Template



Keuken

Oefeningen

|[pic] |

Module RekenVOort - vmbo

|Titel |Keuken |

|Onderdeel |Oefeningen |

|Sector |Zorg en Welzijn |

|Versie |19-11-2010 |

|Nummer |00415 |

|Deze oefeningen horen bij de Basismodule Keuken. Ze zijn bedoeld als aanvulling, maar kunnen apart gebruikt worden om te oefenen |

|met rekenen in 3/4 vmbo (basisberoepsgericht en kaderberoepsgerichte richtingen). |

Oefenen met schaal en oppervlakte

1. Oefenen met maten en omrekenen

|In een recept staan de ingrediënten en hoeveel je ervan nodig hebt. |[pic] |

|Daarbij worden allerlei maateenheden gebruikt. Ook op verpakkingen | |

|van producten worden maateenheden gebruikt. Soms moet je met | |

|maateenheden rekenen, soms moet je ze ook omrekenen. | |

| |Leg uit wat de onderstreepte woorden betekenen of geef er een voorbeeld bij. |

| | |

| |Recept: |

| | |

| |Ingrediënten: |

| | |

| |Maateenheden: |

| | |

| |Producten: |

| | |

| |(Maateenheden) omrekenen: |

| | |

| |Schrijf zoveel mogelijk maateenheden op. Zet ze in groepen bij elkaar en geef elke groep een titel. Gebruik een apart blaadje |

| |als je meer ruimte nodig hebt. |

| | |

|Uitleg |

|MATEN OMREKENEN: HOE ZAT HET OOK WEER? |

| |

|[pic] |

|1 liter is 1000 milliliter, ofwel |

|1 l = 1000 ml |

|½ l = 500 ml |

|1 liter is 100 centiliter, ofwel |

|1 l = 100 cl |

|½ l = 50 cl |

| |

| |

|[pic] |

| |Vul in: |

| |a. |

| |4 l = |

| |....... ml |

| |g. |

| |20 cl = |

| |....... ml |

| | |

| |b. |

| |400 ml = |

| |....... cl |

| |h. |

| |500 cl = |

| |....... l |

| | |

| |c. |

| |400 ml = |

| |....... l |

| |i. |

| |0,4 l = |

| |....... ml |

| | |

| |d. |

| |500 cl = |

| |....... ml |

| |j. |

| |1,5 l = |

| |....... cl |

| | |

| |e. |

| |0,6 l = |

| |....... cl |

| |k. |

| |1600 ml = |

| |....... l |

| | |

| |f. |

| |400 cl = |

| |....... l |

| |l. |

| |50 ml = |

| |....... cl |

| | |

| |Hierboven heb je inhoudsmaten omgerekend. In recepten komen ook |[pic] |

| |vaak gewichten voor. | |

|a. |Welke maateenheid voor gewicht wordt in recepten meestal gebruikt? |

| | |

| |……………………………………………………………………………………………………………….. |

|b. | |

| |Vul de juiste maten in. Kies uit ml, cl of l. |

|a. |In een blikje cola zit 33…… |

|b. |In een gewoon drinkglas past 200 ….. |

|c. |In een grote emmer past 10 ….. water. |

|d. |Een flesje neusdruppels bevat 10 …… |

|e. |Bij het douchen verbruik je zeker 30…… water. |

| | |

| | |

| | |

C – Oefenen met geld en tijd

intro

Goed kunnen omgaan met geld is belangrijk. Daar hoort ook rekenen bij.

Soms mag je schatten, bijvoorbeeld om te kijken of je genoeg geld bij je hebt om in de snackbar af te rekenen.

[pic]

[pic]

1. Is €10,- genoeg om de volgende bestelling te betalen? Gebruik de prijslijst om te schatten.

Soms moet je precies rekenen, bijvoorbeeld als je moet berekenen hoeveel elk van je vrienden moet meebetalen aan een cadeau.

2. Met zijn 3-en geven jullie een cadeau aan een jarige vriendin. Jij hebt gekocht:

1 bioscoopbon van €7,50

mascara €4,99

oorbellen €3,75

Jullie delen de kosten eerlijk. Bereken hoeveel iedereen betaalt.

uitleg over geld en kommagetallen

Bij geld kom je kommagetallen tegen. We gebruiken Euro's en eurocenten.

1 euro is 100 eurocenten

Je kan bedragen op verschillende manieren schrijven.

|muntstuk |in centen |in euro's |

|[pic] |10 eurocent |€ 0,1 |

| | |een tiende euro |

| | |€ 0,10 |

| | |tien honderste euro |

|[pic] | | |

|[pic] | | |

|[pic][pic][pic] | | |

3. Vul de tabel verder in en schrijf de bedragen op minstens twee manieren: in centen en in euro's.

4. Welke manier van schrijven gebruiken we meestal?

oefenen[1]

5. Bereken uit je hoofd, doe het handig:

a. €2,50 + €6,- + €1,50 =

b. €1,45 + €0,10 +€ 0,45 =

c. €2,25 + €2,25 + €2,25 + €2,25 =

d. 5 x €0,70 + 5 x €0,30 =

e. 7 x €1,80 + 3 x €1,80 =

6. Reken steeds uit wat de bestellingen kosten en wat je teruggeeft. Gebruik de prijslijst.

[pic]

[pic]

Bestelling 1

2 grote friet met € ………….

1 frikandel € ………….

1 kleine kroket € ..............

Totaal € ..............

De klant geeft Jij geeft terug € ............

Bestelling 2

3 saté kroketten € ……………

1 frikandel speciaal € ……………

1 kinderfriet € ……………

2 grote friet met € ……………

1 grote friet speciaal

Totaal € ……………

De klant betaalt met Jij geeft terug € …………

7. Maak nu zelf een bestelling en reken alles uit

................................ € ……………

................................ € ……………

................................ € ……………

................................ € ……………

Totaal € ……………

De klant betaalt met ........... Jij geeft terug € …………

In winkels worden bij contant betalen 1 cent en 2 cent niet gebruikt. Er wordt afgerond op 5 cent.

8. Hoe gaat dit afronden? Vul in: Een totaalbedrag dat eindigt op:

-  1 en 2 wordt naar beneden afgerond op 0

-  3 en 4 wordt naar ......... afgerond op ........

-  6 en 7 wordt naar .......... afgerond op ........

-  8 en 9 wordt naar ........... afgerond op ..............

9. Rond de bedragen in de tabel af, of niet!

|De prijs is |Betaald wordt |De afronding |

| | |wordt |

|€ 20,14 |Contant | |

|€ 23,11 |Contant | |

|€ 54,23 |Pin | |

|€ 100,12 |Contant | |

|€ 11,36 |Contant | |

|€ 15,37 |Pin | |

|€ 153,88 |Contant | |

|€ 23,13 |Chipknip | |

|€ 689,39 |Creditcard | |

|€ 0,89 |Contant | |

Onderzoeksvraag in tweetallen

10. Twee euro kun je betalen met 1 munt van 2 euro maar ook met 200 munten van 1 eurocent. Kun je 2 Euro ook betalen met 5 munten? met 7 munten? met 25 munten? Laat zien hoe.

|Je wekker gaat, je moet op tijd op school zijn, je moet de bus halen, of de trein. De bel gaat, de pauze begint dan nog een uur |

|vrij. Even naar het winkelcentrum, hoeveel tijd heb je eigenlijk? Wel zorgen op tijd op school terug te zijn. |

|Einde van de schooldag: naar huis, sporten, eten, relaxen. Op tijd naar bed om fit te blijven. De hele dag door speelt de tijd een |

|rol. |

|We gaan oefenen met tijd! |

| |Teken de wijzers |

| | |

| |[pic] |

| |[pic] |

| |[pic] |

| |[pic] |

| | |

| |11.00 uur |

| |13.15 uur |

| |18.25 uur |

| |19.45 uur |

| | |

| |Schrijf in uren en minuten |

| | |

| |230 minuten |

| |180 minuten |

| |370 minuten |

| |2,5 uur |

| | |

| |...... uren |

| |...... minuten |

| |...... uren |

| |...... minuten |

| |...... uren |

| |...... minuten |

| |...... uren |

| |...... minuten |

| | |

|Uitleg |

|MISSCHIEN HEB JE GEPROBEERD OPGAVE 7 MET JE REKENMACHINE TE DOEN. ZO, BIJVOORBEELD: |

| |

|230 ÷ 60 = 3,83333333333 |

| |

|Dus 230 minuten is 3 uur en 83 minuten ?????????? |

| |

|Hier klopt iets niet! |

| | |

|a. |Wat klopt er niet in de uitleg hierboven? |

| | |

| |................................................................................................................................... |

|b. |Hoe heb jij opgave 7 gemaakt: met of zonder je rekenmachine? |

| |Laat met een voorbeeld zien hoe je hebt gerekend. |

| | |

| |.................................................................................................................................. |

| |Vul in: |

|a. |Een half uur is ...... minuten. |

|b. |Een kwartier is ...... minuten. |

|c. |Drie kwartier is ...... minuten. |

|d. |Anderhalf uur is ...... minuten. |

|e. |Zestig minuten is ...... uur. |

| | |

|a. |Het is nu 11:30 uur. 20 minuten geleden was het ............ uur. |

|b. |Het is nu 12 uur. Over een kwartier is het ............ uur. |

|c. |Over 10 minuten is het 14:00 uur. Het is nu ............ uur. |

|d. |Het is nu 11:30 uur. Over 20 minuten is het ............ uur. |

|e. |Over 2,5 uur is het 16:00 uur. Het is nu ............ uur. |

|Uitleg |

|VAN 9:30 TOT 10:00 DUURT EEN HALF UUR DUS 30 MINUTEN. |

| |

|Dat hoef je waarschijnlijk niet uit te rekenen, maar dat weet je gewoon. |

| |

|Als je toch je rekenmachine pakt om het uit te rekenen, kan er dit gebeuren: |

| |

|10.00 - 9.30 = 0.7 |

|Die uitkomst lijkt helemaal niet op een half uur of 30 minuten! |

|Hoe kan dat? |

| |Bekijk de uitleg op de vorige bladzijde. |

|a. |Waarom kan je de tijd tussen 9:30 en 10:00 niet op deze manier op je rekenmachine uitrekenen? |

| | |

| |................................................................................................................................ |

| | |

| |................................................................................................................................ |

|b. |Hoe reken jij het verschil tussen twee tijdstippen uit? |

| | |

| |................................................................................................................................ |

| | |

|a. |Van 11:30 uur tot 11:50 uur is ...... uren en ...... minuten. |

|b. |Van 11:30 uur tot 13:00 uur is ...... uren en ...... minuten. |

|c. |Van 8:45 uur tot 10:15 uur is ...... uren en ...... minuten. |

|d. |Van 12:30 uur tot 13:00 uur is ...... uren en ...... minuten. |

|e. |Van 15:45 uur tot 16:40 uur is ...... uren en ...... minuten. |

| |Slaaptijden. Het kind gaat slapen op de starttijd. |

| |Hoe laat is het als het kind weer wakker wordt? |

| | |

| |starttijd: 11:00 u |

| |duur: 80 minuten |

| |starttijd: 14:00 u |

| |duur: 130 minuten |

| |starttijd: 10:45 u |

| |duur: 1 uur en 15 minuten |

| |starttijd: 15:15 u |

| |duur: 45 minuten |

| | |

| |kind wordt wakker: |

| |.......... uur |

| |kind wordt wakker: |

| |.......... uur |

| |kind wordt wakker: |

| |.......... uur |

| |kind wordt wakker: |

| |.......... uur |

| | |

| |[pic] |

| |(je mag de wijzers ook intekenen) |

| |[pic] |

| |(je mag de wijzers ook intekenen) |

| |[pic] |

| |(je mag de wijzers ook intekenen) |

| |[pic] |

| |(je mag de wijzers ook intekenen) |

| | |

| |In totaal werk je 8 uren. Je pauzes tellen niet mee. Vul de tijdstippen in: |

|a. |Van 8:00 – 10:00, van 10:30 – 12:30, van 13:30 - ......... |

|b. |Van 8:30 – 11:30, van 11:45-12:15 en van ........ - 18:00. |

| |Hoeveel uren (en minuten) heb je in totaal gewerkt? |

|a. |Van 8:00 – 10:15, van 10:30 – 12:30, van 13:30 – 18:00 uur. |

| | |

| |Totaal: ……uren en …….. minuten |

|b. |Van 8:30 – 10:30, van 11:00-12:15 en van 13:15 – 17:30 uur. |

| | |

| |Totaal: ……uren en …….. minuten |

Minigames

Wilde horloges

Pratende klok

D – Oefenen met meetinstrumenten

|Opvolgmelk maak je met melkpoeder en water. Als je meer opvolgmelk wilt maken, heb je meer melkpoeder nodig, en meer water – maar |

|de verhouding moet wel gelijk blijven! |

|Als je twee keer zoveel opvolgmelk wilt maken, dan heb je van alles twee keer zoveel nodig. Maar soms moet je werken met lastigere |

|getallen – dus daar gaan we mee oefenen. |

|Uitleg |

| |

|AANTAL LEPELS MELKPOEDER |

|6 |

|2 |

|....... |

|1 |

|5 |

| |

|Aantal ml water |

|180 |

|....... |

|240 |

|.... |

|150 |

| |

| |

| |

| |

|Met behulp van een verhoudingstabel kun je uitrekenen hoeveel water je nodig hebt als het aantal lepels verandert. Dat doe je door te |

|delen en te vermenigvuldigen in de tabel. Je mag kolommen ook bij elkaar optellen of van elkaar aftrekken. |

|In de tabel kun je zien dat de verhoudingen van de gebruiksaanwijzing hieronder hetzelfde zijn. Het klopt dus wat er staat! |

| |

|[pic] |

| |Vul in de tabel in de uitleg hierboven op de stippeltjes de juiste getallen in. |

| |Je collega heeft al 200 ml water in het flesje gedaan. Bereken met de verhoudingstabel hoeveel schepjes melkpoeder daarbij moeten.|

| |Je mag zelf beslissen of je begint met 5 schepjes en 150 ml, of met 6 schepjes en 180 ml. |

| | |

| | |

| |Aantal lepels melkpoeder |

| | |

| | |

| | |

| | |

| | |

| |Aantal ml water |

| | |

| | |

| | |

| | |

| | |

| |Bij de feestelijke opening van het nieuwe kinderdagverblijf komen alle ouders langs. Er zijn 42 mensen ze krijgen als welkomstdrankje |

| |allemaal een feestelijk versierd glas jus d’orange. |

| |Met 1,5 liter jus d'orange vul je 9 glazen. Hoeveel liter jus d'orange heb je nodig? |

| | |

| | |

| |Aantal glazen |

| |9 |

| |.... |

| |..... |

| |.... |

| |42 |

| | |

| |Aantal liter |

| |1,5 |

| |.... |

| |.... |

| |.... |

| |... |

| | |

| |Kleine kinderen die een verstopte neus hebben krijgen vaak neusdruppeltjes van een zoutoplossing. |[pic] |

| |Daarin zit 8 milligram zout per milliliter. | |

| | | |

| |Je kunt dit zelf maken met een speciaal soort zout. | |

|a. |Je wilt 15 ml zoutoplossing maken. Hoeveel milligram zout heb je dan nodig? |

| | |

| |........................................................................................ |

|b. |Uit 1 ml gaan 20 druppels. Een baby'tje mag 8 druppels per dag, maximaal 7 dagen achter elkaar. |

| | |

| |Bereken hoeveel ml zoutoplossing voor dit baby'tje nodig is. |

| | |

| | |

| |Aantal ml |

| |1 |

| |..... |

| |...... |

| |....... |

| | |

| |Aantal druppels |

| |20 |

| |..... |

| |...... |

| |....... |

| | |

| |Kinderen van 0-4 jaar krijgen vaak extra vitamine D. De aanbevolen hoeveelheid is 2 druppels per dag. In een flesje vitamine D zit|

| |25 ml. |

| |In de babygroep zitten 6 kinderen die elke dag vitamine D krijgen. |

| |Bereken hoe lang je met 1 flesje vitamine D kunt doen. Gebruik als je dat handig vindt een verhoudingstabel. |

| | |

| |Aantal druppels |

| |..... |

| |..... |

| |...... |

| |......... |

| | |

| |Aantal dagen |

| |...... |

| |..... |

| |....... |

| |........ |

| | |

| |Een van de peuters krijgt twee soorten medicijnen: iedere dag 15 druppels en 5 pilletjes. |[pic] |

| |In het flesje met druppels zit nog 6 ml. Dit moet opgemaakt worden. Zolang dat duurt moet de peuter ook de| |

| |pilletjes krijgen. Hoeveel pilletjes zijn er dan nog nodig voor de peuter? | |

| |TIP: Bereken eerst hoeveel druppels er nog in het flesje zitten. | |

| | |

| |Aantal pilletjes |

| |5 |

| |..... |

| |...... |

| |......... |

| | |

| |Aantal druppels |

| |15 |

| |..... |

| |....... |

| |........ |

| | |

|Uitleg |

|[pic] |

| |

|Je kunt verhoudingstabellen ook uitbreiden met nog een rij, om bijvoorbeeld de totale hoeveelheid te laten zien: |

| |

| |

|Aantal lepels melkpoeder |

|6 |

|2 |

|1 |

|5 |

| |

|Aantal ml water |

|180 |

|60 |

|30 |

|150 |

| |

|Totaal ml opvolgmelk |

|200 |

|66,67 |

|33,33 |

|..... |

| |

| |

| |

|Ook nu geldt weer: je mag delen en vermenigvuldigen, als je in iedere rij maar hetzelfde doet! |

| |Reken uit met de verhoudingstabel die in de uitleg op de vorige pagina staat hoeveel ml opvolgmelk je krijgt bij 5 maatschepjes |

| |melkpoeder en 150 ml water. |

| |Klopt dat met wat er op de verpakking staat? |

| | |

| |..................................................................................................................................|

| | |

| |……………………………………………………………………………………………………………………………. |

| |Nog een keer omrekenen: |

|a. |Vul de getallen op de stippeltjes in: |

| | |

| |Aantal lepels melkpoeder |

| |5 |

| |1 |

| |6 |

| | |

| |Aantal ml water |

| |150 |

| |30 |

| |180 |

| | |

| |Totaal ml opvolgmelk |

| |165 |

| |...... |

| |..... |

| | |

|b. |Waarom staat er, denk je, een ander totaalgetal op de verpakking van de opvolgmelk dan wat jij uitgerekend hebt? |

| | |

| |..................................................................................................................................|

| | |

| |..................................................................................................................................|

D – Oppervlakte en schaal

|Uitleg |

| |

|WEET JE HET NOG? |

|Een figuur heeft meestal een omtrek en een oppervlakte. |

|De OMtrek vind je door er OMheen te lopen. Het antwoord is een lengtemaat, dus bijvoorbeeld een aantal meters of centimeters. |

|De OPpervlakte vind je door te kijken hoeveel je er OP kan leggen. Het antwoord is een oppervlaktemaat, dus bijvoorbeeld een aantal m2 |

|(“vierkante meter”), of cm2 (“vierkante centimeter”). |

| |Wat is de omtrek? Wat is de oppervlakte? |

| |[pic] |

| |[pic] |

| |[pic] |

| | |

| |De omtrek is ...... |

| |zijden van vierkantjes. |

| |De oppervlakte is ...... vierkantjes. |

| |De omtrek is ...... |

| |zijden van vierkantjes. |

| |De oppervlakte is ...... vierkantjes. |

| |De omtrek is ...... |

| |zijden van vierkantjes. |

| |De oppervlakte is ...... vierkantjes. |

| | |

| |Wat is de oppervlakte? (1 vierkantje is gelijk aan 1 cm2) |

| | |

| |[pic] |

| |[pic] |

| |[pic] |

| |[pic] |

| | |

| |...... cm2 |

| |...... cm2 |

| |...... cm2 |

| |...... cm2 |

| | |

|Uitleg |

| |

|WEET JE NOG? DE OPPERVLAKTE VAN EEN CIRKEL IS π * R2. |

|π spreek je uit als “pi”; dit is een getal dat ongeveer gelijk is aan 3,14. |

|[pic] |

| |

|De diameter van een cirkel is de lijn door het midden van de cirkel. |

|r is de straal van de cirkel: de lengte van het lijnstuk van het middelpunt van de cirkel naar de buitenkant van de cirkel. |

|De straal van de cirkel is dus de helft van de diameter. |

|[pic] |

|Als de straal 5 meter is dus r = 5 m., dan is de oppervlakte van de cirkel |

|π* 52 = π* 5 * 5 = π * 25 = 78,5 m2. |

| | |

|a. |Als r = 1 meter, wat is dan de oppervlakte van de cirkel? |

| |............................................................................................................................ |

|b. |Als r = 2 meter, wat is dan de oppervlakte van de cirkel? |

| |............................................................................................................................ |

|c. |Als r = 3 meter, wat is dan de oppervlakte van de cirkel? |

| |............................................................................................................................ |

| |De oppervlakte van een cirkel 15 m2 . |

| | |

| |Kies steeds het goed antwoord. Gebruik de antwoorden van de vorige opdracht. |

| |De lengte van de straal is tussen 2 en 3 meter. Waar/niet waar |

| | |

| |De lengte van de straal is dichter bij 2 meter/dichter bij 3 meter. |

| | |

|a. |Als de diameter 3 meter is, wat is dan de oppervlakte van de cirkel? |

| | |

| |................................................................................................................................ |

| | |

| |................................................................................................................................ |

|b. |Als de diameter 6 meter is, wat is dan de oppervlakte van de cirkel? |

| | |

| |................................................................................................................................ |

| | |

| |................................................................................................................................ |

|c. |Als de diameter van de ene cirkel twee keer zo groot is als van de andere cirkel, is de oppervlakte dan| |

| |ook twee keer zo groot? | |

| |ja/nee, want | |

| | | |

| |............................................................................................ | |

| | |

|a. |Als de oppervlakte van een cirkel 25 m2 is, hoe lang is dan de straal? |

| | |

| |................................................................................................................................ |

|b. |Als de oppervlakte van een cirkel 50 m2 is, hoe lang is dan de straal? |

| | |

| |................................................................................................................................ |

|c. |Als de oppervlakte van een cirkel 26 m2 is, hoe lang is dan de straal? |

| | |

| |................................................................................................................................ |

|d. |Ineke zegt: als de oppervlakte twee keer zo groot wordt, dan wordt de straal ook twee keer zo groot. Klopt dat? |

| | |

| |Ja/nee, want |

| | |

| |................................................................................................................................ |

|Uitleg |

|MET BEHULP VAN DE SCHAAL VAN EEN PLATTEGROND KUN JE UITREKENEN HOE GROOT DE AFMETINGEN IN HET ECHT ZIJN. |

|Om dit uit te rekenen, kun je weer een verhoudingstabel gebruiken. |

|[pic] |

|De tekening hierboven is gemaakt op schaal 1:30. |

|Dat wil zeggen dat 1 cm op de tekening in werkelijkheid 30 cm is. |

| |

|Tekening (in cm) |

|1 |

|3 |

| |

| |

| |

|In werkelijkheid (in cm) |

|30 |

|90 |

| |

| |

| |

| |

|Je kunt met de verhoudingstabel de breedte van de deur berekenen. |

|Op de tekening is de breedte 3 cm, dus in werkelijkheid is de deur 30 x 3 = 90 cm breed. |

| | |

|a. |Meet de hoogte van de deur hierboven en reken met de verhoudingstabel uit hoe hoog hij in het echt is. |

| |Tekening (in cm) |

| |1 |

| | |

| | |

| | |

| | |

| |In werkelijkheid (in cm) |

| |30 |

| | |

| | |

| | |

| | |

|b. | |

| |Is het een normale deur, of is hij hoger, of juist lager, dan de meeste deuren? |

| |De deur is normaal/hoger/lager, want ................................................................... |

| | |

| |..................................................................................................................................|

| |De onderstaande tekening is gemaakt op schaal 1: 200. |

| | |

| |[pic] |

|a. |Meet de lengte en de breedte van de wooneetkamer. |

| | |

| |Lengte = ............... |

| |Breedte = ............................. |

|b. |Bereken de werkelijke lengte en breedte van de wooneetkamer. |

| | |

| |..................................................................................................................................|

|c. |Bereken de werkelijke oppervlakte van de wooneetkamer. |

| | |

| |..................................................................................................................................|

| |Het brilletje hiernaast is getekend op schaal 1:15. |[pic] |

|a. |Wat is de diameter van de glazen van de bril op de tekening? |

| | |

| |..................................................................................................................................|

|b. |Wat is de diameter van de glazen van de bril in het echt? |

| | |

| |..................................................................................................................................|

|c. |Bereken de oppervlakte van een brillenglas. |

| |..................................................................................................................................|

Minigames

Bepaal de oppervlakte

Oppervlakte verknippen

E – Geld

Met geld rekenen moet je zoveel doen op een dag, dat het geen kwaad kan weer even te oefenen.

| |Vul in |

| | |

| |Gekocht voor |

| |Voorbeeld: |

| |€ 16,45 |

| | |

| |€ ….. |

| | |

| |€ 3,95 |

| | |

| |€ 235,75 |

| | |

| |€ ….. |

| | |

| |Betaald |

| |met |

| | |

| |€ 20,- |

| | |

| |€ 100,- |

| | |

| |€ ….. |

| | |

| |€ ….. + €….. |

| | |

| |€500,- |

| | |

| |Terug- |

| |gekregen |

| |[pic] |

| |[pic] |

| |[pic] |

| |[pic] |

| |[pic] |

| | |

| | |

| |Hoeveel moet je terugkrijgen? |

| | |

| |Gekocht voor |

| |€ 24,95 |

| |€ 17,20 |

| |€ 85,75 |

| |€ 29,75 |

| | |

| |Betaald met |

| |[pic] |

| |[pic] |

| |[pic] |

| |[pic] |

| | |

| |Terugkrijgen |

| |...... |

| |...... |

| |...... |

| |...... |

| | |

| |Je gaat cadeautjes kopen voor drie vriendinnen die samen een feestje geven. Je kunt kiezen uit: |

| |Een mooi hoesje voor een mobiele telefoon € 7,50 |

| |Een computerspelletje € 8,50 |

| |Een koptelefoon € 6,50 |

| |Drie verschillende bladen (Viva, Flair, Linda) samen €4,- |

| |Een paar grote oorbellen € 3,- |

| |Glitterhaarlak € 1,- |

| | |

| |Je wilt niet meer dan ongeveer € 20,- uitgeven. |

| |Wat koop je, en waarom? |

| | |

| |..................................................................................................................................|

| | |

| |..................................................................................................................................|

| |In Amerika betalen ze met dollars. |

| |Op dit moment is 1 dollar ($ 1,-) evenveel waard als € 0,70. |

| | |

| | |

|a. |Een nieuwe I-phone kost in Amerika $ 499,-. Hoeveel is dat in euro’s? |

| |Je kunt de onderstaande verhoudingstabel gebruiken om het uit te rekenen. |

| | |

| | |

| | |

| |$ |

| |1 |

| |499 |

| | |

| |€ |

| |0,70 |

| |....... |

| | |

| | |

| | |

|b. |Hoeveel $ is € 1,-? |

| |Je kunt weer een verhoudingstabel gebruiken: |

| | |

| | |

| | |

| |$ |

| |1 |

| |……. |

| | |

| |€ |

| |0,70 |

| |1 |

| | |

| | |

| | |

Minigames

Geldrekenen

-----------------------

[1] Dit kan eenvoudig uitgebreid worden, ook met ander typen oefening: nagaan wat vanuit beroepsgerichte vakken gewenst is. Veel eenvoudig en goed oefenmateriaal is te vinden op de vakcommunity praktijkonderwijs van kennisnet, digitaal materiaal op rekenweb.nl.

-----------------------

2 grote friet zonder

1 grote friet speciaal

2 frikandel

: 6

x 5

x 4

: 3

: 3

x 4

x 4

: 3

x 4

: 3

x 5

: 6

: 3

: 3

r

1 $ = à[pic] [2] [3]$ [4]ø [5]ú [6]ü [7]þ [8][9]![10]4![11]6![12]8![13]:![14]>![15]@![16]D![17]F![18]l![19]n![20]È![21]Ê![22]Ì![23]Î![24]Ð![25]Ò![26]Ú![27]à![28]ò![29]ô![30]ø![31]ú![32]ü![33]þ![34][pic]"[35][36]"[37]

"[38]

"[39]"[40]"[41]"[42]#[43]#[44]-#[45] #[46]!#[47]##[48]$#[49]ýõíõåõÓõÈÓõÓõåíåõåõ¶®¶õ®È£È£È¶®¶õåí囓‰?}u}u}ujh2B

U[pic]h2B

hjwŸmHh€ 0,70

x .......

x ......

: ......

: ......

................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download