Media.scholieren.net



Samenvatting Economie WereldeconomieH.1 Een wereld van verschillen *BBP is een veelgebruikte welvaartsindicator= een maatstaf voor de welvaart. *de armoedegrens= het bedrag dat minimaal nodig is om menswaardig te kunnen leven ($1,25 per dag volgens de Wereldbank) Koopkrachtpariteit:Om het verschil in prijzen te ondervangen gaan internationale inkomensvergelijkingen uit van een standaard pakket goederen en diensten. De waarde van dit pakket wordt uitgedrukt in de lokale munteenheidOp basis daarvan wordt voor elk land een omrekeningsfactor vastgesteld = koopkrachtpariteit = dus een theoretische wisselkoers die rekening houdt met prijsverschillen Beperkingen BBP (per hoofd) en koopkrachtpariteit:cijfers zeggen niks over de inkomensverdelingkoopkracht is niet de enige maatstaf voor welvaart Human Development Index (HDI)Zegt meer over welvaart dan alleen de koopkracht. Is een indexcijfer berekend als gewogen gemiddelde van een aantal indicatoren zoals koopkracht, gezondheidszorg en onderwijs H.2 Het internationale economisch verkeerInternationale handel van goederen en diensten : arbeidsdeling/arbeidsverdeling= de verdeling van het productieproces in deeltakenImport (invoer) = de waarde van de in het buitenland gekochte producten. Geldstroom van Nederland -> buitenland Export (uitvoer) = de waarde van de aan het buitenland gekochte producten . Geldstroom van buitenland -> Nederland Saldo op de handelsbalans= het verschil tussen de waarde van de goederenuitvoer en de goedereninvoer . uitvoer > invoer = handelsoverschot, uitvoer < invoer = handelstekort Invoervolume/ uitvoervolume= de hoeveelheid die ge?mporteerd of ge?xporteerd wordt. De waarde = volume x prijs Wederuitvoer= goederen die zijn ingevoerd, tijdelijk eigendom worden van een Nederlands bedrijf en vervolgens na een kleine bewerking worden uitgevoerd. Doorvoer= als goederen Nederland binnen komen en weer uitgaan zonder dat het tijdelijk eigendom dom wordt van Nederland exportquote= de waarde van de uitvoer uitgedrukt in procenten van het BBP Export x 100 % BBP Importquote= de waarde van de invoer uitgedrukt in procenten van het BBPImport x 100% BBP Open economie= als de exportquote en de importquote van een land erg hoog zijn . er is in verhouding tot het bbp veel buitenlandse handel Gesloten economie = autarkie= als de exportquote en importquote van een land erg laag zijn handelstheorie:Opofferingskosten= de kosten voor het uitvoeren van een taak Absoluut kostenvoordeel= als een land de laagste kosten heeftComparatief kostenvoordeel= het land met de laagste opofferingskosten voor een product De comparatieve-kostentheorie laat zien dat het voordeling is om internationaal te ruilen, ook als een land beter is in het produceren bij beide producten.Oorzaken van kostenverschillen: Kostenverschillen worden met name veroorzaakt door de beschikbaarheid van productiefactoren. Het gaat hier om de kwaliteit + kwantiteit van natuurlijke hulpbronnen, arbeid, kapitaal en ondernemerschap. Natuurlijke hulpbronnen: klimaat + aanwezigheid van grondstoffen Arbeid: loonkosten -> landen met lage lonen kunnen een comparatief voordeel behalen bij arbeidsintensieve productie Sociale onrust -> veel stakingen leiden tot onrust en productieverliesArbeidsproductiveit. Wordt o.a. bepaald door human captial/ menselijk kapitaal= het geheel aan kennis, ervaring en vaardigheden van de beroepsbevolking Kapitaal: aanwezige voorraad kapitaalgoederen en de kwaliteit daarvan bepalen een deel van de concurrentiekracht van een land. Omvat machines, installaties, bedrijfsgebouwen, infrastructuur. Hierbij spelen schaalvoordelen een rol : ontstaan als door uitbreiding van de productie de kostprijs daalt. Productdifferentiatie:Volgens de comparatieve kostentheorie zou elk land zorgen voor de totale productie van een product. Omdat mensen behoefte hebben aan verschillende producten wordt er toch in meerdere landen hetzelfde product gemaakt.Protectie:Protectiemaatregelen moeten de eigen economie beschermen. -> door invoer belemmeren en/of uitvoer stimuleren. Bij tarifaire protectie wordt de prijs van een product be?nvloed-> door invoerheffingen (waardoor er minder ge?mporteerd wordt) en uitvoersubsidies (de kosten per product nemen af -> producent kan beter concurreren op de wereldmarkt) Andere maatregelen zijn non-tarifair -> via regels en eisen zoals invoerquota ( overheid stelt een maximaal toegestane invoer vast) en administratieve belemmeringen (overheid stelt voorwaarden aan producten) Handelspolitiek:Bij vrijhandel wordt daar geproduceerd waar dit relatief het goedkoopste is. protectie vervalst de concurrentie en leidt tot verlies van effici?ntie. Als een land begint met protectie, zullen andere landen volgen Hier is een gevangenen dilemma: dominante strategie= protectie. Als iedereen kiest voor protectie kom je er allemaal samen slechter vanaf dan als er vrijhandel is -> suboptimale oplossing Argument voor vrijhandel: bedrijven moeten innovatief blijven Argument voor protectie: Als je vitale producten niet zelf produceert ben je kwetsbaar bij conflictenOpkomende industrie?n krijgen niet de kans om zich te ontwikkelen (bij ontwikkelingslanden)Het internationale verkeer van productiefactoren:Kapitaal:Buitenlandse beleggingen zijn bedoeld om inkomen te verdienen of vermogen op te bouwenBuitenlandse investeringen zijn bedoeld om zeggenschap binnen een bedrijf te verkrijgen Multinationals zijn ondernemingen die in het buitenland investeren. Motieven: onderzoek naar aanwezigheid van bodemschatten + aanwezigheid van arbeid en kapitaal Bij outsourcing worden taken uitbesteed aan een bedrijf in een ander land Bij offshoring wordt een deel van het productieproces verplaatst naar een ander landEen spin-off is een nieuw bedrijf dat voort komt uit een moederbedrijf waar de kennis vandaan komt Valutaspeculatie is een belangrijk deel van de kapitaalbewegingen. Valutaspeculatie kan grote wisselkoersschommelingen met zich mee brengen -> tobintaks is een idee van James Tobin om belasting te heffen op kapitaaltransacties om het flitskapitaal te ontmoedigen Arbeid:Economische migratie= als mensen van lage inkomensland naar hoge inkomenslanden verhuizen Een werknemer wordt alleen aangenomen als zijn loon lager is dan zijn arbeidsproductiviteit Gevolgen voor het land waar mensen naar toe trekken (hoge inkomens land):Laagopgeleiden uit het land worden de dupe van mensen die hun werk doenHet aantrekken van hoogopgeleiden zorgt voor een toename van kennis Gevolgen voor het land van oorsprong:Inkomensoverdrachten van migranten naar achtergebleven familieKennisvlucht/ braindrain: hoogopgeleiden verlaten het land -> het land verliest het meest productieve deel van de beroepsbevolking + de kosten van hun opleiding Kapitaalinkomen= het verschil tussen arbeidsproductiviteit en loon = werkgeverssurplus -> wordt verdeeld over winst, rente, pacht en huur BBP= kapitaalinkomen + loon H.3 Europese integratieDe samenwerking binnen de EU is gericht op:Het verhogen van de levensstandaard van de EU-burgerHet streven naar volledige werkgelegenheidDuurzame economische groei De basis voor economische integratie wordt gevormd door het stand brengen van de interne markt met vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal. EU-begroting:Inkomsten:Contributie, gekoppeld aan btw-ontvangsten en hoogte bbpInvoerheffingen Uitgaven:50% van de uitgaven aan structuurbeleid/cohesiebeleid= geld gebruikt om armere regio’s te helpen hun economische achterstand in te halen 30 % van de uitgaven aan landbouwbeleid, voor een veilige en kwalitatief hoogwaardige voedselvoorziening + steun aan Europese boeren Rest aan subsidies voor onderzoek, innovatie en sociaal beleid Rijke landen betalen dus meer dan armere landen, arme landen krijgen meer dan rijke landen Rijke landen dus nettobetalers, arme landen dus netto-ontvangers Beleidsterreinen van de EU:Gemeenschappelijk landbouwbeleid:Gericht op het produceren van voldoende voedsel voor de bevolking -> door verhoging van de productiviteit + streven naar redelijke inkomens voor de boeren en redelijke prijzen voor de gebruikers In eerste instantie protectionistisch beleid: Boeren krijgen minimumprijzenEr zijn invoerheffingen voor producten uit buitenlandEr zijn exportsubsidies voor boeren binnen de EUOverheid koopt overschot opBoeren weten: krijgen een minimumprijs, aanbodoverschot wordt opgekocht->zij gaan maximaal produceren-> ontstaan boterberg en melkplasDaarom landbouwhervormingen:Afschaffen minimumprijzenVerdwijnen van exportsubsidies Meer oog voor milieubeleidMededingingsbeleid:in de EU moeten alle producten verhandeld kunnen worden -> concurrentie- of mededingingsomstandigheden dienen optimaal te zijn Want concurrentie -> lagere prijzen+ effici?ntere productiemethoden + innovatie -> EU wordt sterker t.o.v. andere handelsblokken Milieubeleid:Milieuproblematiek is grensoverschrijdend-> gemeenschappelijke Europese aanpak nodig -> er moet samengewerkt worden -> daarvoor is collectieve dwang nodig (anders free-ridersgedrag) -> bindende afspraken in internationaal verband Structuurbeleid/cohesiebeleid:Eu wil welvaartsverschillen tussen lidstaten verkleinen -> convergentie tussen landen. Landen en regio’s met economische achterstand krijgen steun uit het structuurfonds bij ontwikkelen van bedrijvigheid, opleiden van werknemers, aanleggen van infrastructuur en opruimen van milieuvervuiling H.4 Betalingsbalans en wisselkoers Betalingsbalans:De betalingsbalans geeft een overzicht van ontvangsten van het buitenland en uitgaven aan het buitenland in een bepaalde periode -> bedragen over een bepaalde periode, dus stroomgrootheden Wordt gesplitst in lopende rekening en kapitaalrekening:Lopende rekening: Hierop worden overboekingen geboekt die van invloed zijn op het nationaal inkomen:Ontvangsten: inkomens die Nederlanders verdienen in het buitenland Uitgaven: inkomens de buitenlanders verdienen in Nederland Het gaat om primaire inkomens: loon, rente en winst. Met name om export (inkomsten) en import (uitgaven) van goederen en diensten . Ontvangsten > uitgaven = overschot op de lopende rekeningOntvangsten < uitgaven = tekort op de lopende rekening Kapitaalrekening:Hier worden de geldstromen geboekt die voortkomen uit investeringen, leningen en beleggingenKapitaalexport = uitgaven door het uitlenen van geld aan het buitenland of het investeren in het buitenland + betalen van aflossingen aan het buitenland Kapitaalimport = ontvangsten vanuit het buitenland : lenen van geld uit het buitenland of buitenlandse bedrijven die hier investeren + aflossingen van buitenlanders op een lening in Nederland Ontvangsten> uitgaven = overschot op de kapitaalrekening Ontvangsten< uitgaven = tekort op de kapitaalrekening. Let op: Rente wordt geboekt op de lopende rekening (want primair inkomen), aflossingen op de kapitaalrekening. Materieel saldo= totale saldo op de betalingsbalans. Valutareserve=deviezenreserve = de voorraad internationale betaalmiddelen. Geld ontvangen vanuit het buitenland -> reserve neemt toe. Geld uitgegeven aan buitenland -> reserve neemt af Totale valutareserve neemt dus toe of af met het saldo op de betalingsbalans Verband lopende rekening en kapitaalrekening:Overschot op de lopende rekening =export>import=meer geld uit het buitenland ontvangen dan uitgegeven. -> het overschot zal belegd worden-> gebeurt dit in het buitenland dan is er een uitgave op de kapitaalrekening -> overschot op de lopende rekening gaat dus samen met een tekort op de kapitaalrekening -> betalingsbalans wordt in evenwicht gehouden Met een tekort zal er geleend worden-> ontvangst op de kapitaalrekening -> tekort op de lopende rekening gaat dus samen met een overschot op de kapitaalrekening -> evenwichtVerband kapitaalrekening en toekomstige lopende rekening:Veel leningen op de kapitaalrekening -> in de toekomst veel rente betalen-> rentebetalingen worden geregistreerd op de lopende rekening -> in de toekomst een tekort op de lopende rekening Wisselkoers:wisselkoers= de waarde van een munt uitgedrukt in de waarde van een andere munt. Appreciatie= stijging van de wisselkoers. Depreciatie= daling van de wisselkoers. De wisselkoers wordt bepaald door vraag en aanbod op de valutamarkt (veranderen door import en export). Vraag -> koers en vraag -> koers Aanbod -> koers en aanbod -> koers Vraag en aanbod van euro’s:Vraag naar euro’s wordt bepaald door ontvangsten uit export, beleggingen, sparen en investeren van buiten de eurozone Aanbod van euro’s wordt bepaald door uitgaven aan import, beleggingen, sparen en investeringen naar buiten de eurozone Ontvangsten> uitgaven=materieel overschot op de betalingsbalans-> vraag>aanbod -> koers euro stijgt Ontvangsten< uitgaven = materieel tekort op betalingsbalans->vraag<aanbod -> koers euro daaltWisselkoers, internationale handel en werkgelegenheid: Wisselkoers stijgt betekend meer van een andere valuta neertellen voor één euro -> producten binnen eurozone duurder voor buitenland -> export daalt. Producten buiten eurozone goedkoper voor ons -> import stijgt Import Wisselkoers concurrentiepositie + productie werkgelegenheid Export Wisselkoers daalt betekent dat wij goedkoper worden voor het buitenland -> export neemt toe + buitenland duurder voor ons -> import neemt af Import Wisselkoers concurrentiepositie + productie werkgelegenheid Export Inflatie en wisselkoers be?nvloeden elkaar:Inflatie -> export -> vraag euro -> wisselkoers Inflatie -> export -> vraag -> koers Als de wisselkoers stijgt, daalt de inflatie via goedkopere import en via lagere bezettingsgraad:Prijs import -> doorberekend in prijzen -> inflatie Wisselkoers Concurrentiepositie -> export -> productie -> bezettingsgraad -> bestedingsinflatie Dit werkt ook zo als de wisselkoers daalt:Prijs import -> doorberekend in prijzen -> Wisselkoers Concurrentiepositie -> export -> productie -> bezettingsgraad -> bestedingsinflatie Wisselkoerssystemen en wisselkoersbeleid:Flexibele wisselkoersen: hierbij wordt de wisselkoers uitsluitend bepaald door vraag en aanbod op de valutamarkt. Flexibele wisselkoersen kunnen onbeperkt fluctueren. Voordeel: tekorten of overschotten op de betalingsbalans verdwijnen (in theorie) vanzelf. Overschot op de betalingsbalans= vraag>aanbod-> wisselkoers -> export +import -> overschot verdwijnt Tekort op de betalingsbalans= vraag<aanbod-> wisselkoers -> export +import-> tekort verdwijnt Nadeel: schommelende wisselkoersen veroorzaken onzekerheid en dus risico’s voor exporteurs en importeurs -> importeurs en exporteurs kunnen zich verzekeren tegen risico’s-> veel transactiekosten Om hoge transactiekosten i.v.m. flexibele wisselkoersen te voorkomen kunnen landen afspraken maken over wisselkoersen die maar beperkt mogen schommelen of wisselkoersen die vast zijn.Beperkt zwevende wisselkoersen: er wordt vastgesteld rond waar de feitelijke koers mag schommelen = spilkoers/pariteit. (vb. 1 euro=1.30 dollar). De bandbreedte geeft de ruimte aan waarin de wisselkoers mag schommelen (vb. 10 %. Dit betekend 5 % <1,30 dollar of 5 % > 1,30 dollar). Als de koers buiten de bandbreedte komt wordt er ingegrepen = interventie door de centrale bank door euro’s te kopen of te verkopen Als de werkelijke koers steeds buiten de bandbreedte blijft vallen, moet de spilkoers worden bijgesteld. Revaluatie= spilkoers stijgt. Devaluatie= spilkoers daaltLanden kunnen ook een vaste wisselkoers (pariteit) afspreken zonder bandbreedte. Voordeel: zekerheid voor exporteurs en importeurs + soepelere internationale handel Nadeel: een land mag slechts kort een tekort of overschot op de betalingsbalans hebben. BBij een langdurig/ groot tekort moet de wisselkoers devalueren. Bij een langdurig/groot overschot moet de wisselkoers revalueren. Rente en wisselkoers:Als de rente stijgt willen meer buitenlanders hier beleggen + minder mensen belegen in buitenland -> vraag + aanbod -> koers ->koers stijgt Rente daalt-> minder buitenlanders willen hier beleggen + meer mensen beleggen in buitenland-> vraag + aanbod -> koers Rentebeleid kan dus effectief zijn om wisselkoers te be?nvloeden, maar heeft grote gevolgen voor binnenlandse economie (conjunctuur). Geloofwaardige wisselkoersafspraken:Als de betalingsbalanstekorten beperkt zijn kan de vaste wisselkoers geloofwaardig blijven. Als de wisselkoers te hoog is vastgesteld kunnen er problemen ontstaan: de overheid moet het aanbodoverschot opkopen. Valutaspeculanten zien dat de overheid aanbodoverschotten opkoopt en dat de koers te hoog is. zij gaan massaal aanbieden, waardoor de overheid nog meer moet opkopen. De centrale bank zal de pariteit devalueren. Valutaspeculanten kunnen dan hun duur verkochte valuta weer goedkoop krijgen= winst H.5 EMU, euro en stabiliteitspactStabiliteits- en groeipact:Economische reden om een muntzone/ monetaire unie (Economische en Monetaire Unie (EMU)) te vormen, is het verlagen van de transactiekosten tussen de deelnemende landen Ook komt er meer concurrentie omdat de markt transparanter wordt -> lagere prijzen Politieke reden: samenwerking tussen de Europese landen verbeteren Met invoering v.d. euro leveren deelnemende landen een deel van hun economische zelfstandigheid in. Ze verliezen de mogelijkheid om via devaluatie v.d. eigen munt hun internationale concurrentiepositie te verbeteren. Met name zuidelijke eurolanden (ZEURO) hierdoor hard geraakt in de crisis omdat ze geen eigen wisselkoersbeleid meer konden voeren Centrale banken droegen bevoegdheden over aan de Europese Centrale Bank (ECB). -> ECB bepaald voortaan de refirente. Nationale overheden zijn in hun begrotingsbeleid gebonden aan het stabiliteits-en groeipact. Er is afgesproken: overheden streven naar evenwicht op de begrotingoverheidstekort niet meer dan 3 % van bbp omvang staatsschuld niet meer dan 60 % van bbplanden die tekort- en schuldnormen overschrijden krijgen een boete no-bail-outclausule: overheden van EMU-landen kunnen nooit gedwongen worden om voor elkaars schulden op te draaien het gemeenschappelijke inflatiebeleid door de ECB + afspraken in het pact dragen bij aan economische convergentie in het eurogebied= als landen op economisch gebied naar elkaar toe groeien. -> nodig om eenheid in het eurogebied te handhaven-> als er divergentie is (=tegenovergestelde) -> spanningen tussen lidstaten met toetreding tot EMU leveren landen eigen beleidsruimte in op gebied van wisselkoersbeleid, monetair beleid en begrotingsbeleid. Waarom een stabiliteitspact:Nadelen hoge overheidstekorten en overheidsschulden:tekort= overheid veel geld uitgegeven -> bestedingen -> vraag naar producten -> inflatie crowding out effect hoge tekorten en staatsschulden-> hoge rentelasten -> overheid minder geld over voor haar andere taken overheidstekort -> staatsschuld -> rente -> overheidstekort -> etc. Hoe ging het met het stabiliteitspact:Stabiliteitspact tijdens economische crisis:afspraken werden gemaakt over overheidstekort en SSQ. Tijdens de crisis liepen tekorten van Duitsland en Frankrijk >3 % -> kregen geen sancties -> conclusie: eerste keer dat het stabiliteitspact wordt getest faalt het Wanneer wordt de overheidsschuld een probleem:Geen probleem als: als door overheidsuitgaven de economische groei wordt gestimuleerd -> leidt tot hogere belastingontvangsten in de toekomst -> overheid verdiend tus een deel van haar investeringen terug > inverdieneffect = het geld dat wordt terug verdient de overheid probleemloos geld kan blijven lenende belastingontvangsten zodanig toenemen dat extra rente uitgaven kunnen worden opgevangen wel een probleem als:de schuld sterker groeit dan het bbp en de belastingontvangsten niet zo sterk toenemen -> rentelasten drukken andere uitgaven wegbeleggers het vertrouwen verliezen in het vermogen van de overheid om te kunnen betalen-> vragen hoge rente -> meer rentelasten voor overheid, moeilijker om voldoende vermogen aan te trekken Steunfonds:in 2011 werd een steunfonds opgericht om probleemlanden zoals Griekenland te helpen. EU-landen en IMF staan garant voor Griekse schuld onder voorwaarde dat Griekenland zijn overheidsfinanci?n op orde brengt. Vanuit het fonds worden leningen verstrekt. Beleggers zien door de garantstelling minder risico in Griekse staatsobligaties-> lagere rente. Probleem hierbij is moral hazard: Grieken weten dat ze geholpen worden en hebben geen prikkel meer om financi?n op orde te brengen. Nadeel steunfonds voor noordelijke eurolanden: belastingbetalers uit bv. Duitsland staan garant voor de schuld van de Grieken. Voordeel: indirect wordt ook steun gegeven aan de schuldeisers van Griekenland (o.a. overheden van noordelijke eurolanden). Banken en steunfonds:banken kunnen een hoge rente vragen aan leningen aan Griekenland, het risico wordt nu afgedekt door het steunfonds -> banken nemen dus meer risico (moral hazard) -> belastingbetaler kan de dupe worden. Is de euro het probleem:nadeel van één monetair beleid: moeilijk beleid voeren als landen in verschillende conjuncturele situaties zitten. Lage rente:Gevolgen lage rente:Mensen konden goedkoop geld lenen-> vraag naar vastgoed (met name huizen) -> huizenprijzen -> ontstaan zeepbel-> knapt als er geen markt blijkt te zijn voor nieuwbouwhuizen -> mensen blijven met een hoge schuld zitten die ze eerst moeten aflossen-> banken worden voorzichtig met geld uitlenen-> particuliere consumptie komt onder druk te staan Andere problemen: verschil in uitgangspositie van toetredende landen, onderlinge concurrentieverhoudingen waren scheef. Zuid- Europese landen konden hoge inflatie compenseren door devaluatie van eigen munt, nu kan dat niet meer. Door toetreding tot EMU hebben landen minder beleidsruimte, maar financi?le markten hebben meer vertrouwen bij meer beleidsvrijheid makkelijker economie te laten groeien. ................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download