neoplasma, neuroom, opzetting, ostyoom, pokkel, poliep, protuberantie, puist, pukkel, sarkoon, stekel, tuberositeit, tumor, uitwas, wrat, zwelling

gezwel aan bloedvaten - angioom

gezwel aan paardepoot - bolspoot, galspat

gezwel aan de keel - babbe, struma

gezwel aan koeienpoot - egelsvoet, mokpoot

gezwel aan pootgewricht - galspat

gezwel, goedaardig - fibroom

gezwel met negen ogen - karbonkel

gezwel op bladen, planten - gal

gezwel op ooglid - gerstekorrel, strontje

gezwel op planten - gal, tumor

gezwel van goede aard - myoom

gezwel van kwade aard - carcinoom

gezwel van zenuwcellen - ganglioom

gezwendel - oplichterij

gezwets - flauwekul, gebral, gepoch, gepoek, gesnoef, gesnor, gesnuif, gezwam, grootspraak, ophakkerij

gezwind - agiel, agile (muz.), alert, bedreven, behendig, behendig, bijdehand, cito, fluks, gauw, grif, haastig, hard, kwiek, levendig, prompt, pijlsnel, rad, rap, ras, snel, spoedig, (muz~)presto, vaardig, vief, vlot, vlug, volmondig, ijlings, wakker, wierig,

gezwindheid - haast, rapiditeit, snelheid, spoed, ijl, vaart, vitesse, vlugheid

gezwingelde vlasbundel - vlasdot

gezwoeg - getob, geploeter, geürm, gewurm

gezwollen - bombast(isch), dik, hoogdravend, opgeblazen, opgezet, pasteus, pof, retorisch, uitgedijd,

gezwollen been - bombeen

gezwollen stijl - gongorisme

gezwollen taal - bombast

gezwollenheid - aandoening, gemoedsaandoening, hoogdravendheid, pathos, patos, stemming

gezworen gelofte - beëdigd, eed

gezworen vijand - aardsvijand deoodsvijand

gezworene - expert

gezworenen - belemmerend, gênant, jury

Ghanese bevolkingsgroep - Akan, Ewe, Mosi

Ghanese boom - boabab

Ghanese haven - Takoradi

Ghanese hoofdstad - Accra

Ghanese munt - penny, pond

Ghanese politicus - Nkroemah

Ghanese rivier - Bia, Volta

Ghanese stad - Koforidua, Kumasi, Legon, Obuasi, Sekendi, Takoradi, Tamale, Wijnneba

Ghanese taal - Akan, Fanti, Ga, Twi

giaur - ongelovige

gibbonsoort - imbou, lar, oewa, siamang, wau-wau

gibbus - bochel

giberne - patroontas

gibus - claque, klak, klaphoed

gids - baken, begeleider, boei, cicerone, courier, diagoman, geleider, guide, handleiding, leider, leidraad, leidsman, leidster, leidsvrouw, loods, loodsman, mentor, raadsman, reisleider, rondleider, vademecum, voorganger, wegwijzer

gids langs de weg - baken

gids te water - loods

gids voor reizen - reisgids, reisleider, reiswijzer

gidsfossiel - leidsfossiel

giebel - kroeskarper

giechelen - giebelen

giek - gig, sloep

gier - aal, aalt, beestendrek, condor, drek, gil, ier, mestvocht, gil uier

gierachtige - aasgier, baardgier, condor, lammergier

gieren - fluiten, giechelen, gillen, joelen, krijten, loeien, schateren,

schaterlachen, schreeuwen

gierensoort - aasgier, condor, koningsgier, lammergier

gierhavik - gierzeearend

gierig - begerig, deun, geldzuchtig, gretig, haaiig, hebberig, hebzuchtig, inhalig, karig, kleinzielig, knijperig, krenterig, parcimonieus, pinnig, schraapziek, schraperig, schriel, spijkervast, venijnig, verlangend, vinnig, vrekkig, zuinig

gierigaard - duitendief, erwtenteller, geldwolf, gortenteller, harpagon, knar, krent, potter, schraper, schriep, vrek

gierigaard uit blijspel van Hooft - Warenar

gierigaard uit blijspel van Molière - Harpagon

gierigheid - erwtentellerij, geldzucht, hebzucht, krenterigheid, parcimonia, schrielheid, vrekkigheid

giering - gierslag, zwenking

gierkabel - dwarskabel, gierketting

gierslag (scheepst.) - gier, giering, zwenking

giersoort - aasgier, broodkoren (Afr.), condor, graansoort koningsgier, lammergier, monniksgier

gierst - dari, durha, koren, millet, millies, milo, sorghum, mil

giersteek - giervalk

gierstvink - geelgors

giertij - gierstroom, springtij

gier uit de Andes - condor

gierzwaluw - haker, salangaan, scheer, steenzwaluw, torenzwaluw

gietbui - plensbui, stortregen

gietcedel - letterpolis

gieteling - geus, merel

gietemmer - gieter

gieten - besproeien, bevochtigen, plenzen, regenen, schenken, sproeien, stromen, uitschenken

gieter - sproeier, gietemmer

gietijzer - goteling

gietijzer om ronde staven te gieten - gus

gietkegel - trechter

gietmodel - vorm

gietvorm - mal, matrijs, model, modulus, typus

gif - gift, laster, roddel, venijn, vergift

gifgas - mosterdgas

gif in tabak - nicotine

gifplant - akoniet, bilzekruid

gifslang - adder, cobra, naga

gifspuwende waterslang - hydra

gifstof die in het bijzonder het zenuwweefsel aantast - neurotoxine

gift - aalmoes, bijdrage, cadeau, donatie, gave, geschenk, legaat, liefdegave, offer, schenking, venijn

gift (Gr.) - doron

gift aan arme - aalmoes

gift in natura - prove

giftig - boos, hatelijk, lasterend, nijdig, sarcastisch, scherp, venijnig, virulent

giftig en fel – veninig

giftig gas - kolendamp

giftig raaigras - dolik

giftige eiwitachtige stof - ricine

giftige jachtspin - tarantella

giftige naaldboom - taxus

giftige opmerking - hatelijkheid, sneer, steek

giftige paddestoel - amaniet, braakrussula, duivelsbrood, knolzwam, panteramaniet satansboleet, vliegenzwam

giftige plant - akoniet, akonitine, belladonna, bilzenkruid, bromium, dollekervel, doodkruid, doornappel, duivelskaas, duivelskers, eenbes, hazewortel, mansoor, monnikskap, nachtschade, satansboleet, wolfskers

giftige spin - tarantella, tarantula

giftige stof - arseen, arcenicum, atropine, blauwzuur, ricine, solanine

giftige stoffen door bacteriën voortgebracht - toxine

giftigheid - toxiciteit

giftkunde - toxiologle

giftmeel - rattenkruid

giftmengster - heks

giftplant - monnikskap, nachtschade

giftslangetje - adder

gig - cabriolet, disselwagen, giek, scheepsboot

gigant - atlas, enak(o), goliath, kind, kolos, orion, reus, titan, ijmir

gigantisch - groots, reusachtig, titanisch

gigantisch schip - mammoettanker

gigantisme - reuzengroei

gigolo - beroepsdanser

gil - kreet, krijs, roep, schreeuw, uitroep

Gilbert-and- Ellice-eilanden, deel van de - Ellice-eilanden, Gilbert-eilanden, Line-eilanden, Phoenix-eilanden

Gilbert-and- Ellice-eilanden, een van de - Aranuka, Birnie, Canton, Christmas-island, Enderbury, Fanning, Gardner, Hull, Maraki, Marawa, Monouti, Ocean-island, Phoenix, Sydney, Tamana, Tarawa

gilde - ambachtsvereniging, broederschap, corporatie, genootschap, hanze, vakgenoten

gildebode - gildeknecht

gildebroeder - collega, vakgenoot

gildedeken - overman, gildemeester

gildeheilige - patroon

gildehoofd - deken

gildekleed - lijkkleed

gildemeester - deken

gildepatroon - gildeheilige

gildeproef - meesterstuk

Gilgamesj-epos, figuur uit het - Agga, Enkidoe, Gilgamesj, Isjtar, Oetnapisjtim

gilet - vest

gillen - gieren, krijsen, schreeuwen

gillend - schreeuwend

gillen van het lachen - brullen, gieren

ginder - daar, ginds

ginderheen - daarheen, derwaarts

ginds - daar, daarginder, gene, ginder

gindse - gene

ginnegappen - grinneken, meesmuilen

ginst - heidebrem

ginster - ginstkruid

ginster en steekbrem - gaspeldoorn, gaspeldoren

ginstkruid - gaspeldoorn, ginster

gips - witkalk

gips met marmer - pleister

gipsafdruk - moulage

gipsen - pleisteren

gipskalk - pleister, stuc

gipskruid - bruidssluier, gypsophila

gipsmarmer - albast

gipsmeel - pleister

gipsmuur - bruidssluier, gipskruid

gipspleister - stuc

gipssoort - albast

gipsy - brunette, gitano, zigeuner (in)

giraf - ocapie, okapi, okapie

girafachtig dier - okapi

giraffe, familielid van de - ocapie, okapie

girandole - armblaker

girasol - maansteen

gireren - overmaken, overschrijven, storten

girering - storting

giro - betaaldienst, endossement, geldomloop, geldoverschrijving, overdracht, overschrijving, wisseloverdracht

giroformulier - betaalcheque, giropas, kascheque

gis - bijdehand, handig, kien, leep, pienter, raming, schatting , scherpzinnig, slim, uitgekookt, uitgeslapen, veronderstelling

gispen - afkeuren, geselen, hekelen, laken, verwijten

gisping - verwijt

gissen - conjectureren, menen, onderstellen, raden, ramen, rooien, schatten, soupconneren, vermoeden, veronderstellen

gissing - beraming, conjectuur, correctie, gis, hypothese, onderstelling, raming, rooi, tanatie, vermoeden

gist - bakmiddel, desem, droesem, ferment, grondsop

gistbestanddeel - bios

gisten - broeien, bruisen, fermenteren, gijlen, opbruisen, schuimen, woelen

gisting - beroering, broei, bruising, fermentatie, gijl, sensatie, woeling, zymose

gisting van vers bier - gijl

gistingmeter - oenometer

gistingsmiddel - gist

gistingsproduct van plantedelen - fermentolie

gistingveroorzakende stof - enzym, ferment

gistmiddel - desem, ferment, zuurdeeg

giststof - enzym, ferment, leb, zyma, zymogeen

gistzwam - kaam, kaamsel, kaan

git - agaat, agaatsteen, bergwas, kraal, zwart

gitaarachtig instrument - banjo, mandoline, ukelele

gitaarsoort - bas, slag, solo

gitaarspeler - gitarist

gitana - waarzegster, zigeunerin

gitano - gipsy, zigeuner

gitarist - gitaarspeler

gitarist, beroemd - Segovia

gitsteen - agaat

gitzwart - pikzwart

glaasje - borrel, neut

glaasje sterke drank – borrel

glacé - handschoen

glaceren - glanzen

glaciaal - ijskoud, ijzig

glaciale accumulatievorm - drumlin, keileem, morene

glaciale erosie - exaratie

glaciale erosievorm - bultrots, trogdal

glaciale nis - cirque, kaar

glaciale tijd - Günz, ijstijd, Mindel, Pleistoceen, Riss, Wüim

glaciatie - ijstijd, vergletsjering

glaciologie - gletsjerkunde

glad - baardeloos, duidelijk, effen, egaal, geheel, gelijk(matig), gespannen, gewiekst, glanzig, glibberig, grif, haarloos, helder, kaal, loos, onbehaard, ongekreukt, ongerimpeld, pienter, plat, plooiloos, pluis, poliet, rimpeloos, schrander, slibberig, slim, sluik, sluw, slijmerig, smeu, totaal, uitgestreken, vlak, vloeiend, vlot, vlug, volkomen, welsprekend, wiedes,

gladaf - gladweg, rondweg

glad afhangend - sluik

gladakker - field, leperd, schurk

glad dier - aal, paling, slang, pier, worm

glad en glanzend maken - satineren

glad geschaafd houten blad - paneel

glad katoenfluweel (In het bijzonder voor werkkleding) - manchester

glad maken - effenen, egaliseren, glanzen, planeren, poetsen, polijsten, schaven, schuren, strijken, vijlen

glad maken van linnen - mangelen, planeren

glad papier - velijn

glad satijnen stof - atlas

glad uit doen staan - ontplooien

gladakker - fielt, knol, leperd, schurk, smeerlap

gladde band - slick

gladde waterdichte stof - gabardine

bladden - glanzen, poetsen, polijsten, schuren

gladde onbewogen oppervlakte - waterspiegel

gladharig hondje - dwergpincher, teckel

gladde satijnen stof - atlas

gladde stijve stof - taf

glad en vlak - strak

gladheid - politoer

gladiator (Rom.) - kampvechter, zwaardvechter

gladjanus - gladakker, leperd

glad maken - effenen, egaliseren, mangelen, polijsten, raspen, schaven, schuren, strijken, vijlen

gladmaken met rasp - vijlen

glad neerhangend - sluik

gladiator (Rom.) - kampvechter, laquearius, murmillo, retiarius, zwaardvechter

glad tricot - jersey

gladuit - gladweg, ronduit

gladweg - ronduit, rondweg, totaal, volstrekt

glamour - glans, glitter

glanduleus - klierachtig

glans - aureool, blink, brille, clou, eclat, fleur, gladheid, glanspunt, fonkering, glamour, glimp, glinster, glinstering, gloed, gloor, glorie, helderheid, hoogtepunt, krits, luister, luisterrijk, luster, lustre, nimbus, nitiditeit, poetsmiddel, politoer, praal, pracht, roem, schoonheid, schijn, schijnsel, schittering, (uit)straling

glans aan iets geven - glanzen

glans en glorie - luister

glans (met) - glansrijk, glorieus, metére

glans van genoegen - glunder

glans verlenen aan iets - opluisteren, verhelderen

glans verliezen - tanen

glanserts - zilverglans

glanshout - likhout, likstok, wrijfhout

glanskool - antraciet

glanslak - vernis

glansloos - dof, mat

glansmachine - kalander, pletmachine

glansmiddel - koperpoets, lak, lap, lapje, politoer, schoensmeer vernis, was

glansmiddel in textiel - appret

glansperiode - bloeitijd, renaissance

glanspers - mangel

glanspunt - apogeé, clou, krits, triomf

glansrijk - glorieus, luisterrijk, prachtig, radieus, roemrijk, schitterend

glansschub vis - huso, sterlet, steur

glanssteen - liksteen

glanstaf - lustre

glansstof - lak, glitter, politoer, vernis

glansverf - lak

glansvogel - jacamar

glanszijde - lustrine, satijn

glanzen - blinken, donkeren, flikkeren, flonkeren, glimmen, glinsteren, gloren, pinken, satineren, schitteren, stralen, tintelen,vlammen

glanzen van lakens - appreteren

glanzend - blank, blinkend, briljant, flikkerend, flonkerend, glanzig, glimmend, glinsterend, hel, pinkelend, schitterend, stralend, tintelend

glanzend maken - poetsen, polijsten satineren

glanzen van laken - appreteren

glanzend maken van garen - lustreren

glanzend schijnen - glimmen, gloren

glanzend wrijven - boenen

glanzende katoenen stof - satinet

glanzende stof - lustre, sanella

glanzende voeringstof - satinet

glanzende zijde - satijn

glanzig - blakend, blinkend, glunder, politoer

glanzig maken - likken

glanzing - tinteling, twinkeling

glariën - glinsteren, schitteren

glas - bel, bierglas, bitterglas, champagneglas, drinkglas, fluit, fluitglas, horlogeglas, jeneverglas, kelk, kristal, likeurglas, limonadeglas, maatglas, pint, portglas, roemer, romer, ruit, sherryglas, tumbler, uurglas, vitrum, waterglas, weerglas, wijnglas, zandloper

glas bier - pilsje, pint, tapje

glas dat ultraviolet licht doorlaat - uviolglas

glas (een stevig glas drinken) - hijsen, peren

glas jenever - borrel, hartversterkertje, mammetje, neutje, oorlam, pikketanusje, schaap

glas koffie met suiker - mazagran

glas koude koffie met cognac - mazagran

glas licht bier - pilsje

glas met maatverdeling - maatglas

glas met ijs, vruchtjes en slagroom - sorbet

glas (ruw en dik) dat in de vloeren wordt gebruikt - ijsglas

glas sterke drank - borrel, neut

glas voor namaakjuwelen - stras

glas voor optische instrumenten - kristalglas (loodhoudend)

glas zonder voet - tumbler

glasaal - lintaal

glasaaltje - alver, elver

glasaardedeksel - aludel

glasachtig - email, glazig, hyalien, vitreus

glasachtig doorschijnende stof - email, hyaliet, mica

glasachtig korund - pachee

glasachtig mineraal - hyaliet, mica

glasachtig steen - tektiek

glasachtige delfstof - parelsteen

glasachtige massa - glazuur

glasblazer - flessenblazer, flessenmaker, glazenmaker, keier, spiegelglasblazer

glasblazersterm - hazemelk

glasblazerswerktuig - bolstok

glasblazerszeep - bruinsteen

glasblazerij - glashut

glascultuur - glasteelt, kasteelt

glasdruk - hyalografie, hyalotypie

glasgarnaal - steurkrab

glasgordijn - vitrage

glashard - zakelijk

glasharmonika - vitrage

glashelder - doorzichtig, duidelijk, klaar, overduidelijk, zonneklaar

glasinstrument - verrofoon

glas jenever - borrel, schrapmannetje

glasklok - stolp

glasknoop - osseoog

glas koffie met suiker - mazagran

glasopaal - hyaliet

glaspapier - cellofaan

glasplaat - ruit

glasruit - vensterruit

glasschilder - glazenier

glasslijper - fonger

glassoort - stras

glassteen - hyaliet

glaszijde - vegisol

glaszuiver - helder, klinkend

glatik - rijstvogeltje

glauberzout - natriumsulfaat

glaucoom - oogziekte

glazen bak - schaal

glazen blad - plaat, ruit

glazen bolletje - knikker, kraal, stuiter

glazen buis aan stoomketel voor aflezen waterstand - peilglas

glazen buisje - pipet, reageerbuis

glazen chemische buis - buret

glazen deksel - stolp

glazen distilleervat - pelikaan

glazen fles met gebogen hals - retort

glazen gesloten veranda aan de voorgevel - loggia

glazen kap op een dak - bovenlicht, daklicht, lantaarn, stolp

glazen kast - vitrine

glazen klok - stolp

glazen klok bij een luchtpomp - recipiënt

glazen knikker - kraal, stuiter

glazen kolf met platte bodem - erlenmeijer

glazen kom of fles met wijde mond voor dranken - bokaal, drinkbeker

glazen kweekhuis - kas

glazen laboratoriumbuis - pipet

glazenmaker - hengst, juffer, libelle

glazenmakers beitel - loodmes

glazenmakerswerktuig - gruis

glazen meetbuis - buret, pipet

glazen omhulsel - fles, stolp

glazen oog (groen) in plaveisel - kwal

glazen proefbuisje - pipet

glazen reactievat - eudiometer

glazen speelgoed - knikker, stuiter

glazen stad - Westland

glazen stolp - kaasstolp, klok

glazen uitbouw - erker

glazen uitstalkast - vitrine

glazen vat - flas

glazen vat waarin elektriciteit wordt ontwikkeld - element

glazen veranda - serre

glazen veranda aan de voorgevel - loggia

glazen verpakkingsmiddel - fles

glazen visbakje - kom

glazen voetje - sokkel

glazen voorwerp - fles, glas, knikker, pot, vaas

glazen uitstalkast - vitrine

glazen vullen - inschenken, tappen

glazen waranda - serre

glazen zuigbuisje - pipet

glazenier - glasschilder

glazenier, Nederlandse - Boermeester, Campendonk, Colette, Eyck, Hofman, Nicolas, Prikker, Toorop, Weyand

glazig - glasachtig, hyalien, vitreus

glazig (fig.) - wezenloos

glazig gehomogeniseerd - hyalien

glazuren - emailleren, gleizen, verglazen

glazuur- azuur, brandverf, email, emailleersel, glazuursel, gleis, smalt, smeltglas, tandemail, verglaassel, yrit

glee - (dunne) plek, gaal, gergel, gleuf, kroos, sleet, slijtplek

glei - dekriet

gleis - pottenbakkersklei

gleiwerk - majolica

gletsjer - ijsveld, ijsrivier

gletsjer afsmelting - ablatie

gletsjerbanden - ogiven

gletsjerbreuk - ijsval

gletsjerinsekt in smeltwater - gletsjervlo

gletsjerkunde - glaciologie

gletsjerpuin - eindmorene, middenmorene, morene, zijmorene

gletsjerrand - morene

gletsjerspleet - crevasse ,

gletsjer, smeltwater van de - gletsjermelk

gletsjerwal - morene

gletsjerwaldam - morene, moraine

gleuf - baaitje, fir, geul, glee, geul, greppel, groef, groeve, inkeping, insnijding, keep, kerf, kier, kloof, reet, richel, ril, rits, scissuur, sleuf, spilt, sponning, spleet, split, uitholling, vore, wetering

gleuf in de aarde - ril

gleufje - vallecula

gleuf van een schuifraam - sponning

gleufvormige uitholling op zuilen - cannelure

glibberig - glad, modderig, schampig, slibberig, slijmerig, smerig, vet, vetachtig

glibberig dier - aal, kikker, paling, pier, slak, slang, worm

glibberig persoon - gladjanus

glibberige stof - boter, gelatine, dril, modder, olie, slijm, spek, vet

glibberige vis – paling

glimhart - lichthout

glimkever - lichtkever

glimlach - grameel (iron.), grijns, lachje, lachtrek

glimlamp - neonlamp

glimlachen - smuilen

glimmen - blinken, flonkeren, glanzen, glinsteren, gloeien, gloren, schitteren, spiegelen, stralen, vunzen

glimmend dier - glimkever, glimworm

glimmend kunstaas - blinker

glimmend maken - poetsen

glimmende gesponnen draad - glansgaren

glimmer - kattengoud, mica, mika

glimmer of kachelglas - mica

glimmersoort - biotiet

glimp - flikkering, glans, gloed, gunster, schijn(sel), sprank(je), vleug, vonk voorwendsel

glimworm - johannesworm, lichtkever

glimworm, mannetje van de - vuurvliegjes

glinster - glans, sprank, schittering, vonk

glinsteren - blikkeren, blinken, flikkeren, schitteren, stralen, tintelen, twinkelen

glinsteren van de ogen - gloriën

glinsterend - blinkend

glinsterend aardewerk - gleiwerk, majolica

glinsterend zwart - gitzwart

glinstering - glans, schittering, tintel(ing)

glinsterschijn - klatergoud

glint - heining, latwerk

glioomsoort - astrocytoom, ependynoom, glioblastoma, medulloblastoom, multiforme, oligodendroglioom

glip - kerving, kier, reet, scheur, snede, spleet, split

glippen - insluipen, litsen, ontschieten, slippen, uitglijden

glippertje - escapade, glissando (muz.), glijdend, slippertje, uitstapje

glissen - glijden

glissando (muz.) - glijdend

glit - loodoxide

glitter - glamour, schittering

globaal - afgerond, doorsnee, gemiddeld, geschat, ongeveer, ruwweg

globale becijfering - raming, schatting

globe - aardbol, bol, hemelglobe, klomp, menigte, wereldbol

globebloem - trollius

globedrager - atlas

globetrotter - wereldreiziger

globuleus - kogelvormig

gloed - bezieling, blink, drift, elan, geestdrift, glans, glimp, gloor, hitte, koloriet, kracht, reflectie, schittering, verve, vlam, vuur(glans), warmte

gloednieuw - fonkelnieuw, splinternieuw

gloed ontberend - kil

gloed van hartstocht - vlam

gloedvol - bezield, geestdriftig

gloedvol (muz.) - rubato

gloeien - blaken, blinken, branden, fonkelen, glimmen, gloren, kleuren, schitteren, schijnen, uitstralen, vlammen

gloeiend - ardente, blakend, brandendheet, erg, fonkelend, heet, heftig, nijdig, verhit, vlammend, vurig, witgloeiend

gloeiend deeltje - vonk

gloeiend heet - snikheet

gloeiende hitte afgeven - blaken

gloeiende kolom gas - vlam

gloeiende kratergolf - lahar, lava

gloeiende massa - lava

gloeikousje (grondstof voor) - ramee, ramen, rami

gloeilamp - asmiumlamp, peer, peertje

gloeispaan - hamerslag

gloeiworm - lichtkever

glooi - helling

glooien - afhellen, aflopen, hellen

glooiend - schuin

glooiende stukken land - hellingen

glooiing - beloop, berm, helling, talud, verloop

glooiing op verdediging van een fort - glacis

gloor - glans, gloed, schijn, schijnsel, straling

glop - glans, gloed, schijnsel

gloren - blaken, blinken, dagen, flikkeren, glanzen, glimmen, gloeien, krieken, lichten, schitteren, schijnen, stralen

gloren zonder vlam - smeulen

gloria - aureool, glorie

glorie - aanzien, aureool, eer, ere, faam, glans, gloor, heerlijkheid, hulde, lof, luister, nimbus, praal, praalzucht, pracht, roem stralenkrans

gloriëren - pralen, roemen

gloriekroon - erekroon

glorierijk - heerlijk, overheerlijk, roemrijk, verheerlijkt

glorieus - glansrijk, glorierijk, heerlijk, luisterrijk, roemrijk, roemvol, trots, verheerlijkt

glorieren - pralen, roemen

gloriëtte - prieel, tuinhuisje

glorievol - glorieus, luisterrijk, prachtvol

glorificatie - verheerlijking

gloring - gloed, schijnsel

gloriole - stralenkrans

gloriool - stralenkrans

glos - kantschrift

glossarium - woordenlijst

glossé - aanmerking, aantekening, glos, kanttekening, spotterij

glossitis - tongontsteking

glossolatie - taalwonder

glottis - stemspleet

Gloucester, oorspronkelijke naam van - Glevun

glucocol - lijmzoet

glucose - dextrose, druivensuiker, zetmeelsuiker

glucogeenstapelziekte - thesaurismus

glucosurie - suikerziekte

glui - dekriet

gluipen - loeren

gluiperd - gemenerik, genieperd, huichelaar, hypocriet, leperd, smuiger, stiekemerd, valsaard

gluiperig - achterbaks, geniepig, geveinsd, hypocriet, hypocritisch, huichelachtig, onecht, stiekum, vals, voorgewend

gluiperig kijken - loeren

gluiphoed - huilebalk

glunder - blakend, glanzig, helder, opgewekt, tevreden, voldaan, vrolijk

glunderen - stralen

glunderend - blij

gluren - koekeloeren, loeren, spieden, turen

glutaeus - bilspier

glutine - beenderlijm

glutineus - lijmerig

gluurder - bespieder, kijker, loerder, spieder, voyeur

gluurster - loerster

glijbaan - roetsjbaan, sullebaan

glijboot - hydroplaan

glijcontactbeugel - trolley

glijden - afzakken, glippen, glissen, roetsjen, schuiven, schuren, slieren, slippen, sullen, voortglijden, voortschieten

glijden door de lucht - zweven

glijdend - (muz~) glissando

glijdend - labiel

glijdend onderstel - slee, slede

glijdende sneeuw - lawine

glijder - spirant

glijdop - glijspijker

glijgoot - baars, dissel, kloet

glijgoot in pakhuizen - sul

glytodont - reuzengordeldier

glyptotheek - beeldengalerij

glijvliegen - zweven

glijvliegtuig - zweetvliegtuig

glijvlietboot - hydroglider

glij-ijzer - loper, schaats

glijvoertuig - arre, slee, slede

glycerine glycerol, olizoet,

glycocol - glycine

glycogeen - spiersuiker

glycogeenstapelziekte - thesaurismus

gniffelen - gnuiven, grinneken

gnoe - antiloop, hertestier, wildebeest

gnome - spreuk, zedenleer

gnoom - aardgeest, aardmannetje, berggeest, dwerg, kabouter, kobold

gnosis - inzicht, kennis, openbaring (theologie)

gnuiven - gniffelen

goal - doel, doelpunt, treffer

goalie - keeper

goalkeeper - doelverdediger, keeper

goallat - doellat, doelpaal

goalpaal - doelpaal

gobelin - wandkleed, wandtapijt

God - Aangeroepene, Allah, Opperwezen, Schepper

God - (Lat.) deus, Jahweh, Jehova

God alleen zij eer - s.d.g.

God der Indianen - Noncomala

God met bokkenpoten - Pan, sater

God met twee gezichten - Janus

God van de akkers - Conus, Faunus, Vervactor

God van de Babyloniërs - Baäl

God van de begeerte - Pathos

God van de bescherming van de staat - Polias

God van de besmetting - Sterculius

God van de bevrijding van zorgen - Aequitas, Lydios

God van de bijbel - Elohim, Jehova, JHWH

God van de bliksem - Jupiter

God van de bloedige dood - Ker

God van de dapperheid - Minerva, Vitrus

God van de dichtkunst - Apollo,Braga, Bragi

God van de dieven - Hermes

God van de donder - Donar, Jupiter, Thor

God van de dood - Anubus, Caeculus, Mors, Thanatus, Ubitina, Uller

God van de dood - Ind. Myth. - Jama

God van de droom - Morpheus

God van de duisternis - (Gr.) Ahriman, Erebus, Furina, Zoroaster

Godin van de echt - Pronuba

God van de eed en trouw - War

God van de eeuwigheid - Aeternitas

God van de geboorte - Pelumnus

God van de geneeskunde - Aesculaplus, Esculaap

God van de geploegde akkers - Obarator

God van de grenzen - Terminus

God van de handel - Hermes, Mercurius

God van de haven. - Portunus

God van de hekeling en spot - Momus

God van de herders - Ruminus

God van de herfst - Vertumnus

God van de Hindoes - Brahma, Indra

God van de honger - Fames

God van de hoop - Spes

God van de Indianen - Manitou, Noncomala

God van de jaargetijden - Freyer

God van de jonggehuwde mannen - Subigus

God van de kinderen - Fascines

God van de koophandel - Hermes, Mercurius

God van de landbouw - Saturnus

God van de liefde - Amor, Cupido, Eros

God van de muzen - Apollo

God van de noordenwind - Boreas

God van de noordoostenwind - Kaikias

God van de onderwereld - Dis, Oreus, Pluto,

God van de onoverwinnelijkheid - Invictus

God van de oorlog, wijsheid en kracht - Ares, Mars, Tyr

God van de oostenwind - Eurus, Vuturnus

God van de overwinning - Victor

God van de regen - Pluvius

God van de rijkdom - Plutus, Xanthos

God van de rivieren - Asopus, Enipeus, Peneus, Rhesos, Xanthos

God van de scheiding van ziel en lichaam - Viduus

God van de scherts - Liber, Locus

God van de schone kunsten - Apollo

God van de schrik - Pavor, Phobos

God van de slaap - Hypnos ,Morfeus

God van de slaven - Portunus

God van de spot - Momus

God van de steden - Promachos

God van de stilzwijgendheid - Horos, Widar

God van de storm - Njord, Typhon

God van de stroom - Inachos, Tiburtus

God van de trouw - Fides, Var

God van de tuinbouw - Priapus

God van de tijd - Janus

God van de uitvindingen - Hermes

God van de veeteelt - Pales, Priapus

God van de veiligheid - Securitas

God van de velden - Picus

God van de vernietiging - Loki

God van de wateren - Neptunus, Njord, Poseidon

God van de wederliefde - Anteros

God van de welvaart van de staat - Salus

God van de westenwind - Zephyrus, Zephuros

God van de wind - Aeolus

God van de wijn - Bacchus, Dionysos

God van de woede - Furor

God van de wouden - Picus

God van de zang, snarenspel en schone kunsten - Apollo

God van de zee - Aegir, Egir, Glaucus, Neptunus, Njord, Ocoanos, Poseidon

God van de zuidenwind - Africus Auster, Notus,

God van de zuidoostenwind - Eurus

God van de zuidwestenwind - Libs

God van het begin en einde - Janus

God van het bestraffen van misdaden - Ultor

God van het bos - Sater

God van het dodenrijk - Hades, Pluto

God van het eggen - Occator

God van het huwelijk - Hymen

God van het kwaad - Ahriman

God van het metaal bewerken - Vulcanus

God van het onweer - Hadad

God van het spreken - Fabulius

God van het uitrusten tijdens de tocht - Qulies

God van het vee - Faunus

God van het veld - Sater

God van het vuur - Hephaistos, Vulcanus

goddelijk - heerlijk, hemels, kostelijk, subliem, schoon, verheven, verrukkelijk, zalig

goddelijke ingeving - theopneustie

goddelijke openbaring - orakel

goddelijke verering van de keizer - keizercultus

goddelijke volheid - pleroma

goddelijkheid - deïeit,

goddeloos - gruwelijk, heilloos, misdadig, ongodsdienstig, onheilig, schandelijk, slecht, zedeloos, zondig

goddeloosheid - Atheïsme, boosheid, inpieteit, iligheid ongodsdienstigheid, verdorvenheid

goddeloos mens – atheïst, heerlijkheid,

goddeloze - atheïst, ongelovige

goddelijkheid - diviniteit

Gode - Deo

Gode alleen zij de eer - S. D. G.

Gode zij dank - dg

Gode zij de hoogste 1of - L. P.O.

Gode zij lof - Ld.

Gode zij lof en het volk heil - L.D.S.P.

goden - asen, Dewata (Br. Ind.), godendom, penaten

goden der bovenwereld - Superi

Goden van het huis - Domiduca (Domiducus), Laren (Lares), Penates(Rom.), Teraphem (Hebr.)

godenbeeld - afgodsbeeld

godendienst - afgodsdienst

godendrank - mee, mede, nectar

godenhuwelijk - theogamie

godenleer - fabelleer, mythologie

godenrivalen - Titanen

godenspijs - ambrosia, ambrozijn, nectar

godentaal - hemelval

godentroon (Bali) - padmasana

godenverhaal - mythe

godenverblijf - Asga(a)rd, Helicon, Hemel, Olympus, Parnassus, Walhalla

godgans(elijk) - aldoor, schandelijk

godgeklaagd - ergerlijk, schandelijk

godgeleerd - theologiach

godgeleerde faculteit in Parijs - Sorbonne

godgeleerde - theoloog

godgeleerdheid - theologie

Godgewijd - heilig

Godgewijde vrouw - begijn, non

Godgezind - godsdienstig, vroom

godheerschappij - theocratie

Godheid - Aegir, Aeolus, Apollo, Amor, Ares, Ate, Baai,

Balder, Braga,Donar, Egir, Eos, Eolus, Eros, Irmin, (Hebr.)Ja(h)we, Loki, Odin, Frigga, opperwezen, Poseidon, Ra, Ran, Saturnus, Wodan

Godheid - Opperwezen

Godheid - (Hebreeuws) Ja(h)we

Godheid - demon

Godheid met bokspoten - Pan, Sater

godheid van de Babylonische en Assyrische mythe - Ahoe

godheid van de boeddhisten - Boeddha

Godheid van de Hindoes - Brahma, Siva

godheid der Indianen - Manitoe

Godheid van de Indiërs - Indra

godin - Aphrodite, Ares, Artemis, Astarte. Ate, Aurora, Bellona, Ceres, Demeter, Diana, Eos, Eris, Eros, Europa, Flora, Fortuna, Gea, Gerda, Hera, Hestia, Iduna Irene, Iris, Isis, Justitia, Laga, Nemesis, Nerthus, Nimf, Ostara, Ran, Venus, Vesta

Godin die de daden der helden uitbazuint - Faam

Godin van de aarde - Aker. Aser, Caeo, Gaea, Gea, Hertha, Ira, Irmin, Tellus, Terra, Vacuna

Godin van de akkers - Dea

Godin van de Amazonen - Otrera

Godin van de angst - Angerona

Godin van de armoede - Penia, Egestas, Paupertas

Godin van de begraving - Libitinia

Godin van de bestrijding van kwalen - Angitia

Godin van de bevalligheid - Charites, Gratiën

Godin van de blindheid - Orbona

Godin van de bloemen - Flora, Ohioris

Godin van de boomvruchten - Pomona

Godin van de bronnen en rivieren - Najade

Godin van de buitensporigheid - Cotys

Godin van de dag - Hermera, Homers

Godin van de dageraad - Eos, Aurora, Matuta, Themis

Godin van de dapperheid - Minerva

Godin van de duistere nacht - Leto

Godin van de eendracht - Concordia

Godin van de eeuwige jeugd - Hebe, Iduna, Juventa

Godin van de Efreziërs – Diana

Godin van de Egyptenaren - Isis

Godin van de geboorte - Eileithyia, Lucina

Godin van de gelijkmatigheid - Adrasteia

Godin van de gelukzaligheid - Felicitas

Godin van de gemakkelijke geboorte - Numeria

Godin van de genezing - Panakeis

Godin van de gerechtigheid - Astrea, Dike, Justitia, Themis

Godin van de gezondheid - Hygiea

Godin van de groeikracht - Marcia

Godin van de hemel - Hera, Juno

Godin van de herlevende natuur - Ostara

Godin van de huisleijke haard - Freya, Holda, Mestia, Vesta

Godin van de hulp op woelige zee - Leukothea

Godin van de huwelijkstrouw - Juno

Godin van de jaargetijden - Dike, Eirene, Eumonia,

Godin van de jacht - Artemis, Diana, Nemesis

Godin van de jeugd - Hobo, Juventa

Godin van de kinderen - Cunia

Godin van de krijgshaft - Indra

Godin van de kuisheid - Pudicitia

Godin van de kunst - Athene

Godin van de kunst en wetenschap - muze

Godin van de lagere rang - nimf

Godin van de landbouw - Aristaios, Ceres, Demeter, Pales

Godin van de lastdieren - Epona

Godin van de lente - Flora, Ostara

Godin van de liefde - Amor, Aphrodite, Cupido, Freja, Fria, Frigga, Venus

Godin van de liefde (Sanskriet) - Kama

Godin van de lieflijkheid - Bettina

Godin van de luidruchtigheid - Cotys

Godin van de lijkbalseming - Anubis

Godin van de maan - Artemis (Cynthia), Astaroth, Astarte, Bendis, Diana, Luna, Mene, Phebe (Phoebe), Selene, Sin

Godin van de menselijke geest - Minerva

Godin van de meren - Laga

Godin van de muzen - Melete, Mneme

Godin van de natuurkracht - lris

Godin van de nieuwe maan - Hekate

Godin van de nijd - Invidia

Godin van de onderwereld - Cora, Hecate, Hela, Persefone, Proserpina

Godin van de onkuise vrouwen - Salsia, Venus

Godin van de onsterfelijkheid - Ida

Godin van de oogst - Ceres, Chloë, Demeter, Panda

Godin van de oorlog - Bellona

Godin van de opwekking der liefde - Stimula

Godin van de overreding - Peitho, Suada

Godin van de overvloed - Abundantia, Apteros, Consivia

Godin van de overwinning - Nike,Victoria, Victoria, Walküren

Godin van de paarden - Epona, Hippia

Godin van de plantengroei - Ceres, Chloris, Flora

Godin van de razernij - Lyssa

Godin van de rechtvaardigheid - Justitia, Themis

Godin van de regenboog - Iris

Godin van de rivieren - nimf, Potamides, Tiberinidesj

Godin van de roem - Fama

Godin van de rijstcultuur - (Dewi) Sri

Godin van de runderteelt - Bubona

Godin van de rust - Hesychia

Godin van de rijst - Inari (Japan), Sri (Java)

Godin van de schaakspelen - Caïssa

Godin van de scheepvaart - Nehalennia

Godin van de schepen – Brizo

Godin van de schoonheid - Gerda, Venus

Godin van de schrik - Moïren, Nornen, Parcen

Godin van de slagvelden - Walküren

Godin van de spinsters - Berchta

Godin van de stromen - Laga

Godin van de strijd - Ker

Godin van de Syriërs - Astarte

Godin van de toorn - Ira

Godin van de toverij - Hecate

Godin van de trouw - Fides Var

Godin van de tuin en het ooft - Pomona

Godin van de tweedracht - Discordia, Eris

Godin van de twist - Eris

Godin van de tijdwisseling - Dike, Eirene, Eunomia

Godin van de verblinding - Apate,Ate

Godin van de vergelding - Nemesis

Godin van de vergetelheid - Lethe

Godin van de vermoeidheid - Fessonia

Godin van de verzoening - Virplace

Godin van de vindingrijkheid - Athene, Minerva

Godin van de vloeiende voordracht - Suada

Godin van de vloek - Ara

Godin van de voortplanting - Libera

Godin van de voortplantingskracht, van het leven - Astarte

Godin van de vrede - Amicitia, Forsete, Irene, Pax

Godin van de vreugde - Laetitia

Godin van de vrijheid - Feronia, Libertas

Godin van de vruchtbaarheid - Demeter, Freya, Isis, Nerthus , Rhenia

Godin van de vruchten - Pomona

Godin van de weefkunst - Athene

Godin van de wellust - Volupia

Godin van de welsprekendheid - Suada

Godin van de wieg - Cunina

Godin van de wijsheid - Athene, Minerva, Pallas

Godin van de wolken - Nephele

Godin van de wraak - Alecto, Ate, Nemesis

Godin van de wrekende gerechtigheid - Nemesis

Godin van de wijsheid - Athene, Minerva

Godin van de zedelijke rechtsorde - Themis

Godin van de zee - Benthesikysme Ino, Keto, Leucothea, Ran, Rana

Godin van de zegepraal - Nike

Godin van de zogende moeders -Edulia

Godin van de zorg - Cura

Godin van gelijke betekenis - Libera

Godin van het aangename leven - Volupia

Godin van het bedrog - Apate

Godin van het beginnende jaar - Anna

Godin van het berouw - Metameleia

Godin van het dodenrijk - Hecate, Persephone

Godin van het Egyptische Hebe - Moet

Godin van het fruit - Pomona

Godin van het geheugen - Mnomosyne

Godin van het geluk - Felicitas, Fortuna, Futychia, Gad, Kairos, Tyche, Vesta

Godin van het gerecht - Faam, Fama

Godin van het gerucht - Faam, Fama, Pheme

Godin van het graan - Ceres, Demeter

Godin van het huiselijk geluk - Vesta

Godin van het huwelijk - Hera, Holda, Holle, Juno

Godin van het leven en vruchtbaarheid - Isis

Godin van het licht - Hera, Juno

Godin van het lot - Fortuna

Godin van het medelijden - Eleos, Misericordia

Godin van het noodlot - Moïra

Godin van het ongelijk - Ate, Cassandra

Godin van het onheil - Ate

Godin van het ooft - Pomona

Godin van het recht - Astraea, Forsete, Irene, Justitia, Themis

Godin van het schaakspel - Caïssa

Godin van het verstand - Minerva

Godin van het vrouwelijk principe - Astarte

Godin van het vuur - Agni, Megera, Vesta

Godin van het zinnelijk genot - Libentia, Vulgivaga

Godin van tuin en erf - Pomona

Godinnen van de jaargetijden - horen

Godlof - l. d.

godloochenaar - atheïst, ongelovige

godloochening - atheïsme

godminnende - filothea

godsakker - begraafplaats, kerkhof

godsbode - engel

godsdienst - animisme, boeddhisme, christendom, confucianisme, cultus, dynamisme, geloof, hindoeïsme, islam, jodendom, leer, NH, P.G., religie, ritus, R.K., shintoïsme, taoïsme

godsdienst - Islam, N.H., R. K., P.G.,

godsdienst in Achter-lndië - boeddhisme, laïnisme

godsdienst in China - tauïsme

godsdienst in Japan - zenboeddhisme

godsdienst in Mongolië - lamaïsme

godsdienst in Voor-Indië - Boeddhisme, Brahmanisme, Laïnisme

godsdienst van de rede - rationalisme

godsdienstig - devoot, geestelijk, gelovig, godgetrouw, godlievend, godminnend, godvrezend, godvruchtig, godzalig, heilig, kerks, kerksgezind, mystisch, pieus, religieus, stichtelijk, vroom

godsdienstig feest der Turken - balram

godsdienstig gebouw - abdij, kapel, kerk, klooster, synagoge, tempel

godsdienstig gebruik - besnijdenis, rite

godsdienstig gezang - motet

godsdienstig lied - psalm

godsdienstig offermaal (Arab.) - sedekah

godsdienstig vertoog - tractaat

godsdienstig voorschrift - rite, vete

godsdienstig vragenboek - catechismus

godsdienstige bijeenkomst - conventikel

godsdienstige gebruiken - ritus

godsdienstige groep - kaste, kerk, sekte, zuil

godsdienstige - vrome

godsdienstige handeling - bidden, biecht, cultus, doop, gebed, liturgie, magie, mis, preek, rite, ritueel, ritus, sacrament, verrichtingen

godsdienstige groep - sekte

godsdienstige herleving - Réveil

godsdienstige lastering - blasfemie, spotternij, vervloeking, vloek

godsdienstige leerrede - canon, preek, predikatie, sermoen

godsdienstige levensbeschouwing - deïsme

godsdienstige maaltijd - (R.K.) communie

godsdienstige maaltijd (Mal.) - desekah

godsdienstige overdenking - meditatie

godsdienstige richting - confessie, gezindte, kerk, sekte

godsdienstige scheiding - schisma

godsdienstige sekte in Canada - hornenieten

godsdienstige sekte in N.Amerika - mormonen

godsdienstige sekte uit de middeleeuwen - Atbigenzen, Waldenzen

godsdienstige sekte uit de tweede eeuw - adamieten

godsdienstige stichter - Boeddha, Zoroaster

godsdienstige toespraak - allocutie, predikatie, preek, sermoen

godsdienstige twist - controverse, geloofsstrijd

godsdienstige verhandeling - traktaat

godsdienstigheid - religiositeit

godsdienstijver - geloofsijver

godsdienstijveraar - zeloot

godsdienstleer - geloofsleer, theologie

godsdienstleiders - Farizeeërs

godsdienstleraar - dominee, geestelijke, pastoor, predikant, priester, rabbi, rabbijn, rebbe

godsdienstleraar (Hebr.) - goeroe

godsdienstloos - neutraal

godsdienstoefening - adventsdienst, dankmis, dienst, eredienst, (hoog)mis, (Isr.) seider, kerdienst, lof, mis, tempeldienst, tesper

godsdienstoefening gedurende 9 dagen - noveen, novene

godsdienstonderwijs - catechese, catechisatie, lering

godsdienstonderwijzer - (Ind.) goeroe

godsdienstonderwijzer (Hebr.) - rabbi, rabbijn, rebbe

godsdienstoorlog - controverse, geloofsstrijd, polemiek

godsdienstplechtigheid - eredienst, liturgie

godsdienstscheuring - schisma

godsdienstschool van de Islam - madrasah

godsdiensttwist - geloofstwist

godsdienstverandering bekering - godsdienstvoorschrift, rite

godsdienstwaanzin - theomanie

godsdienstzaak - geloofszaak

godsdienstzin - godsdienstigheid

godsgebouw - godshuis, kerk, tempel, liefdadigheidsgesticht

godsgericht - godsoordeel, orakel, ordale, straf, vuurproef

godsgetuige - martelaar

Godsgezant - apostel, Christus, engel, Messias, profeet

godsheerschappij - theocratie

godshuis - armenhuis, basiliek, bedehuis , dom, kathedraal, kerk, tempel

godskennis - theognosie, theologie

godslastering - blasfemie, vervloeking, vloek

godslasteringen uiten - blasfemeren, vloeken

godslasterlijk - blasfemisch, hemeltergend, liederlijk, ongehoord

godsleer - theodicee

Godsman - apostel, Godsgezant, heilige, profeet

godsoordeel (middeleeuwen) - vuurproef, waterproef

godsoordeel - orakel, ordale, ordalium

godsoordeel (middeleeuwen) - vuurproef, waterproef

godsoordelen - ordaliën

godspenning - handgeld, huurpenning

Godsregering - theocratie

godsrijk - Jeruzalem

godsspraak - antwoord, apocalyps, Epifanie, openbaring, orakel, orakelspreuk, orakeltaal, profetie, revelatie, uitspraak

godsstad - Jeruzalem

godsvereerder in Indië - dikir

godsverschijning - openbaring, theofanie

godsverzaking - godloochening

godsvloek - Kainsteken

godsvrucht - devotie, eusebie, geloof, godsvrees, godvrezend, godvrezendheid, piëteit, religie, vroomheid

godswil (om) - p.d.

godswonder - mirakel, mysterie

godvergeten - goddeloos, gruwelijk, snood

godverloochenaar - afvallige, geloofsverzaker

godverloochening - atheïsme, ongeloof

godverzaking - (god)loochening

godvrezend - gelovig, godvruchtig, religieus, vroom

godvruchtig - devoot, hemelsgezind, ootmoedig, pieus, religieus, vroom

godvruchtige oefening - doop, doop, novene

godwijze - theosoof

godzalig - godvruchtig, vroom

goed - bagage, behoorlijk, bekwaam, bene, best, betamelijk, beter, betrouwbaar, bezittingen, billijk, braaf, bruikbaar, bezit, degelijk, deugdelijk, deugdzaam, edel, eerbaar, eerlijk, eerzaam, eminent, emmes, flink, fair, fijn, gaaf, garderobe, gelukkig, genadig, gepast, geschikt, gewenst, gezond, goederen, grappig, gunstig, have, heerlijk, heilzaam, juist, kleding, kleren, koopwaar, leen, leuk, mooi, nobel, nogal, nuttig, oprecht, pakkage, passend, patent, prettig, puik, recht, rechtschapen, reisgoed, schitterend, soit, solvabel, textiel, toegegeven, toegestaan, tof, uitmuntend, uitstekend, vermogen, voordelig, voortreffelijk, vruchtbaar, wel

goed - bezit, goederen, have

goed (Barg.) - emmes

goed (Lat.) - recte

goed - garderobe, kleding, kleren

goed algemeen gebruik - gewoonte, mos, zede

goed bedacht – bekeken

goed begrijpen – beseffen, snappen, vatten

goed bekend – eigen, vertrouwd

goed beklant - druk

goed doordacht - weloverwogen

goed door elkaar gemengd - b.m.

goed er uit zien - ogen

goed gekookt - gaar

goed gelegen – welgelegen

goed geslepen - scherp

goed gewicht - ggw

goed gezouten - hartig, pittig

goed groeiende - welig

goed helpen - weldoen

goed helpend - afdoend, beproefd, deugdelijk, probaat

goed hoorbaar - luid, overluid

goed ingelicht - geïnformeerd, welingelicht

goed kunnende koken - g. k. k.

goed nadenken - bezinnen

goed op de hoogte - welingelicht

goed oplettend - opmerkzaam

goed oppassen - deugen

goed oppassend - braaf

goed passend - aangegoten

goed redenaar - Brugman, Cicero, Guldenmond

goed schoon - keurig, net, proper

goed schot - treffer

goed snijdend - scherp

goed spreker - orator, redenaar

goed staan - kleden

goed stevig – sterk

goed te lezen - duidelijk, leesbaar

goed verneembaar - hardop, luid

goed verstaanbaar - helder, duidelijk

goed verzorgd - netjes

goed voor kleding - stof

goed waarneembaar - hoorbaar, verstaanbaar, zichtbaar

goed waarvan iemand het vruchtgebruik bezit - loon

goed zo - bravo

goedaardig - benigne, braaf, goedhartig, goedig, goedmoedig, ongevaarlijk, vriendelijk, welwillend

goedaardig gezwel - angioma, angioom

goedaardig mens - bonhomme

goedaardige hond - lobbes

goedaardige spot - ironie

goedaardigheid - benigniteit, bonhommie, hartelijkheid, vriendelijkheid

goedang (Ind.) - pakhuis, provisiekamer

goedbloed - goedzak, lobbes, nul, sukkel, sul

goeddeels - grotendeels, merendeels, voornamelijk

goeddoen - baten, helpen, weldoen

goeddunken - believen, goedvinden, prudentie, toestemming, welbehagen, welgevallen

goede - beste

goede aarde - humus, teelaarde, teelgrond

goede afloop - ressite, succes, welslagen

goede bekendheid - faam, naam, reputatie, roep

goede conditie - topvorm

goede daad - mitsva, weldaad

goede dingen prijzen - loven

goede eigenschap - deugd

goede elf (myth.) - lichtelf

goede geest - beschermgeest, engel, fee, geleidegeest, genius, Ormazd, patroon, peri

goede geest (Arab.) - djinn

goede geest bij de Perzen - geri

goede geest des huizes (Rom.) - laren, lares, penaten

goede gezindheid - gunst, gunstig

goede grond - teelaarde

goede grond voor bloembollen - geest

goede hoedanigheid - merite, verdienstelijkheid

goede hoop - kans

goede inlichting - tip

goede kennis - amice

goede kokkin - keukenprinses

goede kookster - josine

goede kwaliteit - tof

goede leidsman - geleidegeest

goede luim - humor

goede manieren - bon ton, fatsoen

goede manieren in de maatschappij - fatsoen

goede mannen - arbiters, scheidsrechters

goede naam - faam, reputatie

goede naam in geldzaken - krediet

goede talenkenner - polyglot, tolk

goede trouw - bonnefooi, eerlijkheid, integriteit, probaatheid, probiteit, rechtschapenheid

goede uitslag - succes

goede verklaring - vidimatie

goede verstandhouding - harmonie, overeenkomst, vrede, vriendschap

goedang (End.) - pakhuis, provisiekamer

goedbloed - goedzak, lobbes, sukkel, sul

goeddoen - weldoen

goedendag - adé, adi, aju, bonjour, daag, dag, hallo, knots, vaarwel

goedendag - knots

goedendag zeggen - groeten

goed en fijn - puk

goed en fraai - mooi

goed en grondig - terdege

goed en terecht - juist

goed en zuiver - rein

Goedereede, plaats op - Ouddorp, Stellendam

goederen - artikelen, bagage, barang, bezit, bezittingen, colli, gerei, goed, have, huisraad, koopwaar, spullen, stoffen, stukgoed, waar, waren

goederen (Ind.) - barang

goederen boven op een schip - deklast

goederen opslaan - bergen, opbergen

goederen opslagplaats - barak, depot, loods, pakhuis, veem

goederenverkeer- handel

goederenvoorraad - assortiment, opslag, sortiment

goederen waarvan de koop blijft hangen - hangpartij

goedertieren - barmhartig, clement, decanle, donatie, genadig, genereus, goed, goedgunstig, goedhartig, klement, lankmoedig, mild, schenking, welgezind, welwillend, zacht, zachtmoedig

goedertierenheid - genade, gratie

goedgebouwd - welgevormd, krachtig

goedgeefs - gul, loyaal, mild, milddadig, royaal, scheutig, vrijgevig

goedgeefsheid - gulheid, milddadigheid, mildheid, royaliteit

goedgehumeurd - goedgemutst, opgeruimd, opgewekt, vrolijk

goedgekeurd - ratus, toegestaan

goedgekleed - pront

goedgelovig - lichtgelovig, naïef, onnozel, orthodox, overvroom,

goedgelijkend - weigetroffen

goedgemanierd - netjes, fatsoenlijk

goedgemutst - opgewekt, vrolijk

goedgeoefend - afgericht, geschoold, getraind

goedgevig - gul, royaal, vrijgevig

goedgevormd - mooi, schoon

goedgezind - gehou, consent, genegen, goedgunstig, goedgunstig, weldenkend, welnemend, welwillend

goedgunstig - genegen, genegenheid, goedertieren, gunstig, minzaam, welgezind, welwillend

goedgunstige lezer heil - Ibs

goedgunstige gezindheid - genegenheid

goedhartig - adagio, behulpzaam, betrouwbaar braaf, gemoedelijk, gepast, geschikt, goed, goedaardig, goedig, gul, voordelig, vriendelijk, zachtaardig

goedhartige, domme man - sukkel, sul

goedhartigheid - bonhomie, braafheid, goedaardigheid, jovialiteit welwillendheid

goedheid - bonhomie, boniteit, braafheid, deugd, gunst, rechtschapenheid, welwillendheid

goedheilig man – sint, sinterklaas, sintnicolaas, sul,

goedig - betrouwbaar, bezadigd, gezapig, goedaardig, goedhartig, goedmoedig, zachtaardig, inschikkelijk, kalm, lankmoedig, liefderijk, sullig, toegeeflijk, vriendelijkheid

goedig mens - sul

goedige en domme man - sukkel, sul, goeierd

goedigheid - lankmoedigheid, toegeeflijkheid

goedje - grut, kleren, meubels, spul

goedkeuren - accepteren, approberen, approuveren, assenteren, beamen, bewilligen, billijken, consenteren, goedvinden, gouteren, gunnen, instemmen, inwilligen, ratificeren, sanctioneren, toelaten, toestaan, toestemmen

goedkeurend - instemmend, toestemmend

goed- of afkeurende uitspraak - oordeel

goedkeuring - adhesie, agreatie, agrement, applaus, approbatie, aqueatie, bekrachtiging, bewilliging, billijking, bijval, comprobatle, fiat, goeddunking, goedvinden, homologatie, instemming, placet, ratificatie, sanctie, stem, toestemming, waardering, welbehagen, welnemen

goedkeuring voor verkoop van alcohol - vergunning

goedkeuring zonder stemming - acclamatie

goedkeuringsstem - suffrage

goedkoop - billijk, bon-marché, laag, modiek, plat, platvloers voordelig

goedkoopboekje - pocket

goedkoop handelsgoed - spul

goedkoop verblijf - logement

goedkoop vlees (door noodslachting) - vrijbankvlees

goedkope eetgelegenheid - gaarkeuken

goedkope kunstprodukten - kits

goedkope kwaliteit blank linnen - raaflinnen

goedkope lectuur - stuiversroman

goedkope logeergelegenheid -jeugdherberg, pension

goedkope mutsekant - langet

goedkope schouwburgrang - engelenbak, schellinkje

goedkope rang - engelenbak, schellinkje

goedmaken - bestrijden, dekken, goedpraten, herstellen, verbeteren, vergoeden

goedmaking - vergoeding

goedmoedig - argeloos, goedaardig, goedhartig, gemoedelijk, goedig, onergdenkend, trouwhartig, vriendelijk, welwillend

goedmoedigheid - bonhomie, gemoedelijkheid, goedigheid, jovialiteit

goedpraten - vergoelijken, verschonen

goedreiniger - bleker

goedrond - openhartig, oprecht, rondborstig

goedschiks - behoorlijk, betamelijk, gewillig

goedsmoeds - bedaard, onbevreesd, opgeruimd, opgewekt, welgemoed

goedspreken - waarborgen

goedvinden - approuveren, goeddunken, goedkeuren, toelaten, toestaan, toestemmen, toestemming, welbehagen, welnemen

goedwillig - dienstvaardig. gewillig, humaan

goedzak – goedbloed, goeierd, lobbes, sul

goeierd - goedbloed, goedzak, lobbes, sukkel, sul

Goël - Heiland, Losser, Verlosser, Wreker

goelijk - goedaardig, lief, vriendelijk

goeman - arbiter, bemiddelaar, commissaris, scheidsrechter

goendoe - anakhré

goeni - gonje, jute

goenoeng (Ind.) - berg, bergland

goeroe - godsdienstonderwijzer, leermeester

goesting - goeste, lust, smaak, trek, zin

goëtisch - bedrieglijk, betoverend, toverkrachtig

goffer - dikkerd, dikzak

gok - bluf, kans, pari, poker, risico, schatting, waagstuk, weddenschap

gokhuis - casino

gokken - riskeren, schatten, speculeren, wagen, wedden

gokker - dobbelaar, speculant, speler

gokmachine - trekkast

gokspel - dobbelspel, hazard, kaarten, loterij, lotto, poker, roulette, saturnus, totalisator, toto

golf - baai, baar, boezem, breker, deining, golfslag, gulp, guts, inham, roller, sinus, slagzee, stortzee, zeeboezem, zwalp

golf die over een schip heen slaat - breker

golfbaan - links

golfbeweging - trilling, triller, deining, branding, omslaan

golfbreker - dam, hoofd, pier, strandhoofd, strekdam

golfbroek - plus-fours

golflengteëenheid - hz, hertz, khz

golflijn - tremblé

golfmeisje - Eyia, zeenimf (dochter van Aegir), Golfmaagd

golfsgewijze beweging - ondulatie

golfslag - deining, rolling

golfspel - midgetgolf

golfspel, term uit het - bogey, brassy, bunker, caddy, club, course, drive, eagle, green, handicap, hole, iron, link, mashie, putter, spoon, stick, stroke, tee

golfstok - brassy, club

golftasdrager - caddie

golfterm - bogey, brassy, bunker, caddy, club, course, drive, eagle, green, handicap, hole, iron, link, match, par, putt, putter,

spoon, stick, spoon, tee

golfterrein - course, golflinks, greens, links

golfvorm geven aan het haar - onduleren

golfvormig - undulatorisch

Golgotha - hoofdschedelplaats, schedelplaats

Goliath - reus

golven - deinen, gulpen, onduleren, plooien, stromen, zwalpen

golvend - geaccidenteerd, ondulerend

golvend effect bij muziek - zweven

golvend maken - permanenten

golvende beweging - ondulatie

golvende koorts - Malaria, Maltakoorts

golvende lok haar - krul

golvende lijn - onduline, slangeloop

golvende streep op een schip - waterstreep

golving - deining, fluctuatie, ondulatie, plooi, rimpeling, schommeling, undulatie

gom - gum,kit, lijm, plak, plaksel, stuf, vlakgom

gomachtige stof - lak

gomboom - acacia, eucalyptus, hevea, sapium

gomelastiek - caoutchouc, gummi, karet, rubber, stuf

gomhars - amoniakgom, bdellium, duivelsdrek, guttegom, laudanum, mirre, opium, opoponax, scammonium, wierook

gomlak - schellak

gommen - kleven, lijmen, (op)plakken, rederen, stuffen, uitvegen

gonaden - geslachtsklieren

gondel - cabine, schuitje

gondelier - gondelroeier

gondellied - barcarolle

gondelroeier - gondelier, gondeliere

gondelschipper - gondelier

gondelstad - Venetië

gondelwedstrijd - regatta

gonfalon - banier

gong - bekken, klankbekken

gong bij drumstel - bekken

gongslag - bekkenslag

goniometrie - gonio, hookmeetkunde

goniometrische term - cosecans, cosinus, cotangens, secans, sinus, tangens

gonje – jute, zakkengoed

gonje (Mal.) - goeni

gonorroea - druiper

gonstol - bromtol

gonzen - brommen, fremitus, malen, mommeien, ronken, snorren, zeuren, zoemen

gonzend - brommend, malend, snorrend

gonzende klap - gons

gonzer - snorrepot

goochelaar - escamoteur, illusionist, kunstenmaker, prestidigitateur, tovenaar

goochelarij - hocuspocus, toverdoos, toverkunst, toverij, trucage

goochelen - toveren

goochelkunst - goochelarij, goocheltoer, magie, toer, toverij

goochelnummer - act

goochelspel - bedrag, spot, zinsbegoocheling

goocheltoer - duivelskunstenarij, goochelwerk, truc

goochem - arg, behendig, betjoegd, bijdehand, geslepen, gevat, gewiekst, handig, leep, link, listig, pienter, slim, sluw, schrander, spitsvondig, uitgekookt, uitgerekend, uitgeslapen

goocheme jongen - linkmichel, linkmichiel, slimmerd, slimmerik

goochemerd - leperd, slimmerd

gooi - duw, gang, gouw, kans, klap, landstreek, slag, smak, smeet, toss, worp

gooien - gutsen, keilen, kogelen, schieten, slingeren, smakken, smijten, storten, trappen, werpen

gooien of smijten - kwakken

gooier - smijter, werper

Gooilander - Gooier

Goois dorp - Blaricum, Bussum, Hilversum, Huizen, Laren, Naarden

goor - bedorven, grauw, groezelig, modderig, morsig, ongewassen, onfris, onzedelijk, slijkerig, smerig, smoezelig, vaal, vies, vuil

goorachtig - goor, zurig

goorheid - groezeligheid, ransigheid, smerigheid, vuilheid, zuurheid

goot - afvoerbuis, afvoerkanaal , dakrand, geul, grep, greppel, heul, pijp, regenafvoer, riool, rioolbuis

gootbedekking - lood, zink

gootgat - afgietsel, spoelwater

goot in koestal - greppel, groep, grub, kuil

gootje (stenen) aan kerk- of torendak - spikjer

gootlijst - boelbord, kranslijst, neuslijst

gootnat - afgietsel, spoelwater

gootplank - zonnebord

gootpijp - afvoerbuis

goot in de rundveestal - groep, grup

gootsteen - aanrecht, lavet

goot voor afvoer van aal - aalgoot

gootvormig, groef op een zuil - cannelure

gordel - band, buikriem, ceintuur, draagband, hals, krans, kring, lasso, lijfband, riem, singel, sjerp, snoer, zone

gordel (Jap.) - obi

gordel aan de hemel - dierenriem, Zodiak

gordelband - band, ceintuur, riem, sjerp

gordelbeurs - beugeltas

gordeldier - apara, armadil, armadillo, pantserdiertatoe

gordelkwal - venusgordel

gordelriem - (degen)koppel

gordelroos - Antoniusvuur, zoster

gordel van bloemen - krans

gordel van een trekdier - gareel

gordel van Freyja (myth.) - brisingamen

gordel van sterren - melkweg

gordel van zijde of andere stof - sjerp

gordel zonder sluiting - step-in

gordelroos - huidontsteking

gordelvormig sneeuwgebied - sneeuwgordel

gordijn - courtine, doek, (Fr) rideau, store, vitrage, voorhang, voorhangsel

gordijn van gaas - klamboe, muskietennet

gordijnband of koord - embrasse

gordijnpreek - bedsermoen

gordijnroede - rail

gordijnstof - cretonne, damast, dobby, lancaster, madras, marquisette, pluche, pluchette, tarlatan, tule, vitrage

gordijnstok - roe, roede

gordijnvuur - spervuur

gordijnwieltje - runner

gording – balk, bint, dwarsbalk, dwarshout, rib, sent, sept, spant, spier, touw

gore lucht - stank

gorgel - hals, keel, strottenhoofd

gorgeldrank - aluin, gargarisme

gorgelen - spoelen

Gorgonen - schrikgodinnen, Medusa, Euryale, Stheno

Gorgonen, vader van de - Phorcys

gorgonisch - ijzingwekkend

gorig - onzindelijk, smerig

gorilla - lijfwacht

gorilla - lijfwacht, mensaap, pongo

gors - aanslibbing, gorzing, groed(e), groes, groeze, kardoes, kwelder, nes, schor, schorre, vinksoort, zandplaat

gorsachtige vogel - cirigors, ortolaan, rietgors

goteling - kanon (gegoten), staaf (gegoten), gietijzer

gorter - grutter, pelmolenaar

gortig - bont, garstig, grof, smerig, vinnig, vuil

gortenbrij - gortenpap

gortenteller - duitendief, erwtenteller, geldwolf, gierigsard, knar, krent, vrek

gortenpap - gortebrij

gorter - pelmolenaar

Gorter, werk van - Mei, Pan

gorterij - pelmolen

gortgerecht - watergruwel

gortig - garstig, grof, ongans, smerig, vuil

gortrijst - emer

gortworst - beuling

goteling - geus, gietijzer

gotisch bouwmeester - Keldermans

Gotisch siermotief - hogel

gotische kerk - hallenkerk

Gotische letter - fractuur

Gotische lettersoort - blak

Gotische spitsboog - ogief, ogiefboog

Gotische stijl - ogivaalstijl, spitsbogenstijl

Goto Eilanden, een der - Foekoesjima

gouache waterverf (verdund met gom) - schilderstuk

goud - Au, Aurum , geel, gold

goud - (Fr.) or

goud (lnd.) - mas

goud- en zilversmid - edelsmid

goud- en zilverwerk met drijfwerk versieren - bosseleren

goud met kwikzilver - goudaimalgaan

goudachtig - goudkleurig

goudappel - pippeling

goudarend - steenarend

goudberil - heliodoor

goudblad - bladgoud

goudboordsel - galon, tres

goudbruin - mordore

gouddelver - goudgraver

gouddelver (Eng.) - golddigger

gouddorst - geelzucht (fig.)

gouddraad - cantille

gouddraadwerk - filigraan, filigrein

goudduivel - geldzucht

goudemail - cloisonné

gouden boordsel - galon, tres

gouden dollarstuk - eagle

gouden kalf - mammon

gouden pond sterling - sovereign

gouden munt - dukaat, eagle, florijn, gm, nobel

gouden munt in Perzië - toman

gouden munt (Sp.) - alfonso

gouden munten - goudgeld

gouden of zilveren uniformweefsel - galon

gouden plaatje (misoffer) - pateen

gouden pond sterling - sovereign

gouden regen - linzeboom

gouden ring van Odin - Draupnir

gouden schoteltje (altaar) - pateen

gouden twistappel - Eris

gouden vaatwerk - (R.K.) monstrans

goudenregen - linzeboom

goudforel - bergmeerforel, ridderforel

goudgehalte onderzoeken - essayeren, essaaieren

goudgehalte van munten - allooi

goudgele wijn - rijnwijn

goudgewicht - karaat, mas

goudglimmer - mica

goudgraven - gouddelven

goudgraver - gouddelver

goudgroene edelsteen - chrysoberil

goudgulden - Gld.

goudhaantje - coloradokever, elzenhaantje, goudsbloemvogel

goudhaanvoer - dovenetel

goudhaas - acouchi, agoeti, paka

goudkalk - goudpurper

goudkeurmeester - essayeur

goudkieviet - bontbekpluvier, bontewilster, wilster, zilverpluvier

goudkleurig - dorré, verguld

goudkleurige legering (koper, tin, ijzer) - pinsbek

goudkleurige vilnder - aurelia

goudklomp - nugget, pepite

goudkruid - goudwortel

goudlaag - vergulsel

Goudland - Eldorado, Ofir

goudlelie - amarillis

goudlijster - goudmerel, wielewaal

goudlovertje - paillet

goudmaken - alchemie, alchimi, alchimisterij

goudmakerij - alchemie, alchimie

goudmaker - alchemist, alchimist

goudmakreel - dorade

goudmerel - gouw, wielewaal

goudmunt - albertijn, dukaat, eagle, florijn, goudgulden, guinea, napoleon, nobel

goudmijn - goudgroeve, goudmijntje, schatkamer

goud of zilverboordsel - tres

goudpluvier - diek, goudkieviet, wilster

goudproducerend land - Afrika,Amerika, Rusland, Australië

goudrenonkel - boterbloem

goudron - asfalt(vloeibaar), teer

goudsbloem - calendula

goudscheiwater - koningswater

goudschuim - goudglit

Goudse pijp - gouwenaar

goedsmid - juwelier, orfèvre

goudsmidsgerei - ank, keurstempel, ponsoen, steekpriem

goudstaaf - baar

goudsteen - chrysoliet, krysoliet,

goudstof - brokaat

goudstuk van 10 dollar - eagle

goudsurrogaat - lombak

goudtoets - essaai

goudvink - bloedvink

goudvis - dorade, goudbaars

goudvogel - wielewaal

goudvogeltje - goudhaantje

goudvoorraad die als dekking dient - goudreserve

goudwolf - jakhals, vrek

goudworm - prachtkever

goudwortel - antimoonsulfide, goudzwafel, gouwe, schelkruid, slaaplelie, vrek, jakhals

goudzoeker - alchimist, avonturier, (Am.) digger, fortuinzoeker

goudzwavel - antimoonsulfide

gougnotte - lesbienne

gourmand - duenna, gastronoom, gouvernante, landvoogdes, lekkerbek

goûteren - goedkeuren, keuren, proeven

gouvernante - duenna (Sp), huisonderwijzeres landvoogdes

gouvernement - bestuur, provincie, regering

gouvernementsambtenaar in voorm. Ned. Indië - resident

gouverneren - beheren, besturen, regelen

gouverneur - bestuurder, landvoogd, nabob

Gouverneur-Generaal - G.G., onderkoning

Gouverneur-Generaal - (Ned. Gesch.) Alting, Both, Brouwer, Carpentier, Coen, Daendels, Fock, Heutz, ldenburg, Loudon, Maetsuyker, Mossel, Pahud, Rochussen, Valckenier, Wiese

gouw - gewest, goudmerel, landstreek, pad, provincie, sloot, streek, water, weg, watering, wielewaal

gouwe - goudwortel, schelkruid, speenkruid

gouwpluvier - goudpluvier, pluvier, wilster

gozer - kerel, vent

graad - deel, hoogte, mate, orde rang, stadium, titel, trap, waardigheid

graadboog - hoekmeter, protactor, radiometer, rapporteur

graadmeter - graadboog (zon,sterren), octant, schaal, transporteur

graadverdeler - nonius

graadverdeling - graduatie

graad bij vechtsport - dan

graad van afstamming - lid

graad van een breedtecirkel - lengtegraad

graaf - earl, edelman, landsheer, markgraaf, paltsgraaf, pluimgraaf

graafijzer - houweel

graafmachine - dragline, excavateur, Jan-Allemachtig

graaf met bepaalde titel – paltsgraaf

Graaf van Holland - Aernout, Dirk, Floris, Jan, Willem

graaf van Monte Christo - Dantes

graaf van Vlaanderen -Arnulf, Boudewijn, Clito, Dampierre, Guido(Guy), Robert, Robrecht

graafkever - scarabee

graafmachine - excavateur, dragline, grijper

graafschap - Bentheim, Gelre, Zutphen

Graafschap in Engeland - Essex, Kent, Leicester, York, Norfolk, Sussex

Graafschap in de middeleeuwen - Bentheim, Brabant, Gelre, Holland, Zutphen

graafschap in Noord-lerland - Londonderry

graafschap in Z. Holland - Teisterbant

graafster - delfster, spitster

graafwerk van militairen - sappe

Graaf van Monte Christo - Dantes

Graaf van Vlaanderen - Arnuif, Boudewijn, Clito, Guido(guy), Robert, Robrecht, Clito, Dampierre

Gelre, Holland , Zutphen

graafwerk - delfwerk, drondwerk, spitwerk

graafwerktuig -

3 pik, spa

5 ploeg, schop, spade

6 grader, grijper, patjol

7 houweel, scraper

8 dragline, hefschop

9 ballaster, bulldozer, graafwiel, handspade, hooglepel

10 excavateur, pikhouweel

12 ballastschop, graafmachine

graafwesp - bijenwolf, harkwesp, keverdoder, rupsendoder, spinnendoder

graag - begerig, belust, gaarne, geredelijk, gewillig, gretig, grif, gulzig, happig, heet, hongerig, tuk

graag mogen - liefhebben

graag spelende - speels

graagte - appetijt, begeerte, gretigheid, honger, lust, trek, zin

graag thuis blijvende - honkvast

graag thuis zijn - huiselijk

graag uitlopend - loops

graag willen - hopen

graag willende leren - leergraag, leergierig, weetgraag

graaggeziene gast op deftige partijen - salonheld

graagheid - appetijt, begeerte, eetlust, etenstrek, graagte, honger,

graagte - begeerte,gretigheid, lust, trek, zin

graaien - gappen, grabbelen, grissen, ratsen, struinen, wegkapen

graal - schaal, schotel

graalridder - Lohengrin, Parcival

graan - boekweit, gerst, gierst, graankorrel, haver, koren, maïs, mielie (Turks), reuzentarwe, rijst, rogge, spelt, tarwe, winterhaver, wintertarwe, zaadkorrel

graan (ontkiemd en weer gedroogd) - mout

graanafval - draf, kaf, krens, stro

graanakker - korenveld

graanbeurs - korenbeurs

graanbewerker - molenaar

graanbouw - arvicultuur

graandrank - brandewijn, genever, jenever, jonge, oude

graandrogerij - eest

graanelevator - graanzuiger

graangewas - boekweit, gerst, gierst, haver, koren, maïs, rogge, rijst, tarwe, weit

graangewassen - cerealiën

graanhalm - korenaar

graanharp - korenharp

graanhoop - garf, garve, graanschoof, mandel, schoof

graanhulzen - zemelen

graanklander - snuitkever

graankorrel - graantje, grein, korrel, tarwekorrel

graankorrelbast - blees, kaf, korenkaf

graanelevator - graanzuiger

graanmaaier - korenpikker

graanmarkt - korenbeurs

graanmijt - opper, schelf

graanopslag plaats - korenpakhuis

graanpakhuis - entrepot, graanzolder, korenpakhuis, korenschuur, pijzel, silo, spijker

graanschelf - mijt, opper

graanschip - (koren)lichter

graanschoof - korenschoof

graanschuur - korenschuur

graanschuur met stallingen - tas

graansilo - graanpakhuis

graansoort - boekweit, gerat, gerst, gierst, haver, koren, maïs, milie, rogge, rijst, spelt, tarwe, weit

graantje - korrel, borrel

graantjespikker - drinkebroer, nathals

graantrechter - treem, tremel

graan uit de halm halen - dorsen

graanveld - korenveld

graan voor nasigorang - rijst

graanworm - kalander, korenbijter, korenbout

graanzeef - harp, korenharp, wan

graanziekte - dwergroest, kalfjesbruin, kroonroest, meeldauw, moederkoren, oogvlekkenziekte, sneeuwschimmel, steenbrand, stuifbrand

graanzolder - pezel, pijzel, spijker

graanzuiger - elevator, Silo

graasde boter - grasboter

graasvlakte - weiland

graat - beentje, gebeente, geraamte , visbeen

graatachtig - gratig, kraakbenig, week

grabbelen - graaien

grabbelton - tombola

gracelijk - aanvallig, bevallig, gracieus, sierlijk

gracht - kanaal, kade, maar, rei, singel, sloot, vaart, vaarwater, vest, vestewaterloop

gracht (Z.N.) - rei

gracht in Amsterdam - Egelantiersgracht, Elandsgracht,

Herengracht, Keizersgracht, Prinsengracht, Rozengracht, Singel

gracht om de stad - singel, singelgracht

grachttalud - escarpe

gracieus - bekoorlijk, bevallig, elegant, gracelijk, hoffelijk, innemend, lieflijk, sierlijk

graderen - frijnen

gradenboog van een meetinstrument - limbus

gradenschaal - scala

gradueel - trapsgewijs, opklimmend

graf - grafkuil, groeve, kuil, mausoleum, pyramide, rustplaats, terp, tombe

graf (Arab.) - mastaba

graf complex - necropool, necropolos

graf (prehistorisch) - hunebed, piramide, tumulus

graf der farao´s - piramide

graf van vorst (Ind.) - kramat

graf van zwerfkeien - hunebed

grafdelver - doodgraver

grafelijk verzoek om geld - bede

grafgebouw - mausoleum

grafgesteente - tombe, zerk

grafgewelf - crypt, crypte

grafheuvel - terp, tumulus

graficus - zie schilders, drukker, etser, grafici, letterzetter, tekenaars, zetter

grafiek - diagram, prentkunst

grafisch kunstenaar - etser, graficus, graveur, lithograaf

grafisch product - boek, druk, drukwerk, ets, kaart, landkaart, plaat, prent

grafisch teken - cedille

grafisch vakman - drukker, zetter

grafische afdruk - ets, litho

grafische voorstelling - as, curve, diagram, grafiek, lijn, schema, schets

grafische voorstelling van aardbevingen - seismogram

grafische voorstelling van hartslag - cardiogram

grafiet - potlood

grafkelder - crypte, crypt

graflelie - affodil(le), beengras, slaaplelie

graflied - dirge

grafmonument - cenotaaf, dolmen, gedenknaald (obeliskvormig), gedenksteen, gedenkteken, hunebed, mausoleum, pyramide, tombe

grafmonument in Bretagne en Engeland - dolmen

grafnaald - obelisk

grafologie - handschriftkunde

grafoloog - schriflkundige

grafometer - schrijfhoekmeter

grafschrift - epitaaf, epitatis, epitafium, R.l.P.

grafsteen - epitafium, grafmonument, tombe, zerk

grafteken - mastaba, merk, piramide, sarcofaag, steen, stele, stoepa, tombe

graftempel in Peru - huaca

graftombe - mausoleum, praalgraf

grafvaas - urn, urne

grafvaas (Gr.) - lekythos

graf van grote stenen - hunnebed

grafzang (Eng.) - dirge

grafzerk - tombe

grafzuil – obelisk, stele

grafzuil (Gr.) - menhir, stele

gram - beu, boos, kwaad, toornig, verbolgen, verstoord

gram - eenheid van gewicht, gr.

gramcentimeter - gcm

gramcentimeterseconde - es

gramheid - toorn, woede

grammaire - grammatica, spraakkunst

grammatica - grammaire, spraakkunst, spraakleer, syntaxis, taalkunde

gramaticaal - gramatisch

grammaticale term - achtervoegsel, affix, bijwoord, bijzin, casus, enkelvoud, foneem, meervoud, naamval, naamwoord, nomen, persoon, prefix, pronomen, suffix, telwoord, tijd, tussenwerpsel, verbuiging, voegwoord, voornaamwoord, voorvoegsel, voorzetsel, werkwoord, wijs, woord, zin

grammaticus - linguïst, taalkundige

grammatische figuur - aferesis, apocope, epenthesis, paragoge, prothesis, syncope

grammatische vorm voor het tweevoud - dualis

grammofoon - draaitafel, fonograaf, patefoon, pathefoon, platenspeler, pick-up

grammofoononderdeel - arm, draaitafel, saffier

grammofoonplaat - draaischijf, L.P., E.P.,plaat, schijf, single

grammofoonplatenautomaat - jukebox

grammofoonplatenmerk - Apple, C.B.S., Columbia, Decca, Philips, Phonogram

grammolecule - mol

gramschap - boosheid, colere, drift, driftvervoering, grim, irritatie, toorn, verbolgenheid, verstoordheid, woede, wrevel

gramstorig - boos, grimmig, korzelig, kregel, kregelig, kwaad, nijdig, toornig, vertoornd

gramstorig worden - vergrammen

granaat - edelsteen, granaatappel, kanonprojectiel, kartets, melaniet (fluw. zw.), obus, patroon, projectiel

granaatkartets - schrapnel

granaatkiezel - macadam, steengruis

granaatmijn - fougas (open)

granaatscherf - shrapnel

ranaatsoort - melaniet, pyrope

granaatsteen - melaniet

granaatwerper - mortier

grande - rijksgrote

grandezza (It.) - waardigheid

grandioos - algeheel, enorm, geweldig, groots, heerlijk, magistraal, monumentaal, prachtig, schitterend, weids

granen maaien - oogsten

graniet - hardsteen, natuursteen, porfier

granietachtig gesteente - beresiet, porfier, purpersteen

granietkiezel - macadam

granietputje - kociolki, oricango

granietribbel - tafoni

granietsoort - biotiet, porfier, pyroxeen, rapakiwi

granietvariatie - dioriet, porfier

granito - kunststeen

granietribbel - tafoni

granietsoort - Poptrfier, Rapakivi

granietvariatie - dioriet, porfier

granje - garant

granulatie - korrelig

granuleren - greineren, korrelen, verkorrelen

granuleus - korrelig

grap - aardigheid, anekdote, badinage, bak, boert, capriool (fig.), farce, gebeuzel, geestigheid, gein, jocus, jolie, gril, grol, jen, joke, klucht, kortswijl, kuur, kwinkslag, leut, list, loer, lol, lolletje,luim, mop, narrenpots, oele, paskwil, poets, pots, scherts, snakerij, spot, streek, ui, witz, zet, zwank (Z.N.)

grap (voor de - zeggen) - gekken,spotten, schertsen

grapefruit - pomelo, pompelmoes

grapjas - bouffon, clown, grappenmaker, hansworst, harlekijn, komiek, komiekeling, leukerd, lolbroek, malloot, nar, paljas, pleziermaker, potsemaker, schalk

grapje - aardigheidje,geintje, lolletje

grapjes maken - dollen, mallen, schertsen

grappenmaker - clown, coco, farceur, fumiste, geinig, gek, grapjas, guit, hansworst, harlekijn, hekkenspringer, joker, komiek(eling), kwant, kwast, kwibus, lacher, leukerd, lolbroek, lolmaker, luimig, malloot, moppentapper, nar, olijkerd, pagadder, paljas, pias, pierrot, pirewiet, polichinel, poteten, potnat, potsenmaker, potser, potstuk, punch, rakker, rekel, risee, scaramouche, schalk, snaak, snuiter, sijs, tetjeroen, uientapper, uilenspiegel, zot

grappenmaker aan het hof - hofnar

grappig - aardig, amusant, boertig, burlesk, drollig, dwaas, enig, flink, geestig, geinig, genoeglijk, goed, grappig, grollig, guitig, humoristisch, idioot, jofel, kluchtig, koddig, komiek, komisch, kortswijlig, kostelijk, lachwekkend, leuk, leutig, lollig, luimig, mal, mofel, moppig, narrig, olijk, ondeugend, plesant, potsierlijk, potsig, schalks, schelms, snaaks, spotachtig, spottend, uiig, vermakelijk, vrolijk, zot

grappig - (muz.) scherzando

grappig deuntje - mopje

grappig plaatje - cartoon

grappig verhaal - anekdote, boerde

grappigheid - boert, geestigheid, gein, guitigheid, luim, snakerij

gras - alang-alang, alungalung

grasachtig onkruid - duist

gras afeten door koeien - grazen

grasbewerking - maaien

grasbloem - aartje, madelief, spicula

gras dat na het maaien opschiet - etgras, etgroede, etgroen, nagras

grasduiker - groenvink

grasgewas - pitrus,zegge

grasgewas aan de oever - bies, riet

grasgans - rietgans

grasgewas - bies, pitrus, riet, zegge

grasgewas aan oevers - bies

grasgrond - veld, wei(de)

grashalm - pijl, raai, scheut, spier, spriet

grasjonker - groenvink

grasknarper - kwartelkoning

gras korten - maaien

graskramp - kopziekte, krampziekte

grasland - anger, beemd, dries, greide, groenland, made, mars, meent, meers, wei, weiland, weide, wel

grasland aan water - beemd

grasland (drassig) - dries

grasland (maaiveld) - made

grasland tot akkerland maken - scheuren

grasland (gemeensch.) - meent, mient

grasland (Vlaams) - mars, meers

grasland (Zuidn.) - meers

graslook - bieslook

grasmaaier - hannekemaaier

grasmaand – april

grasmachine – maaie

grasmat - voerbalveld

grasmus - braamfluiter, fitis, erwtenpikker, koewachter, tjiftjaf, tuinfluiter, zwartkop

grasparasiet - weidebergvlas

graspeen - graswortel

grasperk - gazon

graspieper - akkerleeuwerik, veldleeuwerik

grasplant - allang-alang, bamboe, dravik, gerst, gierst, haver, helm, maïs, riet, rijst, rogge, sorghum, suikerriet, tarwe, kweek, spelt, spits, vossenstaart

graspol - aardkluit, plag

graspreek - hagepreek

grasrijk - grassig, grazig

grassnede - zwad(de)

grassoort -

3 aat, oot, pee, poa, zea

4 aira, alfa, bent, bunt, coix, helm, mais, raai, riet, rijst,

teff

5 avena, briza, dolik, dravik, dreps, duist, emmer, evene, gerst, halfa, haver, kweek, oryza, rogge, sereh, smeel,

smele, spart, spelt, tarwe, zegge

6 bamboe, bromus, dravik, fiorin, gierst, holcus, lolium,

melica, milium, phleum, secala, smeele, sparte, witbol

7 bambusa, esparto (Spaans), eulalia(Jap.), festuca, hordeum,

kamgras, kropaar, lagurus, motraai, molinia, panicum, pionten, pijlriet, sekgras, slofhak, sorghum

8 agrostis, alfagras, beefgras, bentgras, buntgras, dactylis,

duinriet, edelgras, eenkoorn, glyceria, haargras, hanepoot, hardgras, helmgras, hooigeur, imperata, liesgras, liesluus, lintgras, meelraai, naaldaar, paragras, paspalum, phalaris, piekgras, pilzegge, puingras, raaigras, reukgras, rietgras, rijstgras, sesleria, slikgras, slijkgras, spartina, timothee, trekgras, trilgras, triciticum, vlotgras, zorggras

9 agropyton, ammophila, baardgras, beemdgras, blauwgras,

cynosurus, cypergras, doddegras, elytrigia, emerkoorn, gladhaver, halfagras, helmdraad, mannagras, nevelgras, pampagras, panikgras, parelgras, roegneria, saccharum, schijngras, slijkzegge, tarwegras, traangras, tweekoorn, vedergras, veldhaver, vlasdolk, vloghaver, zandzegge, zwenkgras

10 alang-alang, alopecurus, cortadoria, cymbopogon,

fioringras, gierstgras, hazenstaart, honinggras, jobstranen, kruipertje, liefdegras, oplismenus, paardegras, pampasgras,

pennisetum, phragmites, prachtriet, pseudosasa,

schapegras, scherpgras, slangegras, steppegras,

straatgras, struisgras, struisriet, suikerriet

11 anthoxantum, arundinaria, boendergras, borstelgras, citroengras, deschampsia,

espartogras, kanariegras, kanariezaad, kweldergras,

muizengerst, negergierst, parelgierst, pluimgierst,

puccinellia, reukruikerd, schaduwgras, scherpkruid, spartelgras, timothygras

12 corynephorus, kamgarengras, olifantsgras, pijpestrootje, stenotaphrum, timotheegras

13 arrhenatherum, calamogrostis, pijpestrootje, rietzwenkgras,

vossenstaart, zanddoddegras, zeestrandgras

14 beemdlangbloem, hondstarwegras

15 borstelveergras

grassoort in Spanje - esparto, halfagras

grassoort in weilanden - raaigras

grasspier - grasspriet

grasspriet - grashalm, hengst

grasstengel - halm, helm, pijl, smeel, spier

grassteppe - llano, pampa, poesta, prairie, savannah

grassteppe in Hongarije - poesta

grasstuk - plag, pol, zode

grassijsje - bietsijsje

grastapijt - graskleed, grasmat, grasveld

grastetanie - graskramp, kopziekte

grasveld - bleek, gazon, made, wei(de)

grasveld bij een renbaan - paddock

grasvink - groenvink

grasvlakte - lawn, pampa, poesta, prairie, savanne, steppe, wei(land)

grasvlakte in Brazilië - campo

grasvlakte in Ecuador - paramos

grasvlakte in Noord-Amerika - prairie

grasvlakte in Zuid-Amerika - Llano, pampa

grasvlakte met groepjes bomen - savanne

grasvogel - poelsnip

graszode - groes, groeze, plag, pol, tors

gratias - dankzegging

gratie - bevalligheid, charme, elegantie, genade, goedgezindheid, goedgunstigheid, goedertierenheid, gunst, kwijtschelding, zwier

gratie (bij de) - ternauwernood

gratie verlenen - gratiëren

Gratiën - Aglaja, Euphrosyne, Thalia

gratieus - zie: gracieus

gratievol (muz.) - grazioso

gratificatie - bonus, geschenk, premie, kaplaken, tantieme, toelage, toeslag, vergoeding

gratig - graatachtig

gratis - belangeloos, cadeau, kosteloos, pro deo, p.d., te geef, vrij

gratis luisteraar - nontonner

gratis verzenden - franco, portvrij

gratuit (Fr.) - ongegrond, ongemotiveerd, onverplicht

grauw - canaille, donkergrijs, gajes, gemeen, gepeupel, gespuis, goor, grijs, groezelig, heffe, janhagel, knauw, marollen, nomaden, outcast, plebs, rammenant, rapalje, rapaille, schorum, schuim, snauw, tuig, vaal, vaalbleek, vaalwit, vaalzwart

grauwachtig - vaal

grauwachtig wit metaal - mangaan

grauw gesteente - amaril

grauwe erwt - kapucijner, keker, raasdonder, sisser, schokker

grauwe lijster - vaal

grauwe peulerwt - keker

grauwe peulvrucht - capucijner, keker

grauwe renet - rabauw

grauwe rotssteen - basalt

grauwe staar - cataract

grauwe zusters - Klarissen

grauwbruin - dofbruin, vaalbruin

grauwen - snauwen

grauwend - bitsig, scherp, snauwend

grauwgeel - kaki, matgeel, grijsgeel, vaalgeel

grauwgele stof - kaki

grauwgors - grauwstaart

grauwkop - ezel

grauwpieper - boerennachtegaal, bastaardnachtegaal

grauwschildering - grisaille

grauwstaart - grauwgors

grauwtje - ezel, grauwschildering

grauwvink - ringmus

grauwvuur - grison, mijngasontploffing

grauwwit - lichtgrijs

gravamen (Lat.) - bezwaar, zwarigheid

grave (muz) - ernstig, plechtig

graveel - blaassteen, jade, nefriet, nephriet, niersteen, uroliet,

graveerder - etser, graveur, plaatsnijder

graveerkunst - sculptuur

graveernaald - burijn, burin, etsnaald, etsstift, graveerstaal, graveerijzer, ponsoen

graveersel - prent

graveerstift - graveernaald

graveerwerk - chalcografie, ets, gravure, niëllo

graven - delven, dollen, keiven, omwoelen, rooien, scheppen, spitten, wroeten

graver - grondwerker, delver , mineur, sappeur, spitter

graveren - etsen, griffen, kerven, krassen

graveur - etser, graceerder, plaatsnijder

graviditeit - zwangerschap

gravimeter - zwaartemeter

gravin - edelvrouw, landsvrouw

gravimeter -aërometer, zwaartemeter

gravinnenkruid - hertshoornweegbree, varkenskers

Gravin (Eng.) - Countess

Gravin (Fr.) - comtesse

Gravin van Holland - Ada, Jacoba, Margaretha

gravitatie - aantrekkingskracht, zwaartekracht

graviteit - deftigheid, plechtstatigheid

gravure - ets, koperdruk, plaat, prent, zegelstempel

grawitz-tumor - hypermefroma

grazen - weiden

grazig - grasrijk

grazioso (muz) - bevallig, liefelijk, zacht

grebbe - gouw, greppel, sloot, vore

greel – gareel, halsjuk

Greenwichtijd - G.T.

greep - gevest, grip, handigheid, handvat, handvol, heft, hecht, hengsel, houvast, knop, invloed, kruk, mestvork, oor, steel, stool, vaardigheid, vat

greep naar macht - coup, staatsgreep

greep van een degen - gevest

greep van een rijschaaf - toot

greid - grasland, weiland

greidboer - veehouder

greidgrond - wei(land)

greidplaats - boerenplaats

grein - beetje, gewichtje, knorrepot korrel, schijntje, zier

greinachtig - greinig. korrelachtig, korrelig

greinbeitel - kartelbeitel

greintje - korreltje, zier

greineren - korrelen

greinig - korrelig

greintje - ziertje

grellen - visafval

grenadier - infanterist, keursoldaat, soldaat

grenadine - vruchtenlimonade, limonade

grendel - fazel, klink, knip, kram, overval, slot, schuif, schuifbout, sluitbout, sluitijzer

grendelen - afsluiten, sluiten

grenehouten - grenen

grenen vloerbint - badding

grenier - garnier

grenenboom - den, pijnboom

grens - afbakening, afpaling, afrastering, afscheiding, afsluiting, akkerscheiding, begrenzing, beperking, eind, einde, eindpaal, eindpunt, erfafscheiding, grenslijn, heg, keim, hek, kant, kust, laak, limiet, lijn, maat, marge, muur, oever, rading, rand, randje, scheiding, scheidingslijn, scheidslijn, sloot, speelruimte, uiterste

grens met douane - grenspost

grens tussen 2 stroomgebieden - waterscheiding

grens van een streek - gebiedsgrens

grens van heesters - heg

grens van krediet - limiet

grensbeambte - commies, douane, douanier, grenswacht

grensbepaling - afbakening, deliminatie

grensbewaker tegen de Turken - pandoer

grensbewaking - douane, marechaussee

grensboom - maal, slagboom

grenscontrole - douane, douanedienst, grenswacht

grensdocument - pas, paspoort, visum

grensganger - grensarbeider

grensgebied - mark, periferie,

grensgebied tussen twee flora´s - biochore

grensgeld - tol

grensgewest - grens, grensstreek, mark

grensgod - Terminus

grenskantoor - douanepost

grensland - mark, randgebied

grenslijn - grenslinie, limiet, omtrek, rading, schreef, zijde

grenslijnen trekken - demarqueren

grenslinie - grenslijn

grensmuur - scheidsmuur, tussenmuur

grensoppervlak - horisfeer

grenspaal – cippus, landpaal, scheipaal

grenspaal (akker) - reen, rein

grenspolitie - douane

grenspunt - terminus

grensrechter (Eng.) - linesman

grensrivier tussen Drente en Overijssel - eest

grensrivier van Europa en Azië - Oeral

grensrivier van Italië en Gallië - Rubicon

grensscheiding - afkeuring, beek, demarcatielijn, demarkatie, laak, rading, wetering

grenssloot - halmer, halmoer, heiningsloot, heinsloot, laak

grenssteen - merksteen

grensteken - boom, paal, steen

grensstreek - grensgebied

grensstreek tussen Frankrijk en Duitsland - Elzas

grensstuk - randgebied

grensteken - boom, grenspaal, maal, steen

grens van heesters - heg

grenswaarde - lim., limiet

grenswacht - douane, douanier, kommies

grenswachter - commies, douanebeambte

grenzeloos - bar, eindeloos, erg, mateloos, oeverloos, onbegrensd, onbeperkt, oneindig, geul, onmetelijk, ontzettend

grenzen - belanden, naderen, palen

grenzen aan - belenden, palen

grenzend - aangelegen

greppel - aardgeul, geul, goot, grep, groef, groeve, ree, riool, slenk, sloot, slootje, spleet, voor, vore, watergang

greppel in het hoogveen - raai

greppelrus - greppelgras, mothaar, paddengras

gres - kiezelzandsteen

gresbuis - rioolbuis

gretig - begerig, belust, gaarne, graag, grif, gulzig, happig, heet, hongerig, sappig, schrokkerig, tuk

gretig genoegen - graagheid, graagte

gretig verlangen - aandrift, aanvechting, azen, bejag, begerig(heid), gading, goesting, graagte, hang, hartewens, konts, neiging, roeping, smachten, trek, zin, zinnelijkheid

gretigheid - alacriteit, aviditeit, begeerte, begerigheid, graagte, gulzigheid, schrokkerigheid

gribus - achterbuurt, bouwval, keet

griebels - fratsen, grimassen, kunsten, rillingen

grief - bedenking, belediging, bezwaar, ergernis, klacht, krenking, kwelling, leed, smart, verdriet

Griek - Helleen

Griek met enorm stemvolume - stentor

Griek voor Troje - Sinon

Grieken (bij Humerus) - Danaërs

Griekenland - Hellas

Griekenvriend -filhelleen

Grieks aardrijkskundige - Strabo

Grieks - Helleens

Grieks achtervoegsel - algie, archie, fiel fobie, geen, grafie, iatrie, kratie, logie, loog, manie, pathie, tomie,

Grieks alfabet - alpha, bèta, chi, delta, epsilon, èta gamma,, jota, kappa, lambda, mu, nu, omega, omikron, pi, phi, psi, rho, thèta, xi, sigma, tau, upsilon, zeta

Grieks bestuurder - geront, archont

Grieks beeldhouwer - Doidalses, Eubolides, Eufranoz, Feidias, Leochares, Lysippos, Myron, Praxiteles, Skopas, Timotheos

Grieks blaasinstrument - aulos, kithara panfluit, schalmei, subs, syrinx

Grieks blijspeldichter - Aristofanes, Eupolis, Kratinos, Menander

Grieks bovenkleed - Chitoon

Grieks bruiloftslied - Epihalamion

Grieks Concertgebouw - Odeon

Grieks danslied - hyposchema

Grieks dialect - Aiolisch, Archaisch, Attisch, Boiotisch, Dorisch, Eleisch, Ionisch, Koinê, Lesbisch

Grieks dichter - Anacreon, Homerus, Pindarus ,Sappho

Grieks district - nomos

Grieks eiland -

3 Ios, Kea, Kos

4 Nios, Oxia, Simi

5 Chios, Delos, Hydra, Korfu, Kreta, Milos, Laros, Lesbos,

axos, Samos, Syros, Thera, Tinos, Vidos, Zante

6 Aegina, Amorgo, Andros, Euboia, Fleves, Ikaria, Ithaca,

Ithaki, Kastos, Korfoe, Lesbos, Lesvos, Leukas, imnos,

Megalo, Patmos, Piperi, Schiza, Skyros, Thasos, hodos,

Valexa, yioura

7 Arkoudi, Athokos, Kalamos, Kerkyra, Kythira, ythnos,

Pelagos, Petalas, Spetsai

8 Serirhos, Skiathos

9 Alonnisos, Antimilos, Antipaxos, Falkonera, Patroklos,

Periatera, Psasthoura, Sapientza, Skaopelos, Velopoula,

Zakynthos

10 Elafonisos, Kefallina, Samothrake, Skantzoura,

Skyropoula

Grieks fabeldichter - Esopus

Grieks fabeldier - griffioen

Grieks feest in de oudheid - Apat(o)uria, Ch(l)oia

Grieks geneesheer - Galenas, Hippocrates

Grieks gebergte - Athos

Grieks gerechtshof - Areopagus

Grieks geschiedschrijver - Eforos, Herodotus, Thoukydides, Xenofon

Grieks grensland - Albanië, Bulgarije, Joegoslavië, Turkije

Grieks heilig dier - stier

Grieks heldendicht - epos, Ilias, Proteus, Poseidon

Grieks infanterist - peltast

Grieks kapmantel - Birrus

Grieks kledingstuk - chiton, chlamys, Himation, peplos, petasos

Grieks landschap - Arcadia, Attica, Beotië, Elis, Epirus, Thessalie

Grieks lied ter ere van Apollo - paian

Grieks lied ter ere van Doinysos - dithyrambe

Grieks loflied - enkomion, epinokos

Grieks mannenvertrek - androon

Grieks muziekinstrument - aulos, hydraulis, kithara, lyra, syrinx

Grieks onderklees - chiton

Grieks schiereiland - Chalkidike, Pelion, Peloponnesos

Grieks schilder - Apelles, Apollodoros, Eufranor, Mikon, Nikias, Parrasios, Pausias, Polygnotos, Protogenes, Zeuxis

Grieks snaarinstrument - kithara, lier, lyra

Grieks soldaat - hopliet, peltast

Grieks spreekgestoelte - ambo, bema

Grieks treurdicht - threnos

Grieks treurspeldichter - Aeschylus, Casperius,Thespis, Sophocles, Euripides

Grieks veldheer - Epaminondas, Miltiades, Themistocles

Grieks voorvoegsel - akro, amfi, an, ana, anti, apo archeo, auto, baro, biblio, bio, chrono, crypto, demo, di, dia, en, epi, fono, foto, geo, helio, hemi, hexa, holo, homo, hydro, hypo, iso, kata, kilo, kosmo, kyno, leuko, litho, makro, meso, meta, mikro, mono, necro, neo, neuro, ochlo, on, ortho, paleo, pan, para, patho, penta, peri, petro, poly, proto, pyro, steno, syn,

tele, theo, thoxi, zoö

Grieks voorzetsel - epi

Grieks vrouwenkleed - peplos

Grieks wetgever - Draco, Solon

Grieks wiskundige - Archimedes, Eudoxis, Hipparchus, Pythagoras

Grieks woord - logos

Grieks wollen vrouwenkleed - peplos

Grieks wijsgeer - Aristoteles, Diogenes, Epicurus, Plato, Plotinus, Socrates

Grieks zinnebeeld van de vruchtbaarheid - fallos

Griekse aanvoerder voor Troje - Agamemnon

Griekse afstandmaat - stadie

Griekse archipel - Cycladen, Dodekanesos, Sporaden

Griekse berg - Athos

Griekse berg aan Apollo en de Muzen gewijd - Helikon, Parnas(sus), Zangberg

Griekse beroepszanger - aoidos

Griekse bestuurder - archont

Griekse bevolkingsgroep - Joerochen, Wlachen

Griekse bewoner (oud) - Beotiër, Spartaan

Griekse blijspeldichter - Aristophanus, Epicharmos, Menander

Griekse bouwmeester - Daedalus, Phidias

Griekse bode der goden - Iris

Griekse bouwstijl - Corintisch, Dorisch, Korintisch, Lonisch

Griekse bruidschat - proika

Griekse burcht - Acropolis

Griekse bijbelvertaling - septuaginta

Griekse componist - Theodorakis

Griekse courtisane - Hetaere

Griekse cycladen - milos

Griekse dichter(es) - Alkaios, Alkman, Anaxillas,

Archilochos, Batoon, Hesiodos, Hipponax, Homeros, Korinna, Pindaros, Sapfo, Simonides, Theognis, Tyrtaios

Griekse dictator - Hipparchus, Hipplas, Metaxas, Pattakos, Papadopoulos

Griekse drieheid - trias

Griekse eilandengroep - Dodekanesos, Milo, Sporaden,

Griekse epos - Iliade (Homerus) - Ilias

Griekse fabeldichter - Esopus

Griekse filosoof - Demostenes, Numenlus

Griekse filosoof en staatsman - Dion

Griekse geldswaarde - talent

Griekse geleerde - Archimedes, Eratosthenes

Griekse geograaf - Strabo

Griekse geschiedschrijver - Herodotus, Nepos, Thucydes, Xenophon

Griekse geschriften - hermetica

Griekse gezelschapsdame - hetaere

Griekse God - Apollo, Ares, Artemis, Ate, Athene, Bia, Dionysos, Eros, Gaea, Hades, Hebe, Hera, Pan, Poseidon, Tyche, Zeus

Griekse god van de akkerbouw - Apollo

Griekse God van het dodenrijk - Hades

Griekse godheid - Eros, Pandora

Griekse godin - Adrateia, Aegina, Aegle, Aello, Aetna, Aganippe, Aigina, Alcimede, Alea, Amathusia (aphrodite), Artemis, Ate, Athene, Chloris, Demeter, Eris, Hebe, Hera, Irene, Iris, Ker, Minerva, Tethys

Griekse godin van de dageraad - Eos

Griekse godin der gerechtigheid - Oike

Griekse godin der jacht - Artemis

Griekse godin van het geheugen - Mnemosyne

Griekse halfgod - Herakles, Heros, Hercules, Prometheus

Griekse halfgoden - heroën

Griekse harp - magadis

Griekse haven - Patras, Pireüs, Saloniki, Volos

Griekse held - Achilles, Aeneas, Agamemnon, Ajax, Argon, Eteocles, Heracles, Hercules, Palamedes, Theseus, Ulysses

Griekse held van Troje - Achilles, Ajax, Patroclos

Griekse helden - Argonauten

Griekse heraut - Stentor

Griekse herder - Endymion

Griekse herdersgod - Pan

Griekse infanterist - peltast

Griekse hoofdstad - Athene

Griekse kolonie aan de Noordkust van Afrika - Cyrene

Griekse kolonie in Zuid-Frankrijk, nu Marseille - Massilia

Griekse koning over het eiland Erythia met drie lichamen - (myth.) Geryon

Griekse koningin der goden - Hera

Griekse koning van Troje - Palamedes

Griekse koorleider - choreeg

Griekse krijgsgod - Ares

Griekse krijgsman uit Thebe - Epaminondas

Griekse laars - kothurn

Griekse lengtemaat - palmos, piki, stadie

Griekse letter -

2 fi, mu, nu, pi, ro, xi

3 chi, eta, ksi, phi, psi, rho, tau

4 alfa, beta, iota, jota, zeta

5 alpha, delta, gamma, kappa, laba, omega, sigma, theta

6 lambda

7 epsilon, omikron, upsilon

Griekse lier - kithara, phorminx

Griekse lierdichter - Arion, Orpheus, Pindarus

Griekse maat, oude - choes, kotyle

Griekse mantel - pallium

Griekse markt - agora

Griekse munt - drachme, lepton, obool, stater

Griekse muntwaarde - talent

Griekse mythologische figuur - Leda

Griekse mythologische vorst - Ceyx

Griekse naam voor Amer - Eros

Griekse naam voor Ceres - Demeter

Griekse naam voor Diana - Artemis

Griekse naam voor Hercules - Heracles, Herakles

Griekse naam voor Juno - Hera

Griekse naam voor Jupiter - Zeus

Griekse naam voor Mars - Ares

Griekse naam voor Mercurius - Hermes

Griekse naam veer Minerva - Athene

Griekse naam voor Neptunus - Poseidon

Griekse naam voor Pluto - Hades

Griekse naam voor Venus - Aphrodite

Griekse nimf - Calypso

Griekse omgangstaal - koinè

Griekse onheilsgodin en godin van de blinde drift - Ate

Griekse oorlogsgod - Ares

Griekse oppergod - Zeus

Griekse orakelplaats - Delphi

Griekse pasmunt - obool

Griekse patrijs - steenhoen

Griekse politieke club - hetaerie

Griekse raad - boule

Griekse redenaar - Aft(h)onos, Aichinis, Antifon, Demosthenes, Hyperides, Isokrates, Lysias

Griekse rivier -

4 Aoos, Arta

5 Axios, Euros, Ladon

6 Evinos, Kourou, Louros, Mornos, Nestos, Pinios, Pirros

7 Acheron, Aggitis, Enipeus, Euratas, Strymon, Thyamis

8 Acheloos, Aliakmon, Alpheios, Filiouri, Gallikos,

Selinous

11 Kalamntari, Monglenitsa

Griekse schikgodinnen - Atropos, Clotho, lachesis

Griekse schilder - Apelles, Zeuxis

Griekse schrijver - Aeschylos, Euripides, Homerus, Sophocles, Vergilius

Griekse staatsman - Pericles

Griekse staatsman en filosoof - Dion

Griekse stad - Aigai, Argos, Arta, Athene, Bolos, Chalkis, Chios, Drama, Edessa, Elis, Enos, Kalamai, Korinthe, Nauplia, Patrai, Pyrgos, Saloniki, Serrai, Sparta, Thebe, Thessalinica, Veria, Xanthi

Griekse stad met orakel - Delphi, Dodone

Griekse stad-staat in de oudheid - Athene, Sparta, Thebe

Griekse stam - Aeoliërs

Griekse stoïcijn - Zeno

Griekse tamboerijn - timpaan

Griekse teken - sema

Griekse tempel - parthenon

Griekse tiran - Hippias, Kyselos, Peisistratos, Periander,

Polykrates

Griekse toneeldichter - Thepis (klassiek)

Griekse tovernaarster - Medea

Griekse tragediedichter - Aischylos, Euripides, Sofokles

Griekse treurspeldichter - Euripides

Griekse vaas - amfoor, amfora

Griekse vaasvorm - kylix

Griekse vampier - lamia

Griekse veerman - Charon

Griekse veldheer - Miltiades, Themistocles

Griekse verrader - Ephialtes

Griekse verlosser - Soter

Griekse vertaling van het O.T. - septuaginta

Griekse vilten muts - 0pilas

Griekse volksdichter - Pandarus, Solomos

Griekse volksstam - Pelasgen (oud)

Griekse volksvergadering - agora

Griekse vrouw van losse zeden - Hetaere

Griekse wachter - filax

Griekse waterkruik - hydria

Griekse waterslang - hydra

Griekse wetgever - Solon

Griekse wijsgeer - Aristoteles, Crates, Dlogenes, Empedocles, Epicurus, Numenlus, Plato, Pythagoras, Socrates, Senoca, Solon, Thales, Uenippos, Xenophanis, Zeno

Griekse wijsgerige school - Eleaten

Griekse wijze - Bias

Griekse wiskundige - Archimedes, Euclides

Griekse wis- en natuurkundige in de oudheid - Heron

Griekse witte wijn - Samos

Griekse woonkamer - megaron

Griekse zangberg - Heiicon

Griekse zanger - Orpheus, rapsode

Griekse zeegod - Poseidon, Proteus, Triton

Griekse zeehelden van het Guldenvlies - Argonauten

Griekse zeenimf - Galatea

Griekse zegswijze - graecisme

Griekse zoete wijn - malvezij, samos

Griekse zonnegod - Apollo, Helios

Griekskenner - graecus

griel - doornsluiper, duinvogel, scharluip

grien - huilebalk

griend - griendhout, ham, hoephout, rijshout, rijswaard, uiterwaard, waard, wilgehakhout

griendhout - hoephout, rijshout, teen

griendland - hoepland

grienebalk - huilebalk

grienen - huilen, jammeren, janken, pruilen

griener - huilebalk

grienerig - huilerig, pruilerig

grienland - hoepland

griep - influenza

griepen - pesten, treiteren, zeuren

gries - kiezelzand, meisje, gruis, snol

griesmeelproduct - macaroni, spaghetti, vermecelli

griet - appel, grieto, grutto, kwartelkoning, meid, meisje, platvis, vogel, vrouw, wachtelkoning

grietensoort - scharretong, schurftvis, tarbot

grietenij - schoutambacht

grietje - bakvis, bovenkruiszeil, meisje, topzeil

grieven - beledigen, ergeren, hinderen, krenken, kwellen, kwetsen, plagen, pijnigen, steken, treffen, (ver)wonden

grievend - beledigend, bitter, bijtend, grof, hartverscheurend, hatelijk, krenkend, kwetsend, navrant, pijnlijk, sarcastisch, scherp, smartelijk, stekelig, stekend

grievend leed - harteleed, hartzeer, kwelling, smart, verdriet, zieleleed, zielesmart

grievende belediging - hoon, smaad

grieze - meisje, snol

griezel - afkeer, engerd, gruizel gruwel, kriezel, rilling (van afkeer), weinigje, ziertje

griezelen - gruwen, huiveren, rillen, ijzen, verstijven

griezelfilm – horrorfilm, thriller

griezelig - eng, grillig, huiverig, huiveringwekkend, luguber, ijzig, koud, macaber, onguur, onheilspellend, sinister, spookachtig,

griezelig creatuur - cabopus

griezelig mens - engerd

griezelschrijver - Poe

griezelverhaal - spookverhaal, thriller

grif - begerig, gaarne, glad, graag, graveernaald, gretig, griffel, terstond, vaardig, vlot(weg), vlug, volgaarne, volmondig

griffel - beekje, entlot, entrijs, entrijchlorophyls, grift, schrijfgerei, stift, wetering

griffelen - enten

griffen - etsen, graveren, inkrassen

griffioen - fabeldier, griffion, grijpvogel, lammergier, leeuwarend, smous

grif - kanaal, vaart, watergang

grifheid - promptheid, vlotheid, vlugheid

grifmesje - entmesje

grifweg - moeiteloos, vlot

gril - apekuur, bevlieging, boert, boutade, bui, caprice, dwaasheid, frats, grap, hel, huivering, humeur, inval, kuur, luim, malligheid, nuk, opwelling, pert, rilling, schril, stuip, tinka, tuil, tureluur

grilleren - braden, roosteren

grillig - balsturig, barok, bizar, buiig, capricieus, eigenzinnig, fantastisch, grotesk, hachelijk, humeurig, hysterisch, inconstant, instabiel, lastig, luimig, loetachtig, lunatiek, moeilijk, netelig, nukkig, ongedurig, onstabiel, onvoorzien, onzeker, overladen, ruw, speels, variabel, veranderlijk, versatief, wild, willekeurig, wispelturig, wonderlijk, wuft, zonderling

grillig (muz.) - capricio

grill - braadrooster

grillen - griezelen, huiveren, rillen

grilleren - braden, roosteren

grillerig - grillig, huiverig, nukkig, rillerig

grillig behandelen - gesol, sollen

grillig van stijl - barok, bizar, grotesk, rococo

grillig van vorm - grotesk

grilligheid - bizarrerie, caprice, fantasie, gril, kuur, luimigheid, nuk, nukkigheid, willekeur, wisselvalligheid

grilling - huivering, rilling

gril of frats - kuur

grilziek - lastig, nukkig

grim - grimmigheid, onvriendelijk, toorn, woede

grimas - frats, gebaar, gezicht, grijns, koddig, kunst, kuur

grimassen - geveinsdheid, kunstenmaker, kunstenmakerij, onoprechtheid

grimassenmaker - clown, kurenmaker, nar, potsenmaker

grimbek - huilebalk, knorrepot

grime - gelaatschildering, opmaak

grimeersel - blanketsel, schmink

grimeren - opmaken, sminken

grimeur - toneelkapper

grimlachen - kokermuilen

grimmig - bitter, boos, bijtend, fel, grievend, grim, grimmigheid, kwaad, nors, onguur, onredelijk, onvriendelijk, toorn, toornig, (muz.) torso, verbeten, verbitterd, verbolgen, verhard, verontwaardigd, vertoornd, woedend, vreeswekkend, woede, wrevelig

grimmig kijken - grommen

grimmigheid - boosheid, gramschap, grim, norsheid, onvriendelijk, toorn, verbolgenheid, woede, wrevel, wreveligheid

grind (grint) - kiezel, meel (na zifting), rolstenen, steengruis

grind-en zandrug - oos

grindhoop in wegbermen - kits

grindrijke strook langs een rivier - heibaan

grindewal - dolfijn

grindwoestijn - hammada

grindzand - gus

grinniken - gniffelen, grijnzen, lachen, meesmuilen

grint - grind, kiezel, rolstenen

griotje - dropje

grip - houvast

grisaille - pruik

grison - grauwvuur, mijngas

grissen - graaien, jatten, pakken, weggrijpen, wegroven

grit - grutto

groede - gors

groef - bits, deuk, frees, graf, geul, gleuf, grafkuil, greppel, groeve, induw, inkerving, inkrassing, instulping, keep, kerf, kloof, kras, kuil, lijn, plooi, put, reef, ril, rimpel, rits, sleuf, sloot, spleet, sponning, uitholling, voeg, voor, vore

groef in de huid - rimpel

groef in een zuil - cannelure

groef voor een zwaluwstaartverbinding - gat

groefbeitel - puntijzer

groefbidder - aanspreker, doodbidder

groeftaster – pick-up

groei - aanwas, bloei, evolutie, gewas, leven, ontwikkeling, reproductie, tier, toeneming, toename, toenemen, uitbouw, uitbreiding, uitspruitsel, vaag, vegetatie, vermeerdering, voortgang, was(dom)

groei van het aantal motorvoertuigen - motorisering

groei van planten - vegetatie

groeibelemmerende stof - antibioticum, penicilline, streptomycine

groeibelemmering van micro-organisme – antibiose

groeibeweging der planten - tropisme

groeien - aangrijpen, aanwassen, aanzwellen, aarden, dijen, evolueren, gedijen, leven, opkomen, opschieten, ontwikkelen, rijpen, rijzen, stijgen, tieren, toenemen, vegeteren, vermeerderen, wassen

groeiende - tierig

groeihormoon - somatotropine

groeikracht - groei

groeikracht bezittende - vegetatief

groeilaag van boom - jaarring

groeiloos - onvruchtbaar

groeimeter - auxanometer

groeimiddel - gier, mest, kunstmest

groeimiddel toedienen - bemesten, gieren

groeischijf - epifyse

groeisel van cellen - weefsel

groeistadium - embryonaal

groeisteen - agaat, mosagaat

groeistof - mest

groeistoffen - auxinen

groeizaam - fertiel, vet, voedzaam, vruchtbaar, welig, wulps

groen (wapenkunde) - sinopel

groen - foet, fris, Jong, loof, nieuweling, noviet, onervaren, onrijp, onverwelkt, pril, vers

groen eiland - Ierland

groen in de wapenkunde - sinopel

groen mineraal - dioptaas

groen (gesteente) - dioriet

Groen (Herald.) - sinopel

groen (student) - foetus, noviet, novitus

groen- of witachtige delfstof - jade, nefriet

groen wijnglas - romer, roemer

groen worden - groenen

groenaarde - seladoniet

groenachtig blauw - pauwblauw, seladon, zeegroen

groenachtige delfstof (taai en hard) - nephriet

groenbedrijf - groenboerderij, veehouderij

groenbemester - lupine, serradella

groenblijvende heester - taxus

groenblindheid - deuteranopsie

groenboer - veehouder, groentekweker, warmoezenier

groene aarde - veronees

groene amandel - pistache

groene delfstof - veronees

groene dop - bolster, dop, sloester

groene edelsteen - beril , smaragd

groene eiland - Ierland

groene galkleurstof - biliverdine

groene haring - panharing

groene heester - hulst, taxus

groene kaas - zwitsers

groene kleurstof - chlorofyl

groene lipbloemige plant - rozemarijn

groene naaldboom - lariks

groene roestlaag - patina

groene sierplant - oleander

groene staar - glaucoma

groene steen - aphaniet, augiet, dioriet

groene tafel - biljart

groene talksteen - baikaliet

groene zijde - linkerzijde

groene zuidvrucht - kiwi

groenheid - frisheid, linksheid, onervarenheid, wrangheid

Groenland, bergtop op - nunatak

Groenland, hoofdstad van - Godthab

Groenland, ontdekker van - Gunnbjörn

Groenland, stad op - Etah, Ivigtut, Umanak,

Groenlander - Eskimo

Groenlands vaartuig - kajak

groenling - groenvink, kneu, knuit

groensel - uitspruitsel

groensteen - dioriet

groente -

2 ui

3 lof, sla

4 biet, boon, eppe, erwt, knol, kool, look, moes, peen, peul, prei, raap

5 kroot, linze, radijs, taugé, ijssla,

6 augurk, dunsel, kervel, molsla, salade, siepel, sjalot, snijsla,

sperge, tomaat, witlof, wortel, zuring

7 andijvie, asperges, bindsla, doperwt, kardoen, kropsla,

paprika, pluksla, ramenas, selderij, slaboon, snijbiet,

snijboon, snijkool, snijmoes, veldsla, warmoes

8 artisjok, botersla, brocceli, koolraap, koolrabi, rabarber,

rammenas, spinazie, rodekool, selderie, slabonen,

snijbonen, spekboon, spinazie, spruitje, sterkers,

stoofsla, tuinboon, wortelen, zuurkool

9 aubergine, bloemkool, cantharel, doperwten, flageolet,

kapucijner, komkommer, moeskruid, pastenaak,

patiëntia, postelein, pronkboon, raapsteel, radijskool,

spitskool, spruitjes, wittekool

10 boerenkool, champignon, groenekool, capucijners,

peterselie, raapstelen, savoyekool, spruitkool,

suikermais, winterbiet, winterpeen

11 bladselderij, knolselderij, savooiekool, schorseneer,

sperzieboon, topinamboer

12 bleekselderij, schorseneren, slierasperge, winterwortel

14 prinsessenboon

15 herfstknolletje

groenteboer - groenteman

groente- en vleesextract - maggi

groentekweker - berkoos, tuinder, warmoezenier

groentesoep - julienne, potage

groentetuin - moestuin

groente voor de soep - selderie

greentijd - novitiaat

groentje - baar, fout, nieuweling, noviet

groenvink - groenling

groenvoedergewas - serradella

groenvoer inkuilen - ensilage

groenwerk - vendure

groep - afdeling, categorie, club, complex, fondament, formatie, gedeelte, gezelschap, groepering, klasse, kliek, koor, kring, kudde, partij, ploeg, reeks, rubriek, sekte, stel, team, troep, verzameling

groep beraadslagende personen - comité, commissie, komitee, vergadering

groepen - samenscholen

groeperen - rangschikken

groep agenten - politie

groep bijeen wonende dieren - kolonie

groep bij elkaar behorende voorwerpen - set, stel

groep bijen - zwerm

groep cijfers achter de komma van een logaritme - mantisse

groep cavaliers (Arab.) - goum

groep coureurs - renstal

groep cijfers achter de komma van een logaritme - Mantisse

groep delfstoffen - metaal

groep deskundigen (voor vragen beantwoording) - braintrust, forum, jury, panel

groep dichters omstreeks 1950 - experimentelen

groep die een overval uitvoert - overvalcommando

groep dieren - dieren, horde, nest, troep

groep duiven - vlucht

groep eencelligen - heliozoa

groep eilanden - archipel, eilandengroep

groep elementen - metaal

groep ganzen - koppel

groep hemellichamen - melkweg, spiraalnevel, sterrenbeeld

groep herten - roedel

groep honden - meute

groep huizen - complex, blok

groep jachthonden - meute

groep kamerleden van bepaalde partij - fractie

groep kinderen - kinderschaar

groep kippen - toom

groep klanken - woord

groep kunstenaars - bent, generatie, kring, school

groep kunstenaars uit de 17e eeuw - Muiderkring

groep. leerlingen - klas, school

groep leidende officieren - legerleiding

groep met opdracht - comité, commissie

groep met zekere denkwijze - kliek

groep militairen - volk

groep misdadigers - bende, maffia, syndicaat

groep musici - band, combo, orkest

groep muzikanten - korps, orkest

groep oorlogsschepen - eskader, smaldeel

groep optredende mensen - volk

groep personen die organiseert - comité

groep plantensoorten - element

groep reizigers in woestijn - karavaan

groep roddelende dames - kransje

groep rovers - bende

groep samenlevende personen - commune

groep samenwerkers - ploeg, team

groep schapen - kudde

groep schepen die onder geleide varen - convooi, konvooi

groep schilders na de tweede wereldoorlog - realisten

groep soldaten - eskadron, peloton

groep schrijvers aan het eind der 19e. eeuw - Tachtigers

groep spelers - group, elftal, equipe, team

groep sporters - team

groep staten - Benelux, E.E.G., liga, unie

groep sterren - stelsel, sterrenbeeld

groep uitgelezenen - elite

groep vallende sterren - Perseïden

groep van drie - trias

groep van drie noten - triool

groep van elementen - metaal

groep van mensen - ras

groep van negen eenheden - negental

groep van opdracht - comité, commissie

groep van personen - koor, koorzang, kliek, rei, rondedans

groep van prijzen - prijsklasse

groep van samenwerkende bedrijven - concern

groep van vallende sterren - perseïden

groep van verfstoffen - eosine

groep van vier noten - quartole

groep van vijf noten - quintool

groep vertegenwoordigers van een staatk. partij - fractie

groep verwante families van planten en dieren - orde

groep verwante geslachten - familie

groep verwante ordes - klasse

groep verwante soorten - genus, geslacht

groep verwante talen - taalstam

groep verwante variëteiten - soort, species

groep verwanten - familie, geslacht

groep vissen - school

groep vliegtuigen - eskader

groep woorden - woordgroep, zin

groep zakenlieden - syndicaat

groep zangers - koor

groep zwanen bij elkaar - zwanendrift

groeperen - dansen, formeren, reien,schikken, verenigen

groepering van troepen - formatie

groepje - klusje

groep kiezers - kengetal

groepstaal - argot, bargoens, slang

groepsvorming - clanvorming, kliekjesgeest

groes - dries

groet - adé, adi, adie, adieu, aju(us), ave, begroeting, beleefdheidsbetuiging, bonjour, dag, eerbetoon, eerbewijs, gedag, glimlach, goedendag, groetenis, hallo, handdruk, knik, morgen, nik, salu(u)t, salve, tabé, vaarwel, vale, welkom, zwaai

groeten - aanslaan, gedag zeggen, knikken, nijgen, salueren, wuiven

groeten bij aankomst - begroeten, verwelkomen

groeten bij afscheid - uitzwaaien, vaarwelzeggen

groet met buiging - neiging

groeten met de hand - zwaaien

groet met het hoofd - nik

groeten door een militair - salueren

groet tijdens carnaval - alaaf

groetenis - aju, adie, atjuus, groet, salutatie

groetenis van Maria - Angelus

groeve - fossa, fovea, gleuf, graf, greppel, groef, inkerving, kuil, loopgraaf, mollerit, ril, rimpel, sponning, voor, vore, wagenspoor

groeve in karton of papier - perforatielijn, riblijn

groeven - canneleren, graveren, ingriffen, inkepen, kanneleren

groeven op de maalvlakte van een molensteen - billen

groezelig - beduimeld, bestoven, goor, grijs, grauw, morsig, onfris, onzindelijk, smoezelig, vaal, vuil

groezig - dof, goor, grijs, morsig, onfris, smoezelig, vaal, vuilgrauw

grof - agrest, boers, bot, bruusk, brutaal, cru, dik, dorpelijk, gortig, groot, hard, honds, kantig, log, lomp, onbehouwen, onbeleefd, onbeschoft, ongemanierd, onverbloemd, ordinair, overmatig, plat, ploertig, plomp, ruig, rul, ruw, schromelijk, vulgair, zwaar

grof aardewerk - diggel

grof bedrog - boerenbedrog

grof been - schonk

grof behaard - ruig, ruwharig

grof beschilderd aardewerk - gleiergoed

grof blijvend tarwemeel - achterling

grof boezeroengoed - nassau

grof en boers - lomp

grof en sterk weefsel - plets, zeildoek

grof fluweel - paan

grof garen - baaigaren

grof gebouwd - bonkig, krachtig, plompstevig, zwaar

grof geschut - kanon, houwitser, overmacht

grofheid - bruuskheid, forsheid, kloekheid, lompheid, ruwheid, onbeschaafdheid, onbeschoftheid, platheid, platitude, plompheid

grof hennepweefsel - canvas

grof katoenen stof - dril

grof kolensoort - cokes

grofkorrelig gesteente - notiet

grofkorrelige sneeuw - firn

grof laken - want

grof lijnwaad - drol

grof linnen - jute, schoklinnen

grof mens - lomperd, plomperd

grof puin - brik

grof puin in het hooggebergte - steenslag

grofschilder - huisschilder, verver

grof stuk brood - homp

grof stuk geschut - houwitser, kanon

grof soort weefsel - stramien

grofte - dikte, zwaarte

grof vuil - afval

grof weefsel - canvas, fries, jute, kanefas, stramien, tweed

grof weefsel voor balen - baaldoek

grofheid - bruuskheid, cruditeit, forsheid, kloekheid, lompheid, platheid, platitude, plompheid, ruwheid

grofkorrelig basalt - doleriet

grofweg - onnauwkeurig

grof wild - hert, moeflon, ree, zwijn

grofzinnelijk - dierlijk

grog - kwast

grol - aardigheid, boert, gekheid, grap, gril, mop, poets, ui

grollen - grappen, grommen, knorren, morren, pruttelen, schertsen

grollen maken - schertsen

grollenmaker - clown, grapjas, grappenmaker, humorist, komiek, lolbroek, moppentapper, pias

grollig - grappig, snaaks

grombaard - oudgediende, veteraan

grommen - brommen, knorren, morren, pruttelen,

grommig - gemelijk, knorrig

grompot - brompot, grol, knorrepot, nurk, nurks, reutelaar

grond - aarde, aardkorst, aardschors, achtergrond, akker, basis, beginsel, beweegreden, bodem, bron, drijfveer, erf, erve, fond, fundament, grondslag, kiem, land, motief, oorsprong, oorzaak, overweging, raison, ratio, reden, terra, terrein, veld, vlakte, vloer

grond aanwinnen - inpolderen

grond binnen de omheining van een boerenwoning - dries

grond buiten de dijk (vóór inpoldering) - kwelder

grond bij een huis - erf

grond die aan de staat behoort - staatsdomein

grond die erts bevat - ader

grond- en dijkwerker - polderjongen

grond in kaart brengen - kadastreren

grond in vruchtgebruik - leengoed

grond langs de rivier - griend

grond langs de zee - strand

grond om boerderij - erf, erve

grond ophogen - aanaarden

grond tot behandelen - reden

grond tussen dijk en rivier - oeverwal, uiterwaard

grond van weinig waarde - onland

grond van baron - baronie

grond van de staat - domein, territorium

grond van verdenking - indicatie

grond van weinig waarde - onland

grond voor vermoeden en verdenking - aanwijzing, indicatie, indicium, vingerwijzing

grondaanwinning - inpoldering, kolonisatie

grondbalk - kesp

grondbedekking - kleed, loper, tapijt

grondbedrag - basisbedrag

grondbeeld - model, prototype

grondbeginsel - dogma, element, fundament, kiem, principe, richtsnoer, stelregel

grondbeginsel betreffend - elementair, fundamenteel, principieel

grondbeginsel dat niet bewezen is - axioma

grondbegrip - categorie, principe

grondbegrip van een leer - leerbegrip

grondbeschrijvend - kadastraal

grondbeschrijving - kadaster

grondbestanddeel - element, kern

grondbetekenis van een woord - etymon

grondbewerking - eggen, gieren, mesten, ploegen

grondbewerkingsmachine - cultivator

grondbezit - eigendom

grondbezit in vruchtgebruik - leen

grondbezit van vazal - leen

grondbezit van vorst - kroondomein

grondbezitter - ingeland, landeigenaar, landheer

grondbezitter van een polder - ingeland

grondbezit van vazal - leen

grondbezitting - landerijen

grondboor - puls

grondconstructie - postulaat

grondel - dikkopje

gronddenkbeeld - grondgedachte

grondduiker- sifon

grondeenheid - monade

grondeigendom - grondbezit

grondeigendom van de staat - domein

grondeigenaar - gelande, landheer, landlord, propriëtair

grondeigenaar in polder - eigenerfde, ingeland

grondeigendom - grondbezit

grondeigendom van de staat - domein

grondeigenschap - axioma

grondel - dikkopje

grondeloos - bodemloos, ongegrond, onpeilbaar

gronden - baseren, funderen, grondverven, grondvesten, stichten, vesten

gronden aan de noordkust van Nederland - wadden

grond en goed - terdege

gronden op - baseren

gronderig - troebel

grondgebied - areaal, erf, land, rechtsgebied, rijk, staat, streek, terrein, territoir, territoor, territor, territorium, tuin

grondgebied van een munt - areaal

grondgebruiker - boer

grondgedachte - basis, beginsel, principe, thema

grondgetal - zestig

grondhaak - kloet

grondhoek - basishoek

grondhoogte - terp

grondhuur - erfpacht, pacht

grondig – afdoend, danig, degelijk, deugdelijk, diep, diepgaand, extensief, flink, fundamenteel, gedegen, geducht, indringend, ingrijpend, innig, radicaal, solide, stevig, terdege, troebel, uitentreuren, weldoordacht

grondig - grondlegging, stichting

grondig bespreken - beredeneren

gronding - grondlegging, stichting

grondlaag - fundament, onderlaag, precoat, residu, substraat

grondlaag met grondwater - kwelm

grond langs de weg - berm

grond langs de zee - strand

grondlasten - grondbelasting

grondleen - bordelagium

grondlegger - oprichter, stichter

grondlegger van de bacteriologie - Pasteur

grondlegger van de biochemie - Liebig

grondlegger van de elektriciteitsleer - Maxwell

grondlegger van de psychoanalyse - Fraud

grondlegger van de spectroscopie - Huggins

grondlegger van het Esperanto - Zamennof

grondlegging - gronding

grondlijn (wisk.) - basis

grondlijn - fundament, grondslag, grondvlak

grondlijster - pitta

grondmist - nevel

grondmuur - fondament, fundament, fundering

grondnoot - aardnoot, apenoot, katjang, olienoot, pinda

grondnotenolie - arachisolie

grond paal - funderingspaal, heipaal, juffer

grondpand - hypotheek

grondpein - kweek(gras)

grondplan - grondtekening, ontwerp, plattegrond

grondplant - lilmos

grondprobleem - kernprobleem

grondpunt - kernpunt

grondregel - axioma, basis, beginsel, norm, principe, programma, grondregel van een wetenschap - axioma, statuut, stelregel, theorie

grondregister - kadaster

grondrente - cijnsrecht

grondschaaf - horletoet

grondschuiver - bulldozer

grondslag - axioma, basis, beginsel, fundament, fundering, grondvest, handvest

grondslag leggen - baseren, funderen, grondvesten

grondslag van een dijk - zaat, zate

grondslag van muntstelsel - standaard

grondslagen betreffend - elementair

grondsoort - geest, grint, hei, hoogveen, kalk, keileem, klei, laagveen, leem, löss, mergel, moer, molm, oer, tuinaarde, veen, zand, zandsteen, zavel, zeeklei

grondsoort in Limburg - löss

grondsop - bezinksel, drab, droesem, heffe, moer, residu, zetsel

grondsteen - fundamant, hoeksteen

grondstelling - axioma, materie, postulaat, principe, stelregel

grondstof - element, erts, materiaal, materie, specie, stoffage

grondstof van asfalt - bitumen

grondstof voor aluminium - bauxiet

grondstof voor azijnbereiding - azijnzuur

grondstof voor beton - cement

grondstof voor bier - gerst, gist, hop, mout

grondstof voor brood - beslag, bloem, deeg, gist, graan, koren, meel

grondstof voor brouwerij - hop, mout

grondstof voor buskruit - houtskool, salpeter, zwavel

grondstof voor goedkope plastic - polystyreen

grondstof voor grammofoonplaten - schellak

grondstof voor inkt - gal(appel), galnoot

grondstof voor jenever - moutwijn

grondstof voor jodium - kelp (as van verbrand wier)

grondstof voor kaarsen - aardwas, ozokerlet, stearine

grondstof voor kleurstoffen - aniline

grondstof voor lekkernij - chocolade

grondstof voor limonade - essence

grondstof voor linnen - vlas

grondstof voor luciferskoppen - fosfor

grondstof voor macaroni - gries

grondstof voor metaal - bauxiet, (ijzer)erts

grondstof voor metaalbereiding - erts

grondstof voor meubel politoer - schellak

grondstof voor pap - melk

grondstof voor papier - cellulose, espartogras, hout, lompen

grondstof voor pannekoeken - beslag

grondstof voor pottenbakkers - gleis, klei, leem

grondstof voor suikerbereiding - beetwortel, suikerbiet

grondstof voor superfosfaat - calciumfosfaat, fosforiet

grondstof voor tennisbaan - gravel

grondstof voor textiel - garen, katoen

grondstof voor touw - hennep, sisal, vlas

grondstof voor macaroni, vermicelli etc. - hardgries

grondstof voor verf - aniline, indigo, loodacetaat, loodwit, meekrap, standolie

grondstof voor vernis - damar

grondstof voor was- en lichtechte kleurstoffen - antraceen

grondstof voor weefsels - afval, baardsel, bent, hennep, hongerwol, jute, kaard(sel), kamwol, katoen, (pluis, vezel), pluksel, ramen, sneerwol, spanzijde, spinzijde, snuit, spijt, vezelgewas, vlas(dot), vloksel, vlokzijde, vlokwal, vodje, wol, wolvet, zijde

grondstof voor zeepbereiding - alkali, loog, vetstoffen

grondstuk voor beelden en zuilen - basement, sokkel, voetstuk

grondtaal - begintaal, Germaans, Gotisch, Grieks, Latijn, oertaal grondtekening - delineatie, plan, plattegrond, schets

grondtekst - origineel

grondtoon - a, do, motief, prime, toonaard, tonica, ut

grondtoon van de toonladder - prime

grondtrek - hoofdlijn

grond tussen dijk en rivier - uiterwaard

grond verbetering - bevloeiing, irrigatie, melioratie, mesten

grondvernis - slijplak

grondverven - gronden

grondverwering - afslijting, erosie, uitholling

grondverzetmachine - bulldozer

grondvest - basis, fundament, grondslag, principe

grondvesten - baseren, funderen, gronden, stichten

grondvester - grondlegger, stichter

grondvester van da U.S.S.R. - Lenin

grondvlak - basis, bodem, bodemvlak, steunvlak, vloer

grond voor tuinbouw - teelaarde

grondvorm - model, type, voorbeeld, vorm

grondvuil (uitsmelten van edele metalen) - lavuur

grondwaarheid - axioma

grondwals - aardrol

grondwater - kwelwater, welwater, zakwater

grondwater betreffende - freatisch

grondweefsel van planten - parenchym

grondwerker - graver

grondwet - constitutie

grondwettelijk - constitutioneel, grondwettig

grondwoord - stamwoord

grondzee - stortzee

grondzuil - steunpilaar

Gronings bier - kluin

Gronings eiland - Rottum, Rottumeroog, Rottumerplaat

Gronings gebouw - Martinitoren

Gronings gewest - Fivelingo, Hogeland, Hunzingo, Oldambt, Reiderland, Westerkwartier, Westerwolde

Gronings hoog dorp - wierd(e)

Gronings vliegveld - Eelde

Gronings water - Boterdiep, Damsterdiep, Reitdiep

Groningse edelen (middeleeuwen) - redger

Groningse haven - Delfzijl, Zoutkamp

Groningse munt (17e eeuw) - flebbe

Groningse plaats -

4 Leek

5 Bedum, Haren, Marum, Ulrum

6 Beerta, Winsum

7 Delfzijl, Veendam, Warffum

8 Hoogkerk, Midwolda, Scheemda, Zoutkamp

9 Groningen, Grijpskerk, Hoogezand, Loppersum,

Muntendam, Onstwedde, Sappemeer, Uithuizen, Zuidhoorn

10 Appingedam, Grootegast, Noordwolde, Slochteren,

Vlagtwedde, Wildervank, Winschoten

11 Roodeschool, Stadskanaal

12 Bellingwolde, Musselkanaal, Nieuweschans

Groningse streek - Duurswold, Fivelingo, Goorecht,

Hunsingo, Oldambt, Westerkwartier, Westerwolde

groom - livreibediende, rijknecht, stalknecht

groot - aanmerkelijk, aanzienlijk, belangrijk, breed, enorm, fiks, geweldig, groots, kloek, kolossaal, lang, machtig, macro, mega, omvangrijk, ruim, uitgebreid, uitgestrekt, volwassen, voornaam, voortreffelijk, uitgebreid, uitgestrekt, uitstekend, voornaam, wijd

groot aantal - boel, massa, menigte, hoop, legio, veel, verzameling

groot applaus - ovatie

groot bedrag - miljoen, kapitaal, ton

groot beest - behemota, brontosaurus

groot bezit - gezondheid, rijkdom, schat

groot bierglas - pul

groot bioloog - Darwin, Carell, Mendel

groot boek - foliant

groot brengen - opfokken, opkweken, opvoeden

Groot-Brittanië - Engeland, Schotland

groot dichter - Dante, Goethe, Homerus, Schiller, Shakespeare, Shelley,

groot dik boek - pil, foliant

groot dik stuk - homp

groot diner - banket

groot drinkglas - bokaal

groot drukletter - regaal

groot eiland - Eire, Erin, Groenland ,Ierland

groot en breed - ruim

groot en diepgaande (kennis) - gedegen

groot en gerekt - lang

groot en ruim - breed

groot en sterk - flink, stevig, stoer

groot en stevig - fors, lijvig

groot en zwaar - grof, groot, log, lomp, lijvig

groot en zwaar persoon - gofferd

groot exemplaar - kanjer, knots

groot feest - gala, partij

groot figuur - held, reus

groot filmdoek - cinemascope

groot formaat papier - folio

groot gat in een kous - knol

groot gebergte - Alpen, Andes, Oeral

groot gebouw - burcht, dom, flat, hal, kasteel, kathedraal, kerk, schouwburg, stadion, theater, toren, wolkenkrabber

groot gebouw in Amsterdam - R.A.l.

groot gebouw voor sport - stadion

groot gebrek - gemis, penurie

groot geoloog - Lamarck

groot getal - legio, menigte, veel

groot gevaar - menner, temmer

groot geval - gevaarte

groot gevecht - titanenstrijd, veldslag

groot gasveld - weide

groot glas - bel, bokaal, drinkbeker, kelk, pintglas, tumbler

groot hert - eland, rendier

groot historicus - Fruin, Huizinga, Romein

groot huis - kasteel, slot, villa

groot in aantal - legio, talrijk

groot inlands hert - edelhert

groot jager - Nimrod, Orion

groot kapitaal - fortuin

groot koning - maharadja

groot koopvaardijschip - hulk

groot kussen - peluw

groot land - Australië, V. S., U. S. A., China, India, Rusland

groot lettersoort - canon, kapitaal

groot lichaam - kolos

groot logement - hotel

groot lokaal - zaal

groot maken - verheffen

groot man uit de geschiedenis - Alexander, Caesar, Erasmus, Hannibal, Napoleon

groot mens - enak, genie, held, kei, reus

groot mes - broodmes, hakmes, jachtmes, kalf, slagersmes, vleesmes

groot meubelstuk - dressoir, wandmeubel

groot muziekfeest - festival

groot nadeel (geldelijk) - strop

groot natuurkundige - Bohr, Celsius, Einstein, Fahrenheit Lorentz, Newton, Planck, Réaumur, Volta, Zernike

groot Nederlands - Diets

groot Nederlands schaker - Euwe, Timman

groot ongeluk - catastrofe, katastrofe, onheil, ramp

groot ongezuurd roggebrood - pompernikkel

groot onheil - calamiteit, catastrofe, ramp

groot (doordringend kijkend) oog - koloog

groot oorlogsschip - Dreadnought, vliegtuigmoederschip

groot opgezet - ambitieus

groot opzien - sensatie

groot papierformaat - folio, imperiaal, grootmediaan, grootoctavo

groot plat stuk hout - plaat

groot plein - esplanade

groot portaal - hal, vestibule

groot prehistorisch dier - mammoet, mastodont

groot pretpark - lunapark

groot projectiel - raket, torpedo

groot reder - soter

groot rijk - empirium, keizerrijk, kolos

groot rooster voor het braden - barbecue

groot ruiterfeest in Canada - stampede

groot schaakmeester - Aljechin, Bogoljubov, Botwinnik, Bronstein, Capablanca, Euwe, Fischer, Lasker, Morphy, Petrosian, Smislov, Spasski, Steinitz, Tal Timman,,

groot scheikundige - Laplace, Oparin

groot schietwapen - kanon

groot sleepnet - kol, zegen

groot soort drukletter - regaal

groot soort hagedis - krokodil

groot soort letter - hoofdletter, kanon, kapitaal, regaal

groot soort walvis - ork, orka

groot soort sportterrein - stadion

groot speenkruid - aambeienkruid

groot staatsman - Churchill, (de) Gaulle, Drees, Kennedy, Napoleon, Nehroe, Roosevelt

groot sterk mens - krachtpatser, mannetjesputter

groot sterrenkundige - Kepler, Tycho

groot strijkinstrument - bas, contrabas

groot stuk - bonk, brok, homp, klomp, klont, mop

groot stuk boter - klont

groot stuk doek aan de mast - zeil

groot stuk vis - moot

groot toonkunstenaar - maestro

groot treknet - wade

groot uitblinker - coryfee

groot uitvinder - Edison, Marconi

groot vaartuig - prauw

groot van lengte - lang

groot vee - runderen

groot verlies - debâcle, ramp, slag

groot vertrek - aula, hal, lokaal, zaal

groot vierkant zeil - razeil

groot vinvoetig dier - walrus

groot visnet - schrobnet, wade, zegen

groot vliegtuig - Jumbo

groot voertuig (boedh.) - mahajana, mahayana

groot volkscentrum - stad

groot voornaam huis - landgoed, landhuis, villa

groot voorplein - esplanade

groot voorstellen - opsnijden, opscheppen, overdrijven

groot voorwerp - gevaartejoekel, kanjer

groot vuur - brand, vuurzee

groot waardigheidsbekleder - kanselier

groot warenhuis - bazaar

groot water - meer, oceaan, zee

groot waterdier - narwal, nijlpaard, walrus, walvis

groot waterreptiel - alligator

groot watervat op schepen - legger

groot waterwerk - stuwdam

groot werk - reuzenkarwei

groot werpnet (aalvangst) - aalgeerjaagnet

groot wezen - reus

groot wijnglas - roemer, romer

groot wijnvat - toelast

groot winkelbedrijf - supermarkt, warenhuis

groot (Germaans-heidens) winterfeest - joelfeest

groot wiskundige - Boole, Euclides, Euler, Frege, Gauss

groot worden - groeien

groot zakmes - kortjan

groot zeedier - walrus, walvis

groot zeezoogdier - orka, walvis

groot zeilschip - fregat, galjoen

groot zoogdier - neushoorn olifant, rinoceros

groot, zwaar boek - turf

grootachtige brasem in de Middellandse Zee - osseoog

grootbrengen - braken, kweken, meevoeren, opgeven, opkweken, opmalen, opvoeden, voedsteren

grootdoener - dikdoener, opschepper, pocher

grootgebracht - getogen, opgevoed

grootgrondbezit - latifundum

grootgrondbezitter - bojaar

groothandelaar - grossier, jabber, negotiant

groot hans - bluffer, pocher

groothartig - edel, edelmoedig, grootmoedig, lankmoedig, nobel

groothartigheid - edelmoedigheid, grootmoedigheid, hoogheid

grootheid - aanzien, adel, grandeur, heerlijkheid, hoeveelheid, hoogheid, kwantum, luister, majesteit, quantum, verhevenheid, waardigheid

grootheidswaan - megalomanie

groothertogdom - Luxemburg

groothandelaar - grossier

groothartig - edel, edelmoediglankmoedig

groothartigheid - edelmoedigheid, hoogheid, grootmoedigheid

grootheid - adel, hoogheid, luister

grootheidswaanzin - megalomanie

groothertogdom - Luxemburg

groothoofdig - macrocefaal

grootje - grootmoeder , oma, opoe

grootkanselier van het pauselijk hof - aartskanselier

grootkanselier - opperzegelbewaarder

grootkop - bucephalus

grootkruis - erekruis, ridderteken

grootmaken - verheerlijken, verheffen

grootmoeder - beppe, besje, bestemoer grootje, oma, opoe

grootmoedig - aardig, edel(moedig), genereus, magnaniem, nobel, onbaatzuchtig, onzelfzuchtig, trotsvol

grootmoedigheid - edelmoedigheid, noblesse

grootmogol - Lenk, Timoer

grootogige vis - osseoog

grootouder - oma, opa, opoe

grootpoothoender - hamerhoen, maleo

groots – edel, enorm, fier, grandioos, heerlijk, hooghartig, hoogmoedig, immens, indrukwekkend, (muz.), kolossaal, luisterrijk, machtig, maëstuoso, magistraal, magnaniem, majestueus, massaal, meesterlijk, monumentaal, ontzaglijk, prachtig, roemrijk, reusachtig, ruim, schitterend, trots, verheven, weids

grootscheeps - royaal, weids

groots van afmetingen - enorm, gigantisch, kolossaal,

monumentaal

grootse prestatie - topprestatie

grootsheid - fierheid, hoogmoed, indrukwekkendheid, pracht, trots, verwaandheid

grootspraak - blague, bluf, bombarie, branie, bravado, eigenlof, fanfaronnade, gasconnade, gepoch, geschetter, gesnork, gezwets, jagerslatijn, lef, magnilokwentie, ophef, opschepperij, opsnijden, ostentetie, overdrijving, pocherij, poeha, praal, praalzucht, pralerij, roem, rodhomontade, snoeverij, vertoon, poeha, poeha, vanterie, vertoonmaking, visserslatijn

grootspraak van jagers - jagerslatijn

grootsprakig - snoevend, zwetsend

grootspreekster - pochster, snoefster

grootspreken - bluffen, keffen, overdrijven, pochen, snoeven

grootsprekend - glorieus, luisterrijk, roemrijk

grootspreker - blageur, bluffer, bramarbas, fanfaron, levenmaker, opschepper, opsnijder, overdrijven, pocher, praalhans, praler, pronker, renommist, snoever, windbuil, zwetser

grootsprekerij - renommage, snoeftaal

grootst - gewichtigst, grandioos, meest, uiterst, voornaamst

grootst (het) - extreem

grootstalmeester - maarschalk

grootste - meest, meeste

grootste afstand van de aarde tot de zon - afelium

grootste arend van Z.A. - harpij

grootste belasting - toelaatbaar

grootste continent - Eurazië

grootste deel - leeuwendeel

grootste der oude Griekse schilders - Apelles

grootste diamant - Culliman

grootste diersoort - bruinvis, olifant, potvis, walvis

grootste eiland der Antillen - Cuba

grootste eiland der Balearen - Majorca

grootste eiland ter wereld - Groenland

grootste eiland van de Balearen - Mallorca

grootste Europese uil - oehoe

grootste gedeelte - grotendeels, leeuwedeel, meerderheid, merendeel

grootste gemene deler - G.G.D.

grootste graad van kommer,smart, woede, enz. - paroxisme

grootste haven van Frankrijk - Marseille

grootste hertesoort - eland

grootste hoeveelheid - maximaal, meest

grootste hoogte - culminatie, top, zenith

grootste kantoorgebouw ter wereld - Pentagon

grootste klier - lever

grootste klok in klokkentoren - bourdon

grootste meer van Europa - Ladogameer

grootste rivier van Afrika - Nijl

grootste rivier van Europa - Wolga

grootste rivier van Java - Solo

grootste rivier van Rusland - Wolga

grootste rivier van Zuid-Amerika - Amazone

grootste schiereiland van Noord Amerika - Labrador

grootste schip van een rederij - vlaggeschip

grootste sloep van een schip - barkas

grootste soort hert - eland

grootste soort wipstaart - goudpluvier

grootste stad van Nebraska - Omaha

grootste strijkinstrument - (contra)bas

grootste vaart - topsnelheid

grootste vissershaven ter wereld - Grimsby

grootste vliegende vogel ter wereld - condor

grootste vogel van Amerika - nandoe

grootste wijnland ter wereld - Frankrijk

grootste woestijn ter wereld - Sahara

grootte - aantal, afmeting, breedte, formaat, getal, hoeveelheid, inhoud, kaliber, lengte, maat, omvang, sterkte, talrijkheid, volume, vorm, zwaarte

grootte en vorm - formaat

grootte bepalen - meten

groottemeter - megameter

groot-semenarie - scholastikaat

grootvader - opa, grootpapa

grootvader van Abraham - Nahor

grootvader van Aram - Noach, Noë

grootvader van David - Obed

grootvader van Kanaän - Noach, Noë

grootvader van Salomo - Isaï

grootvee - runderen

grootvizier - chiliarch

grootvleugeligen - macropterygidae

grootwaardigheidsbekleder - dignitaris

grootzegel aan orde - bul

grootzeil van de achterste mast van een viermastbark - Jigger

gros - aantal, meerderheid, meesten, merendeel, tal

grosse - agschrift

grossierderij - groothandel

grosso mode - (afk.) gr .m. , ruwweg

grot - hol, holte, spelonk, uitholling

grotdeskundige - speleoloog

grot in Noord-Spanje – Altamira

grote aak - samoreus

grote aal - lebaal

grote aanvangsletter - hoofdletter, initiaal

grote aap - baviaan, gorilla,, mandril, orang-oetang

grote adelaar - koningsarend

grote afkeer - haat, hekel, walging

grote afstand - stadie, verte

grote algemene kennis van het geestesleven - eruditie

grote auto - camion (Belg.), slee, truck

grote auto voor verhuizingen - verhuiswagen, tapissière

grote basluit - teorbe, theorbe

grote basviool - contrabas

grote beginletter - hoofdletter, initiaal

grote Beer - Hellewagen

grote Beer , een van de sterren van de - Alcor, Alioth, Benetnach, Dubhe, Megrez, Merak, Mizar, Phecda

grote beker - bokaal, roemer

grote beroemdheid - superster

grote binnenplaats – plein

grote blauwepruim - pruimedant

grote boerderij - farm

grote boor - avegaar, egger, effer zwikboor

grote borst - boezem

grote boterbloem - egelkolen

grote braadpan - kastrol, kasserol

grote brandnetel - nettel

grote brede schop - schoep

grote broeikas - serre

grote bijl - aks

grote bijval - furore

grote cirkel gaande door de twee polen - meridiaan

grote deurnis - portaal

grote diamant - Amsterdammer, Cullinan, Kohinoor, Orloff, Paragon

grote dichter - Dante, Goethe

grote dolk - kortelas

grote domheid - blunder, enormiteit, flater, stommiteit

grote domoor - uil

grote draagmand - bagge

grote drakendoder - Joris

grote drinkbeker - bokaal, kelk

grote drukletter - kapitaal, regaal, sabon

grote druklettersoort - missaal

grote duif op Nieuw-Guinea - kroonduif

grote dure auto - slee

grote dwaasheid - gekkemanswerk

grote edelsteen - Cullinan

grote eetbare huisjesslak - caracole, karakol

grote eetkamer - eetzaal

grote elektrische batterij - anodebatterij

grote emmer - amer, ameraal, puts

grote en algemene kennis van het geestesleven - eruditie

grote Europese rivier - Don, Donau, Rijn, Wolga

grote evangelist uit V.S. - Graham

grote feestbokaal - hanzebeker

grote figuur - reus

grote fles - bottel

grote fout tegen de regels van de spraakkunst - solicisme, soloecisme

grote Franse vazal - pair

grote geest - mahatma

grote geest (Indiaans) - manitoe

grote gehoorzaal - aula, auditorium

grote geldsom - kapitaal

grote gele, perzik - merkaton

grote gemeente - stad

grote gier uit de Andes - condor, koadok

grote gok - waagstuk

grote golf - baar, roller

grote graanschuur - silo

grote grasvlakte - campo, llano, pampa, poesta, prairie, steppe, toendra

grote grauwgroene appelsoort - reinet, renet

grote groep - menigte

grote groep hoefdieren - kudde

grote groep insecten - leger, zwerm

grote groep mensen - drom, massa, menigte

grote groep vissen - school

grote groep wielrenners – peloton

grote grondboor - puls

grote hagedis - leguaan, varaan

grote halsdoek - labaar, overslager

grote hamer - beuker, moker, slegel, slegge

grote hand - pollepel

grotehap - mondvol

grote haren zeef - teems

grote heer - padisjah

grote hersenen - cerebrum

grote hit - ked, ket, kidde

grote hoeveelheid - boel, berg, bom, drom, hoop, legio, massa, menigte, overvloed, slomp, smak, stapel, stortvloed, tal, veel, wolk, zee

grote hoeveelheid geld - fortuin, kapitaal, schat

grote hoeveelheid hooi - hooiberg, hooimijt

grote hoeveelheid katoen - baal

grote hoeveelheid mensen - menigte, schare

grote hoeveelheid schepen - vloot

grote hoeveelheid soldaten - regiment

grote hoeveelheid vissen - school

grote hoeveelheid water - zee

grote hoeveelheid zand - berg, woestijn

grote hofstede - havezaat, havezate

grote hond - bernardshond

Grote Hond, een van de sterren van de - Hondsster, Sirius

grote hoofdletter - unicaal

grote hoogte - berg

grote hoop - berg, gros, massa, menigte, stapel

grote houten hamer - sleg, slegge, slei

grote houten lepel - pollepel, sleef

grote houten zeilboot - klipper

grote huizenmassa - blok, flatgebouw, huurkazerne

grote ingang - poort

grote inktvis - achtarm, octopus

grote kaars op een kandelaar - stalkaars

grote kamer - lokaal, salon, zaal

grote kan - kit

grote katuil - bosuil, ransuil

grote kerk - basiliek, dom, kathedraal

grote kever in Z.Amerika - Hercules

grote klad inkt - mop

grote klamp om trossen vast te maken - bolder

grote knikker - bakker, bonket, stuiter

grote knobbel - carcinoom, gezwel

grote knol - koolraap, rammenas

grote kogel met ontplofbare lading - bom, raket

grote kuip - bad, tobbe

grote kwelling - tantaluskwelling

grote kwint - dominant

grote landmassa - continent, vasteland

grote lange vis - zaagbaars

grote leegte - vacuüm

grote lepel sleef

grote letter - majuskel

grote lettersoort - kanon, kapitaal, koeiekop, regaal

grote libel - glazenmaker, glazenwasser

grote lijster - appellijster

grote loofboom - sequoia

grote loods - hangar

grote loopvogel - scharrebijter, struisvogel

grote man - kolos, reus

grote margriet - ganzebloem, johannesbloem

grote massa - drom(men), hoop, horde, massa, menigte, meute, troep

grote meeuw - burgemeester

grote melktobbe - staar

grote meneer - banjer, banjerheer

grote menigte - bande, boel, drom, heleboel, hoop, leger, massa, troep, vleet, zee, zwerm

grote menigte krijgsvolk - leger, legioen

grote menigte sterren - starrenbeeld

grote menigte vogels - zwerm

grote meteoor - bolide

grote mier - brek

grote mislukking - catastrofe, debacle, flop, katastrofe

grote modderkruiper - meerpoet, donderaal

grote moedige vogel - adelaar, havik, valk

grote mogendheid - China, Rusland, USA, USSR, VS. Engeland, Frankrijk, Italië, Duitsland, Japan

grote motorsloep – barkas

grote muziekuitvoering - taptoe

grote naainaald - pook

grote naaldboom - ceder

grote nachtvlinder - nachtpauwoog

grote oceaan, eiland in de -

3 Yap

4 Wake

5 Baker, Efate, Flink, Goeam

6 Anatom, Bikini, Jaluit, Jarvis, Kadvak, Malden, Ponape,

Saipan, Tahiti

7 Baranof, Fanning, Howland, Matador, Norfolk, Palmyra

8 Eniwetok, Johnston, Pitcairn, Wrangell

9 Guadelupe

10 Paaseiland, Tongalaboe

grote oceaan, eilandengroep in de -

7 Fidzji´s, Midways

8 Aleoeten, Hebriden, Koerilen, ,Marianen, Sporaden

9 Carolinen, Galapagos, Louisiaden, Melanesië,

Polynesië,

Rioe-Kioes, Tokelaoes

10 Filippijnen, Micronesië, Toeametoes

16 Bismarck-archipel

grote oceaan, trog in de -

7 Yaptrog

9 Bonintrog, Japantrog, Palautrog, Tongatrog

10 Mexcotrog

11 Atacamatrog, Kermadetrog,

12 Acapulcotrog, Aloetentrog, Koerillentrog,

Marianentrog, Rioekioetrog

16 Bougainvilletrog

grote onderneming - concern, kartel, trust

grote onzin - kolder, waanzin

grote oorrob - zeeleeuw

grote opeenhoping - aandrang

grote ontplofbare kogel - dumdum, granaat, bom

grote opgang - furore

grote orchidee - reuzenorchis

grote overdekte ruimte - hal

grote personenauto - stationcar

grote piano - vleugel

grote piethamer - slaghamer

grote plaats - metropool, stad

grote platte boot - aak

grote platte mand - wan

grote pluvier - griel, wilster

grote pruik uit de zeventiende eeuw - allongeprulk

grote puts - amiraal

grote raam- of spanzaag - schulpzaag

grote ramp - calamiteit, cataclysme, catastrofe, katastrofe, onheil, watersnood

grote reistas - koffer

grote rivier - Amazone, Don, Donau, Ganges, Indus, Maas, Mekong, Nijl, Mississippi, Rijn, Taag, Tsjaad, Waal, Wolga,

Zambezi

grote rivier in Afrika - Kongo, Niger, Nijl, Senegal

grote rivier in Amerika - Amazone, Mississippi

grote rivier in Azië - Ganges, Indus, Hoangho, Jangtsekiang, Lena, Mekong, Ob

grote rivier in Duitsland - Elbe, Oder, Rijn, Wezer

grote rivier in Engeland - Theems

grote rivier in Frankrijk - Garonne, Loire, Rhône, Seine

grote rivier in Italië - Po, Tiber

grote rivier in Nederland - Maas, Rijn, Waal

grote rivier in Rusland - Wolga

grote rivier in West-Afrika - Senegal

grote rode zure kers - griotte

grote roeiboot - aak, barkas, pinas, sloep

grote roeisloep - barkas

grote rommel - bende, pan, rotzooi

grote ronde cake - tulband

grote ronde vrucht - pompoer

grote roofvis in modderige rivieren - meerval

grote roofvogel - adelaar, condor

grote ruwe steenmassa - rots

grote sabel - sarras

grote sardien - pelser

grote schaalvormige platte mand - schudwan, tampa, wan

grote schaar - legio

grote scheepslantaarn - brandaris

grote schelm - boosdoener, spitsboef

grote schelp - reuzenschelp

grote schare mensen - menigte

grote schep - ballaster, bats

grote schop - bats

grote sinaasappel - Jaffa

grote sjaal - omslag

grote slachting - bloedbad, hecatombe

grote slagader - aorta

grote slagputs - ameraal

grote slang - python

grote slee - ar, arre

grote sloep - barkas

grote smart - beproeving

grote smidshamer - voorhamer

grote som gelds - kapitaal

grote soort letter - canon, kapitaal, re

grote soort nachtuil - schuifuil

grote Spaanse vloot - armada

grote spiegel - psyche (draaibaar)

grote spijker - draadnagel, rong, taats

grote spijker voor houten vloeren - zoldernagel

grote spijt - hartknaging, hartzeer, wroeging

grote spin in Amerika - vogelspin

grote stad in Afrika - Alexandrië, Caïro

grote stad in Amerika - Boston, Chicago, New-York, Washington

grote stad in Australië - Melbourne, Sydney

grote stad in Azië - Bombay, Calcutta, Peking

grote stad in België - Antwerpen, Brussel

grote stad in Duitsland - Aken, Berlijn, Dortmund, Essen, Frankfurt, Hamburg,, Hannover, Keulen, München, Wupperthal

grote stad in Engeland - Birmingham, Leeds, Londen, Manchester, Sheffield, Southampton

grote stad in Italië - Genua, Milaan, Napels, Rome, Venetië

grote stad in Nederland - Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage

grote stad in Oostenrijk - Wenen

grote stad in Rusland - Leningrad, Moskou

grote stad in Spanje - Barcelona, Madrid

grote stad in Zuid-Amerika - Rio

grote steekvlieg - tseetseevlieg

grote steen - kei, rolsteen

grote steenmassa - klip, rots, rotsgevaarte

grote sterke man - enak, goliath, kanjer, reus

grote stoep - bordes, trottoir

grote stommiteit - enormiteit

grote strijd - oorlog, wedstrijd, worsteling

grote stroming - golfstroom

grote tas - karbies

grote terts - majeur

grote tertstoonaard - majeur

grote teug - gulp

grote tobbe - balie

grote toeloop - run, rush

grote troep - karavaan

grote trom in een Moskee - bedoek

grote tuin - hof, park, paviljoen

grote tuin in stad - park

grote uitroeiing - genocide

grote uitschuifbare ladder - magirusladder

grote vaardigheid - volubiliteit

grote verzameling - collectie, compilatie, museum (oneigenlijk)

grote verkeersweg - autobaan, rijksweg, snelweg, verkeersader

grote verwondering - verbazing

grote verzameling huizen - stad

grote verzameling sterren - sterrenhemel

grote viervoeter - kameel, olifant

grote vis - kanjer, tarbot

grote vleermuis - kalong

grote vlerkpauw - karakor, korekore

grote vlieg - brems, bremze, bromvlieg, daas, horzel, paardevlieg, steekvlieg, tseetseevlieg

grote vloot - armada

grote vogelkooi - voliere

grote volwassen ever - zeiler

grote vorstbult - pingo

grote vrucht - ananas, kalebas, kokosnoot, meloen, ponpoen, suikermeloen

grote vijgenboom - waringin

grote vijzel - mortier

grote waadvogel - flamingo

grote waaier - poenka (Indon.)

grote walvis - ork

grote warmte - hitte

grote waskuip - tobbe

grote waterbak - tank

grote waterplas op de heide - slat, ven

grote watersnip - poelsnip

grote watervlakte - zee

grote weide - meers

grote wereld - aristocratie, macrocosmos

grote wereldzee - oceaan

grote werkplaats - fabriek

grote wesp - horzel

grote wezel - hermelijn

grote wielerronde - toer

grote winkelzaak - bazaar, bazar, magazijn, supermarkt, warenhuis

grote woede - razernij

grote woestijn - sahara

grote wollen en katoenen lap - tiretein

grote woordenrijkdom - verbositeit

grote wroeging - hartknaging, hartzeer

grote wurm - lintwurm

grote zaak - supermarkt, warenhuis

grote zaal - aula, hal

grote zak van grof linnen - baal

grote zandvlakte - woestijn

grote zee - oceaan

grote zeebewoner - walvis

grote zeef - teems

grote zeef voor graan - harp

grote zeekreeft - langoest

grote zeevis - goudmakreel, ork

grote zeevogel - albatros

grote ziener - maharishi

grote zilveren munt - knaak, rijksdaalder, riks

grote zure kers (rode) - griotte

grote zwaardwalvis - ork

grote zware hamer - moker

grote zware persoon - dikzak, goffer, gofferd

grote zwarte mier - brek

grote zwarte waterketel - moor

grote zwemvogel - pelikaan, zwaan

grotelijks - erg, hevig, zeer

grotendeels - merendeels, voornamelijk

groter - meerder

groter aantal - meer, meerderheid

groter maken - vergroten

groter of meer in aantal dan nodig is - overtollig

groter worden - groeien, opgroeien, toename, toenemen

grotere getalssterkte - overmacht

grotere sterkte - superioriteit

grotesk - barok, bizar, fantastisch, grillig, potsierlijk, raar, vreemd, vreemdsoortig, wonderlijk, zonderling

grotonderzoek - speleologie

grotonderzoeker - speleoloog

grotparel - pisoliet

grotsalamander - olm

grotwerk van schelpen, koralen en stenen - rocaille

grove - ruwe

grove belediging - hoon, outrage, smaad

grove blunder - bok, flater, enormiteit

grove den - green, mastspar, pijnboom

grove doek - dweil

grove fout - blunder, bok, enormiteit, flater

grove fout tegen de spraakkundige regels - solecisme

grove geweven stof - jute

grove humor - slapstick

grove kant - bisette

grove kerel - bonk, knoet

grove kiezelsteen - maaskei

grove laster - smaad

grove lat - raster

grove schoen - barrel

grove stof - abaca, fitiretein, goeni, gonje, jute, tweed

grove straatsteen - kassei

grove taalfout -sloecisme, solecisme

grove tarwe - amelkoren, spelt

grove vijl - basterd vijl, rasp

grove wollen stof - aba, pilo, ras, trijp, tweed, stamijn

grove zinnelijkheid - lubriciteit

grovelijk - erg, schromelijk, zwaar

grovigheid - lompheid, ruwheid

gruis - brokje, gries, korreltje, mortel stukje, poeder, puin, serpeling, zandje

gruis maken - mortelen

gruis van steenkool - koolaarde

gruit - gagel

gruizel - griezel, scherf

grut - boekweit, gort, gruis, kinderen, kleingoed, kriel, ontuig, uitschot

grutboer - grutter

grutten - gorst, griesmeel

gruttenbrij - boekweit, gerste

grutter - grutmolenaar, kruidenier

grutterswinkel - grutterij

grutto - griet, grit, marel

gruwbaar - afschrikwekkend, afgrijselijk, afschuwelijk, ontzettend, vreselijk

gruwel - abominatie, antipathie, afgrijzen, afkeer, afschuw, atrositeit, degout, geschil, gruweldaad, haat, hekel, horror, huivering, nijd, octium, rancune, ruzie, tegenzin, twist, vete, walg, weerzin walging, wanbedrijf, wrok, ijzing

gruwelen - gruwen, huiveren

gruwelijk - afgrijselijk, afschuwwekkend, detestabel, erg, ontzettend, repugnant, vreselijk, weerzinwekkend

gruwelijkheid - gruwel, ijselijkheid

gruwelmoord - massacre

gruwen - griezelen, huiveren, ijzen, walgen

gruwzaam - afschuwwekkend, afschuwelijk, verschrikkelijk

grijnen - grienen

grijns - glimlach, grimas, grijnslach, spotlach

grijnslach - spotlach

grijnzaard - grommer, knorrepot

grijnzen - grinniken, huilen, lachen,

grijnzend - demonisch, duivels, sardonisch, satanisch, spotlachend

grijnzend lachen - grinniken

grijpachtig - begerig

grijpbaar - bereikbaar, concreet, tastbaar

grijpen - (aan)pakken, aanvatten, beetpakken, beroeren, krijgen, nemen, pakken, snappen, vangen, vastpakken, vatten

grijpen (in het wilde weg) - grabbelen

grijpen naar - reiken

grijper - excavateur, grondgraafmachine, vanger

grijper (grondgraafmachine) - excavateur

grijprtje - pakkertje

grijpvogel - griffioen, krakeend, lammergier

grijs - aloud, bar, donkerwit, grauw, groezelig, lichtblauw, overoud, oud, schier, vaal

grijsaard - bejaarde, nestor, oude

grijsachtig geel - beige

grijsachtig metaal - kobalt

grijsbont - grauwgevlekt

grijs en bejaard - oud

grijsgrauw - vaalgrauw

grijsgroene kleur - reseda, zegroen

grijsgroene roestlaag op brons en koperwerk - patina

grijsheid - ouderdom

grijskruid - knoflookkruid, kruiskruid

grijs of flets - vaal

grijs schilderwerk - grisaille

grijs worden - poliose

grijze fijnkorrelige zandsteen - molasse

grijze kleur - asgrauw grauw,

grijze kristallijne stof - arseen

Guadalcanal, hoofdstad van - Honiara

Guam, hoofdstad van - Agana

guano - vogeldrek

Guatemala, berg in - Agua, Fuego, Tajumalco

Guatemala, bevolkingsgroep in - Ladino´s

Guatemala, luchtvaart mij. van - Avizteca

Guatemala, munt van - centavo, quetzal

Guatemala, oorspronkelijke bewoner van - Maya

Guatemala, politicus in - Armas, Barrios, Cabrera, Carrera, Fuentos

Guatemala, stad in - Coban. Guatemala, Quetzaltenango, Zacapa

Guatemala, vulkaan in - Tacana, Tajamulco

gueridon (Fr.) - siertafeltje

guichel - gekheid, goochelarij, grimas, oog bedrog, toverij, toverwerk

guichet (Fr.) - deurraampje, loket

guide (Fr.) - geleide, gids, vleugelman, wegwijzer

guillotine - valbijl

guillotineren - decapiteren

Guinee, bevolkingsgroep in - Foelbe, Kossi, Malinké, Soussou

Guinee, drank in - bili

Guinee, hoofdstad van - Conakry

Guinee, munteenheid in - Cauri, sily

Guinee, politicus in - Touré

Guinee, schiereiland van - Kaloem

Guinee, stad in - Dalaba, Kankan, Hindia, Mamoe

Guinees biggetje - cavia, marmot

guirlande - bloemslinger, festoen

guit - bengel, clown, deugniet, grappenmaker, kwant, kwant, leperd, nar, olijkerd, pagadder, platje, rakker, schalk, schavuit, schelm, slimmerd, snaak, vlegel

guitachtig - schalkachtig, schelmachtig

guiterij - polissonnerie

guitig - grappig, boertig, koddig , loos, luimig, malicieus, olijk, ondeugend, onschuldig, petillant, plat, schalks, schelms, snaaks

guitigheden - allotria

guitigheid - ondeugd

guitstuk - guitenstreek, jongensstreek

gul - cordiaal, gastvrij, goedgeefs, goedhartig, goedrond, hartelijk, joviaal, kwistig, liefdadig, mild, milddadig, offervaardig, onbekrompen, openhartig, overvloedig, resoluut, royaal, rijkelijk, scheutig, spendabel, vrijgevig, warm, weldadig, zacht

gul onthaal - gastvrijheid

gulden - dore, florijn, fl., gld, gouden, pegel, pegulant, piek, pieterman, pop, soof (barg.),

guldenappel - Adamsappel, paradijsappel

guldenteken - fl.

gulden maand - maart

gulden mysterie - Maria-boodschap

gulhartig - gastvrij, hartelijk, joviaal, oprecht, openhartig

gulhartigheid - gastvrij, gastvrijheid, jovialiteit, mildheid, vriendelijkheid, vrijgevigheid

gulheid - kwistigheid

gul in het onthalen - gastvrij

gulle gastheer - amphitryon

gulp - broeksplit, golf, plens, slok, sluiting, split, straal, stroom, zwalp

gulp water - guts, plens, zwalp

gulpen - golven, gutsen, plens, plons, rits, slokken, stromen, teug, zwelgen

gulp in broek - split

gulweg - guluit, ronduit

gulzand - stuifzand, welzand

gulzig - begerig, graag, gretig, inhalig, onmatig, overdadig, schrokkerig, schrokkig, vraatzuchtig

gulzig doorzweigen - slokken

gulzig eten - buffelen, lepelen, schranzen, schrokken, slokken, verorberen, vreten, zwelgen

gulzig slikken - slokken

gulzigaard - doorjager, freter, gourmand, lekkerbek, slokken, hebberd, schranser, schrok, schrokhans, schrokkerd, schrokop, slokkerd, slokop, veelvraat, vraat, vreetwolf, vreetzak, vreter, zwelgerd

gulzige eetster - vreetster

gulzige eter - slokker, slokkerd, schranzer, slokop, vraat, vreter

gulzigheid - snoepzucht, voraciteit, vraatzucht

gum - gom, stuf, vlakgom

gummi - caoutchouc, elastiek, gom, rubber

gummiartikelen - preservatief, perservativa

gummidop op zuigfles - speen

gummidruk - offsetdruk

gimmimelksap van een sapotilleboom - chicle

gummistok - knuppel, wapenstok

gunnen - laten, toestaan, toewijzen, verlenen

gunst - affectie, begunstiging, benefice, benevolente, faveur, gena, genegenheid, genade, goedgezindheid, goedheid, gratie, pre, prebende, voordeel, voorkeur, voorrecht, voorspoed,

gunstbewijs - genade

gunstbrief - octrooi

gunsteling - beminde, favoriet, lieveling, mignon, protégé, troetelkind

gunsteling van Caesar - Brutus

gunsteling van Dionysios - Damocles

gunsteling van Nero - Petronius, Seneca

gunster - glans, schittering, sprank, vonk

gunstgodin - Eumenide, wraakgodin

gunstenjager - naloper, strooplikker, vleier

gunstig - aangenaam, batig, bevorderlijk, dienstig, favorabel, florissant, genadig, genegen, gewenst, goed, goedgezind, handzaam, innemend, instemmend, meegevallen, mooi, nuttig, optimaal, positief, rooskleurig, toestemmend, voordelig, voorspoedig, welgezind, welwillend

gunstig bekend staande - gerenommeerd

gunstig bekend zijn - faam

gunstig doen uitkomen - flatteren

gunstig en fraai - mooi

gunstig gezind - favorabel, genegen, goed, toegedaan, toegenegen, welgelegen, welwillend

gunstig gezind zijn - aanlachten, toelachen

gunstig toeval - geluk

gunstig verlopen - meevallen

gunstig zijn - meevallen

gunstige bekendheid - beroemdheid, faam, geliefdheid, naam, populariteit, roem, roep

gunstige aanbeveling - recommandatie

gunstige eigenschappen - merite, voordelen

gunstige indruk maken - ogen

gunstige kant - lichtzijde

gunstige reputatie - aanzien, prestige

gunstige toestand - bloei, gelegenheid, geluk, tevredenheid, voorspoed

gunstige wind - wauw (zeeterm)

gunstiggezind - bemind, geliefd, genegen, toegedaan, toegenegen, welwillend

gunstiggezind zijn - aanlachen, toelachen

gunstigst - optimaal

gunstrijk - goedgunstig

gure noordwestenwind - mistral

gust - blut, droogstaand, guist, leeg, lens, mager, onbevrucht, schraal, vaar

guts - plens, golf, holbeitel, pets, puts, scheut, steekbeitel, zwalp

gutsen - golven, gooien, gulpen, neerstromen, plenzen, regenen, storten

gutta - druppel

guttapercha - balata, gummi, rubber

guur - akelig, bar, kil, koud, naar, onaangenaam, ongenadig, schraal, snijdend, winderig, wreed

guur en droog - schraal

guurte - kilte

guur weer - herfstweer

Guyana, berg in - Roraima

Guyana, hoofdstad van - Georgetown

Guyana, rivier in - Berbice, Coeyouni, Demarara, Essequibo, Mazerorni

gijl - biergist, schuim

gijn - hijstouw, scheepstouw, takel

gijzeling - arrest, terreurdaad

gymnaste - turnster

Gymnastiek - turnen

gymnastiek toestel - bok, brug, halter, klimtouw, ladder, paard, rek, rekstok, ringen, trampoline, trapeze, wandrek

gymnastiekwerktuig - halter, klimtouw

gy.nastische oefeningen - turnen

gyneacecum - harem, vrouwenverblijf

gynaecoloog - vrouwenarts

Györ - Raab

gyratie - draaiing

gyrokompas - tolkompas

gyromantie - waarzeggerij

G-sleutel - solsleutel

................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download