A



V

va - pa, papa, pappa, vader, paps

va banque - roekeloos

vaag - algemeen, doezelig, flauw, flou, los, mistig, nevelachtig, nevelig, obscuur, onbepaald, onbestemd, onduidelijk, ongewis, onhelder, onnauwkeurig, onscherp, onvast, onzeker, schemerachtig, schemerig, schimmig, vaporeus, verdoezeld, wazig, zweverig,

vaag begrip - benul, notie

vaag gepeins - mijmerij

vaag voor de geest staan - voorzweven

vaagborstel - veger

vaagjes - flauw, onscherp, zwak

vaagjes en flets - zwak

vaaglijk - mistig, vaag, vagelijk

vaak - dikwijls, doorgaans, gedurig, geregeld, gewoonlijk, herhaaldelijk, meermaals, meestal, slaap, veel(al), veelvuldig, menigmaal

vaak bezoeken - frekwenteren, frequenteren

vaakachtig - slaperig, vakerig

vaakst voorkomend - meest

vaal - bleek, eentonig, egaal, flets, gekleurd, grauw(achtig)), grijs, kleurloos, lichtgrauw, mat, ontkleurd, parelkleurig, rossig, verschoten, verkleurd

vaalachtig - valig

vaalbruin worden - tanen

vaalerts - tetraidriet

vaalgeel - bleekgeel, goor, tanig

vaalgeel kleuren - tanen

vaalgeel worden - tanen

vaalgrijs - donkergrijs

vaalt - asbelt, ashoop, belt, mesthoop, stortplaats, vuilnisbelt, vuilnisplaats

vaaltgat - mestput

vaalwit - grauw, grijs, grijsachtig

vaalzwart - grauw

vaan - banderol, banier, fanion, geus, standaard, stander, vaandel, vadem, veldteken, vendel, vlag, wimpel

vaan(del) - banderol, banier, drapeau, driekleur, dundoek, geus, standaard, veldteken, vendel, vlag, wimpel, windwijzer

vaan van de ruiterij - kornet

vaan van een lans. - banderol

vaandel - banier, blazoen, fanion, geus, krijgsbanier, standaard, veldteken, vaan, vendel, vlag, wimpel

vaandel (Sp.) - bandera

vaandel aan een lans - banderol

vaandel bij de cavalerie - standaard

vaandel bij een processie - labarum, processievaandel

vaandel van het Franse koninkrijk - lelievaandel

vaandeldrager - banierdrager, ganfalonier, signifer, vaandrig,

vaandel, klein - pannoen

vaandelen - ophalen, wegkapen

vaandelpeloton - vaandelwacht, vlaggewacht

vaandelspel - vendelzwaaien

vaandelstok - staander, stander

vaandoek - vlaggedoek

vaandrager - tuinfluiter

vaandrig - kornet, vaandeldrager

vaandrig bij de artillerie - kornet

vaandrig van de ruiterij - kornet

vaandrig van de Vlaamse hanze - scildraca

vaantje - banderilla, windwijzer

vaanriem - vaangordel, vlaggegordel

vaanstok - vaandelstok, vlaggestok

vaantje - gonfalon, guidon, vlaggetje, wimpel, windwijzer

vaar - angst, gevaar, gust, schrik, vrees

vaarbereik - actieradius

vaarboom - kloet, schippersboom

vaarder - opvarende, schepeling, schipper

vaardig - bedreven, begerig, behendig, bekwaam, bereid, capabel, gereed, geroutineerd, ges (barg.), gezwind, grif, gulzig, habiel, handig, klaar, kundig, paraat, prompt, rad, rap, ree, terstond, vief, vlot, vlug, volgaarne,

vaardig en hanteerbaar - handig

vaardig met de handen - diefachtig, handvaardig, manueel,

vingervlug

vaardigheid - bedrevenheid, behendigheid, bekwaamheid, broddelen, flair, gezwindheid, habiliteit, handgreep, handigheid, kunde, kundigheid, kunst, kunstgreep, promptitude, eheid, routine, techniek, vlotheid, vlugheid

vaardig man - routinier

vaargat - inrit

vaargeul - diepslochter

vaargeul in ijs - slop

vaargeul tussen zandbanken - priel

vaargids - loods

vaarhout - tonnenhout

vaarlicht - scheepslantaarn

vaarploeg - messingschaaf

vaars - kalf

vaars die een jaar lang niet gekalfd heeft - overloper

vaarskalf - koekalf(vr.)

vaarstok - kloet, vaarboom

vaart - diep, dynamiek, entrain, gang, grift, kanaal, koers, pace, radheid, reis, schot, snelheid, speed, spoed, tempo, tocht, toer, trip, vitesse, vliet, waterweg, zeereis

vaart minderen - (af(remmen)

vaartabel - koers, koersplan, vaarplan

vaartuig met hoog oplopende steven - orembaai

vaartuig met kleppen in de bodem - onderlosser

vaartuig met open laadruimte - hopper

vaartuig om berichten over te brengen - aviso

vaartuig van de wilde vaart - tramp

vaartuigen - zie ook scehepen en vaartuigen

2 am, b.m., m.s., s.s.,

3 aak, ark, bac, bat, bok, bom, bot, bun, cat, dau, eka, gig, heu, imo, jol, kof, kog, mas, mat, mot, pao, pot, uba

4 aars, arke, bark, beun, bons, boom, boot, brig, brik, buis, cane, cano, coco, cray, dhow, dory, duck, eege, egge, ever, ewer, fnee, folk, fune, glek, gozo, grip, gijk, huik, jonk, kaag, kaan, kaar, kahn, kano, kast, keen, kiel, kits, krak, kwak, kwee, lark,

laut, maru, mas), naus, oeba, paro, perm, pink, plat, plot, pont, poon, ruuk, sato, scow, skif, smak, sneb, snik, snip, soen, soim, task, topo, tron, valk, veer, vlet, vlot, waal, wade, wrak,

wupa, yawl, yonk

5 agbòt, amara, aviso, balon, balsa, balse, barbe, barge, baris, belem, berge, bidar, botel, break, burka, canoe, canot, dinga, dingy, djonk, dorie, draak, eiker, emmer, faval, feluk, fluit,

fuste, galei, guffa, heude, heven, houri, jacht, jager, jahaz, jahun, jalik, jasse, jelle, jolle, jolly, jonco, kajak, kalia, kanoa,

kapal, kaper, kelek, ketch, kivik, knots, kogge, koket, kolek, kowet, kraai, kraak, kuffa, laedi, lodka, lodya, maasj, mahon, mulet, navet, navis, neure, omiak, otter, palle, palma, patas,

pente, peote, perme, piket, pinas, pleit, plemp, pluis, praam, praoe, prauw, rakit, saïek, sasak, schip, scull, skiff, skull, skuta, slang, sleep, sleet, sleng, sloep, sloop, snauw, sleng, sloep, sloop, snauw, somme, spits, stern, tjalk, tramp, ujank, umjak, urker, vleet, vloot, volik, wabûr, walap, wapor, woepa, wolik, wupan, xebek, yacht, zabra, zocho,

6 almade, bachot, baghle, baidak, ballon, banawa, bandan,

banker, banush, barkas, barque, barsle, batter, belang, bergie,

beuger, bireme, blazer, boeier, boerka, botter, cabane, caïque, caraca, cavane, chebek, dabieh, débris, dekaak, dingey, dinghy, dingie, djehaz, dogger, dories, dsjonk, dugong, dundee, duwbak, esping, esquif, fasium, felnek, feloek, figale, fisole, flotte, forban, fregat, gabaar, galeas, galega, galeon, galera,

galère, galjas, galley, garuku, goelet, gondel, guffah, hengst, hoeker, holkas, hooker, hopper, houari, jabeca, jabega, jahoen,

jakoet, jigger, kabane, karaak, karaba, karabl, karvel, katere,

karabl, karvel, katere, kellek, koeter, korvet, kotter, kuffeh, kuiler, kuster, lancha, lantea, - launch, legger, lembus,

lodjer, logger, londre, lorcha, lugger, manzet, markab, markeb, moleta, oejank, oemiak, pacler, pakket, palwar, pampus, paopao, parami, paraos, parcan, peotte, pérama, piadeh, piadet, piatta, pipris, piraat, pirogo, plempe, pontje, ponton, praauw, prahoe, pulwar, punter, rafian, rafiot, rijnaak, rijnkas, saïken,

sambuk, samkin, sampan, sayken, schnau, schouw, schuit, sefine, sharpy, sjafta, sjebek, sleper, snikke, soatau. stomer,

tanker, tankwa, tartan, tender, triëre, tsjuen, torrie, ventsj, vessel, visaak, waporu, werrie, wherry, whisky, woepan,

xebeck, zamack, zambuk, zeiler, zuiger

7 aalpoon, afhaler, almadie, baartse, baddink, baidaki, barcane, barcone, barkoen, batelet, batteel, boerlak, bordlng, brander,

cabarre, caraque, caravel, carragh, carrier, catboot, catcher, chabeka, clipper, coaster, corssar, corjaal, cruiser, dagboot, djukung, drakkar, dramoon, drifter, duwboot, fasioen, fautasi,

felucco, finnjol, firefly, flyboat, gabarra, gabarre, gabbard, gabbart, galeere, galeïde, galeone, galione, galjoen, galjoot,

galleon, ganjawa, garagar, glijboot, goeffah, gondola, grampus, gribana, gribane, grundel, harrâka, hekboot, hobolos, jangada, jokisen, kadraai, kajasse, karakor, karakos, karavel, karveel, kavalje, klinker, klipper, kloeter, koebeis, koeffeh, korbuis,

korjaal, korsaar, kraaier, krabber, kruiser, kubboot, kunkube, lakatoi, launche, liburna, lichter, lijnboot, menaïca, mistico, molette, mystiek, navette, notedop, opduwer, overzet, padjala,

pankong,paranze, patache, pelôtte, peniche, perahoe, pinasse, pirogue, platgat, polacre, polacue, popowka, rabello, rambaja, raschip, rembaja, renboot, rogbord, rondgat, rijnboot, rijnvlot,

samboek, sampane, sampang, sandaal, sappine, scapham, schebek, schnaue, sculler, sharpie, siampan, sinagot, sjebeck, skuller, slabber, snijboon, spouter, steamer, sultana, sultane,

swallow, tartaan, tartane, tjotter, tornado, tramper, trawier, trekker, treiler, trireem, trolder, tubboat, tuiboot, turfbok, vedette, veeboot, vispink, vrijheid, welboot, whiskey, wittine,

woonaak, woonark, ijsjacht, zamboek, zattare, zeeboot, zeilaak,

8 aakschip, algerine, autoboot, badderik, ballanda, bastarde, bellanda, bellande, bilolang, bisprauw, blusboot, bochtaak,

bokschip, bolpraam, bolschip, bomschip, boomvlot, breedgat,

budgerow, bijlander, carmasol, cockboot, corsaire, corvette,

dahabieh, dahabiye, damloper, dechanas, desjanas, dibenill,

djoekong, driemast, duikboot, elevator, ertsboot, felouque,

flambart, floyback, fregaton, galoëtte, garoekoe, gassefat,

gierpont, goelette, goolette, hagenaar, hakkepof, heksloep,

hoekboot, hoogaars, houtboot, houtvlot, karakora, karaveel,

karmosal, katschip, kernboot, kofschip, koftjalk, kogschip,

kolenaak, kustboot, laadboot, lepa-lepa, levantijn, lifeboat,

ligschip, longboat, loodsjol, maasboot, machinaw, mailboat,

mansboot, mazuliet, mesketet, motoraak, nautilus, navicula, octiremo, oeramoen, olieboot, oranitze, orembaai, orembaay, overhaal, palander, pareggia, peduakan, periaqua, polaccra,

polakker, praamaak, raceboot, ramberge, ramschip, rietvlot, roeiboot, runabout, rijnschip, sacoleva, sambreus, samoekin, samoreus, scheepje, schoener, schokker, schooner, schuitje,

scoridor, showboot, smaldeel, snelboot, spitsbek, starboot, sundvudu, taffarel, tankboot, tongkang, toogboot, trekpont,

tsjaïken, tweemast, vaartuig, vangboot, veerboot, veerpont, vikinger, vissloep, vlieboot, vlotboot, volgboot, vouwboot,

walschip, wangkang, waterbus, werkboot, werkvlot, ijsbreker, ijsschuit, zamboeks, zeeblaas, zeejacht, zeeschip, zeilboot,

zeilkano, zesvoets

9 aakschuit, baggerbak, baggerbok, balsaboot, balsavlot,

barcarole, barchetta, barkentijn, barkschip, beitelaak, billander,

blokschip, boegsloep, boekanier, borgsloep, bombarder,

bomschuit, boomschip, brigantijn, bunschuit, bijstander,

caravella, caravelle, catamaran, chelinque, dagschuit, dekschuit, destroyer, djoekoeng, dogschuit, ferryboot,

filadière, flottille, fregatton, galeiboot, galivaten, gobelette,

gouelette, graanboot, gussjanka, havenboot, hekwieler,

hoogboord, houseboat, houtschip, jeugdboot, jollyboat,

kaai-draai, kaapschip, kabelpont, kastschip, katamaran,

kempenaar, kerkschip, keulenaar, kieljacht, kielschip,

klinkaard, koelschip, kofferdam, kolen boot, kostschip,

kuilschip, kusiforme, kustschip, labberlot, lastschip, levantino,

loodsboot, maskuliet, mesoscaaf, mastpraam, monoxylon,

mosselman, motorboot, motorkano, motorpont, motorvlet,

nachtboot, nebschuit, outrigger, paketboot, pakschuit,

palembang, partenier, peakeboot, pennyboot, peperdoos,

pernisser, platbodem, poolschip, postschip, radarboot,

raderboot, regenboog, remorquer, rinkelaar, roeischip,

roeisloep, rondjacht, roofschip, rotorboot, rumrunner, rijnlander, salonboot, seinschip, slagschip, sleepboot,

sleepkaan, smakschip, snauwbrlk, snebschip, speedboat,

speronara, spoorboot, steamboat, steamship, stevenaak,

stoomboot, stoompont, stormboot, submarine, tankschip,

toerjacht, torenyowl, trabacolo, treinveer, trinquart,

tschaiken, turfeiker, turfpraam, turfschip, uitlegger, valkjacht,

vaporetta, veerschip, ventjager, viskotter, visschuit, visserman,

vleesboot, vliegboot, volgschip, voorschip, vrijbuiter,

vuurschip, vijfmaster, waakschip, waterboot, watertaxi,

weerschip, weischuit, whaleboot, wolgaboot, woonschip,

zandschip, zeebouwer, zeesleper, zeestomer, zeiljacht,

zeilschip, zeilsloep,

10 aardschuit, achterboot, adviesbark, adviesboot, atoomschip,

avisojacht, baggerboot, balsaschip, beugschuit, beurtschip,

binnenboot, boeilegger, boerenplat, boomschuit, brandpiket,

brusselaar, doggerboot, douaneboot, draakjacht, driedekker,

driemaster, dubbelboot, escadrille, flottielje, fluitschip,

fruitjager, galeischip, hardzeiler, haringbuis, hooischuit,

hotelschip, hovercraft, jaagschuit, jachtschip, kabelschip,

kajuitboot, kanaalboot, kaperschip, karamussal, karmoesaal,

kerkschuit, klipperaak, kluinschip, koeienboot, kofferboot,

koggeschip, kolenschip, korenschip, kraakschip, krabschuit,

kromsteven, kruisschip, kruitschip, kuilkorvet, lemsteraak,

levantisco, lichtschip, linieschip, mailstomer, marineboot,

marktschip, marsiliaan, marsiliane, mestschuit, moerasboot,

mosselboot, motorjacht, motorschip, mijnenveger, nevenschip,

noteschelp, oceaanreus, oefenschip, olietanker, olympiajol,

onderzeeër, pagaaiboot, pakketboot, paranzella, pentjalang,

pontonvlot, poussepied, praalschip, rivierboot, roeischuit,

rotorschip, rubberboot, schoonbrik, sleepschip, sleeptrein,

snelzeiler, speeljacht, stoomjacht, stoomschip, teerschuit,

tjalkschip, torenschip, trainferry, trebizonde, trekschuit,

trigantine, trincadura, trunkschip, turfschuit, tweemaster,

veerschuit, vikingboot, viermaster, viscarrier, vletschuit,

vlotschuit, vrachtboot, vreetschip, wachtschip, waterfiets,

waterhaler, werfschuit, westerling, woonschuit, ijszeilboot,

zandschuit, zandzuiger, zeekasteel, zeelichter, zeilboeier,

zeilhengst, zieleschip, zwaardboot

11 adviesjacht, baggerpraam, bakdekjacht, bananen boot,

binnenprauw, binnenschip, blazerjacht, bodemschuit,

oeierjacht, botterjacht, bovenlander, bucentaurus, cartelschip,

contraschip, dreadnought, dwarsdrijver, eendekschip,

hakkepoffer, haringjager, hengstjager, hopperbarge,

hoppermolen, hulpkruiser, hydroglider, kaagkruiser,

kaaidraaier, kaapvaarder, kabellegger, kajuitjacht, kantimaroen,

karamoessal, kartelschip, kataskopion, kiellichter, klinkerboot,

kolenschuit, kontraschip, koopvaarder, kustvaarder,

kustwachter, lakatoiboot, loggerschip, loodskotter, loodsschuit,

loodsstomer, mailsteamer, marineschip, marinesloep,

marktschuit, mastlichter, moddermolen, modderpraam,

moederschip, motorlaunch, motorlogger, motorzeiler,

mijnenlegger, mysteryschip, nachtschuit, oceaanschip,

onderlosser, onderzeeboot, oorlogschip, opblaasboot,

overzetboot, overzetveer, pampusjacht, parlevinker,

pendelschip, plasticboot, plezierboot, politieboot, poolvaarder, praamschuit, raderstomer, raketfregat, reserveboot, retourschip,

rivierschip, robbenschip, scheldeboot, scherpjacht, schieschuit,

schoeneraak, schoolschip, schroefboot, schuifgalei,

schutdekker, slagkruiser, slavenhaler, slavenjager, slavenschip,

speelschuit, sprietsohip, statenjacht, stoombarkas, stoomlogger,

stoomsleper, supertanker, tanklichter, theeklipper, tochtschuit,

tonneboeier, torpedoboot, trampstomer, trincadoera,

turbineboot, turretschip, urkerbotter, veilingboot, vikingschip,

vissersboot, visserspink, vlaggeschip, vlagvoerder, vleugelboot,

voldekschip, vrachtschip, vrouwen boot, vijfmastbark,

walvisjager, waterschuit, winkelschip, ijszeiljacht, zeeschuimer,

zeevaartuig, zusterschip, zwaardjacht

12 aanvoerschip, adviesfregat, afhaalkotter, baggerschuit,

ballastschip, nanenschip, basterdgalei, benzineschip,

binnenlander, binnenschuit, blazerschuit, boegseerboot,

cutterzuiger, diepzeeschip, douanekotter, driemastbark,

glijvliegboot, goederen boot, handelsschip, handelsvloot,

haringlogger, haringschuit, hekradstomer, hobbelschuit,

hulpvaartuig, inriggedboot, jagersschuit, garnalenboot,

juryvaartuig, karveelschip, klipperjacht, klipperschip, koningssloep, konvooischip, koraalschuit, korenlichter, kuildekschip, kustvaartuig, landingsboot,

libertyschip, lichterschip, magazijnschip, magneetnaald,

mailschoener, marinebarkas, modderschult, motorkruiser,

motortrawler, noordvaarder, oceaanstomer, olietankboot,

onderschuiver, oorlogsbodem, oorlogsschip, pantserschip,

piratenschip, pleizierboot, plezierjacht, politiejacht, politieschip,

reddingsboot, reddingsvlot, roeivaartuig, rijnsleepboot,

scherenvloot, schietschouw, schietschuit, schoenerbrik,

schroefschip, smokkelschip, spiegelschip, stoomtrawler,

tentdekschip, toerroeiboot, torpedojager, transbordeur,

troepenschip, turbineschip, tweedekschlp, veilingschip,

versplejacht, viermastbark, vissersprauw, voorpostboot,

vrachtschuit, vrachtzoeker, wedstrijdkano, zeehospitaal,

zeesleepboot, zeestoomboot, zeeveerschip, zeilvaartuig,

zolderschuit,

13 admiraalschip, armatuurschip, atoomduikboot, bakdekkruiser,

balkenvlotter, binnenvaarder, blokkadeschip, driemastschip,

duikbootjager, fabrieksschip, groenteschuit, hoogaarsjacht,

kajuitjachtje, kanonneerboot, karavaanschip, loodsschoener,

loodsvaartuig, mammoettanker, outriggedboot, overzetschouw,

petroleumboot, pieremagoggel, platboomjacht, platvoetwacht,

proviandschip, ramtorenschip, reddingssloep, registerschip,

schipperskaan, schokkerjacht, stationsschip, steigerschuit,

stoomvaartuig, toeristenboot, toervrijbuiter, torendekschip,

tweeriemsgiek, vierriemsgiek, vissersschuit, vlaggevoerder,

vliegdekschip, vrachtvaarder, vrijheidsjacht, waddenvaarder,

walvisvaarder, wedstrijdjacht, zweefveerboot,

14 achtriemssloep, admiraalsschip, bakboordswacht, ballastlichter,

bewakingsschip, binnenvaartuig, blokkadebreker,

brandingssloep, enkelschroever, gaffelschoener,

garnalenschuit, gladdekskorvet, gouvernementer,

guineesvaarder, havenstoomboot, hospitaalschip,

kampagnefregat, kanaalveerboot, kustmijnenveger,

lemskraakjacht, marinevaartuig, midzwaardjacht,

motorpakschuit, pantserkruiser, passagiersboot

patrouilleboot, petroleumschip, platbodemjacht,

politiekrulser, raderstoomboot, regenboogjacht,

riviervaartuig, scherenkruiser, sleepstoomboot,

stoomsleepboot, toeristenschip, torpedokruiser,

transportschip, twaalfvoetsjol, vestzakkruiser, vliegkampschip,

15 aircraftcarrier, atoomonderzeeër, benzinetankboot,

bestormingsboot, boomaanklipper, dubbelschroever,

eenmansduikboot, emigrantenschip, flottilleleider,

handelsvaartuig, instructieschip, koopvaardijbrik,

koopvaardijschip, koopvaardijvloot, kustvissersboot,

lemsteraakjacht, motormijnenveger, motorvrachtboot,

noormannenschip, onderhoudsschip, onderzeeërjager,

oorlogsvaartuig, opleidingsschip, pantserdekschip,

passagiersschip, patrouilleschip, paviljoenstjalk,

pleziervaartuig, politievaartuig, riviersleepboot,

roeireddingboot, scheldevaartuig, spionagetreiler,

topzeilschoener, torpedovaartuig, vestzakduikboot,

vissersvaartuig, vliegtuigdrager, zuigbaggermolen

16 bergingsvaartuig, directievaartuig, draagvleugelboot,

driemastschoener, flottieljeleider, groenlandsesloep,

klaringsvaartuig, kofferdekkruiser, koopvaardijfregat,

landingsvaartuig, motortorpedoboot, motorvrachtschip,

oppervlakteschip, schroefstoomboot, superdreadnought,

torpedobootjager, traankokerijschip, turbinestoomboot,

veertienvoetsjol, vestzakslagschip, vijfmastvolgschip,

wedstrijdroeiboot

17 bergingssleepboot, enkelschroefschip, inspektievaartuig,

koopvaardijvaarder, middenzwaardjacht, motorreddingsboot,

onderzeebootjager, passagierslijnboot, platbodemvaartuig,

recherchevaartuig, schroefstoomschip, sleephopperzuiger,

stoomschroefschip

18 dubbelschroefschip, hospitaalkerkschip, instruktievaartuig,

kustbewakingsschip, landverhuizersboot, motorkanonneerboot,

opleidingsvaartuig, patrouillevaartuig, petroleumtankschip

19 bebakeningsvaartuig, koopvaardijzeilschip,

landverhuizersschip, reactoronderzeeboot,

vliegdekmoederschip

20 atoomkoopvaardijschip, begeleidingsvaartuig,

telegraafkabellegger, vliegtuigmoederschip

21 kustbewakingsvaartuig, tentoonstellingsschip,

troepentransportschip

22 anti-onderzeebootfregat

23 dubbelschroefstoomschip

24 tentoonstellingsvaartuig

vaartuig in de Middellandse Zee - tartaan

vaartuig met hoog oplopende steven - orembaai

vaartuig op de ganges - baulea

vaartuig van Eskimo - kajak

vaartuig van Noach - arke, ark

vaartuig voor ruimtevaart - ruimteschip

vaartuig voor visvangst - bom, botter, logger, pink, trawler, treiler

vaartuigje - scheepje

vaart van lopen - gang

vaarwater - diep, gracht, kanaal, kielwater, kielzog, meer, rak, rivier, sloot, vaart, waterweg, zee, zwier

vaarwater in Nederland - kil, krammer

vaarwater tussen Denemarken en Zweden - Sont

vaarwater tussen ondiepten - vaargeul

vaarwater tussen twee zeeën - zeestraat, nauw, Sont, straat

vaarwater tussen Zwarte Zee en Middellandse Zee - Bosporus,

Hellespont

vaarwater tussen zandbanken - vaargeul

vaarwatergids - loods

vaarweerstand - scheepsweerstand

vaarweg - koers, richting, route, rijweg, waterweg

vaarwel - adé, adi(e), adieu, adios, aju(us), ave, bonjour, bye, dag, gegroet, goedenavond, goedendag, goedenmiddag, goodbye, saluut, tabé, tabee, vale

vaarwel zeggen - gegroet, groeten, renunciëren, retireren, weggaan

vaarwerk - scheepstransport

vaarwerker - lader, losser

vaas – amfora, kan, kruik, pul, steun, tul, urn

vaas voor as - urn

vaat - afwas

vaatcryptogaam - boom, heermoes, paardenstaart, varen, schubboom, wolfsklauw, zegel, zegelboom

vaatdoek - slobbe, theedoek, wis, wisdoek

vaatdoeken enz. - keukenlinnen

vaatgezwel - angioom

vaatje van 80 pond - barrel

vaatje voor haring - kantje

vaatje voor tafelmosterd - mosterdpot

vaatjesteken - kuipjesteken

vaatkanaal - bloedvat, lymfevat

vaatrijk huidweefsel - tandpulpa

vaats - bedorven, leeg, muf, onfris

vaatverkalking - aderverkalking

vaatvernauwend middel - angiotinicum

vaatvernauwing - vasoconstrictie

vaatverwijding - angiëctasi,

vaatvlies - chorioidea vasodilatatie

vaatwerk - aardewerk, afwas, beker, bestek, bord, glas, kan, ketel, kom, kop, kopje, pan, pot, pul, schaal, schotel, servies, tafelgerei, teil, tobben, tonnen, vat, vaten,

vaatwerk aan boord - kommaliewant

vaatwerk met schenkpijp - koffiepot, melkkan, theepot, tuitkan

vaatwerk met tuit en handvat - kan

vaatwerk tot versiering - vaas

vaatwerk uit klei gebakken - aardewerk, plateel

vaatwerk (verzilverd voor hostie) - monstrans

vacant - beschikbaar, ledig, leeg, onbezet, ongevuld, onvervuld, open(staand), vrij

vacant zijn - openstaan

vacature - vac.

vacaturegeld - vacatuurpenningen

vaccin - entstof, serum

vaccin tegen tuberculose - bacilini, BCG

vaccina - koepokken

vaccinatie - inenting

vaccinatiebewijs - pokkenbriefje

vactinatie, iemand die-verricht - vaccinatur

vaccine - koepokken

vaccinebriefje - vaccinatiebewijs

vaccineren - inenten

vaccinestof - koepokstof

vaceren - openvallen

vacht - haarkleed, pels

vacht van een dier - dierenhuid, pels

vachtdikte - stapl

vacilleren - weifelen

vacuiteit -ledigheid nietigheid, ijdelheid

vacuole - celholte

vacuüm - lacune, leegte, leemte, luchtledig, onderdruk

vacuümapparaat - oliepomp, waterstraalpomp

vacuümketel - vacuümapparaat

vacuümmeter - alfatron

vacuümtoestel - vacuümpan

vadde - flensje, pannenkoek

vadderik - luiaard

vaddig - bui, loom, lusteloos, slaperig, traag

vadem - vaam

vademecum - handleiding, leerboek, leidraad, naslagwerk,, tabellenboek

vademen - meten, omvatten

vader - pa, papa, paps, patriarch, va

vader (bijbel) - abba

vader des vaderlands - p.p.

vader en moeder - ouders

vader of moeder - ouder

vader van Abraham - Terah

vader van Achilles - Peleus

vader van Aegistus - Thyestes

vader van Aeneas - Anchises

vader van Agamemnon - Atreus

vader van Ajax - Telamon

vader van Alcaenus - Perseus

vader van Alexander de Grote - Philippus

vader van Amphlon - Zeus

vader van Amphiticon - Alcides

vader van Amphitrite - Nereus

vader van Apollo - leus

vader van Ares - leus

vader van Aristaeus - Apollo

vader van Astyanax - Hector

vader van Atalante - lasus

vader van Atreus - Pelops

vader van Bacchus - Jupiter, leus

vader van Bellerophon - Glaucus

vader van Braga - Odin

vader van Cadmus - Agenor

vader van Circe - Helios (Helius)

vader van Clytaemnestra - Tyndareus

vader van Dardanus - leus .

vader van Darius - Hystaspes

vader van David - Isai

vader van Dido - Tyrus

vader van Dionysos - Zeus

vader van Elektra - Agamemnon

vader van Eos - Hyperion

vader van Erebus - Chaos

vader van Europa - Agenor

vader van Ezau - Izaak

vader van Faunus - Picus

vader van Freyja - Njord

vader van Hector - Priamus

vader van Helius - Hyperion

vader van Hippomenes - Macareus

vader van Hygiera - Asclepius

vader van Inachus - Okeanos, Oceanus

vader van Ismaël - Abraham

vader van Jonathan - Saul

vader van jonggeborene - kraamheer

vader van Jozef - Jakob

vader van Jupiter - Saturnus

vader van Kain - Adam

vader van Latinus - Faunus

vader van Mars - Jupiter

vader van Medea - Aeëtes

vader van Minos - Zeus

vader van Moab - Lot

vader van Morpheus - Hupnos

vader van Nereus - Pontus

vader van Niobe - Tantalus

vader van Odysseus - Laërtes

vader van Orestes - Agamemnon

vader van Orpheus - Apollo

vader van Palamedes - Nauplius

vader van Paria - Priamus

vader van Peleus - Aeacus

vader van Pelops - Tantalus

vader van Penelope - Icarius

vader van Persephone - Zeus

vader van Perseus - Zeus

vader van Pharnaces - Mithradates

vader van Phoebe - Uranus

vader van Pollux - Zeus

vader van Priamus - Laomedon

vader van Priapus - Dionysos, Dionysus

vader van Samuel - Elkana

vader van Saturnus - Uranus

vader van Sem - Noach

vader van Tantalus - Zeus

vader van Thaumas - Pontus

vader van Thetis - Nereus

vader van Thyestes - Pelops

vader van Tithonus - Laomedon

vader van Troïlus - Priamus

vader van Ulysses - Laërtes

vader van Vider - Odin

vader van Wodan - Bor

vader van Xerxes - Darius

vader van Zeus - Chronos, Kronos

vader van de Nereïden - Nereus

vader van de wals - Strauss

vaderen - patres

vadergrond - vaderland

vaderhuis - hemel

vaderland - bakermat, geboorteland, patria

vaderlander - patriot

vaderlandse gezindheid - vaderlandszin

vaderlandsgezind - nationaal, patriottisch

vaderlandsliefde - patriottisme

vaderlandslievend - patriottisch

vaderlandsloze - d.p.

vaderlandsminnend - vaderlandslievend

vaderlandsvriend - patriot

vaderlandloze - apatride, d.p.

vaderlief - slaapmuts

vaderlijk - paternaal, patriarchaal

vaderlijk erfdeel - patrimonium

vaderlijk erfdeel, tot het- behorende - patrimoniaal

vadermin - vaderliefde

vadermoord - parricidium

vadernaam - patronymicum

vader of moeder - ouder

vaderpaard - fokpaard, hengst

vaderrecht - patriarchaat

vaderrechtelijk - patriarchaal

vaders - patres

vaders broer - oom

vaderschap - paterniteit

vadersnaam - patronymicum

vaderstad - geboorteplaats, geboortestad

vaderstad van Abraham - Ur

vaderstad van Hugo de Groot - Delft

vadoek - vaatdoek

vadsig - indolent, laks, langzaam, levenloos, log, loom, lui(zig), lusteloos, maf, onbenullig, slap, slaperig, traag, werkschuw

vadsig mens - kwal, luiaard, vadsigaard

vadsige slordige vrouw - fleer

vadsigheid - loomheid, luiheid, traagheid

vae (Lat.) - droefheid, ongeluk, ontsteltenis, pijn, ramp, smart, wee

vagant - doler, doolaard, zwerver

vaganten - goliarden, zwervers

vagantisme - vagentendom

vagebond - boef, dolaard, kalis, landloper, rabauw, schelm, schoft, schurk, schooier, vagant, vrijbuiter, zwerver

vagebondage - landloperij, zwerfziekte

vagebonderen – zwerven

vagebonderende interlectuelen in de late middeleeuwen - goliarden

vage beschouwing - algemeenheid

vage gestalte - schaduw, schim, spook

vage voorstelling - nevelbeeld

vagelingen - vuilnis

vagen - poetsen, reinigen, schoonwrijven, strijken, wegvegen, wrijven, zuiveren

vage plaatsaanduiding - ginds, ginder

vager - borstel, stoffer

vagevuur - erebus, hades, hel, purgatorium

vagina - schede

vaginoscoop - baarmoederspiegel

vair - vaar

vak - ambt, afdeling, ambacht, bedrijf, beroep, betrekking branche, gebied, handwerk, hok, hokje, lade leervak, loket, metier, ruimte, stiel, tak

vak in bureau - la, lade, loket

vak op school - aardrijkskunde, biologie, Duits, Engels, Frans, geografie, geschiedenis, godsdienst, Grieks, historie, Latijn, lezen, Nederlands, rekenen, schrijven, taal

vak van een dijk - park

vak van een schaakbord - veld

vakaanwijzing - topiek

vakant - leeg

vakantie - reces, rusttijd, uitstapje, verlof, vrij(af)

vakantie van de kamers - reces

vakantie van een college - reces

vakantie van een rechtscollege - reces

vakantieboot - plezierboot

vakantiedag - snipperdag

vakantiedrukte - hoogseizoen

vacantieganger - reiziger, toerist

vakantieherinnering - foto

vakantiehuisje - zomerhuisje

vakantiehuisje in de bergen - chalet

vakantiekamp - padvinderskamp, schoolkamp

vakantiekolonie voor kinderen - kinderkolonie

vakantiemaand - augustus, juli

vakantietocht met een zeeschip - cruise

vakantietrip - excursie

vakantieverblijf - camping, hotel, pension, tent, tentenkamp, vakantiehuisje

vakantiewoonwagen - caravan

vakantiezegel - vakantiebon

vakbekwaam - bedreven, bekwaam, ervaren, kundig, specialist,

vakblad - vakorgaan

vakbond - syndicaat, vakvereniging

vakbondsbestuurder - bonze

vakbondscentrale - CNV, FNV, NKV, NVV

vakerig - slaperig

vakfotograaf - beroepsfotograal

vakgebied - discipline

vakgeleerde - specialist

vakgenoot - amice, collega

vakgroep - sectie

vak in tuin - perk

vakje - hokje

vakkleding - beroepskleding

vakkundig - bedreven, deskundig, professioneel, technisch, (vak)bekwaam

vakkundigheid - bekwaamheid

vakkursus - beroepskursus

vakman - ambachtsman, beroepsman, deskundige, elektricien, expert, fitter, gasfitter, glasblazer, hoefsmid, kenner, loodgieter, monteur, schilder, smid, specialist, timmerman, metselaar

vakmanschap - bedrevenheid, bekwaamheid

vak met zitplaatsen - tribune

vak of baan - beroep

vak of beroep - ambacht

vak of betrekking - baan

vak op school - biologie, Duits, Engels, Frans, geografie, geschiedenis, Grieks, Latijn, Nederlands, rekenen, scheikunde, taal

vakoefening - praktijk, stage

vakopleiding - vakonderwijs

vakorgaan - vakblad

vakschool - ambachtsschool, huishoudschool, industrieschool

vaktaal - jargon

vaktermen - jargon, terminologie, vaktaal

vaktijdschrift - orgaan

vakuitdrukking - vakterm

vakuitoefening - beroepsoefening, praktijk

vakvereniging - corporatie, gilde, organisatie, slagersbond, (vak)bond, vakgroep

vakvereniging van vleeshouwers - slagersgilde

vakwerk - beroepswerk

vakwoord - term, vakterm

vakwoord - term

val - bons, buiteling, daling, deksel, deurtje (neervallend), dreun, hinderlaag, hijslijn, klem, klep, knel, knip, kroet (fruit), kuil, neergang, ondergang, ongeluk, overgave, plof, raam, reep, slag(net), smak, strook, talie, tuimeling, valkuil, vangknip, vangwerktuig, verderf, verovering, zonde

valabel - aannemelijk, bevattelijk, gangbaar, geldig, geloofwaardig, rechtsgeding, rechtsgeldig, waardevol

valavond - avondschemering

valblind - valluik

valbloem - haagwinde

valblok - heiblok

valbrug - beweegbrug, ophaalbrug, takelbrug

valdeksel - luik

valbijl - guillotine

valblok - heiblok

valdeksel - luik

valdeur - ophaalbrug, rinket, schofdeur, schotdeur, sluisdeur, valboom, valbrug,

valdeur (herald.) - orgel

valdeurtje - klap, klapdeurtje, klaphek, rinket

valdeurtje in een sluis - rinket

vale - v., adieu, gegroet, vaarwel

vale grijze kleur - asgrauw

vale tint - vaal

valekant - wankant

valekantig - wankantig

valentie - bindingskracht, waardigheid

valentine - minnebriefje

valeriaan - duivelsklauw, Joriswortel, koortswortel

valeriaanachtigen - valerianaceeën

valeriaanachtige plant - veldsla

valeriaanfamilie - valerianaceeën

valeriaanzout - butaancarbonzuur, pentaanzuur

valeriaanzuur - butaancarbonzuur, pentaanzuur

valerianacee - spoorbloem, valeriaan, veldsla

valet - bediende, butler, kamerdienaar, lakei, lijfknecht

valetudinair - ziekelijk

valeur - waarde

valflouw - slagnet, vogelnet

valfruit - kroet, raapsel

valg - akker, bouwland

valgen - braken, omploegen

valhek - hamei, stormegge

valhuid - vlieghuid

validatie - geldigverklaring

valide - gezond, krachtig, sterk

valideren - gelden

validiteit - geldigheid, geschiktheid

valies - karabies, koffer, plunjezak, reistas, reiszak, tas

valiezenkoers - volksvermaak

valig - vaalachtig, verschoten

valinger - tafeleend

valk - falco(nide), giervalk, roodvalk, slechtvalk, smelleken,

taleken, torenvalk

valk, mannelijke - tarsel, tersel

valkachtige vogel - arend, buizerd, bijenarend, havik, kiekendief, slechtvalk, sperwer, wespendief, wouw

valkachtigen - falconidae, falconiden

valkant - afgeslepen, wankant

valkbloem - klaproos

valkenet - falconet

valkenier - vogelaar

valkenjacht - valkerij, vederspel

valkenjager - valkenier

valkenstang - valkenrek

valkerf - kapsnede, vellingskerf

valkerij - valkejacht, valkenhuis

valkeschei - valkebel

valkezak - sok

valkhaan - veldkanon

valkruid - armka, wolverlei

valkuil - wolfskuil

vallei - dal, del, diepte, inzinking, laagte, vlakte

vallei in Libanon - Bakavallei

vallen - dalen, kwakken, lazeren, mieteren, neerkomen, neerstorten, raken, sneuvelen, storten, struikelen, treffen, tuimelen, zakken

vallen op het veld van eer - sneuvelen

vallen over - struikelen, wraken

vallend gesteente - bergstorting

vallend sluitijzer - klink

vallende duisternis - avond, schemer

vallende luchtsteen - meteoroliet

vallende ruiter - zandruiter

vallende sneeuw- en ijsmassa - lawine

vallende ster - meteoor, meteoride, meteoriet, meteoroliet

vallende sterren - draconiden, perseiden

vallende ziekte – epilepsie

vallen zetten - trappen

vallenzetter - trapper

valletje - rabat

vallicht - lichtraam

valling - helling, rapeling, schuinte

vallood - peillood

vallota - purpurea

valluik - valdeur

valluik op zolder - zolderluik

val met een lus - strik

valmuur - stortmuur

valnest - legnest

valnet - slagnet, vogelnet

val of buiteling - smak

val voor dieren - klem

val voor ramen - luik

valonea - looistof

valorimeter - waardemeter

valorisatie - handelseconomie

valoriseren - waarderen

valpoort - stormegge

valput - kuil

valreep - loopplank, scheepstrap, touwladder

valreepskepter - standaard, stang

vals - achterbaks, arglistig, bedekt, bedrieglijk, boos, dissonant, doortrapt, drakerig, dubbelhartig, fout(ief), frauduleus, gefingeerd, gehuicheld, gemeen, geniep(ig), geveinsd, gluiperig, gluips, heimelijk, huichelachtig, imitatie, ignobel, kattig, kwaad, laag, leugenachtig, link, loens, loos, min, nagemaakt, nep, nothus, omkoopbaar, onecht, onedel, oneerlijk, onjuist, onoprecht, onrecht, onrechtvaardig, ontstemd, onwaar, onwelluidend, onzuiver, ostensibel, perfide, postiche, pseudo, punisch, schijnheilig, slecht, slinks, spurius, trouweloos, vaal, verkeerd, verraderlijk, vuig, vuil, wanluidend,

valsaard - bedrieger, fielt, gemenerik, gluiperd, judas, linkerd, snoodaard

vals beeld - vertekening

vals believen - ogendienst

vals bericht - kwakkel

vals goud - doublé, halfgoud, namaakgoud, semilor

vals karakter - gemeen, liederlijk, misdadig, zwijneaard

vals krantebericht - canard

vals kijken - aangluipen

vals of nep - namaak

vals redenerend - sofistisch

vals schelpgoud - muziekgoud

vals spelen - sjoemelen, steggelen, tricheren stechelen

vals -voorwendsel - draaierij, fint, uitvlucht

valsaard - fielt, gemenerik, gluiperd, snoodaard, verrader

valscherm - daalscherm, parachute, springscherm

valschermspringer - parachutist

valse aantijging - eerroof, laster, smaad

valse beschuldiging - aantijging, aanwijzing, lak

valse diamant - glasdiamant, peridot, stras

valse eed - meineed, pejeratie, perjurium

valse gelofte - meineed

valse god - afgod, idool

valse haarkrul - boekel

valse haartooi - pruik

valse haarvlecht - tour

valse horizon - pseudorizon

valse kies - pr(a)ermolaar

valse koers - gapkoers

valse leer - pseudologie

valse plooi in stof - kreukel, link, rimpel, vouw

valse reden - drogreden

valse redenering - drogreden, paralogie, paralogisme, sofisme

valse slag in een touw - kink

valse sleutel - haaksleutel, loper

valse sluitrede - paralogisme

valse smaragd - peridot

valse toon - wanklank

valse verklaring - meineed

valse volksvriend - demagoog

valse vouw - kreuk, kreukel, plooi

valse vrouw - feeks , harpij, kreng

valse zwangerschap - hooiveulen, maandragend

valserik - gemenerik, hinderlaag, kuil, list, valsaard

valsheid - bedrieglijkheid, boosheid, falsiteit, fraude, gemeenheid, gramschap, huichelarij, leugen, nijdigheid, obliquiteit, onechtheid, oneerlijkheid, onoprechtheid, onwaarheid, perfidie, perfiditeit, trouwbreuk, trouweloosheid, veinzerij

valsheidsprocedure - verificatieproces

valstreep - virga

valstrik - attrape, (hinder)laag, kuil, lage, list, valkuil, verleiding

valstrikbom - booby-trap

valtafel - hangpoottafel

valten - braken, omploegen

valtoon - stoottoon

valuatie - muntkoers

valueren - schotten

valuta - bedrag, deviezen, geldeenheid, geldstelsel, koers, munteenheid, waarde, wissel(waarde)

valutabeurs - wisselmarkt

valutadag - vervaldatum

valutakassa - clearinginstituut

valvenster - tuimelraam

valvula - klep, klepvlies

valwerk - valhamer

valwind - bise, bora, borino, föhn, luchtzak, mistral, papagayo, passaat, rafale, remous,

valwind aan de Adriatische Zee - bora

valijzer - klink

valziek - epileptisch

valziekte - epilepsie

vamp - verleidster

vampier - bloedzuiger, desmondontida, uitzuiger, vleermuis, woekeraar

van - achternaam, v.

van aantekeningen voorzien - annoteren

van aanzien - deftig, hoog, notabel, voornaam

van aarde - aarden, lemen

van adel - adellijk, edel

van adresbanden voorzien - banderen

van alles - allerlei, diversen, varia

van alles voorzien - gesorteerd

van alle wilskracht beroven - biologeren, hypnotiseren, uitmergelen

van alles wat - allegaartje, mengelmoes, potpourri, quodlibet, varia

van andere aard - allogeen

van andere betekenis - heteroniem, ongelijkmatig, tegengesteld

van andere mening zijn - dissideren

van balein gemaakt - baleinen

van been - benen, benig

van beide geslachten zijnde - biseksueel, hermafrodiet

van beiden evenveel - ana

van beide kanten - beiderzijds

van belang - actueel, belangrijk, belangwekkend, (ge)wichtig, important, noemenswaard, noemenswaardig, relevant, voornaam, waardevol

van belang zijn - tellen

van belastingbandje voorzien - banderolleren

van bemanning voorzien - bemannen

ven benzine voorzien - tanken

van bepaalde delfstof voorzien - lei

van bepaalde wollen stof gemaakt - lakens

van beperkte aard - limitatief

van beroep - professioneel

van besluit veranderen - bedachtzaam, beraden

van betekenis - beduidend, belangrijk, betekenisvol, relevant, significant, terzake

van bewijsstukken vergezeld - documentair

van bezetting of geschut ontbloten - degarneren, ontzetten

van biezen gemaakt - matten

van binnen - innerlijk, intern, interieur, inwendig

van binnen afkomstig - endogeen

van binnen leeg - hol

van binnen uitkomend - endogeen

van binnen uit - endogeen

van blaam zuiveren - disculperen, rechtvaardigen,

vrijpleiten

van bloed levend - sanguivoor, vampier

van blijvende waarde - klassiek

van bomen gemaakt - houten

van borat gemaakt - boratten, bratten

van boven - v.b.

van boven dikke paal - polder

van boven gesplitste plank - rafter

van bovenal - autoritair

van buiten - buitenzijde, extern, exterieur, uitwendig

van buiten af komend - exogeen

van buiten inwerkend - exogeen

van buiten leren - memorisatie, memoriseren

van commentaar voorzien - becommentariëren, commentariëren

van cijfers voorzien - nummeren, numeroteren

van dat tijdstip af - sedert

van datum voorzien - gedagtekend

van de - der, des

van de aard van novellen - novellistisch

van de beginne af - adovo

van de boeien ontdoen - slaken

van de borst nemen - spenen

van de bouw van Rome af - u.c.

van de dag der maand - adi(it)

van de dag van schrijven - d.d.

van de dagtekening af - adato

van de dop ontdoen - pellen

van de eer beroofd - onteerd

van de eer beroven - onteren

van de ene kant - eensdeels

van de geest - mentaal

van de grond opnemen - oprapen, rapen

van de grote wereld - mondain

van de hand wijzen - declineren, refuseren

van de harde buitenhuid ontdoen - pellen

van de hoofdzaak weghalen - afleiden

van de Kaap - Kaaps

van de kansel mededelen - opgeven

van de kindertijd - kinds

van de kook - overstuur

van de kou prikkelen - tintelen

van de laatste sacramenten voorzien - bedienen

van de lading ontdoen - afladen, lossen

van de ledenlijst afvoeren - royeren

van de leeftijd - aet

van de loonlijst afvoeren - ontslaan

van de moslims - koran

van de Olympus - Olympisch

van de partij - aanwezig, meedoen, meemaken

van de peul ontdoen - doppen

van de pit ontdoen - egreneren, ontpitten

van de politie - politieel

van de post - postaal

van de rechte weg afwijken - deviëren

van de regel afwijkend - abnormaal

van de schil ontdoen - doppen

van de schors ontdoen - eken

van de schrijver - vds

van de speen of borst afnemen - spenen

van de takken ontdane stam - sliet

van de troon stoten - onttronen

van de tweede - tweederangs

van de vetdelen ontdoen - ontvetten

van de vezels ontdoen - draden

van de voorvaderen - voorvaderlijk

van de vorm afwijkend - abnormaal, vervormd

van de vrucht ontdoen - lossen

van de ware leer afwijkend - heterodox

van de weg afgeraakt - verdwaald

van de wijs brengen - desoriënteren, verwarren

van de wind afgewende zijde - lij

van de wortel af - radicaal, radikaal, terdege

van deze tijd - actueel, contemporain, eigentijds, modern

van dezelfde betekenis - gelijkluidend

van dezelfde druk - isobaar

van dezelfde kleur - homochroom

van dezelfde mening - eenparig, eensgezind, eenstemmig, unaniem

van dezelfde oorsprong - isogeen

van dezelfde soort - eender, eenstig, enerlei, gelijk, homogeen, soortgelijkig

van dezelfde stam - stamverwant

van dezelfde temperatuur - isotherm

van dezelfde toonhoogte - homofoon

van dezelfde vorm - isomorf

van die dagen - destijds, toenmaals, toentertijd

van die plaats - vandaar

van die tijd - oudtijds, vanouds, toenmalig

van die tijd af - sedert, sinds

van die zaak - daarvan

van dienst zijn - dienen, gerieven, helpen

van diep denken getuigend - diepzinnig

van direct belang - actueel, relevant, urgent

van dit jaar - h.a. (huius anni)

van dit teken af - d.s.

van doen - nodig, noodzakelijk

van dun hout gemaakt - spanen

van dun rijshout gemaakt - tenen

van echt ras - pursang, volbloed, zuiver

van edele aard getuigend - edelaardig, grootmoedig, nobel

van edele gezindheid getuigend - edelmoedig

van een - ener

van een adres voorzien - adresseren

van een ander in ontvangst nemen - overnemen

van een andere mening - oneens

van een andere overtuiging - andersdenkend

van een andere soort - andersoortig

van een bek voorzien - gebekt

van een bepaald metaal - koperen

van een bepaalde grondsoort - lemen

van een bepaalde stof - tulen

van een berg naar beneden - bergaf

van een beschuttende laag voorzien - dekken

van een bloem - stempel

van een dag - eendags

van een datum voorzien - dateren

van een genootschap uitsluiten - proscriberen

van een handtekening voorzien - tekenen

van een hoogte laten zakken - aflaten

van een kenmerk voorzien - kenmerken

van een kenteken voorzien - kenmerken

van een mat voorzien - matten

van een merk voorzien - merken, tekenen

van een of andere soort - enigerlei

van een omslag voorzien - kaften

van een ondergronds buizennet voorzien -rioleren

van een parochie - parochieel

van een plant afkomstige gom - dragant

van een prijs voorzien - prijzen

van een rand voorzien - randen

van een regel afwijkend - abnormaal

van een regerend vorstenhuis - dynastiek

van een rijkskeurmerk voorzien - ijken

van een scherpe uitstekende lijst voorzien (bij bladeren) -

gekield

van een scheuren - dilacereren

van een verklarende handtekening voorzien - paraferen

van een zaak afzien - renonceren

van elders aangevoerd - allochtoon

van elders afkomstig - allogeen

van elk apart - elkeen

van elk evenveel - ana

van elkaar scheiden - disjungeren, separeren, uiteenhalen

van elke vegetatie verstoken - kaal

van flinke afmetingen - groot

van gaten voorziene kast - aalgeerkaar

van gedaante veranderen - metamorfoseren, transflgureren

van gedachte wisselen - discussiëren, discuteren, praten

van geen belang - irrelevant, nutteloos, onbetekenend, oninteressant

van geen betekenis - askaks (volkst.), irrelevant, kwansuis, niets, onbelangrijk,

van geen nut - doelloos, nutteloos, onbeduidend, onnut(tig)

van geld voorzien - spekken

van gelijke inhoud - conform, eensluidend, identiek

van gelijke kleur - isochroom

van gelijke mening - eensgezind

van gelijke vorm - uniform

van gelijke waarde - equivalent, gelijk, pari

van gering gewicht - licht

van geringe afmeting - iel, klein

van geringe betekenis - flop, flut, luttel, onbeduidend, onbelangrijk, onbetekenend, waardeloos

van geringe breedte - smal

van geringe dichtheid - ijl

van geringe hoeveelheid - iets, miniem, weinig

van geringe hoogte - laag

van geringe lengte - kort

van geringe omvang - klein

van geringe stand - burgerlijk

van geringe waarde - prullig

van geringe zwaarte - licht

van gevoelen zijn - menen, susteneren

van gewicht - belangrijk, betekenisvol, gewichtig, voornaam, zwaar

van goed allooi - aannemelijk, geloofwaardig, netjes, valabel

van goed gehalte - edel, gedegen, nobel, zuiver

van goede huize - v.g.h.

van goud voorzien - eglomiseren

van groeven voorzien - gerild

van grote culturele kennis - erudiet, erudit

van grote klasse - excellent, subliem, uitmuntend

van grote omvang - dik, omvangrijk

van grote samenhang - taai

van grote waarde - dierbaar, duur, kostbaar, kostelijk, waardevol

van harte - graag, hartelijk, innig

van heden af - a dato, voortaan

van hemelsblauwe kleur - azuren

van het algemene naar het bijzondere - deductie

van het begin af - ab, ovo

van het begin af herhalen (muz.) - da capo

van het bijzondere naar het algemene - inductie

van het lopende jaar - A.C. (anno currente)

van het midden af - distaal

van het nodige voorzien - verzorgen

van het platteland afkomstig - agrarisch

van het rund - bovine

van het vel ontdoen - villen

van het vorige jaar - a.p.

van hetzelfde brandpunt - homofocaal

van hier - heen, henen, her, inheems, verdwijn, weg

van hoogachting getuigend - eerbiedig

van hoefijzers voorzien - beslaan

van huid ontdoen - stropen, villen

van huid verwisselen - vervellen

van huis weg - afwezig

van hun kant - hunnerzijds

van iets af - eraf

van iets afzien - renonceren

van iets beschuldigen - last

van iets getuige zijn - beleven, ervaren, meemaken, ondervinden

van iets gewagen - tangeren

van iets houden - mogen

van iets verwittigen - preveniëren

van iets verwittigen - preveniëren

van iets weg gaan - begeven, ontdaan, ontwijken

van inhoud ontdoen - legen, lozen

van insnijdingen voorzien - gekarteld

van ivoor - elpen, ivoren

van jonge datum - recent

van kantoor - v.k.

van kapitaal voorzien - financieren

van klei - lemen

van kleine afmeting - dun, iel

van kleine omvang - beknopt

van koers veranderen - afwijken

van kort geleden - recent

van kracht - gelden, geldig, potentieel, vigerend

van kracht zijn - doorgaan, gelden, strekken, vigeren

van krengen levend beest - aasdier

van kruit en kogels voorzien - laden

van kunstvaardigheid getuigend - artistiek

van kwaliteit - goed

van lager rang - subaltern

van lange duur - langgerekt

van leed getuigend - smartelijk

van leeftocht voorzien - approvianderen

van leenvoerigheid ontheffen - allodificeren

van leer vervaardigd - leren

van leestekens voorzien - interpuncteren, interpungeren

van lei gemaakt - leien

van letters voorzien - letteren

van levensmiddelen voorzien - provianderen, ravitailleren

van lieverlee - allengs, allengskens, gaandeweg, geleidelijk, langzamerhand, trapsgewijs, zachtjesaan

van loodglazuur voorzien - loden

van lucht voorzien - beluchten

van luister beroven - ontluisteren

van manschappen voorzien - bemannen

van matten gemaakt - matten

van matten of biezen gemaakt - biezen

van meel bereide spijzen - meelkost

van meer kernen voorzien - polynucleair

van meerdere frequenties - resonantie

van mening doen veranderen - bekeren

van mening zijn - achten, denken, geloven, menen, oordelen, opvatten, vinden

van metaal vervaardigd - metalen

van mijn rekening - m.c. (mio conto)

van mindere rang - tweederangs

van mindere waarde - gering, inferieur, ondergeschikt, slecht

van misdaad beschuldigen - incrimineren

van naam - bekend

van na de oorlog - naoorlogs

van nabij bestaan - nader

van nabij ontmoeten - coudoyeren

van nature - aangeboren, uiteraard

van nature eigen - aangeboren

van natuur - geaard

van niemand - gener

van niveau - goed

van node - nodig

van Noorwegen - Noors

van noppen zuiveren - noppen

van nu af - voortaan

van nu af aan - stond, stonde

van nummers voorzien - numeroteren, nummeren

van nut - bruikbaar, nut(tig), praktisch, productief, stade, testade,

van nut zijn - nut, nuttig, praktisch, produktief

van nut zijnde - nuttig

van ogenblikkelijk belang - actueel

van omslag voorzien - kaften

van omvang toenemen - groeien, ervetten

van onder de oppervlakte - diep

van onderaardse afvoerbuizen voorzien - rioleren

van onderen - v.o., beneden

van ongunstige aard - erg

van onkruid zuiveren - wieden

van onmiddellijk belang - aktueel

van oordeel zijn - denken, geloven, menen, vinden

van oorsprong - isogeen

van ootmoed getuigend - ootmoedig

van openingen voorzien - poreus

van opinie zijnde - menen

van opzij - en profile, e.p.

van organen voorzien - organisch

van oudsher goed - beproefd, deugdelijk, gerenommeerd

van overtollig water ontlasten - draineren

van pas - apropos, gelegen, geschikt, opportuun, passend, stade, testade

van pas komen - dienen

van Peru - Peruviaans

van plaats doen veranderen - verhuizen, verplaatsen

van plaats doen verwisselen - inverteren, omzetten

van plaats veranderen - bewegen, reizen, vertrekken, wegtrekken

van plaats verwisselen - erratisch

van plan zijn - beramen, voornemen, voornemens, willen

van platen voorzien - geïllustreerd

van postzegels voorzien - frankeren

van rang veranderen - bevorderen, degraderen, promoveren

van rechts naar links - v.r.n.1.

van richting veranderen - detourneren, omdraaien, omkeren

van riet vervaardigd - rieten

van riet of biezen gemaakt - matten

van riet vervaardigd - rieten

van ringen voorzien - ringen

van ronde inkepingen voorzien - gekarteld

van ruiten voorzien - geruit

van rijshout gemaakt - tenen

van saai gemaakt - saaien

van schil ontdoen - schillen

van schroefdraad voorzien - snijden, tappen,

van sits - japons

van slag - ontsteld

van slanke bouw - rank

van slechte kwaliteit - derderangs, inferieur, minderwaardig

ordinair

van smart versteende moeder - Niobe

van snaren voorzien - gesnaard

van spinrag zuiveren - ragen

van spinweb zuiveren - ragen

van sporen wisselen - rangeren

van spijs voorzien - spijzigen

van stal veranderen - verstallen

van stavast - ferm, flink, stoer

van stekels voorziene vin - stekelvin

van stelligheden afstappen - weifelen

van streek - confuus, dingsig, dol, geschokt, kapot, kwalijk, mal, onpasselijk, ontdaan, onthutst, ontroerd, ontsteld, ontzet, onwel, overstuur, paf, perplex, verschrokken, verslagen, verward, verwezen,

van strepen voorzien - belijnen

van stuur raken - ontstellen

van taal bedienen - praten, spreken

van tanden voorzien - getand

van teen gemaakt - tenen

van teen gevlochten korf - mand

van tegengestelde aard - negatief

van terzijde - lateraal, zijdelings

van terzijde dekken - flankeren

van tevoren - a priori, eerder, eerst, vooraf

van tevoren pasklaar maken - prefabriceren

van toen af - daarna, sedertdien, sinds, verder

van toepassing - toepasselijk

van tralies voorzien - getralied, traliën

van tuig voorzien - inspannen, optuigen, tuigen

van tule - tulen

van twee zijden - bilateraal

van tijdsbegrippen - geruim

van uit zee oprijzende rots - klip

van uitleggingen voorzien - becommentariëren, verklaren

van uitrusting voorzien - tuigen, uitrusten

van uw kant - uwentwege

van velen - meerdere, veler

van vele soorten - allerlei

van velen - veler

van verduidelijkende aard - inuntiatief

van veren wisselen - ruien

van verfijnde smaak - elegant

van vergif voorzien - vergiftigen

van verscheidene soorten - diversen

van verschillende gedaante - heteromorf

van verschillende soort - allerlei, anders, divers(en), menigerhande, menigerlei

van versierselen voorzien - ornamenteren, opsieren, versieren

van vetleer - vetleren

van vet voorzien - smeren

van vezels en draden ontdoen - afrepen

van vier soorten - vierderhande

van voedsel voorzien - ravitailleren, voeren

van voertuig verwisselen - overstappen

van volgnummers voorzien - quoteren

van voor de geboorte - prenataal

van voor de ijstijd - preglaciaal

van vóór de zondvloed - antediluviaans, ouderwets

van voordeel zijnde - nuttig

van voorraad voorzien - bevoorraden

van voren - en face, frontaal, openlijk

van voren af - opnieuw, wederom

van vracht voorzien - beladen, belast

van vroeger tijd - antiek, oud, oudtijds

van waarde - geldig, kostbaar, waardevol

van wapens ontdoen - ontwapenen

vanwege - door, krachtens, namens, om, waarom, wegens

van weinig aanzien - gering, laag, min, obscuur, onbeduidend, onbekend

van weinig belang - onbetekenend

van weinig betekenis - irrelevant, klein, luchtig, nietig,

onbeduidend, onbelangrijk, onbetekenend

van wilskracht beroven - biologeren, hypnotiseren

van wolken voorzien - bewolkt

van wrok vervuld - wrokkig

van ijzeren banden voorzien - beslaan

van zekere stof vervaardigd - elpen, gouden, leren, wollen

van zeker materiaal - elpen, leren, houten, ijzerenmetalen, plastic

van zessen klaar - bijdehand, gaar, gewiekst, gevat, flink, slim

van zich werpen - repudiëren, verstoten

van zins - genegen

van zins zijn - beogen, intenderen

van zintuig beroofd - blind, doof, stom

van zuiver gehalte - integer, puur

van zij - zijden

van zijn geld levend - rentenier

van zijn stuk - kapot, confuus

van zijn stuk brengen - deconcerteren, verwarren

vanadium - v.

vanadiumzuur zout - vanadaat

vanaf - sedert, sinds, (Lat) ab

vanaf die dag - d.d. (de dato)

vanavond - hedenavond

vandaag - dato, heden, nou, nu, tegenwoordig, thans

vandaag of morgen - eens

vandaal - barbaar,vernieler, verwoester, woesteling

vandaan - afkomstig,weg

vandaar - daarom, derhalve, deswege, dus

vandalisme - vernielwoede, vernielzucht,

vandalistisch - vernielzuchtig

vandiktebank - schaafbank

vandoor - heen, foetsie, verdwenen, weg

vaneel - kielpan

vaneen - gescheiden, gespleten, kapot, stuk, uiteen

vaneen doen - scheiden

vaneengaan - splitsen

vaneen kloven - splijten

vanessa - admiraalsvlinder

vang - klem, vangst, oogst

vaneen scheiden - demonteren, scheiden

vangarm - tentakel

vangdam - kistdam

vangdraad - antenne, taster, vissnoer, voelhoren

vangen - beetnemen, duivenslag, grijpen, klauwen, pakken, strikken, verschalken, vatten

vangen met een sleepnet - tirasseren

vangen van vogels - flappen

vanger - grijper

vangerij - eendenkooi

vangertje - krijgertje, tikkertje

vangklem - val

vangtoestel - klem, knip, slag, strik,val

vangtouw - lasso

vangknip - val

vangman - catcher

vangmiddel - aas, fuik, kuil, kuilnet, lasso, net, strik, val, vang

vangmiddel voor paling - fuik

vangnet - jachtgaren, opvangnet, springnet

vangnet (zakvormig) - haam

vangsloot - vanggreppel

vangst - buit, captuur, pluk

vangst van wilde ganzen - flappen

vangtoestel - klem, knip, slag, strik, val

vangtouw - lasso

vangtuig - kuilnet, lasso, strik

vangwerktuig - boordeel, klem, knip, lasso, muizenval, net, ratteklem, ratteval, schepnet, slag, slagnet, spannet, strik, tiras, treil, val, valkuil, valnet, vangknip, visnet, voetangel, vogelknip, vogelnet, vosseklem

vangzeil - springzeil

vanitas - vergankelijkheid, ijdelheid

vaniteit - ijdelheid

vanmiddag - hedenmiddag

vanmorgen - hedenmorgen

vannacht - hedennacht

vanouds - traditioneel

vanwaar - waarvan, waarvandaan, waarvoor

vanwege - aangaande, betreffende, door, om, wegens, namens, weshalve, weswege

vanwege de politie - politieel

vanzelf - allicht, e.o. evident, gemakkelijk, glad, ipso, natuurlijk, ondubbelzinnig, ostentatief, spontaan, uiteraard, vanzelfsprekend, visibel, vrijwillig, wiedes,

vanzelf bewegen - automatisch

vanzelfsprekend - allicht, gewoon, logisch, natuurlijk, uiteraard

vapeur - damp, mist, rook

vaporarium - stoombad, zweetbad

vaporeus - luchtig, wazig, ijl

vaporisatie - stoomtherapie

vaporiutor - vaporisateur,verdampingswerktuig, verstuiver, werktuig

vaporiseren - verdampen, verstuiven

vaquero - cowboy, koeherder, koeienhoeder, veedrijver

var - rund

varaan - hagedis, waran

varee - kelp

varen - adelaarsvaren, adiantum, asplenium, azolla, bewegen, boomvaren, bosgewas, cyrtomium, davallia, dryopteris, eikvaren, ervaren, gaan, lading, lopen, plant polypodium, pteris, reilen, rijden, stevenen, vaatwerk, venushaar, voeren, zeilen,

vaen in de wind - zeilen

varen met een punter - punteren

varen met riemen - roeien

varen op zee - bevaren

varen over - bevaren

varenachtig kroos - azolla

varenachtig waterkroos - agolla

varenachtigen - pteridofyten

varenbloem - sleutelbloem

varende bevolking - schippers

varende volgen - navaren

varenextrakt - wormmiddel

varenkruid - addertong

varenpalm - cycas

varenplanten - pteridofyten, pteridophyta

varens - filicinae, filicinen

varensgast - bootsman, janmaat, kabelgast, ketelbink, matroos, olieman, roerganger, runner, stoker, tremmer, varensgezel, zeeman

varensgezel - bootsman, matroos, navigator, varensgast

zeeman

varensman - matroos, zeeman

varensvolk - matrozen, varenslui

varent - ontsteking

varia - allegaartje, allerlei, diversen, mengelwerk, potpouri, samenraapsel, van alles

variabel - onbestendig, veranderlijk

variabelheid - variabiliteit

variabiliteit - onbestendigheid, veranderlijkheid

variant - afwijking, mutant, variatie

variatie - afwijking, afwisseling, keuze, modulatie, mutatie

sortering, variant, verandering, verscheidenheid, wijziging

variatiebreedte - amplitude

variatieprogramma in een theater - variété

varicellen - waterpokken

varices - spataderen

varicocèle - spataderbreuk, zakaderbreuk

variëren - afwisselen, afwijken, uiteenlopen, veranderen, wisselen, wijzigen

variété - acrobatiek, cabaret, kleinkunst, revue

variétéartiest - acrobaat, cabaretier, conferencier, goochelaar,

chansonnier

variététeit - afwisseling, differentiatie, ras, verscheidenheid

variététheater - cabaret, tingeltangel

varinat - pijptabak

varing - stier var

variola - pokken

variolen - waterpokken

varioliet - steensoort

variometer - statoscoop

varix - spatader

varken - babi, barg, beer, biek, ever, keu, krulstaart, kurre, luilak, scheuteling, schram, smeerlap, spaarpot, suida, zeug, zwijn

varken dat gecastreerd is - barg

varken dat gespeend is - scheuteling

varken dat nog geen jaar oud is - spalling

varken, wild - pekari, zwijn

varkendistel - kruisdistel

varkenen - beren

varkensbeest - pissebed

varkensbil - ham

varkensbloem - watyerlelie

varkensbout - biefstuk, ham

varkonsbrood - alpenviooltje, cyclame

varkensdraf - spoeling

varkensdrijver - varkenshoeder

varkensgehakt - met

varkensgeluid -knor

varkensgras - bargegras, duizendknoop, knoopgras, kreupelgras, mottegras, weggras

varkenshals - borstelhals

varkenshoeder - varkensdrijver

varkenshok - kot

varkenshuid - zwoerd

varkenskers - coronopus

varkensklaver - beemdklaver

varkenskool - berenklauw

varkenskoorts - vlektyfus

varkenskrap - varkenskarbonade

varkensleer - pigskin, welster

varkensmaag - varkenspens

varkensmet - varkensgehakt

varkensoortje - ezelsoor, hazeoor

varkensoppasser - zwijnenhoeder

varkenspees - pezerik

varkensproduct - ham, karbonade, reuzel, spek

varkenspruim - kroosje

varkensras - loboor

varkensrassen - Berkshire, Duits, Famworth, Hampshire, Hongaars, Lincolnshire, Perigord, Vlaams

varkensrib - carbonade, kotelet

varkensribbetje - varkenskotelet

varkenssnuitskunk -soerilho

varkensstal - kot

varkenstor - zwijnkevertje

varkenstrog - zeunie, zeuning

varkensverblijf - hok, kot

varkensvel - zwoerd, zwoord

varkensvet - lies, reuzel

varkensvis - bruinvis

varkensvlees - spek, pork

varkensvlekziekte - erysipeloid

varkensvoederbak - trog

varkensvoer - bras, bruid, draf, haksel, mast, slobber, sop, spoeling

varkensworst - metworst

varkensziekte - gort, pest, varkenspest, vlektyfus, vlekziekte,

varkentje - big

varsity - roeiwedstrijd

varsovienne - dans

varwe - vaar

vasoconstrictie - vaatvernauwing

vasodilatatie - vaatverwijding

vast - aangeboren, altijd, beklemd, bekneld, bestaand, bestendig, bevestigd, compact, compres, constant, definitief, dicht, diep, dogmatisch, echt, energiek, flink, gebonden, geheid, geregeld, gesloten, getrouw, gewis, hecht, immobiel, ineengedrongen, Intiem, intussen, massief, middelerwijl, muurvast, nauw, onbetwijfelbaar, onbeweeglijk, onbewogen, ongeschokt, onroerend, onuitwisbaar, onveranderd, onveranderlijk, onverbrekelijk, onverschrokken, onverstoorbaar, onwankelbaar, onwrikbaar, overblijvend, pal, permanent, positief, roerloos, rotsvast, schoor, solide, stabiel, standvastig, star, stellig, stereotiep, sterk, stevig, strak, stijf, vastelijk, voorzeker, vurig, waar, waarlijk, warm, wis, zeker

vast aangetrokken - strak

vast afspreken - beklinken

vast bezoeker - habitué, stamgast

vast brugdeel tussen landhoofd en eerste pijler - aanbrug

vast dek op schip - plecht

vast doen staan - vastzetten

vast en niet hol - massief

vast en zeker - gegarandeerd, heus, stellig, gewis, werkelijk

vast gaan zitten - vastzetten

vast gebruik - gebruik, gewoonte, hebbelijkheid usance, usantie

vast gedeelte van een elec.motor - stator

vast gesproken medeklinker - fortis

vast in iemands binnenste - innig

vast ineen - compact, compres

vast ineengedraaid - dral, stevig

vast rantsoen - portie, taks, tax

vast ritme - regelmatigheid

vast van samenhang - taai

vast vertrouwen - hoop

vast vertrouwen op iets - gelovig

vast zittend deksel - klep

vastankeren - bevestigen, vastleggen

vastbakken - aanbakken

vastberaden - beraden, beslist, energiek, geestkrachtig, gedecideerd, gedetermineerd, geresolveerd, kordaat, onverbiddelijk, onwrikbaar, resoluut, standvastig, stoer, vastbesloten

vastberadenheid - resolutie

vastbesloten - gedecideerd, resoluut, (muz.) resoluto

vastbinden -groeperen, knechten, knevelen, knopen, reien, sjorren, tuien, vastmaken

vastbinden of omwikkelen met bindgaren - ficelleren

vastdraaien - aandraaien

vaste aardkorst - lithosfeer

vaste beloning - salaris, wedde

vaste bewoner - ingezetene, inwoner

vaste bezoeker - stamgast, habitué

vaste bijdrage aan een krant - column

vaste brandstof - meta

vaste fuik (Ind.) - sero

vaste koper - cliënt, klant

vaste lezer van een krant of periodiek - abonnee

vaste ligplaats voor wilde dieren - leger

vaste mening - overtuiging, zekerheid

vaste onveranderlijke factor - constante

vaste overtuiging - beslistheid, geloof, zekerheid

vaste reeks van gebeden - litanie

vaste regel - canon, dogma, formule, gebruik, gewoonte, orde, reglement, wet

vaste schijf van computer - harddisk

vaste slaap - sopor

vaste spiritus - meta

vaste ster - rigel

vaste verblijfplaats - adres, domicilie

vaste verhouding tussen valuta's - pariteit

vaste volgorde dezelfde boeken en tijdschriften lezen - leeskring

vaste vorm geven - concretiseren

vaste wastafel - lavabo

vaste woonplaats hebbende - sessiel

vaste wijze van handelen - methode, trant

vaste zalf - pasta

vasteland - continent, wal

vasten - careren,oligotrofie, ontberen, onthouden

vasten als straf - carentie

vastenavond - zinneken

vastenavondfeest - carnaval

vastendag - zwartdag

vastendag vóór een hoge R.K. feestdag - vigilie

vastendagen - xerofagiën

vasten, feest dat aan de - voorafgaat - carnaval

vastenmaand (Islam) - ramadan

vastenmaand (Mal.) - poewasa

vastentijd - quadragesima

vastgebakken - aangebrand

vastgegroeid - sessiel

vastgeklemd - beklemd, bekneld

vastgeknepen - beklemd

vastgeniet - gehecht

vastgesteld - bepaald, gefixeerd, geregeld, overeengekomen, positief

vastgesteld bedrag - fixum

vastgesteld gedeelte - kwota, quotum

vastgesteld plan - besluit, ordinantie, ordinatie, regeling, verordening, voorschrift

vastgestelde dagen - data

vastgestelde hoeveelheid - dosis, taks

vastgestelde prijs - taxe

vastgestelde regel van de mis - ordinarium

vastgestelde volgorde - rooster

vastgestelde vorm - formaat, formulier

vastgroeiend - sessiel

vastgrijpen - aanpakken, aanvatten, beetpakken, borduren, hekelen, omknellen, planten, prikken, steken, stikken, vatten

vasthaken van schepen - enteren

vasthechten - bevestigen, fixeren, haken, klitten, lassen, lijmen, naaien, nagelen, nieten, plakken, spijkeren, vastmaken, verbinden, zwaluwstaarten

vasthechting - bevestiging, fixatie

vastheid - bepaaldheid, bestendigheid, consistentie, densiteit, dichtheid, dikte, duurzaamheid, gestemdheid, hardheid, hechtheid, houvast, lijvigheid, samenhang, soliditeit, stabiliteit, stelligheid, stevigheid, stijfheid, werkelijkheid, zekerheid

vasthouden - greep

vasthoudend - gierig, halsstarrig, koppig, taai, trouw, volhardend

vasthoudendheid - taaiheid, tenaciteit,volharding

vastigheid - houvast, stabiliteit, vastheid, zekerheid

vastkakige - beenvissen, koffervis, kogelvis, maanvis, trekkervis

vastklampen - enteren

vastklemmen - knellen, omvatten, vasthouden

vastkleven - kitten, lijmen, plakken

vastklinken - ketenen

vastknopen - vastmaken, verbinden

vastkoppelen – aansluiten, verbinden,

vastleggen - immobiliseren, registreren

vastleggen in een wetboek - codificeren

vastleggen van een schip - meren

vastlegging - fixatie, registratie

vastliggende onderste molensteen - legger

vastlijmen - plakken

vastmaken - aankoppelen, aanspannen, ankeren, bevestigen, binden, fixeren, gespen, hechten, klinken, knopen, krammen, lijmen, nieten, schroeven, sjorren, spijkeren, stabiliseren, tuieren, vastbinden, vastleggen, vastzetten, verbinden, verzegelen, verzekeren,

vastmaken met touw - snoeren

vastnemen - pakken

vast of in de knel - klem

vastomlijnd geloofsartikel - dogma, leerstuk

vastpakken - aanklampen, vatten

vastplakken - lijmen

vastprikken - spelden

vastraken - stranden

vast ritme - regelmaat

vastsjorren - aanhalen, seizen

vastsnoeren - binden

vastspijkeren - klinken, vastnagelen

vaststaand - definitief, gevestigd, onbetwist, onherroepelijk, onwankelbaar, permanent, positief, stabiel, uitgemaakt, vastgesteld, zeker

vaststaande gebeurtenis - feit, zekerheid

vaststaande waarheid - axioma

vaststampen - heien

vaststeken - vastprikken, vastspelden

vaststellen - arresteren, bepalen, berekenen, beslissen, besluiten, bevelen, constateren, constitueren, decreteren, determineren, fixeren, opmaken, ordinern, pointeren, ramen, regelen, resolveren, resumeren, stabiliseren, statueren, stipuleren, uitcijferen, uitmaken, uitrekenen, verordenen

vaststellen bij afspraak - bedingen, overeenkomen

vaststellen bij onderzoek - constateren

vaststellen ener ziekte naar kentekenen - diagnosis

vaststellen van de naam van planten - determineren

vaststellen van technische normen - normaliseren

vaststellend - constituief

vaststelling - bepaling, besluit, constatering, constitutie, determinatie, diagnose, evaluatie, fixatie, identificatie, prognose

vaststelling der waarde - waardebepaling

vaststelling van aanwezigheid van leven - biomantie

vaststelling van ziekte - diagnose

vaststellingsovereenkomst - dading

vaststrikken - binden, vastbinden, vastmaken

vasttimmeren - vastspijkeren

vasttrekken - dichttrekken

vastvertrouwen - hoop

vastvlechten - aaneenhechten

vast voor- of achterdek van een vaartuig - plecht

vastvijzen - vastschroeven

vastzetten - arresteren, beleggen, bevestigen, sjorren, stabiliseren, vastmaken

vastzitten - haperen

vastzittend - ingeroest

vastzittende levenswijze - sessiel

vat - aad, ade, aker, anker, bak, barrel, drum, emmer, fust, ketel, kip, kit, kuip, okshoofd, ontvanger, pot, puts, recipiënt, teil, toelast, ton

vat dat bloed naar het hart leidt - ader

vat dat bloed van het hart leidt - slagader

vat met één hengsel - aker, emmer

vat of ton van 50 kilo vis - anker

vat tussen long en hart - longader, longslagader

vat van bijna 274 liter - muid

vat van zesendertig gallons - barrel

vat voor aardolie - petroleumvat

vat voor chemische reactie - reactor

vat voor olieprodukten - drum

vat voor water - waterton

vat voor zuivelprodukten - boterton

vat waarin chemische reactie tot stand komt - reactor

vatbaar - bevattelijk, dociel, geschikt, gevoelig, ontvankelijk, receptief, susceptibel, toegankelijk

vatbaar voor - verglaasbaar

vatbaar voor aandoeningen - bevatbaar, emotioneel,

gevoelig, sensibel, sentimenteel

vatbaar voor berechting - ontvankelijk

vatbaar voor dwaling - feilbaar

vatbaar voor emotie - emotioneel

vatbaar voor genezing - geneeslijk

vatbaar voor hoger beroep - appellabel

vatbaar voor indrukken - impressionabel, ontvankelijk

vatbaar voor kramp - spasmofiel

vatbaar voor onderrichting - dociel

vatbaar voor ontroering - emotioneel

vatbaar voor uitlegging - uitlegbaar, verklaarbaar

vatbaar voor verkleining - verkleinbaar

vatbaarheid - aanleg, dociliteit, geschiktheid, gevoeligheid, ontvankelijkheid, passibiliteit, (pre)dispositie

vatbaarheid voor aandoeningen - emotionaliteit

vatbaarheid voor emoties - emotionaliteit, sensibiliteit

vatbaarheid voor indrukken - emotionaliteit

vate - drinkput

vaten - barrels, fusten, toelasten

vatenkwast - pannewisser, wisser

vaten maken - kuipen

vatenmaker - kuiper

vatenmeetinstrument - pithometer

vatenteil - afwasteil

vatenwater - afwaswater

vatgeld - tonnengeld

vathout - duigen, kuiphout

vaticaan - H.S.

vaticineren - voorspellen

vaticinium - voorspelling

vatig - bedorven, muf, onfris, rot

vats - vaats

vatsmaak - fustsmaak

vatten - beetpakken, begrijpen, grijpen, inlijsten, insluiten, inzien, klemmen, krijgen, nemen, omklemmen, omsluiten, pakken, sluiten, snappen, vangen, vastnemen, verstaan, voelen

vazal - leenman, pair

vazalstaat - leenstaat, satelliet, satellietstaat

vazel - kletspraat, mager, onzin, rafel

vazelen - rafelen, vezelen

vazelvarken - fokvarken

veau - kalf, kalfsleer, kalfsvlees

vechtachtig - kijfziek, twistziek

vechten - ageren, bakkeleien, duelleren, kampen, krijgen, kijven, knokken, matten, stoeien, strijden, knokken, matten, oorlogvoeren, plukharen, ravotten, strijden, twisten, wedijveren, worstelen

vechtende - belligerent, handgemeen

vechtende wijken - aarzelen, schromen

vechten met woorden - bekvechten, kijven

vechter - combattant, kamper, knokker, krijger, strijder, worstelaar

vechtersbaas - kemphaan, knokker, renommist

vechtgraag - strijdlustig

vechthaan - vechtersbaas

vechtjas - gladiator, houwdegen, kamper, kampioen, kampvechter, kemphaan, krijgsman, messetrekker, sabreur, straatvechter, strijder, strijdbroeder, strijdmakker, vechtersbaas, voorvechter, ijzervreter

vechtkunst - schermkunst

vechtlustig - stoots (bokken)

vechtlustig persoon - kemphaan

vechtlustige kip uit Bantam - bantammer

vechtpartij - bonje, gevecht, handgemeen, handtastelijkheid,

knokpartij, steekpartij

vechtpartij (hevige) - melee, strijdgewoel

vechtspel - kampspel, toernooi

vechtsport - boksen, djoedjitsoe, judo, karate, schermen, worstelen

vechtwagen - strijdwagen, tank

vector - drager, overbrenger, vervoerder,voerstraal

vedel - veel, viool

vedelaar - vioolspeler

vedelboog - strijkstok

vedelspel - vioolspel

veder - pen, penna, pluimage, veer, vogelpluim

vederachtig - bevederd, donsachtig, donzig, plumeus

vederbal - pluimbal, shuttle, volant

vederborstel - plumeau

vederbos - pluim, panache

vederbos op helm - panache

vederbos op kepi - pluim

vederbospoliep - mosdier

vederbosvormige staart - pluimstaart

vederdos - verenkleed

vedergras - pluimgras

vederjacht - vogeljacht

vederkruid - diamantkruid, myriophyllum, waterduizendblad

vederlaagwolk - cirro-strarus, cirrus, massel

vederloos - kaal, naakt

vederplant - niboeng

vederschacht - pen

vederspel - valkejacht

vederstapelwolk - cirrocumulus, cumulo-stratus

vedertop - kuif

vedervormig - penniform

vederwolk - cirrus, massel

vedette - diva, primadonna, ruiterpost, ruiterwacht, ster, theaterster

Vedische god - aditya, savitar

Vedische godin – Aditi

Vedische spreuk - mantra

Vedische taal - Pali,Sanskriet

vedische zang - mantra

vee - dieren, kuddedieren, runderen

veearts - dierenarts, veterinair

veeartsenijkunde - zoötherapie

veeartsenijkundig - veterinair

veeboer - veehouder

veeboerderij - farm, ranch, stee

veeboerderij (Zuid-Amerika) - estancia

veedrijver - cowboy, gaucho, koeboer

veefokker - vetweider

veefokkerij - veeteelt

veeg - feeks, gevaarlijk, hachelijk, klap, netelig, plek, slag, smet, streek, toets, vlek

veeg - berisping, feeks, haal, hachelijk, klad, klap, plek, netelig, precair, slag, smet, streek, vlek

veegkruid - lisdodde

veegsel - afval

veegwerktuig - bezem, borstel, veger

veehoeder - herder

veehoedster - herderin

veehoeve in de VS. - ranch(o)

veehouder - agrarier, vee(boer)

veek - watermerk

veekoek - lijnkoek

veel (muz.) - molto

veel - aanzienlijk, boek, boel, dikwijls, heleboel, legio, massa, menig(een), multa, overvloedig, plenty, poly, ruim, rijdelijk, talloos, talrijk, rijkelijk, vaak, verscheidene, zooi

veel (Lat.) - multum, multus

veel, zeer (muz.) - molto

veel beslommeringen meebrengend werk - sessie

veel bezet - druk

veel doen als mogelijk is - uiterst

veel drinken - hijsen, pimpelen, zuipen

veel eisen stellend - aanmatigend, pretentieus, presumptieus

veel eten - buffelen, schransen

veel geld - kapitaal

veel gereisd - bereisd

veel gewicht hebbend - zwaar

veel kostend - duur, kostbaar

veel kwaad zeggen van - afkammen

veel macht hebbend - invloedrijk

veel meer dan één - menig

veel moeite doen - heisteren, inspannen

veel ophebben met - geporteerd

veel reizen gemaakt hebbend - bereisd

veel talen sprekend - polyglottisch, veeltalig

veel toelaten - toegeven, tolereren

veel verkeer - druk

veel vermogen uitoefenend - dynamisch

veel voorkomend - frequent, herhaaldelijk, veelvuldig

veel voorkomende zwemvogel - eend

veel voortbrengend - creatief, kreatief

veel wegende – zwaar

veel werkgevend - druk

veel wetend - erudiet, geleerd, intellectueel, knap,

veel woorden zonder zin - rimram

veel zout bevattend - salinisch, zilt, zoutachtig

veelal - dikwijls, doorgaans, gewoonlijk, grotendeels, meestal, vaak

veelal vierkante dekplaat van een zuil - abacus

veelarm - inktvis, poliep

veelarmige kandelaar - girandole, kroonluchter

veelarmige riviermond - delta

veelarmige straatlantaarn - reverbere

veelbelovend - hoopvol, radieus, rooskleurig, schoon

veelbesproken - beroemd, berucht, bijzonder, fameus, hooggeroemd (ironisch), uitermate,

veelbetekenend - betekenisvol, diepzinnig, kernachtig, pregnant, significatief, veelbeduidend, veelzeggend, zinrijk

veelbezet - druk

veelbloemig - polyanthisch

veelcellig - multicellulair

veelcellige dieren - metazoa

veeleer - eerder, liever, meer, waarschijnlijker

veeleisend - exigeant, exigent, kieskeurig, lastig

veelgodendom - polytheïsme

veelheid - aantal, complexiteit, getal, veelte

veelhoek - polygoon

veelhoekig - polygonaal, polygoon

veelhoekig met gelijke hoeken - isogoon

veelhoekig - multangulair, polygonaal

veelhoevig dier - beer, big, ever, everzwijn, keu, olifant, tapir, varken

velhoofdige draak - hydra

veelhoofdige regering - polyarchie

veelkleurendruk - polychromografie

veelkleurig - bont, geschakeerd, gevlekt, kakelbont, panchromatisch, polychromatisch, polychroom, versicolor

veelkleurig beschilderen - polychromeren

veelkleurig gesteente - asteria

veelkleurige zwam - elfenbankje

veelkleurigheid - bontheid, geschakeerdheid, polychromie

veelknopige plant - adderwortel, boekweit, duizendknop, perzikknoop, rabarber, zuring

veelknopigen - polygonaceeën

veelkoppige draak - hydra

veelkostend - duur, kostbaar, prijzig

veelluik - polyptiek

veelmaals - dikwerf, dikwijls, vaak

veelmannerij - polyandrie

veelmeer - eer

veelmondig einde aan een rivier - delta

veelogige reus - Argus

veelomstreden havenplaats aan de Adriatische zee - fiume

veelomvattend - breed, groot, ruim, uitgebreid, uitvoerig, wijd, wijds

veelprater - babbelaar, kletsmajoor, kletser, kwebbel, kwebbelaar

veelschrijver - broodschrijver, polygraaf, scribax

veelschrijverij - broodschrijverij, polygrafie

veelslachtig - veelsoortig

veelsnarig instrument - citer, harp, piano, polichord

veelsnarig tokkelinstrument - psalter

veelsoortig - multigenerisch

veelstemmig gezang - koor

veelstemmig muziekstuk voor groot orkest - symfonie

veelstemmig - polyfoon

veelstemmigheid - polyfonie

veeltalig - polyglot, polyglottisch

veeltalige - polyglot

veelte - veelheid

veelterm - polynoom

veeltijds - dikwijls, herhaald, herhaaldelijk, telkens, vaak

veelvermogend - schatrijk, steenrijk

veelvervig - bont, polychroom

veelvingerigheid - polydactylisme

veelvin - snoeksteur

veelvlak - polyeder

veelvoet - poliep

veelvormig - multiform, multimorf, multivormig, pluriform, plurimorf, polyform, polymorf

veelvormigheid - pluriformiteit

veelvoud - deelbaarheid, multipliciteit, multiplum

veelvoudig - geschakeerd, gevarieerd, multipel, multiple, multiplex

veelvoudigheid - multipliciteit, pluriformiteit

veelvraat - aleter, bergkater, eetwolf, gulzigaard, hollebollegijs, pantofaag, polyphaag, schrok, slikop, sloeker, slokkerd, slokop, veeleter

veelvuldig - dikwijls, frequent, herhaaldelijk, meermalen, multipel, multiple, multipliciteit, talrijk, talrijkheid, vaak

veelvuldige echt - polygamie

veelvuldigheid - frequentie

veelwetendheid - erudiet, geleerd, intellectueel, knap, savant

veelweter - polyhistor, schijngeleerde, weetal

veelweterij - schijngeleerdheid

veelwijverij - polygamie, polygnie

veelzeggend - expressief, omineus, pregnant, significatief, substantieel

veelzijdig - gevarieerd, multilateraal, polygoon, universeel

veelzinnigheid - equivociteit, polysemie

veem - opslagplaats, pakhuis, stapelplaats, (barg.) vinger

veeman - landman

veemarbeider - koelie, sjouwer, sjouwerman

veembewijs - cedel, ceel

veen - broek, derrie, drasland, hoogveen, laagveen, moer, turfgrondstof, turf(land)

veenaarde - turfaarde

veen baggeren - beugelen

veen, vermengd met klei - derrie

veenaal - veenpuit

veenachtige grond - moeras, mot, peel, poel,

veenarbeider - afslikker, baggelaar, baggeraar, baggerman, bonker, sjouwer, slatwerker, trapper, tripper, turfgraver, turfsteker, turftrapper, veender, vervener

veenbagger - derrie, flodder, moer, slat, slet,veenslik

veenbaggeren - beugelen

veenbank - turfkluit

veenbedrijf - veenafgraverij, veenderij

veenbes - cranberry, kreuzen, kroos, krozen, vaccinium

veenbes, Amerikaanse - cranberry

veenboer - veender, veenpuit

veenbonk - turfkluit

veendamp - haarrook, heirook, veenrook

veender - turfgraver, veenarbeider, veenboer

veenderij - veenpolder

veendobbe - gat, kuil, waterplas

veenformatie - veengrond, veenvorming

veengat - dobbe, trekgat, veenplas

veengras - wollegras

veengraver - veender

veengrond - drasland, droesem, grondsop, hef, hoogveen, laagveen, moer, peel, run, turfgrond, veenslik

veengrond na het afgraven van het hoogveen - dalgrond

veenkrag - til

veenland - drasland, moer, moerasland, peel, poel, somp, turfland

veenman - turfsteker

veenmassa - darg

veenmodder - derrie, slat, slijk

veenmol - aardkreeft, aardkrekel, andjing, molkrekel, tenah

veenmos - bladmos, sfagnum, sphagnum

veenplaats - veenderij, veenkolonie

veenplag - schadde

veenplas in de heide - ven

veenpoel - veengat, veenplas, ven

veenpolder - waterschap

veenput met water - dobbe

veenreukgras - honinggras

veenrook - haarrook, heirook, veendamp

veenslik - groef, grondsop, hef, veenbagger, veengrond

veensoort - derrie, hoogveen, laagveen

veenstof - darg

veentrapper - tripper, turftrapper

veentrekker - veenbaggeraar

veenwater - veenplas

veenwerker - turfmaker, turfsteker

veenwortel - wederik

veenzode - schadde

veenzuur - humuszuur

veepad - tra

veepest - epizootie, runderpest

veer - beurtvaart, ferry, overzet, overzetplaats, pen, pluim, pont, spiraalveer, springveer, traject, veder, veerboot, veerpont

veer, deel van een - baard(je), schacht, spoel, vlag

veerbalans - snelweger, unster

veerboot - ferry, ferryboot, gierpont, overhaal, sasak (Ind.), veer(pont)

veerdienst - pont

veerdig (Zuidn.) - vaardig

veergeld - obool, passage

veerhanger - schokbreker

veerkracht - elasticiteit, energie, fut, lenigheid, rek, rekbaarheid, spankracht, wilskracht

veerkrachtig - elastisch, rekbaar, soepel

veerkrachtig bindweefsel - kraakbeen

veerkrachtig doorbuigen - zwiepen

veerkrachtig steunweefsel - kraakbeen

veerkrachtig zijn - veren

veerkrachtige aardpek - elateriet

veerkrachtige doorbuigen - zwiepen

veerkrachtige plank - springplank

veerkrachtige reep - balein

veerkrachtige stof - balein, caoutchouc, celluloid, elastiek, gomelastiek, gummie, rubber, schuimplastic, schuimrubber

veerkrachtige stof der walvisbaarden - balein

veerloon - veergeld

veerluis - pelsluis, vachtluis

veerman - beurtschipper, passeur, pontbaas

veerman van de onderwereld - Charon, helleschipper

veerman van de Styx - Charon

veermechanismemes - knipmes

veerpont - gierpont, kabelpont, overzetboot veerboot

veerpont - (Ind.) sasak

veerrecht - veergeld

veerregelaar - echappement

veers - vaars, vers

veerschaaf - ploegschaaf

veerschuit - overzetboot

Veerse gat - Veregat

veerschip - beurtschip

veerschipper - beurtschipper

veerschommel - schommelstuk

veerschouw - veerschuit

veertel - vierel

veertien ton haring - last

veertienvoetshout - griendhout

veertigdaagse boetedoening - quadragena

veertigste dag - quadragesima

veeruimte - kraal

veer van een vogel - veder

veerwisseling - ruien

veest - buikwind

veestapel - beslag

veeteelt - fokkerij

veeverdrijver - drift

veevoer - biet, biks, bostel, draf, gras, haksel, hacer, hooi, klaver, koolraap, kort, luzerne, lijnkoek, lijnmeel, mais, mangelwortel, mast, pulp, raap, raapkoek, slobber, sop, spoeling, spurrie, suikerbiet, vismeel, voederbiet

veevoergewas op zandgrond - spurrie

veevoer uit beetwortels - pulp

veeweide - zwaag

veeweider - vetweider

veeziekte die optreedt na het eten van veel lupine - lupinose veeziekte - blaar, lupinose, tongblaar

vegatief - groeikrachtig

vegen - bezemen, kuisen, reinigen, schoonmaken, schuieren, wissen, zuiveren

veger - bezem, luiwagen, plumeau, schuier, stoffer, zwabber

vegertje - stoffer

vegetaal - plantaardig, vegetabiel

vegetabiel - plantaardig

vegetabiliën - plantgewassen

vegetariër - planteneter

vegetarisch - plantaardig

vegetatie - flora, plantenleven, plantengroei, woekering

vegetatief - plantaardig

vegetatie god - Dionysos

vegetatiegordel - savanne, steppe, toendra

vegetatiekunde - fytochemie, plantensociologie

vegeteren - groeien

vehement - geweldig, hevig, krachtig, onstuimig, sterk

vehikel - voertuig, wrak

veil - corrupt, eerloos, gemeen, laag, laaghartig, mercenair, min, omkoopbaar, onedel, oneerlijk, vals, venaal, verleidbaar

veilen - aanbieden, verkopen

veiler - venduhouder, verkoper

veilheid - koopbaarheid,omkoopbaarheid, venaliteit

veilig - aangenaam, behouden, beschermd, betrouwbaar, fijn, geborgen, gedekt, gered, gerust, gevaarloos, goed, kedin (barg.), leuk, mooi, ongedeerd,ongevaarlijk, pluis, safe, secuur, vertrouwbaar, zeker

veilig en zeker - safe

veilige bewaarplaats - brandkast, kluis, safe

veilige leuning aan boord - reling

veilige ligplaats - haven

veilige plaats - heul

veiligheid - securiteit, zekerheid, zekering

veiligheidsbrandstof - meta

veiligheidsgordel - riem

veiligheidslamp voor mijnwerkers - daviaan

veiligheidslamp, uitvinder van de - Davy

veiigheidssriem - auto(gordel)

veiligheidstoestel - luier, noodrem, rem, schietstoel, voetrem,

veiligheidsverdrag - garantieverdrag

veiligstelling - redding

veiling - afslag, auctie, smient, vendu, vendutie, verkoping

veiling bij opbod - auctie, licitatie

veilinghouder - auctionaris

veilingterm - bod, handgeld, inzet, kavel, k.k.,

veiling van inboedel - boelgoed

veilkrans - klimopkrans

veilleuse - nachtlichtje

veine - geluk(je), mazzel

veinzaard - huichelaar, simulant, veinzer

veinzen - fingeren, gebaren, huichelen, ontbranden, ontvlammen, simuleren, smeulen, verzinnen, voorgeven, voorwenden

veinzen – dissimuleren, ontbranden, ontvlammen, smeulen

veinzer - draaier, huichelaar, komediant, simulant

veinzerij - huichelarij,simulatie

veinzing - nabootsing, simulatie

veken - hek, horde, slagboom

vel - balg, bast, blad, darmwand, flard, huid, membraan, pel, ploot, schil(fer), stencil, vacht, vlies, vod, vrouwspersoon, zeem

vel geprepareerd waspapier - stencil

vel papier - blad, folio, kwarto, octavo

vel van Amerikaans stinkdier - skunk

vel van een zeehond - robbenhuid

velaar - ch

velamen - omhulsel, sluier, vlies

veld - aardappelveld, afdeling, akker, beemd, bietenveld, campus, enk, es, gebied, gezichtsveld, graanveld, grasveld, grond, hei, heideveld, hooiveld, koolveld, korenveld, land, landouw, maisveld, roggeveld, schootsveld, slagveld, speelveld, strijdveld, tarweveld, terrein, tournooiveld, vlakte, voetbalveld, wei(de)

veldajuin - (bos)geelster, vogelmelk

veldanjelier - kartuizeranjelier

veldarbeid - akkerbouw, landbouw, tuinbouw

veldbaan - landweg

veldbanier - oorlogsstandaard

veldbed - kermisbed, stretcher, vloerbed

veldbies - lazula

veldbloem - akkerwinde, boterbloem, klaproos, madelief, paardenbloem, wikke

veldbloempje - madeliefje

veldborstwering - glacis

veldcypres - akkerzenegroen

velddiefstal - stroperij

velddienst - voorpostendienst

velddistel - akkervederdistel

veldekster - tapuit

veldduiker - toppereend

velderts - ijzeroer

velderwt - kapucijner

veldesdoorn - aak

veldfles - bidon, flap(kan)

veldfluit - herdersfluit, schalmei

veldgeranium - bloedooievaarsbek

veldgeschreeuw - wapenkreet

veldgeschut - kanon

veldgewas - aardappel, bies, biet, knol, kool, kroot, peen, raap, veldvrucht, vlas,

veldgezang - bucolicum, herderslied

veldgod - faun, Pan, priapus, sater, satyr, Silvanus

veldgras - grastapijt, struisgras

veldgrond - heidegrond

veldhaver - havergras, raaigras

veldheer - bevelhebber, generaal, krijgskundige, krijgsoverste, legeraanvoerder, maarschalk, strateeg

veldheer van David - Urias

veldheer van koning David - Joab

veldheer van Thebe - Epaminondas

veldheerskrijgskunde - strategie

veldheerswetenschap - strategie

veldheren van Alexander de Grote die na zijn dood bestuurders werden van zijn rijk - diadochen

veldhoen - boshaan, boskip, fazant, korhoen, kwakkel, kwartel, patrijs

veldhospitaal - ambulance, barak, lazaret

veldhut - tabernakel

veldjas - tuniek

veldjebloem - madeliefje

veldkamille - ossenoog

veldkanon - falconet, valkenet, veldgeschut

veldkas - krijgskas, oorlogskas

veldkei - flint, koot, vlint

veldkers - boerenkers, cardamine, koekoeksbloem, pinksterbloem, veldkruiskers

veldkikker - heikikker

veldkladde - veldduif

veldklei - flint, vlint

veldklokje - campanula

veldknoflook - kraailook

veldkomijn - karwij

veldkoorts - modderkoorts

veldkornet - ritmeester

veldkrop - veldsla

veldkruiskers - boerenkers

veldkijker - polemoscoop, verrekijker

veldlakens - lakenvelds

veldlatuw - veldsla

veldlazaret - hospitaal, veldhospitaal

veldleeuwerik - graspieper

veldlegering - kantonnement

veldlelie - akkerwinde

veldlied - veldgezang

veldlijn - uitgangslijn

veld lijster - kramsvogel

veldloop - cross

veldmaagd - landmeisje

veldmaarschalk - opperbevelhebber

veldmuis - akkermuis, bosmuis, mof, woelmuis

veldmunt - akkermunt

veldmus - ringmus

veldmuts - politiemuts

veldoefening - manoeuvre

veldontdekker - scout

veldpad - landweg

veldplant - herik

veldpolitie - gendarme, marechaussee, veldwachter

veldprediker - aalmoezenier

veldpriester - aalmoezenier

veldpijp - schalmei, veldfluit

veldpolitie - marechaussee

veldprediker - aalmoezenier

veldral - kwartelkoning

veldranonkel - akkerboterbloem

veldrat - waterrat, woelrat

veldrit - terreinrit

veldroos - bolderik, duinroos, egelantier, zonneroos

veldruiker - veldboeket

veldsaffraan - driedistel

veldsalade - veldsla

veldschalmei - veldfluit

veldschans - citadel, lunet, redan, redoute, retranchement

veldsering - pinksterbloem

veldsermoen - veldpreek

veldsla - valerianella, 6vettik

veldslag - bataille, oorlog

veldslak - akkeraardslak, tuinslak

veldslang - falconet, serpentijn

veldspaat - aluinaluminiumsilicaat

veldspaathoudend gesteente (met glimmer en kwarts) - gneis

veldspel - hardlopen, honkbal, speerwerpen

veldspeler bij honkbal - binnenvelder, buitenvelder

veldspin - hooiwagen

veldsport - hockey, honkbal, korfbal, tennis, voetbal

veldsteen - veldkei

veldstoel - vouwstoel

veldstuk - veldgeschut

veldtabak - virginiatabak

veldtafeltje - planket

veldteken - banier, blazoen, standaard, vaan, vaandel, vendel, wapenschild

veldtent - krijgstent, legerhut, legertent

veldjakker - kramsvogel

veldtocht - campagne, krijgstocht

veldtroep - veldleger

veldtros - legertros

veldtuig - oorlogstuig

velduitrusting - veldtenue

veldvermaak - uitspanning

veldvlieger - veldduif

veld voor golfsport - links

veldvrucht - aardappel, beet, beetwortel, biet, boon, erwt, knol, kool, kroot, mangelwortel, pee, peen, raap, radijs, ramenas, suikerbiet, veldgewas

veldwacht - piket, rijkspolitie

veldwachter - boswachter, champetter, diender, gendarme, koddebeier

veldwedstrijd - cross

veldwerker bij het cricketspel - fielder

veldworm - aardworm

veldzand - bergzand

veldziekenhuis - ambulance, barak, hospitaal, hulppost, lazaret, veldhospitaal

vele in getal - talrijk

vele sprekende kleuren vertonend - kleurig

vele wanluidende klanken - kakofonie

velen - dulden, mogen, toelaten, uitstaan, verdragen, verduren

velerlei - multa, talrijk, velerhande

velerlei zin hebbend - veelzinnig

velg - buitenrand

vel geprepareerd waspapier - stencil

velkant - vellingkant

velleïteit - aanvechting

vellekant - afvlakken

vellen - doden, houwen, neerslaan, omhakken, omhouwen, omzagen, uitspreken, verslaan

vellenkoper - huidenkoper

vellenploter - zeemtouwer

velletje - blaadje, huidje, membraan, papierblad, pel, pelletje, schil, schilletje, vlies, vliesje

velletje carbonpapier - blauwtje

vellig - gescheurd, haveloos, vliesachtig

velling - radkrans

vellingskerf - kapsnede

vellingssteen - putsteen

vellum - perkament

velo - fiets, rijwiel

veloce - (muz.) snel, vlug

velocimeter - snelheidsmeter

vélocipède - fiets, rijwiel

velocitas - v., snelheid, vlugheid

velodroom - piste,wielerbaan

veloeren - fluwelen

velours - fluweel, meubel pluche, trijp

velours d’Utrecht - trijp

velouté - fluweelachtigheid, fluweelpapier

vel papier - blad, folio

velte - akkererwt, rotsduif, steenduif, veldduif

velter - jachthond

velum - amict, ciborie, doek, gordijn, zeil

Veluws dorp –

3 Ede, Epe

4 Ernst

5 Uddel, Wezep

6 Ermelo, Heerde, Loenen, Garderen, Putten, Roekel

7 Elspeet, Hierden, Otterlo, speulde, Vaassen, Veldwijk

8 Gardeen, Harskamp, Leuvenum, Lunteren, Nunspeet,

Wolfheze

9 Westeneng

10 Hoogsoeren

Veluws vliegveld - Terlet

Veluws zendstation - Kootwijk

Veluwse plas - Uddelermeer

Veluwse top - Imbosoh, Zypenberg

Veluwse heuvel - Aardmansberg, Broodberg, Filipsberg, Galgenberg, Hilleberg, Imbosch, Langeberg, Liesberg, Postbank, Schalter, Tepelberg, Tonberg, Torenberg, Wezeperberg, Zijperberg

vel van appels - schil

vel van het lichaam - huid

velvet, soort - fluweel, manchester

velijn - perkament

ven - heidemeer, meer(tje), plas, poel, veenland

vena - ader

venaal - veil, verkoopbaar

venaliteit - omkoopbaarheid, veilheid

venator - jager

vendabel maken - exploiteren

vendel - flard, lap, vaandel, vlag

vendelen - slenteren, rondhangen, rondslingeren, wapperen

vendelzwaaier - alferus, vendelier

vendmiaire - wijnmaand

vendetta - bloedwraak

vendeuse - verkoopster, winkeljuffrouw

vendu - veiling

venduhuis - boelhuis

vendumeester - stokhouder

vendutie - veiling, vendu, verkoping

vene - ader

veneer - fineer

veneerhout - fineerhout

veneneus - vergiftig

venenum - vergift

venerabel - achtbaar, eerbiedwaardig, vererenswaardig

veneratie - aanbidding, ontzag, verering

venerisch - geslachtelijk

venesectie - aderlating

Venetiaans vaartuig - galjas, gallas, gondel, gondola

Venetiaanse bestuurder - doge

Venetiaanse bootsman - gondelier

Venetiaans vaartuig - gondel, gondola

veneur - jager

veneus - aderlijk

venezoen - vleespastei, wildbraad

Venezolaanse haven - Guanta, Maracaibo

Venezolaanse hoofdstad - Caracas

Venezolaanse staat of deel van - Anzoategui, Apure, Aragua, Barinas, Bolivar, Carabobo, Cojedes, Falcon, Guarico, Lara, Miranda, Merida, Monagas, Portoguesa, Sucre,Tachira, Trujillo, Yaracuy, Zulia

Venezolaanse staatshoofdstad - Barcelona, Barinas,

Barquisimeto, Caracas, Coro, Cumana, Guanare, Maracaibo, Maracay, Maturin, Merida, Trujillo, Tucupita, Valencia

Venezolaanse rivier - Orinoco

Venezolaanse munt - bolivar, centimomedio, real,

Venezolaanse vlakte - llano

venia (Lat.) - inwilliging, vergiffenis, verlof, vrijstelling

venia actatis - meerderjarigheidsverklaring

venig - moerig, veenachtig

venkel - dille, foeniculum, vennenkool

venkelappel - anijsappel

venkelhout - sassefras

venkel, wilde - waterkervel

venkers - veenbes

venkool - bereklauw

venkraai - visdiefje

vennebloem - madeliefje

venneboon - tuinboon

vennoot - co, compagnon, deel(genoot), deelhebber, firmant, maat, medefirmant

vennootschap - n.v.,compagnie, firma, handelsmaatschappij, (Duits) a.g., (Fr.) sa, (Eng.) Ltd

vennootschap voor koophandel - fa, firma, huis

vennootschap voor scheepvaart - rederij

vennootschapsvorm - firma

ven of plas - meer

venster - blaffetuur, fenestre, kozijn, lichterik, raam, ruit

venpluim - zegge

venpluis - veenpluis, wollegras

vensterblind - binnenblind, buitenblind, rolluik, vensterluik

vensterboog - ogief, spitsboog

vensterglas - raam, ruit

vensterhor - chassimet

vensterkap - markies

vensterluik - blinde, fenteneel, rolluik

venstermuziek - aubade, serenade

vensterrol - tochtrol

vensterscherm - markies, store

vensterspiegeltje - spion

vensterspijl - stang, tralie

venstertje - guichet, raampje

venstertje in de wand van het kerkkoor - hagioscoop

vent - echtgenoot, gabber, gast, gezel, gozer, individu, kameraad, kerel, knakker, knul, kwant, man, snaak, snuiter, sujet,

venta - verkoop, wegherberg

vente - aftrek, koopwaar, verkoping, vertier

venten - leuren, parlevinken, regratteren, verkopen

venter - handelaar, handelsman, kramer, koopman, leurder, marskramer, snorder, standwerker, straathandelaar

venter in aal - aalboer

venter te water - kadraaier, parlevinker

ventiel - inlaat, luchtinlaat, luchtklep, piston

ventielhuis - klapkast

ventilateur - ventilator, waaier

ventilatie -aeratie, luchting, luchtverversing

ventilator - afzuigkap, exhaustor, fan, luchtreiniger, luchtzuiger, waaier

ventôse - wijnmaand

ventjager - marskramer

ventje - baasje, dreumes, joch, kereltje,mannetje

vent of kerel - jongen, knul

ventriculogram - röntgenfoto

ventrikel - orgaanholte

ventriloquist - buikspreker

vent van niks - lummel, slappeling

venus - Aphrodite, avondster, morgenster, tabaksoort, varensoort

venusbekken - kaardebol, kaardedistel

venusbloem - handekenskruid

venushaar - adiantum, haarmos

venusschoentje - cypripedium

venuskwaal - geslachtsziekte, venusziekte

venusmandje - glasspons

venusspiegel - specularia, spiegelklokje

venuswagen - monnikskap

venijn - gif, laster, smet, vergif

venijnboom - taxus

venijnig - arglistig, bijtend, bits, boosaardig, fel, gemeen, gemeenheid, giftig, kwaadaardig, lasterend, pinnig, scherp, serpentig, snar, stekelig, venijnigheid, vergiftig, vinnig, virulent,

ver - afgelegen, afstand, gevorderd, tele, uitgestrekt, verwijderd

veraarden - ontaarden, verbasteren

verabuseren - dwalen, vergissen, verontschuldigen

veracht - dedaigneusgeminacht, versmaad

verachtelijk - abject, beroerd, dedaigneus, ellendig, gemeen, inferieur, laag, lamlendig, min, minderwaardig, miserabel, onwaardig, schandelijk, verfoeilijk, verworpen,

verachtelijk en min - laag

verachtelijk mens - ellendeling, fielt, kataas, ploert, schurk

verachtelijk persoon - fluim

verachtelijke spijs - kataas

verachten - bejegenen, despecteren, geringschatten, minachten, misprijzen, trotseren, verfoeien, verkleinen, verlagen, vernederen, versmaden, verstoten

verachting - contemptie, hoon

veraciteit - oprechtheid, waarheidsliefde

verademen - opluchten, trotseren

verademing - opluchting, respiratie, rust, verkwikking, verlichting, vertroosting

veraf - onna

verafgoden - aanbidden

verafschuwen - abhorreren, adhorreren, detesteren, haten, verfoeien, walgen

veralgemenen - generaliseren

veralgemening - algemeenmaking, generalisatie

veranda - balkon, loggia, serre, waranda

veranderd - gewijzigd

veranderen - aanbrengen, aflossen, afwisselen, altereren, amenderen, changeren, corrigeren, herleiden, hervormen, herzien, omslaan, kenteren, modificeren, mutare (muz.), muteren, omturnen, overgaan, plaatsen, toevoegen, variëren, verkeren, vermaken, verplaatsen, verruilen, verschaffen, verwisselen, wijzigen, wisselen

veranderen in een tekst - amenderen

veranderen van wind - krimpen, ruimen, schavilen, schralen

verandering - afwisseling, alteratie, alternatie, alternatief, amendering, beurtwisseling, changement, commutatie, conversie, correctiem, draai, fase, hervorming, herziening, keer, kentering, metamorfose, modificatie, mutatie, omkeer, ommekeer, ommezwaai, omschakeling, omschepping, omslag, overgang, peripetie, permutatie, phase, revolutie, soelaas, transformatie, transmutatie, variant, variatie, vervorming, verwisseling, wending, wissel(ing), wijziging

verandering in de kerk - kerkhervorming

verandering ten kwade - perversie

verandering van de koers - koersschommeling

verandering van ligging - discolatie

verandering van wind - draaien, krimpen, ruimen

veranderingsleer - metabletica

veranderlijk - afwisselend, alterabel, balsturig, beurtelings, bijster, commutabel, frivool, grillig, inconstant, inegaal, kameleontisch, labiel, lichtvaardig, los, luimig, mobiel, mutabel, onbestendig, oneffen, ongedurig, ongelijk, ongestadig, onstabiel, onstandvastig, onvast, onwis, onzeker, temporair, transmutabel, twijfelmoedig, variabel, vergankelijk, versatiel, wankel, weifelend, wispelturig, wisselbaar, wisselvallig, wuft

veranderlijk van vorm - pleomorf, veelvormig

veranderlijke ster - mira

veranderlijkheid - ommekeer, inconstantie, mutabiliteit,

onbestendigheid, transmutabiliteit, variabiliteit, volatlllteit

veranderingsleer - metabletica

verankeren - vastleggen

verantwoord - gefundeerd, weloverwogen

verantwoordelijk - aansprakelijk, aanspreekbaar, comptabel, excusabel, justitiabel, responsabel

verantwoordelijk voor eigen daden - toerekenbaar

verantwoordelijke kassier - rendant

verantwoordelijkheid - obligo, responsabiliteit

verantwoordelijkheid in rechte - aansprakelijkheid

verantwoorden - rechtvaardigen

verantwoording - aansprakelijkheid, justificatie, rekenschap, rechtvaardiging, responsabiliteit, responsie, verantwoordelijkheid

verarbeiden - verwerken

verarmd - kaal

verarmen - verpauperen

verarmoed - armoedig, haveloos, vervallen

verassen - cremeren, verbranden

verassing - crematie, lijkverbranding, verbranding

verassureren - verzekeren

veratrum - nieskruid

verbaal - bekeuring, mondeling, voorlopig, werkwoordelijk woordelijk

verbaasd - bevreemd, onthutst, paf, perplex, sprakeloos, stomverbaasd, stupefait, verbluft, verrast, versteld, verstomd, verwonderd

verbaasd doen staan - epateren

verbaasdheid - verbazing, verwondering

verbabbelen - verspillen

verbakken - overbakken

verbale communicatie - praten, spreken, telefoneren

verbalemonden - verslonzen

verbaliseren - bekeuren

verbalisme - woordenkraam

verbaliter - woordelijk

verbambocheren - verboemelen, verbrassen

verband - bandage, betrekking, charpie, coherentie, compres, doekverband, draad, engagement, kompres, liaison, ligament, ligatuur, nexus, omslag, omwinding, pleister, pluksel, relatie, samenhang, spalk, verbinding, verbintenis, verhouding, windsel, zwachtel

verband - doekverband, mitella, zwachtel

verbandbrief - schuldbrief

verband houdende met de verstoring in de ligging van de aardlagen - tectonisch

verband leggen - verbinden

verband van twee of meer squadrond - flottielje

verbandleer - desmologie, desmurgie,

verbandmiddel - gaas, pleister, zwachtel

verbandschrift - tegenbrief

verbanneling - banneling

verbannen - bannen, proscriberen, verdrijven, verjagen

verbannen persoon - banneling

verbanning - ballingsoord, ballingschap, ban, deportatie exileren,, exil, proscriptie, relegatie, relegeren, uitwijzing

verbanningsoord - Elba, exil, bagno, Duivelseiland

verbanningsoord van Johannes - Pathmos

verbasterd - ontaard

verbasterd van sacristie - krachtterm, sapperloot

verbasterde vorm van heilbot - ijlbot

verbasterderen - verbasteren

verbasteren - bederven, degeneratie, degenereren, denatureren, namaken, veraarden, ontaarden

verbastering - decadentie, degeneratie, denaturalisatie ontaarding, veraarding

verbastering der goede zeden - zedenbederf

verbastering van een dorsvis - polak

verbazen - bevreemden, epateren, overbluffen, overdonderen, overrompelen, verwonderen

verbazend - bevreemding, faneus, opzien, prodigieus, surprise, verbaasdheid, verbluffend, verwondering, (ver)wonderlijk, wonderbaarlijk

verbazing - bevreemding, opzien, surprise, verwondering

verbazingwekkend - fenomenaal, miraculeus, opzienbarend,

phaenominaal, piramidaal, prodigieus, wonderbaarlijk, verwonderlijk, wonderdadig, wonderdoend,

verbeelden - denken, dromen, fantaseren, indenken, kwansuis, kwanswijs, menen, representeren schijnbaar, uitbeelden, voorstellen, wanen

verbeelding - fantasie, feeling, hersenschim, imaginatie, inbeelding, kapsones, sentiment, tast, tastzin, trots, verbeeldingskracht, verwaandheid, waan, zin,

verbeelding/bestaande in... - ingebeeld

verbeeldingskracht - fantasie, imaginatie

verbeeldingsvermogen - voorstellingsvermogen

verbeeldsel - voorstelling

verbeestelijken - verdierlijken

verbei - afwachting, voorlopig

verbeiden - afwachten, toeven, wachten, verwachten

ver beneden de oppervlakte - diep

verbena - reukwater, ijzerkruid,

verbenacee - ijzerhard

verbening - ossificatie

verbergen - achterhouden, cacheren, dekken, kroppen, maskeren, onttrekken, verbloemen, verduisteren, verhelen, verhullen, vermommen, versteken, verstoken, verstoppen, wegstoppen, verzwijgen

verbergend - cryptisch, heimelijk, stiekem, verborgen

verbergplaats - schuilhoek

verbeten - fel, gespannen, hardnekkig, heftig, ingehouden, opgekropt, verbitterd, verduwd, verkropt, vinnig

verbetenheid - felheid

verbeteraar - corrector, reformist

verbeteraar van de telegraaf - Morse

verbeterblaadje - tectuur

verbeterd esperanto - ido

verbeterde verandering - hervorming, restauratie

verbeterde wereldtaal - Ido

verbeteren - amelioreren, amenderen, beschaven, bijwerken, corrigeren, emenderen, goedmaken, herstellen, hervormen, herzien, likken, louteren, melioreren, omvormen, opknappen, opleven, rechtzetten, rectificeren, reformeren, renoveren, repareren, retoucheren, saneren, storneren, verdelen, verfraaien, verhelpen, verstellen, vervangen, wijzigen, zuiveren

verbeteren van bedorven plaatsen - emenderen

verbeteren van een boekhoudkundige fout - storneren

verbetering - amelioratie, beterschap, correctie, emendatie, genezing, herstel, hervorming, herziening, melioratie, perfectionering, rechtzetting, rectificatie, redres, reform, reformatie, reforme, restauratie, storno, verstel

verbetering van bedorven lezingen - emendatie

verbetering van een fout in de boekhouding - storneren, storno

verbeteringen aanbrengen - emenderen

verbeteringshuis - tuchthuis

verbeurdverklaring - confiscatie, inbeslagneming, neming

verbeuren - kwijtraken, verliezen, verspelen, vertillen, verzetten

verbeurten - aflossen

verbeus - breed, omslachtig, woordenrijk, woordrijk, wijdlopend, wijdlopig

verbeuzelen - verdoen, verklungelen, verknoeien, verspillen

verbiage - gewauwel, woordenvloed

verbidden - ompraten, vermurwen

verbiedelijk - gezeglijk

verbieden - inhiberen, interdiceren, ontzeggen, prohiberen, verbod, weigeren

verbieden de kazerne te verlaten - consigneren

verbiedend - prohibitief

verbinden - aaneenknopen, aaneenvoegen, aanknopen, aanhechten, alliëren, boeien, coaiiseren, combineren, conjureren, copuleren, engageren, hechten, herenigen, knopen, koppelen, lassen, legeren, lieren, ligeren, lijmen, raccorderen, rijgen, samenbinden, samenbrengen, samensnoeren, samenstellen samenvoegen, schakelen, strengelen, vastknopen, vastmaken, verenigen, vergelden, vermengen, vinculeren, zwachtelen

verbindend - copulatief, obligatorisch, subjunctief, synthetisch, geldend, obligatoir, verplicht, verplichtend

verbinding - aaneensluiting, aaneenvoeging, alliantie, amalgaan, associatie, band, brug, combinatie, communicatie, conjunctie, connectie, contact, contextuur, copulatie, deligatie, junctuur, kennis, konnektie, koppeling, las, lijn, motief, naad, onderwerp, rapport, relatie, samenhang, samenvoeging, thema, verbond, vereniging, voeg, zwachteling, weg

verbinding in kleding - naad

verbinding met water - hydraat

verbinding met zuurstof - base, oxyde

verbinding met zwavel - sulfuratie, zwaveling

verbinding over water - brug

verbinding tussen twee oevers - brug, ferry, pont, tunnel, veer

verbinding tussen twee wielen - as

verbinding van boor met een metaal - boride

verbinding van boor met waterstof - boraan

verbinding van bromium - bromide

verbinding van een zuur met alcohol - ester

verbinding van koolstof met een metaal - carbid

verbinding van olie met water - emulsie

verbinding van stenen - voeg

verbinding van twee stukken goed - naad

verbinding van zwavel met metaal - blende

verbindingen versmallen - menageren

verbinding, samenstelling van verschillende elementen - synt(h)ese

verbindingsbalk - kesp

verbindingsbalk op heipalen - kesp

verbindings buizen - fitting, rippel

verbindingsdraad - lijn

verbindingsgreep - klamp, strip

verbindingshaakje - accolade, strik

verbindingshout van heipaal - kesp

verbindingsklos - draagbalk

verbindingsknie - buikstuk, zitter

verbindingskram - dook

verbindingslat - klamp, tengel

verbindingslijn van plaatsen met eenzelfde barometerstand - isobaar

verbindingslijn van plaatsen met dezelfde magnetische kracht - isodynaam

verbindingslijn van plaatsen met een zelfde taalverschijnsel - isoglosse

verbindingslijn van plaatsen met een zelfde warmtegraad - isotherm

verbindingsman - tussenpersoon

verbindingsmiddel - associatie, band,brug, communicatie, draad, gesp, hangbrug, klamp, las, lijn, naad, nietje, nippel, paperclip, pont, radio, seintoestel, spoorbrug, spijker, stang, synthese, telefoon, telegraaf, televisie, touw, veer, voeg, zender

verbindingsneiging - affiniteit

verbindingspen - nippel

verbindingsplaat - console

verbindingsschakel - es, link

verbindingsspijl tussen naaf en velg - spaak

verbindingsstang - dissel

verbindingsstrook - strip

verbindingsstuk - gesp, haak, klamp, klem, koppeling, las, link, naad, schakel, spalk, strip, voeg

verbindingsstuk tussen pedaal en trapas - crank

verbindingsstuk van 2 buizen - nippel

verbindingstafel - schakelbord

verbindingsteken - divisie, koppelteken

verbindingswoord - als, daar, dat, doordat, en, maar, of, omdat, voegwoord, want

verbindsel van de grote en kleine hersens - steel

verbindt twee etages - elevator, roltrap, trap, lift

verbindt twee wielen - as

verbintenis - akkoord, alliantie, band, belofte, cartel, compromis, contract, echt, echtverbintenis, engagement, huwelijk, lega, liaison, liga, obli(ati)o, obligatie, obligo, overeenkomst, pact, relatie, samenhang, unie, verband, verbond, verdrag, verhouding, verloving, verplichting

verbintenis inzake geldelijke verplichtingen - obligo

verbintenis, partij in een - accept, crediteur, debiteur, schuldeiser, schuldenaar

verbintenis van twee gedachten - maar

verbitterd - fel, gebeten, gegriefd, geïrriteerd, grimmig, haatvol, heftig, keihard, verbeten, verstoord, woedend, wrevelig, wrokkend

verbitteren - envenimeren, ergeren, inflammeren, irriteren, vergallen, vergrammen, verzuren,

verbittering - gramheid, haat, ulceratie, wrok

verbleekt - vaal

verbleken - decoloreren, etioleren, ontkleuren, tanen, verflauwen, verkleuren, verschieten, vervagen, verzwakken

verblikken - verbleken

verblinden - begoochelen, eblouisseren, fascineren, misleiden, verbluffen

verblindheid - begoocheling, waan

verblinding - dwaalzin, fascinatie

verblinken - uitdoven, verbloeien, verwelken

verbloemd - bedekt, figuurlijk

verbloemen - bewimpelen, vergoelijken, vermommen

verbloemend - eufemistisch

verbloeming - bewimpeling

verbluffen - eblouisseren, epateren, verbazen, verblinden

verbluffend - eclatant, opzienbarend, verbazend, verwonderlijk

verbluffing - verbazing

verbluft - confuus, onthutst, paf, perplex, verbaasd, verbijsterd, verslagen

verbluft doen staan - epateren

verbluft maken - consterneren

verblijd - blij, opgetogen, opgewekt, verheugd, vreugdevol, vreugdig, vrolijk

verblijden - blijmaken, plezieren, verheugen, verrassen

verblijdend - goed, heuglijk, verheugend

verblijf - adres, bivak, camping, domicilie, hotel, huis, hut, intrek, kamp, logement, motel, onderdak, onderkomen, oponthoud, pension, residentie, sejour, standplaats, tehuis, tent, verwijl, werkplaats, woning, woonplaats, zetel,

verblijf buiten - villegiatuur

verblijf houden - domiciliëren, liggen, logeren, resideren, verblijven, wonen

verblijf of logement - hotel

verblijf van dieren - dierentuin, hok, kennel, kooi, kot, nest, ren, stal

verblijfplaats der goddelozen - Gehenna

verblijfplaats der muzen - Helikon, Parnassus, Pindus,

zangberg

verblijfplaats van Apollo - Heiicon, Parnassus

verblijfplaats van de doden - aaru, aralu, dar, graf, hades, hel, hemel, hunebed, orcus, purgatorium, pyramide, sheol, vagevuur,

verblijfplaats van de duiven - til

verblijf van een konijn - hol

verblijf van de goden - Asgard, empyreum, Hemel, Olympus

verblijf van hoenders - ren

verblijf van interne kinderen - alumnaat

verblijf van kinderen - box

verblijf van kippen - hok, ren,

verblijf van rovers - rovershol

verblijf van scheepsbemanning – foksel

verblijf van soldaten - kazerne

verblijf van varkens – hok, kot

verblijf van vee - stal

verblijf van vogel - hok, horst, kooi, nest, ren, til, volière

verblijf van de leenheren - manoir

verblijf van de Noorse goden - Asgard

verblijfplaats - adres, cel, nest, onderkomen, tent, woonhuis

verblijfplaats der doden (Germ.) - Niflheim

verblijfplaats der goden - Asgaard, Olympus

verblijfplaats van Apollo - Helicon, Parnassus

verblijfplaats van de doden - hel, hemel

verblijfplaats van de goden - asgard, asgarth, asgardhr, empyreum, meru, Olympus

verblijfplaats van de muzen - Helikon, Parnassus, Zangberg

verblijfplaats van dieren - dierentuin, duivenhok, duiventil, hoenderhok, hok, hol, koestal, kot, leger, menagerie, nest, paardestal, ren, stal, til, varkenshok, varkenskot, varkensstal, veestal, volière, wei, weide, zoo

verblijfplaats van koeien - stal, wei

verblijfplaats van konijn - hol

verblijfplaats van rovers - rovershol

verblijfplaats van soldaten - kazerne, bunker

verblijfplaats van varkens - hok, kot

verblijfplaats van vee - stal

verblijfplaats van vogels - kooi, nest, ren, til, volière

verblijfplaats voor automobilisten - motel

verblijfsbiljet - permis, permit

verblijfskosten - sejour

verblijven - logeren, ophouden, toeven, vertoeven, wonen

verblind – misleid

verblinden – misleiden

verbloemd – bedekt, opgesierd, opgesmukt, verholen, verkapt

verbloemen – bedekken, maskeren, opsieren, opsmukken, verbergen, verfraaien, vergoelijken, vermommen, verschonen

verbloemend - eufemistisch

verbluffend – eclatant, ongelooflijk, verbazend

verbluft - paf, onthutst, perplex, verbaasd, verbijsterd, verpaft, verslagen, versteld,

verbod - ban, bevel, interdict(ie), np, ontzegging, prohibitie, prohibitle, taboe, tabu, veto, weigering

verbod om iets in te voeren - invoerverbod

verboden - angker, besmet, boejoet, gesloten, illegaliteit, illiciet, ongeoorloofd, ontzegd, pamali, pantang, pemali, poto, taboe, tabu, treife

verboden handeling - vergrijp

verboden spijs - treef

verboden zender - piraat

verboemelen - opmaken, verbamboheren, verbrassen

verbogen - krom

verbogen lidwoord - den, der, des, eens, ene, ener

verbolgen - arg, boos, gebelgd, gebeten, gram(storig), kwaad, onstuimig, toornig, vergramd, verstoord

verbolgenheid - gramschap, toorn

verbond - akkoord, alliantie, associatie, band, bond, bondgenootschap, coalitie, college, compagnie, confederatie, congregatie, conspiratie, contract, conventie, coöperatie, edict,entente, federatie, genootschap, gilde, lega, lique, liga, ligne, ligua, nato, navo, orde, overeenkomst, pact, pactum, partij, syndicaat, tolunie, tractaat, trust, unie, unitas, vakvereniging, vennootschap, verbintenis, verdrag, vereniging

verbond van communistische landen - komintern

verbonden - aaneen, aaneengeschakeld, connex, een, geallieerd, gehecht, gelast, gelieerd, juncto, solidair, verenigd, vergelijk

verbondenen - geallieerden

verbondenheid - affiniteit, alliantie, inh(a)erentie, liaison, solidariteit, sympathie, trouw, verwantschap

verbondsbeker - avondmaalsbeker, miskelk

verbondskist - ark

verbondsmaal - avondmaal

verbondsoffer - misoffer

verborgen - achterbaks, apocrief, bedekt, clandestien, cryptisch, duister, geheim, geheimzinnig, gemaskeerd, heimelijk, larvatus, latent, mystiek, occult, onzichtbaar, potentieel, raadselachtig, schuil, stiekem, verbloemd, verdekt, verholen, vermomd, verscholen, verstoken, verstolen, verstopt, weggestopt

verborgen (med.) - adelomorf

verborgen feit - geheim

verborgenheid - geheim, mysterie

verborgen ruimte - gat

verborgen schans - reduit

verborgen spaarduitjes - magot

verborgen spelonk - krocht

verborgenheid - geheim, geheimenis, mysterie, obscuriteit, steelsheid

verborgenst - bestaand, dicht, diepst, heimelijk, innig

verbositeit - woordenrijkdom, wijdlopigheid

verbouw - cultuur, kweek, teelt

verbouwen - aanbouwen, bouwwijziging, cultiveren, herbouwen, kweken, planten, produceren, telen, vertimmeren

verbouwer - kweker, planter, teler

verbouweratie - verbouwereerdheid

verbouwereerd - beduusd, ontdaan, onthutst, ontsteld, ontzet, paf, verbaasd, verlegen, versteld, verward, verwezen

verbrabbelen - verknoeien, verwarren

verbrakking - verzilting

verbrand - geblakerd, roosteren

verbrand linnen - tintel, tondel

verbrande turf - as

verbranden - cremeren, oxideren, schroeien, stoken, verassen, zengen

verbranden van een lijk - cremeren

verbranding - crematie, combustie, oxydatie, verassing

verbranding (rituele) van welriekende stoffen - reukoffer

verbrandingsproduct - (pot)as, roet, rook, sintel

verbrandingsrest - as, sintel

verbrandingsresten (dichterlijk) - asse

verbrandingsverschijnsel - rook, vlam, vuur

verbrassen - opmaken, verboemelen, verkwisten, verspillen

verbrasser - verkwister

verbreden - verruimen

verbreid - verspreid

verbreiden - divulgeren, promulgeren, uitdragen, uitzaaien

verbreiding - disseminatie, promulgatie, uitspreiding, verspreiding

verbreiding van kwaadaardige gezwellen in het lichaam - metastase

verbreidingsgebied - areaal

verbreken - beschadigen, doordrijven, dwingen, forceren, herroepen, kapotmaken, kwetsen, misvormen, opzeggen, overtreden, rescissie, scheiden, schenden, stukmaken, uithalen, uitschelden, verbrijzelen, vernietigen, verstoren, verwoesten

verbreken van een plechtige belofte - eedbreuk

verbrekend - tryptisch

verbreking - breuk, cassatie, scheiding

verbreking van een overeenkomst - contractbreuk

verbroddelen - bederven, verknoeien

verbroederen - fraterniseren

verbroedering - broederschap, eensgezindheid, fraternité

verbroken - uitgemaakt

verbroken verkering - uit

verbrokkeld stuk brood - kruim

verbrokkelen - breken, extingeren, fijnmaken, fijnmalen, morceleren, stukmaken, verdelen

verbrokkeling - desintegratie, dismembratie, splitsing, verstrooiing

verbruggen - verkopen

verbruid - akelig, beroerd, drommels, erg, gemeen, lelijk, slecht, verdord, verknoeid, zeer

verbruien - bederven, verkerven,verknallen, verknoeien, verknollen, vertikken

verbruik - consumatie, consumptie, verorbering, vertering

verbruiken - consumeren, opeten, opmaken, opteren, verteren

verbruiker - afnemer, consument, verteerder

verbruikersbond - consumentenbond

verbruikleen - mutuum

verbruiksbelasting - accijns, BTW (betaling toegevoegde waarde), inpost

verbruik van goederen - consumptie

verbrijzelend - fijnmakend, tryptisch, vergruizelend, vermorzelend, verpletterend

verbrijzelde natuursteen - steenslag

verbrijzelde steen - gruis

verbrijzelen - breken, fijnstampen, knappen, kraken, mortelen, pletten, verbrokkelen, vergruizen, verkruimelen, vermorzelen, verpletteren

verbrijzeling - trypsis

verbrijzeling van blaasstenen - lithotripsie

verbuigen - declineren, flecteren, inflecteren, ombuigen, verdraaien, vervoegen

verbuiging - declinatie, flexie,vervoeging

verbuigingsrij van een woord - paradigma, voorbeeldwoord

verbuisd - afgemat, ontdaan

verbum - (werk)woord

verbijsterd - ontdaan, onthutst, ontsteld, ontzet, paf, perplex, radeloos, sprakeloos, verbluft, verbaasd, verschrikt, verstomd, verward

verbijsteren - ontzetten

verbijsterend - overweldigend

verbijstering - consternatie, embarras, ontreddering, ontsteltenis,

perplexiteit, stupefactio, verlegenheid, verstomming, verwarring,

verbijten - doodbijten, doorstaan, onderdrukken, verkroppen

verbijzondering - specialisatie

verchristelijking - kerstening

vercommercialiseren - verzakelijken

vercijferen - verrekenen

vercijnzen - verpachten

verdacht - apocrief, equivoque, louche, onguur, suspect

verdachte - aangeklaagde, arrestant, beklaagde

verdachten hekje - balie

verdachtmaking - insinuatie

verdagen - afdrijven, afgelasten, ajourneren, opschorten, opschuiven, opspringen, prorogeren, uitstellen, verschuiven

verdagen van een zitting - afgelasten, uitstellen

verdagend - prorogatief, verlengend, vertragend

verdaging - ajournement, ampliatie, procrastinatie, prorogatie, reces, uitstel, verschuiving

verdaging tot de volgende dag - procrastinatie

verdaging van een rechtsgeding - ampliatie

verdaging van een vergadering - reces

verdaging van een zitting - reces

verdaling - vergissing

verdampen - evaporeren, vaporiseren, verdrijven, verteren

verdamping - evaporatie, evaporisatie, transpiratie, uitademing, uitwaseming,

verdampingsmeter - atmidometer, atmometer, evaporimeter

verdampingstoestel - evaporator

verdampingswerktuig - spuitbus, vaporisator

verdamppan - uitdamppan

verdedigbaar - houdbaar, soutenabel, tenabel

verdedigen - afhouden, afweren, bepleiten, beschermen, beveiligen, beweren, defenderen, hoeden, optreden, pleiten, souteneren, verontschuldigen, verweren, verzetten, voorspreken, voorstaan, weerleggen, weren

verdedigend - defensief

verdediger - achterspeler, advocaat, advokaat, afweerder, apologeet, back, beschermer, defensor, kampvechter, pleiter, prosecutor voorspraak

verdediger van het christendom - apologeet

verdediger van Lodewijk XVI - Malesherbes

verdediging - abologie, afweer, bescherming, defensie, patrocinatie, responsie, tegenstand, verweer, voorspraak

verdedigingsgeschrift - manifest

verdedigingsmiddel - angel, fort, gracht, harnas, hinderlaag, hindernis, landmijn, muur, omheining, sabel, schans, stelling, sterkte, stok, valkuil, wal, wapen, zeemijn

verdedigingsmiddel van sommige dieren - angel, klauw

verdedigingsorganisatie - ZOAVO, NATO

verdedigingsplaats - bastion, bunker, burcht, schans, vesting, wagenburg

verdedigingsrede - apologie, pleidooi, repliek

verdedigingsschans - ravelijn, voorschans

verdedigingswal - epaulement

verdedigingswapen - geweer, revolver

verdedigingswerk - bastion, bolwerk, borstwering, bunker, burcht, fort, munitie, schans, versterking, vesting, wal

verdeelbord - schakelbord

verdeeld - divide, onenig, tweedrachtig

verdeeld in strofen - strofisch

verdeeld terrein - kavel

verdeeldheid - onenigheid, ruzie, schisma, tweedracht, twist

verdeeldoos - contactdoos

verdeelpand - kanaalpand

verdeelschuif - stoomschuif

verdeelstoel (text.) - rekbank

verdeeltoestel - sorteermachine

verdeelwiel - verdeelschijf

verdeemoedigen - ootmoedigen

verdekke - basterdvloek

verdeks - bliksems

verdekt - stiekem, verborgen, onzichtbaar, verstopt

verdekte opstelling - hinderlaag

verdelen - disjungeren, distribueren, divideren, doseren, houwen, indelen, kavelen, omslaan, partageren, parten, reparteren, scheiden, separeren, splitsen, trimmen, uitdelen, uiteengaan, uithalen, verbrokkelen

verdelen op verschillende plaatsen - spreiding

verdelend - revulsief

verdelgen - doden, extermineren, extingeren, extirperen, liquideren, uitmoorden, uitroeien, verdoen, vernielen, vernietigen, verwoesten

verdelging - exterminatie, reces, uitdelging, uitroeiing, uitstel, uitwieding, vernietiging, verwoesting

verdelgingsmiddel - bombardement, D.D.T.,muizentarwe, rattenkruid, rodent

verdeling - departitie, distributie, dosering, halvering, kaveling, partage, partitie, rantsoenering, repartitie, scheiding, splitsing, uitdeling, (ver)spreiding

verdeling in drieën - tripartitie, trisectie

verdeling in graden - graduatie

verdeling in twee delen - ditomie, halveren

verdeling in vakken - vakverdeling

verdeling naar zekere verhouding - omslag, rato, repartitie

verdeling van zeeschade - averijregeling, dispache

verdemelen - platdrukken, ruïneren, vernielen

verdenken - aankijken, soupponneren suspiciëren, vermoeden, wantrouwen

verdenking - achterdocht, argwaan, ergdenking, inbeelding, mistrouwen, ombrage, presumptie, suspicie, twijfel, vermoeden, wantrouwen

verder - buitendien, daarna, later,meer, nog, overig, vervolgens, voort, vooruit

verder gaan - doorgaan

verder in tijd - erna, later, naderhand, straks

verder leiden - relayeren

verder varen - opstomen

verderf - bederf, ondergang, ongeluk, perdltie (r.k.), pest, pestilentie, renewatie (Z.N.), val, verdoemenis, zonde

verderfelijk - fataal, fnuikend, funest, gevaarlijk, heilloos, kwaadaardig, nadelig, nefast, noodlottig, pernicieus, pestilent, verpestend, rampzalig, ruïneus, schadelijk, slecht

verderfelijke stad - Sodom, Gomorra

verderfenis - ondergang, verdoemenis

verderven - bederven, ondergraven, ondermijnen, onecht, ontaarden, romanesk, slopen, vernietigen, verzwakken

verdicht – denkbeeldig, fictief, gefingeerd, gelogen, mythisch, vals, verzonnen

verdicht dierenverhaal - fabel, sprookje

verdicht verhaal - fabel, novelle, roman

verdichte zuurstof - ozon

verdichten - bedenken, condenseren, fingeren, samenpakken, uitdenken, verzinnen

verdichting - compressie, condensatie, fabel, fictie, inventie, pycnosis, verdikking, verzinsel, vinding

verdichting van waterdamp - mist, wolk

verdichtsel - fabel, fictie, leugen, verhaal, vertelsel, verzinsel

verdict - beslissing, uitspraak, vonnis

verdienen - meriteren, toekomen, verwerven, winnen

verdienend bekeken te worden - bezienswaardig

verdiensten - gage, honorarium, inkomen, jaarloon, jaarwedde, lof, loon, maandloon, merite(s), opbrengst, salaris, traktement, uitwerken, verdienstelijkheid, waarde, wedde, winst

verdiensten per tijdvak - uurloon

verdienstelijk - behoorlijk, lofwaardig, meritoir, prijzenswaardig, redelij

verdienstelijkheid - merite

verdiepen - approfonderen, uitdiepen

verdieping - etage, gelijkvloers, parterre, souterrain, statie, woonlaag

verdieping boven een kruisgewelf - lies

verdiepingen - lagen

verdiepschaaf - grondschaaf

verdiept in gedachten - abstract, afgetrokken, verstrooid

verdiept snij- of beeldhouwwerk - intaglio, reliëf

verdiepte graat - lies

verdierlijken - animaliseren

verdikken - concentreren, klonteren, stollen, stremmen, zwellen

verdikking - blaar, bult, gezwel, knobbel, krop, nop, prop, puist, stolling

verdikking bij paarden - hazehak

verdikking in weefsel - nop

verdikking tussen de geledingen van een halm - halmknoop,

knoop

verdikking van de huid - eelt, knobbel

verdikking van vet - stolling

verdikt sap - gelei, jus, saus

verdukte vetdelen van melk - boter, kaas

verdisconteren - opnemen,verwerken

verdobbelen - vergokken, verspelen

verdoeken van oude schilderijen - rentoileren

verdoemd - anathema, gedoemd, gestraft, vervloekt, vloekwaardig

verdoemdenplaats - Gehenna, hel

verdoemen - reprouveren, verketteren, veroordelen, vervloeken, verwensen

verdoemenis -damnatie, hel, ondergang, perditie, verderf, verderfenis, vervloeking

verdoemenswaard - vervloekt, verwenst

verdoeming - anathema, banvloek, hel

verdoen - doorbrengen, opmaken, verbruiken, verdelgen, verknoeien, verkwisten, verspillen

verdoezelen - bedekken, bemantelen, omsluieren, verbloemen, verhelen, vervagen

verdoken - verborgen, verhelen, verstopt, vervagen

verdolen - (ver)dwalen, vergissen, zwerven

verdoling - afdwaling

verdolven - overstroomd, verdronken

verdomd - deksels, duivels, erg, hemeen, heus, vervloekt

verdonkeremanen - escamonteren, ontfutselen, ontvreemden, stelen, verdoezelen, verduisteren, wegfutselen, wegnemen

verdonkeren - verduisteren

verdoofd - bedwelmd, beveneld, bewusteloos, dizzy, duf, gevoelloos, ongevoelig, suf, versuft, verzwakt

verdoold - verdwaald

verdord - droog, uitgedroogd, verlept, verwelkt

verdorde, doorgeschoten grashalm - teil

verdorren - uitdrogen, uitgedroogd, verdrogen, verdroogd, verleppen, verwelken, verwelkt

verdorven - corrupt, duf, eervergeten, gemeen, muf, ontaard, onzedelijk, perifide, pervers, slecht, slodderig, sneed, verbasterd, verwilderd, vicieus, vies, vochtig, vuns, zedeloos, zondig

verdorven stad in Palestina - Gomorra, Sodom

verdorvenheid - corruptie, depravatie, perversie, ondeugd, onkuisheid, ontaarding, zedenbederf, zedeloosheid

verdoven - narcotiseren

verdovend middel - adaline, bang, dope, drug, gandja, hasjiesj, hennep, khan, kif, L.S.D., marihuana, morfine, narcoticum, opium, pot, pijnstiller, stuff, tea, weed,

verdovend sap - heulsap, maankop, opium

verdovende lucht - ether

verdovende middelen toedienen aan sportlieden - doping

verdovende plant in Zuid-Europa - alruin

verdoving - an(a)esthesie, analgie, doping, gevoelloosheid, lethargie, narcose, roes, sopor, torpiditeit

verdoving van pijngevoel - an(a)esthesie, narcose

verdovingsmiddel -aconitine, (a)ether, atropine, avertine, chloorethyl, chloroform, cocaïne, cotine, dope, drug, ether, heroïne, lachgas, L.S.D., marihuana, mescaline, morfine, narcoticum, narcotine, opium, papaverine, speed, stuff

verdovingsmiddelen - narcotica

verdraagbaar - dragelijk, duldbaar, verplaatsbaar

verdraaglijk - duldbaar, redelijk, supportabel

verdraagzaam - duldzaam, geduldig, inschikkelijk, lankmoedig, lijdzaam, meegaand, toegeeflijk, tolerant, vreedzaam, welwillend

verdraagzaamheid - tegenstand, tolerantie

verdraaid - dol, lam, misvormd, vervloekt, wanstaltig

verdraaien - detorqueren, distorqueren, omdraaien, omketren, perveteren, vertikken, verdraaien, vervalsen, verwringen, weigeren,

verdraaiing - contorsie, distorsie, vertekening, vervorming, verwringing

verdrag - akkoord, bestand, bond, concordaat, contract, convenant, conventie, edict, entente, overeenkomst, pact, pactum, traktaat, verbond, vergelijk,

verdrag sluiten - overeenkomst

verdrag tot overgave - capitulatie

verdrag tussen land en paus - concordaat

verdrag tussen twee volken - traktaat

verdragen - belopen, doorstaan, dulden, duren, gedogen, luchten,lijden, ondergaan, ondervinden, supporteren, tappen, toelaten, toestaan, tolereren, uithouden, uitstaan, velen, verduren, vergunnen, verteren

verdragend - lijdelijk, lijdend, lijdzaam, passief

verdragsluiter - contractant

verdragsorganisatie - NATO, EEG, ZOAVO, OAS. SEATO, UNESCO, ZOAVO

verdriet - bedroefdheid, berouw, chagrijn, deplaisir, displezier, droefenis, droèfheid, hartzeer, kommer, kwel, kwelling, last, leed, mishagen, narigheid, overlast, pijn, plaag, rouw, sacherijn, smart, smartelijk, spijt, wee, zeer, zielesmart, zorg

verdriet aandoen - grieven, krenken, kwellen, pijnigen, plagen

verdriet baren - verdrieten

verdriet en leed - aandoen, krenken, kwellen, kwetsen, plagen, pijnigen, verwonden

verdriet hebben - treuren

verdriet uiten - klagen

verdrietelijk - hinderlijk, onaangenaam

verdrietelijkheid - kwelling, onaangenaamheid, verveling

verdrieten - chagrineren, vervelen

verdrietig - bedroefd, chagrijnig, dingsig, droef, droefgeestig, droevig, gekrenkt, gemelijk, korzelig, landerig, lede, mismoedig, neerslachtig, neutelig, onaangenaam, ontroostbaar, ontstemd, pruttelend, sip, sneu, somber, spijtig, tedieus, treurig, triest, smartelijk, verdrietelijk, zwaarmoedig

verdrietig piekeren- kniezen

verdrietig zijn - kniezen, knijzen, piekeren tobben

verdrietige omstandigheid - ellende, kommer, kruis, misère,

nood

verdrietige ontevredenheid - chagrijn, knorrigheid

verdriet of pijn - leed

verdrievoudigen - tripleren, tripliceren

verdringen - onttronen, wegduwen

verdringer - plunjer

verdrukker - dwingeland, geweldenaar, tiran

verdrukking - knechting, slavernij

verdringen - onttronen, wegduwen

verdrinken - omkomen, verspillen

verdrogen - dorren, uitdrogen, verdorren, verleppen

verdromen - dromerig

verdrongen - onbewust, verwijderd

verdronk in zee - Helle

verdronken - ondergelopen

verdroogd - dor, ineengeschrompeld, rimpelig, schrompelig, uitgedroogd, verdord, verschrompel

verdroogd en flets - verlept

verdroogd of verwelkt - verdord

verdroogde vogelmest - guano

verdrukken - bedwingen, onderdrukken, opprimeren

verdrukkend - oppressief

verdrukker - dwingeland, geweldenaar, tiran

verdrukking - knechting, knel, slavernij

verdruppelen - uitvloeien, wegdruipen, wegvloeien

verdrijfpenseel - daskwast

verdrijven - bannen, delogeren, doorbrengen, exorciseren, onttronen, passeren, verjagen, uitbannen, verbannen, verzetten, wegduwen, wegjagen,

verdrijven uit belangrijke positie - onttronen

verdrijven van de duivel - exorciseren

verdrijving - expulsie,verjaging, uitdrijving

verdubbelaar - duplicato

verdubbelen - bineren, doubleren, dupliceren, redoubleren

verdubbeling - doublering, reduplicatie

verdubbeling van medeklinkers - geminatie

verduidelijken - accentueren, ophelderen, opklaren, toelichten, uitleggen,verklaren

verduidelijkend - enuntiatief, illustratief, ophelderend, toelichtend, verklarend,

verduidelijkende aard - enuntiatief

verduidelijking - enuntiatief, licht, opheldering, toelichting, uitleg, uitlegging, verheldering, verklaring

verduiken - verbergen, verzwijgen

verduisteraar - dief, oplichter, rover

verduisteren - achterhouden, benevelen, eclipseren, futselen, malverseren, ontvreemden, stelen, tanen, verbergen, verdonkeremanen, verdonkeren, verwarren

verduisterend - episcipisch

verduistering - donkermaking, eclips, diefstal, malversatie, oplichting, verdonkeremaning

verduistering van de maan - eclips, maaneclips

verduistering van gelden - malversatie, oplichting

verduisteringszucht - obscurantisme

verduitsen - vertalen, vertolken

verduitsing - vertaling

verduiveld - diavolo, drommels, duivels, erg, mieters, morbleu, verfoeilijk, verwenst, zeer

verduiveld (Fr.) - morbleu

verduld - verdoemd, verduiveld

verduldig - geduldig, kalm, rustig

verduldigheid - geduld

verdund - ijl

verdund (op receptén) - dil

verdund, zonder pit - waterig

verdunnen - aanlengen, haarkloven (fig.), subtiliseren

verdunner - peut, verdunningsmiddel

verdunning - aanlenging, dilutie, dil (op recepten), overhaling

verdunning van lucht door warmte - rarefactie

verdunningsmiddel - hars, terpentijn, thinner

verduren - doorstaan, dragen, dulden, gedogen, harden, uithouden, kroppen, lijden, ondergaan, soufreren, toelaten, toestaan, uitstaan, velen, verdragen

verdutst - onthutst, versuft

verduurzaamd - geconserveerd

verduurzaamd door roken - gerookt

verduurzaamde groenten - blikgroente, diepvries, inmaak

verduurzaamde levensmiddelen - comestibles, conserven, conserveren

verduurzamen - behoeden, bevriezen, conserveren, inmaken, invriezen, konserveren, roken, wecken

verduurzaming - conservering

verduveld - verduiveld

verduvelen - verwensen

verduwd - doorstaan, ingehouden, opgekropt, verbeten

verduwen - doorstaan, frustreren, slikken, toelaten, ondergaan, verdringen, verorberen, verteren, verwerken, wegduwen

verduwing - frustratie

verdwaald - bijster, misgelopen, stompzinnig, verdoold, zoek

verdwaasd - beduusd, daas, onzinnig, uitzinnig, versuft, ijlhoofdig

verdwaasdheid - infatuatie, uitzinnigheid

verdwalen – mislopen, verdolen

verdwazing - dwaasheid

verdwenen - apo (gr.), foetsie, gevlogen, heen, onzichtbaar, spoorloos, verlopen, vernietigd, verteren, vertrokken, verwijderd, vn, weggegaan, weg(komen), zoek

verdwijn - ga, weg

verdwijnen - eclipseren, gaan, heengaan, oplossen, opstappen, overgaan, vergaan, verzwinden, weggaan, wijken, zwinden

verdwijngat van een riviertje - ponor

verdwijning - eclips, exitus

verdwijnpunt - vluchtpunt

verdijen - vertikken

veredeld - tam

veredeld beukehout - lignostone

veredelde zuurstof - ozon

veredelen - adelen, amelioreren, beschaven, enten, heiligen, polijsten, raffineren, sublimeren, verbeteren, verfijnen, verheffen, volmaken

veredelen van bomen - enten

veredelen van goud - graderen

veredeling - cultuur, domesticatie, verfijning,

veredelingsmethode bij rozen- enting

vereelt - verhard

vereelten - verharden

vereelting - verharding

vereend - bijeen, bijeengevoegd, gezamenlijk, samen, tegader, tesamen, tezamen, verbonden

vereenvoudigd - schematisch, verkort

vereenvoudigen - simplificatie, simplificeren, vergemakkelijken

vereenvoudiging - simplificatie

vereenzaamd - schizoid

vereenzelvigen - assimileren, identificeren

vereenzelviging - identificatie

vereerd overblijfsel - reliek, relikwie

vereerd symbool - amulet, idool, fetisch, fetisj, relikwie, talisman, totem, voorwerp

vereerde overblijfselen - relikwie

vereerder - aanbidder, bewonderaar, fan, minnaar

vereerd overblijfsel - reliek, relikwie

vereerd symbool - totem

vereeuwigen - eterniseren, perpetueren, portretteren, uitbeelden, voortzetten

vereeuwiger - fotograaf

vereffenaar - dispacheur, liquidateur

vereffenaar van een vennootschap - liquidateur

vereffenbaarheid - liquidabiliteit

vereffend - quitte

vereffenen – aanzuiveren, adjusteren, afbetalen, afdoen, afrekenen, afwikkelen, beslechten, betalen, bijleggen, compenseren, egaliseren, liquideren, recontreren, schikken, soveren, effenen, gelijkmaken, regieren, schikken, verevenen, vergelijken, verrekenen, voldoen

vereffening - afrekening, bijlegging, compensatie, delging, egalisatie, exequatie, gelijkmaking, liquidatie, perequatie, schulddelging, transactie, verrrekening

vereffening (gooi.) - denudatie

vereffeningsschaal - adjusteerbalans

vereffening van schuld - betaling

vereis - vordering

vereisen - vergen, vorderen, vragen

vereist - gevraagd, nodig, noodzakelijk, onmisbaar, verplicht

vereiste - noodzaak

vereiste bekwaamheid - bevoegdheid

vereiste eigenschap - requisiet

vereiste grootte - afmeting, breedte, dikte, formaat, lengte, maat

veren - dons, opstuiten, pluimage

veren bed - dons

verenbont - boa

veren bout en galon van de maraboet - marabout

veren halsbont - boa

veren kussen - plumacium

veren stoffer - plumeau

verend - elastisch, veerkrachtig

verende haak - mousqueton

verende knijper - klem, knip, praam

verende stootplaat - buffer

verendrager - vogel

veend tangetje - pincet

verenen - samenvoegen, verenigen

veren - van, ontdoen - pluimen, plukken

verenigbaar - accordabel, compatibel

verenigd - gecombineerd, geünificeerd, gezamenlijk, inseparaat, ongescheiden, samen, tegader, verbonden

verenigd tot bondgenoten - geallieerd

Verenigde Arabische Republiek - VAR.

verenigde bedrijfstak - trust

Verenigde Naties - UNO, V.N.

Verenigde Natiesorgaan - UNESCO, UNICEF,

Veiligheidsraad

verenigde partijleden in vertegenwoordiging - fractie

Verenigde Staten van Amerika - Alabama, Alaska, Arizona, Arkansas, Californië, Colorado, Columbia, Noord- en Zuid-Carolina, Connecticut, Noord- en Zuid-Dakota, Delaware, Florida, Georgia, Hawaii, Idaho, Illinois, Indiana, Iowa, Kansas, Kentucky, Long Island, Louisiana, Massachusetts, Maryland, Maine, Montana, Michigan, Minnesota, Missouri, Mississippi, Nebraska, Nevada, New Jersey, New Mexico, New York, Ohio, Oklahama, Omaha, Oregon, Pennsylvania, Tennessee, Texas, Utah, Virginia, Vermont, Washington, Wisconsin, Wyoming, West-Virginia

Verenigde Staten van Amerika, hoofdstad van de - Washington

Verenigde Staten van Amerika, munteenheid in de - dollar

Verenigde Staten van Amerika, oorspronkelijke bewoners van de - Indiaan

Verenigde Staten van Amerika, rivier in de - Colorado, Columbia, Hudson, Mississippi

Verenigde Staten van Amerika, sneeuwstorm in de - blizzard

Verenigde Staten van Amerika, wervelstorm in de - hurricane

verenigde staten van Midden-Amerika - Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama

verenigde staten van Noord-Amerika - Alabama, Alaska, Arkansas, Arizona, Californië, Carolina, Colorado, Connecticut, Dakota, Delaware, Florida, Florida, Georgia, Hawaii, Idaho, linois, Indiana, lowa, Kansas, Kentucky, Louisiana, Maine, Massachusetts, Maryland, Michigan, Minnesota, Mississippi, Missouri, Montana, Nebraska, Nevada, Oklahoma, Ohio, Omaha, Oregon, Pennsylvania, Tennessee, Texas, Utah, Vermont, Virginia, Washington, Wisconsin, Wyoming,

verenigde staten van Zuid-Amerika - Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Ecuador, Guiana, Paraguay, Peru,

Suriname, Venezuela

verenigen - aanspannen, bundelen, bijeenbrengen, bijeendoen, bijeenroepen, bijeenvoegen, coaliseren, combineren, concentreren, cumuleren, envelen, koppelen, lieren, ligeren, lijmen, paren, samenbrengen, samentrekken, samenvoegen, strengelen, uniëren, verbinden, verenen, vergaderen, verzamelen

verenigend - unionistisch

vereniging - alliantie, associatie, bond, bijeenkomst, club, combinatie, concentratie, conjunctie, corporatie, corps, eenheid, ensemble, entente, fusie, gemeenschap, genootschap, gezelschap, gilde, junctie, kliek, korps, krans, kring, liga, loge, mengsel, orde, organisatie, partij, reunie, samenloop, samens, melting, samenvloeiing, samenvoeging, soos, sociëteit, unie, unificatie, veem, verbinding, verbond, vergadering

vereniging der heiligen - dulia

vereniging in één punt - concentratie

vereniging tot behoud van stedenschoon - Heemschut, Monumentenzorg

vereniging van afnemers - verbruikscoöperatie

vereniging van bijbelgeleerden - bijbelcommissie

vereniging van geestelijken - orde

vereniging van lekencommissarissen - s.a.m.

vereniging van industriëlen of bankiers om voor gezamenlijke rekening een transactie uit te voeren - consortium

vereniging van kloosterlingen - orde

vereniging van organisaties - federatie

vereniging van vakgenoten - corporatie

vereniging van winkeliers - middenstandsorganisatie

vereniging voor vreemdelingenverkeer - V.V.V.

vereniging zonder winstbejag - v.z.w

verenigingsbijdrage - contributie

verenigingsblad - orgaan

verenigingsboort - knevel

verenigingsgebouw - club, soos

verenigingsleiding - bestuur

verenigingsorgaan - clubblad

verenigingsplaats van vlootafdeling - statie

verenigingsteken - insigne

verentooi - pluimage

verenwisseling - rui, ruien

vereren - aanbidden, aanroepen, achten, adoreren, dienen, eerbewijzen, eerbiedigen, eren, gratificeren, hoogachten, huldigen, prijzen, totemisme, venereren,verheffen, vieren

vererenswaard - venerabel

vererfbaar - erfelijk

verergeren - aanstoken, pejoreren, verslechteren

verergering - aggravatie, alterering, deterioratie, exacerbatie, pejoratie, verslechtering, varval, verzwaring

verergering van ziekte - exacerbatie

verering - aanbidding, adoratie, cultus, devotie, eerbetoon, eerbetuiging, eerbewijs, eerbewijzing, eerbied, hommage, hulde, huldiging, idolatrie, piëteit, totemisme, veneratie, verafgoding,

verering der heiligen - dulia

verering van beelden - afgodendienst, iconolatrie

verering van dieren - zoölatrie

verering van een god - monolatrie

verering van engelen en heiligen - dulia

verering van gestorvenen - manisme

verering van wezens - theriantropisme

vererven - overerven

vererving - erfenis

verettering - pyorroe, pyorree, pyose, ulceratie, verzwering

verettering van een lichaamsholte - empyeem

verevenen - begroten,vaststellen, vereffenen

verf - lak

verf door vuur vastleggen - brandschilderen

verf met waterglas - silicaatverf

verfaarde - berggeel, gronsel, oker

verfblaasje - bladder

verfblokje - verfkoekje

verfbord - palet

verfborsteltje - kwast, penseel

verfdistel - zaagblad

verfgrondstof - pigment

verfhout - blauwhout, braziel, campêchehout, fisethout, geelhout, moerbeziehout, quereitronhout

verfkoekje - verfblokje

verfkruid - verfbrem

verfkwastje - penseel, kwast, sleper, verfborsteltje

verflaag op schilderij - paté

verflauwen - kwijnen, relacheren, verbleken, verkoelen, verminderen

verflauwing - verkoeling

verflauwing van vriendschap - verkilling

verflensen - verdorren, verleppen, verwelken

verflenst - flets, verlept

verfmes - paletmes, tempermes

verfmos - korstmos, orseille

verfmossel - schildersmossel

verfoeien - abhorreren, haten, verachten, verafschuwen

verfoeiing - abominatie, gruwel

verfoeilijk - abominabel, affreus, afschuwelijk, detestabel, ergerlijk, gemeen, hatelijk, laag, min, odieus, slecht, verachtelijk, vreselijk

verfoeilijkheid - afschuwelijkheid

verfoeisel - foelielaag

verfoelied glas - spiegel

verfomfaaien - verkreukelen

verfotsen - bederven, verknoeien

verfplankje - palet

verfplant - henna, indigoplant, korstmos, lakmoes, meekrap, orseille, orseillemos, pastei, wede, wouw,

verfraaid - verbloemd

verfaaien - embelliseren, opschikken, opsmukken, sieren, tooien, versieren

verfraaiing - opschik, opsmuk, ornament, smuk, tres, versiering, versiersel

verfraaisel - (op)smuk

verfrissen - baden, laven, opfrissen, refraicheren, verkoelen, verkwikken, verversen, wassen,

verfrissend - verkoelend, verkwikkend

verfrissend gas - ozon

verfrissende drank - bier, frisdrank, limonade, melk, orangeade, ranja, sorbet, vruchtesap

verfrissende oase - Elim(o.t.)

verfrissing - bad, bier, douche, duik, frisdrank, ijs, ijsco,

koelte, lafenis, refraichissement, verkwikking, verversing,

verfrissingsmiddel - waaier

verfrommelen - verkreukelen

verfronselen - verfrommelen, verkreukelen

verfsoort - aardverf, asbestverf, diamantverf, doodverf, eierverf, eosine, glansverf, glasverf, goudverf, grondverf, kino, lak, menie, metaalverf, morsverf, oker, olieverf, mber, orleaan, orseille, ripolin, sapverf, sepia, smalt, taan, tempera, umber, vernis, waterverf, wede

verfstift - kleurpotlood, pastel

verfstof - alama, albastine, alizarine, alkanna (roodbruin), almagra, amarantlak, amber, annaber, cochenille, chromaatgeel, chromaatgroen, dodekop, eosine, garacine, geeloker, geelsel, indigo, ivoorzwart, kamala, karmijn, kleur, kobalt, koningsgeel, lak(moes), liguline, loodwit, massicot, matverf, mede, meekrap, menie, oker, opiment, orleaan, orseille, pigment, purper, ruisgeel, sienna, sepia, smalt, taan, omber, ukeoline, ultramarijn, verf, vermiljoen, vernis, wede, zinkwit

verfstof en poetspoeder - bolus

verfstof (geel) voor porseleinbeschildering - rutiel

verfstof in de meekrap - purpurine

verfstof uit run - taan

verfverdunner - peut, terpentine, thinner

verfijnd - apart, gemaakt, geraffineerd, keurig, precieus

verfijndheid - raffinement

verfijnen - affineren, louteren, polijsten, raffineren, raspen, subtiliserenveredelen, zuiveren,

verfi jning - raffinage, raffinement, veredeling

verfijndheid - raffinement

verfijning - affinage, beschaving, civilisatie, civilisering, raffinement, veredeling, zuivering

vergaan -aflopen, afsterven, bederven, begeren, bezwijken, gebeuren, instorten, kelderen, omkomen, ondergaan, ontbinden, oplossen, rotten, smachten, smelten, smoren, sterven, verdwijnen, verlopen, vermolmen, ver(rotten), verstikken, verteren, verstrijken, voorbijgaan, wegrotten, zinken

vergaan hout - molm

vergaan schip - wrak

vergaan van ijzer - roesten

vergaand - buitensporig, erg, verregaand

vergaarbak - reservoir

vergaarde rijkdom - vermogen

vergaderen - bijeenbrengen, bijeenkomen, overleggen, verenigen, vergaren, verzamelen

vergadergelegenheid - zaal

vergaderhuis van waterschap - gemeenlandshuis

vergadering - assemblee, bespreking, bijeenkomst, conferentie, congres, convent, forum, landdag, meeting, ontmoeting, overleg, samenkomst, samenzijn, synode, vergaderplaats, zitting

vergadering der kanunniken - domkapittel

vergadering van kloostermonniken - convent

vergadering der rechtbank - raadkamer

vergadering van kloosterlingen - conventie, kapittel

vergadering van kardinalen voor een pauskeuze - conclaaf

vergadering van schuldeisers - verificatievergadering

vergadering voor pauskeuze - conclaaf, conclave

vergaderingsverslag - notulen

vergaderpunten - agenda

vergald - bedorven.

vergallen - bederven, besmetten, verknoeien, verpesten, verwennen, verzuren

vergalopperen - blunderen

vergammeld - gammel, kapot

vergankelijk - aards, bederfelijk, breekbaarheid, broos, eindig, fragiel, kortstondig, nietig, onbestendig, onvast, onzeker, perissabel, sterfelijk, sublunarisch, tijdelijk, voorbijgaand, zwak,

vergankelijkheid -aardsheid, broosheid, fragiliteit, instabiliteit vanitas, zwakheid,

vergaren - bijeenbrengen, bijeengaren, inzamelen, lezen, opdoen, opgaren, ophalen, oppotten, oprapen, opsparen, opstapelen, rapen, sparen, verzamelen

vergasser - carburateur

vergasten - onthalen, regaleren

vergasten op - onthalen, trakteren

vergasting - onthaal

vergeeflijk - pardonnabel, verschoonbaar

vergeeflijk foutje - peccadille

vergeefs - infructueus, inutiel, nodeloos, nutteloos, onnut, onvruchtbaar, vruchteloos, ijdel, verloren, zinloos

vergeeld - gelig

vergeetachtig - afgetrokken, ongedachtig, verstrooid

vergeetachtigheid (Gr.) - aprosexie

vergeetboek - doofpot

vergeet-mij-niet - myosotis

vergelden -beantwoorden, belonen, beloning, betalen, goedmaken, lonen, penitentie, rancune, recognitie, recompense, retributie, revancheren, straffen, teruggave, vergoeden, wreken

vergelder - renumerator, wreker

vergelding - bestraffing, betaling, boetedoening, loon, renumeratie, repercussie, represaille, ressentiment, retorsie, revanche, straf, talio, tegenmaatregelvergoeding, wraak, wrake,

vergelding van goed met kwaad - ondank

vergeldingsdag - bijltjesdag

vergeldingsmaatregel - arrestatie, blokkade, boycot, embargo, represaille, straf, weerwraak

vergeleken bij - tegenover

vergeleken zijnde - coll.

vergelet - kalksteen

vergelijk - akkoord, arrangement, bestand, compromis, dading, overeenkomst, overeenstemming, regeling, schikking, transactie, vgl.

vergelijk treffen - transigeren

vergelijken - checken, compareren, compenseren, confronteren, controleren, vereffenen

vergelijkend - comparatief, zoals, zodanig

vergelijkende taalstudie - glottogonie

vergelijkende trap - comparatief, positief, superlatief

vergelijk - conf.

vergelijken met - collationeren, confronteren

vergelijken of testen - toetsen

vergelijking - collatie, comparatie, confrontatie, gelijkenis, metafoor, parabel

vergemakkelijken - rusten, veraangenamen, verzachten, verzoeten

vergemakkelijking - faciliteit

vergen - eisen, verlangen, vorderen, vragen

vergenoegd - blij, content, gelukkig, glunder, opgeruimd, opgewekt, tevreden, tevree, voldaan

vergenoegdheid - blij, blijheid, glunder, glunderheid

vergenoegd kijken - glunderen

vergenoegen - bevredigen, tevredenstellen

vergetelheid - Lethe (stroom), lethargie, obscuriteit

vergeten - nalaten, omitteren, ontgaan, overgeslagen, verleerd, verzuimen, weglaten

vergeten verborgenheid - obscuriteit

vergeusd - onchristelijk, ongelovig

vergeven - kwijtschelden, pardonneren, vergiftigen, weggeven

vergeving - absolutie, begenadiging, erbarmen, gena, genade, kwijtschelding, pardon, vergiffenis

vergevingsgezind -clement, genadig, goedertieren, placabel, verzoenlijk

vergevorderd in de tijd - laat

vergevorderd in leeftijd - bejaard, oud

vergewissen - overtuigen, verzekeren

vergezellen - accompagneren, aflaten, be(geleiden), meegaan, volgen

vergezellen bij het naar beneden gaan - aflaten

vergezicht - bellevue, belvedere, panorama, perspectief, prospekt, schilderij, tafereel, uitzicht, verschiet, vue

vergezochte uitleg - spitsvondigheid

vergiet - gatenplateel, lekbak, lekpan, passoire, vergiet, test

vergieten - plengen, storten

vergiettest - filtreerdoek, gatenplateel, gate(n)petiel (gew.), gatenteil, kleens, teems, zeef, zijgdoek

vergif - aconiet, arseen, arsenicum, caffeine, coffeine, gif, nicotine, parathion, parthion, rattenkruit, strychnine, toxicum, toxine, triakel, venijn, virus

vergif in koffie - cafeïne, coffeïne

vergif in tabak - nicotine

vergif uit de aardappelschillen - solanine

vergif voor insekten - insekticide

vergif vormend - toxigeen

vergiffenis - absolutie, amnestie, begenadiging, gena, genade, goedertierenheid, gratie, kwijtschelding, pardon, vergeving

vergiffenis schenken - pardonneren, vergeven

vergiffenis van zonden in de biecht - absolutie

vergift - arseen, toxicum, toxine, venenum

vergiftenleer - toxicologie

vergiftig - boos (zeer), dodend, toxisch, venereus, venijnig, verraderlijk

vergiftig gewas - belladonna, hazelwortel, mansoor, scheerling

vergiftig raaigras - dolik

vergiftigd hemd, waarin Hercules stierf - Nessuskleed

vergiftige boom - oepasboom

vergiftige eiwitstof - toxalbumine

vergiftige grassoort - dolik

vergiftige jachtspin - tarantella

vergiftige naaldboom - taxus, ijf

vergiftige paddestoel - duivelskaas

vergiftige plant - aconiet, appel, belladonna, digitalis, dolappel, dolik, dolkruid, dollekervel, dolwortel, doornappel, eenbes, hazenlatuw, hazelwortel, hondsdravik, hondspeterselie, mahonia (Braz.), mansoor, monnikskap, scheerling, vingerhoedskruid, waterscheerling, zwartkoorn

vergiftigen - empoisonneren

vergiftigend - deleterisch

vergiftiging - intoxicatie

vergiftiging der nieren - uremie

vergiftiging door onvoldoende werking van de nieren - uremie

vergiftigingsangst - toxifobie

vergiftleer - toxicologie

vergissen - misrekenen

vergissing - abuis, blunder, bok, dwaling, erratum, erreur, error, faal, feil, flater, fout, gebrek, lapsus, malentendu, méprise, misgreep, mispas, misser, misslag, misrekening, misstap, misstelling, misvatting, misverstand, omissie, ontsporing, paralogie, quiproquo, tekortkoming

vergissingen - errata

vergissingen voorbehouden - ee

verglaasd aardewerk - gleiergoed, gleierwerk, gleiswerk, plateel, porcelein, sevres, steengoed

verglaasde aarden rioolbuis - gresbuis

verglaasde steen - tegel, vloertegel, wandtegel

verglaasde tegel - estrik

verglaassel - brandverf, email, glazuur, lak, tinglazuur, vernis

verglazen - glazuren, gleizen, vitrificeren

vergletsjerd gebied - Groenland, Antarctica

verglimmen - uitdoven

vergoddelijken - heiligen

vergoddelijking - apotheose, deïficatie

vergoden - aanbidden, vereren

vergode held - halfgod, heros

vergoden - aanbidden, adoreren, deïficeren, vereren

vergoding - apotheose

vergoding van dieren - zoölatri

vergoedbaar - compensabel, reparabel

vergoeden - belonen, betalen, compenseren, goedmaken, gratificeren, lonen, racheteren, recompenseren, schadeloosstellen, terugbetalen, teruggeven, vereffenen, vergelden

vergoeding - beloning, betaling, bonificatie, bonificeren, bonus, compensatie, gratificatie, herstel, honorarium, indemniteit, interest, jaarloon, kompensatie, leges, loon, maandloon, pleiter, prestatieloon, redres, remuneratie, remunereren, reparetie, retributie, salaris, smartegeld, terugbetaling, uitkering, verhaal, wedde

vergoeding van geleend geld - interest, rente

vergoeding van morele of ideële schade - smartengeld

vergoeding voor beschadiging - rafactie, refaktie

vergoeding voor rechten - leges

vergoelijken - bemantelen, doreren, goedpraten, verschonen

vergokken - verdobbelen, vergokken, verliezen, verspelen

vergooien - prijsgeven

vergrabbelen - misgrijpen

vergramd - boos, gebeten, gebrouilleerd, kwaad, nijdig, toornig, verbolgen, verstoord, woedend

vergramdheid - boosheid, haat, mok, toorn, verbetenheid, verbittering, wrok

vergrendelen - afsluiten

vergroeidbladige plant - aardappel, afrikaan, alpenroos alsem, andoorn, andijvie, artisjok, aster, augurk, azalea, balroos, bertram, blaasjeskruid, blauwbes, bonenkruid, bosbes, chrysant, cichorei, dahlia, distel, dolkruid, doornappel, dovenetel, dragon, es, gardenia, gentiaan, goudsbloem, havikskruid, heide, heliotroop, helmkruid, hulst, jasmijn, kalebas, kamille, kamperfoelie, kersouw, kina, komkommer, leeuwenbek, liguster, leverkruid, lobelia, maagdenpalm, madeliefje, meekrap, melisse, meloen, muskus, nachtschade, oeverkruid, oleander, olijf, ossentong, paardebloem, penningkruid, pepermunt, petunia, pompoen, primula, rododendron, roerkruid, salie, schorseneer,

sering, slangekruid, tabak, tomaat, toorts, vingerhoedskruid,

walstro, wederik, weegbree, winde, wolfskers

vergroeid zijn - adherent

vergroeiing - atresie, concretio, synechie

vergroeiing van de ruggegraat - bochel

vergroeiing van vingers of tenen - syndactylie

vergrootglas - brandglas, kijker, leesglas, lens, loep, loupe

vergroten - agranderen, extenderen, maken, toenemen, uitbreiden, uitstrekken, verbreden, verbreken, verdiepen, verhogen, verlengen, vermeerderen, verruimen, verwijden

vergrotende trap - comparatief, comparativum

vergroting - uitbreiding, uitzetting

vergroting van de schildklier - struma

vergrotingsinstrument van tekenaars - tekenaap

vergrotingswoord- augmentief

vergruizelde steen - puin

vergruizelen - mortelen, vermorzelen

vergruizen - mortelen, pletten, stukslaan, verbrijzelen, vermalen, vermorzelen

vergrijp - delict, misdaad, overtreding, peccatum, zonde

vergrijpen - schenden

verguizen - beledigen, beschimpen,geringschatten, minachten, vilipenderen

verguld - dore, doublé, goudkleurig, verblijd, vereerd

verguld koper - doublé

vergulden - doreren

vergunnen - bewilligen, gedogen, permitteren, toelaten, toestaan, uithouden, verdragen, verduren, veroorloven

vergunning - admissie, approbatie, autorisatie, bevoegdheid, cedel, consent, concessie, duren, fiat, gedogen, inwilliging, jachtakte, liant, licentie, machtiging, oorlof, patent, (permis)sie, permit, toelating, toestemming, verlof, visakte, volmacht, vrijheid

vergunning aan banken - bankoctrooi

vergunningsbiljet - permit

vergunningsbrief - privilege

verhaal - anecdote, bakerpraatje, bericht, beschrijving, fabel, gerucht, geschiedenis, gewauwel, haggada, herstel, historie, kerstvertelling, kroniek, lariekoek, legende, mare, novelle, overlevering, parabel, praatje, rapport, regrediëntie, regres(sie), reisverhaal, relaas, (roman)ce, ruimte, sage, schadeloosstelling, schets, sproke, sprookje, story, strandnieuws, tabel, tijding, verdichting, vergoeding, verslag, vertelling, vertelsel, verzinsel, vrouwenpraat, woordenreeks, wijvenpraat,

verhaal in boekvorm - roman

verhaal in een oratorium - recitatief

verhaal in platen - strip

verhaal in verzen, leerrijk - fabiau

verhaal van dieren - fabel

verhaal van films - scenario

verhaal van gedenkwaardige gebeurtenissen - kroniek

verhaal van goden - mythe, sage

verhaal van heiligen - legende

verhaal van helden - epos

verhaal van iemands leven - biografie, memoires

verhaal van kabouters - sprookje

verhaal van minne - liefdesgeschiedenis

verhaal van scheepsreizen - journaal

verhaal van zijn leven - autobiografie, memoires

verhaalbaar - invorderbaar

verhaalgedeelte - episode

verhaalrecht - regres

verhaasten - bespoedigen, versnellen

verhaasting - bespoediging

verhalen - achterhalen, herstellen, me(d)edelen, overleveren, recouvreren, relateren, terughalen, verslaggeven, vertellen

verhalen mededelen - vertellen

verhalenbundel - omnibus

verhalend - episch, (muz.) recitando

verhalend gedicht - ballade

verhalend gedicht uit de middeleeuwen - boerde

verhalend mededelen - vertellen

verhalend vers - ballade, romance

verhalend volksstuk - ballade

verhalende dichtkunst - epiek

verhalende literatuur - epiek

verhalenreeks - cyclus

verhandelbaar - negotiabel, verkoopbaar

verhandelbaar waardepapier - wissel

verhandelbare schuldbekentenis - promesse

verhandeld - actum

verhandeld als boven - a.u.s. (actum ut supra)

verhandelen - behandelen, bespreken, negotiëren, onderhandelen, verkopen, verkwanselen

verhandelen van geestelijke goederen - simonie

verhandeling - bespreking, betoog, essaai, essai, essay, lezing, memorie, opstel, redevoering, tractaat, traktaat, vertoog,

verhandeling over één onderwerp - monografie

verhandeling over een wetenschappelijk onderwerp - essay

verhandeling van de wet - artikel

verhangen - opknopen

verhanging - suïside, zelfmoord

verhanselen - opknappen, verkwanselen

verhapstukken - verhandelen, verwerken

verhard - gestold, grimmig, hardnekkig, hoornig, kil, ongevoelig, obstinaat, petrificatie, vereelt, verkalkt, versteend, verstokt, wreed verhard metaal - staal

verharden - stollen

verhard metaal - staal

verharde huid - eelt

verharde weg - straat

verhardend - induratief

verharding - concretie, porcoe, vereelting

verharding in de stengel - knoop, knorf

verharding van de huid - bult, knobbel, obduratie, scieroma, scierose, scleroma, sclerose

verhardingsmateriaal - martiniet

verhardingsmateriaal voor metalen - boron

verhardingsmateriaal voor tennisbanen - gravel

verhardingsrol - wals

verharen - ruien, verdwijnen, vertrekkenweggaan,

verhaspelen - verknoeien, verwarren

verheerlijken - aanbidden, adoreren, eren, exalteren, glorificeren, kronen, loven, lauweren (fig.), ophemelen, prijzen, roemen, tooien

verheerlijking - apotheose, beating, exaltatie, glorificatie,

huldiging

verheerlijking van een persoon of zaak - lofzang, ode

verheerlijking van iemand - lofrede

verheerlijkt - beaat, ingenomen, opgetogen, verrukt

verheffen - accentueren, bevorderen (in rang), opheffen, omhooggaan, oplichten, opstaan, optillen, opvoeren, opwinden, rijzen, steigeren, stijgen, sublimeren, torenen, vereerd, vereren, verhogen, verrijzen, vijzelen,

verheffen tot iets absoluuts - verabsoluteren

verheffend - stichtelijk

verheffing - arsis, berg, elevatie, hoogte

verheffing van de wind (plotselinge) - zeng

verheffing van een stervende tot de rang van God -

apotheose

verheffing van stem - arsis, toon

verheffingthoek - opslaghoek

verheid - afstand, verwijdering

verheien - uitdampen, uitdrogen

verheimelijken - geheimhouden,verbergen, verhelen

verheimelijking - dissimulatle, suppressie

verheimelijkt - verborgen, verholen

verhekst - dol, verzot

verhelderen - klaren, ophelderen

verhelderend - illustratief

verhelen - verdoezelen, verbergen,versteken, verzwijgen

verhelmen - verklinken, wegsterven

verhelpen - corrigeren, genezen, helen, herstellen, lenigen, remediëren, verbeteren, voorzien

verhemelte - gehemelte, palatum, gagel, velum

verhemelte boven een preekstoel - klankbord

verhemelteboog - gehemelteboog

verhemelteklinker - palataal

verhemelteletter - polataal

verhengen - beschikken, toelaten

verheren - overmeesteren, verwoesten

verheugd - blij, blijde, blijmoedig, opgeruimd, opgetogen, opgewekt, verblijd, verrast, vreugdevol, vrolijk, welgemoed,

verheugd kijken - glunderen, stralen

verheugen - rejouisseren, verblijden, verkneukelen, verlustigen, vervrolijken

verheugenis - blijdschap

verheveling - luchtspiegeling, regen, sneeuw

verheven - aanzienlijk, abel, adellijk, belangrijk, doorluchtig, edel, eminent, excellent, gewijd, goddelijk, grandioos, groots, heerlijk, heilig, hemels, hooggestemd, (hoog)staand, hoogwaardig, illuster, majestueus, notabel, ontzaglijk, plechtig, sereen, subliem, superbe, vooraanstaand, voornaam, voortreffelijk, uitblinkend

verheven beeldwerk - reliëf

verheven idealen nastrevend - idealistisch

verheven (muz.) - elevato, maestoso

verheven (of verdiepte) letter - reliëfletter

verheven beeld - reliëf

verheven borduurwerk - guipure

verheven dichterlijke taal - Parnassustaal(hoogdravend)

verheven geaardheid - adeldom

verheven gedicht - epos

verheven gevoel - geestvervoering

verheven idealen nastrevend - idealistisch

verheven stand - elite

verheven standplaats - bordes

verheven symbool - oog

verheven zitplaats - bordes

verhevenheid - aanzien, aardigheid, alp, berg, bult, donk, duin, edel, eminentie, estrade, grandeur, grootheid, heuvel, hil, hoogheid, hoogte, hoop, kluft, optred, optrede, papil (tong), pathos, relief, stapel, sublimiteit, terp, top, troon, voortreffelijkheid, wierde

verhevenheid om op te staan - podium

verhevenheid voor tentoonstellen - katafalk

verhevenheid waar lijkkist kan staan - doodkistenbaar,

katafalk

verhevigen - aanwakkeren, escaleren, verergeren

verhinderd - bezet

verhinderen - afwenden, belemmeren, beletten, blokkeren, couperen, inhiberen, impediëren, prohiberen, storen, stremmen, tegenhouden, terughouden, verbreken, verijdelen, verzuimen, voorkomen

verhinderen te treffen - afkeren

verhindering - belemmering, belet, beletsel, bezwaar, empechement, hindernis, hinderpaal, letsel, naad, neutralisatie, obstakel, obstructie, preventie, retardement, struikelblok, tegenwerking, versperring, voorkoming

verhindering van werk - verlet

verhipt - erg, schelms, verbazend, verwenst

verhit - geprikkeld (overmatig), gloeiend, heet, opgewekt, opgewonden, ontvlambaar, vurig

verhitte suiker - caramel, karamel

verhitten - aanvuren, echaufferen, gloeien, opwekken, opwinden, opzwepen, prikkelen, verwarmen

verhitting van vruchten en zaden - roosten

verhittingstoestel - broodrooster, gascomfoor, geiser,

vlamoven, waskanon

verhittend - heetmakend, prikkelend

verhoeden - afwenden, beletten, ondervangen, preveniëren, preventie, schutten, voorkomen

verhoedend - preventief, profylactisch

verhoetelen - bederven, bemorsen, kreuken

verhogen - bevorderen, eleveren, opdrijven, opslaan, opvoeren, opwerken, promoveren, vergroten, verheffen, vermeerderen

verhogen van prijzen - opsteken

verhogen van waterstofgehalte - hydreren

verhoging - berg, bevordering, bordes, dorpel, drempel, estrade, heuvel, koorts, opslag, podium, ribbel, stellage, stoep, temperatuur, terras, torus, trottoir, zadel

verhoging (smalle) - ribbel, streep

verhoging achter het altaar - gradino

verhoging achter op de tong - papil

verhoging in een vertrek - estrade

verhoging in een zaal - podium

verhoging in rang - bevordering, promotie

verhoging naast de spoorstaven - perron

verhoging van aarde - heuvel

verhoging van geschut - elevatie

verhoging van grond - berg

verhoging van lichaamstemperatuur - koorts, pyrexie verhoging

verhoging van lijkkist - katafalk

verhoging van salaris - opslag, promotie

verhoging van temperatuur - koorts

verhoging van de koopsom - opcenten

verhoging van de vloer - estrade

verhoging voor een café - terras

verhoging voor een huis - bordes, drempel, stoep, terras, trottoir, stellage

verhoging voor eregasten - estrade

verhokken - opkrassen, verhuizen

verholen - bedekt, clandestien, heimelijk, latent, sluiks, smokkel, steels, stiekem, stilletjes, tersluiks, verbloemd, verborgen, verkapt, verstoken, verstolen

verhonderdvoudigen - centupleren

verhongeren - uithongeren, uitteren

verhoog - estrade, podium

verhoogd achterdeel van een schip - kampagne

verhoogd beeldwerk - relief

verhoogd dek - plecht

verhoogd gedeelte van een schip - campagne, kampanje

verhoogd kweekbed - rabat

verhoogd terrein voor een huis – terras

verhoogd voetpad - trottoir

verhoogd zuurgehalte - superaciditeit

verhoogde a - ais

verhoogde b - bis

verhoogde c - cis

verhoogde d - dis

verhoogde e - eis

verhoogde f - fis

verhoogde g - gis

verhoogde bloeddruk - hypertensie

verhoogde druk - hypertonie

verhoogde gevoeligheid voor bepaalde stoffen - allergie

verhoogde plaats in een synagoge - almamor

verhoogde plaats in vertrek - estrade, podium

verhoogde rand aan munten - stuik

verhoogde stoep - bordes, pui, trottoir

verhoogde temperatuur - koorts

verhoogde strook - terp, vluchtheuvel

verhoogde toon - ais, bis, cis, dis, eis, fis, gis

verhoogde vloer - estrade

verhoogsel - ophoging, verhoogstuk

verhoor - examen, ondervraging, onderzoek

verhoorning van de huid - steatosis

verhoren - aanhoren, bemerken, examineren, horen, luisteren, ondervragen, opletten, toestaan, vervullen, waarnemen,

verhouding - betrekking, connectie, liaison, rede, relatie, proportie, schaal

verhouding (in - gelijk) - evenmatig, evenredig, proportioneel, ratio

verhouding der muziektonen onderling - mensuur

verhouding in de meetkunde - sinus

verhouding, naar - advenant, navenant

verhouding tussen muntsoorten - pariteit

verhouding van overstaande tot aanliggende zijde - tangens

verhoudingsgetal - sinus

verhoudingspasser - proportiepasser

verhovaardiging - hovaarding, inbeelding

verhuizen -delogeren, demenageren, migreren, sterven (fig.), verkassen

verhuizen naar een ander land - emigreren

verhuizer - vervoerder

verhuizing - migratie, transmigratie, verkassen, verplaatsen

verhuld - bedekt

verhullen - markeren, maskeren, onttrekken, verbergen, verdoezelen

verhuren - verpachten

verhuring - leasing

verhuur - lease, leasing

verhuurder van armelijke en te duur verhuurde huisjes - huisjesmelker

veridiek - echt, oprecht, waarachtig

ver in de tijd - laat

verritas - waarheid

verificatie - echtheidsonderzoek

verifiëren - bekrachtigen, bevestigen, controleren, erkennen

ver in de tijd - laat

veritabel - onvervalst

veritas - waarheid

verjaard - overjarig, verlopen, verouderd

verjaardag - anniversarium, geboortedag, jaarfeest, verjaring

verjagen - delogeren, ver(bannen), verdrijven, verslaan, wegjagen

verjaging - expulsie, uitdrijving, verdrijving, verstoting

verjaren - verlopen, verouderen, voorbijgaan

verjarend - jarig

verjaring - ongeldigwording, peremptie, prescriptie

verjaring, soort - acquisitieve, extinctieve

verjongen - verfrissen, vernieuwen

verjonging - rejuvenescentie

verkalken - oxyderen, calcineren

verkalking - calcinatie, petrificatie, sclerose, verstening

verkalking der slagaderen - arteriosclerose

verkapt - bedekt, geheim, heimelijk, incrustatie, kwasi, larvatus, verbloemd, verborgen, verholen, vermomd,

verkassen – inrukken, verhuizen, verplaatsen

verkeer - betrekking, drukte, mouvement, omgang, relatie, trafiek, verhouding, vervoer, wandeling

verkeer per spoor - railverkeer, treinverkeer

verkeerd - abuis, abusief, afwijkend, averechts, ernaast, falikant, faliekant, fout, foutief, krom, kwaad, kwalijk, lek, lekkage, linker, mis, nutteloos, omgekeerd, ongunstig, onjuist, ontaard, onterecht, onvolkomen, onwaar, para, pervers, schadelijk, scheef, slecht, vals, verdorven, vicieus, waa-

verkeerd begrijpen - misvatten, misverstaan

verkeerd gaan - tegengaan

verkeerd gebruik - misbruik

verkeerd gemaakt - mislukt

verkeerd handelen - blunderen, falen

verkeerd spoor - dwaalspoor

verkeerd uitvallen - misvallen

verkeerd verstaan - mishoren

verkeerd woordgebruik - wartaal

verkeerde berekening - misrekening

verkeerde daad - misstap, vergrijp

verkeerde mening - drogbeeld, waan

verkeerde slag - dwaling, misslag

verkeerde stap - misstap

verkeerde verwachting - misrekening

verkeerde weg - dwaalspoor, dwaling

verkeerdheid - bedorvenheid, gebrek, ondeugd

verkeersbelemmering - tol

verkeersbord - gebodsbord, richtingbord, stopbord, trictrac, triktrak, verbodsbord, wegwijzer, waarschuwingsbord

verkeersdeelnemer - weggebruiker

verkeersel - spook

verkeersgeleider - verkeersstreep

verkeersgemeenschap - communicatie

verkeershulpdienst - wegenwacht

verkeersindustrie - trafiek

verkeerslicht - signaallicht

verkeerslijn - (stoom)tramverbinding

verkeersmiddel - auto(bus), boot, bromfiets, brommer, fiets, jet, motor(fiets), rijwiel, scooter, snorfiets, tandem, taxi, tram, trein, trollybus, vliegtuig

verkeersobstakel - barricade, slagboom, tol

verkeersonderwijs - rijles

verkeersongeval - aanrijding, botsing, ongeluk

verkeersplein - rotonde

verkeersregelaar - agent, stoplicht

verkeerssignaal - stoplicht

verkeersspel - triktrak

verkeersspijker - punaise

verkeersstagnatie - file, opstopping

verkeerstaal in voor/lndië - Tamil

verkeersteken - bord, knipperlichten, paddestoel, pijl, stoplicht streep, verkeersbord, verkeerslichten, wegwijzer

verkeerstoren - seintoren

verkeersvereniging - A.N.W.B., V.V.V., K.N.A.C.

verkeersweg - rijbaan, rijksstraatweg, snelweg

verkeersweg met bomen - allee, avenue, dreef, boulevard, laan

verkeerswet - W.V.R.

verkegelen - verliezen

verkeken - vergist, verloren, zoekgemaakt

verkennen - bekijken, eclaireren, herkennen, nagaan, onderzoeken, opnemen, pionieren, recognoseren, spieden, spioneren, verspieden

verkenner - eclaiteur, padvinder, rondeloper, scout, spion, verspieder, waarnemer

verkenner op zee (padvinder) - octopus, waterpadvinder

verkenner van de padvinders - scout

verkennersleider - hopman

verkenning - observatie, recognoscering, reconnaissance verspieding

verkenningsboring - proefboring

verkenningsgroep - patrouille

verkenpaal - merkpaal, strandpaal

verkerelen - bederven, verknoeien

verkeren - omgaan, scharrelen, veranderen, verseren, wandelen

verkeren met - omgaan

verkering - amourette, flirt, omgang, verloving, vrijage, vrijerij

verket - vork

verketteren - wraken, veroordelen, uitkrijten

verkettering - verdoeming, wraking

verkeuren - overkeuren

verkiesbaar - eligibel, verkieslijk

verkiesbaarheid tot zekere kerkelijke functies - acces

verkieselijk - goed, preferabel

verkieslijk - preferent

verkiezelde boomstam - dendroliet

verkiezeling - silicificatie

verkiezen - aanwijzen, believen, benoemen, opteren, prefereren, stemmen, uitkiezen, wensen, willen

verkiezen boven - prefereren

verkiezing - electie, keus, keuze, neiging, poll, preferentie, stemming, verlangen, voor(keur), wens, wil

verkiezing Gods - pr(a)edestinatie

verkiezingsbiljet - reclamebiljet

verkiezingsleer - predestinatie

verkiezingslijst - kandidatenlijst

verkiezingswet - kieswet

verkikkerd - smoor, stapel, verliefd, verzot

verkild - bekoeld

verkillen - afkoelen, verkoelen

verkitsel - dichtingsstof, hechtstof

verklaarbaar - begrijpen, begrijpelijk, natuurlijk

verklaard - uitgesproken, verbeten

verklaarder - exegeet, explicateur, uitlegger, uitlegster

verkladden - bekladden

verklampen - herstellen

verklappen - overbrengen, prijsgeven, ventileren, (ver)klikken, verlinken, vertellen, verraden

verklapper - verklikker, verrader

verklaren - aanzeggen, attesteren, betuigen, bevelen, certificeren, duiden, educeren, exegetiseren, expliceren, getuigen, heten, interpreteren, motiveren, noemen, ontraadselen, ontsluieren, ontvouwen, ophelderen, solveren, toelichten, uiteenzetten, uitleggen, uitspreken, verduidelijkenverhelderen, verzekeren, voorlichten

verklarend - enuntiatief, exegetisch, explicatief, ophelderen parafrastisch, toelichtend, uitleggend

verklarend commentaar - scholium

verklarend woordenboek - encyclopedie

verklarend zakboekje - vademecum

verklarend zakwoordenboek - encyclopedie

verklarende aantekening - annotatie, kanttekening, noot, nota, toelichting

verklarende aantekening in een handschrift - glos, glosse, kantschrift

verklarende kanttekening - aantekening, annotatie, glos, noot, glosse, postille, toelichting

verklarende omschrijving - parafrase

verklarende omzetting - metafrase

verklarende onderstelling - theorie

verklarende ontleding - analyse

verklarende titel - ondertitel

verklarende uitleg - glos, exegese, explicatie, interpretatie, opheldering, parafrase

verklarende veronderstelling - hypothese, stelling, theorie

verklarende woorden - glossarium, nomenclatuur

verklarende woordenlijst - glossarium, naamlijst,

naamregister, nomenclatuur, woordenschat

verklaring - aangifte, affidadit, annotatie, assertatie, attestatie, attest, bevestiging, bewering, certificaat, commentaar, declaratie, depositie, dictamen, dilacidatie, eed, elucidatie, enunciatie, exegese, explanatie, explicatie, getuigenis, glos, interpretatie, kommentaar, legende, manifest, motie, oorkonde, opheldering, program, programma, toelichting, uiteenzetting, uitlating, uitlegging, uitleg, uitsluitsel, uitspraak, verduidelijkingvertolking, verzekering, voorlichting

verklaring bij landkaart -legende

verklaring dat een bepaling moet worden nagekomen -

verbindendverklaring

verklaring dat een stuk gezien is - visum

verklaring dat iets echt is - legitimatie

verklaring dat bouw van schip voltooid is - bijlbrief

verklaring dat men zal betalen - accept

verklaring der heilige schrift - exegese

verklaring der tekens op de landkaart of tekening - legenda

verklaring die men aflegt - getuigenis

verklaring van beweegredenen - motivering

verklaring van de bouwmeester van een schip - bijlbrief

verklaring van echtheid - certificaat, legitimatie

verklaring van een dokter - attest

verklaring van een gebeurtenis - reportage

verklaring van een getuige - getuigenis

verklaring van iemand als gijzelaar - aanbevelen

verklaring van toestemming - placet

verklaring van waarnemingen - getuigenis

verkleden - omkleden, omtrekken, overkleden, travesteren, uitdossen, vermommen

verkleding - travestie, vermomming

verkleed - vermomd

verkleefd - gehecht, verknocht

verkleind - atrofisch

verkleinde kopie van een wisselbeker - replica, repliek

verkleinen - bagatelliseren, beknotten, ombrageren, reduceren, verachten, verkorten, verminderen

verkleinvorm van mina - minette

verkleinwoord - diminutief, diminutivum

verkletsen - verpraten, verspreken

verkleumd - verstijfd

verkleunen - vernikkelen

verkleurd - bleek, flets, ontkleurd, vaal, verbleekt, verschoten

verkleuren - verbleken, verschieten

verkleuren van het gelaat - blozen

verkleuring - discoloratie, fletsheid, vaalheid

verklikken - aanbrengen, aangeven, aanklagen, overbrieven, verklappen, verlinken, verraden

verklikker - aanbrenger, axiometer, delator, denunciateur, detector, klikspaan, manometer, mouchard, overbrenger, overdrager, rapporteren, spion, sycofant, verklikker, verrader, zoemer

verklikker van beroep - sycofant

verklikker van een luchtpomp - manometer

verklikking - 1aanbrenging, delatie, denunciatie, spionnage, verklikkerij, verraad

verklungelen - verbeuzelen, verknoeien

verknallen - bederven, verbruien, verknoeien

verkneukelen - verheugen

verknipt - gek

verknocht - aanhankelijk, gehecht, loyaal, trouw, verbonden

verknochtheid - gehechtheid, getrouwheid, liefde, trouw, trouwheid

verknoeid - verbruid

verknoeien - bederven, beschadigen, ledebraken, radbraken, verbeuzelen, verbruien, verdoen, verhaspelen, verknallen, verkwisten, vermorsen, verpesten, verprutsen, verspillen

verknollen - bederven, verbruien

verkoelen - verflauwen, verfrissen, verkillen, verminderen

verkoelend - verfrissend

verkoelend heelmiddel - goulardwater

verkoeling - afkoeling, verflauwing, vermindering

verkoeveren - bijkomen, opknappen

verkoking - verdamping

verkolen - carboniseren

verkoling - carbonisatie

verkommeren - achteruitgaan, wegkwijnen

verkondigen - annonceren, bekendmaken, berichten, beweren, enunceren, konden, leren, melden, openbaren, prediken, proclameren, uitkramen, verspreiden

verkondiger - prediker

verkondiger van Gods woord - dominee, pastoor, predikant, priester, rabbi

verkondiger van nieuwe leer - apostel, evangelist, Messias, profeet

verkondiging - evangelie, getuigenis, leer, lering, predikatie, prediking

verkondschappen - berichten, melden

verkoold katoen - tondel

verkoold linnen - tintel, tondel

verkoolde pit van een kaars - snuitsel

verkoop - afslag, afzet, afname, debiet, handel, omzet, opbod, afslag, transactie, vendu, vendutie

verkoop aan de deur - colportage, venten

verkoop bevorderen - promoten

verkoop bij afslag - afmijnen

verkoop met goed doel - weldadigheidsbazar

verkoop van geestelijke ambten - simonie

verkoopdag van inboedel - boeldag, vendutiedag

verkoopdepot - trafiek

verkoophuis - venduhuis, kiosk, winkel

verkooplokaal - galerie

verkoopmethode - colportage, veiling

verkoopmeubel - toonbank

verkoopplaats - afslag, boetiek, boutique, gebouw, kraam, loods, magazijn, markt, mijn, supermarkt, toko, veiling, veilingloods, vismarkt, warenhuis, winkel, winkelgalerie, zaak,

verkooptafel - bank

verkooptent - kraam

verkopen - aanbieden, aansmeren, bediteren, debiteren, leuren, negotiëren, opdissen, overdoen, slijten, veilen, venten, verdedigen verhandelen, verpatsen, verzilveren, wegdoen

verkopen en kopen - handelen

verkopen langs huizen - venten

verkopen op veiling - afslaan, veilen

verkopen van militaire goederen - dump, dumping

verkoper - agent, debitant, handelaar, vendumeester, winkelier

verkoper, openbare - vendumeester

verkoper van bloemen - bloemist

verkoper van brillen - opticien

verkoper van drogerijen - drogist

verkoper van edelstenen - diamantair

verkoper van geneesmiddelen - apotheker

verkoper van huizen - makelaar

verkoper van melk - melkboer

verkoper vansieraden - juwelier

verkoper van sterke drank - slijter

verkoper van tweedehandsgoederen - handelaar, uitdrager

verkoper van vlees - slager

verkopers keus - v. k .

verkoping - auctie, boelhuis, koopdag, subhastatie, veiling, vendu, vendutie

verkoping bij opbod - veiling

verkoren - verkozen, uitgelezen, uitverkoren, uitverkorene

verkorrelde steen - gruis

verkorreling - granuleren

verkort - beknopt, beperkt, vereenvoudigd

verkort geschreven woord - afkorting

verkort schrift - steno(grafie), tachygrafie

verkort schrijven - abbreviëren

verkorte boektitel op drukvel - norm

verkorte handtekening - paraaf

verkorte naam - roepnaam

verkorte naamtekening - paraaf

verkorte samenvatting - resumé, uittreksel

verkorten - benadelen, inkrimpen, 1abbreviëren, restringeren

verkorting - abbreviatuur, breviatuur, inkorting, overzicht, vermindering

verkorting van herexamen - herretje

verkorting van kledingstuk - inleg

verkorting van woord - afkorting

verkorting voor broomkali of broom natrium - broom

verkortingsteken - abbreviatuur, afkappingsteken, apostrof, apostrofe

verkotsen - verraden

verkouden - bekocht (fig.), (neus)catarre, coryza, droezig, kou, snotteren, verkoelen, verkoudheid

verkouden maken - aansteken

verkouden worden - kouvatten

verkoudheid - griep, kou

verkoudheidsverschijnsel - hoest, hoesten

verkouwenis - verkoudheid

verkozene - electo

verkrachten - defloreren, onteren, overtreden, schenden, vertreden, violeren

verkrachter - onteerder

verkrachting - defloratie, ontering, overtreding, schending, stupratie, stuprum, violatie

verkrampt - verstijfd, verwrongen

verkregen recht tot exploitatie - claim

verkregen vaardigheid in het een of ander - kunst

verkregen - verworven

verkregen voordeel - rendement, rente, winst

verkreukelen - kreuken, verfomfaaien, verfrommelen

verkreuken - chiffoneren

verkreukt - verfrommeld

verkroken - verkreukelen

verkromd - bultig, kyfotisch

verkrommen - buigen

verkromming van de ruggegraat - kyfose, kyphose

verkroppen - digereren, inslikken, opkroppen, smoren, verbijten, verduren, verstouwen

verkropt - ingeslikt, verbeten, verborgen

verkruien - opschuiven, verplaatsen, vervoeren

verkrijgbaar - tekoop

verkrijgbaar stellen - aanbieden

verkrijgen - acquireren, bekomen, erlangen, krijgen, obtineren, ontvangen, verwerven

verkrijgen bij een erfenis - erven

verkrijging - verwerving

verkuist - verguld

verkuilen - verbroddelen, verknoeien

verkwakkelen - bederven, verbeuzelen, verwennen

verkwanselen - ruilen, verhandelen, verkopen, verpanjeren, verpatsen, verronselen, verspelen

verkwezelen - verbeuzelen

verkwikkelijk - aangenaam, opbeurend, opwekkend, verfrissend

verkwikken - laven, opbeuren, verfrissen, versterken, verversen

verkwikkend - bemoedigend, fris, heilzaam, opbeurend, opwekkend, resumtief, verfrissend, weldadig

verkwikking - lafenis, opwekking, refectie, troost, verademing, verfrissing, versterking

verkwikt - gelaafd, monter, opgewekt, verfrist

verkwisten - depenseren, diffunderen, dissiperen, doordraaien, dooreenjagen, kwisten, opmaken, prodigeren, spillen, uitgieten, verdoen, verbrassen, verklungelen, verslingeren, verknallen, verknoeien, vermorsen, verspillen

verkwistend - brassend, expressief, kwistig, losbandig, overdadig, prodigaal, profuus, spilziek, sumptueus, verspillend

verkwistende pracht - somptuositeit

verkwister - doorbrenger, doordraaier, losbol, opeter, opmaker, schurk, smeerlap, spilpenning (fig.), verbrasser, verspiller, zwierbol,

verkwisting - dilapidatie, dissipatie, doorbrenging, overdaad, prodigaliteit, profusie, somptuositeit, spilzucht, verspilling

verkwijnen - smelten, uitteren, verbruiken, verkommeren, verwoesten, wegteren

verlaagd dijkgedeelte - overlaat

verlaagde druk - hypotensie

verlaagde toon - as, bes, ces, des, es, fes, ges

verlaat - aa, kolk, sas, schutsluis, sluis, spui, uitgelopen, vertraagd

verlaatbak - vergaarbak

verlaatmeester - sluiswachter

verladen - overladen

verlader - bevrachter

verlagen - degraderen, miniseren, ontadelen, terugstellen, verachten, verminderen, vernederen

verlagen in rang - degraderen

verlagend - verminderend

verlaging - avilissement, daling, rabaissement, vermindering, vernedering

verlaging in klasse - degradatie

verlaging in rang - degradatie, terugstelling, terugzetting

verlagingsteken - (muz.) flat, mol

verlak - schoensmeer

verlakken - bedotten, beetnemen, bedriegen, foppen, misleiden, oplichten, verschalken

verlakkerij - bedrog, bedotterij, beetneming, foppen), fopperij, nep

verlamd - bevangen, geparalyseerd, lam, paralytisch, stijf,

verlammen - ontwrichten, paralyseren, paralys(i)e, parese

verlammende blik - basiliscusoog

verlamming - apoplexie, beroerte, cataleptie, contractuur, lamheid, paralysie

verlamming gevend - klem

verlamming van beide armen - paraplegie

verlamming van een - lichaamsdeel, monoplegie

verlamming van een lichaamshelft - epiplexie, hemiplegie

verlangd - gewenst

verlangen – aandrift, begeerte, begeren, begerigheid, behoefte, belust, dorst, eerzucht, eis, eisen, graagte, haken, hang, honger, hopen, hunkeren, lust, moeten, neiging, nostalgie, smaak, smachten, snakken, talen, trek, vergen, verkiezen, vlassen vragen, wens(en), (wil)len zin, ver(zucht)en

verlangend - begerig, belust, desireus, dorstend, eisend, gewenst, happig, popelend, smachtend, vorderend

verlangend naar paring - bronstig, tochtig

verlangen naar - ogen, talen

verlangen naar drank - dorst

verlangen naar drinken na een fuif - nadorst

verlangen naar eten - appeti)t, eetlust, honger, trek

verlangen naar familie - familieziek

verlangen naar huis - heimwee

verlangen naar kennis - weetgierigheid, weetlust

verlangen naar nieuws - nieuwsgierig

verlangen naar roem - eerzucht

verlangen naar vocht - dorst

verlangen naar voedsel - apetijt, eetlust, honger, lust, trek

verlangst - begeerte

verlangzamen - remmen, vertragen

verlangzaming - prestase

verlaten - abandoneren, achterlaten, afgelegen, aflaten, alleen, begeven, deserteren, desolaat, doods, eenzaam, ledig, leeg, onbewoond, ontruimd, ontruimen, overgieten, ruimen, stil, terugtrekken, uitvliegen, vertrekken, weggaan, woest

verlaten zonder steun - hulpeloos

verlatenheid - abandon, eenzaamheid

verlating - abandonnement, vertraging

verleden – afgelopen, eerder, historie, passato, verdrieten, vervelen, voorbij, vorig, vroeger

verleden tijd – gedaan, geschiedenis, geweest, perf(ectum), praet(eritum), preteritum, voorbij, vroeger

verleerd - vergeten

verlegen - angstvallig, bang, bedeesd, bedorven, bedremmeld, beduusd, bedwelmd, beleuterd, benauwd, beleuterd, beschaamd, beschroomd, beteuterd, bleu, blo, bluts, confuus, eenkennig, flets, gegeneerd, honteus, muf, nonteus, onthutst, oud, perplex, schichtig, schroomvallig, schuchter, schuw, sip, timide, verbouwereerd, verslagen, versleten, verward,

verlegen maken - deconcerteren, generen, hinderen

verlegenheid - aporie, bedeesdheid, beduusdheid, bedwelmdheid, beklam, beklemdheid, benauwdheid, benepenheid, beschaamdheid, beteutering, bleuheid, bloheid, bredouille, confusie, eenkennigheid, ellende, embarras, gebrek, gedrang, geldgebrek, gêne, klem, knel, knoei, knijp, moeite, ongelegenheid, pekel (fig.), penarie, perikel, rats, schaamte, schroom, schuchterheid, schuwheid, timiditeit, verbijstering, verdrukking, verwardheid, verwarring

verleggen - verplaatsen

verleidbaar - seductief

verleidelijk - aanlokkelijk, aantrekkelijk, attractief, bekoorlijk, seduisant, verlokkend

verleidelijke stem - lokstem

verleidelijke vrouw - Armida

verleidelijkheid - charme

verleiden - bekoren, charmeren, lokazen, lokken, opstoken, overhalen, perveteren, tenkéren, uitlokken, verlokken

verleiden tot een liederlijk leven - debaucheren

verleider - bekoorder, Casanova, charmeur, Don Juan, lokvogel, mefisto, opstoker, verlokker, verzoeker

verleiding - bekoring, perversie, seductie, tentatie, verlokking, verzoeking

verleidster - circe, Lorelei, vamp

verlekkerd - belust, verzot

verlenen - allongeren, bieden, geven, gunnen, lengen, schenken, toekennen, toestaan, verschaffen, wijden

verlengbaar - prolongabel, uittrekbaar

verlengde - perspectief, voorzetting

verlengen - prolongeren

verlengend - verdagend, vertragend

verlenging - allonge, ectasie, prolongatie, prorogatie, protactie

verlengingsovereenkomst - prolongatiecontract

verlengstuk - allonge, lengsel, verlengsel

verlengstuk aan de mast - steng

verlengstuk van een wissel - allonge

verlengsel - verlengstuk

verleppen - verdorren, verdrogen, verflensen, verpieteren, verwelken

verlept - flets, verdord, verdroogd, verflenst, verwelkt

verleren - afleren, vergeten, verleerd

verlet - beletsel, hindernis, oponthoud, tijdverlies, uitstel, verhindering, verschuiving, verwaarlozing, verzuim

verletten - verhinderen, verzuimen

verletsel - beletsel, hindernis

verlevendigen - animeren, aviveren, opfrissen, verhelderen

verlicht - helder, opgelucht

verlichten - assisteren, beschijnen, bestralen, eclaireren, helpen, illumineren, klaren, lenigen, lossen, mitigeren, onderwijzen, ontladen, ontlasten, opbeuren, releveren, schijnen, soulageren, troosten, vergemakkelijken, verhelderen, verzachten

verlichting - bemoediging, civilisatie, hulp, illuminatie, lantaarn, leniging, licht, mitigatie, neonlicht, onderstand, ontheffing, opbeuring, opluchting, steun, soelaas, solaas, troost, verademing, vergemakkelijking, verheldering, verkwikking, vertroosting, verzachting

verlichtingseenheid - lux

verlichtingsmiddel - fakkel, flambouw, kaars, lamp, lantaarn, olielamp, toorts, vlam, zaklantaarn

verliederlijkt - gedebaucheerd, geperverteerd, pervers

verliefd - amoureus, dol, idolaat, verkikkerd

verliefd doen - flirten, minnekozen, vrijen

verliefd op - dol, epris, gek, verkikkerd, verzot

verliefd op zichzelf - narcisme

verliefde geluidjes maken - kirren

verlies - aderlating, afbreuk, damnum, derving, gemis, klap, nadeel, nederlaag, perte, schade, strop, verbeurte, verlorene, vermissing

verlies bij discussie - ongelijk

verlies bij geld wisselen - disagio, koersverlies

verlies bij valuta notering - perte

verlies door lekken der vaten - coulage

verlies in aantal - afname, mindering,

verlies in een spel - nederlaag

verlies in gevecht - nederlaag

verlies in het omberspel - codille

verlies in kracht - atrofie

verlies in maat - ondermaat

verlies van aanspraken - rechteloos

verlies van aanzien - afgang

verlies van alle bezittingen - bankroet

verlies van arbeidsvermogen der warmte - entropie

verlies van burgerrechten (bij de oude Grieken) - atimie

verlies van de opperhuid - darsis

verlies van eetlust - anorexie

verlies van geheugen - amnesie

verlies van gewicht - afval(len)

verlies van inkomen - loonderving

verlies van leven - dood

verlies van lichaamswarmte - thermolyse

verlies van loon - loonderving

verlies van muzikaal gehoor - amusie

verlies van rang - degradatie

verlies van reukzin - anosmie

verlies van salaris - loonderving

verlies van schrijfvermogen - agrafie

verlies van sociaal contact - vereenzaming

verlies van spraakvermogen - afasie

verlies van vermogen - ruineus

verlies van woordenvermogen - aphasie

verliescompensatie - carry-over

verliezen - derven, inboeten, kwijtraken, missen, opgeven, omkomen, ontvallen, verbeuren, verspelen, wegmaken, zoekmaken

verliezen ondergaan - last

verliezen van veren - ruien

verliezende partij - succumbent

verliezer van een proces - succumbant

verlinken (diev.) - aangeven, bedriegen, verraden

verloederen - demoraliseren, verarmen, vergaan, verlopen, verrotten, verslonzen

verloedering - degeneratie

verlof - acces,admissie, consent, concessie, dispensatie, fiat, licentie, machtiging, oorlof, (permis)sie, reces, toestemming, vakantie, venia, vergunning, verloftijd,veroorloving, vrijaf, (vrij)stelling

verlof hebben - mogen

verlof hebben iets te doen - mogen

verlof hebben tot - mogen

verlof om een geschrift uit te geven - evulgetur

verlof om te drukken - impr (imprimatur)

verlof tot verblijf - asiel, onderdak, verblijfsvergunning

verlof voor het drijven van zekere handel - licentie

verlofbiljet - permis, permit

verlof/met - s.v.

verlofbrief - ferman, pas, pasje, paspoort, permissiebriefje, permit, privilege

verlofdag - baaldag, snipperdag

verlofgeld - licent

verlofpas - paspoort, reisvergunning

verlofpasje - permit

verloftijd - vakantie

verlokkelijk - aanlokkend, aantrekkelijk, bekoorlijk, charmant, verleidelijk,

verlokken - bewegen, overhalen, nodigen, uitlokken, verleiden

verlokken tot - verleiden

verlokken tot zonde - bekoren, verleiden

verlokkend - aanlokkelijk, begeerlijk, verleidelijk

verlokkend kijken - lonken

verlokker - lokvink, lokvogel, verleider

verlokking - aantrekking, attraktie, bekoring, pomperij, seductie, tempatie, verleiding, verzoeking

verloksel - lokaas

verlokster - verleidster

verloochenaar - afvallige, ontrouwe

verloochenaar van God - afvallige, atheïst

verloochenen - afzweren, miskennen, verzaken

verloochening - abnegatie, afzwering, dementie, opoffering, repudiatie

verloofd - geëngageerd

verloofde - aanstaande, bruid, bruidegom, fiancé(e), galant(e), jongen, meisje, novio, toedracht

verloofde in ondertrouw - bruid

verloop - achteruitgang, afloop, beloop, decursus, gang, proces, trend, teruggang, toedracht, verandering, vermindering, verstrijken, verval, verzwakking, voorbijgang, voortgang, werking, wisseling

verloop der verrotting - verrottingsproce

verloop van bladeren - nervatuur

verloop van een grootheid in de ruimte - gradiënt

verloop van een vast tijdschema - timen

verloophuls - verloopmof

verloopmof - verloophuls

verloopstuk - verbindingsstuk

verlopen - afnemen, geleden, lijden, ongeldig, verdwijnen, verjaren, verminderen, verstrijken, vervallen, voorbij, walen

verloperig - onweerachtig

verloren - afgedwaald, bijster, foutu, kapot, kwijt, perdu, reddeloos, teloor, uitgeschakeld, vergeefs, verliederlijkt, waardeloos, weg, zoek

verloren doen gaan - vergooien, weggooien

verloren gaan - ontglippen, teloorgaan

verloren gegaan leven - levenloos

verloren laten gaan - verkletsen, verknallen, vertalmen

verloren moeite - tevergeefs

verlorenheid - eenzaamheid

verloskunde - obstretie, tocologie, vroedkunde

verloskundig - obstretisch

verloskundig instrument - craniotoom

verloskundige - accoucheur, obstreet, obstreticus, vroedvrouw

verloskundige operatie - keizersnede

verlossen - bevallen, bevrijden, delivreren, losmaken, ontheffen, redden, vrijmaken

verlossend - soterisch

verlosser - bevrijder, heiland, liberator, messias, redemptorist, redder, redemptor, soder, soter, zaligmaker

verlosser der mohammedanen - Mahdi

verlossing - accouchement, bevalling, bevrijding, heil, liberatie, redemetie, redemptie, redding, uitkomst, vrijmaking

verlosster - redster

verlost - bevrijd, gered

verlostang - forceps

verloting - tombola, loterij

verloting zonder nieten - tombola

verloving - engagement, enlumineren, trouwbelofte, verbintenis

verlovingsring - engagementsring

verlovingstijd - engagementstijd

verluchten - enlumineren, illustreren, opsieren, opwekken, uitluchten, vervrolijken

verluchter - illuminator, illustrator

verluchtigen - opsiering, opwekken, vervrolijken

verluchting - opfrissing, opsiering, illuminatie, illuminering, illustratie, uitluchting, ventilatie,

verluiden - uitluiden

verluieren - dagdieven, verflauwen

verluizing - pediculosis

verlummelen - verbeuzelen

verlustigen - amuseren, delecteren, diverteren, opvrolijken, rejouisseren, verheugen, vermaken, vervrolijken

verlustiging - delectatie, genoegen, ontspanning, uitspanning, vermaak

vermaagschapt - geparenteerd, verwant

vermaagschappen - verzwageren

vermaagschapping - verwantschap, verzwagering

vermaagschapt - aanverwant, geparenteerd, verwant

vermaak - amusement, attractie, berisping, blijdschap, cabaret, dans, divertissement, entertainment, film, gading, geneugte, genieting, genoegen, genot, joligheid, jool, liefhebberij, leut, lol, lust, muziek, ontspanning, plezier, pret, recreatie, schik, spel, sport, televisie, toneel, uitspanning, verlustiging, vermaning, verstrooiing, vertier, verzet, verzetje, waarschuwing

vermaakcentrum in Wenen - Grinzing Prater

vermaakcentrum - pretpark

vermaakscentrum in Kopenhagen - Tivoli

vermaakscentrum in Stockholm - Tivoli

vermaakscentrum in Wenen - Prater

vermaak gevend - vermakelijk

vermaakmiddel - dans, film, muziek, spel, toneel

vermaaksoord - kermis, lido, lunapark, music-hall, pretpark, tivoli, variété

vermaaksoord bij Venetië - Lido

vermaan - berisping, waarschuwing, vermaning, zedenles

vermaanbrief - mandement

vermaard - befaamd, bekend, beroemd, fameus, gerenommeerd, gevierd, populair,

vermaard persoon - renommee

vermaardheid - befaamdheid, bekendheid, beroemdheid celebriteit, faam, fameusheid, opgang, renommee, reputatie, roem, roep,

notoriteit, vermagerd - afgevallen

vermageren - afslanken, afvallen, emacereren, interen, lijnen, uitmergelen, wegkwijnen

vermagering - emaceratie, emaciatie

vermageringskuur - dieet

vermakelijk - aardig, amusant, geestig, geinig, genoeglijk, grappig, leuk, leutig, lollig, onderhoudend, plezierig, potsierlijk

vermakelijkheid - amusement, attractie, divertissement

vermaken - amuseren, bezighouden, diverteren, hermaken, legateren, legeren, maken, onderhouden, schenken, spelen, verlustigen, verstrooien

vermaking - legaat, legatering. verandering

vermaledijd - vervloekt, verwenst

vermaledijen - verstrooien, vervloeken, verwensen

vermalen - fijnkauwen, fijnmaken, vergruizen,

vermalen van spijzen - tritureren

vermanen - aansporen, admoneren, berispen, commoneren, exhorteren, manen, moneren, opwekken, preken, reprimeren, terechtwijzen, voorhouden, waarschuwen, zedenpreken

vermaner - censor (Rom.), maner, moniteur, monitor, moralist, zedenmeester

vermaning - aanmaning, aanmerking, aansporing, afkeuring, bedsermoen, berisping, bestraffing, betuiging, boetepreek, cohortatie, commonitie, diatribe, exhortatie, filippica, hortatie, improbatie, laak, les, monitie, opprobatie, opwekking, preek, rapplement, reprimande, reprobatie, roepstem, roffel, sermoen, standje, strafpreek, terechtwijzing, uitbrander, uitval, uitvetering, vermaan, waarschuwing, wenk, wraking, zedenles, zedepreek

vermaning of berisping - standje

vermaning tot deugd - zedenles

vermassacreren - vernielen

vermast - overstelpt

vermeend - beweerd, denkbeeldig, gewaand, imaginair, putatief, verondersteld

vermeerderaar - Augustus

vermeerderd - groter, talrijker

vermeerderd met - plus, toename

vermeerderen - aanfokken, aangroeien, aankomen, aanplanten, aanvullen, aanwassen, aanwinnen, aanwoekeren, bijkomen, bijtellen, bijvoegen, gedijen, groeien, lengen, oplopen, opvoeren, telen, toenemen, toevoegen, uitbreiden, uitgroeien, uitrekken, vergroten, vorderen, wassen, winnen

vermeerdering - aanwas, accessie, accres, augmentatie, groei, multiplicatie, toename, toeneming, uitbreiding, uitzetting, vergroting, was

vermeerdering door deling - monogonie

vermeerdering van koopkracht - deflatie

vermeerdering van witte bloedlichaampjes - leukemie

vermeesteren - veroveren, bedwingen, beteugelen

vermelden - aanroeren, berichten, melden, mentionneren, noemen, relateren, vertellen, zeggen

vermelder - relatant

vermelding - allegatie, bekendmaking, bericht, enunciatie, gewag, mededeling, mentie, opgaaf, opgave, relaas, uitspraak

vermenen - denken, menen, veronderstellen, wanen

vermengd - promiscu

vermengen - door(een)roeren, kruisen, meieren, mixen, samenmengen, samenstellen, verbinden

vermengend - syncretisch

vermenging - diffusie, kruising, melange, mixtuur, mixture, mengsel, syncrasis

vermenging met speeksel van spijzen - insalivatie

vermenging van dranken - cocktail

vermenging van metalen - alligatie, legering

vermenging van oliestoffen met water - emulsie

vermenging van rassen en soorten - kruising

vermenging van twee ongelijke vloeistoffen - diffusie

vermenging van vloeistoffen - endosmose, osmose

vermenging van vloeistoffen door een wand - osmose

vermaaksoord bij Venetië - Lido

vermaard - befaamd, bekend, beroemd, roemzuchtig

vermaardheid - celebriteit

vermagering - emaceratie

vermakelijk - amusabel, amusant, grappig, leuk

vermanen - moneren, waarschuwen

vermaner - monitor, preekmeester, zedenmeester

vermaning - preek, sermoer, (zeden)les

vermaning (kerkelijk) - monitum

vermannen - overmeesteren, overweldigen

vermeend - beweerd, dekbeeldig, gewaand,putatief

vermeerderen - toenemen

vermeerdering - aanwas, toename, vergroting

vermeestern - bedwingen, beheersen, veroveren

vermelden - berichten, mentionneren, noemen

vermelding - gewag, opgave

vermenen - denken

vermenging - diffusie, kruising, mixtuur

vermenging van twee woorden - contaminatie

vermenging van vloeistoffen - endosmose

vermenging van vloeistoffen door een wand - osmose

vermenigvuldigen - multipliceren, toenemen, voortellen

vermenigvuldiger - multiplicator

vermenigvuldiging - multiplicatie

vermetel - brutaal, dapper, driest, gedurfd, insolent, koen, laatdunkend, moedig, onberaden, onbeschroomd, onbewimpeld, onbezonnen, ondernemend, onnadenkend, onvoorzichtig overmoed, overmoedig, pretentieus, roekeloos, stout(moedig), temerair, voorbarig, wakker

vermetele baldadigheid - euvelmoed, kwaadwilligheid, overmoed

vermetelheid - driestheid, koenheid, moed, onberaden, overmoed, roekeloosheid, stoutmoedigheid, temeriteit,

vermetselen - overmetselen

vermetsen - vermetselen

vermicelli - mie

vermicide - wormendoder

vermiculair - wormachtig

vermiform - wormvormig

vermiljoen - cinnaber, HgS, kwiksulfide, verfstof

vermiljoen, natuurlijk - cinnaber

verminderd - beperkt

verminderd met - af, min(us)

verminderde haargroei - dunharigheid, oligotrichie

verminderde kwint (muz.) - semidiapente

verminderde pijngevoeligheid - analgesie

verminderen - achteruitgaan, afnemen, afschrijven, afslaan, aftrekken, bekorten, beperken, comminueren, dalen, diminueren, fnuiken, inkrimpen, intrekken, inzinken, knotten, korten, krimpen, kwijnen, luwen, matigen, miniseren, ontsieren, reduceren, slabakken, slinken, tanen, terugbrengen, verkleinen, verkorten, verlagen, verlopen, versmelten, vervallen, verzachten, verzwakken, zakken

verminderen in kracht - aftakelen

verminderen in omvang - slinken

verminderen met - aftrekken

verminderend - (muz.) diminuendo

vermindering - achteruitgang, afgang, afname, afneming, aftrek, afval, beperking, daling, decrescentie, degressie, deling, diminuendo, diminutie, inkrimping, korting, krak, matiging, opheffing, reductie, regres, remise, remissie, submissie, teruggang, terugloop, verkoeling, zakking

vermindering der goudwaarde - geldontwaarding

vermindering in maat door indrogen - ondermaat

vermindering tot een derde - ti�rcering

vermindering van geldhoeveelheid - demonetisatie

vermindering van kleurstof - depigmentatie

vermindering van korrelgrootte - breken malen

vermindering van loon - afslag

vermindering van prijs - afslag

vermindering van prijzeninvloed - krak

vermindering van straf - remis(e)

vermindering van warmte - afkoeling, verkoeling

verminken - beschadigen, deformeren, ledebraken, mutileren, schenden, stukmaken, toetakelen, tronqueren, estropië

verminking - amputatie, beschadiging, defiguratie, handicap, multilatie, schending

verminkt - beschadigd, gealtereerd, invalide

verminkt beeld - tors, torso

verminkt soldaat - invalide

verminkte - gehandicapte, invalide

vermissen - ontbreken

vermissing - verlies

vermits - aangezien, daar, naardien, nademaal, omdat, want

vermodderen - verknoeien

vermoedelijk - denkelijk, licht, misschien, presumabel, presumtief, waarschijnlijk

vermoedelijke waarheid - waarschijnlijkheid

vermoeden - achterdocht, argwaan, bevroeden, conjectuur, denken, gissen, gissing, menen, mening, onderstelling, overdenken, presumeren, presumptie, raden, soupconneren, supponeren, verdenken, verdenking, veronderstellen, verwachten, verwachting

vermoeden van kwaad - argwaan

vermoeid - afgemat, amechtig, bekaf, beu, gaar, loom, lomig, mat, moe, moede, op, uitgeput

vermoeid en gemelijk - balorig

vermoeid en lui - loom

vermoeidheid - lassitudo, moeheid

vermoeidheidsmeter - ergograaf

vermoeien - afmatten, fatigeren, matten, harasseren, uitputten

vermoeiend - afmattend, fatigant, lastig, moeilijk, moemakend, uitputtend

vermoeienis - vermoeidheid

vermoffelen - verstoppen

vermogen - begaafd, begaafdheid, bezit, capaciteit, debiet, energie, fortuin, gave, geld, have, invloed, kapitaal, kracht, kundigheid, kunnen, macht, opulentie, potentieel, potentie, potestaat, pouvoir, rijkdom, schat, sterkte, voorspoed,

vermogen om iets te doen - kunnen

vermogen om te betalen - solvabiliteit

vermogen om te groeien - groeikracht

vermogen om te luisteren - gehoor

vermogen om zich te bewegen - motiliteit

vermogen om zich te schikken - aanpassingsvermogen

vermogen tot bewust handelen - wil

vermogen tot het hebben van gevoelens - affectabiliteit,

affektabiliteit

vermogen tot kracht - sterkte

vermogen tot veren - vering

vermogen van organismen om licht waar te nemen - lichtzin

vermogend - bemiddeld, gefortuneerd, gegoed, invloedrijk, machtig, opulent, potent, puissant, welgesteld, rijk, welgesteld, well-to-do

vermogend familielid - suikeroom

vermogend man - croesus, miljardair, miljonair, nabob, richard, rijkaard

vermolmd - memelig, (ver)rot, vergaan, wormstekig

vermolmd hout - boomaarde, humus

vermolmd veen - veenhumus

vermolmde bevroren turf - stuiveling

vermolmen - vergaan, verrotten, verteren

vermolming - molm

vermolsemen - vermolmen

vermomd - gemaskerd, geveinsd, rot, verborgen, verkleed

vermomd als iemand van een andere sekse - travestie

vermomde - gemaskerde, verklede

vermommen - camoufleren, deguiseren, maskeren, travesteren verbloemen, vergaan, verkleden, verbergen, verrot

vermomming - camouflage, masker, maskerade, mom, mombakkes, travestie, verkleding

vermommingskostuum - domino

Vermont, hoofdstad van - Montpelier

vermooien - verfraaien

vermoorden - afmaken, bederven, decimeren, doden, doodschieten, doodsteken, kelen, killen, massacreren, ombrengen, smoren, verstikken, wurgen,

vermoossen - bederven, verknoeien, verspillen

vermorsen - bederven, verknoeien, verkwisten, verspillen

vermorzelen - platdrukken, verbrijzelen, vergruize(le)n, verpletteren

vermorzeling - verbrijzeling, vergruizing

vermouth, bestanddeel van - alsem

vermuffen - versuffen

vermunten - hermunten, overmunten

vermunting - hermunting

vermurwen - vertederen

vermijdelijk - vermijdbaar

vermijden - eluderen, eviteren, mijden, omzeilen, ontgaan, onthouden, ontlopen, ontwijken, schuwen, uitwijken, verminderen, vlieden, voorkomen

vermijding - evasie, ontwijking, uitvlucht, voorkoming, voorwending

vernaal - lenteachtig

vernachelen - bedotten, beetnemen

vernachten - logeren, overnachten, slapen

vernagelen - bespijkeren, dichtspijkeren

vernalisatie - jarovisatie, verzomeren

vernauwen - versmallen

vernauwend - systaltisch

vernauwing - angustatie, engte, isthmus, nauwte, stenose

vernauwing van de bloedvaten - arteriosclerose

vernauwing van een lichaamskanaal - striktuur

vernauwing van een opening of kanaal in het lichaam -

stenose

vernauwing van vaten - vasoconstrictie

vernederen - beledigen, beschamen, humiliëren, infermeren, kleineren, krenken, mortificeren, smaden, verachten, verlagen, verootmoedigen

vernederend - beschamend, honend, humiliant, krenkend, smadelijk, verlagend

vernedering - avilissement, beschaming, hoon, humiliatie, krenking, verlaging

verneembaar - hoorbaar, zichtbaar

vernemen - ervaren, gewaarworden, horen, informeren, leren, meemaken, mores, ondervinden, voornemen, waarnemen, zien

vernield - beschadigd, geruïneerd, gescheurd, kapot, kwetsen, stuk, verwoest

vernielen - afbreken, beschadigen, destrueren, devasteren, elimineren, misvormen, moeren, nekken, omverhalen, onteren, ontheisteren, ramponeren, ravageren, ruïneren, saboteren, schenden, slopen, stukmaken, stukslaan, toetakelen, uitroeien, verdelgen, verdemelen, vernietigen, verscheuren, verwoesten, wegvreten

vernielend - destructief, verwoestend

vernieler - afbreker, barbaar, destructor, extirpator, saboteur, schoffeerder, sloper, vandaal, vandalist, vernielal, verwoester

vernieling - ravage, verwoesting

vernieling door vuur - brand

vernielzucht - vandalisme, vernielwoede

vernielzuchtige - vandaal

vernier - graadverdeler, nonius

vernietigen - annihileren, annuleren, casseren, doden, doorhalen, ecraseren, elimineren, fnuiken, obliteren, slopen, smoren, stukmaken, verbreken, verdelgen, verderven, verpletteren, uitroeien, uitwissen, vernielen, verwoesten

vernietigend - afbrekend, annihileren, annulerend, destructief, dodelijk, elimineren, extingeren, extinctief, fnuikend, infirmatief, peremptoir, ruïnerend, runerend, vernielen, verscheurend, verwoestend

vernietigend beoordelen - kraken

vernietiger - sloper, verwoester

vernietiging - annihilatie, annulatie, destructie, doorhaling, eliminatie, nullificatie, opheffing, ruïne, sloping, tenietdoening, verdelging

vernietiging van een testament - rescissie

vernietiging van een vonnis - cassatie

vernieuwd - hersteld

vernieuwen - aanplanten, hernieuwen, herstellen, innoveren, moderniseren, noveren, renoveren, restaureren, verbeteren, vervangen

vernieuwer - hervormer, reformator, renovator

vernieuwing - herleving, hernieuwing, herstel, herstelling, (in)novatie, modernisering, renaissance, renovatie, restauratie, resuscitatie, verbetering, vervanging, wedergeboorte

vernieuwing in de kunst - renaissance

vernieuwing van de tempel, feest van de - Chanoeka

vernieuwing van schuld - noveren

vernikkelen - bedotten, vergaan, verkleumen

vernikkeld zilver - alfenide

vernis - beits, lak, glansverf

vernisgrondstof - kopal

vernissen - lakken

vernoegd - content, tevreden

vernoemen - vermelden

vernoeming - naamgeving

vernooi - verdriet, verveling

vernuft - esprit, geest, geestigheid, genie, intellect, intelligentie, oorspronkelijkheid, scherpzinnigheid, slimheid, talent, verstand, vindingrijkheid

vernuftig - attisch, fijn, geestig, geniaal, industrieus, ingenieus, kien, pienter, puntig, scherp(zinnig), schrander, spits(vondig), uitgekiend, vindingrijk, zinrijk

vernuftige vondst - trouvaille

vernuftige uitval - saillie

vernuftige vondst - trouvaille

vernuftigheid - scherpzinnigheid

veronachtzamen - negeren, negligeren, supponeren, versloffen, verwaarlozen, verzuimen, voorbijzien

verondersteld - aangenomen, aannemende, vermeend

veronderstellen - aannemen, assumeren, conjunctum, decreteren, destineren, geloven, gissen, menen, onderstellen, onderstelling, statueren, supponeren, vermenen, vermoeden

veronderstelling - assumptie, geloof, gis(sing), hypothese, mening, suppositie, vermoeden, waan

verongelukken - kelderen, mislukken, omkomen, tenietgaan, vergaan

verongelijkt persoon - querulant

verongelukte auto of schip - wrak

veronica - ereprijs

verontheiligen - ontwijden, schenden

verontheiliging - profanatie

verontmoedigen - vernederen

verontreinigen - besmetten, bevuilen, bezoedelen, contamineren, vuilmaken

verontreiniging - lozing, vervuiling, vuilmaken

verontrust - bezorgd

verontrusten - agiteren, alarmeren, beangstigen, beroeren, pertuberen, storen, troubleren, turberen

verontrustend - alarmerend, zorgbarend, zorgelijk, zorgwekkend

verontrusting - beroering

verontschuldigen - disculperen, exculperen, excuseren, rechtvaardigen, verschonen

verontschuldiging - disculpatie, exculpatie, excuseren, excuus, pardon, rechtvaardiging, verschoning, vrijspraak

verontwaardigd - boos, gebelgd, geërgerd, geindigneerd, geïrriteerd, gekrenkt, kwaad, nijdig, verbolgen, vertoornd

verontwaardiging - aanstoot, boosheid, ergernis, geërgerdheid, gramschap, indignatie, irritatie, krenking, misnoegen, toorn, vertoorndheid, wel

veronzijdiging - neutralisatie

veroordeeld - gedoemd, genoodzaakt

veroordeelde - damnatus, gestrafte, verdoemde, verwezene

veroordelen - afkeuren, afwijzen, condemneren, reprouveren, verbieden, (ver)doemen, verwerpen, vonnissen

veroordeling - afkeuring, afwijzing, censuur, condemnatie, damnatie, doem, oordeel, reprobatie, sententie, uitspraak, verdoeming, verwerping, vloek, vonnis

veroorloofd - toegestaan

veroorloven - bewilligen, dulden, gedogen, laten, lijden, permitteren, toelaten, toestaan, vergunnen

veroorloving - vergunning, verlof

veroorzaken - aandoen, aangaan, aanrichten, aanstichten, baren, berokkenen, bewerken, maken, medebrengen, ontgroenen, schreeuwen, stichten, strekken, teweeg(brengen), toebrengen, verwekken

veroorzakend - barend, bewerkend, bewerkstelligend, factitief, productief, verwekkend

veroorzaker - schepper

verootmoedigen - deemoedigen, vernederen

verootmcediging - supplicatie

ver opwaarts - hoog

verorberd - geconsumeerd

verorberen - consumeren, eten, gebruiken, nuttigen, opeten, statueren, verteren, verzwelgen, wegvreten

verordenen - bevelen, constitueren, destineren, gelasten, opdragen, order, ordonneren, prescriberen, reglementren, vaststellen, verordineren

verordening - arrest, beschikking, besluit, bevel, bevelbrief, bevelschrift, decreet, dienstorder, directiebrief, dispositie, edict, gebod, keur, last, lastbrief, maatregel, oekase, opdracht, order, ordinantie, ordinatie, ordonnantie, plakkaat, postulaat, regel, regeling, reglement, schikking, scriptie, statuut, verordinering, voorschrift, wet

verordering - reglement

verordineren - bepalen, instellen, ordonneren, verordenen

verordonneren - bevelen, voorschrijven

verouderd - absoleet, antiek, archaïsch, gedateerd, obsoleet, ouderwets, vervallen

verouderd autotype - Spijker

verouderd (Duits) - altmodisch

verouderd gewicht - steen

verouderd kledingstuk - mof, queue, rijglaars

verouderd onbepaald voornaamwoord - iet

verouderd orgelregister - tubal

verouderd rangtelwoord - ander

verouderd voornaamwoord - iet

verouderd woord - archaïsme

verouderd woord voor nakomeling - aver, oir

verouderde maat - el, duim, gemet, mud, ons, pint, roe, roede, voet, zak

verouderde motieven toepassen - archaïseren

verouderde taal - Grieks, Latijn

verouderde uitdrukking - archaïsme

verouderde vlaktemaat - gemet, roe(de)

verouderde vorm van aalbes - aalbezie

verouderde zaak - archaïsme

verouderde zegswijze - archaïsme

verouderen - aftakelen, aftakeling, senescentie, verjaren

veroudering - senescentie

veroveraar - overweldiger, usurpator

veroveraar van Cuba - Castro

veroveraar van Mexico - Cortez

veroveraar van Peru - Pizarro

veroverd gebied - wingewest

veroverd goed - buit, poet, prooi

veroverd grondgebied - annexatie

veroverde landstreek - wingewest

veroveren - aanwinnen, bedwingen, bemachtigen, bezetten, innemen, nemen, overmeestern, overweldigen, usurperen, winnen

verovering - expugnatie

verovering van een vesting - inname, inneming

verpachten - aalsteek, verhuren

verpachter - admodiator

verpachting - verhuring

verpaffen - verschieten

verpaft - verbaasd, verbluft

verpakken - emballeren

verpakker - emballeur, pakker

verpakking - baal, blik, buil, container, doos, emballage, envelop, fles, fust, fustage, goeni, kanaster, kist, knaster, koker, krant, krat, lathilithmand, metalline, omhulling, omhulsel, pak, pakkist, plastic, seroen, strooibus, tarra, ton, tube, vat, zak

verpakking van boombast - seroen

verpakking van goederen uit het Nabije of Verre Oosten -

fardeel

verpakking van latwerk - krat

verpakking van papier - doos, oude krant

verpakking van sigaren - doosje, kanaster, kistje, knaster

verpakking voor creme - tube

verpakking voor flessen - krat

verpakking voor geweer - foedraal

verpakking voor vloeistof - fles, tank, ton, vat

verpakkingsmateriaal - blik, bordpapier, cellofaan, cellotape, doos, envelop, fust, golfkarton, hout, houtwol, karton, kist, krat, mand, pak(papier), plakband, plastic, staniol, stro, tas, vat, zak, zilverpapier

verpakmiddel voor op reis - karbies, koffer, mand, valies

verpanden - belenen, pignoreren

verpanding - belening, borgstelling, hypotheek, obligatie, pignoratie, verzekering

verpanjeren - verkwanselen, verpatsen

verpassen - verkopen, verruilen

verpatsen - verkopen, verkwanselen, verpanjeren, versjacheren

verpauperd - berooid

verpauperen - vervallen

verpaupering - verval

verpersoonlijken - personifiëren

verpersoonlijking - personificatie

verpersoonlijking van de kracht - Hercules, Meracles

verpersoonlijking van de liefde - Amor, Aphrodite, Venus

verpersoonlijking van de oorlog - Ares, Mars

verpersoonlijking van Duitsland - Michel

verpersoonlijking van Engeland - John Bull

verpersoonlijking van Frankrijk - Marianne

verpersoonlijking van Nederland - Maagd

verpersoonlijking van U.S.A. - Uncle Sam

verpest - bedorven, infect, verknoeid

verpesten - bederven, besmetten, infecteren, pestifereren, slopen, stukmaken, vergallen, verknoeien

verpestend - mefitisch, pestilent, pestilentieel, verderfelijk, verdervend, verziekend, walgelijk

verpeuteren - bederven, verbruien, verkerven

verpierd - bedorven, verknoeid

verpieren - bezwijken

verpierewaaid - verboemeld

verpieterd - mager, onooglijk, teer, uitgemergeld, uitgeteerd, zwak

verpikken - verpakken, verstoten

verpimpelen – verwekelijken

verplaatsbaar - beweegbaar, los, marsvaardig, mobiel, roerend

verplaatsbaar huisje - ark, caravan, shelter, tent, woonwagen, (woon)ark

verplaatsbaar onderdak - camper, caravan, tent

verplaatsbare toneelwand - coulisse

verplaatsbare woning - ark, caravan, shelter, tent, woonwagen

verplaatsen - behandelen, deplaceren, disloceren, hanteren, indenken, kantelen, permuteren, schuiven, transplanteren, veranderen, verleggen, verschuiven, vervoeren, vervolgen, verzetten, wegzetten

verplaatsing - dislocatie, interpositie, methathese, migratie, omzetting, overgang, overplaatsing permutatie, snelheid, transfer, transport, verwisseling

verplaatsing naar rechts van de aorta (med.) - dextropositie

verplaatsingsteken - dubbelkruis, herstellingsteken, kruis, mol

verplaatsing van lucht - wind

verplaatsing van stuk - zet

verplaatste personen - ontheemden

verplanten - deplanteren, overbrengen, verplaatsen, verpoten, verpotten

verplanting - deplantatie

verpleegde - patiënt,zieke

verpleeghuis - hospitaal, rusthuis, sanatorium, ziekenhuis

verpleeginrichting - hospitaal, lazaret, ziekenhuis

verpleegkundige - broeder, zuster

verpleegster - diacones, nurse, zuster

verplegen - helpen, koesteren, oppassen, verzorgen

verpleger - broeder, diakoon, verzorger, ziekenoppasser

verpleging – verzorging, ziekenzorg

verplegingsdienst - intendance

verpletten - platslaan

verpletteren - ecraseren, overweldigen, verbrijzelen, vermorzelen, vernietigen, zegevieren

verpletterend - erkentelijk, gedwongen, gehouden, noodzakelijk, obligaat, terneergeslagen, vernietigend, verplicht, verschuldigd

ver- perplex, verwonderd

verplicht - erkentelijk, gedwongen, gehouden, genoodzaakt, genoopt, moeten, noodzakelijk, obligaat, obligatoir, schuldig, verblindend, verbonden, vereist, verschuldigd

verplicht stilzwijgen - spreekverbod, silentium

verplicht zijn - moeten

verplichten - dwingen, engageren, gebieden, noodzaken, obligeren, opleggen

verplichtend - beleefd, engageant, gedienstig, obligatoir, obligeant, voorkomend

verplichte oefentijd - stage

verplichting - afspraak, akkoord, belofte, bevel, commando, dank, dwang, erewoord, erkentelijkheid, gebod, gehoudenheid, geweld, incumbentie, instructie, last, lastbrief, mandaat, modus, moet, must, noodzaak, obligatie, obligo, officium, opdracht, order, ordinantie, plicht, promesse, reglement, schikking, schuldplicht, taak, uitschuld, verbintenis, verdrag, verordening, vordering,

verplichting der kloosterlingen om in de cellen te blijven -

clausum

verplicht zijn - moeten

verpopte mierenlarve - mierenei

verpot - inruil

verpoten - kweken, ompotten, (over)planten

verpozen - amuseren, recreeren, uit(rusten), verwijlen,

verpozen, zich - amuseren, recreeren, (uit)rusten

verpozing - afleiding, delassement, ontspanning, oponthoud, pauze, pauzering, recreatie, relache, respiratie, rust, rustuur, schafttijd, snipperdag, spel, stilte, tijdkorting, tijdpassering, vakantie, verademing, verlof, verlofdag, verzet

verprutsen - bederven, verknoeien

verpulveren - fijnmaken

verraad - aanbreng(st), aangeving, omslaan, onraad, ontrouw, spionage, trouweloosheid

verraden - aangeven, bedotten, klikken, uitbrengen, verklappen, vertellen

verrader - aangever, afvallige, deserteur, Judas, klikspaan, landverrader, meinedige, overbrenger, overloper, spie, spion, trouweloze, verklapper, verklikker

verraderlijk - afvallig, dubbelhartig, gemeen, gevaarlijk, infideel, malicieus, meinedig, onbetrouwbaar, ongerouw, ontrouw, perfide, slinks, trouweloos, vals

verradersloon - judasloon

verradersrol - marqué

verrmponeren - havenen

verrassen - betrappen, overrompelen, overvallen, verbazen, verblijden

verrassend - nieuw, onverwacht, overrompeld, verblijdend

verrassing - overrompeling, surprise, verwondering

verrast - betrapt, bevreemd, getroffen, overrompeld, verbaasd, verblijd, verwonderd

verredelijken - nationaliseren

verregaand - buitensporig, erg, ongehoord

verregend - doornat, druipnat

verrekenen - afbetalen, afrekenen, betalen, gireren, resconteren, vereffenen

verrekening - giro, misrekening, vereffening

verrekeningskamer - clearingsinstituut

verrekenpakket - rembours

verrekijker - binocle, kijker, refractor, telescoop

verrekken - ontwrichten, verstuiken, verzwikken

verrekking - ontwrichting, verstuiking

verrekijker - binocle, kijker, lunet, telescoop, toneelkijker, tubus

verrel - kwart, vierendeel

verreljaar - kwartaal

verreschrijver - fax, telegraaf, telex

verre westen van Noord-Amerika - Far West

verricht - af, gedaan, klaar

verricht werk - prestatie, verrichting

verrichte daad - feit

verrichten - bedrijven, doen, handelen, maken, presteren, stichten, uitrichten, uitvoeren, volvoeren,

verrichting - aanpak, act, actie, ambtsuitoefening, beheer, daad, functie, gestie, handeling, operatie, performance, prestatie, vacatie, werking, werkzaamheid

verrichtingsleer - fysiologie

verroekelozen - verwaarlozen

verroeren - bewegen

verroering - beweging

verroest - geoxideerd, roesterig, roestig

verroesten - oxideren, vastroesten

verroffelen - verslonzen

verronselen - verkwanselen, verruilen

verrossen - verzengen

verrot - bedorven, ellendig, gesloopt, naar, ondermijnd, opstandig, putresceren, slecht, stuk, vergaan, vermolmd, verroest, verwenst

verrotten - bederven, ontbinden, rotten, stagneren, vergaan, verloederen, verteren, wegrotten

verrotting - bederf, ontbinding , putrefactie, sepsis,

verruca - wrat

verruciform - wratvorming

verruilen - changeren, inwisselen, omwisselen, omruilen, vervangen

verruiling - commutatie, omwisseling, ruil, verwisseling

verruimen - liberaliseren, uitbreiden, verbreden

verruiming - dilatatie, uitbreiding, uitzetting, verwijding

verrukkelijk - aanbiddelijk, allerliefst, beeldig, bekoorlijk, betoverend, charmant, enig, extatisch, fijn, goddelijk, heerlijk, hemels, ideaal, lekker, mooi, ravissant, riant, schitterend, zalig

verrukkelijk oord - Eden, (el)dorado, luilekkerland, paradijs, Tèmpe

verrukken - bekoren, betoveren, charmeren, verschuiven, wegrukken

verrukking - betovering, bezieling, blijdschap, elatie, extase, geluk, genieting, genot, opgetogenheid, vervoering, visioen

verrukt - bekoord, blij, extatisch, geëxalteerd, opgetogen, opgewonden

verrukt door - gecharmeerd

verruktheid - opgetogenheid

verrijgen - overrijgen

verrijzen - herleven, opkomen, oprijzen, opstaan, opstijgen, verheffen

verrijzend - opkomend, opstaand

verrijzende vogel - feniks

verrijzenis - opstanding, resurrectie

vers - chanson, couplet, (dicht)regel, dichtvorm, fris, gedicht, groen, helder, jong, lied, mals, nieuw, nieuwbakken, ode, onbedorven, onervaren, ongebruikt, ongeopend, pluis, poëem, rijm, pril, recent, regel, schoon, strofe, tune, uitgerust, versregel, vs, v, zang

vers ter ere van het bruidspaar - bruiloftslied

vers van drie tweedelige voeten - jambe, trachaeus

vers van drie voeten - anapest, dactylus

vers van twee voeten - spondee, spondeus

vers van zes jamben - alexandrijn

vers van zes voeten - hezameter

vers van zeven voeten - heptameter

versaagd - bevreesd, moedeloos, lusteloos, pusillaniem

versaagd zijn - versaagdheid

versaagdheid - pusillanimiteit, trepidatie

versassen - schutten

versatiel - beweeglijk, veranderlijk, versibel

versatiliteit - beweeglijkheid, ongestadigheid, veranderlijkheid, wispelturigheid, wuftheid

versbouw - versificatie

versbouwkunst - versificatie

versbouwleer - metriek

verschaffen - aanbrengen, berokkenen, betamen, bezorgen, distribueren, fourneren, geven, lenen, leveren, overleggen, passen, presteren, procureren, storten, veroorzaken, verstrekken, voegen, voorzien

verschaffing van gegevens of bewijsstukken - documentatie

verschaffing van toegang - introductie

verschaften - bezorgen, fourneren, geven, leveren

verschalken - bedotten, foppen, misleiden, nuttigen, verorberen, vangen

verschalker - fopper, misleider

verschalkt - bedot, gefopt, poppen

verschansen - barricaderen, fortificeren

verschansing - balustrade, barricade, barrière, bewalling, bolwerk, fortificatie, hekwerk, huneborg, leuning, sterkte, reling, retranchement, rideau, schans, versterking

verschansingsleiers - wandelspieren

verscheelzicht - parallax, verschilzicht

verscheen - overleden, verscheiden

verscheiden - anders, gestorven, heengaan, overlijden, sterven, talrijke, vele, velen, verschillend

verscheidene - diverse, enige, enkele, ettelijke,menig, menige, vele, verschillende

verscheidene malen - meermalen, menigmaal

verscheidene personen - menigeen

verscheidenheden - varia

verscheidenheid - afwisseling, assortiment, differentiatie, diversie, diversiteit, figuratie, keur, keus, keuze, mengelwerk, onderscheid, schakering, sortering, varia, variatie, variëteit, verschil, versiering

verscheidenheid aanbrengen - afwisselen, alterneren,

diversifiëren, veranderen

verscheidenheid van keuze - verschot

verschenen - vers, uitgekomen

verschenken - wegschenken

verschepen - verladen, overladen

verscheping - afscheep

verscherping (med.) - exacerbatie

verscherpingsteken - acutus

verscheurd - lacerus

verscheurdheid - gespletenheid, verdeeldheid

verscheuren - laceren, uiteenrijten, vernielen

verscheurend - uiteentrekkend, vernietigend, verslindend

verscheurend dier - jaguar, leeuw, panter, poema, tijger

verscheuring - dilaceratie, divulsie, laceratie

verschiet - einder, horizon, kim, perspectief, prospect, toekomst, uitzicht, vergezicht, verte,

verschieten - decoloreren, lenen, schrikken, verbleken, verkleuren, voorschieten

verschietende ster - meteoor, meteoriet

verschikken - opschuiven

verschikking - omzetting, permutatie, verplaatsing, verwisseling

verschil - afwijking, contrast, differentie, discrepantie, marge, onderscheid, onenigheid, ongelijkheid, overschot, pariteit, rest, tegenstelling

verschil in diepgang van een schip - trim

verschil in notering - report

verschil in snelheid - slip

verschil in stand - afstand

verschil maken - schelen

verschil tussen bruto en netto - tarra

verschil tussen licht en donker - tint

verschil van mening - conflict, meningsverschil, onenigheid, ruzie, twist, vete

verschillen - afwijken, differeren, onderscheiden, ontlopen, schelen

verschillend - afwisselend, afwijkend, anders, different, different(ieel), divers, gemengd, gevarieerd, onderscheiden, ongelijk, ongelijksoortig, tegenstrijdig, uiteenlopend, verscheiden

verschillende spullen - dingen

verschillende standen der planeten onderling - aspecten

verschillend in hoedanigheid - anders

verschillicht - parallax

verschilzicht - parallax

verschimmelen - bederven

verscholen - schuil, verborgen, verdekt, verstoken, weggekropen

verscholen zijn - schuilgaan

verschonen - excuseren, ontzien, sparen, verfraaien, vergoelijken, verontschuldigen, verversen, vrijlaten

verschonende, verzachtende uitdrukking - eufemisme

verschoning - dispensatie, excuus, justificatie, menagement, pardon, vermooiing, verontschuldiging, verwisseling

verschoonbaar - exclusabel, pardonnabel, vergeeflijk

verschoppeling - outcast, paria, verschoveling, verstoteling, verworpeling,

verschoppen - achteruitzetten, verachten, verstoten, verwerpen, verwaarlozen, verwerpen, wegschoppen

verschot - sortering, verscheidenheid

verschoten - flets, ontkleurd, verkleurd, vaal

verschoten van kleur - ontkleurd

verschrijver - telegraaf

verschrikkelijk - abominabel, affreus, afgrijselijk, afschuwelijk, angstig, angstwekkend, bar, beangstigend, enorm, erg, geducht, gruwelijk, hevig, horribel, ijselijk, ongenadig, onguur, ontstellend, ontzettend, schrikbarend, schrikkelijk, schrikwekkend, terribel, vreselijk, ijselijk, ijzingwekkend, zeer

verschrikking - afschuwelijkheden, ellende, ontzetting, plaag, ramp

verschrikt - angstig, geschrokken, kei, kil, ontdaan, onthutst, ontsteld, ontzet, verbouwereerd, verbijsterd, verschrokken, verslagen, versteld, verstomd, verwezen, vreesachtig

verschroeien - verzengen

verschroeiing - verzenging

verschroeiende wind in Afrika - harmatten

verschrompeld - atrofisch, uitgedroogd

verschrompelen - atrofiëren, samentrekken

verschrompeling van een orgaan - atrofie

verschuifbaar tandwiel in versnellingsbak - baladeur

verschuilen - onderduiken, schuilhouden, verbergen, versteken, verstoppen, wegkruipen

verschuiven - differeren, opschorten, postponeren, procrastineren, prorogeren, schorsen, schorten, suspenderen, uitstellen, verplaatsen, verstoten, vervoeren, verzetten

verschuivend - prorogatief

verschuiving - dilatie, dislocatie, interpositie, opschorting, prorogatie, temporisatie, uitstel, verplaatsing

verschuiving in tijd - later, uitstel

verschuldigd - betamelijk, debet, gepast, redevabel, verplicht

verschuldigde rechten - leges

verschijndag - vervaldag

verschijnen - compareren, komen, opdagen, paraisseren, treden,

verschijning - apparitie, chimaera, expiratie, fatamorgana, gedaante, geest, manifestatie, openbaring, opkomst, spectrum, spook, visioen, voorkomen

verschijningsvorm - gedaante

verschijningsvorm van een boek - brochure, cahier,

gebonden, gekartonneerd, ingenaaid, pocket

verschijningsvormen - fenotype

verschijnsel – fenomeen, signe, signum, symptoom

verschijnsel aan de hemel - meteoor, meteoriet, noorderlicht, regenboog, ster, verduistering, zon

verschijnsel bij onweer - bliksem,donderslag

verschijnsel in de radiografie - fading

verse groene haring - panharing

verse haring - levaard

verse haring der Zuidzee - slobbe

versharing - steurharing

versicolor - bont, veelkleurig

versie - bewerking, lezing, vertaling, wending, zienswijze

versierd - gemaakt, gepresteerd, opgetooid, verzonnen

versierd met veelkleurig email binnen metalen randjes - cloisonné

versierd schild op bouwwerk - cartouche

versierd titelblad - frontispice, frontispies

versierd vlak van Dorische fries - metop

versierde boog boven een venster - archivolte

versierde drinkbeker - bokaal

versierde gepunte stok - banderilla

versierde haak - agraaf, agrafe

versierde lambrizeringsstrook - fries

versierde notenfiguur - melisma

versierder - playboy

versieren - decoreren, dossen, garneren, orneren, opdirken, opmaken, opschikken, opsmukken, optooien, paleren, pareren, regelen, sieren, smukken, tooien, uitmonsteren, verfraaien, verzinnen

versieren met dooreengevlochten lijnen - guillocheren

versierend prentje - vignet

versiering - agrement, arabesk, beslag, brandebourg, cocarde, corsage, decor, decoratie, dekor, draperie, eikeblad, eikel, ereboog, erepoort, galon, garnement, garnering, garnituur, kokarde, krul, kwast, lover, lovertje, miniatuur, moreske, nestel, oplegsel, opluistering, opschik, opsiering, opsmuk, ornament, ornamentatie, palatie, palering, passement, pompoen, pompon, rand, rozet,(sier)aad, slinger, strik, tooi, tooisel, tres, verfraaiing, versiersel, vignet

versiering aan huizen - arabesk

versiering boven deuren - fronton

versiering boven gevels - fronton

versiering in blad en loofwerk - moreske

versiering in kapiteel - volute

versiering in loofwerk - arabesk

versiering langs een arcadeboog - archivolte

versiering met doek in plooien geschikt - draperie

versiering met kromlijst van gevel - hoogfries

versiering met kronkelende strepen - adering

versiering met licht - illuminatie

versiering op kleding - passement

versiering op de huid - tatoeage

versiering op een palmblad gelijkend - palmet

versiersel op japon - broche, ceintuur, corsage, galon, kant, kraal, lint, lovertjes, pof, tres

versiering op kleding - broche, cocarde, corsage, kant,

nestel, passement, strik

versiering op meubels - espagnolet, espagnolette

versiering op schoenen - pompon

versiering op tenue - galon, nestel

versiering op titelblad van een boek - titelvignet

versiering van Arabische huizen - moreske

versiering van boordsel - agrement, nestel, passement

versiering van de hand - ring

versiering van de kerstboom - lamette

versiering van een bruid - sluier

versiering van een gerecht - garnituur

versiering van een ingang - draperie

versiering van een middeleeuws handschrift - hoofdletter,

miniatuur

versiering van geplooide stof - draperie

versiering van het hoofdthema - figuratie

versiering van loofwerk - arabesk

versieringen in de zang - fiorituren

versieringsband - bies

versieringsfiguur (muz.) - arpeggio, mordent, tremolo, triller

versieringskunst - ornamenteel, ornamentiek

versieringslijn - bies, galon, sjerp, tres

versieringsmateriaal - bies, galon, goudpapier, lovertjes, parelmoer, slingers, zilverpapier

versieringsmotief - arabask, arabesk, arabisestijl, decoratie, draak, festoen, florituur, meander, moreske, ornament, palmet, rank, roset, rozet

versieringsstuk naast een gevelstuk - klauwstuk

versiersel - agrement, decoratie, festoen, feston, galon, garneersel, garnering, garnituur, nestel, oorring, oplegsel, ornament, parament, sier, sieraad, tooi, oplegsel, ornament, parament, staatsie, tierelantijn, tussenzetsel

versiersel aan een horlogeketting - signet

versiersel bij kranslijsten - aasblad

versiersel op een helm - wrong

versiersel op lithurgische gewaden - parement

versiersel op uniform - galon, nestel

versiersel van bloemen - corsage

versiersel van een ridderorde - ordeteken

versiersel van weinig waarde - tierelantijn(tje)

versierselen - parement

versifex - rijmelaar

versificateur - verzenmaker

versificatie - versbouw

versjacheren - verhandelen, verkopen, verkwanselen, verpatsen

versje - gedichtje liedje, limerik

versjofeld - verarmoed, haveloos

versjouwen - verdragen, verslepen

versiering op kleding - passement

versiering op uniform - nestel

versiering van weefsel - batik

versiering in de zang - fiorituur

verslaafde - addict, junk

verslaafdheid - liefhebberij, manie, passie, tirannie, verzotheid

verslaafdheid aan morfine - morfinisme

verslaan - afnemen, doden, klopen, overklassen, overwinnen, rapporteren, uitschakelen, vellen, verjagen, verschalen, winnen

verslag - bericht, bescheid, boodschap, exposé, handeling, kondschap, kroniek, mededeling, notulen, referaat, relaas, reportage, rapport, reces, referaat, reportage, stenogram, verhaal, versie,

verslag doen - berichten, rapporteren, refereren

verslag geven - rapporteren, refereren, relateren,

verhalen, vertellen

verslag in snelschrift - stenogram

verslag over het eigen leven - autobiografie, memoires

verslag over ziekteverloop - ziekterapport

verslag uitbrengen - berichten, rapporteren, refereren, vertellen

verslag van een examen - protocol

verslag van een gebeurtenis - reportage

verslag van een klok - klik

verslag van een raadsvergadering - raadsverslag

verslag van een veldslag - oorlogsverslag

verslag van een vergadering - notulen

verslag voor radio of t.v. - reportage

verslagen - aangeslagen, besuusd, desolatie, moedeloos, nerveus, ontdaan, onthutst, ontmoedigd, ontredderd, overwonnen, perplex, perplexiteit, schuw, sip, terneer, troosteloos, uitgeteld, terneer, terneergeslagen, treurig, verschaald, verschrikt, verwezen, verwoesting

verslagenheid - consternatie, moedeloosheid, neerslachtigheid, troosteloosheid,

verslaggeven - rapporteren

verslaggever - commentator, correspondent, interviewer, journalist, ooggetuige, rapporteur, ref(erent), reporter, rapporteur

verslaggeving - rapportage, reportage

verslag uitbrengen - berichten, rapporteren, vertellen

verslakken - verflensen, verleppen

verslappen - relacheren, verflauwen, verzwakken

verslappend - paretisch

verslapping - asthenie, atonie, atrophie, beriberi, blauwschuit, diabetes, hypertrophie, inzinking, languor, ontspanning, relaxatie, scheurbuik, scorbuut, suikerziekte, verflauwing, vermindering, verzwakking, vetzucht,

verslapt - verwaterd

verslavend middel - Lsd, hashish, heroïne, marihuana, mescaline, morfine, opium

verslavende middelen - barbituraten, hallucinogenen,

optaten, wekaminen

verslaving - hunker

verslaving aan drank - alcoholisme, drankzucht

verslaving aan geneesmiddel - addictie, farmacomanie

verslaving aan morfine - morfinisme

verslaving aan narcotica of verdovende middelen -

narcomanie

verslaving aan zoetigheid - snoeplust

verslavingsmiddel - heroïne, morfine, opium

verslavingsverschijnsel - ethersnuiven, snuiven, spuiten

verslechtering - achteruitgang, inzinking, pejoratie, perversie, teruggang, verergering, vermindering

verslechting - achteruitgang

versleer - metriek, prosodie

verslempen - verbrassen

verslensen - verflensen, verwelken

verslepen - versjouwen

versleten - af, afgedragen, afgemat, afgeleefd, afgedraaid, afgedragen, afgetakeld, afgetobd, afgetrapt, aftands, caduc, kaal, kaduc, kaduk, kaduuk, kapot, krachteloos, op, oud, ouderwets, rappig, schabberig, schabbig, sleets, stuk, uitgeleefd, uitgeput, verlegen, verteerd, vervallen, verzwakt, waardeloos, wrak,

versleten ijzer - oud roest

versleten lap - lomp, lor, vod

versleten plek - glee, sleet

versleten voorwerp - oudje

versliegeren - aanbrengen, verraden

verslijten - afdragen, aftakelen

verslijtend - sleets

verslinden - devoreren, inzwelgen, opslokken, opvreten, verbranden, verzwelgen

verslindend - verscheurend

verslingerd - gehecht, verliefd

verslingeren - vergooien, verkwisten

verslonsd - slordig

versmaad - geminacht, veracht

versmaadheid - schande, verachting

versmaat - metriek, metrum

versmachten - hunkeren, omkomen, snakken, treuren, verkwijnen

versmachting - frustratie, verkwijning

versmaden - afslaan, afwijzen, dedaigneren, minachten, moedeloosheid, verachten, verwaarlozen, verwerpen, weigeren,

versmalling - engte, vernauwing

versmalling in de weg - flessenhals

versmalling van land - landengte

versmeetkunst - stichometrie

versmelten - afnemen, ondereensmelten, samengaan, smelten, syncretiseren, verminderen, wegnemen, wegsmelten

versmelting van twee woorden - contaminatie

versmoren - onderdrukken, stikken, verbergen

versmullen - verbrassen

versnapering - ijs, lekkerbeetje, lekkernij, snoep(erij), snoepgoed

versnapering aan boord - oorlam

versnaperingen - snoep(goed), ijs, zoetigheid )

versneld (muz.) - accelerato

versnelde ademhaling - tachypnoea

versnelde hartwerking - tachycardie

versnelde loop - aanloop, draf, ren, rush, speed, sprint, spurt, sukkeldrafje

versnellen - accelereren, bespoedigen, rennen, verhaasten

versnellend (muz.) - accelerando, pressant, string, stringendo

versnelling - acceleratie

versnellingsmachine - bètatron, cyclotron, synchrotron

versnipperen - verscheuren, vernietigen

verso - keerzijde, ommezijde

versoberen - bezuinigen

versoepelen - verzachten

vers op rijm - gedicht

verspanende bewerking - frezen

verspelen - kwijtraken, verbeuren, verdobbelen, vergokken, verkwanselen, verkwisten, verliezen, verspillen

verspenen - pikeren

versperren - afsluiten, barricaderen, belemmeren, encombreren, vernietigen, verwoesten

versperring - afsluiting, barrage, barricade, barrière, belemmering, blokkering, encombrement, horde, obstakel, spervuur, stuwdam, verhindering

verspieden - loeren, spioneren, verkennen

verspieder - bespieder, emissaire, emissario, gluurder, loerder, spion, spionnetje, vensterspiegel, verkenner

verspieding - spionage

verspillen - dissiperen, doorbrengen, spillen, verbeuzelen, verbrassen, verdoen, verknoeien, verkwisten, vermorsen, verspelen

verspiller - opmaker, verkwister

verspilling - dilapidatie, profusie, verkwistin

verspreid - afwisselend, diffuus, passim, sporadisch, verstrooid

verspreide dingen - sparsa

verspreiden - rond(strooien), uiteengaan, uitzaaien, uitzenden, verstrooien

verspreider van radioprogramma's - omroep .

verspreiding - dispersie, distributie, propagatie, loop, uitgifte, verstrooiing

verspreiding van radioprogramma's - uitzending

verspreiding van ziekteverwekkende stof in het lichaam -

metastase

verspreidingsgebied - areaal

verspringer - atleet

versregel - alexandrijn, hexameter, pentameter

verssnede - cesuur, diëresis

verssoort - alexandrijn

verstaald - ongevoelig, hardvochtig

verstaan - bedreven, begrijpen, bevatten, doorhebben, horen, inzien, kennen, vatten

verstaanbaar - begrijpelijk, begrijpelijkheid, duidelijk, hoorbaar, verstaanbaarheid

verstand - begaafdheid, begrip, beleid, benul, besef, bevatting, beustzijn, brein, cerebrum, denkvermogen, doorzicht, esprit, geest, genialiteit, genie, hersens, idee, intellect, intellekt, intelligentie, inzicht, kruim, logos, notie, perspectief, positieven, raison, ratio, rede, schranderheid, sensus, sjoege, tulent, vermogens, vernuft, wijsheid

verstand in spreken en handelen - euiogie

verstand toetsen - testen

verstand van varen - varenswijsheid

verstandeloos - dom, stom

verstandelijk - cerebraal, intellectueel, rationeel, redelijk, vernuft, verstandig

verstandelijk kenbaar - intelligibel

verstandelijk, te - cerebraal

verstandelijk vermogen - intellect, intelligentie

verstandelijkheid - redelijkheid

verstandhouding - betrekking, contact, entente, relatie, verbinding, verdrag

verstandig - bedachtzaam, begaafd, begrijpelijk, behoorlijk, beraden, bevattelijk, bezonnen, billijk, doordacht, eigenzinnig, geestrijk, geleerd, goochem, handelbaar, intellectueel, intelligent, inzicht, kloek, knap, mak, nadenkend, omzichtig, oordeelkundig, pienter, raadzaam, raisonnabel, rationeel, rechtvaardig, redelijk, scherpzinnig, schrander, snugger, spiritueel, vernuftig, tactvol, vernuftig, vroed, wel bedacht, wijs(elijk), zinnig

verstandig iemand - wijze

verstandig nadenken - ratiocinatie

verstandige beoordeling - raisonnement

verstand of besef - begrip

verstandsbesluit - ratiocinatie, redenering

verstandsgave - genialiteit

verstandsverbijstering - alienatie, bezetenheid, dementie, frenesie, idiotie, krankzinnigheid, manie, waanzin

verstandszetel - hersenen

verstandszwakte - imbiciliteit, stoliditeit

verstapelen - overstapelen

verstard water - ijs

verstarren - verstijven, volharden, volhouden

verste afstand planeet-zon - afelium, aphelium

verste bemande ruimtereis - maanreis

verstedelijking - urbanisatie

versteedsen - urbaniseren

versteedsing - urbanisering

versteend - fossiel, keihard, ongevoelig, onverbiddelijk, wezenloos

versteend dennehout - elateriet, elatiet

versteend dier - nemoliet

versteend gezicht - masker

versteend hout - xylotiet

versteend in de grond - fossiel

versteend insect - entomolit

versteend lichaam - petrefact

versteend overblijfsel - fossiel, zoöliet

versteend poliepenskelet - drakoniet

versteend rietgewas - calamiet

versteend rijshout - nol, nolle

versteend wezen - petrefact

versteend zeedier - echiniet, belemniet

versteend zeewier - ulviet

versteende bloempoliepen - koraal

versteende boomstam - dendoriet, dendroliet

versteende boomwortels - rhizolieten

versteende figuur - beeld

versteende gevoelens - gierigheid, haat, wrok

versteende maaltand van de zeewolf - paddensteen

versteende moeder - Niobe

versteende overblijfselen van voorwereldlijke dieren – fossiel, zoöliet

versteende overblijfselen van zeedieren - echinieten

versteende palmtronk - palmaciet

versteende planten en dieren - fossielen

versteende poliep - drakoniet

versteende rolslak - volutiet

versteende tand van de zeewolf - paddesteen

versteende turf - kool

versteende vogel - archeopteryx

versteende vorst in Afrika - Atlas

versteende weekdieren - belemnieten

versteendheid - hardheid, wreedheid

verstek - absentie, afwezigheid, verzuim

versteken - verbergen, verhelen, verschuilen, verstoppen, wegkruipen

versteken - verbergen, verhelen, verschuilen, verstoppen, wegkruipen

versteken, zich - schuilhouden

versteklade - verstekblok

verstelbaar - regelbaar

verstelbare winkelhaak - zwei

versteld - onthutst, ontsteld, paf, perplex, verbaasd, verbluft, verbijsterd, verschrikt, verslagen

versteldheid - schrik, verbazing, verbijstering

verstelgoed - verstekwerk

verstellen - flikken, herstellen, lappen, maken, mazen, opknappen, oplappen, repareren

verstellen van kleding - herstellen, lappen, repareren, naaien, stoppen

verstellen van een orgel - stemmen

versteller - maker

versteller van schoenen - lapper, schoenmaker

verstelling - lappen, repareren, verstellen

verstelwerk - lapwerk, naaiwerk, pomp, verstelgoed

verstempelen - overstempelen

verstenen - fossiliseren, hardvochtig, petrifici-ren verharden,

verstening - fossiel, kristallisatie, lithoficatie, petrefact, petrificatie, verkalking

verstening in het lias - liasverstening

verstening in oude aardlagen - fossiel

verstening van een lichaam - numuliet

versteningen van planten en dieren - fossielen

versterf - afsterving, erfdeel, erfenis, gangreen, koudvuur, mortaliteit, nalatenschap, necrose, overlijden,

versterf met rotting - gangreen

versterfenis - nalatenschap

versterfrecht - erfrecht

versterken – aangroeien, aanmoedigen, bastioneren, bekrachtigen, beveiligen, corrobereren, fortificeren, harden, nuttigen, pantseren, redoubleren, renforceren, restaureren, stalen, stijven, tergen, verzwaren, wapenen

versterken tegen inbraak - blinderen

versterkend - krachtgevend, resumtief, resumtiem, tonisch, toniserend, verstevigend

versterkend middel - corroboratief, doping, tonicum

versterkend voedsel - bonen, eiwit, vlees

versterkend voorvoegsel - oer

versterkend weefsel in het hout van bomen - libriform

versterkende middelen - analeptica, haematogeen, ioborantie, somatose, stimulantia, tonica

versterker - tuner

versterker van het geluid - megafoon, microfoon

versterking - aanvulling, augmentatie, benteng, bolwerk, bunker, burcht, citadel, corroboratie, fort, fortificatie, kazemat, lunet, rideau, roborantie, schans, steun, vermeerdering, verschansing vesting, wal

versterking aan de rand van een zak - haam

versterking in stad - citadel

versterking van dus - aldus

versterking van een dijkbeloop met puin - puinglooiing

versterking van steen - muur

versterkingslat van een giek - gundel

versterkingsmiddelen - roborantia, tonica, tonika

versterkt (muz.) - fz,sf, sfz, sforzando, sforzato

versterkt bolwerk - bastion, verschansing

versterkt buitenwerk - voorburg

versterkt kasteel - bastion, burcht, burg

versterkt paleis - kraton, Poeri

versterkte adellijke woning in Friesland - stins

versterkte celdifferentiatie - kanker

versterkte geur - stank

versterkte hoeve - havezate

versterkte ommuring - wal

versterkte plaats - bastion, burcht, bolwerk, fort, kazemat, (Ind.) kota, schans, vesting

versterkte stad - bastide, schans, veste, vesting, wal

versterven - devolveren, overlijden, wegsterven

versterving - erfdeel, legaat, onthouding

verstevigen - consolideren

verstevigend - versterkend

versteviging - steun

verstikken - uitblussen, smoren, stikken, suffoqueren, vergaan, versmachten

verstikkend - mefitisch

verstikking - asfyxie, suffocatie

verstikkingsdood - asfyciatie, asfyxie

verstikt (muz.) - suffocato

verstoken - beroofd, gespeend, verborgen, verstopt, zonder

verstokt - hard, impenitent, ongevoelig, onverbeterlijk, verhard, verstard,

verstokken - verharden

verstokt - (ver)hard

verstoktheid - verharding, hardnekkigheid, halsstarrigheid

verstolen - bedekt, clandestien, geheim, heimelijk, klandestien, steels, stiekem, tersluiks, verborgen, verholen

verstomd - onthust, sprakelooos, verbijsterd, verschrikt

verstommen - bedaren

verstomming - stupefactio

verstompen - afstompen, hebeteren, versuffen

verstompt - dof, mat, onthutst, perplex, sprakeloos, suf, verbijsterd, verbaasd

verstoord - boos, gebelgd, gebeten, geraakt, gram, kregel, kwaad, lichtgeraakt, nijdig, razend, verbolgen, vergramd

verstoordheid - toorn, gramschap, wrevel

verstoppen - verbergen, versteken, obstrueren, onderduiken, wegbergen, wegkruipen, wegmoffelen

verstoppertje spelen - buten

verstopping - constipatie, embolie, encombrement, constipatie, hardlijvigheid, obstipatie, obstructie, stenose

verstopping in de endeldarm - coprotase

verstopping van bloedvat - embolie

verstopping van de poriën - stenose

verstopt - geconstipeerd, verborgen, verstoken

verstoring - belemmering, hinder, stoornis, verwoesting,

verstoteling - balling, bultzak, outcast, paria, verschoppeling

verstoting - dejectie, repudiatie

verstouwen - eten, opeten, verkroppen, verstuwen

verstrekking - bezorging, verschaffing

verstrikkend - captieus

verstrooid - absent, abstract, abstrakt, afgeleid, afgetrokken, afwezig, diffuus, distract, dromerig, mijmerend, onoplettend, peinzend, sporadisch, uiteengedreven, verjaagd, verspreid

verstrooidheid - absentie, abstractie, distractie

verstrooien - dispergeren, uiteendrijven, verjagen, verspreiden

verstrooiing (muz.) - divertimento, divertissemento

verstrijken - verlopen, vervallen, voorbijgaan

verstuiken - omslaan, ontwrichten, verrekken, verzwikken

verstuiking - contorsie, distorsie, ontwrichting, stremma,

subluxatie, verrekking, verzwikking, zwik

verstijfd - verkleumd, verkrampt, verstrand

verstijving - beroerte, reumatisme, verstramming

versuft - daas, dof, mat

versukkeling - ziekelijkheid

versus - v., tegen(over)

versvoet - alexandrijn, amfibrachis, anapest, arsis, dactilus, jambe, spondeus, stanza, trochee, trochaeus

versvoet zonder klemtoon - thesis

versvorm - alliteratie, rondeel

vertaal - vert.

vertaald stuk - translaat, vertaling

vertaald vreemd woord - purisme

vertaaloefening - proefvertaling, thema

vertaalprijs in Nederland - Nijhoffprijs

vertakelen - optuigen

vertakken - delen, ramificeren, splitsen, splijten

vertakking - arm, onderafdeling, ramificatie, ramifutie, ramus, splitsing, zijtak

vertakking van de Rijn - Waal

vertakking van de slagader - ader, haarvat

vertakking van een zenuwcel - dendriet

vertakking van rivier - arm

vertakte horens - gewei

vertalen - bewerken, overbrengen, overzetten, traduceren, translateren, verdietsen, vertolken, volgen

vertalen ter oefening - thema

vertaler - bemiddelaar, interpretor, ovrzetter, taalman, tolk, translateur

vertaler (Duits) - dolmetscher

vertaling - overzetting, translaat, translatie, versie, vertolking, weergave

vertaling Oude Testament - Itala (oude Latijnse bijbel),

Septuaginta (Grieks), Vulgata (Latijn)

vertaling ter oefening - thema

vertaling van de Hebreeuwse bijbel in het Grieks - Septuaginta

vertalingsrecht - vertaalrecht

vertappen - uittappen

vertasten - misgrijpen, mistasten

verte - afstand, distantie, einder, ginder, ginds, horizon, keer, verschiet, verwijderdheid, wend

vertebra - wervel

verteerder - consument, gebruiker

vertegenwoordigen - betekenen, optreden, representeren, uitmaken

vertegenwoordigend - representatief

vertegenwoordiger - afgevaardigde, agent, ambassadeur, dealer, gezant, handelaar, handelsagent, handels(reiziger), representant, scheepsagent, tussenpersoon,

vertegenwoordiger in auto's - dealer

vertegenwoordiger in de staten van Zeeland - edele

vertegenwoordiger van een vorst - resident

vertegenwoordigers van een parlementspartij - fractie

vertegenwoordiging - agentuur, missie, representatie

vertegenwoordiging van een staat - ambassade, gezantschap

legatie, missie, zending

vertegemwoordigster - agente, agentes, agentesse, reprezentante

vertekend - scheef

vertekend beeld - anamorfose

vertekenen - mistekenen, misvormen

vertekening - deformatie, distorsie, verdraaiing, vervorming

vertel - vierendeel

verteld hebben - weten

vertellen - debiteren, kletsen, kouten, me(d)edelen, opdissen, praten, relateren, rondbrieven, spreken, treden, uitkramen, vergissen, verhalen, verhalen, verklappen, vermelden, verraden, verwringing, zeggen

verteller van grappen - moppentapper

vertelling - haggade, novelle, parabel, sprookje, story, verhaal, vertelling (onbeduidende) - lariekoekverhaaltje, vertelsel-vertelsel - smoes, sprookje, verhaal, verzinsel

vertelsels - leugens praatjes, sprookjes

vertelster van 1001 nacht verhalen - Sheherezade

verteren - corroderen, depenseren, digereren, doorstaan, dulden, inbijten, invreten, kwisten, lijden, opeten, opmaken, opteren, teren, uitgeven, verbruiken, vergaan, verkwisten, vermolmen, verorberen, verrotten, verwerken, wegvreten

verteren van voedsel - digereren

verterend - verwoestend

vertering - consumptie, depensie, gelag, proteolyse, spijsvertering, verbruik

vertering op reis - teerkost

verteringsbelasting - verbruiksbelasting

verteringsstuk - corrosiestuk

verteuten - nietsdoen, verluieren, verlummelen

vertex - top, toppunt, punt

verticaal - loodlijn, loodrecht, perpendiculair, rechtop, rechtstandig, steil

verticaal gesteld hout - staander, stijl

verticale afmeting - hoogte

verticale doorsnede - profiel

verticale lijn - loodlijn, perpendiculair

verticale rij - kolom

vertichting - afgifte, afstand

vertiender - tiendheffer

vertiending - decimatie, tiendrecht

vertienvoudigen - decupleren

vertier - afleiding, afwisseling, amusement, bedrijvigheid, drukte, (leven)digheid, ontspanning, pret, spel, vermaak, verzet

vertigo - draaiing, duizeligheid, duizeling

vertikaal gesteld hout om iets te steunen - staander

vertikale integratie - contractteelt

vertikale steunstaak - staander

vertikken - staken, verdommen, verdraaien, weigeren

vertillen - verbeuren

vertimmeren - verbouwen metaal

vertind lood - albion

vertind metaal - blik

vertind plaatijzer - blik

vertinnen (van kou) - verkleumen

vertoef - oponthoud, uitstel

vertoeven - liggen, logeren, toeven, (ver)blijven, wonen

vertogen - betogen

vertolken - interpreteren, overzetten, uitbeelden, verduidelijken, verklaren, vertalen, uitbeelden, uitdrukken, uitleggen

vertolker van de hoofdrol - protagonist

vertolker, toelichter bij wajang-wong - dalang

vertolking - interpretatie, overzetting, uitbeelding, uitlegging, verklaring, vertaling

vertolking van een rol - creatie

vertonen - aanbieden, exhiberen, leveren, opvoeren, overleggen, presenteren, prijken, projecteen, representeren, showen, spelen, tonen, verschijnen, voorleggen, voorstellen

vertonen in de vorm van parels - parelen

vertonen, zich - verschijnen

vertoner van de wajang - dalang

vertoner van een poppenkastspel - marionettenspeler

vertoner van films - operateur

vertoning - exhibitie, gezicht, opvoering, parade, presentatie, schouwspel, show, spektakel, staatsie, toneel, tentoonstelling, uitvoering, voorstelling

vertoning van een wissel - vista

vertonnen - overtonnen

vertoog - betoog, discours, nabericht, narede, oratie, rede, tractaat, traktaat, uiteenzetting, verhandeling

vertoogschrift - memorie

vertoon - bluf, bombarie, demonstratie, drukte, gratie, grootspraak, humbug, luister, ostentatie, ophef, parade, poeha, praal, pracht, pralerij, pronk, schouwspel, show, staatsie, statie, schijn, tentoonspreiding, uiterlijk, uiterlijkheid, uithaal, uitstalling, zicht, zwier,

vertoon maken - pareren, pochen, pralen, pronken, snoeven

vertoon van dapperheid - bravade, bravour, doodsverachting, durf, heldenmoed, moed

vertoon van een wissel - vista

vertoonbaar - presentabel

vertoonmakend - ostentatief, ostensief

vertoonmaking - ostentatie, praalzucht

vertoornd - boos, gebeten, geërgerd, gekrenkt, gramstorig, kwaad, onstuimig, verbeten, verbolgen, verontwaardigd, verstoord

vertoornen - vergrammen, verstoren

vertraagd - afgeremd, tardief, ver(laat), verlangzaamd

vertragen - (af)remmen, belemmeren, ophouden, protaheren, retarderen, tegenhouden, traineren, uitstellen, verminderen

vertragend - remmend, (muz.) rallentando, ritardando

vertrager - inhibitor, rem

vertraging - etardatie, oponthoud, remming, retard, retardement, verlating

vertraging (rechtskundig) - mora

vertragingsapparaat - rem, weerstand

vertragingsmiddel - rem, weerstand

vertrappen - doodtrappen, onderdrukken, plattreden, schenden

vertreden - kwellen, onderdrukken, onteren, overtreden, rekken, vertrappen

vertrek - afreis, aftocht, afvaart, alkoof, appartement, aula, begin, cel, kamer, lokaal, opkamer, serre, slaapkamer, start, suite, uitreis, uittocht, woonkamer, zitkamer

ruimte, salon, serre, start, suite, zaal

vertrek in r. k. kerk - sacristie

vertrek in gevangenis - cel

vertrek in een woning - kamer

vertrek, klein - cel

vertrek met veel glas - serre

vertrek naar zee - uitreis

vertrek uit geboorteland - emigratie

vertrek voor onderricht - leskamer, lokaal

vertrek voor verdedigers - advocatenkamer

vertrekje - cel, chambrette

vertrekken – af(gaan), afreizen, afvaren, heengaan, inrukken, opdoeken, opkrassen, opstappen, scheiden, starten, verhuizen, verlaten, (weg)gaan

vertrekken met de auto – wegrijden

vertrekken met de boot – uitvaren

vertrek of afmars - afreis

vertrek of aftocht - afmars

vertrek of begin - start

vertrek of lokaliteit – ruimte

vertrek of start - begin

vertrekpunt - meet, perron, start

vertreksein - startschot

vertrek uit functie - ontslag, pensioen

vertrek van een schip - afvaart

vertrek verhinderen - tegengaan

vertroeteld - koesteren, verwend

vertroetelen - koesteren, koesteren, verwennen

vertrokken - afwezig, gegaan, heen, scheef, verdwenen, verwrongen, weg

vertroosten - bemoedigen, kalmeren, opbeuren, sussen, troosten

vertroostend - paracletisch

vertrooster - Parakleet

vertroosting - consolatie, solaas, soelaas, troost, verlichting, verzachting

vertrouwd - bekend, eigen, gewend, intiem, secuur, veilig

vertrouwd zijn - kennen

vertrouwde vriend - bestemaat, buddy

vertrouwelijk - bestaand, confidentieel, devoot, dicht, diep, eigen, familiair, fideel, fiduciair, geheim, gemeenzaam, getrouw, innig, intiem

vertrouwelijk in omgang - familiair

vertrouwelijke mededeling - intimiteit

vertrouwelijke naam voor vader - pipa

vertrouwelijkheid - familiariteit, intimiteit

vertrouwelijking - feminisatie

vertrouweling - aanhanger, confident, toeverlaat, vriend

vertrouwen - aangaan, aannemen, accrediteren, argeloosheid, betrouwen, confidentie, creance, crediet, creduliteit, fiducie, geloof, geloven, hoop, hopen, krediet, moed, pof, toeverlaat, toevertrouwen, verwachting

vertrouwen op God - geloven, gelovig

vertrouwenspersoon - fiduciarius, trustee

vertwijfeld - desolaat, desperaat, moedeloos, ontzet, radeloos, wanhopig

vertwijfelde - desperado, wanhopige

vertwijfelen - desespereren, wanhopen

vertwijfeling - desperatie, moedeloosheid, radeloosheid, wanhoop

vervaard - angstig, bang, beducht, benauwd, bevreesd, verschrikt

vervaardheid - vrees

vervaardigd - gemaakt

vervaardigen - aan(maken), construeren, fabriceren, knopen, lamineren, produceren, samenstellen, voortbrengen, vormen,

vervaardigen van huizen - bouw

vervaardiger - copiist, fabrikant, kopiist, maker, meester, producent, samensteller

vervaardiger van gereedschap - instrumentmaker

vervaardiger van prenten - etser, graveur, schilder, tekenaar

vervaardiging - aanmaak, compositie, fabricage, fabrikatie, produktie, samenstelling, schepping, voortbrenging, vorming,

vervaardigingswijze - methode, procédé, werkwijze

vervaarlijk - angstaanjagend, angstwekkend, enorm, geducht, geweldig, schrikbarend

vervagen - verbleken, verdoezelen

verval - achteruitgang, afname, aftakeling, bederf, decadentie, decrement, deterioratie, einde, emolumenten, fooi(en), hoogteverschil, neergang, ondergang, regressie, teruggang, verhang, verloedering, vermindering

verval van een beschaving - ondergang

verval van een recht - dechéance

verval van een rivier - verhang

verval van krachten - marasme

vervaldag - betaaldag, échéance, expiratiedag, valuta

vervallen - afgeleefd, afgeschaft, afgetakeld, afgevallen, afgezet, afnemen, armoedig, bedorven, beschadigd, bouwvallig, collaberen, corrupt, cresseren, decrepitus, gammel, onverzorgd, uitvallen, vermagerd, verminderen, verouderd, verschenen, versleten, verstrijken, verwaarloosd, verzwakken, verzwakt, waardeloos, wrak, zwak,

vervallen bouwwerk - ruïne

vervallen dorp - gat, gehucht

vervallen (het) - senescentie

vervallen huis - kavalje, krot, ruïne

vervallen kasteel - ruime

vervallen stad of dorp - gat

vervallen toestand - caduciteit, kaduciteit

vervallen verklaren - afzweren, doorhalen, doorschrappen,

royeren

vervalsen - adulteren, adultereren, frelateren, namaken, neppen, perverteren, verdraaien, versnijden

vervalsen van wijn - frelateren

vervalser - falsaris, fraudeur, namaker, valsaris

vervalsing - adulteratie, falcificaat, falsificatie, falsatie, falsum, fraude, knoeierij, maquillage, misleiding, mystificatie, namaak, nep(pertje), oplichting, paragram, sofisticatie, zwendel

vervaltermijn - déchéance

vervaltijd - vervaldag

vervaltijd van een wissel later stellen - renoveren

ver van elkaar - wijduit

vervangbaar - fungibel, substitueel, vernieuwbaar

vervangen - aflossen, innemen, remplaceren, substitueren, treden, verbeteren, vernieuwen, vervullen, verwisselen, vicariëren, waarnemen

vervangend - loco, subsidiair, substituut, waarnemend, vicarius, vice, wnd

vervangend bestuurslid - vice

vervanger - doublé, doubleur, remplaçant, stand-in, waarnemer

vervanging - herstelling, nieuw, opruiming, subrogatie, substitutie, surrogaat, zuivering

vervanging van arbeidskrachten door machines - mechanisatie

vervanging van een vorst - troonopvolging

vervanging van garde - mixer

vervanging van moederkip - broedmachine

vervanging van naald en draad - naaimachine

vervanging van paarden - remonte

vervanging van verloren gegane beenstukken -

osteoplastiek

vervangingsmiddel - ersatz, substitutie, surrogaat

vervangstuk - reserveonderdeel

vervaren - verhuizen, verplaatsen

vervat zijn - opsluiten

vervatten - formuleren, grijpen, inhouden, inkleden, omvatten

verve - elan, drift, geestdrift, gloed

verveeld - blasé, lusteloos, oververzadigd

verveelvoudigen - multipliceren

verveelvoudiging - vermenigvuldiging

verveelvoudigingstoestel - multiplicator

verveine - ijzerkruid

vervelen - embêteren, ennuyeren

vervelend - afgezaagd, akelig, belabberd, beroerd, doodvervelend, drenzerig, droog, dor, eentonig, ellendig, embêtant, ennuyant, ergerlijk, fatigant, flauw, hinderlijk, lam, landerig, langdradig, langwijlig, lastig, melig, monotoom, muf, naar, narig, nesterig, nuffig, oervervelend, onaangenaam, onbehaaglijk, onfris, ongenietbaar, onhebbelijk, onsympathiek, onverkwikkelijk, pastidieus, rot, saai, sloom, soparatief, soporeus, soporifiek, taai, tedieus, temerig, wijdlopig, zanikend, zemelig, zeurend, zeurig

vervelend dier - insect

vervelend doen - etteren

vervelend en zalvend - temerig

vervelend gepraat - gezeur

vervelend gezang - oremus

vervelend gezeur - gemaal, gezanik

vervelend janken - jengelen

vervelend kind - drein, lastpak, lastpost, zanik, zeurpiet

vervelend kleingeestig zijn - zemelen

vervelend kletsen - leuteren, kletsen, leuteren, memmen

vervelend mens - bazin, beulin, dierage, droogpruim, droogstoppel, duivelin, etre, etter, feeks, hekelteef, kreng, lastpost, leuteraar, meier, mirakel, mispunt, naarling, neetoor, teem, teemster, temer, zeurkous, zeurpiet, zeur

vervelend onmogelijk vrouwspersoon - mirakel

vervelend persoon - etter, être, klier, mirakel, naarling, neetoor

vervelend praten - kletsen, leuteren, temen, zeuren, ziegezagen

vervelend werk - corvee

vervelend wezen - engerd, être, klier

vervelend zeuren - zaniken

vervelende - nare

vervelende berisping - boetepreek

vervelende drukte en zorg - rompslomp

vervelende ervaring - teleurstelling

vervelende geschiedenis - geduvel, kwestie

vervelende gewoonte - sleur

vervelende hoofdpijn - migraine

vervelende kletser - lulmeier

vervelende man - galbak

vervelende melodie - deun

vervelende pestkop - etter

vervelende plager - deugniet, sar

vervelende praat - gezemel

vervelende spreker - temer, zeur

vervelende vent - droogpruimer, droogstoppel, être, femelkous, klaas, klier, labbekak, mirakel, mispunt, naarling, pezewezer, weerga, zemelaar, zeurpiet

vervelende wijs - deun

vervelendheid - narigheid

verveling - eentonigheid, embêtement, heimwee, leegtegevoel, verdriet, vernooi,

vervellen - muiten

verveloos - kaal

verven - kleuren, kwasten, lakken, schilderen, tingeren, tinten,

vervening - veenderij

verver - huisschilder, schilder

verver van visnetten - taander

ververen - ruien

verversbrem - verfbrem

verversdistel - verfdistel

verversen - laven, opfrissen, refraicheren, verkwikken, verschonen, vervangen

verversing - drank, verfrissing, vrucht

verversingskraam - consumptietent

verviervoudigen - quadrupleren

verviervoudiging - quadruplicatie

vervilten - vollen

verving - kleuring, tinctie, tinctuur

vervlakken - egaliseren, nivelleren

vervlakking - egalisering, nivellering

vervlamd - moire

vervliegbaarheid - volatiliteit

vervliegen - evaporeren, vaporiseren, verdampen, verstuiven, vervluchtigen, volatiliseren, wegsnellen

vervlieten - heenvlieten, vervloeien

vervloeiing - colliquatie, synchysis

vervloekeling - ellendeling

vervloeken - afzweren, anathematiseren, verdoemen, verwensen

vervloeking - anathema, doem, imprecatie, maledictie, verdoemenis, vermaledijen, verdoeming, vertikking, verwensing, vloek

vervloeking, kerkelijke - ban

vervloekt - afschuwelijk,anathema, beroerd, ellendig, verdomd, verdoemd, verwenst

vervlogen - oud

vervluchtigen - sublimeren, vaporiseren, volatiseren,

volatiliseren

vervoegbaar - conjugabel

vervoegen - aanmelden, conjugeren, verbuigen

vervoeging - conjugatie, conjugatio, conjunctie

vervoeging van mogen - mag, mocht

vervoeging van plegen - placht

vervoeging van zijn - ben, geweest, is, ware, was, waren, wezen, zij

vervoer - expeditie, transport

vervoerbaar - roerend

vervoer heen en terug op een vast trafect - pendeldienst

vervoerd - bewogen, geëxalteerd, verrukt, ontroerd,

opgetogen, opgewonden

vervoerder - expediteur, overbrenger, transporteur, expeditie, verhuizer

vervoeren - expediëren, overbrengen, overdragen, transporteren, verhuizen, verplaatsen, wegbrengen

vervoeren met kruiwagen - kruien

vervoering - elatie, enthousiasme, exaltatie, extase, geestdrift, gloed

vervoermaatschappij - Ato, Boac, KLM, KPM, NS, PAA,. TWA, Sabena

vervoermiddel –

2 ar, m.s., NS, s.s.

3 bus, cab, kar

4 auto, boot, lift, pont, slee, taxi, tram, veer

5 ferry, fiets, karos, koets, metro, schip, sjees, slede, spoor,

trein, truck, wagen

6 diesel, tandem, troika

7 autobus, caleche, brommer, scooter, huifkar, omnibus, scooter, vehikel

8 arreslee, mallejan, voertuig

9 bromfiets, shneltrein, stoomtram, vigilante, vliegtuig

10 helikopter, hovercraft, spoortrein, stoomtrein, touringar

11 dievenwagen

vervoermiddel met paarden – koets

vervoermiddel op rails - lorrie

vervoermiddel voor de PTT - postauto

vervoersdienst - vrachtdienst

vervolg - aansluiting, aflevering, continuatie, prolongatie, rest, vervolging, voortaan, voortzetting

vervolgde - martelaar, vluchteling, voortvluchtige, wegloper

vervolgde om het geloof - martelaar

vervolgen - aanklagen, achternazitten, afmaken, doorgaan, kwellen, nagaan, naspeuren, nazitten, voortgaan, voortzetten

vervolgens - daarna, daarop, dan, later, naderhand, nadien, najagen, nalopen, nazetten, persecuteren, plagen, straks, verder, vervelen

vervolgen van wild - jagen

vervolger - aanklager, belager, naloper, persecutor, vijand

vervolging - aanklacht, achternazitting, jacht, nagang, naloop, naren, pogrom, prosecutie, voortgang, voortzetting

vervolgingswaanzin - paranoia

vervolgverhaal - completeren, feuilleton, vervolledigen.

vervolledigen - afmaken, completeren

vervolmaken - perfectioneren, voltooien

vervorderen - voortzetten

vervormbaarheid - kneedbaarheid, plasticiteit, rekbaarheid, vormbaarheid

vervormd – gebogen, gedeukt, krom, misvormd

vervormde nagel bij bep. dieren - hoef

vervormen - deformeren, fausseren, hervormen, modelleren, misvormen, transformeren, verbasteren

vervorming - deformatie, verdraaiing

vervreemdbaar - aliënabel

vervreemdbaar - aliënabel

vervreemden - overdragen, verkopen, veroorzaken

vervreemding - alientatie, verkoop, verkoping, verwijdering

vervroeging - anticipatie, antidatering, précessie

vervuild - septisch

vervuilde lucht - smog

vervuld van zachte gevoelens - vertederd

vervullen - bekleden, betrachten, inwilligen, nakomen, realiseren, vervangen, verwezenlijken, voldoen

vervulling - roeping, voldoening

vervijfvoudigen - quintupleren, quintupliceren

verwaaien - afdrijven, wegwaaien

verwaand - aanmatigend, arrogant, brutaal, eigenwijs, groots, hautain, hoogborstig, hooghartig, hoogmoedig, hoovaardig, ingebeeld, kakkineus, kwasterig, laatdunkend, magistraal, minachtend, neuswijs, nuffig, ongenaakbaar, opgeblazen, ostensief, overijdel, pedant, prat, pretentieus, pufferig, trots, verwaten, waanwijs

verwaand dametje - nuf

verwaand kind - nest

verwaand heertje - dandy, fat, poen, trotsaard

verwaande kerel - opschepper, opsnijder, pral

verwaande kwast - snob

verwaandheid - aanmatiging, arrogantie, eigendunk, eigenwaan, fatuïteit, hoogmoed, inbeelding, infatuatie, overmoed, pedanterie

verwaand persoon - dandy, fat, trotsaard

verwaarloosd - desolaat, haveloos, onbekommerd, onverzorgd, rommelig, slordig, veronachtzaamd, vervallen, verzuimd

verwaarloosde boel - Augiasstal

verwaarlozen - veronachtzamen, verschoppen, verzuimen

verwaarlozing - dilapidatie

verwachten - begeren, benieuwen, dulden, hopen, smachten, tegemoedzien, toeven, verbeiden, voorspellen,

verwachting - dulding, hoop, verbreiding, vooruitzicht, zwangerschap

verwachting, tijd van - advent

verwant - affien, bloedeigen, connex, eigen, geparenteerd, samenhangend, verbonden

verwanten - familie, magen, sibbe

verwanten in opklimmende lijn - ascendenten

verwanten van moederszijde - cognaten, spillemagen

verwanten van vaderszijde - agnaten, zwaardmaagschap

verwantenkring - marga

verwantenkring in Schotland - clan

verwantschap - affiniteit, alliantie, analogie, cognatie, familiebetrekking, overeenkomst, parentage, sympathie, verbindingsneiging, verbondenheid, vermaagschap,

verwantschapsbetrekking - familierelatie

verward - chaotisch, confuus, dooreen, gecompliceerd, ingewikkeld, onbegrijpelijk, ongeordend, ongeregeld, onhelder, ordeloos, overhoop, overstuur, ruig, steuvelig, verlegen, vermengd, wanordelijk, warrig, ijlhoofdig,

verward geheugen als ziektesymptoom - aderverkalking,

dementie

verward hoofdhaar - ragebol

verward mens - gestoorde

verward persoon - dromer

verwarde boel - chaos

verwarde dot - klis

verwarde haardos - ragebol

verwarde knoop - klis, klit

verwarde knop - baaierd, chaos, slomp, warboel, warwinkel

verwarde massa - klis

verwarde opeenhoping - kluwen

verwarde rommrl - jamboel

verwarde taal - brabbeltaal, wartaal

verwarde toestand - ontreddering

verwarde vechtpartij - rel

verwarde vlucht - deroute

verwarde zaak - charade

verward geraas - gejoel, tumoer

verwardheid - desoriëntatie, incoherentie, ongeregeldheid, onordelijkheid, perplexiteit, verlegenheid, wanorde

verward hoofdhaar - ragebol

verwares - baker

verwarmd vertrek in Germaanse woning - kemenade

verwarmen - koesteren, opwarmen

verwarming - aard(gas), gashaard, gaskachel, haard, kachel, koestering, kolenkachel, oliehaard, oliekachel, oliestook, verzorging

verwarming door hoogfrequentiestromen - diathermie

verwarmingsapparaat - calorifère, convector, fornuis, gashaard, gaskachel, haard, kachel, kolenhaard, kolenkachel, komfoor, oliehaard, (olie)kachel, oven, potkachel, radiator, salamander, stoof, stoomradiator, straalkachel, vergasser, voetstoof, vuurtest, warmwaterkruik, warmwaterzak

verwarmingsinstallatie - c.v.

verwarren - confunderen, embrouilleren, pertuberen, troebleren, turberen, verbergen, verbijsteren, verduisteren, verhaspelen, verwikkelen

verwarring - belemmering, beroering, beschaamdheid, beweging, chaos, confusie, consternatie, conturbatie, desorder, derangement, disturbatie, drukte, embarras, herrie, implicatie, jamboel, klis, klit, lawaai, ontreddering, opschudding, ontsteltenis, pandemonium, paniek, perturbatie, stoornis, tis, turbatie, verbijstering, verlegenheid, verwikkeling, wanorde, warboel, warwinkel, wirwar

verwasemen - verdampen

verwassen - vergroeien

verwaten - aanmatigend, arrogant, amiliair, grof, hoogmoedig, impertinent, onbeschaafd, onbeschaamd, onbeschoft, opgeblazen, overmoedig, ruw, stout, trots, vermetel, verwaand, vlot, vrijmoedig, ijdel,

verwaterd - aangelengd, flauw, laf, ontaard, slap, smakeloos, verdund, verslapt, versneden

verwateren - aanlengen

verwedden - vergokken, verzien

verweer - afweer, defensie, protest, riposte, tegenkanting, tegenstand, tegenweer, verdediging, verzet, weerstand

verweerbaar - verdedigbaar

verweerd - aangetast, brokkelig, gebruind, getaand

verweerder - kwerulant, querulant

verweerlinie tegen sluikhandel - cordon

verweerschrift - apologie, dupliek, memorie, repliek, verdedigingsakte

verweesd - ledig, onbeheerd, ouderloos

verwegen - verwikken

verwekelijking - effeminatie, verwijfdheid

verwekelijkt - verwijfd

verweken - smelten

verweking - maceratie

verwekken - aanzetten, genereren, maken, opwekken, prikkelen, stichten, susciteren, telen, teweegbrengen, veroorzaken

verwekker - veroorzaker, voortbrenger

verwekker van de Aziatische cholera - kommabacil

verwekker van hypnose - hypnotiseur

verwekker van plantenziekte - stengelaaltje

verwekker van slaapziekte - trypanosoom, tseetseevlieg

verwekking - conceptie, procreatie

verweldigen - overweldigen

verwelf - boog, gewelf

verwelfde boog - arcade, booggang, gewelfboog

verwelken - afsterven, aftakelen, kwijnen, tanen, verdorren, verdwijnen, verflensen, verleppen, verpieteren

verwelkomen - begroeten, complimenteren

verwelkoming - ontvangst

verwelkt - dor, verdord

verwend - bedorven

verwennen - bederven, vergallen, vertroetelen

verwensen - verdoemen, vermaledijen, vervloeken

verwensing - abominatie, anathema, deprecatie, execratie, imprecatie, maledictie, verdoeming, vervloeking, vloek

verwenst - beroerd, ellendig, verdoemd, verdoemelijk, vermaledijd, vervloekt

verwereldlijken - saeculariseren

verwereldlijkende gelovige - zondaar

verwereldlijking - saecularisering, saecularisatie

verweren - aanvreten, pulveren, verdedigen

verwering - aantasting, afweer, erosie, oxydatie, roest, verdediging, verweer

verweringsleem - lateriet

verweringsplaat - patina

verweringsprodukt - laterniet

verwerkelijken - realiseren, verwezenlijken

verwerkelijking - realisatie

verwerken - ontbinden, verduwen, vergaan, verorberen, verteren

verwerker van edel metaal - edelsmid

verwerktuiglijking - mechanisatie

verwerpelijk - afkeurenswaardig, censurabel, gemeen, min, onaanneembaar, onhoudbaar, recusabel, slecht, verachtelijk, wraakbaar

verwerpen - afkeuren, afwijzen, recuseren, rejecteren, reprouveren, repudieren, veroordelen, versmaden, verstoken, verstoten, wegstoten, weigeren, wraken

verwerping - recusatie, veto

verwerven - aantrekken, aanwinnen, acquireren, bedingen, behalen, bekomen, erlangen, krijgen, ontoelaatbaar, ontvangen, oogsten, verdienen, verkrijgen, werven, winnen

verwerving - aanwinning, acquisitie, obreptie,

verwezen - beteuterd, ontdaan, onthutst, perplex, verdedigen, verlegen, verschrikt, verslagen, wezenloos

verwezene - veroordeelde

verwezenlijken - realiseren

verwezenlijking - effectuering, realisatie, realisering,

verwezenlijkt - gerealiseerd

protest

verwikkelen - compliceren, impliceren, omvatten, verwarren

verwikkeling - complicatie, geschil, imbroglio, implicatie, intrige, komplikatie, kwestie, moeilijkheid, plot, verwarring

verwilderd - bandeloos, haveloos, losbandig, ontaard, ontregeld, ordeloos, ruw, tuchteloos, tuchtloos, verdorven, verward, woest

verwisselaar - mutator

verwisselbaar - commutatief

verwisselen - aflossen, changeren, echangeren, (com)muteren, converteren, mangelen, (om)ruilen, overstappen, permuteren, ruien, veranderen, verlagen, verruilen

verwisseling - ana, converteren, changement, commutatie, conversie, mutatie, omruil, omzetting, (om)ruil, omruiling, omwisseling, omzetting, overgang, parallax, permutatie, quidproquo, ruiling, verandering, verplaatsing, verruiling, vervanging, wijziging

verwisseling van aandelen - conversie, convertering

verwittigen - berichten, informereninlichten, mededelen, meedelen, waarschuwen

verwittiging - mededeling, kennisgeving, preventie, tijding

verwoed - bezeten, dol, fel, fervent, frenetiek, hartstochtelijk, hevig, razend, vurig

verwoedheid - drift, ferventie, nijd, woede

verwoest - vernield

verwoeste stad - Sodom, Gomorra

verwoeste stad in Duitsland - Dresden

verwoeste stad in Frankrijk - Ouradour .

verwoeste stad in Italië - Pompeji

verwoeste stad in Japan - Hirosjima, Nagasaki, Osaka

verwoesten - devasteren, omverhalen, ravageren, ruineren, teisteren, verbreken, verdelgen, vernielen, vernietigen

verwoestend - deleterisch, destructief, destrueren, funest, verdelgend, vernielend, vernietigend

verwoester - destructor, vandaal, vernieler, vernietiger

verwoesting - ravage, ruïne, vernieling

verwoesting door vuur - brand

verwonden - bezeren, blesseren, kwellen, kwetsen, plagen, pijnigen, snijden, toetakelen

verwonderd - benieuwd, bevreemd, ontsteld, perplex, surpris, verbaasd, verbluft, verbijsterd

verwonderen - bevreemden, ontstellen, opkijken, verbazen, verbluffen, verrassen

verwonderenswaardig - verbazend, wonderbaarlijk

verwondering - bevreemding, ontstelling, opzien, verbaasdheid, verbazing, verbijstering, verrassing

verwonderlijk - verbaz(ingwekk)end, vreemd,zongerling

verwonding - blessure, beenbreuk, breuk, fractuur, gat, kwetsuur, laesie, letsel, schaafwond, schram, sne(d)e, snijwond, trauma, wond(e), zeer,

verwoorden - uitdrukken

verwoording - uitdrukking

verworden - bederven, degenereren, gedegenereerd, ontaard, ontaarden

verwording - bederf, corruptie, decadent, degeneratie, ontaarding, verbastering

verworpeling - ellendige, outcast, paria, uitgestotene, verstotene

verworpen - abject, laag, snood, verachtelijk

verworpenheid - abjectie, laagheid, verachtelijkheid,

verwerping, zelfvernedering

verworven - verkregen

verworven bedrevenheid - techniek

verworvenheid - bezit

verwrikken - stukmaken, verdraaien, verstuiken, verrekken

verwringing - distorsie, verdraaiing, vertekening,

vervorming, verwording

verwrongen - getordeerd, misvormd, scheluw, tortueus, verdraaid

verwulf - gehemelte, gewelf

verwurgen - kelen

verwijden - dilateren

verwijder u - ga

verwijderd - afgelegen, tele, uiterst, ver, verdrongen, verre,

verwijderdheid - verte

verwijderen - afscheiden, afzonderen, amoveren, ecarteren, eclipseren, elimineren, heengaan, lozen, ontzetten, opruimen, overplaatsen, poetsen, removeren, retireren, scheiden, slopen, treden, uitblazen, uitdrukken, uitschakelen, uitschieten, uitvegen, verplaatsen, verstoten, vervreemden, wegdoen, weggaan, wegnemen, wegwerken, wijken

verwijderen van oude verf - decaperen

verwijdering - ablatie, afslijting, afsmelting, afstand, dilatatie, distantie, eliminatie, kloof, lacune, loslating, losmaking, ontslag, remotie, sublatie, uitzetting, verkoeling, wegneming,

verwijdering uit betrekking - ontslag

verwijdering van lichaamsdelen - amputatie

verwijdering van pitten uit vruchten - enucleatie

verwijderingshoek - afstandshoek

verwijderingswerkzaamheden aan een rivier - baggeren, dreggen,

verwijding - dilatatie. uitzetting

verwijding van de slagader - aneurysma

verwijding van de slokdarm - krop

verwijding van een arterie - aneurysma

verwijding van longblaasjes - emfyseem

verwijfd - effeminé, onmannelijk, sybaritisch, vervrouwelijkt, verwekelijkt, vrouwelijk, wekelijk, zwakkelijk,

verwijfd persoon - sybariet, wekeling

verwijfdheid - effeminatie, verwekelijking

verwijl - mora, uitstel, vertraging

verwijlen - blijven, pozen, verpozen, (ver)toeven, wijlen

verwijlend - morando

verwijt - aantijging, afkeuring, blaam, correptie, exprobatie, gisping, berisping, grief, klacht, lik, opprobatie, reprimande, reproche, wijting

verwijten - aanrekenen, aanwrijven, afkeuren, berispen, beschuldigen, gispen, laken, nageven, reprocheren, toerekenen, voorhouden, wroegen

verwijter - laker

verwijzen - doorsturen, refereren, renvoyeren, verbannen

verwijzen naar - refereren

verwijzing - allegatie, refereren, referte, renvooi, veroordeling

verwijzingskaart - verwijskaart

verwijzingsteken - asterisk, renvooiteken

verijdelen - beletten, dwarsbomen, eluderen, fnuiken, frustreren, mislukken, teleurstellen

verijdelend - elusief

verijdeling - elusie, frustratie, teleurstelling

verijlen - pozen, vertoeven

very important person - v.i.p.

verzacht - gematigd, getemperd

verzachten - buigzaam, lenig, lenigen, lessen, matigen, mitigeren, modereren, ontharden, palliëren, plengen, redoucheren, soulageren, stillen, temperen, troosten, veraangenamen, verlichten, verminderen

verzachtend - eufemistisch, hypokoristisch, leniens, lenigend, lenitief, stillend, troostend, verminderend

verzachtend middel - aspirine, atrofine, broomdrank, calmans, cocaine, krampmiddel, lenitief, mitigans, opiaat, opium, palliatief, perubalsem, refrigertia, stilmiddel, temperans, zenuwmiddel

verzachtende omstandigheden - milieufactoren

verzachtende poeder - strooipoeder

verzachtende uitdrukking - eufemisme

verzachter - leniger

verzachting - leniging, matiging, mitigat, mitigatie, moderatie, opbeuring, palliatie, pleister, relaxatie, solaas, soelaas, troost, verlichting, vermindering, vertroosting

verzachting (Fr.) - mitigatie

verzadigbaar - satiabel

verzadigd - tevreden, bevredigd, tevree, voldaan, voorzien, zat

verzadigd vetzuur - cholesterol, stearine

verzadigde koolwaterstof - octaar

verzadigde koolwaterstoffen - alkanen, octaan, paraffine

verzadigde oplossing - concentratie, saturatie

verzadigde vetten - cacaoboter, kokosvet, melkvet, reuzel, room, rundvet

verzadigen - lessen, satueren, voorzien

verzadiging - bekomst, bevrediging, genoeg, impregnatie, kudde, saturatie, satisfactie, satieteit, saturatie, tevredenheid

verzakeling - kerstening

verzaken - renonceren, (ver)loochenen

verzaker - afvalige, ontrouwe

verzaking - afval, ontrouw, renonce

verzakking van de maag - gastroptose

verzaking van kleur bij kaartspelen - renonce

verzakken - inzakken, verzinken, wegzakken, wegzinken

verzakken van orgaan - ptosis

verzakking - prolaps

verzaluwen - verwelken

verzamelaar - bewaarder, collectioneur, discofiel, eker, filatelist, lezer, rapsodist

verzamelaar van boeken - bibliofiel, bibliomaan

verzamelaar van boeken als kunstwerk - bibliofiel

verzamelaar van eikenschors - eker

verzamelaar van grammofoonplaten - discofiel

verzamelaar van kunstvoorwerpen - collectionneur

verzamelaar van lucifermerken - filumist

verzamelaar van oude voorwerpen - antiquair

verzamelaar van postzegels - filatelist

verzamelaar van ruwe sierstenen - lapidarist

verzamelaar van sprookjes - Grimme

verzamelboek - album, atlas, fotoalbum, herbarium, recueil

verzamelboek van kaarten - atlas

verzameld - samen

verzamelde gedichten van Esopus - Esopet

verzamelde joodse wetuitleggingen - talmud

verzamelde werken - oeuvre

verzamelde werken van een schrijver - oeuvre

verzamelen - aantreden, amasseren, bundelen, bijeenbrengen, bijeendoen, bijeenvoegen, collecteren, collectioneren, congregeren, gader, gaderen, garen, inzamelen, lezen, oogsten,

opeenhopen, (op)garen, oplopen, oppotten, opsporen, opstapelen, opzamelen, ramasseren, rapen, recueilleren, sparen, stockeren, tegader, verenigen, vergaderen, vergaren, wannen, zamelen

verzamelen van de te velde staande gewassen - oogsten

verzamelend bijeen brengen - inzamelen

verzameling - bijeenkomst, collectie, groep, kabinet, klasse, massa, menigte, pinetum, recueil, rally, ris, selectie, sortering, zwerm,

verzameling boeken - bibliotheek

verzameling boekwerken - omnibus

verzameling bomen - arboretum, bos, jungle, oerwoud, rimboe, woud

verzameling bijbelverklaringen - catenen

verzameling foto's - fotoalbum

verzameling gelijksoortige elementen - klasse

verzameling gelijksoortige voorwerpen - serie

verzameling geschriften - archief

verzameling huizen - blok, buurt, wijk

verzameling instrumenten - instrumentarium

verzameling kunstwerken - museum

verzameling leerstellingen - thetiek

verzameling levende wilde dieren - dierentuin, menagerie, safaripark, zoo

verzameling officiële stukken - dossier

verzameling paarden - renstal

verzameling planten - herbarium, plantentuin

verzameling processtukken - dossier

verzameling psalmen - psalterion, psalterium

verzameling puntdichten - acancologie, acantologie

verzameling rechtspraken - pasicrisie, pasithrisie

verzameling sagen - Edda

verzameling schepen - armada, eskader, konvooi, vloot

verzameling spreekwijzen - fraseologie

verzameling uittreksels van boeken - collectaneum

verzameling van bronwater - welput

verzameling van dichtstukken - rapsodie

verzameling van gedroogde bladeren - herbarium

verzameling van gelijksoortige dingen - groep, klasse, serie

verzameling van gesneden stenen of beeldhouwwerken -

glyptotheek

verzameling van gewas - oogst

verzameling van kevers en insecten - terrarium

verzameling van kranten, tijdschriften, enz. - hemerotheek

verzameling van mensen - volk

verzameling van oude wetten - decretalen

verzameling van spreekwoorden of zegswijzen - fraseologie

verzameling van uitspraken e.d. van enig persoon - analecta,

bloemlezing

verzameling van wetten - codex

verzameling van woorden - dictionnaire, puzzelwoordenboek, woordenboek

verzameling wassen beelden - panopticum

verzamelmoskee - djani

verzamelnaam - collectivum

verzamelnaam voor een aantal harssoorten - damar

verzamelnaam voor pigmenten - melaninen

verzamelplaats - vergaarbak

verzamelplaats van beenderen - ossuarium

verzamelplaats van schimmen - Hades, onderwereld

verzamelplaats van bronwater – welput

verzamelsein - appel

verzamelwerk - encyclopedie, rapsodie

verzamelwerk van verschillende schrijvers - compilatie

verzamelwoede van boeken - bibliomanie

verzamelwoord - verzamelnaam

verzanden - doodlopen

verzanding - aanslibbing

verzegelde rem - noodrem

verzegelen - cacheteren, dichtlakken, loden, plomberen, scelleren, sigilleren

verzegeling - obsignatie

verzeggen - beloven, bespreken, toezeggen

verzeild raken - belanden

verzeilen - meegaan, vergezellen

verzekeraar - assuradeur

verzekerd - geassureerd, overtuigd, vast, zeker

verzekerde bewaring - hechtenis

verzekeren - affirmeren, assureren, beloven, beschermen, betuigen, beveiligen, bevestigen, bezweren, certificeren,dwalen, garanderen, hoeden, overtuigen, privilegiëren, secureren, vastmaken, vastzetten, vergewissen, verklaren, waren, zweren

verzekeren tegen schade - assureren

verzekering - allrisk, assertie, assurantie, beslag, betuiging, bevestiging, bewering, garantie, hechtenis, polis, vergewissing, verpanding, verzekeringsmaatschappij, zekerheid

verzekering van oorlogshandelingen - molestverzekering

verzekeringsagent - assuradeur

verzekeringsbepaling - clausule

verzekeringsbewijs - polis

verzekeringsbrief - polis

verzekeringscontract - polis

verzekeringsdeskundige - actuaris

verzekeringsgeld - premie

verzekeringsorgaan - verzekeringsinstelling

verzekeringsterm - borgspreking, borgtocht, cautie, delaissement, fidejussio, garant, impegno, obligo, onderpand, polis, premie, toepand, vadimonium, vuistpand, warrant

verzekeringsvorm - lijfrente

verzekeringswaarden - aandelen

verzekeringswezen - assurantiewezen

verzekeringswiskundige - actuaris

verzelfstandiging - transsubstantiatie

verzeilen - meegaan, vergezellen, verzellen

verzelschappen - begeleiden, verzeilen

verzen in versvoeten afdelen - scanderen

verzen maken - dichten, limmen, rijmen

verzen schrijven - versificeren

verzen zonder rijm - rijmeien

verzenboek - liederboek, liederbundel, liederenboek, liederen(bundel), poesieboek, verzenbundel,

verzenden - expediëren, opsturen, versturen, wegsturen, wegzenden

verzenden per post - ver(sturen)

verzender - expediteur

verzender van goederen - bode, expediteur, vrachtrijder

verzendhuis - bodehuis, handelshuis

verzending - afzending, expeditie

verzending gereed maken - afladen

verzending per post - postverkeer

verzending van goederen - expeditie

verzending van post - postverkeer

verzendkosten - briefkosten, port, porto, vracht

verzenen (bijbels) - hielen

verzengen - beschadigen, branden, schroeien

verzenlijmer - rijmelaar

verzenmaken - dichten, rijmelen, rijmen, uitdrogen, verdorren, versificeren

verzenmaker - dichter, liedjesschrijver, poëet, poetaster, ververzenmakerij - rijmelarijederijker, rijmelaar, rijmer, versifex

verzenreeks - tirade

verzenschrijver - dichter, verzenmaker

verzenzegger - declamator

verzeping - saponificatie

verzet - aanhitsen, aanwakkeren, afleiding, muiterij, onrust, ontspanning, onwil, oppositie, oproer, opstand, protest, rebellie, recreatie, renitentie, resistentie, stoken, tegenkanting, tegenspraak, tegenstand, tegenweer, vermaak, verpozing, vertier, verweer, weerspannigheid, weerstand

verzet aantekenen - protesteren, verweren

verzetaantekening - protest

verzet in dienst - insubordinatie

verzet met woorden - tegenspraak

verzet tegen de krijgstucht - insubordinatie

verzetaantekening - protest

verzetje - afleiding, bezigheid, pretje, uitje, uitstapje

verzetsbeweging - illegaliteit

verzetsbeweging in Ierland - ira

verzetsman - partizaan

verzetsstrijder - maquis, partizaan, partijganger, querrilla, trawant, verzetsman

verzettelijk - vermakelijk, verpozend

verzetten - deplanteren, kanten, ontspannen, protesteren, rebelleren, tegenstreven, uitstellen, verbeuren, verdedigen, verdrijven, vergeten, verkassen, verplaatsen, verschuiven, verweren

verzetting - deplantatie

verzevenvoudigen - septupleren

verzieden - verkoken

verzieken - bederven, frustreren

verzien - vergissen, voorbijzien

verzienbossen - tuinlatten

verziend - hypermetroop, hyperopie, presbyoop

verziendheid - amblyopie, ametropie, hypermetropie, presbyopie, presbytia, presbytisme

verziening - vergissing, veronachtzaming

verzikten - verzouten

verzilverd koper - pleet

berzilverd metaal - plate, pleet

verzilverd vaatwerk voor hostie - monstrans

verzilveren - argenteren

verzinkbaar - opruimbaar

verzinken - galvaniseren, vergaan, wegzinken

verzinkkop - schroefkop

verzinknippel - smeernippel

verzinnebeelden - symboliseren

verzinnebeelding - symbool, symbolisering

verzinnen - be(denken), fantaseren, fingeren, nadenken, smeden, uitbroeden, uitdenken, uitpeinzen, uitvinden, veinzen, verdichten, voorwenden

verzinsel - bedenksel, canard, confabulatie, fabel, fictie, inventie, leugen, opraapsel, praatje, smoes, sprookje, uitvlucht, verdichtsel, verhaal, voorwendsel

verzinsels opdissen - fabelen, fabuleren

verzoek - aanmaning, aanvraag, aanzoek, bede, bee, gebed, instantie, invitatie, petitie, rekest, request, smeekbede, sollicitatie, uitnodiging, verzoekschrift, vraag

verzoek om aan de doodstraf te ontkomen - gratieverzoek

verzoek om antwoord - vraag

verzoek om ergens te komen - invitatie, uitnodiging

verzoek om inlichtingen in een vertegenwoordigende kamer - interpellatie

verzoek om vergiffenis - kwijtschelding, pardon, smeekbede

verzoek om zegen - benedictie, zegenbede

verzoeke om antwoord - rsvp

verzoeken - aanvragen, bekoren, beproeven, bidden, inroepen, noden, rekwireren, smeken, sommeren, suppliant, supplicant, tarten, uitdagen, uitnodigen, verleiden, vragen

verzoeken te komen - nodigen

verzoeker - adressant, duivel, petitionaris, requestrant, satan, suppliant, verleider, vrager

verzoeking - aanzoek, bekoring, beproeving, kwelling, temptatie, tentatie, verleiding, vraag

verzoeking tot kwaad - bekoring

verzoekschrift - adres, bedelbrief, memoriaal, monsteradres, petitie, petitionement, rekest, rekwest, request, smeekbrief, smeekschrift

verzoekschrift indienen - rekestreren

verzoendag (Hebr.) - Jomkippoer

verzoende partij - paciscent

verzoenen - conciliëren, goedmaken, herenen, herenigen, raccorderen, reuniëren, vredeherstel

verzoenend - bevredigend, conciliant, conciliatie, expiatie, irenisch, reunie, satisfactie, sussend

verzoener - redder, Heiland

verzoening - hereniging, reconciliatie

verzoeningsbok - zondebok

verzoeningsdood - zoendood

verzoeten - verzachten

verzoeningsgezind - bemiddeld, irenisch, vredestichtend

verzoeningskus - vredeskus

verzoenlijk - placabel, vergevingsgezind, vreedzaam

verzoenlijkheid - placabiliteit

verzoeten - dulcifiëren, veraangenamen

verzoeting - edulcoratie

verzoetingsmiddel -honing, sacharine, stroop, sucrosesuiker,

verzonken deel van de aarde - slenk

verzonken in eigen gedachten - abstract, afgetrokken,

verstrooid

verzonken werelddeel - lemurië

verzonnen - bedacht, denkbeeldig, fictief, gefingeerd, illusoir, vals, verdicht

verzonnen krantenbericht - aprilmop, carnard

verzonnen verhaal - fabel, fictie, leugentje, vertelsel, leugentje, ondicht, smoesje, sprookje, verdichtsel, vertelsel

verzopen - verdronken

verzorgd - gesoigneerd, keurig, net(jes)

verzorgen - bedienen, behandelen, behartigen, beheren, bekostigen, bewerken, employeren, helpen, hoeden, koesteren, kweken, onderhouden, opletten, oppassen, soigneren, stalen, sterken, steunen, toezien, verplegen, waken

verzorgen van onderdak - huisvesten

verzorger - oppasser, ouder, soigneur, verpleger, voogd

verzorger van de verlichting - lampenist

verzorger van een uitstalkast - etaleur

verzorger van etalage - decorateur, etaleur

verzorger van handen en nagels - manicure

verzorger van licht op toneel - lampenist

verzorger van rekwisieten - inspiciënt

verzorgers - ouders, voogden

verzorging - alimentatie, approvisie, koestering, manicure, naloop, onderhoud, oppas, oppassing, pedicure, verpleging, verwarming

verzorging van de handen - manicure

verzorging van de voeten - pedicure

verzorging van zieken - verpleging

verzorgingsdienst (mil.) - intendance

verzorgster - baker, moeder, verpleegster

verzot - dol, gek, gesteld (op), idolaat, tuk, verkikkerd, verlangend, verlekkerd, verliefd, verslingerd

verzot op - dol,gesteld

verzotheid - manie, rage, verslaafdheid

verzoute bodem - solonetz, solonchak

verzouten - verzilten

verzuchten - klagen, smachten, verlangen, wensen

verzuchting - boutade, klacht, lamentatie, wens, zucht

verzuim - misslag, mora, nalatigheid, nietnakoming, omissie, plichtsverzuim, tijdverlies, uitlating, uitstel, verlet, veronachtzaming, verstek, vertraging, weglating, zorgeloosheid

verzuim (rechtsk.) - mora

verzuimachtig - nalatig, onachtzaam, slordig

verzuimde betaling - achterstand, reces

verzuimen - laten, nalaten, omitteren, overslaan, spijbelen, thuisblijven, uitlaten, vergeten, verhinderen, verletten, veronachtzamen, verwaarlozen, voorbijzien, wegblijven

verzuimen van school - spijbelen

verzuim goedmaken - boeten

verzuim van werk - verlet

verzuipen - verdrinken

verzuren - bederven, vergallen, veronaangenamen

verzuring - acidatie

verzuurde grond - kattenklei, podsol

verzuurde melk - karnemelk, kwark, yoghurt

verzwaard zijden weefsel - taf, taft, taffetas

verzwaarde handstaven - halters

verzwageren - parenteren, vermaagschappen

verzwakken - aftakelen, attenueren, comminueren, kwijnen, ondermijnen, ontaarden, temperen, uitputten, verbleken, verderven, verminderen, verslappen, vervallen, verzachten

verzwakking - afmatting, afneming, collaps, enervatie, inanitie, inzinking, krachteloosheid, krak, languor, marasmus, prostatie, prosternatie, uitputting, verslapping

verzwakt - getemperd, uitgeput

verzwaren - aandikken, verergeren (straf),versterken (dijk),

verzwarend - verergerend

verzwaring - aggravatie, ballast, verbreding, verdikking, verergering, versterking

verzwelgen - absorberen, doorlaten, inslikken, verslinden, opeten, opslokken, verorberen

verzwering - abces, exulceratie, negenoog, steenpuist, ulceratie, verettering

verzwering aan een vingertop - fijt

verzwinden - verdwijnen, weggaan

verzwijgen - geheimhouden, stilhouden, stilzwijgen, verbergen

verzwijnen - verliederlijken

verzwikken - verrekken, verstuiken

verzwinden - verdwijnen, weggaan

verzwijgen - reticeren, secreteren, stilhouden, verbergen, verhelen

verzwijging - reticentie

vesica - blaas

vesicatorium - trekpleister

vesper - avondgebed, namiddagdienst, vesperklok

verperbeeld - pietà

vessem - hiel

vest - gilet, stadsgracht, wal

Vesta, priesteres van - Vestale

veste - burcht, stads(gracht), stadswal, vestingmuur, vestingstad

vesten - bepalen, bouwen, funderen, gronden, trekken, vastmaken, vestigen

Vesterälen, een der - Andöy, Hindöy, Langöy

vestiaire - garderobe, klerenbewaarplaats

vestibule - hal, lobby, voor(portaal)

vestibulum - voorhof

vestigen - bouwen, gronden, grondvesten, ne(d)erzetten, oprichten, settelen, stichten, vaststellen, vesten,

vestiging - kolonie, nederzetting, oprichting

vestigingsplaats - zetel

vesting - bastion, beteng, bolwerk, burcht, castel, citadel, dijk, etablissement, fort(ificatie), horst, kasteel, kastion, ravelijn, schans, slot, stelling, sterkte, stins, veste, (Arab.) kasba, versterking, vestingwerk

vesting op Arabisch schiereiland - Aden

vestingmuren slechten - afbreken, ontmantelen

vestingmuur - bastion, bolwerk, omwalling, veste, wal

vestingstad - Naarden, Coevorden, Steenwijk, Zaltbommel

vestingtoren - rondeel

vestingwal - enceinte

vestingwerk - citadel, fort, lunet(te) bastille, wal

vestje - gilet, hes

vesuvuaan - indocraas

vet - corpulent, dik, dronken, gezet, groeizaam, log, lijvig, moddervet, ongel, reuzel, ruim, sappig, sebum, smeer, smout, spek, spekvet, talg, talk, voedzaam, vruchtbaar, weldoorvoed, welgedaan, welig, winstgevend, zwaarlijvig

vet deel van melk - room

vet, dierlijk - ongel, reuzel, talg

vet en dik - lijvig

vet gezwel - steatoom

vet puistje - mitesser

vet uit de kop van potvis - walschot

vet uit schapewol - lanoline, wolvet

vet van kokosnoten - palmine

vet van planten - talg, talk

vet van runderen - talg, talk

vet voortbrengend - lipogeen

vet voor zalven - adeps

vetaarde - bergtalk

verachtig - glibberig

vetachtige sierplant - bromelia

verbestanddeel - palmitine

vetblad - pinguicula

vetbuik - dikzak

vetduiker - pinguin, vetgans

vete - geschil, haat, hekel, horror, octium, onenigheid, onvrede, oorlog, rancune, ruzie, strijd, twist, vijandschap, (wraak)zucht, wrok

veter - koort, lias, nestel, sim, snoer,

veteraan - grombaard, oudgediende

veteren - doorhalen, tekeergaan, wandelen,

vetergaatje - malie, veteroogje, veterstift

vetergat - nestelgat

veterinair - dierenarts, veearts, veeartsenijkundig

veterloze lage schoen - slipper

veterschoen - rijglaars, nestelschoen

veterslot - hangslot

vetgans - pinguin

vetgehalte van room - ontromingsgraad

vetgehaltemeter van melk - butyrometer

vetgemeste gans - kropgans

vetgemeste hoen - poularde

vetgemeste jonge haan - kapoen

vetgezwel - lipoom

vetgans in Zuidpool - pinguin

vetglaasje - vetpotje

vetheid - dikte, zwaarte

vetje - buitenkansje, profijt, voordeeltje, winstje

vetkaars - smeerkaars

vetkanis - smeerpoets

vetklep - vuilpoets

vetkoek - oliebal

vetkop - smeerbus

vetkruid - huislook,sedum, tripmadam

vetlaag - spek

vetlaag onder de huid van walvissen - blubber

vetlichaam - vetstof

vetloods - vetput

vetloog - zeeppoeder

vetloos - mager

vetlijvig - zwaarlijvig

vetmantel - speklaag

vetmeter - butyrometer

vetmuur - sagina

veto - verbod, verwerping

vetpan - vetpot)e

vetpees - vethoorn

vetpeukje - dikkerdje

vetplant - agave, daklook, huislook, sanseviena, succulent,

vetplanten - agave, crassulaceeën, gateria, kalanchoë, sedum, sansevieria, succulenten

vetplek - vetvlek

vetpoets - vuilpoets

vetpot - smeerbus, smeerpoets

vetpotje - illumineerglaasje

vetproduct - ghee

vetpuistje - acne, comedo, meeëter

vetrijk - adipeus

vetslee - glijtoestel

vetsoort - vaseline

vetspiegel in bloed - cholesterol

vetsplitsend enzym - lipase

vetstof - oleïne

vetstof uit petroleum - vaseline

vetstof voor kaarsen - stearine

vette - meststof

vette aarde - mergel

vette damp - smook

vette deel van de melk - room

vette etenswaar - spek

vette klei met koolzure kalk - spier

vette kleipap - kies

vette mist - smog

vette olie - traan

vette rook - smook

vette stof - merg, smeer, talk

vette substantie - schoensmeer, smeer, vaseline, wagensmeer

vette vloeistof - levertraan, olie, traan

vette walm - kwalm, smook

vettekous - dauwnetel, veldsla

vetten - looien, mesten

vetter - huidenvetter

vettewarier - komijnekaas

vettig - adineus, onctueus, pasteus, romig, smerig, smoezelig, olieachtig, vuil

vettig waswater - sop

vettig vuil - smeer

vettig waswater - sop

vettig weefsel om de nier - nierbed

vettige aarde - bunzing, mergel

vettige damp - kwalm, walm

vettige damp afgeven - walmen

vettige handjes - kussenhandjes

vettige olie - makassarolie

vettige rook - blaak, smog, smook, smoor, walm

vettige stof - olie, paraffine, smeer, vaseline

vettige stof in beenderen - merg

vettige stof uit de potvis - amber

vettige stof uit lever van vissen - levertraan

vettige substantie - smeer

vettige vissensmeer - walvistraan

vettige walm - kwalm

vettige ijzeroxyde bevattende aarde - bolus

vettige zelfstandigheid - merg, smeer, traan

vettik - veldsla

vetting - afstraffing

vetvlies - vetrok

vetvoeren - mesten, vetmesten

vetvogel - geitenmelker

vetwas - lijkevet

vetweide - exercitieveld

vetweiderij - veefokkerij

vetwormpje - meeëter

vetwortel - smeerwortel

vetzak - dikkerd

vetzucht - adipositas, lipamotose, obesitas

vetzuur - carbonzuur

veugelen - beslapen, lanterfanten, morrelen, peuteren, talmen

veulen - aquulus, kalf, poet

veulen van één winter - enter

veulenbrood - veulenmilt

veulenmerrie - fokmerrie

veulentanden - veulengebit

vexatie - afpersing, knevelarij, kwelling, plagerij

vexatoir - drukkend, kwellend, plagend

vexeren - afpersen, ergeren, foppen, grieven, hinderen, knevelen, kwellen, kwetsen

vezel - draad, draadje, fiber, fibril, filament, fimbriae, stofdraad

vezel van de agave - sisal

vezel van hennep - harrel, hennepvezel, vlasstengel

vezel van palmyrapalm - bassine

vezel van vlas of hennep - harrel

vezelachtig - fibrillair, fibreus

vezelbast - coïr

vezelcancas - harrel

vezelen - fluisteren, rafelen

vezelig - draderig, dradig, fibreus, pezig

vezelig kraakbeen - pulpa

vezelig worden - kerven

vezeling - rafel, rafels

vezelinstituut - TNO

vezelknoop - kwast

vezelplant - board, ramee, vlas

vezelprodukt - sisal

vezels van agaveblaren - sisal

vezels van agaveschil - pitte

vezels van een soort bananenboom - abaca

vezelsteen - straalgips

vezelstof - agal, akon, cocos, cocosbast, fiber, hennep, jute, katoen, kokos, kunststof, manilla, neteldoek, nylon, palmyra, ramee, rameh, sisal, touw, vlas, wol,

vezelstof voor zakken - gonje

vezels van de lontarpalm - palmyra

vezels van een palm - raffia

vezeltje - draadje, pluis

vezen - afhalen, rafelen, repen,zemelen, zeuren

veziken - fluisteren, vezelen

via - door, langs, middel, middels, over, per, straatweg, weg

via de mond - oraal

via dolorosa - lijdensweg

viable - levensvatbaar

viaduct - wegbrug

viaticum - reispenning, teerpenning

viator - reiziger

vibrafoon - xylofoon

vibrante - trillend

vibratie - trilling

vibratiemassage - vibromassage

vibrato (muz.) - trillend, vibrerend

vebratos - trilapparaat

vibreren - beven, ibrometer, trembleren, trillingsmeter, trillen

vicar - hulpgeestelijke

vicariaat - plaatsvervanging

vicariërend - plaatsvervangend

vicaris - hulppastoor, hulpprediker, plaatsvervanger

vicaris generaal - vg,

vicarius - vicaris

vice - onder, waarnemend

vice-president - ondervoorzitter

vicedeken - onderdeken

viceversa - v.v.

vicieus - rot, slecht, verdorven, verkeerd

viciniteit - naburigheid, nabuurschap, omgeving

vicomte - burggraaf

victiem - slachtoffer

victor - overwinnaar

Victoria, hoofdstad van - Mebourne

victorie - overwinning, zege

victorieus - glorierijk, overwinnend, zegevierend

victualiën - leeftocht, mondvoorraad

vide - leegte, zie

videotape - band

videlicet - nl., vdt.

videorecorder - ampex

videtur - gevoelen, mening

vidimatie - bekrachtiging, legalisatie

vief - flink, kittig, kras, kwiek, kwik, levendig, levenslustig, opgewekt, parmantig, vlug, wakker

Vienne, hoofdstad van het Franse departement – poitiers

vier - kwartet

vier ankers (wijn) - aam

vierblad - eenbes

vier bloembladen hebbend - tetrapetaal

vier dimensies tellend - vierdimensionaal

vier geweren tegen elkaar gezet - rot

vier noten tellende figuur - (muz.)quartole

vier tegelijk uitkomende nummers in een loterij - quaterne

vier vingers hebbend - tetradactiel, tetradactylisch

vier weken voor Kerstmis - advent

vierbandbok - boktor

vierblad - eenbes, vierpas

vierbladerig - quadrifolisch, quadrifyllisch

vierboet - vuurbaak, vuurtoren

vierdaagse - afstandmars

vierdag - feestdag, gedenkdag, rustdag, vakantie

vierde - kwart, kwartair, quartair

vierde boek van Mozes - Numeri

vierde deel - kwart, kwadraat, kwadrant

vierde deel van een baksteen - clisoor

vierde deel van een gulden - kwartje

vierde deel van een jaar - kwartaal

vierde deel van een oude duim (timmermaat) - kwartui

vierde deel van een tientje - knaak, rijksdaalder, riks

vierde deel van een uur - kwartier

vierde deel van een wapenschild - kwartier, vak, wapenveld

vierde jaargetijde - winter

vierde letter van het Griekse alfabet - delta

vierde maag - lebbe

vierde maag van herkauwers - leb

vierde maand - april

vierde macht - bikwadraat, biquadraat

vierde naamval - accusatief, accusativus

vierde planeet van ons zonnestelsel - Mars

vierde snaar van een viool - cantino

vierde stand - arbeiders, proletariaat, volk

vierde ten - quarto

vierde toon van de grondtoon - af, kwart

vierde zondag in de vasten - Laetare

vierde zondag voor Pasen - oculli

vierde zoon van Jakob - Juda

vierdelige versvoet - paean

vieren - celebreren, feester, feteren, gedenken, gloeien, heiligen, herdenken, huldigen, loslaten, toegeven, vereren, weerlichten

vierendeel - kwart, verrel, vierel

vierendeeljaars - trimester

vierendelen - kwartileren

vierentwintig hoek - didocaëder

vierentwintig uur - dag, etmaal

vierhandig dier - baviaan, bruiaap, chimpansee, eekhoornaap, gibbon, gorilla, lori, maki, mandril, meerkat, mensaap, nachtaap, rolaap, sapajou, slingeraap

vierhandig zoogdier - aap

vierhoek - kwadraat, rechthoek, ruit, tetragoon, trapezium, vierkant

vierhoek, ongelijkzijdig - trapezium

vierhoekig - carré, kwadraat, quadrangulair, quarre, tetragonaal,

vierhoekige zuil - herme

vierhoofdig - quadruceps,

vierhoofdige dijspier - quadriceps

viering - celebratie, feest

viering van heuglijk feit - feest, herdenking, jubileum, lustrum, verjaardag

vierjaarlijks - quadriennaal, quatriennaal

vier kaarten - kwartet

vierkant - carré, kwadraat, quardratuur, rechthoek, vierhoek

vierkant beslagen hout - klots

vierkant beslagen paal - kolder

vierkant getuigd schip met drie of meer masten - fregat, volschip

vierkant getuigd schip met twee masten - brik

vierkant platte zuil in een muur - pilaster

vierkant plein - square

vierkant schild - banierschild

vierkant visnet - totebel

vierkante decameter - are

vierkante dekplaat op kapiteel van een zuil - abacus

vierkante gebakken steen - estrik, kareel, tegel, tichelsteen

vierkante hectometer - hectare

vierkante kist - bak

vierkante liniaal - carrelet

vierkante meter - centiare

vierkante tegels plaveien, met - careren

vierkante zuil - ante, hoekpilaster, muurpilaster, pilaster

vierkante zware pijl - kareel, sprinhaal

vierkieuwig schelpdier - nautilus

vierkieuwigen - tetrabranchiata

vierkruid - vuurkruid, wrangwortel

vierlettergrepig woord - tetrasyllabum

vierling - kwatrijn

viermanschap - quadrumviraat

vier personen - kwartet

vierregelig - makame

vierregelig gedicht - copla, kwatrijn, pantoen

vierschaar - rechtbank, spannen

vierschaar spannen - rechtspreken

vierschachtig gekeperde stof - ras

viersnarige lier - tetrachord

vierspan in het oude Rome en Griekenland - quadriga

vierspel - tetralogie

vierspletig (plantk.) - liervormig

viersprong - kruising, kruispunt, kruisweg

vierstemmig zangstuk - kwartet

viersyllabig - vierlettergrepig

viertal - kwartet

viertal hogere vrije kunsten - quadrivium

viertermig - quadrionomisch

viertijd - feesttijd, rusttijd, vakantie

vierurebloem - venusspiegel

viervlak - tetraëder

viervlakkig - tetraëdisch

viervoeter - agoeti, anoa, antilope, banteng, barzoi, beer, berggeit, bergkat, bergvos, bever, beverrat, bisam, bisamzwijn, blauwvos, bles, bloedhond, big, bison, bok, boskat, boxer, buffel, bultos, brak, bulldog, bunzing, cavia, chowchow, civetkat, coyote, damhert, das, dingo, dog, edelhert, eekhoorn, eland, ever, everzwijn, fret, gazel, gazelle, geit, genet, gems, giraffe, gnoe, grizzly, haas, hakkenei, hamel, hazewind, hengst, herder, hermelijn, hert, hertzwijn, hinde, hit, hond, hyena, jaguar, jakhals, kalf, kameel, karbouw, kat, kater, ked, kemel, keu, klipgeit, koala, koe, konijn, labrador, lam, leeuw, leeuwin, lama, lemming, los, luiaard, luipaard, lynx, maki, mammoet, marmot, marter, meerkat, merrie, mensaap, mink, moerhaas, muildier, muilezel, muis, mustang, nerts, nijlpaard, ocelot, oeros, olifant, onager, ooi, opossum, otter, paard, panda, panter, pincher, pink, poedel, poema, poes, pointer, poolbeer, poolkat, poolvos, rat, ree, reebok, reegeit, rendier, reu, roodvos, ros, ruin, rund, schaap, serval, skunk, sik, spaniel, stier, taks, tapir, tarpan, teef, terriër, tijger, tijgerin, vaars, varken, veulen, visotter, vos, wasbeer, wezel, wisent, wolf, wombat, yak, ijsbeer, zebra, zebu, zwijn

viervoeters - tetrapoden

viervoetig knaagdier - lemming

viervoetige dieren - quadrupeden

viervorst - Herodes, tetrarch

viervoud - quadri

viervoudig - quadrupel

viervoudigen - quadrupleren

vierweg - viersprong

vier weken voor Kertmis - Advent

vierwielige koets - landauwer

vierwielig motorvoertuigje - skelter

vierwielig rijtuig - mylord

vierwielig voertuig (Ind.) - palankijn

vierwielige koets - landauer

vies - duf, goor, gorig, kieskeurig, kledderig, maltentig, morsig, muf, ongewassen, onhygienisch, onkuis, onrein, onsmakelijk, onzindelijk, schunnig, slordig, smerig, smoezelig, verdorven, vulgair, vuil, vuns, vunzig, walgelijk, zedeloos

vies (Z.N.) - aak

vies bij - pienter

vies persoon - smeerlap, vetlap, vuilak, vuilik

vies ruiken - stinken

vies servies - afwas, vaat

vies slordig - vuns

vies tabakspijpje - smots

viespeuk - smeerkanis, smeerlap, smeerpoets, smeerpijp, viezerik, vuilak, vuilik

Vietnam, haven in Noord - Haifong

Vietnam, haven in Zuid - Dalat, Hué, Nhatrang

Vietnam, hoofdstad van Noord - Hanoi

Vietnam, hoofdstad van Zuid - Saigon

Vietnam, munt in Noord - dong

Vietnam, munt in Zuid - piaster

Vietnam, rivier in - Me-kong

Vietnamese munt - piaster

vieze geur - stank

vieze inktzwarte mist - smog

vieze lap - slet, tod

vieze nevel - smog

vieze rommel - knoeiboel, troep

vieze vrouw – del, slodder, smots

viezerd - morsepot, smeerlap, viezerik

viezerik - lellebel, onterik, onterik, smeerkees, smeerlap, smiecht, viespeuk, viezerd, vuilik

viezevazen - beuzelpraat, fratsen, grillen, hersenschimmen, kuren, praatjes, subtiliteiten, wissewasjes

viezig - rommelig, smerig, smoezelig, stoffig, vuns

viezigheid - aak, drek

vigilant - waakzaam, wakker

vigileren - loeren, overleggen, prakkiseren, verzinnen

vigeren - gelden

vigeur - geldigheid, kracht, nadruk, werking

viggenen - biggen

vigilant - alert, waakzaam, wakker

vigilantie - naarstigheid, waakzaamheid, wakkerheid

vigilatie - waakt

vigilatieteken - aanhalingsteken

vigileren - overleggen, prakkizeren

vigilia - nachtwake, slapeloosheid, waakzaamheid

vigilie - nachtwake

vigna - boonsoort

vignet - betaalzegel, boekversiering, plakstrookjesluitzegel, sticker, versiering

vigorosisch - vulgairisch

vigoroso (muz.) - krachtig, vurig

vigoureus - krachtig, nadrukkelijk

vihuela - tokkelinstrument

Viking - Noorman

vilain - gemeen, laag, lelijk, snood,

vilder - koudslachter

vilein - boosaardig, gemeen, infaam, laag, vals, venijnig

vileinig - boosaardig, gemeen, laag, venijnig

vilipendentie - geringschatting, verachting, verguizing

vilipenderen - geringschatten, verachten, verguizen

villa -buiten, buitenhuis, ecorcheren, frissoneren, herenhuis, landhuis, woonhuis

villa van Cicero - tusculanum

ville (Z.N.) - peetkind

villen - afstropen, stropen

villeus - vlokkig

villositeit - ruisheid, vlokkigheid

vilt - kastoor

viltbereider - vilter

viltboom - wolboom

vilten - vollen, walk

vilten muts (Rom.) - pileus

vilten rouwhoed - huilebalk

vilter - viltbereider

viltgerei - walkmolen

viltkruid - filago

viltluis - platluis

viltwerker - viltbereider

viltzeil - balatum

vim - mijt, schuurpoeder, stapel

vin - bloedvin, vleem

vinaigre - azijn

vinarmigen - duivelvissen, padiculati

vinctuur - verband, zwachtel

vinculeren - boeien, verbinden

vinculum - band, boei

vinden - aanboren, aantreffen, achten, bedenken, bespeuren, gewaarworden, ontdekken, ontwaren, oordelen, opsporen, uitdenken, zien

vinder - ontdekker, zie ook: uitvinder

vindicatie - terugvordering, wraakneming, wreking

vindicatief - straffend,wraakzuchtig

vindiceren - aanspraakmaken, bevrijden, opeisen, redden, straffen, terugvorderen, wreken

vinding - conceptie, doelmatig, handig, ingenieus, inventie, ontdekking, ontvangenis, trouvaille, uitdenking, uitvinding, vondst

vindingrijk - begaafd, gemakkelijk, geniaal, industrieus, ingenieus, inventief, nagenoeg, origineel, praktisch, scherpzinnig, slim, vernuftig, vrijwel,

vindingrijk persoon - leperd, sllmmerd, slimmerik

vindingrijke geest - genie, talent

vindingskracht - scherpzinnigheid

vindt men in een turnzaal - rek

vindplaats van aardgas - Noordzeeplat, Slochteren

vindplaats van olie - Bakoe

vinduiker - pinguin

vinger - fikken, duim, kneukel, pink, tengel

vinger- en monddoek - servet

vingerafdrukken, onderzoek van - dactyloscopie

vingeralfabet - doofstommenalfabet

vingerbeentje - koot(je), knokkel

vingerdeel - kootje, nagel

vingerdier - clivina, knaagmaki

vingerdoek - servet

vingerdoekje - servetje

vingergewricht - kneukel, knokkel, knook

vingergras - panicum

vingerhoed - cl., centiliter

vingerhoedskruid - digitalis

vingerkap - vingerling

vingerkever - clivina, vingerbeentje, vingerkootje

vingerling - ring, sluifje, vingerovertrek

vingerpluim - kamgras

vingerrekenkunst - dactylologie

vingerring - hoep

vingers - fikken, tengels

vingersspraak - dactylologie

vingertaal der doofstommen - chirologie, dactylogie

vingertaal voor blinden - braille

vingertechnisch beroep - fijninstrumentmaker, diamantslijper, klokkenmaker

vingervlug - diefachtig

vingervormig - digitiform

vingerwijzing - aanduiding, aanwijzing, hint, indice, indicie, teken, vermoeden, wenk

vingerzetting - applicatuur, greep, manito

vink - appelvink, barnsijs, boekvink, distelvink, fratertje, geelgors, gors, goudvink, groenvink, haakbek, huismus, kanarie, kardinaal, kardinaalvogel, keep, kneu, kruisbek, mus, ortolaan, platbek, putter, rietgors, rijstvogel, ringmus, sneeuwgors, sijs, sijsje, vink, wevervogel

vinkachtigen - fringillidae

vinken - loeren

vinkenbijter - klapekster

vinkenbijtertje - tjiftjaf

vinkendief - blauwvalk, sperwer, stiervalk

vinkedraaier - klauwier

vinkenpezer - zakkenroller

vinkenvalk - sperwer

vinkenvanger - vinker

vinkenzaad - neslia

vinkoorde - liguster, maagdenpalm

vinnen (rugvinnen van heilbot) - raf

vinnig - aantrekkelijk, aardig, actief, begerig, beweging, bijdehand, bijtend, bits, bijtend, driftig, energiek, fel, ferm, fiks, flink, garstig, geil, giftig, gortig, hanig, hatelijk, hevig, kattig, kittig, knorrig, kras, kijfachtig, levendig, lief, nijdig, onvriendelijk, pinnig, pittig, schamper, scherp, serpentig, snar, snedig, snerpend, snibbig, spinnig, spits, spijtig, stekelig, stekend, tel, tuk, verbeten, vernuftig, vlug, vol, vurig, wakker, wulps

vinnig meisje - kattekop

vinnige klap - knal, pets

vinnigheid - bitsheid, felheid, garstigheid, kattigheid, snibbigheid, virulentie

vinnig of bits - venijnig

vinnig spreken - snibben

vinometer - wijnmeter

vinpotigen - pinnipedia, pteropoda

vinvis - bultrug

vinvoetigen - oorrob, pinnipédes, rob, walrus, zeebeer, zeehond, zeeleeuw, zeeolifant, zeeroofdieren

vinylcyamide - acrylnitril

vinvoetige - (pinnipedes) walrus, zeebeer, zeehond, zeeleeuw

vinworm - pijlworm

violacee - viola, viool(tje)

viola da braccla - altviool

viola da gamba - knievedel, knieviool

viola de braecio - altviool

violatie - ontheiliging, schending, verkrachting

violenboom - ahorn, esdoorn

violent - fel, gewelddadig, heftig, hevig, onstuimig

violente (muz.) - heftig

violentie - gewelddadigheid, geweldenarij, geweldigheid, heftigheid, hevigheid

violeren - aantasten, onteren, schenden, verkrachten

violet - paars

violetachtige kleur - magenta

violetkleurig - lichtpaars, lila, paars

violetkleurig kwarts - amethist

violette verfstof - lakmoes, lorelei

violier - altist, bassist, cellist, flier, lakooi, matthiola, strijker, violist

violist - altist, bassist, cellist, strijker, vioolspeler

violoncel - cello, gamba, knieviool

viool - accorda, alt, bas, cello, contrabas, fiedel, gamba, rebab, strijkinstrument, vedel, veel, (lat.) viola, violino,

viool - Cremona, Strandivarius

viooloachtigen - violaceeën

vioolbas - contrabas

vioolbouwer - Amati, Guarneri; Stradivarius

viool, eerste - uitblinker

vioolhars - colofonium, spiegelhars

vioolkam - chevalet

viool, Keltische - crouth, crwth

vioolkrasser - zager

vioolonderdeel - achterblad, bovenblad, hals, kam, knop, krul, snaar, staartstuk, stapel, stok, toets

vioolsnaarmateriaal - kattendarm

vioolspelen - fiedelen, strijken, vedelen

vioolspeler - strijker, violist

viooltje - pensée

vioolvis - pakhaai, schoorhaai

viperinae - adders

virage - bocht, zwenking

virago - bocht, helleveeg, kenau, manwijf

virga - roede, staartnoot, staf, streep, tak, twijg, valstreep,

virginaal - maagdelijk

Virginia, hoofdstad van - Richmond

virginiteit - maagdelijkheid, zuiverheid

virgo - maagd

viriel - mannelijk, manhaftig, manmoedig

viriliteit - forsheid, mannelijkheid

Viroenga-bergen, vulkaan in de - Harisimbi, Kahinga, Moehavoera, Nikana, Niragongo, Nyamlagira, Sabinio, Visoke

virtualitr - potentieel

virtueel - denkbeeldig

virtuoos - genie, meester, meesterlijk

virtuositeit - meesterschap

virtus - deugd, moed

virulent - aanstekend, fel, giftig, heftig, kwaadaardig, onstuimig, venijnig, vinnig

virus - smetstof, ziektekiem

virusziekte - pokken

vis - ichthus

vis die electrische schokken kan geven - sidderaal

vis uit een visnet scheppen - laven

visaas - pier

vis-a-vis - tegenover

vis/ondermaatse - put

visachtig dier - prik

visafslag - visverkoop

visafval - graten, grellen

visarend - eendendoder, zeeadelaar

visbak - bun, kaar, kanis

visbeen - graat

visbewaarplaats - been, beun, kaar

visbewerker - kaker

visboom - piscidia

visboot - logger

visbuik opensnijden en ingewanden verwijderen - wammen

visbun - kaar

viscera - ingewanden

viscollege - hengelaarsvereniging

viscosimeter - taaiheidsmeter

viscositeit - kleverigheid, lijmigheid

viscount - burggraaf

viscum - kleefstof, lijm

visdeel - graat, kieuw, schubbe, staart, vin

vis der Noordzee - meun

visdiefje - jacobus, splitstaart

visduivel - meerval

vis (dwarsbenige kraakbeen) - rog

vis en vogel - griet

viseerder - rooimeester, ijker

viseerstok - peilstok

viseren - beogen, mikken, nazien, peilen, roeien, streven, tekenen

viseter - aalscholver, ichtyofaag, kat, otter, pelikaan, poes, reiger, rob, ijsvogel

visfamilie van 230 soorten - aalvissen

vis, fossiele - anaspis

visfuik - kub, sero

visgerecht - kaviaar

visgerei -

3 kol, kor, lijn, net, sim

4 beug, beun, fuik, geel, haaf, haak, haam, hoek, kreu, poer, pook, puit, reel, reep, saai, sero, tuig, tuit, wade

5 elger, fleur, flouw, gabbe, gibbe, korre, molen, snoer, tiras, trail, treel, vleet, zegen

6 dobber, drijver, foezel, hengel, vislijn visnet

7 aalfuik, aalgeer, aalkast, beuglijn, harpoen, laafnet, leefnet, spannet, spinner, totebel, vishaak, viswant

8 hoekwant, paalfuik, raamfuik, schepnet, sleepnet, stelfuik, stolpnet, stulpnet, trawlnet, trekwade

9 ankerkuil, dwarskuil, oesterkor(re), oeverhaam, schelpnet, stroopnet, vishengel,

10 makreelnet, wonderkuil

visgerei voor paling - fuik

visgier - beenbreker, zeearend

visglas - aquarium

visgod - Dragon

vishaak - angel

vishagedis (voorwereldlijk) - ichthyosaurus

vishal - vismarkt

vishok - kee

vishuid - schubben

visibel - duidelijk, gereed, waarneembaar, zichtbaar

visibiliteit - zicht, zichtbaarheid

visie - inzage, inzicht, kijk, mening, oordeel, opinie, optiek, overtuiging, zicht, zienswijze

visingewand - beuling, gel, grom

visingewanden uithalen - lubben

visio - visie

visioen - droombeeld, droomgezicht, gezicht, hallucinatie, hersenschim, illusie, schim, schijnbeeld, utopie, verschijning

visionair - ziener

visitatie - bezoek, controle, huiszoeking, inspectie, onderzoek

visite - aanloop, bezoek doktersbezoek, gasten, loge

visitekaartje - naamkaartje

visitekamer - ontvangkamer, salet, salon

visitemier - parasolmier

visiteren - bezichtigen, bezoeken, doorzoeken, douaneonderzoek, inspecteren, onderzoeken

visiteur - bezoeker, onderzoeker

visje - alver, bliek, pos, sardientje, sardine, sprot, spiering, stekelbaars, sterlet

Visjnoe's rijder - Garoeda

viskaar - bak, ben, beun bewaarplaats, bun, kaar, kanis, kriel, nis, rugkorf, vismand, visput

viskenner - ichtyoloog, ipsoloog

viskeus - samenhangend, stroperig, taaivloeibaar

viskoper - vishandelaar

viskorf met deksel - kanis, vismand

viskorrels - kokkelkorrels

viskotter - trawler, treiler

viskuit - boks, caviaar, kaviaar, kiet, kriel, kijt, roge

viskunde - ichthyologie

viskunst - halieutiek

vislaars - lieslaars

vislat - hengel(lat)

visluis - caligus

vislijm - gelatine

vislijn - beug, sim, vissnoer

vislijn voor de kabeljauwvangst - kol

vismaag - rob

vismaaltje door de bemanning gevangen - bra, braadje

visman - vishandelaar, visventer, visverkoper

vismand - aalkub, ben, benne, beugbak, beun, bun, garnalenmand, kaakmand, kaar, kanis, korf, kriel, kubbe, visben, viskanis

vismeeuw - kapmeeuw

vismijn - visafslag

vismolen - reel

visnet - beug, foezel, fuik, haam, ink, kor, kruisnet, kuil, leefnet, puit, schrobnet, tiras, totebel, trawl, treil, vleet, vleug, wade, zegen

visnet voor aalvangst - aalsgeweer

visolie - levertraan, traan

visolifant - makara

visotter, kleine Amerikaanse - nerts

visplaats - stek

visprodukt - caviaar, kaviaar, hom, kuit, olie, traan, vismeel

visrijgpen - speet

visrijkdom - visstand

visrijke plek - toom

visrijke stek - leg

visrokerij - hang

vis schoonmaken - lubben

visschubuitslag - ichtyosis

visse - bunzing

visseaas - deeg, pier, spinner, vlieg, worm

vissehuid - visschubbenziekte

vissen - hengelen, pisces

vissen -

3 aal, ars, bot, gul, hom, koi, las, mul, ork, pos, rog, slij, val

4 alft, amia, avel, barm, blei, bolk, boto, dors, elft, fint, geep, gent, geuf, gruw, gulk, haai, hake, hars, haus, hors, huso, kaan, krit, kwab, laff, lauw, leng, lomp, louw, lump, meun, mowa, okeh, orfe, orka, pauw, plas, pols, poon, post, prik, puit, ruis, sako, shad, slei, teri, tink, tong, vint, wind, zalm

5 abeka, alver, baars, bliek, braad, braam, buret, corvo, djapo, dogge, fahak, forel, gadji, glaga, govie, griel, griet, gront,

grunt, horse, higoi, kakap, kileh, kissa, larak, lodde, magge, meeuw, melet, munne, orada, plaat, raasj, schar, schol, schot, sidat, smelt, sneep, snoek, sprot, steur, taweh, tonijn, vleet, vloot, voorn, wadar, waral, zeelt

6 aalpad, aalvis, ashaai, aurata, bakaal, barbot, beloet, bokkum, boniet, bonito, brasem, caranx, cefalo, dikkop, djeler, dogger, dolfijn, dorade, dorsde, dorser, fregat, gander, germon, giebel,

gorrie, gudlag, harder, haring, hasser, herder, hornvis, kareel, karper, karrel, kataal, katvis, kliert, koloog, kolvis, kuiter, lebaal, lipvis, lompeh, machel, magaal, manati, marene, meivis,

milter, murene, nebaal, padvis, paling, pelser, piraya, pisces, pladijs, pisces, pollak, pijlrog, pijlvis, saluut, sardijn, sennal, siluur, singel, snaper, sneper, sperga, tarbot, tinker, tonlijn,

walvis, wimber, witvis, wijting, ijshaai, zander, zeeaal, zeekat, zeekoe, zeepad, zeevis, zeevos

7 aalkwab, aalpuit, adelvis, amelong, anthias, baarvis, bandaal, bandeng, bandvis, barbeel, barbier, beefaal, beefvis, beloega,

bergilt, bergtos, bermpje, blakvis, bokking, botprik, butskop, dorsvis, edelvis, egelbek, egelvis, eoliden, giftvis, glasaal, goerami, gorango, goudvis, grofaal, grondel, grootje, grundje,

guingam, haairog, hardeng, heilbot, hommerd, houting,

hozebek, inktvis, kapirat, kathaai, kawejar, klimvis, klipvis, koekvis, kolblei, kolfoog, kootvis, kuitvis, kwabaal, lamprei, lansvis, leervis, levaard, lintvis, longvis, maanvis, makreel,

marobijn, mastvis, meeraal, meerval, meuning, moeraal,

moerrel, moert je, moervis, pladdijs, platter, platvis, poehaan, poetaal, poolvis, potskop, puitaal, raafvis, riemvis, rombout,

rondbek, rondvis, roodvin, roofvis, sardine, schotje, scomber, slijkvis, slijmaal, slijmvis, snebaal, snoever, snotolf, spinvis, sterlet, stokvis, strever, tandvis, tembang, torpedo, trekvis,

trilrog, umbrine, varaal, veelvin, weeraal, weervis, wrakvis, wratvis, zaagrog, zaagvis, zandaal, zeehaan, zeehaas, zeemaan,

zeepaap, zeeprik, zeesnip, zeewolf, zeilvis, zuigvis

8 aalelger, abodeduf, albacora, albikoor, alvenaar, alvertje,

ansjovis, arapaima, argusvis, baarsvis, bakschol, beekprik,

blibiran, blindvis, boddaert, bonetvis, bootskop, botervis,

bruinvis, buikzalm, capelaan, degenvis, draakvis, dwarsbek,

fluitbek, haailuis, hengelen, hozemond, kapelaan, keitsjel, kleinvis, klompvis, knorhaan, koetsier, kogelvis, kolbliek, kramprog, krampvis, lemoeroe, malarmat, matahari, meerpoet, moethond, molenaar, naaldvis, negenoog, neushaai,

ombervis, pilamnus, pilchard, rafelvis, roofhaai, sardelle, schardijn, schelvis, schubvis, slagprik, slakdolf, slangaal, slangvis, slijmprik, soldaten, spaanvis, spiering, spreivis, spuitvis, standvis, steekpad, stoomvis, stootvis, tjoetoet,

toonhaai, tovervis, troeboek, vlagzalm, zandprik, zeebaars,

zeedraak, zeeengel, zeeforel, zeenaald, zeesnoek, zeezeelt,

zonnevis

9 aalkwabbe, abberdaan, amphioxus, arendsrog, asterling, bakeljauw, bezaantje, bootshaak, bonietvis, buffelvis,

ceradotus, donderaal, donderpad, doopbaars, doornhaai, dorenhaai, drakenkop, dwergwels, duivelvis, ellerling,

fosforvis, goudbaars, goudforel, goudwinde, goudzeelt, hamerhaai, hertogvis, hesseling, hondshaai, hoogkijker,

jonkervis, kabeljauw, kikkervis, klimbaars, kotfervis, kongeraal, koolbaars, kopzuiger, koraalvis, kringbuik,

kuitbaars, landorium, maanbaars, meerforel, moedervis, moerasvls, nebbeling, nesteling, panharing, panneieri, pieterman, purpervis, rietvoorn, rivieraal, riviervis, roetvoorn, ruisvoorn, scharluip, schelpvis, schieraal, schretser, serpeling, sidderaal, sidderrog, smeerling, snoekdors, speerhaai, spierhaai, spitsmuil, springaal, steenbolk, stekeling, stekeltje, stekelrog, strontvis, tabakspijp, tongschar, visduivel, wentelaar, wimpelvis, wolfbaars, wijfjesvis, zalmforel, zeebrasem, zeeduivel, zeejonker, zeekarper, zeepaling, zeezwaluw, zilvervis, zomerzalm, zuigervis, zwaardvis, zwaluwvis

10 aalgrondel. alpenforel, aramoenda, beekridder, bitterling, bittervorm, bloemenvis, bodenrenke, boksharing, buisharing,

bullekopje, caramoeree, demoiselle. diepzeevis, doornvisje, dregdolfijn, driestaart, drukkervis, duivelsrog, geltharing,

goudkarper, grasharing, grondeling, haringhaai, hofdiender, jaagharing, jakobszalm, kaaimanvis, kalkoenvis, klautervis,

koningsvis, kuitharing, kuitkarper, kwikharing, labberdaan, laurenskop, marsbanker, marterhaai, mensenhaai, noordkaper,

panterhaai, panterhaan, pantservis, prenadilla, reuzenhaai, rivierprik, schoerhaai, smoddervis, snoekbaars, snoeksteur,

spiegelvis, steenbaars, steenbijter, steenmeeuw, stekelbuik, terroeboek, trommelvis, vaandrager, vlindervis, waterbaars,

winterzalm, zeebarbeel, zeedraakje, zeegrondel, zeekoekoek, zeekikvors, zeelamprei, zeepaardje, zeeserpent, zeevlinder,

zonnebaars

11 barramoenda, bittervoorn, boeksharing, boratsjoeng,

brandbrasem, cephalopoda, goudmakreel, koornaarvis,

kroeskarper, lancetvisje, lederkarper, muizen bijter,

noordenwind, papegaaivis, scharretong, schubkarper, schuttervis, steenkarper, stekelbaars, stekeldraak, stekelspoor,

steurharing, tabaksroker, tuimelvisje, wraakharing, zilverwinde, zwartstaart

12 baardgrondel, barometervis, boogschutter, diamantbaars,

dwerginktvis, gordelbrasem, halvemaanvis, haringkoning,

kousen bandje, kraakbeenvis, mannetjesvis, miljoenvisje,

pauwoogbaars, pijlstaartrog, regenboogvis, rivierpaling,

sangkimjoeng, sluierstaart, slijkopzuiger, strijkijzervis, telescoopvis, vleermuisvis, zandspiering, zeevleermuis,

zoetwatervis, zoutwatervis

13 adderzeenaald, baarsombervis, brakwaterbrak, loodsmannetje,

maatjesharing, modderkruiper, riviergrondel, salamandervis,

schorpioenvis, siddermeeraal, spiegelkarper, stekelmakreel,

zeeschorpioen

14 harnasmannetje, oudewijfjeskaak, regenboogforel,

schelvisduivel, stekelombervis, zeestekelbaars, zoetwaterforel

15 aristoteleshaai, bastaardmakreel, bootmansharing,

rivierdonderpad

16 schoorsteenveger, zeepinksternakel

vissenbewaarplaats - bun, kaar

visseneitjes – hom, kuit

vissen op paling - peuren, poeren

vissen, ster uit het sterrenbeeld - kaintain

vissen, uit liefhebberij - sportvissen

vissenleer - ichtyologie

visser - beuger, hengelaar

visser met beug - beuger

vissersboot - banker, blazer, bom, bons, botter, buis, drifter, garnalenschuit, haringbuis, haringlogger, hengst, hoekboot, hoeker, hoogaars, hospitaalschip, kajak, kerkschip, kotter, kubboot, kwak, logger, makreelboot, pink, platboomd, plemp, pluiter, punter, robbenschip, schip, schokker, schuit, smak, spankuiler, stoomlogger, trawler, treiler, visaak

vissersboot in de Middellandse Zee - tartane

vissersbroek - motse

vissershoofddeksel - zuidwester

vissersjas - bolkvanger

visserslaars - hoos

visserslatijn - bluf, grootspraak

vissersmand - kanis

visserswinkelier - parlevinker

visserij, grote - haringvangst

vissestaart - lis

vissing - mastgat

vissnoer - sim, vislijn

vissoep - bouillabaise

visstand - visrijkdom

vista - zicht, vertoon, gezicht

visteelt, kunstmatige - piscicultuur

vistuig - aas, alf, angel, bekklem, beug, breel, buidelnet, dobber, dogger, drijfnet, dwarskuil, fleur, fuik, gebbe, gooi, haak, haam, hengel, hoekwant, joon, kol, kom, kor, kuil, leefnet, peur, pier, reel, schepnet, silk, sim, sleepnet, smurrevaad, sneu, snoer, totebel, trawl, vishaak, vleet, weer, zeeg, zetlijn

visueel - eidetisch

visuil - oehoe

visuitschot - nest

visum - reispas

visus - gezichtsscherpte

visvaartuig - botter, kotter, logger, pink, schokker, trawler, treiler

visvalk - visarend

visverblijf - meer, rivier, sloot, vijver, water, zee

visvergiftiging - ichtyotoxicum

viswater van de landheer - vroon

viszaad - kult

vita - leven

vitaal - energiek, fris, krachtig, kras, levendig, levenskrachtig, levenslustig, lustig, opgewekt, sterk

vitacee - vitis, wingerd, wijnstok

vitaliebroeder - likedeler

vitaliseren - bezielen

vitaliteit - levenskracht, levenslucht

vitamine-A, ziekte door gebrek aan - nachtblindheid, xeroftalmie

vitamine-B1 - aneurine

vitamine-B1, ziekte door gebrek aan -beriberi

vitamine-C, ziekte door gebrek aan - scheurbuik

vitamine-D, ziekte door gebrek aan - rachitis

vitamine-E, ziekte door gebrek aan - steriliteit

vitamine gebrek - beriberi

vitaminerijke olie - levertraan

vitesse - snelheid, spoed

viticultuur - wijnbouw

vitiëren - bederven, verijdelen

vitium - fout, gebrek, ondeugd

vitlust - bedilzucht, vitterigheid

vitlustig - laakziek

vitrage - allover, glasgordijn, gordijn

vitragestof - filet

vitrine - etalage, glasraam, uitstalkast, uitstalraam, winkelruit

vitriniet - glanskool

vitriool - sulfaat, zwavelzuur

vitrioolkies - zwavelkies

vitrioolsteen - kopersulfaat

vitrioolzuur - zwavelzuur

vitse - wikke

vitten - bedillen, chicaneren, hakkentakken, hakketeren, houwen, kibbelen, muggenziften, zeuren, ziften

vitter - chicaneur, criticus, muggenzifter, neetoor

vitterig - chicaneus, difficiel, gemelijk, ontevreden, sikkeneurig, vitachtig, vitziek, wrevelig

vitterij - bedilzucht, betweterij, chicane(s), haarkloverij, muggezifterij

vitusdans - chorea

vitziek - chicaneurig, neetorig, sikkeneurig, vitterig

vitziek mens - brombeer, brompot, izegrim, neetoor, nijdas, zeurpiet

viva - leve

vivace (muz.) - levendig, opgewekt

vivaciteit - levendigheid, vrolijkheid, vlugheid

viveur - boemelaar, doordraaier, genotzoeker, levensgenieter, losbol, pretmaker

vivificatie - bezieling, levendmaking, levendwording

vivificeren - bezielen

vivo - levendig

vivres - levensmiddelen, mondbehoeften, mondvoorraad

vizier - diopter, helmklep, helmmasker, helmschuif, korrel, kijkspleet, laddervizier, mikplaatje, minister, richttoestel, schuifvizier, staatsraad

vizierhelm - wapenhelm

vizierkorrel - guido, guidon

vizierliniaal - alhidade, diopter

vizierlijn - richtlijn

vizierschot - kernschot

vla - dessert, toetje

vlaag - aanval, bevlieging, bui, luim, opbruising, opwelling, regenbui, scheut, windstoot

vlaag van eigenzinnigheid - gril, kuur, mik, nuk

vlaag van neerslag - bui

vlaag van willekeur - gril

vlaag van wispelturigheid - luim

vlaai - delling, geul, koek,

vlaai (Belgisch) - vla, vlade, vruchtengebak

vlaak - zandbank, zandplaat, zandvlakte

Vlaams - VI.

Vlaams aardrijkskundige - Mercator, Ortelius

Vlaams bedrijf - stiel

Vlaams beeldhouwer - Anrion, Abeloos

Vlaams beroep - stiel

Vlaams componist - Barbé, Canis

Vlaams dichter - Cami, Gezelle

Vlaams dichteres - Bijns

Vlaams handwerk - kantklossen

Vlaams middeleeuws schrijver - Maerlant

Vlaams schilder - Rubens, Teniers

Vlaams schrijver - Boon, Claus, Conscience, Elschot, Gezelle, Gazelle, Gijsen, Lampo, Ostayen, Raes, Staes, Streuvels, Teirlinck, Timmermans, Walschap

Vlaams stadje vanUilenspiegel - Damme

Vlaams woord voor... - zie Belgisch woord voor..

Vlaamse apostel der melaatsen - Damiaan

Vlaamse beiaardier - Nees

Vlaamse dichter - Gezelle, Nahon

Vlaamse gaai - broekekster, marklauw, markolf, meerkoet, meerkol, schreeuwekster

Vlaamse graaf/gravin - Arnulf, Boudewijn, Diederick, Jan, Filips, Gwijde, Johanna, Karel, Lodewijk, Margaretha, Maria, Robrecht, Willen

Vlaamse herberg - estaminet

Vlaamse kloskant - valenciennes

Vlaamse koning, legendarische - Gambrinus

Vlaamse leeuw - Klauwaert

Vlaamse naam voor beroep - stiel

Vlaamse pet (muts met stijve klep) - klak(ke)

Vlaamse provincie - Brabant, Limburg, Vlaanderen

Vlaamse reus - konijneras

Vlaamse schilder -

3 Cap

4 Baes, Bout, Lens

5 Baron, Bouts, David, Ensor, Navez, Suvee

6 Matsijs, Rubens

7 Brouwer, Memlinc, Seghers, Teneirs, Wappers

8 Blondeel, Breughel, Jordaens, Oldevaere

9 Verhaghen

Vlaamse schrijver - Claus, Conscience, Elschot, Gezelle, Kenis, Lampo, Lemoinier, Raes, Sabbe, Staes, Streuvels, Teirlinck,

Timmermans, Walschap

Vlaamse stad - Antwerpen, Brugge, Damme, Doornik, Gent, Lier

vlaardebei -lijsterbes, vlierbes

vlaardeboom - vlierboom

vlaardetak - vliertak

vlade - vla, vlaai

vlag - banier, blazoen, drapeau, driekleur, dundoek, oriflamme, reiltop standaard, vaan(del), vendel, wimpel

vlag (Sp.) - bandera

vlag die van de bovenste steng waalt - topstander

vlag op boegspriet - geus

vlag van onderdelen voor het leger - fanionrichtvlag

vlagerig - veranderlijk

vlaggendoek - dundoek

vlaggenjongen - scheepsjongen

vlaggenjonker - adelborst, vaandrig

vlaggenman - aanvoerder, leider

vlaggen met - pavoiseren, tooien

vlaggereep - wimpel

vlaggespil - vlaggestok

vlaggesteng - vlaggestok

vlaggenstok - mast, reiltop, staak, stander, steng, stengel

vlaggenstropjes - zuigers

vlaggetje op de boegspriet - geus

vlaggetouw - vlaggelijn

vlagletters van de Rotterdamse Loid - R.L.

vlagletters van de Stoomvaartmij. Nederland - S.M.N.

vlagofficier - schout bij-nacht, vice-admiraal

vlag op de boeg - geus

vlag op de bovenste steng - topstander

vlagvoerder - leider, voorganger

vlagzalm - es, esch, thymallus

vlak - aspect, bestendig, blak, dichtbij, effen, effenen, egaal, facet, gebied, gelijk, geslepen, glad, horizontaal, juist, kaamp, kaap, kant, klodder, lichaamsgrens, nabij, onbeweeglijk, onmiddellijk, onwrikbaar, oord, pal, pen, piano, plaats, plat plek, precies, smet, spat, strak, stijf, veeg, vlakte, vlek, volkomen, zijde

vlak (Gr.) - hedra

vlak af - plataf

vlak boven de achtersteven - spiegel

vlak broeiraam - éénruiter

vlak langs - rakelings

vlak leggen - strekken

vlak maken - effenen, egaliseren, evenen, gelijkmaken, slechten, strekken

vlak op de kroonlijst van een gebouw - attiek

vlak uitgestrekt zijn - liggen

vlak van een zetsel - zetspiegel

vlak van edelsteen - facet

vlak waterrijk land - beemd

vlakaf - glad, plataf, rondweg

vlakbank - schaafbank

vlakbij - dichtbij, nabij, onmiddellijk

vlakdruk - lichtdruk, offset, steendruk

vlakelastiek - gum

vlakelement - oppervlaktedeel

vlak en effen - gelijk

vlak en glad - egaal, strak

vlak en recht - plat

vlakgang - boeiplank

vlakgom - gom, gomelastiek, gum, gummi, radeergom, stuf

vlakheid - effenheid

vlakhol - planconcaaf

vlakke driehoeksmeting - trigonometrie

vlakke glooiing - terras

vlakke grond - terrein

vlakke kromme lijn - schroeflijn, spiraal

vlakke landstreek - beemd, platteland, polder

vlakke lens - fresnellens, ringenlens, trappenlens

vlakke meetkunde - planimetrie

vlakke metalen plaat - platine

vlakke open ruimte - plein

vlakke schaal - plateel, schotel

vlakke vloersteen - plavuis

vlakken - effen, effenen, reien, schaven, strekken

vlakkerig - vlekkerig

vlakkig - vlekkig

vlakkruid - vlekkenkruid

vlak land - veld, weide

vlak langs - rakelings

vlak maken - afvlakken, effenen, egaliseren, gelijkmaken, slechten, strekken

vlakmachine - vlakbank

vlakmaking - nivellering

vlakpapier - vloeipapier

vlakreliëf - basreliëf

vlakschaaf - reeschaaf

vlakschaafbank - reebank

vlakte - esplanade, facies, hoogvlakte, llano, mosvlakte, pampa, planum, poesta, prairie, savanne, steppe, toendra, veld, woestijn

vlaktemaat - a, are, acre, bunder, ca, centiare, gemet, ha, hectare, morgen, roe

vlaktemaat (Eng.) - acre

vlaktemaat (Fr.) - acre

vlaktemaat in Japan - tan

vlaktemeetkunde - planimetrie

vlaktemeter - planimeter

vlakte tussen bergen - dal

vlakuit - gladaf

vlakversiering (soort) - selenotypie

vlakweg - ronduit

vlakziekte - mazelen, roodvonk

vlam - aangebedene, ader, beminde, brand, geliefde, gloed, hartstocht, liefde, mist, nevel, pit, vuur, vuurtong, zee, zeenevel

vlamaanslag - roet

vlambloem - flox

vlambek - (gas)brander

vlamfamilie (plant.) - polemoniaceeën

Vlamingsgezinde - flamingant

vlamhoutje - lucifer

vlam in hout - ader, nerf, spiegel

vlammen - begeren, branden, fikken, glanzen, gloeien, laaien, lichten, begeren, flikkeren, schitteren, stralen

vlammenbode - cherubijn

vlammend – blakend, flamboyant, fonkelend, gloeiend, laaiend, opvlammend

vlammenorgel - pyrofoon

vlammenspel – flakkeren

vlammenzee - brand, vuurzee

vlammetje – pit, vuurtje

vlammig - vlamkleurig, gevlamd

vlammig etsen - damasceren

vlammig weven - chineren

vlammige stof - chiné

vlamoven - reverbeeroven

vlampijpen - mavaroni

vlamsijs - kneuter

vlamsijsje - kneutje

vlas - linum, vlashaar, vlasvezels

vlasaard - vlasakker

vlasafval - he(d)e, lok

vlasachtig - lichtblond

vlasachtigen - linaceeën

vlasafval - he(d)e, lok, snuit

vlasakker - vlasaard

vlasbaard - lafaard, melkbaard, melkmuil

vlasband - vlij

vlas bewerken - breken, hekelen, repelen, rissen, roten, spinnen, uittrekken, zwingelen

vlasbewerking - braken, hekelen, hekeling, repelen, roten, zwingeling

vlasbewerking - plaats voor... - roterij

vlasboom - antidesma

vlasbraak - knappe

vlasbundel - boot, rist, schrank

vlaschaard - vlasaard, vlasakker

vlasdodder - huttentut, vlasdotter

vlasdolik - raaigras

vlasdrogerij - reute

vlaskam - hekel, repel, zwingel

vlaskam met lange tanden - repel

vlaskruid - vlasleeuwebek

vlasleeuwenbek - linaria

vlasleeuwerik - linaria

vlasoogst - slijting

vlasplant - lijnplant

vlasreinigen - zwingelen

vlasrui - vlaswarkruid

vlassen - begeren, reikhalzenverlangen

vlasstengel - herel

vlasstengel in stukjes - scheef

vlasvink - groenling, groenvink, grunsel, groninger

vlaszaad - ippens, lijnzaad, revelaar

vlaszaaimachine - vlaskouter

vlaszaaier - hop

vlecht - tres, mat, staart, streng, strengel, tisstaart, trens, wrong

vlechten - breien, knopen, strengelen, trensen, tressen, trenzen, weven

vlechtsel - plexus

vlechtwerk - gaas, frobelwerk, raster, rooster, vlechtsel

vlechtwerk met ijzerdraad - horde

vlechtwerk met steen - stortebed

vlechtwerk van bamboe - sasak

vlechtwerk van lijnen - raster

vlechtwerk van metaaldraad - gaas

vlechtwerk van zenuwen - plexus

vleermuis - bladneus, chiropterum, dwarsoor, dwergvleermuis, franjestaar, gladneus, grootoor, hoefijzerneus, kalong, kamneus, klapneus, laatvlieger, langoor, nachthond, oorvleermuis, roezet, spekvleermuis, vampier, vroegvlieger

vleermuisbrander - gasbrander

vleermuis, staartloze - kalong

vleermuizen (fam.) - chiroptera

vlees doen worden - incarneren

vlees in blik (amerikaans) - spam

vlees in gelei bereid - ballotine

vlees roken op Indiaanse wijze - boucaneren

vlees van de borst - poulet

vlees van de klapribben - klapstuk

vlees van een hamel - hamelvlees

vlees van een ram (of weer) - werevlees

vlees van koe - rundvlees

vlees van kokosnoot - kopra

vleesachtige plant - artisjok

vleesafval - karwei, omloop, pees, zeen, zwoerd

vleesbal - gehaktbal, frikadel

vleesbereiden - braden

vleesbloem - koekoeksbloem

vleesboom - myoma, myoom, vleeswoekering

vleesbouillon - beeftea

vleesetend - carnivoor

vleesetende plant - drossera, zonnedauw

vleeseter - carnivoor, roofdier

vleesextract - bouillon, maggi

vleessgebakje - pastei

vleesgerecht - aspic, aspik, bacon, cervelaatworst, farce, fricassee, friecandel, galantine, ganzelever, hachee, ham, haze, hazepeper, hoofdkaas, hoender, karbonade, kebab, lams, lamsbout, lever, leverkaas, nierkoekje, nierstuk, pastei, paté, pork, poulet, ragout, reebout, rollade, rolpens, saté, slavink, tartaar, varkenscotelet, vleespastei, vleesschotel, vleesspijs, wildpastei, worst, zult, zwezerik

vleesgerecht met uien - hachee

vleesgewas - boom, vleesboom, vleeswoekering

vleesgezwel - kanker, sarcoma, tumor, vleesgewas

vleeshouwer - slager, beenhouwer

vleeshouwerij - slagerij

vlees in blik - cornetbeaf

vleesketel - marmiet

vleeskies - scheurkies

vleeskleur - inkarnaat

vleeskruid - basilicum

vleeskuip - varsebalie, versebalie, vleestobbe

vleesmarkt - halle

vleesmens worden - incarneren

vleesmenswording - incarnatie

vleesmes - voorsnijmes

vleesmolen - gehaktmolen

vleesnat - bouillon, dril, gelei, jus, lil, saus, vleesextract

vleesoffer - dieroffer, hecatombe, mensenoffer

vlees op een stokje - sate

vleespastei - championpastei, kippepastei, kroket, paté, saté, wildpastei

vleespasteitje - rissole

vleespen - brochette, spies

vleesprodukt - preskop

vleesrol - rollade

vleesrookplaats - rookhok, rookkast, rookzolder

vleesrooster - barbecue, grill

vleessap - jus

vleesschotel - vleesbord

vleessoort - bieflap, bief(stuk), cervelaat, chateaubriand, entrecote, fricandeau, fricassee, gehakt, haas, ham, kalfskarbonade, kalfsoester, kalfspoulet, kalfsrollade, kalfsvlees, karbonade, klapstuk, kotelet, lamsbout, lamscotelet, lamsvlees, lende, lendestuk, lever(worst), (met)worst, ossenhaas, ossentong, ossenworst, paarderookvlees, paardenvlees, pekelvlees, poulet, reebout, rollade, rolpens, rookvlees, rosbief, runderlappen, salami, schnitsel, schouderham, schouderkarbonade, spek, sucadelappen, tartaar, varkenskarbonade, varkensfricandeau, varkenslapjes, varkensvlees, Wienerschnitsel, worst, zult

vleesstof - creatine

vleesstuk - baklap, kotelet, rib

vleesthee - beaftea

vleestobbe - varsebalie, versebalie, vleeskuip

vleesuitwas - abces

vleesuitwas in de neus - neuspoliep

vlees van de kokosnoot - kopra

vleesvergiftiging - botulisme

vleesvlieg - aasvlieg, bromvlieg

vleesvormend - sarcotisch

vleesvulsel - farce

vleeswaren - bacon, berliner, (bloed)worst, cervelaat, cervelaatworst, fric(andeau), gehakt, ham, hoofdkaas, lever, leverkaas, leverworst, metworst, pate, rosbief, rookvlees, salami, zult

vleesweefsel in het lichaam - werkspier

vleeswoekering - gezwel, poliep, tumor

vleeswording - incarnatie, menswording

vleet - haringnet, massa, menigte, overvloed, vlet

vlegel - apenkop, belhamel, bengel, bink, blaag, deugniet, dorswerktuig, guit, kaffer, kinkel, kwajongen, lomperd, ondeugd, pummel, rakker, rekel, schoft, sloeber, slokop, smeerlap, snaak, snotneus, stakker, straatjongen, vlerk, vos

vlegelachtig - baldadig, brutaal, lomp, onbehouwen, onbeschoft

vlegelachtigheid - baldadigheid, lompheid, onbehouwenheid

vlegelen - dorsen

vlegeljaren - puberteitsjaren

vlegel of schavuit - bengel

vlegelstad - vlegelsteel

vleien - aaien, aanhalen, cojaleen, flatteren, flemen, flikflooien, hielenlikken, kozen, kwispelstaarten, liefkozen, likken, mokkelen, mooipraten, (pluim)strijken, smeren, soebatten, strelen, stroken, strooplikken, stroopsmeren, vorsten

vleiend - aanhalig, complimenteus, flatteus, geflatteerd, honingzoet, hypokoristisch, komplimenteus, slijmerig, strelend, stroperig, zoet, zoetsappig, zoetsprakig, zoetsprekend,

vleiend (muz.) - lusignando

vleiend gebedel - gesoebat

vleiend vragen - soebatten

vleiende beleefdheid - aai, compliment

vleiende karaktertrek - charme

vleiende verering - adulatie

vleiende woorden - complimenten

vleier - fleemkous, fleemtong, flemer, flikflooier, hielenlikker, hoveling, jabroer, liefkozer, likkepot, likker, meeprater, mooidoener, mooiprater, ogendienaar, pluimstrijker, pracher, schoonprater, streler, stroopsmeerder

vleierig - aanhalig, flemerig

vleierig lief - honingzoet, suikerzoet

vleierij - flikflooierij, gefleem, geflikvlooi, gelik, gestreel, kruiperij, liefdoenerij, laudanum, mooipraterij, ogendienst, pluimstrijkerij

vleinaam - dot, engel, hartelap, hart(je), honnepon, koosnaam, lief(je), liefste, lieveling, lieverd, mopje, schat(tebout), snoepje, snoes, troedel, troetelnaam, troel, roetelnaam

vlek - blaam, buurtschap, dorp, gehucht, klad, klodder, moet, negorij, pel, plaats, plek, schande, schilfer, smet, spat, spet, stip, va, veeg, vel

vlek op dierenhuid - gremel

vlek op gezicht - chloasma

vlek op paardehoofd - bles, kol

vlek van een vlooiebeet - pik

vlek van ijzerroest - ijzervlek

vlek (witte) op het hoornvlies - parel

vlekje - ginster, gremel, spark, spikkel, sprenkel, stip, vonk

vlekje op de huid - gremel, moedervlek, sproet

vlekkeloos - feilloos, helder, onberispelijk, onbesmet, onbevlekt, onbezoedeld, rein, schoon , smetteloos, smetvrij, wit, zuiver

vlekkeloosheid - reinheid, zuiverheid

vlekken - bevlekken, bezoedelen, kladden, smetten, spatten

vlekkenkruid - galigaan, longkruid

vlekkeloos

vlekkenmiddel - ossegal, tetra, tri, vlekkenwater

vlekkenstift - vlakkenstift

vlekkenwater - bleekwater, eau de javelle, tetra, tri

vlekkig - maculeus, petechiaal, variegatas

vlekpapier - schuurpapier

vlektyfus - virusziekte, vlekziekte

vlekvrij - smetteloos

vlerk - arm, bengel, kinkel, kwajongen, lomperd, lummel, rakker, rekel, snaak, vlegel, vleugel, wiek, zwing

vlerkachtig - vlegelachtig

vlerken - dweilen, slieren

vlerk of rekel - bengel

vlerkprauw - karakor, korakora

vlerk van een vogel - wiek

vleselijk - lichamelijk, zinnelijk, bloedeigen

vleselijke gemeenschap - copulatie

vleselijkheid - lichamelijkheid, tastbaarheid, zinnelijkheid

vlet - reddingsboot

vletter - turvenlegger

vletzode - schorzode

vleug - glimp, opwelling, vlucht, voliere, vogelhuis, vogelkooi

vleugel - dormitorium, draagvlak, flank, klavier, paviljoen, piano, schroefblad, vlerk, wiek, zwing, zijgebouw, zijlinie,

vleugel, inkorten van - kortwieken

vleugel van een Romeins gebouw - ala

vleugel van een zekere vogel - zwanevleugel

vleugelachtigen - polygalaceeën

vleugelblok - baldakijn

vleugelhoren - huisjesslak

vleugelklep - aileron

vleugellam - machteloos

vleugelloos insekt - apterygotum, franjestaart, luis, rupsmot, springstart, suikergast, vlo

vleugelman - flankeur

vleugelpiano - salonvleugel

vleugelstoel - vleugelspil

vleugeltjesbloemachtigen - polygalaceeën

vleugeltrilling - pteryguim

vleugelvlies - pterygium

vleugelvormig klavier - clavecimbel

vleugen - lukken, meelopen, vlotten

vleugje - poosje, stroompje, tijdje, tikje, tikkeltje, toets, veegje, vlaag, zuchtje, zweem

vleugelstoel - vleugelspil

vlezen - afschaven

vlezig - corpulent, dik, gezet, korpulent, mollig, musculeus, pulpeus, rond

vlezig aanhangsel - lel

vlezig gezwel - carnositeit

vlezig huiduitsteeksel op de tong - papil

vlezige rand - lip

vlezige wortel van een plant - knol

vliedberg - terp, vliedheuvel

vlieden - ontvluchten, stromen, vermijden, vluchten, wijken

vlieg - daas, horzel, mouche, mug, mula,

vlieg die de slaapziekte overbrengt - tseetseevlieg

vlieg die haar eieren op vlees legt - aasvlieg

vliegbaan - piste, rasant

vliegbereik - actieradius, radius

vliegbewijs - brevet

vliegbiljet - ticket

vliegboot - dornier

vliegdekschip - carrier, vliegtuigmoederschip

vliegelarve - made

vliegen - fladderen, hollen, rennen, snellen, zweven

vliegenboom - trosvogelkers

vliegend - hangend, mobiel, vluchtig, volatiel, wapperend

vliegend dier - bij, insect, libelle, libellen, mug, vogel, vleermuis, vlieg, wesp

vliegend diertje - vlieg

vliegend fort - bommenwerper, oorlogsvliegtuig

vliegend hert - kever

vliegend paard - Pegasus, Sleipnir

vliegend vuur - pepervuur, springvuur, vonk

vliegende blaadjes - loopmare

vliegende dieren - vogels

vliegende geest - ammoniak, vliegop

vliegende hagedis - draak

vliegende hond - kalong

vliegende schotel - ufo

vliegende termiet - larong

vliegende vis - zwaluwvis

vliegende witte mier - larong

vliegende zeedraak - schelvisduivel, spinvis

vliegendood - vliegenzwam

vliegenier - aviateur, luchtvaarderpiloot, vlieger

vliegenierster - aviatrice, pilote

vliegenkamperfoelie - vliegenzwam

vliegenkleed - klamboe

vliegenkunde - myiologie

vliegenlarve - made

vliegens - overhaast, vlug

vliegensvlug - rap, snel, overhaast

vliegenvanger - grauwkeeltje, muscicapide, snip,

vliegenvangertje - drosera, zonnedauw

vliegenzwam - vliegendood

vlieger - aviateur, piloot, vliegenier

vliegertouw - bot

vliegerij - vliegsport, vliegwezen

vliegkamp - aerodroom

vliegkampschip - vliegdekschip

vliegkunst - aviatie

vliegloods - hangar

vliegmachine - vliegtuig

vliegmast - vliegdennen

vliegmolen - helikopter

vliegop - ammoniak

vliegopname - luchtfoto

vliegpost - luchtpost

vliegreis - vlucht, luchtreis

vliegroute - luchtlijn

vliegterrein - aerodroom, helihaven, heliport, vliegveld

vliegtocht - luchtreis

vliegtoestel - helicopter

vliegtuig - biplane, boeing, caraveIle, corde, coccomet, constellation, convair, dakota, douglas, fellowship, fokker, friendship, helikopter, jet, jumbojet, kist, lancaster, mig, monoplane, starfighter, straaljager

vliegtuigbestuurder - piloot, vliegenier

vliegtuig kaper - luchtpiraat

vliegtuig met één stel vleugels - eendekker

vliegtuig mei twee stel vleugels - tweedekker

vliegtuigloods - hangar

vliegtuigmaatschappij - Aeroflot, A.F., Alitalia, Bea, Boac, K.L.M., Lufthansa, P.A.A., S.A.A., Sabena, S.A.S.

vliegtuigmoederschip - vliegdekschip

vliegtuigonderdeel - aileron, cabine, cockpit, hoogteroer, instrumentenbord, pantry, staart, vleugel

vliegtuigraid - luchtaanval

vliegtuigroer - aileron

vliegtuigstuur - knuppel

vliegtuigticket - reisbiljet

vliegveld (Nederland) -basis - Beek, Eelde, Gilze-Rijen, Schiphol, Soesterberg, Terlet, Teuge, Twente, Valkenburg, Zestienhoven, Welschap

vliegveld(kamp) - aerodroom(one), luchthaven

vliegveld in Canada - Gander

vliegveld van Barcelona - Muntadas

vliegveld van Berlijn - Tempelhof

vliegveld van Brussel - Melsbroek

vliegveld van Boedapest - Ferihegy

vliegveld van Genève - Cointrin

vliegveld van Glasgow - Prestwick

vliegveld van Hamburg - Fuhlsbuttel

vliegveld van Keulen/Bonn - Wahn

vliegveld van Kopenhagen - Kastrup

vliegveld van Londen - Croydon, Heathrow

vliegveld van Madrid - Barajas

vliegveld van Milaan - Malpensa

vliegveld van Moskou - Wnukowo

vliegveld van München - Riem

vliegveld van Oslo - Gardermoen

vliegveld van Parijs - Orly, le Bourget

vliegveld van Praag - Ruzyne

vliegveld van Rome - Ciampino

vliegveld van Rotterdam - Zestienhoven

vliegveld van Stockholm - Arlanda

vliegveld van Stuttgart - Echterdingen

vliegveld van Wenen - Schwechat, Tulin,

vliegveld van Zürich - Kloten

vliegvereniging - aeroclub

vliegwezen - aviatiek

vliegwiel - drijfrad, drijfwiel

vliem - lancet, vlijm

vliender - vlierboom

vlier - moerasveen, sambucus, violier

vlierachtigen - caprifoliaceeën

vlierbes - vlierbei

vlierboom - vliender

vliering - bergzolder, beun, bovenzolder, rommelzolder, tille,

vlierscheut - beflijster, kramsvogel

vlierzwam - judasoor

vlies - blees, film, huid, kaf, membraan, net, pel, schil, slaak, vel, waas, zemel

vliesachtig - vellig

vlies in de oogbal (aderlijk) - adervlies

vlies om de tandwortel - periodontium

vlies om koren - zemel

vlies op bier - kaam

vlies op melk - pastoorshemd, vel

vlies op wijn - kaam, kaan, kaamsel, kim

vlies over de eerste bast van de muskaatnoot - foelie

vlies over het oog - schel

vlies van paddestoel - beurs

vlies van zaden - blees

vliesachtig - pelliculair, veilig

vliesgevel - gordijngevel

vliesheer - vliesridder

vliesje - damp, film, membraan, nevelsluier, pel, vel(letje), waas, zweem,

vliesje van een zaadkorel - blees, blies

vliesje vocht - waas

vliesontleding - hymenotomie

vliesvleugelig insekt - bosmier, bij, dar, galwesp, hommel, honingbij, ieme, imme, mier, mug, sluipwesp, vlieg, wesp, zandwesp

vliesvleugelig insect bij aalbessenstruiken - aalbessenwesp

vliesvleugeligen - hymenoptera

vlieszaad - corispermum

vlieszwam - hymenomycetes, morille

vliet - aa, beek, ee, kreek, rivier(tje), sloot, spreng, stroom, vaart, water

vlieten - stromen, vloeien

vliezig - doorschijnend, vliesachtig

vliezig deel in een lichaam - blaas

vliezig onderdeel van een ui - rok

vliezig tussenschot - septum

vliezige buis - ader

vliezige zak - blaas

vlim - kafnaald

vlinder - kapel, novateur, pepel, piepel, butterfly

vlinder in de schemering - avondvlinder

vlinderachtig - ongestadig, grillig, veranderlijk

vlinderbloemen - papillionaten

vlinderbloemige plant -

4 boon, brem, erwt, krok, peul, soja

5 genst, ginst, linze, wikke

6 acacia, ebinus, klaver, lupin, genst, ginst

7 galgant, luzerne, lathyus

8 aardaker, galigaan, lathyrus, tuinboon, verfbrem, zoethout

9 akkerbrem, bokshoorn, duindoorn, fenegriek, rolklaver, stalkruid, trifolium, tuinbloem, verfkruid, zeeklaver

10 esparcette, ganzebloem, hazepootje, nachtwikke, rupsklaver, serradelle, vogelwikke, wondklaver

11 akkerdistel, damastbloem, gaspeldoorn, goudenregen, hoornklaver, indigobloem, kattenkruid, maskerbloem,

papierbloem, passiebloem, teunisbloem, zwanenbloem

12 honingklaver, schapenbloem, veldlathyrus

13 vierzaadwikke

vlinderbloemigen - papiliomaceae

vlinderdas - butterfly

vlinderen - fladderen

vlinderfase - nimf, pop, rups, tonnetje

vlinderkoekje - krakeling

vlinderkunde - lepidopterologie

vlinderlarve - ringelrups, rups, spanrups

vlindermug - psychodidae

vlinderpop - chrysalide, cocon, tonnetje

vlinders -

3 mot, non, pop, rijp, uil, vos

4 hara, nimf, page, rups

5 amata, atlas, kapel, kapel, kaper, pepel, witje, witje

6 aglaja, anarta, aporia, atacus, dikkop, ridder, semele, sla-uil, phinx, uiltje, wasmot

7 abraxas, amathes, apollo, aurelia, aurora, grasuil, meelmot, nonrups, nymfale, pauwoog, phoenix, plakker, procris, rietuil, scopula, selenia, spanner, spinner, zandoog

8 aardrups, achilles, admiraal, akkeruil, angerona, atalanta, blauwtje, boekworm, dagkapel, degenvis, eikhoorn, eikepage, gamma-uil, groentje, harlekijn, kleermot, korenmot, nachtuil, oreonuil, panvogel, perizoma, rietvink, saturnia, spanrups, tapijtmot, tonnetje, vedermot, weeskind, zijderups, zijdeworm 9 ailanthus, avondrood, dennerups, jonkvrouw, koevinkje, koolwitje, krakeling, landmeter, nimfkapel, oranjetip, pannekoek, pauwenoog, paramesia, parasemia, pijlstaart,

reuzenuil, vijfwouter, zakdrager, zandoogje

10 bladroller, boterkapel, dagpauwoog, dagvlinder, distelvink, hopvlinder, huismoeder, kluizenaar, livreirups, motvlinder, mugvlinder, nonvlinder, ourapterix, pistooltje, podalirius, prachtbeer, purperbeer, rauwmantel, seladonuil, tauvlinder, zilverbuik

11 agaatuiltje, beervlinder, bladvlinder, borstelrups, donsvlinder, hooibeestje, koningspage, lepidoptera, nachtuiltje, plakvlinder,

rietboorder, schoenobius, spartelrups, vuurvlinder, zijdevlinder

12 argusvlinder, atlasvlinder, avondpauwoog, avondvlinder, druivenkapel, eekhoornrups, gammavlinder, heidevlinder,

nachtpauwoog, nachtvlinder, satijnvlinder, schoenlapper, snuitvlinder, vliervlinder, vlinderlarve, zwaluwstaart

13 aglaiavlinder, bessenvlinder, distelvlinder, horzelvlinder, keizersmantel, koningsmantel, nommervlinder, tralievlinder, wintervlinder, witjesvlinder

14 citroenvlinder, dennenpijlstaart, lepetakvlinder, koninginnepage, lindepijlstaart, meekrapvlinder,

seringevlinder, witlakvlinder

15 aardrupsvlinder, admiraalvlinder, appelbladroller, beerrupsvlinder, hermelijnvlinder, ligustervlinder, olifantsvlinder, paarlemoerkapel, spanrupsvlinder, zijderupsvlinder

16 ailanthusvlinder, bessentakvlinder, dennenrupsstaart,

pauwoogpijlstaart, processievlinder,

17 doodshoofdvlinder, ligusterpijlstaart, oleanderpijlstaart,

paarlemoervlinder, populierpijlstaart, ringelrupsvlinder

18 kluizenaarsvlinder, schemeringsvlinder, wolfsmelkpijlstaart

19 doodshoofdpijlstaart

20 bastaardsatijnvlinder, processierupsvlinder,

21 bessenspanrupsvlinder, wilgenhoutrupsvlinder

vlindertje - mot

vlindervleugelige minnares van Eros - Psyche

vlinderwiek - vlindervleugel

vlinder, die lang blijft zitten - plakker

vlint - keisteen, veldklei, zwerfsteen

vlo - psylla, springer

vloed - drom, getij, getijde, hoogwater, massa, rivier, stroom, tij, vloeiing, volzee, waterloop

vloedbord - vloeiplank

vloedbos - mangrovebos

vloedbranding - bore

vloeddeur - sluisdeur

vloedmerk - vloedlijn

vloedplank - damplank, schutplant

vloei - ankerhand, zijdepapier

vloeibaar - dun, liquide, nat, viskeus, vloeiend, waterig

vloeibaar asfalt - goudron

vloeibaar beestevoer - sop

vloeibaar bestanddeel van bloed - plasma

vloeibaar boomhars - terpentijn

vloeibaar doen worden - smelten

vloeibaar gesteente - magma

vloeibaar hars - terpentijn

vloeibaar maken - aanlengen, smelten, verdunnen

vloeibaar medicijn - drankje, siroop

vloeibaar metaal - kwik, kwikzilver

vloeibaar pek - teer

vloeibaar propaan - LPG

vloeibaar sap in tabak - nicotine

vloeibaar varkensvoer - draf, slobber

vloeibaar vet - oleïne, olie, oline

vloeibaar voedsel - brij, lepelkost, pap, saus, slobber, soep, vla

vloeibaar vulkaangesteente - magma

vloeibaar worden - liquescentie, smelten

vloeibaar zilverkleurig metaal - kwik

vloeibaarheid - fluïditeit, liquiditeit

vloeibaarheid verliezen - stollen

vloeibaarmaking - liquatie, liquefactie

vloeibaarwording - liquefactie

vloeibare brandstof - benzine, (diesel)olie, kerosineLPG, petroleum, stook(olie)

vloeibare gist - levuriaan

vloeibare glasmassa - hazemelk

vloeibare hars - balsem, terpentijn

vloeibare mest - gier

vloeibare stof - sop, vloeistof, vocht, water

vloeibare teer - pek

vloeibare zalf - liniment

vloeibare zuurstof - lox

vloeiblad - buvard, onderlegger

vloeidrukker - blotter

vloeien - druipen, lopen, loszitten, opzuigen, sijpelen, spoelen, stromen, vlieten, zieden, zijgen

vloeiend - gelijkmatig, gemakkelijk, legato,liquide, makkelijk, ongedwongen, vlot

vloeiend (muz.) - legato

vloeiende klank - liquida

vloeiing - fluor, fluxie

vloeiklank - liquida

vloeilijst - cimaas, ogief

vloeiplank - vloedbord

vloeispaat - calciumfloride, fluoriet

vloeistof - fluïdum

vloeistof - alsem, azijn, bloed, drank, edik, gal, inkt, kwik, lysol, melk, nattigheid, olie, pekel, sap, slaolie, spiritus, terpentijn, traan, vocht, water

vloeistof langzaam van het bezinksel afgieten - decanteren

vloeistof om andere stoffen op te lossen - aceton, oplosmiddel, terpentijn

vloeistofbarometer - statoscoop

vloeistofopeenhoping in cellenweefsel - oedeem

vloeistofpomp - monopomp

vloeistof scheppen - hozen

vloeistof uit vlees gekookt - bouillon, extract

vloeistof uit vruchten - sap

vloeistof van sterke concentratie - essence

vloeistof voor fotografie - fixeer

vloeistof waarin vlees is gekookt - bouillon, nat

vloeistofdeel - drop, droppel, drup, druppel

vloeistofmaat, oude - aam

vloeistofmengsel - emulsie

vloeizuur - fluorwaterstofzuur

vloek - anathema, ban, deprecatie, doem, godslastering, imprecatie, knoop, krachtterm, maladictie, ramp, straf, veroordeling, vervloeking, verwensing, vloekwoord,

vloeken - briesen, foeteren, fulmineren, ketteren, knorren, lasteren, mopperen, morren, razen, sacreren, tieren, uitkafferen, uitvaren, verwensen

vloekhout - kruishout

vloekwoord - godslastering, verwensing

vloer - basis, bodem, carreau, draagvlak, grond(vlak), onderkant, parket, plancher,

vloer van planken - plankier

vloer voor rolschaatsers - rink

vloer voor schaatsers - ijs(baan)

vloer voor wielrijden - piste, wielerbaan

vloerbalk - estrik, plavuis

vloerbalk - legger

vloerbedekking - balatum, cocos, karpet, kleed, kokos, linoleum, loper, mat, parket, pers, stromat, tapijt, vinyl, vloerkleed, zeil

vloerbedekking bij deur - deurmat

vloerbint - badding, batting

vloerdeel - vloerplank

vloeren - bedekken, bevloeren, neerslaan, tekkelen

vloeren plaatsen - leggen

vloerkleed - kàrpet, tapijt

vloerkussen - poef

vloerlijst - plint

vloermat - kokosloper

vloer met planken – plankier

vloerplank - vloerdeel

vloerschot (scharnierend) - luik, valluik

vloersteen - marmer, plavuis, tegel, tichel

vloertegel - estrik, flagstone, kareel, plavuis, tegel, tichel

vloertje - bordes

vloervarken - handstoffer, veger

vloer voor rolschaatsen - rink

vloer voor wielrijders - wielerbaan

vloerzaad - koolzaad

vloerzerk - schorre

vloghaver - aat, even, oot

vlok - pluis

vlokje - nop, pluisje, plukje, sneeuwvlok, zeepvlokken

vlokken - sneeuwen

vlokkenvlies - chorion

vlokkig - ruig, villosus, vlossig

vlokkig stof op bier - kaam

vlokkigheid - villositeit

vlokleurig - donkerbruin, puce

vlokreeft - snel, strandvlo, zoetwatergarnaal

vlokvlies - chorion

vlokzijde - floretzijde

vlonder - laadbrug, plank, rooster, slootplank, stap, steg, steiger, vondel, vonder, waterstoep

vlonder over water - bruggetje

vlooien - aphaniptera, siphonaptera, uitpluizen

vlooienkruid - gagel, pos, possem, post, pulicaia

vloot - armada, dobber, drijver, eskader, marine, menigte, navy, smaldeel, zeemacht

vlootbasis - marinehaven

vlootafdeling - eskader, smaldeel

vlootje - bakje, kommetje

vlootsteunpunt - vlootbasis

vlootvoogd - admiraal

vlos - dons, pluis, zijde

vlossig - dradig, los, vlokkig

vlossige zijde - pluis

vlot - astrant, blits, drijvend, franchement, frank, gaarne, gemakkelijk, gemoedelijk, gesmeerd, glad, grif, haastig, hip, kwiek, licht, los, modern, onbelemmerd, ongedwongen, prompt, rap, ronduit, snel, tuk, vaardig, vloeiend, vlug, volgaarne, volmondig, vrijmoedig, vrolijk, vrijpostig

vlot en modern - hip

vlot met woonhuis - rakit

vlotbrug - pontonbrug

vloteling - schepeling

vloten - afromen, dobberen, drijven, glyceria

vlotgras - glyceria

vlotgroensteen - doleriet

vlotheid - reeheid, savoir, vivre

vlothout - drijfhout

vlotte voordracht - causerie

vlotten - boteren, gelukken, drijven, opschieten

vlottend - afwisselend, drijvend

vlottend in schuld omgezet - geconsolideerd

vlotter - drijver

vlozaad - weegbree

vlucht - horenafstand, koppel, loop, luchtreis, ontsnapping, ontvluchting, terugtocht, toom, troep, uitbraak, uittocht, vaart, vleugelafstand, vlucht, vogelkooi, vogelvlucht, wegloping, zwerm, wijd, wijk

vlucht van Mohammed - Hegira

vlucht van vee - stampede

vluchtbedrijf - valkerij

vluchtberg - terp

vluchteling - D.P, ontheemde, refugié, uitgewekene, vervolgde voortvluchtige

vluchten - afblazen, afnokken, deinzen, deserteren, drossen, inrukken, lopen, mijden, ontkomen, ontsnappen, ontvluchten, ontwijken, opbreken, redden, stal, uitbreken, uitwijken, vlieden, weglopen, wegrennen, wegsnellen, wijken

vluchtend - wegsnellend, wijkend

vluchtgedeelte voor de landing - nadering

vluchthaven - noodhaven, toevluchtsoord, vluchtstrook, voorhaven

vluchtheuvel - hil, hille, hoogte, refuge, rietveld, terp, vliedberg, vluchtberg, warf, werf, wierd, wierde

vluchtheuvel bij hoge vloed - werf

vluchtig - dun, enpassant, etherisch, fugitief, haastig, kortstondig, licht, los, losjes, losweg, nonchalant, oligochronisch, oppervlakkig, snel, terloops, vergankelijk, vervliegend, volatiel, voorbijgaand, ijl, zorgeloos

vluchtig (muz.) - volante

vluchtig doorkijken - doorbladeren

vluchtig doorzien - inzien

vluchtig loogzout - ammonia, ammoniak, salmiak, salmoniak

vluchtig omhulsel - aura

vluchtig omslaan - bladeren

vluchtig op papier zetten - ebaucheren

vluchtig overlezen - overzien

vluchtige harssoort - kamfer

vluchtige liefdesbetrekking - liaison

vluchtige liefdesverhouding - amourette

vluchtige notitie - aantekening, krabbel

vluchtige olie - ligroine

vluchtige stof - alcohol, amoniak, benzine, ether, gas, gasoline, geest, kamfer, lucht, nafta, naftaline, tetra

vluchtige tekening - schets

vluchtige uiteenzetting - apercu, overzicht

vluchtige verliefdheid - flirt

vluchtige vloeistof - alcohol, amoniak, benzine, ether, (kamfer)spiritus, tetra, wijngeest,

vluchtigheid - mobiliteit

vluchtigjes - terloops

vluchtig kijken - neuzen

vluchtig lezen - inzien

vluchtig overlezen - overzien

vluchtmogelijkheid - brandladder, valscherm

vluchtoord - asiel, toevluchtsoord

vluchtplaats - schuilplaats, toevlucht

vluchtschans - reduit, redoute, reduite

vluchtstrook - uitwijkplaats

vluchttrap - nooduitgang

vluchtweg - nooduitgang, uitvalspoort

vlug - actief , afgewerkt, agiel, agile (muz.), aldra, alert, alerte, alras, bedreven, behendig, bekwaam, bereid, bevattelijk, beweeglijk, bijdehand, centerend, cito, dra, fluks, gauw, gereedgemaakt, gewiekst, gezwind, grif, haastig, handig, hard, ijlings, kordaat, kwiek, levendig, link, naarstig, presto, prompt, pront, pijlsnel, rad, rap, rapide, ras, schielijk, slim, snedig, snel, snugger, spoedig, vlijtig, vaardig, vief, vlot, volmondig, wakker, weldra, wierig, ijlings

vlug (muz.) - allegro, presto

vlug begrip - doorzicht

vlug behendig - agile, agilement

vlug bewegelijk - agiel, mobiel

vlug dier - aap, cheetha, gazelle, hagedis, hinde, jachtluipaard, jaguar, kievit, kolibrie, ree, reebok, vogel,

vlug en beweeglijk - actief, agiel, agile, alert, mobiel

vlug en kwiek - vief

vlug en nauwkeurig - prontamente

vlug en rap - vlot

vlug gaan - aanbenen, benen, galopperen, haasten, rennen, reppen, snellen, spoeden, vliegen, ijlen,

vlug in het leren - goedleers

vlug lopen - aanstappen, benen, draven, hollen, rennen, snellen, vliegen, ijlen

vlug of vlugger voortstappen - aanbenen

vlug schrijven - pennen

vlug van begrip - bevattelijk, geleerd, intelligent, kien, knap,

kwiek, pienter, schrander

vlug van bevatting - adrem, alert, bijdehand, gevat, intelligent, knap, kwiek, pienter, schrander, slim, snedig

vlug van beweging - agiel, vief

vlug van reactie - gevat

vlug verslijtend - sleets

vlugge beweging - wip

vlugge greep - snap

vlugge haal - ruk

vlugge hap - snap

vlugge loop - draf

vlugge snede - rip

vlugge vaart - gang

vlugger bomen van een schipper - aanbomen

vlugger breien - aanbreien

vlugger doen verlopen - bespoedigen

vlugger draven - aandraven

vlugheid - agileite, bevattelijkheid, celeriteit, libel, lichtheid, promptitude, radheid, rapiditeit, routine, snelheid, tractaat, vaardigheid,

vlugschrift - brochure, folder, pamflet, steno, stenografie, vlugmare

vlugschrift- of smaadschriftschrijver - pamflettist

vlug schrijven - pennen

vlug van begrip - alert, kwiek, pienter, schranderslim

vlug verslijtend - sleets

vlugzout - ammoniak, ammoniumcarbonaat

vlij - vlasband

vlijen - aanstaan, behagen, bevallen, neerleggen, passen, schikken, stapelen, voegen

vlijend - bevallig

vlijer - aaier, ogendienaar, streler, strooplikker

vlijm - kafnaald, lancet, laatijzer, laatmes, operatiemesje, vin

vlijmend - scherp, snerpend, snijdend

vlijmscherpe spot - sarcasme

vlijt - energie, naarstigheid, studie, ijver, werklust, werkzaamheid

vlijtig - actief, arbeidzaam, bedrijvig, bezet, bezig, diligent, druk, ijverig, knoestig, kwastig, leergierig, levendig, naarstig, nijver, noest, ondernemend, snel, studieus, toegewijd, vlug, volhardend, voortvarend, werkzaam

vlijtig actie voeren - ijveren

vlijtig liesje - reuzenbalsemien, waterbalsemien

vlijtige - ijverige

vlijtige lize - reuzenbalsemien, waterbalsemien

vocaal - assonant, klinker

vocabulair - vocabularia, vocabularium, woordenlijst, woordenschat

vocabularium - woordenlijst

vocale compositie - lied, opera, operette

vocalisatie - punctuatie

vocaliste - zangeres

vocatie - neiging, roeping

voceren - nodigen, roepen

vocht - nat(tigheid), neerslag, sap, vloeistof, water

vocht aantrekkend - hygroscopisch

vocht afscheiden - tranen, transpireren, zweten

vochtafvoerbuis - catheter, riool

vocht bevattend - damp, doordrenkt, klam, klef, madescens, nat, sappig, vochtig

vocht door lever afgescheiden - gal

vocht doorlaten - doorslaan

vocht doorlatend - lek, permeabel

vocht doorlatende steen - leksteen

vocht in de gewrichten - leewater

vocht in de knie - leewater

vocht in de lucht - damp, mist, nevel

vocht innemen - drinken

vocht uit de spijsbrij - chyl

vocht uit de terebint - terpentijn

vocht uit de wond - bloed, etter, lymfe, pus

vocht uitstorten - gieten

vocht uittrekken - centrifugeren, drogen

vocht uit vruchten - sap

vocht van bladluizen - mierenhoning

vocht van de lever - gal

vocht van een vrucht - sap

vocht van het kaasmaken - hui, wei

vochtblaasje - blaar, bobbel

vochtdeel - druppel

vochten - besprenkelen, betten, bevochtigen, natmaken

vochtig - damp(ig), duf, humide, hygro, klam, klef, miezerig, muf, nat(tig), slodderig, verdorven, vies, vuns, vunzig, wak,

vochtig aanvoelend - klam

vochtig deeltje - drop, droppel, drup, druppel, spat, spetter

vochtig en bedorven - muf

vochtig en koud - kil, klam, rillerig

vochtig grasland - dras, dries

vochtig maken - besprenkelen, invochten

vochtig voedsel - soep

vochtig warm - benauwd, drukkend, klam, mouterig

vochtige koude - kilte

vochtige lucht - damp, dauw, mist, nevel

vochtige plek - plas, poel

vochtige vlek - druppel, spat, spet

vochtige warmte - broei

vochtigheid - damp, dauw, humiditeit, klamheid, mist, natheid, vocht

vochtigheidsmeter - hygrometer

vochtigheidsmeting - hygrometrie

vochtmaat - aam, anker, centiliter, decaliter, deciliter, galon, hectoliter, kan, liter, maat(je), mililiter, okshoofd, pint, stoop

vochtmeter - areometer, hydrograaf, hydrometer, hygroscoop, vochtweger, weegglas

vochtmeting - hygrometrie

vochtophoping in de borstholte - hydrothorax

vochtuitstorting - exsudaat

vocht verspreider - aerosol

vochtvrij - dor, droog, kurkdroog, sek, voos,

vochtweger - aerometer, hydrometer

vochtzuiger - exsiccator

vociferatie - geschreeuw, getier, misbaar

vod - brassen, del, drel,flard, kleinigheidkonkel, lap, lel, leur, loer, lokaas, lomp, lor, palt, prondel(Z.N.), prul, slet, slons, tod, todde, tondel, tonder

vodden - lompen

voddenboer - lorrenboer

voddengoed - lorren, prulgoed

voddenkoopman - tagrijn

voddenkraam - prullaria, prullenkraam, prulwerk

voddenman - lorrenboer

voddenraper - lorrenboer, lorrenman

vodderij - beuzelarij, lompen, prulwerk

vodderijen - lappalin

vodje - lapje

vod of prul - lomp

voeden - aankweken, koesteren, onderhouden, spijzigen, voederen, voeren, zogen

voedend - nutritief, substantieel, succulent, voedzaam

voeder - eten, foerage, voeding, voedsel, voer

voeder verschaffen - fourageren

voederbak - kreb, krib, kribbe, ruif, trog, voerbak, zomp

voederbiet - mangelwortel

voederen - foerageren, kroppen, voeren

voedergewas - aardappels, bieten, gras, haver, klaver, knollen, mais, spurrie

voedergras - timothee

voederkrib - ruif

voederkuil - silo

voederrek - rek, ruif

voederrek voor paarden - ruif

voeder voor paarden - foerage

voeding - eetwaar, eten, kost, leeftocht, levensonderhoud, menage, spijs, toevoer, voedsel, voer, voeder

voeding met melk - lektatie

voeding van soldaten - menage

voedingsbestanddeel - eiwit, koolhydraat, suiker, vet, vitamine, water, zetmeel, zout

voedingsbodem - grond, substraat, teelaarde

voedingsbodem voor bacterie - bouillon-agar, cultuurmedium

voedings- en dieetleer - bromatologie

voedingsgewas - gerst, haver, mais, rijst, rogge, tarwe

voedingskanaal - aanvoerkanaal

voedingsleer - bromatologie, diaetetiek, diëtiek, sitiologie,

voedingsmiddel - aardappelen, appel, bonen, brood, ei, fruit, gort, graan, groente, ham, haring, kaas, melk, pap, pinda, puré, rats, rijst, snert, soep, spek, spijs, toast, vet, vis, vlees

voedingsmiddel uit het merg van de palm - sago

voedingsmiddel van meel - brood

voedingsproces - spijsvertering

voedingsregel - dieet, regime

voedingsschema - dieet

voedingsspecialist(e) - diëtist(e)

voedingsstof - eiwit, koolhydraat, suiker, tapioca, vet, zetmeel

voedingsstoornis - indigestie, constipatie, obstipatie

voedingsvoorschrift - dieet

voedingswaarde - calorie

voedsel –

2 ei

3 ham, mik, pap, vis

4 bras, eten, gort, kaas, kost, melk, prak, rats, rijst, soep, spijs

voer

5 appel bonen, brood, pinda, puree, snert, toast, vlees

6 haring, pieper

7 foerage, eetwaar, groente

8 mondkost, proviand

9 aardappel, leeftocht

11 bikkesement

12 mondvoorraad

voedsel gebruiken - eten, nuttigen

voedsel geven - voeden, voeren, voederen

voedsel inladen - ravitailleren

voedsel nuttigen - eten

voedsel van het lopend wild - lavei

voedsel voor dieren - aardappelen, bieten, draf, gras, haksel, haver, hooi, klaver, maïs, pulp, spoeling, wostel, zaad

voedsel voor het leger - fourage

voedsel voor vegetariër - soja(boon)

voedsel zoeken - azen, jagen

voedsel zoeken door wild - laveien

voedselarm - oligotrofisch

voedseldeskundige - bromatoloog, diëtist

bromatoloog voedselvergiftiging - botulisme

voedselvoorziening - distributie, ravitaillering

voedster - min, minne, moerhaas, moerkonijn, zoogster

voedsterdochter - pleegdochter

voedsterkind - pleegkind

voedsterling der muzen - dichter

voedster van Rebecca - Debora

voedster van Zeus – Amalthea

voedzaam - baldadig, blijmoedig, dapper, dartel, dronken, flink, groeizaam, krachtig, machtig, nutritief, onbekommerd, onbevreesd, onbezorgd, onbezwaard, onvervaard, opgeruimd, ordelijk, speels, stevig, substantieel, uitgelaten, vet, voedend, vrolijk, vruchtbaar, weldoorvoed, welig, wellustig, wulps, wakker,

voedzaamheid - succulentie

voedzame drank - cacao, chocomel, melk, yoghurt

voedzame melk - biest, colostrum

voeg - groef, kalknaad, kier, las, naad, reet

voeg waar twee stukken aan elkaar gezet zijn - naad

voegblok - voeghout

voege - manier, orde, schikking, trant, wijs

voegen - aanpassen, aansluiten, behoren, beschikken, bestellen, betamen, erkennen, inrichten, insluiten, lassen, overeenkomen, passen, regelen, schenken, schenken, schikken, toegeven, verbinden, verschaffen

voeging - voegsel

voegkalk - voegspecie

voegklem - sergeant

voeglijk - betamelijk, gepast, passend, voegzaam

voeglijkheid - gepastheid

voeg of torn - naad

voegspecie voor muren - mastiek

voegspijker - voegijzer

voeg van metselwerk - kalknaad

voegwoord - conjunctie

voegwoord -

2 al, en, of, zo

3 als, dan, dat, dus, eer, hoe, met

4 daar, dies, doch, maar, mits, naar, noch, toen, waar, want

5 aleer, alsof, edoch, gelijk, hetzij, nadat, omdat, opdat, sinds, tenzij, zoals, zodat

6 alsook, eerder, echter, hoewel, immers, indien, nadien, sedert, terwijl, totdat, zolang

7 alsmede, behalve, doordat, evenals, hoezeer, tenware, vermits, vandaar, veeleer, vermits, voordat, wanneer

8 aangezien, alhoewel, alvorens, bijaldien, bijgevolg, derhalve, intussen, naarmate, nademaal, nochtans, ofschoon, teneinde, weshalve

9 aangezien insgelijks, niettemin, tenminste, vooraleer

10 conjunctie, mitsgaders, naargelang

11 conjunctief, daarenboven, daarentegen

12 uitgezonderd

voegwoord (Duits) - als, dann, dass, oder. ob. und

voegwoord (Engels) - as, and, but, for, if, or, that

voegwoord (Frans) - et, si, or, mais

voegwoordelijk bijwoord - altans, bijgevolg, bovendien, daarentegen

voegwoord oude stijl - bijaldien, edoch, ende, nademaal, tenware, vermits

voegijzer - dag, dagge, voegspijker

voegzaam - behoorlijk, betamelijk, convenabel, dienstig, fatsoenlijk, gepast, geschikt, gevoeglijk, oorbaar, passend, welvoeglijk

voegzaamheid - betamelijkheid, gepastheid

voei - moerkonijn

voelbaar - duidelijk, grijpbaar, klaar, merkbaar, palpabel, sensobel, sibel, tactiel, tangibel, tastbaar, waarneembaar, zonneklaar

voelbaar schrift voor blinden - braille

voelbaarheid - merkbaarheid, sensibiliteit

voeldraad - antenne, tastorgaan, tater, tentakel, voeler, voelhoren, voelspriet

voelen - aanraken, bemerken, beseffen, betasten, gevoelen, gewaarworden, inzien, merken, realiseren, snappen, tast, tasten, vatten, waarnemen

voeler - taster

voeler bij insekten - tentakel

voelhoorn - antenne, (voel)spriet, tentakel

voelhoorns uitsteken - aftasten, polsen, verkennen

voeling - aanraking, aansluiting, betrekking, bevoeling, contact, gemeenschap

voelmaat - voeler

voelmesje - voeler

voelorgaan - tastorgaan

voelspriet - antenne, taster, tentakel, voeler, voelhoorn

voelspriet van een insekt - taster

voer - aas, eten, kost, voeder, voeding, voedsel, wagenvracht

voer in een vurige wagen ten hemel - Elia

voer voor koeien en varkens (vochtig) - bras

voerage - beestenvoer, foerage

voerbak - bak, krib(be), ruif, trog

voerbiet - beetwortel, mangel

voerder - bestuutder, koetsier

voeren - aanvoeren, azen, begeleiden, bekleden, brengen, dragen, geleiden, hanteren, leiden, meenemen, meevoeren, uitoefenen, vervoeren, voederen, uitoefenen

voering - bekleedsel, binnenbekleding, binnenstof, doublure, vaar

voeringlinnen - canvas, kanefas

voeringstof - glanskatoen, mul, sanel(la), satinella, serge, zanella,

voerkooi - ruif

voerman - Auriga, bestuurder, bode, chauffeur, karrevoerder, koetsier, menner, rijder, sleper, vrachtrijder, wagenmenner

voerman van een trekschuitpaard - ketser

voermans roep - ho

voertaal - gesprekstaai, onderwijstaal

voertaal in Liechtenstein - Duits

voertuigen -

2 ar

3 bak, bob, bus, cab, fly, gig, kar, loc, tuf

4 arre, atax, auto, brik, ebro, eend, kist, jeep, plof, roda, sado, slee, spul, step, taxi, tram, velo

5 aapje, break, buggy, chais, coach, coupé, fiets, gerij, jaila, kales, karos, koets, metro, motor, sjees, slede, sulky, trein, wagen

6 bandis, bendie, berrie, botkar, camion, chaise, dogkar, droske, fiacre, grobak, hansom, heurst, kapkar, kipkar, kosong, lorrie, milord, panier, pedati, riksha, riksja, rijtuig, rijwiel, tandem,

tandoe, telega, tikker, troika, trolly, whisky, witkar

7 autotax, berline, biplane, bobslee, brommer, caisson, calèche, cariole, deleman, dogcart, dos-a-dos, eenspan, fourgon, handkar, hosklos, huifkar, kabitka, kibitka, kossong, lastkar,

omnibus, palatijn, phaeton, pikolan, postkar, ricksha, rosbaar, rijkales, rijkoets, rijstoel, rijwagen, scooter, sleetje, swemmer,

tilbury, tobogan, tonneau, tractor, trailer, vehikel, vierbob, vis- avis, voiture, ijsslede, ijsstoel, zegekar, zesspan

8 achtspan, afrijbrik, bakfiets, bakwagen, belslede, boomezel,

botwagen, brougham, carriole, cerresse, coureuse, droschke,

equipage, hofkoets, hondekar, hongkong, kapwagen, kapsjees,

kipwagen, kiereboe, landauer, langspan, mallejan, menwagen,

napoleon, norinono, palankijn, pikslede, quadriga, rolwagen,

sportcar, steekkar, stootkar, stortkar, trapauto, toboggan,

toeslede, toewagen, tricycle, tweespan, Victoria, vierspan

9 bromfiets, buffelkar, cabriolet, draagbaar, eendekker, zelwagen,

galakoets, halfkoets, handwagen, hofrijtuig, houtwagen, huifwagen, huurwagen, jinriksha, korfwagen, kratwagen,

kruiwagen, landaulet, lastwagen, monoplaan, narretuir, ossewagen, postwagen, postkoets, prikslede, rammelkar,

reiswagen, rolrailer, slikslede, snorwagen, twoseater,

tarantass, tentwagen, toerijtuig, trekslede, triplette, tuimelkar,

vigilante, volgkoets, voorwagen, vouwwagen, vrachtkar,

woonwagen, wijtewagen, zeilwagen

10 arretikker, automobiel, beurtwagen, bokkewagen, char-a-

bancs, diligence, djinriksha, draagstoel, driewieler, hittewagen,

hondewagen, jachtwagen, janplezier, jardiniëre, kordewagen, kraanwagen, lastsleper, mandewagen, narreslede, natiewagen,

pausmobiel, praalkoets, praalwagen, pronkwagen, rammelkast, remorqueur, slaapwagen, speelwagen, spoorwagen,

sportwagen, steekwagen, trolleybus, tweedekker, volgrijtuig,

ziekenauto

11 achterwagen, bestelwagen, beugelsjees, boerensjees,

boerenslede, boerenwagen, bolderwagen, Caterpillar,

demifortune, disselsjees, disselwagen, janpleizier, jaunting-car,

keukenwagen, kinderwagen, ladderwagen, rendierslee,

strandwagen, vrachtwagen

12 aanhangwagen, basterdwagen, dubbeldekker, kampeerwagen,

mandenrijtuig, personenauto, sleperswagen, verhuiswagen,

vuilniswagen, werkwagentje

13 staatsiewagen, invalidenwagen

voertuig in de lucht - hefschroef, vliegtuig, wentelwiek

voertuig ingaan - instappen

voertuig met één paard - eenspan, lemoen

voertuig met opgetuigde paarden - ar, arre,arreslee, kar, koets, rijtuig, wagen

voertuig in Z.Afrika - ossewa

voertuig op het ijs - ar, slee

voertuig op rail – tram, trein

voertuig op twee wielen - motorrijwiel

voertuig te land - auto(bus), ar, brommer, bromfiets, bus, cab, calèche, fiets, kar, karos, koets, sjees, slee, tandem, tractor, trailer, trol ka, vigilante, victoria, wagen

voertuig ter zee - boot (zie aldaar), pont, schip, veervoertuig

voertuig voor één persoon - bromfiets, fiets, motorrijwiel,

rijwiel, solomotor,step

voertuig voor invaliden – rolstoel

voertuig voor personen – auto, bus, scooter, tandem, vliegtuig

voertuig voor post - postkar

voertuig voor vervoer van bomen - boomwagen, boskar, mallejan, oets

voertuig zonder wielen - ar, arre, hovercraft, schip, sle(d)e, draagstoel, lift

voertuig verlaten - afstijgen, uitstappen

voertuig (Zuid-Afrika) - ossewa

voerwiel - drijfwiel, vliegwiel

voet - ft.,

voet - basis, fondament, fundament, grondslag, lengtemaat, maatstaf, manier, poot, punt, trapperik, verhouding, versvoet, wijze

voet, deel van de - hiel, kootbeen, (meta)tarsus, phalange talus, ten, teerlingbeen

voet van een dijk - teen

voetafdruk - spoor, voetspoor

voetangel - klem

voetangels en klemmen - moeilijkheden

voetbal - knikker

voetbalafdeling - (ere)divisie, 1e divisie

voetbalbeker - cup

voetbalclub - Ajax, Ado, D.F.C., D.W.S., Eindhoven, Excelsior, Feijenoord, Fortuna, Graafschap, Haarlem, Heerenveen, Heracles, H.V.C., M.V.V., N.A.C., N.E.C, P.S.V., Sparta, Telstar, Twenthe, Veendam, Vitesse, Volendam, Volewijckers

voetbalelftal - ploeg, team

voetballen - schieten, spelen

voetballer - back, doelman, half, keeper, linksbinnen, linksbuiten, midvoor, rechtsback, rechtsbinnen, rechtsbuiten, rechtshalf, spil, spits, stopper

voetbalploeg - elftal, team

voetbalpool - toto

voetbalteam - elftal, ploeg

voetbalterm - aftrap, corner, doellijn, doelpunt, doelschop, doeltrap, freekick, goal, grensrechter, hands, hoekschop, ingooi, inswinger, inworp, kopduel, lijn, middencirkel, natrappen, offside, out, pass, penalty, referee, scheidsrechter, sliding, stip, strafschop, tackle, uit(bal), uittrap, voorzet, vrijeschop,

voetbalveld - grasmat

voetbankje - schabel,schamel, schemel, stoof, tabouret

voetbedekking - klomp, kous, laars, muil, pantoffel, sandaal, schoeisel, schoen, slipper, slof, sok

voetboog - kruisboog

voetbrug - loopbrug, passerelle, vlonder, vonder

voeten - pedes, poten

voeteling - leest

voetenverzorger - pedicure

voetenwarmer - stoof

voeteren - gaan, lopen, wandelen

voeteuvel - eksteroog, pootje, podagra, voetjicht

voetganger - gaander, loper, stapper, tiopelaar, weggebruiker, wandelaar

voetgangerspad - zebrapad

voetgangster - wandelaarster, loopster

voetgewricht - enkel

voetheelkunde - pediatrie

voetindruk - spoor

voeting - pijler, waterkering

voetje - schapebout

voetjespasser - binnenpasser, holpasser

voetjicht - podagra, pootje

voetjichtlijder - podagrist

voetklavier - pedaal

voetklem - voetangel

voetkluister - voetboei

voetknecht - infanterist, miles, pedel, piot, poilu, zandhaas

voetknokkel - enkel

voetkruid - zevenblad

voetkundige - pedicure

voetlicht - podagra, rampe

voetlove - zuilversiering

voetlijst - plint

voetmaat - metrum, ritme

voetnoot - aantekening, annotatie, asterisk, noot

voetoog - onderoog

voetpad - manpad, steg, stoep, trottoir, wandelpad, weggetje

voetplaatsing bij dansen - positie

voetplank van een weefgetouw - schakel

voetpomp - fietspomp, luchtpomp

voetpunt - nadir, uiteinde

voetpunt tegen over het zenit - nadir

voetpunt (tegenover) - toppunt

voetpunt van een loodlijn - oogpunt

voetpijn - pedalgie

voetregister - pedaal

voetreis - wandeltocht

voetrot - fusarium

voetrust - voetsteun

voetschabel - bankje

voetsoldaat - pandoer, tirailleur

voetspecialist - orthopedist

voetspoor - prent

voetspoor van Vishnu - harikipairi

voetstap - pas, schrede, spoor, stap, tred(e)

voetstappen - sporen

voetsteun - stoof, voetrust, voetenbankje

voetstok - maatstok

voetstoots - gedachteloos, klakkeloos, zomaar

voetstuk - baas, basement, basis, drievoet, onderbaas, pedestal, piedestal, podium, postament, postement, sokkel, standaard, statief, steun, support, vaas, zuil,

voetstuk van een beeld - basement

voetstuk van een camera - statief

voetstuk van een machine - fundatie

voetstuk van een pilaar - onderbaas

voetstuk van een standbeeld - sokkel

voetstuk van een zuil - pedestal, postament, voetstuk

voettitel - onderschrift

voettocht - mars, wandeling

voettoets - pedaal

voettrapper - pedaal

voettrede - opstap, trede

voetval - knieval, knieling, prosternatie

voetval doen - prosterneren

voetveeg - deurmat, dweil, vloermat, voetwis

voetvervorming - strefopodie

voetverzorger - chiropodist, pedicure

voetverzorging - pedicure

voetvinger - teen, toon

voetvolk - infanterie, voetknechten

voetvolk (Gr.) - hoplieten

voetvrije rok - trotteuse

voetwarmer - kruik, pantoffel, slof, stoof, test

voetwassing - mandatum

voetweg - voetpad, wandelweg

voetwis - dweil, voetveeg

voetijzer - beugel, voetangel

voetziekte - schimmelziekte

voetzoeker - pétarde, rotje, keukenmeid, klapper, zwerver

voetzolen met sneeuw - aanballen

voetzool - tars

vogelaar - kooiker, valkenier, vogelvanger

vogelaarsstok - lijmstok, rekke

vogelbek - neb, nebbe, snavel, sneb, snebbe

vogelbekdier - mierenegel

vogelbekdier met een cloaca - cloacadieren

vogelberg - bergkloof, rotswand

vogelbes - lijsterbes

vogelbeschrijving - ornithografie

vogelcholera - vogelpest

vogeldarm - veldereprijs

vogeleigenschap - leg, rui

vogelfokkerij - avicultuur

vogelgebraad - bout

vogelgekweel - gekwinkeleer

vogelgeluid - fluiten, klepperenkoeren, krassen, piepen, sjilpen, tsjilpen, zingen

vogelgerecht - gevogelte

vogelgeslacht - junco

vogelgierst - panikkoren, pluimgierst

vogelgras - hanepoot

vogelhuis - vogelmijt, voliëre

vogelkenner - ornitholoog

vogelkers - kardinaalsmuts, kriek, wildekers

vogelkleed - gevederte, pluimage, veren

vogelknip - slag, spring, til

vogelkooi - kevie, kouw, muit, muite, voliëre

vogelkoopman - poelier

vogelkouw - vogelkooi

vogelkruid - mier, kevie, muur

vogelkuif - aigrette, zilverreiger

vogelkunde - ornithologie

vogelkundige - ornitholoog

vogellijm - maretak, mistletoe, woekerplant

vogelmelk - ornithogalum

vogelmest - guano

vogelmier - hoenderbeet, murik

vogelmuit - vogelkooi

vogelnaam - fuut, koekoek, kra, kraai, lorre, roekoe

vogelnest - horst

vogelnet - tiras, (val)flouw, valnet, slagnet, snippenet, stalnet,

vogelknip

vogelorgeltje - serinette

vogelpest - hoenderpest

vogelpluim - aigrette, dons, pluimage, veder, veer

vogelpokken - snot

vogelpoot - bloedgierst, klimvoet

vogelpootje - ornithopus

vogelprodukt - ei, eendeei

vogelroep - fuut, kra, karkiet, koekoek, lorre, roekoe,

vogelroer - jachtroer

vogel -

2 ka

3 aar, alk, ani, ano, ara, beo, bik, emu, gib, hen, hop, kea, kip,

lom, moa, mos, mus, mus, non, pel, pul, ral, rok, tok, sijs, uil,

wei,

4 ajam, aren, bout, coco, deen, diek, dodo, dole, domp, duif,

eend, emoe, fuut, gaai, gans, gent, gier, gors, grit, haan,

hoen, ibis, itik, ixos, jako, kaan, kaap, kaka, kauw, keep, kiwi,

klem, klok, kneu, knor, koea, koel, koet, koko, krak, krem,

krik, kwak, lori, mees, mino, pauw, piel, pink, poel, raaf, rhea,

roek, snip, snor, toko, trap, tuuk, tuut, valk, vink, weri, wink,

wouw, wulp

5 aande, agami, arara, arend, bacha, banda, bebek, berner, bokje,

braba, dagoe, deris, dhara, eiber, ellia, fitis, ganga, gaper,

gemak, goele, goura, griel, griet, haker, harpij, havik, havik,

hoorn, jager, kagoe, kalle, kitta, kliet, kloek, kluut, kluit, kobbe,

kraai, lorre, maleo, mango, marel, meeuw, merak, merel, moeti, noeri, oehoe, oehoe, oeloe, parra, pingo, pitta, roeak, serak, sikko, smink, sneep, sprit, stern, stork, sijsje, takko, tanau, tjerk, tjirk, tjito, tuter, uiver, velte, waan, waard, walet, walor, welor, woerd, woord, zwaan, zwalm

6 alcion, ancona, aquila, argala, belder, bentet, blekok, bolder, bondol, boskip, bosuil, bulbul, bultoor, canard, condor, daguil, dikbek, djalak, doedoe, doffer, dotter, drongo, dronte, drupen, duiker, duiver, duivin, ekster, fazant, feniks, ekster, fazant, gander, glatik, grutto, hagerd, hannik, kakapo, kanoet, kapoen, karrel, katuil, kieken, kievit, koekal, kondor, korhen, kraan, kriek, kriel, krippe, kroet, krust, kubber, kuiken, leghen, legkip, lontok, lijkuil, lijster, makali, malmuk, merlijn, milaan, moerai, nandoe, ooruil, paapje, patrijs, pauwin, phenix, pieper, pikker, pimpel, pitoor, poeter, putoor, putter, reiger, roller, ruiter, scheut, schram, slobbe, smeenk, smeent, smient, specht, spriet, struis, taleke, taling, tapuit, tarapo, tarsel, toekan, tortel trogon, visser, visuil, wiekei, witkop, woffer, wouter, wuiten, ijsduif, ijseend, ijsgors, ijshoen, zwaluw

7 aakster, aasgier, aasraaf, adebaar, adelaar, alcyone, apterix, auerhen, averano, baillet, bekisar, bentive, bergmus, boeboet,

bohemer, bolaars, boommus, boomuil, bosduif, boshoen, bosvink, botvink, bruinel, buizerd, corella, dodaars, doverik, draaier, drigoel, drossel, dremiet, fluiter, garoeda, geelbek, geelkop, geeltje, hangza, gracula, grasmus, haagmus, haakbek, halcyon, hokduif, huismus, jassana, kaketoe, kalkoen, kamgier, kanarie, kapgans, kapgier, kapgors, kapinis, kapucijn, karkiet, kerkuil, klamper, klapper, kletter, klipkop, klokhen, koefuut, koekoek, kolgans, kolibri, korhaan, korhoen,

kornuit, kneuter, kropper, kwakkel, kwartel, kwinker, leghorn, lokeend, lokgans, lokvink, mandjar, manneke, maraboe,

mathoen, meerkol, minorka, modaars, muizerd, musvalk, pagadet, parkiet, peloeng, phoenix, pinguïn, platbek, platoek, plevier, pluvier, ransuil, raphoen, rashoen, reidomp, rietmus,

ringmus, roodkop, roodmus, rosella, rotgans, rotsmus, schriek, sierkip, smerlijn, smirrel, sperwer, spreeuw, stuiker, tinamus, torillo, valduif, velduil, vetgans, visdief, visvalk, vosgans, wachtel, wilster, withoen, woerhen, ijsvogel, zaagbek, zee- eend, zeegans, zeegier, zeekoet, zeeraaf, zwalper

8 aardduif, aardeend, aarsvoet, aaskraai, aasvogel, adjudant, aigrette, albatros, amandina, arakanga, auerhaan, auerhoen,

baarduil, bakelman, bergeend, berghaan, berghoen, bergkauw, bergmees, bergvink, berkhoen, beukvink, blauwkop, boekvink, bolhenne, boomduif, boomeend, boomgans, boomhoen, boommees, boomsnip, boomvalk, boskraai, bosvogel, brileend, brilneus, broedhen, broeihen, buulbuul, bijeneter, caracara,

casuaris, dagvogel, donsgans, drekhoen, duikeend, edelduif, edelvalk, edelvink, eidebaar, flamingo, ganzerik, geelgors,

geelgouw, geelvink, geervalk, giervalk, goudpelt, goudsnip, goudvink, grasvink, groendel, groening, guacharo, grijpgier, haakvink, haarsnip, hamerkop, hapvogel, heggemus, helmduif, hoornuil, houtduif, houtsnip, huisduif, huiseend, huishoen, ielregel, kaapduif, kaapgans, kapmeeuw, karekiet, kasintoe, katvogel, kazuaris, kemphaan, kerkkauw, kiwi-kiwi, klauwier, koevogel, kokmeeuw, kolfvink, kolibrie, koolduif, koolmees, kopmeeuw, kraagkop, kraanral, krakeend, krielhen, krielkip, krikeend, kropduif, kropgans, kruisbek, kuifeend, kuifmees,

kweevink, lachduif, lakvogel, langbeen, lepelaar, loophoen, maanvink, mallemuk, meerkoet, meesvink, mereboek, mesthoen, moerhoen, molenaar, nachtuil, neusduif, nonnetje,

odinshen, ooievaar, oostvink, ortolaan, papegaai, pelikaan,

pingoeïn, poelsnip, postduif, pronkfee, raafeend, raaphoen,

ralvogel, reisduif, renvogel, rietgans, rietgors, riethoen, rietvink, rietwouw, ringduif, robijntje, roeieend, roerdomp,

roetaard, roodvalk, rosmalos, rotsduif, rotshaan, scholver, sierduif, slagvink, slobeend, spekeend, sprosser, steenmus, steenuil, tangaran, tantalus, tjiftjaf, toerakan, toetvink, tolkgans, torenuil, trapgans, trekduif, trekvalk, tureluur

valkenet, veldduif, veldhoen, vetvogel, visarend, vlasvink,

waterkip, waterral, weduwaal, weeuwtje, wildzang, witgatje,

woerhaan, woudduif, woudsnip, ijsduiker, zaadgans, zaageend, zeearend,zeedraak, zeemeeuw, zeevogel, zonneral, zwartkop

9 aalduiker, aalreiger, aepyornis, akkergans, alpenraaf, appelvink, avondvalk, baanloper, baardgier, baardmees,

baardvink, babbelaar, bancahoen, bandvogel, bantammer, barmsijsje, beflijster, bergkraai, bergmerel, bergsijsje, bietsijsje, bladvogel, blauwmees, blauwpoot, blauwraaf, blauwvoet, bloedvink, boerenmus, boomwever, bosruiter, boszanger, brandeend, brandgans, brandmees, brilvogel, broeigans, bruivogel, bijenarend, colijnhoen, dagslaper, dagzwaluw, dompelaar, domphoorn, draaihals, dwergeend, dwerggors,

dwergvalk, dijkzwaluw, eendvogel, eidereend, eidergans, eikelvink, fluiteend, frankolijn, fratertje, gevederte, gevogelte, gierarend, giervogel, gieteling, goudarend, goudmerel,

goudvogel, grassijsje, grauwgors, grauwvink, griffioen, groending, groenling, groenling, groenvink, grondduif, grijpvogel, grijskopje, hamerling, haneschop, haverkneu,

hazelhoen, helmvogel, hoelzwaan, holenduif, huisvogel, jaarvogel, jachtvalk, kamduiker, kamlijster, kappertje, kardinaal, kerkkraai, kiemvogel, koereiger, koevinkje, kooivogel, koperwiek, kraageend, krabvogel, krenggier, krielhaan, kroonduif, krooneend, kropvogel, krijtstern, kuifarend,

kwaakeend, lachvogel, leeuwerik, lepeleend, lepelgans, liervogel, lootvogel, manenduif, miervogel, muisvogel, nestvogel, neusvogel, noordvink, nijlreiger, oorfazant, oostvogel, ovenvogel, overloper, parelhoen, parlevink,

patrijshaan, pavedette, pestvogel, piepeling, poelvogel, pijlstaart, raadsheer, ralreiger, regenwulp, roestgors, roethanne, roodkopje, roofmeeuw, rotlijster, rupsvogel, rijstvogel,

salangaan, saterhoen, schaarbek, scheleend, schelvink,

scherpbek, schoenbek, scholverd, schuifuil, schuitbek,

siervogel, slinkduif, sluieruil, smelleken, sneeuwuil. sompvogel,

spoorgans, spotvogel , staartfee, steenbarm, steenduif,

steenvalk, stinkhaan, straatmus, tafeleend, takkeling, torenduif,

torenvalk, trekvogel, tuimelaar, uinmerel, tijgervink, uilzwaluw,

vinduiker, visdiefje, vriesgans, waadvogel, walduiker, walgvogel, waterhoen, waterraaf, watersnip, wiedenaal,

wielewaal, wipstaart, woelewaal, woudaapje, woudhopje,

wyandotte, wijnstaart, zebravink, zeeduiker, zeezwaluw,

zilverpel, zomergast, zwemvogel

10 aardzwaluw, aarsvoeter, alpenbijter, alpenkraai, atlasvogel,

avondvogel, baardvogel, bentamhoen, beeklijster, bergfazant,

berglijster, bergpatrijs, boomekster, boomhakker, boomklever,

boompieper, boompikker, boomsmient, borstelkop,

boshoender, braakvogel, brandvogel, brilduiker, buidelmees,

diefduiker, distelvink, duikergans, duikerhoen, duinduiker,

duinpieper, edelreiger, fazantduif, fazanthaan, fazanthoen,

fluitkipje, fluitvogel. franjepoot, gauwdiefje, geelbuikje,

geertersel, gierzwaluw, goudkievit, goudfazant, graspieper,

grastapuit, haagekster, hamervogel, heggemusje, hennepvink,

heifluiter, hertogsuil, honigvogel, hoornvogel, houtekster,

huiszwaluw, jacobijntje, jan-van-gent, jufferduif, kanselduif,

kerkzwaluw, keukendief, kiekendief, klampvogel. klapekster,

klipzwaluw, klokluider, kluitstern, kluitvogel, kookaburra,

kraagmerel, kraagvogel, kraanvogel, kramsvogel, kromsnavel,

kromstaart, kroonkraan, kroonvogel, kropdoffer, krijtekster, kuifduiker, kuifkievit, kuifreiger, kuikendief, kwaadvogel,

kwikstaart, lammergier, langsnavel, langstaart, lierstaart,

loofekster, menievogel, muskuseend, muurzwaluw, nachtegaal,

nachtvogel, nestblijver, nesthokker, nestkuiken, nestzitter,

oeverloper, ombervogel, orgelvogel, patrijsduif, patrijshaan,

patrijshoen, patrijsvalk, pauwfazant, pauwstaart, pepervogel,

pimpelmees, platsnavel, prachtduif, prachtlori, prikkebeen,

purperkoet, rietlijster, rietzanger, ringelduif, ringfazant,

ringlijster, roodstaart, rookzwaluw, rotsklever, rouwtapuit,

satijnvogel, schierling, schildvink, secretaris, slechtvalk,

snaplijster, snatereend, sneeuwgans, sneeuwgors, sneeuwhoen,

sneeu wvink, snipstruis, spechtmees, speelvogel, spitsvogel,

spotlijster, staartduif, staartmees, stadzwaluw, standvogel,

steekvogel, steenarend, steenkraai, steenmeeuw, steltkluit,

steltloper, steltvogel, stootvogel, stormmeeuw, stormvogel,

struismees, tjampeling, toppereend, torenkraai, tortelduif,

trompetter, veldduiker, visijsvogel, vorkstaart, vosseneend,

waaierduif, watervogel, weidevogel, wespendief, wevervogel,

wintereend, wintergast, witkopeend, witoogeend, zandzwaluw,

zanglijster, zeeadelaar, zinglijster, zomervogel, zonnevogel,

zijdereiger, zijdestaart, zwartkopje, zwerfvogel

11 aalscholver, aardparkiet, alektowever, appellijster, argusfazant, bergfluiter, blauwekster, blauwpaapje, blauwschild,

blauwspecht, bloemzuiger, boomklopper, bosleenheer,

buffelwever, diamantvink, dollarvogel, duikermerel,

emoesluiper, fazantenhen, fluitlijster, fluitwurger, fregatvogel,

gaaikoekoek, ganzekieken, garendiefje, geelborstje,

geelkeeltje, goudborstje, goudhaantje, goudkoekoek,

goudpluvier, grasparkiet, grassluiper, grauwspecht,

grauwstaart, grauwtsjirt, groefsnavel, grondlijster, heidehutter,

hesperornis, hoenderkoet, hofsteevink, honigzuiger,

honingvogel, honingwijzer, hoogvlieger, hoorndrager,

hoornsnavel, hoornzwaluw, juweelvogel, kanoetvogel,

keizersduif, klappereend, kluitekster, koningsgier, kraaglijster,

krabbeneter, kranslijster, kroonduiker, kroonreiger,

kruiplijster, kuifkoekoek, kuifkwartel, kwartelvalk,

lakenvelder, lappenvogel, lepelreiger, madenvreter,

mantelkraai, mantelmeeuw, mierenjager, moerasvogel,

molenaartje, monniksgier, muskaatduif, mussenarend,

nachtreiger, nachtzwaluw, napoleontje, nestvlieder,

notenkraker, oeverpieper, oeverzwaluw, oranjewever,

ossenpikker, pampastruis, paradijsraaf, parelduiker, pareltortel,

pelhoender, pepervreter, poelepetaat, prachtspint, prieelvogel,

raketstaart, republikein, rietsluiper, roodborstje, roodvleugel,

rotsklimmer, rotskruiper, rouwkoekoek, satijnduiker,

scharrelaar, schatekster, schatlijster, scholekster, schollevaar,

schijnlijster, sikkelvogel, slobbereend, sneeuwvogel,

sipkwartel, snijdervogel, sparresijsje, spiegeleend, spiegelmees,

spiegelpauw, spierzwaluw, steenkrijter, steenpaapje,

steenzwaluw, steppenhoen, stormzwaluw, strandloper,

strandvogel, struisvogel, suikervogel, torenzwaluw,

trommelduif, tuinfluiter, turkenvogel, uilpapegaai,

valkkoekoek, voorspeller, vrouwenlori, waterfazant,

waterkieken, waterpieper, waterzwaluw, weidepieper,

wilgensijsje, winterkraai, wintervogel, woestijnvink,

zilvermeeuw, zomertaling, zwerfekster

12 archeopterix, arendbuizerd, bastaardsnip, bastaardwouw,

blauwborstje, blauwkeeltje, boerenzwaluw, boomlopertje,

bosleeuwerik, bouwmannetje, braamsluiper, brabandertje,

bronskoekoek, bruinkeeltje, buffelpikker, buitenzwaluw,

burgemeester, carolinaeend, cistuszanger, cochinzanger,

doorndraaier, doornkruiper, doornsluiper, duikerkoning,

edelpapegaai, fazantenhaan, fazantenhoen, geitenmelker,

gierzeearend, glansspreeuw, grauwkeeltje, herfstzanger,

honingzuiger, keizersarend, kersenbilder, kersenpikker,

knobbelzwaan, koningsarend, koningsvogel, kruiphaantje,

kruiskanarie, lappenkievit, mandarijneend, mierenzoeker,

ongeluksgaai, papagaaiduif, paradijsvogel, paramosbokje,

poulepintade, purperreiger, prachtsnavel, regenfluiter,

roodstaartje, rotspelikaan, rijstvogeltje, schildsnavel,

slangenarend, slangendoder, sneeuwputter, spinnenjager,

spoorkoekoek, strandzwaluw, topleeuwerik, trompetvogel,

tuinkoninkje, vechtkwartel, voliërevogel, vuurvogeltje,

waaierstaart, waterhoentje, waterspreeuw, wimpeldrager,

wintertaling, winterzanger, ijsstormvogel, zilverfazant,

zilverreiger, zwartkoplori, zwartkopmees

13 aalbessendief, akkermannetje, baardmannetje, bastaardarend,

basterdstruis, bergleeuwerik, blauwkroontje, bloemenkusser,

boomleeuwerik, boonzaaiertje, bosrietzanger, brummeldiefje,

buidelspreeuw, dolksteekduif, fluwelenkopje, grasleeuwerik,

halsbandwever, hangnestvogel, harpoenreiger, holenpapegaai,

honingkoekoek, houtbutoortje, klisteervogel, koewachtertje,

koningsfazant, kuifleeuwerik, kwartelkoning, maartensvogel,

meesterzanger, muizenbuizerd, netelkoninkje, paradijsekster,

paradijsweduwe, purperspreeuw, roofzeezwaluw,

schreeuwvogel, slangenvreter, stoombooteend, strandpluvier,

veldleeuwerik, vliegenvanger, wachtelkoning, zilverpluvier,

zwaluwpluvier

14 adelaarssnavel, akkerleeuwerik, bontbekpluvier,

boomkruipertje, boomkwikstaart, flageoletvogel,

goudbaardvogel, honingpapegaai, kardinaalvogel,

koningspinguin, korenleeuwerik, nachtroofvogel,

neushoornvogel, ossendrijvertje, papegaaiduiker,

schreeuwlijster, spechtpapegaai, struiskazuaris, tuinsluipertje,

winterkoninkje

15 alpensneeuwhoen, groenpootruiter, keerkringsvogel,

krokcdilwachter, muskaatvogeltje, roodborsttapuit,

ruigpootbuizerd, schorpioenvogel, secretarisvogel,

vuurgoudhaantje, waterrietzanger

16 alexanderparkiet, bastaardklauwier, boerennachtegaal,

gezelschapskraai, gezelschapsvogel, jeneverbeslijster,

porseleinhoentje, slangenhalsvogel,

17 basterdnachtegaal, lieveheershaantje, paardenwachtertje,

18 bastaardnachtegaal,

20 nachtegaalrietzanger, sprinkhaanrietzanger

vogel die het hele jaar in hetzelfde gebied verblijft - standvogel

vogel die in het riet' woont - karkiet, karekiet

vogel die met vleugels zwemt - pinguïn

vogel in Antarctica - pinguïn

vogel in Nieuw-Zeeland - kiwi

vogel in Zuid-Amerika - ara

vogel in Zuid-Azië - beo

vogel (mann.) - doffer, tersel

vogel met kuif – kaketoe, kievit, kuifmees, fuut, topper

vogel tot de reizigers behorende - roerdomp

vogel zonder staart - bolaars

vogelaar - kooiker, valkenier, vogelvanger

vogelaarsstok - rekke

vogelbek - neb, snavel, sneb

vogelbekdier - mierenegel, monotrematum

vogelbeschrijving - ornithografie

vogeleigenschap - leg, rui, vliegen

vogelgebraad - bout

vogelgeluid - fluiten, gorgelen, kirren, klepperen, koeren, kraaien, krassen, kwelen, kwinkeleren, orgelen, piepen, rollen, sjilpen, slaan, tsjilpen, zingen

vogelgerecht - gevogelte

vogelgierst - panik

vogelgras - hanepoot, kweek

vogelhandelaar - poelier

vogelhok - kooi

vogelhuis - aviarium, hok, kooi, nest, til, volière

vogelkenner - ornitholoog

vogelkleed - pluimage, veren

vogelknip - slag, kil

vogelkooi - kevie, kouw, muit, voliere

vogelkruid - mier, murik, muur

vogelkunde - ornit(h)ologie

vogellijm - maretak, mistletoe

vogelmelk - ornithogalum

vogelmest - guano, huano

vogelnest - horst

vogelnestje (eetbaar) - salanga(a)n

vogelnet - tiras

vogelpest - hoenderpest

vogelpluim - dons, pluimage, veder, veer

vogelpokken - snot

vogelpootje - ornithopus

vogelprodukt - ei, guano

vogelroep - fuut, karkiet, koekoek, kra, lorre, roekoe

vogels - gevederte, gevogelte

vogelschrik - keerder, molik, stroman, stropop, verschrikker

vogelslaapplaats - stok, roest

vogelslag - hok, klip, til, vogelgezang, vogelknip

vogelslokdarm - krop

vogelsoort - blauwmees, gaai, gors, riviervogel

vogelsoort die is uitgestorven - dodo, moa

vogelspin - aviculariida

vogelstang - vogelroede

vogelsterrenkruid - muur

vogelstok - rekke, roest

vogelteelt - avicultuur

vogeltehuis - duivenhok, duiventil, kooi, nest, ren, til, volière

vogelteken - auspicium

vogeltje - gors

vogeltje/klein - kolibrie

vogeltjes - esdoornvrucht.

vogeltjes (hebben) - ongedierte

vogeltjeskruid - kruiskruid

vogeltjeszaad, zwart - koolzaad

vogeltuin - avifauna

vogeltooi - dons, kam, pauwenveer, pen, staart, veer

vogeltuin - avifauna

vogelvanger - vogelaar

vogelverblijf - kooi, nest, ren, til, volière

vogelverschrikker - epouvantail, klappermolen, molik, popans, priaap, schieuw, stroman

vogelvitse - ringelwikke, rolklaver

vogelvlinder - ornithopteron

vogelvlucht - trek, vlucht, vogelperspectief

vogelvoer - zaad

vogelvoet - hanepoot, varkensgras

vogelvrij - onbeschermd (door de wet), onwettig, prescriptie, rechteloos

vogelvrijverklaarde - banneling, outlaw, proskript

vogelvrijverklaren - proscriberen

vogelvrijverklaring - ban, prescriptie, proscriptie

vogelwereld - avifauna, ornit

vogelwichelaar - haruspex

vogelwichelaar (Rome) - augur

vogelwiek - vlerk

vogelwik - maretak, vogellijm

vogelwoning - kooi, nest, volière

vogelwoongebied - biotoop

vogelijn - vogeltje

vogelziekte - coryza, hoendercholera, kalkbenen, kippecholera, kippeziekte, pip, snot

vogel zonder staart - bolaars

Vogezen, bergtop in de - Bressoir, Holneck, Kleinkopf, Rainkopf

vogue - gebruik, mode, trek, zwang

voile - makko, sluier, wijl, wijle

voiture (Fr.) - rijtuig

vol - absoluut, afgeladen, boordevol, dicht, dik, eivol, geheel, gevuld, gezwollen, massief, mud, opgezet, plantureus, tjokvol, totaal, volkomen

vol aandacht - attent

vol aderen - aderig, beaderd

vol afgunst - jaloers, vaijverig

vol algemene kennis - erudiet

vol been - benig

vol betekenis - zinvol

vol en rond - gevuld

vol geestkracht - energiek, kwiek, vief, vitaal

vol geraas - tapageus

vol gevoel - aandoenlijk, patetico, pathetisch

vol grillen - grillig, nukkig, wispelturig

vol haat en wrok - verbitterd

vol haken - hakerig

vol humor - adrem, geestig, komisch

vol kieren - retig

vol kleine barstjes - crauelé

vol klinkend - sonoor, sonorisch

vol leven - druk

vol lof zijn over - geporteerd

vol maken - vullen

vol met vracht - geladen

vol mijten - memelig

vol ongeduld - gejaagd, haastig

vol ontzag - eerbiedig

vol pracht - luisterrijk, luistervol

vol roem - roemrijk, roemzucht

vol roem - roemrijk

vol rook - dampig

vol scheuren - kierig, retig

vol schokkende gebeurtenissen - veelbewogen

vol schroom - huiverig

vol slijk - modderig

vol stekels - stekelig

vol toegenegenheid - aanhankelijk

vol uitdrukking - expressief

vol vernuft - geestrijk, spiritueel

vol vocht - sappig

vol vrolijkheid - jolig

vol vuur - bezield

vol werkelijkheidszin - realistisch

vol werkkracht - energiek, werklustig

vol zelfvertrouen - boud

volant - veerbal

volatilliseren - vaporiseren, vervluchtigen

volbloed - pursang

volbloed-Hollander - Totok

volbloedpaard - raspaard, renpaard

volbloedig - heetbloedig, plethorisch, sanguinisch, warmbloedig

volbloedigheid - plet(h)ora, polyaemie, repletie

volbracht - gereed

volbrengen - aanbrengen, afdoen, beëindigen, betrachten, bewerkstelligen, doen, genoeg, nakomen, overhalen, perargeren, uitvoeren, verrichten, vervullen, voleindigen, volmaken, voltooien, volvoeren,

voldaan - betaald, bevredigd, content, genoeg, tevree, tevreden, vergenoegd, verzadigd, zat

voldoen - afrekenen, beantwoorden, bekopen, betalen, bevredigen, boeten, goeddoen, honoreren, kwijten, kwiteren, nakomen, sterven, tevredenstellen, toetellen, vereffenen, ver(vullen)

voldoen aan - vervullen

voldoend - bevredigend, genoegzaam, toereikend

voldoende - afdoende, bevredigend, genoeg(zaam), toereikend, zat

voldoende gekookt - gaar

voldoende gevormd - ontwikkeld

voldoende opbrengen - renderen

voldoende zijn - reiken, volstaan

voldoendheid - adequatie

voldoening - afrekening, betaling, bevrediging, blij, contentement, genoegdoening, genoegen, genoegzaamheid, glunder, kwijting, revanche, satisfactie, tevredenheid, vervulling, vreugde, weerwraak,

voldoen van termijnbetaling - afbetalen

voldongen - afgelopen, beslist, uitgemaakt

vole - nonnensluier, sluier

voleinden - consommeren, voltooien

voleindigd - voltooid

voleindigen - afdoen, perageren, volbrengen

voleindiging - beëindiging, einde, voltooiing

voleinding - einde, beëindiging, perectie, terminatie, voltooiing

volgaarne - gaarne, graag, grif, volmondig

volgdienaar - lakei

volgeestig - scherpzinnig, schrander

volgeling - aanhanger, acoliet, adept, discipel, epigoon, leerling, navolger, partisaan, satelliet, trawant

volgeling van Arminius - Arminiaan, remonstrant

volgeling van Bacchus - Bacchante, sater, satyr

volgeling van Boeddha - Boeddhist

volgeling van Calvijn - Calvinist

volgeling van Casper - Casperiaan

volgeling van Christus - Christen

volgeling van Confucius - Confusiaan

volgeling van Gomarus - Gomarist

volgeling van Luther - Lutheraan

volgeling van Mohammed - Islamiet, Mohammedaan

volgeling van Pelagius - Pelagiaan

volgeling van Wesley - methodist

volgeling van Zwingli - Zwingliaan

volgelingen - aanhang, achterban

volgen - aanhangen, achternagaan, achtervolgen, gehoorzamen, imiteren, nabootsen, nadoen, nagaan, nakomen, nalopen, naogen, nasluipen, schaduwen, vergezellen, vervolgen, voortvloeien

volgen in denkwijze - meegaan, overeenkomen,

overeenstemmen

volgend - komend, posterieur

volgend op - consecutief, daarna, enz. etc., later, na, naderhand

volgende - ander, sq, sqq, seq

volgens - ana, blijkens, conform, ingevolge, krachtend, luidens, naar, overeenkomstig, vlg, zoals

volgens de akte - ta.

volgens de ervaring - empirisch

volgens de gewoonte - gewoonlijk, meestal

volgens de kerkelijke plechtigheden - ritueel

volgens de kerkelijke wetten - canoniek

volgens de koran - mohammedaans

volgens de laatste smaak - modern

volgens de laatste wilsbeschikking - testamentair

volgens de leer - dogmatisch, theoretisch

volgens de leer der RK kerk - rooms

volgens de legende - legendarisch

volgens de legende - legendarisch

volgens de letter - letterlijk, litteraal, textueel, woordelijk

volgens de levensleer - biologisch

volgens de mode - hip, modern, modieus

volgens de naam - nominaal

volgens de norm - formeel

volgens de overlevering - legendair, legendarisch, reglementair, traditioneel

volgens de regel - gewoon, normaal, normaliter, ordelijk, regelmatig, regulair, wettig

volgens de regels - normaal

volgens de regels der kunst - IA, vakkundig

volgens de rekenkunde - rekenkundig

volgens de ritus - ritueel

volgens de spitsbogenstijl - gotisch

volgens de statuten - statutair

volgens de theorie – theoretisch

volgens de titel - titulair

volgens de voorschriften - statutair

volgens de vorm - formeel, formaliter

volgens de waard of het gehalte - kwalitatief

volgens de wet - wettelijk

volgens de wet der rangorde - hiërarchisch

volgens de wijsbegeerte - filosofisch

volgens een gebruik - traditioneel

volgens een geheimschrift opschrijven - koderen

volgens een gewoonte - traditioneel

volgens een rechte lijn afmeten - aligneren

volgens een schema behandelen - schematiseren

volgens een schriftelijke overeenkomst - contractueel

volgens een vast plan - planmatig

volgens een voorschrift - reglementair

volgens een wijze - modaal

volgens gebruik - conventioneel, gebruikelijk, usueel, veelal

volgens gebruik (Lat.) - adusum

volgens gelofte - e.v.

volgens gewoonte - traditioneel

volgens Gregorius - Gregoriaans

volgens hem - z.i.

volgens het budget - budgettair

volgens het contract - contractueel

volgens het kerkgebruik - ritueel

volgens het oude testament - oudtestamentair

volgens het perspectief - perspectivisch

volgens het protocol - protocollair

volgens het recht - rechtens

volgens het verstand - intellectualiter, redelijkerwijs

volgens iets leven - naleven

volgens kerkgebruik - ritueel, ritueel

volgens kerkvoorschrift - lithurgisch

volgens mijn inzicht - m.i.

volgens ons inzicht - 0.1.

volgens oude gewoonte - traditioneel

volgens overeenkomst - contractueel

volgens overgeleverd gebruik - conventioneel, gebruikelijk,

traditioneel, usueel

volgens recht - legaal, legitiem, rechtens, rechtmatig, wettig

volgens rubrieken - geordend, systematisch

volgens schatting - circa, ongeveer, plusminus

volgens sommigen een sieraad van de man - baard, knevel, snor

volgens vaste ceremoniën - protocollair

volgens vaste gewoonte - gebruikelijk, gebruiksmatig,

gewoontegetrouw, traditioneel, usantieel

volgens voorschrift - model, reglementair

volgens zijn inzicht - z.i.

volgooien - plempen

volgorde - beurt, hiërarchie, opeenvolging, rang, rangorde, reeks, regelmaat, rij, sequentie

volgorden van werken - programma

volgroeid – gevormd, rijp, volwassen

volgroeien - rijpen

volgt op de tweede - derde

volgwagen - aanhangwagen, bijwagen, oplegger, volgrijtuig

volgzaam - bereidwillig, braaf, buigzaam, dociel, flexibel, gedwee, gehoorzaam, ge(willig), gezeglijk, handzaam, inschikkelijk, mak, makkelijk, maniabel, meegaand, slaafs, tam, trouw, willig, zoet

volgzaamheid - gezeglijkheid

volhaar - walkhaar

volhandig - bezet, bezig, druk, persevereren

volharden - aanhouden, bestaan, doorgaan, doorstaan, doorzetten, handhaven, harden, persevereren, persisteren, standhouden, uithouden, vasthouden, volhouden, voltooien, voortgaan, voortzetten, vervolgen

volhardend - bestendig, doorzettend, duurzaam, energiek, geduldig, gestaag, hardnekkig, immuum, manhaftig, onverdroten, obstinaat, perseverant, persistent, stabiel, standvastig, sterk, taai, trouw, vastberaden, vasthoudend, verbeten, volhoudend, weerbaar, ijverig

volhardende geestkracht - energie

volharder - uithouder

volharding - aanhouding, doorzettingsvermogen, geduld, persistentie, perseveratie, standvastigheid, uithouding, volhouding

volhardingsvermogen (natuurkundig) - inertie, traagheid

volheid - helderheid, overvloed, plenty, repletie, uberteit, volkomenheid, volte, vruchtbaarheid

volheid van klank - sonoriteit

volhouden - aanhouden, beweren, doorzetten, handhaven, harden, persisteren, persevereren, poursuiveren, satiëteit, uithouden, uitzingen, volharden

volhoudend - hardnekkig, standvastig, taai

volhouder – aanhouder, doordrijver

volière - vogelkooi, vogelhuis, vogelkamer, vogelverblijf

volk - bezoek, bewoners, bezoekers, bijenzwerm, demos, familie, gemeenschap, klanten, klasse, mensenmenigte, mogendheid, natie, nationaliteit, publiek, werklui

volk in Azië - Osmanen, Japannezen, Indiërs, Pakistani, Turken

volk in Europa - Belgen, Denen, Duitsers, Engelsen, Esten, Finnen, Fransen, Grieken, Ieren, Italianen, Lappen, Letten, Nederlanders, Noren, Oostenrijkers, Polen, Portugezen, Russen, Turken, Zweden

volk in huis – bezoek

volk in Noord-Afrika - berbers

volk in Voor-Azië - Osmanen

volk uit de oudheid - Assyriërs, Etrusken, Grieken, Hethieten, Joden, Meden, Perzen, Phoeniciërs, Romeinen, Sumeriërs

volk van Bantoenegers in zuidelijk Afrika - Herero

volkenbeschrijver - etnograaf

volkenbeschrijving - etnografie

volkenbond - U.N.O., V.N.

volkenkunde - etnologie

volkenkunde, beschrijvende - etnografie

volkenkunde, onderdeel van de - etnografie, etnologie

volkenkundig - etnisch

volkenkundige - etnoloog

volkenmoord - genocide

volkerenorganisatie - UNO

volkerenstrijd - oorlog

volkomen - absoluut, algeheel, alles(zins), bestendig, compleet, finaal, gans, geheel, helemaal, klamp, lijnrecht, onwrikbaar, onbeweeglijk, onmiddellijk, pal, pen, perfect, precies, radicaal, straal, strak, stijf, totaal, totaliter, voldongen, volledig, volmaakt, volslagen, volstrekt, voltallig,

volkomen afgewerkt – klaar, voltooid

volkomen bewusteloosheid - coma

volkomen effen vlak - spiegel(glad)

volkomen gedaanteverwisseling - holometabolie

volkomen glad maken - raseren

volkomen heesheid - afonie

volkomen hersteld - ereconvaliseerd

volkomenheid - ideaal, perfectie, totaliteit, volledigheid, volmaaktheid

volkomen hetzelfde - evenbeeld, identiek

volkomen juist - correct, feilloos, goed, zuiver

volkomen ontwikkeld insekt - imago

volkomen passend - aangegoten, gegoten

volkomen stil (zee) - blak, blakstil, doodstil, rimpelloos, spiegelglad

volkomen uitgeput - doodmoe

volkomen zuiver - feilloos, klinkklaar, louter

volkrijk - dicht bevolkt

volksbank - voorschotbank

volksbedrieger - demagoog

volksbedrog - demagogie

volksbeschrijver - etnograaf

volksbeschrijving - demografie, etnografie

volksbesef - volksbewustzijn

volksbesluit - plebisciet

volksbijeenkomst - meeting

volkscentra - steden

volksdans - boerendans, reidans, zevensprong

volksdans van de balkan - kolo

volksdans, Franse - Bourrée, branle, gavotte, passepied, reidans, rigaudon, triori, volte

volksdans, Hongaarse - czardaz

volksdans, Italiaanse - ballo, calata, forlana, guaternaria, saltarello, tarantella

volksdans, Naderlandse - cramignon, driekesman, zevensprong

volksdans, Poolse - krakowiak, mazurka, poponaise

volksdans, Spaans - bolero, fandango, granadina, jota, malaguena, murciana, rondena, seguedillas, sevillana

volksdans, Tsjachische - polka, redowa, rokycanska

volksdeuntje - fala, straatdeun

volksdichter - bard, minstreel, rapsode, skald

volksdrank - bier, koffie, thee

volkseditie - volksuitg ave

volksfeest - carnaval, festival, kermisfolklore

volksgebruik - folklore, zede

volksgebruik, oude - heulen

volksgeloof - pistis, volksreligie

volksgunst - populariteit

volksheerschappij - democratie

volkshoop - foule

volkshuishouding - economie

volkshuishoudkunde - economie

volkshuishoudkundig - economisch

volkshuishoudkundige - econoom

volksjongen - arbeidersjongen

volkskarakter - landaard, nationaliteit, volksaard

volkskind - koter

volksklasse - stand

volkskleding - volksdracht

volkskunde - folklore

volksleider - demagoog, Hitler, Mao, Mussolini, Robespierre, Tito, tribuun, volksmenner

volksleider uit oudheid - Josua, Jozua, Mozes, richter

volksleiding - demagogie

volkslied - Brabançonne, hymne, Marseillaise, Wilhelmus

volkslied van Amerikaanse negers - blues

volkslied van Israël - Hatikva

volkslied van Nederland - Wilhelmus

volksliedje (Sp.) - copla

volksliedjes van Amerikaanse negers - blues

volksliefde - populariteit

volksmatig - populair

volksmenigte - drom

volksmening - opinie

volksmenner - agitator, demagoog, ochlocraat, ochlokraat, opruier, tribuun, volksleider

volksmennerij - demagogie, ochlocratie

volksmiddel - volksgeneesmiddel

volksmisleider - demagoog

volksmisleiding - demagogie

volksmoord - genocide, rassenuitroeiing

volksmond - volkstaal

volksnaam voor de kauw - ka

volksnaam voor Philadelphus - jasmijn

volksnaam voor Pyracantha - vuurdoorn

volksnaam voor Potentilla - ganzerik

volksnaam voor St. Jakobus - Japik

volksnaam voor tomaat - liefdesappel

volksnaam voor Viburnum - sneeuwbal

volksnaam voor wolfsklauw - aardmos

volksomwenteling - revolutie

volksoploop - betoging, demonstratie, geraas, lawaai, opschudding, opstootje, rel, relletje, rumoer, samenscholing, tumult

volksoploop (muz.) - turbae

volksopruier - volksmenner

volksoverlevering - fabel, legende, mythe, sage, sprookjes

volksplanter - kolonist

volksplanting - kolonie, nederzetting, wingewest

volksplantingen vestigen - koloniseren

volksramp - aardbeving, burgeroorlog, catastrofe, dijkbreuk, katastrofe, overstroming, tornado, watersnood, windhoos

volksrechtbank - veemgericht

volksrechtbank te Athene - Heliaea

volksregering - democratie, plebocratie

volksroman - volksboek

volksschrijver - Maurik

volksspijs in Italië - macaroni, pizza, ravioli, spaghetti

volksstam - Lappen, natie, Samojeden, Tartaren

volksstam in Afrika - Berbers, Bosjesmannen, Kabylen, Pygmeeën,Watutsi, Zoeloes

volksstam in Amerika - Indianen

volksstam in Egypte - Kopten

volksstam in Japen - Aino

volksstam in Joegoslavië - Kroaten, Slowenen

volksstam in Midden Europa (Hist.) - Germaan

volksstam in Nigeria - Haussa, Ibo,

volksstam in Noord-Amerika - Berbers

volksstam in Noord-Arabië - Moabieten

volksstam in Noorwegen - Lappen

volksstam in Spanje - Berbers

volksstam uit de oudheid - Meden, Perzen, Phoeniciërs

volksstemming - plebisciet, referendum

volkstaal - dialect, patois

volkstaal van Curacao, Aruba, Bonaire -Papiamento

volkstaal van de boeken v/d boeddhisten - Pali

volkstelling - census

volkstomaat - liefdesappel

volkstribuun - gemeensman

volkstuintje - allotment

volksvergadering - agora, meeting

volksvergadering der oude Germanen - Ding

volksverhaal - legende, sage, sprookje

volksverhuizing - migratie

volksverleiding - demagogie

volksvermaak - berebijt, carnaval, cramignon, draaimolen, gaaischieten, kermis, mastklimmen, touwtrekken

volksvermaak in Indonesië - hanengevecht

volksvermaak in Spanje - stierengevecht

volksvermaak op het platteland - boerenkermis

volksvertegenwoordiger - afgezant, gedeputeerde, kamerlid,

representant, senator

volksvertegenwoordiging - congres, kamers, parlement

volksvertegenwoordiging in Engeland - Parlement

volksvertegenwoordiging in Frankrijk - Assemblee

volksvertegenwoordiging in Ierland - Dail

volksvertegenwoordiging in Nederland - Staten-Generaal

volksvertegenwoordiging in Noorwegen - Storthing

volksvertegenwoordiging in Rusland - Doema

volksvertegenwoordiging in Spanje - Cortes

volksvertegenwoordiging in USA - Congres

volksvertegenwoordiging in West Duitsland - Bundestag, Bondsdag

volksvertegenwoordiging in IJsland - Althing

volksverzet - herrie, muiterij, oproer, opstand, opstandigheid, rebellie, revolte, revolutie, rumoer

volksvlijt - industrie

volksvoedsel in Ethiopië - indzjera

volksvriend - democraat

volksvijand - bankrover, drugs, L.S.D., muiter, ophitser, opium, oproerkraaier, overvalpleger, vliegtuigkaper

volkswaan - volksdwaling

volkswagentype - Golf,Variant, Kever

volkswoede - oploop, oproer, rage, rel

volkszaak - volkswinkel

volkszanger - bard, skald, rapsode, troubadour

volksziekte - endemie, epidemie

volladen - afladen, stuwen

volle benaming - titulatuur

volle maan - vm

volle neef (Z.N.) - rechtzweer

volledig - absoluut, af, algeheel, compleet, extenso, gans, geheel, integraal, onverdeeld, onverkort, plenair, totaal, volkomen, voltallig

volledig kunstgebit - ratelier

volledig maken - integreren

volledig tot nu boeken - aan boeken

volledige macht - plenipotentie, volmacht

volledige mislukking - debacle, fiasco

volledige notering - partituur

volledige opruiming - razzia

volledige rust - wirwana

volledige wapenuitrusting - panoplie

volledige warme maaltijd - diner

volledigheid - integriteit, ongeschondenheid

volleerd - uitgestudeerd

volleerd matroos - oorlam

vollen - kneden, persen, stampen, vervilten, walken

voller - lakenbereider, volder,

volleren - omsluieren

vollerskaarde - kaardedistel, weverskaarde

vollersmolen - volmolen

vollopen - volstromen

volmaakt - af, afgedaan, compleet, eminent, excellent, foutloos, gaaf, ideaal, keurig, onberispelijk, onfeilbaar, onverdeeld, onvermengd, perfect, smetteloos, subliem, uitstekend, vlekkeloos, volkomen, volslagen, volstandig, voltooid

volmaakt bezien - idealiter

volmaakt goed - af, ideaal

volmaaktbaar of volmaakbaar - perfectibel

volmaaktbaarheid of volmaakbaarheid - perfectibiliteit

volmaakte kennis van alles bezittend - alwetend

volmaakte staat - Eden, dorado, droombeeld, heilstaat, Palestina, Paradijs, Utopia

volmaaktheid - compleetheid, gaafheid, ideaal, perfectie, volkomenheid

volmacht - autorisatie, lastbrief, lastgeving, licentie, machtiging, mandaat, procuratie, vergunning

volmacht (Eng.) - warrant

volmacht geven - autoriseren, machtigen

volmacht gever - committent, mandant, principaal

volmacht hebber - mandataris

volmachtlastgever - committent

volmacht verlener - committant, committent

volmaken - acheveren

volmondig - grif, rondborstig, ronduit, rondweg, onbewimpeld, openhartig

volontair - leerling, vrijwilliger

volop - gnoeg, legio, overvloedig, planty, zat

volop verlicht - stralend

volplané - zweefdaling, glijvlucht

volpompen - volstoppen

volschip - fregat

volslagen - absoluut, compleet, ervaren, geheel, helemaal, totaal, volkomen, volledig, volstrekt

volslagen blind - stekeblind

volslagen doof - stokdoof

volslagen ineenstorting - debacle, ondergang

volslagen mislukking - debacle

volstaan - beperken, volharden

volstandig - onveranderlijk, standvastig, zeker

volstemming - pleno

volstoppen - spekken, stouwen, vullen

volstorten - dempen, plempen

volstrekt - absoluut, algeheel, bepaald, beslist, compleet, fysiek, gans, geheel, helemaal, netjes, onbepaald, onbeperkt, stellig, totaal, volkomen, volledig, volslagen, zeker

volstrekt niet - allesbehalve, geen, geenszins, genendele, niemendal, niets

volstrekt niet zeker - allesbehalve, geenszins

volstrekt niets - absoluut, beslist, geen, helemaal, niemendal, nihil

volstrekt nodig - noodzakelijk, noodzaken

volstrekt onzinnig - buitensporig, waanzinnig

volstrekte dwaasheid - idioterie

volstrekte gemoedsrust - ataraxie

volstrektheid van gelding of gezag - absolutisme

volt- v.

voltage - spanning

voltallig - compleet, geheel, integraal, plenair, volledig,

voltallig maken - aanvullen, completeren, suppleren

voltallige vergadering - plenair, plenum

voltameter - coulometer

volte - drukte, gedrang, volheid, wending, zwenking

voltes maken - voltigeren

voltigeren (paard) - kunstrijden, rondzweven

voltigeur - kunstrijder

voltoegenegenheid - aanhankelijk

voltogen - volbouwd, voltooid

voltonig - sonoor, sonorisch

voltooid - af, afgedaan, afgewerkt, compleet, geacheveerd, geconsumeerd, gereed, klaar, rond, voleindigd, volledig

voltooid verleden tijd - perfectum

voltooien - acheveren, afdoen, afmaken, afronden, afwerken, beëindigen, besluiten, completeren, consommeren,eindigen, klaarmaken, perfectioneren, sterven, uitdrukken, uitgaan, uitlopen, vervolmaken, volbrengen, voleinden, voleindigen, volmaken, volvoeren,

voltooing - afsluiting, voleindiging

voltrekken - voltooien, volvoeren, uitvoeren

voltrekkend - executief

voltrekking - uitvoering

voltrekking van vonnis - executie

volubiliteit - radheid, welbespraaktheid

voluit - onafgekort, ongehinderd, volledig, volop

volume - inhoud, grootte, kracht, omvang, sterkte, v., vol

volumen - boekdeel

volumetrie - maatanalyse

volumineus - dik, enorm, gezet, geweldig, lijvig, omvangrijk, uitgebreid

voluntair - vrijwillig

voluptueus - geil, wellustig, wulps

volute - krul

volvoeren - bedrijven, begaan, doen, perpetreren, stichten, uiten, uitvoeren, uitwerken, verrichten, volbrengen, voltooien,

volvoering - perpetratie, uitvoering, volbrenging

volvulus - darmafsluiting, darmkronkel

volwassen - adult, dertiger, groot, mondig, ontwikkeld, rijp, volgroeid

volwassen insekt - imago

volwassen persoon als kind aannemen - adrogeren

volwassene - adult, adultus

volwassenenvorming - andragogie

volzalig - overheerlijk

volzee - hoogwater, vloed

volzin - frase, periode

volzin uit een geschrift - passage

volzout - keukenzout

vomeren - braken, kotsen, overgeven, spuwen

vomitief - braakmiddel

vommen - opstapelen

vond - list, (uit)vinding, verzinsel

Vondels drama, deel van - rei

vonder - brug, brugplank, kwaker, plankbrug, slootplank, steg, vlonder, vondel

vondst - bedemksel, idee, inval, niewigheid, ontdekking, trouvaille, vinding

vonk - flikkering, genster, glimp, glinster, glinstering, gunster, sprank(je), sprankel, vuurspat, vuursprank

vonkbrug in motor - bougie

vonken - branden, vonkelen

vonkenboer - radiotelegrafist

vonker - bougie

vonkje - sprankel

vonnis - aasdom, arrest, beslissing, doem, exploit, gewijsde, judicium, oordeel, rechtspraak, sententie, uitspraak, uitwijzing, veroordeling

vonnis uitvoeren - executeren

vonnis waartegen geen beroep meer mogelijk is - gewijsde

vonnissen - berechten, beslissen, judiceren, oordelen, rechten, rechtspreken, uitwijzen, veroordelen

vonnis wijzen - oordelen

vont - doopvont, wijwatervat, wijwatervont

voogd - bestuurder, curator, hoofd, hulder, leider, momber, momboor, toezichthouder, toeziener, tuteur, verzorger

voogdij - curatele, macht, tutela, voogdgezag

voogdijschap - mandaat

vooi - moerkonijn

voor - aleer, ante, dichterbij, eer(dat), gedurende, groef, ploegsnede, prae, pre, pro, rimpel, sleuf, voordat, voorkant, vore

voor alle andere - eerste, primus

voor alle kleuren lichtgevoelig - panchromatisch

voor alles - (aller)eerste, apriori, bovenal, primair, primo

voor altijd - eeuwig

voor anker gaan - ankeren

voor beide ogen - binoculair

voor copie van handtekening - w.g.

voor de bakker - akkoord goed, juist, oke, okido

voor de eerste keer slijpen - bassen

voor de geboorte - prenataal

voor de gek houden - belazeren, beduvelen, foppen

voor de helft - deels, half

voor de hengelaars - sim

voor de koop - aanbieden, aanbod, vraagprijs

voor de malhouderij - bedrog, spot

voor de rest - overigens, verder, voorts

voor de schijn - kwansuis

voor de tweede maal - andermaal, bis

voor de vorm - formeel

voor de vuist uitgesproken rede - improptu, improvisatie

voor de vuist weg - onvoorbereid,spontaan,

voor de vuist weg spreken - improviseren, speechen

voor den dag komen - opdagen, verschijnen

voor dezen - eertijds, vroeger

voor echt erkennen - recognoseren

voor echt verklaren - legaliseren, legitimeren, vidimeren, wettigen

voor een dag aan wal gaan - pitsjaren

voor een deel - deels, gedeeltelijk

voor een drenkeling te gebruiken - dreg

voor een gedeelte - gedeeltelijk, partieel, partim

voor een groot deel - goeddeels, grotendeels

voor een persoon buiten de twee bij een handeling

betrokken partijen - derde

voor één stem - eenstemmig, solo

voor een tijd elders indelen - detacheren

voor een vrouw gewoon, voor een vrouw deftig - rok

voor een wissel borg blijven - avaleren

voor eeuwig - inaeternum

voor elkaar - gedaan, rond

voor elkaar krijgen - fixen, klaarspelen, lappen, slagen

voor eten uitgeven - vereten

voor figurant dienen - figureren

voor filmopname geschikt - fotogeniek

voor geld in zijn bezit krijgen - kopen

voor geld verwerven - kopen

voor geldig verklaren - agnosceren, erkennen, legaliseren

voor genoegen lopen - wandelen, flaneren, promeneren

voor genoegen rijden - toeren

voor gezien tekenen - vidimeren

voor hem onderdoen - wijken

voor het doel geschikt maken - bereiden

voor het eerst - eerst, primo

voor het eerst optreden - debuteren, debuut

voor het ene gedeelte - eensdeels

voor het gemak - gemakshalve

voor het gerecht roepen - dagen

voor het gerecht verdedigen - pleiten

voor het grootste deel - grotendeels

voor het grootste gedeelte - meestendeels, merendeels

voor het hoofd stoten - afstoten, atfronteren, beledigen, rebuteren

voor het kadaster - kadastraal

voor het merendeel - hoofdzakelijk

voor het ogenblik - momenteel

voor het overige - overigens

voor het toneel bewerken - dramatiseren

voor het vertoon - ostentatief, pralerig

voor hoger beroep vatbaar - appellabel

voor ieder ander - eerst

voor ieder duidelijk - apert

voor ieder toegankelijk - openbaar, publiek

voor iedereen leesbaar schrift - pasigrafie

voor iemand verloren gaan - ontgaan

voor iets anders - eerst

voor iets te groot worden - ontgroeien

voor iets uitkomen - bekennen

voor ingewijden - esoterisch

voor koers vatbaar - koersabel

voor kort huisvesten - logeren

voor korte tijd - geleden, kortgeleden, net, onlangs, pas

voor mekaar - gereed, klaar

voor muziek begaafd - muzikaal

voor mijn part - desnoods, mijnentwege

voor mijn rekening - m.c., (mio conto)

voor nietig verklaren - rescinderen

voor niets - gratis, kosteloos, nutteloos, omniet, vruchteloos

voor niets zorgend - achteloos, nalatig, negligent, onachtzaam, slordig

voor- of achterdeel van een hamel - hamelbout

voor-of achtersteven van een vaartuig - plecht

voor ontspanning aan wal gaan - passagieren

voor onze jaartelling - A.a.C., ACN , v. Chr.

voor plezier gaan roeien - spelevaren

voor proef aantrekken - aanpassen

voor rekening van - last

voor spinnen gereed maken - kaarden

voor vervallen verklaren - precluderen, prescriberen

voor zich alleen opeisen - monopoliseren

voor zich innemen - bekoren, verleiden

vooraan - eerst

vooraan plaatsen - preponeren

vooraanneming - apriori

vooraanstaand - befaamd, belangrijk, geacht, prominent, uitblinkend, uitstekend, vermaard

vooraanstaand vertegenwoordiger - exponent

vooraf - a priori, eerst(e), prealabel, tevoren

vooraf bedenken - beramen, overleggen, premediteren

voorafbeelding - prefiguratie, prototype

vooraf bepalen - predestineren

vooraf bereide maaltijd de - encas

vooraf berichten - prevenieren

vooraf beschikken - predisponeren

vooraf bezetten - preoccuperen

vooraf of vroeger bestaan - preëxisteren

voorafgaan - antecederen, gebeuren, precederen,

voorafgaand - anterieur, aterieur, inleidend, prealabel, preliminair, voorbereidend, voorlopig, vorig, vroeger

voorafgaand overleg - premeditatie

voorafgaande feiten - priora

voorafgaande stelling van een sluitrede - premissie

voorafgegane zaak - antecedent

voorafspraak - inleiding, introductie, preambule, prologos, proloog, voorrede

vooral - bepaaldelijk, bovenal, grotendeels, hoofdzakelijk, inzonderheid, primair, speciaal, voornamelijk, voorop

vooraleer - eerdat

vooralsnog - vooreerst, voorlopig

voorarm - cubitus

voorarrest - hechtenis

vooravond van het paasfeest - seider

voorbaan - tablier

voorbarig - exempel, gauw, gehaast, haastig, lichtvaardig, model, onbedacht, onbesuisd, onbezonnen, ontijdig, onvoorbedacht overhaast, overijld, paradigma, prematuur, roekeloos, specimen, vermetel

voorbarigheid - prematuriteit

voorbarkzeil - gaffelzeil

voorbedacht - expres, opzettelijk, weloverwogen

voorbedachtelijk - opzettelijk

voorbedachtheid - opzettelijkheid

voorbeeld - beeld, exempel, exemplaar, leest, maatstaf, mal, model, modelwoord, monster, norm, paradigma, patroon, proef, proeve, proplasma, regel, richtsnoer, specimen, staal, standaard, toonbeeld, type, typus, voetspoor, vorm, weerga

voorbeeld van lijdzaamheid - Job

voorbeeld waarop men zich beroepen kan - precedent

voorbeeldeloos - onvergelijkelijk, weergaloos

voorbeelden ter verklaring - enuntiatief

voorbeeldig - exellent, exemplair, ideaal, keurig, klassiek, navolgenswaar(dig), prima, uitstekend

voorbeeldrijtje - paradigma

voorbeeldwoord in de spraakkunst - modelwoord, paradigma

voorbehoedend - beschermend, bewarend, preservatief, preventief, profylactisch, provisioneel, provisoir

voorbehoedmiddel - condoom, pil, schuim, spiraal

voorbehoud - beding, beperking, conditie, protest, protestatie, reservaat, reservatie, reserve, restrictie, retentie, salvo, uitzondering, voorwaarde

voorbehoud bevattend - beperkend, restrictief

voorbehouden - reserveren

voorbereid - bedacht

voorbereiden - gereedmaken, inrichten, klaarmaken, organiseren, predisponeren, preluderen, prepareren, treden

voorbereidend - dispositief, gereedmakend, inleidend,

organiserend, preleminair, preparerend, propaedeutisch, voorafgaand

voorbereiding - aanloop, aanstalten, klaarmaken, opleiding, preparatie, toebereidsel

voorbericht - inleiding, preface, pretatie, proloog, voorrede, voorwoord

voorbeschikking - predestinatie, preordinatie, testament, uitverkiezing

voorbeschikt - gepredisponeerd

voorbeschiktheid - dispositie, predispositie

voorbeslissing - prejudice, vooroordeel

voorbestaan - preëxistentie

voorbestemming - voorbeschikking

voorbewoner van Peru - Inka

voorbidder - voorzanger

voorbidder (Hebr.) - chasau

voorbidding - voorspraak

voorbinden - voordoen

voorbode - aankondiger, heraut, prognosticum, voorloper

voorbode van de lente - zwaluw

voorboezem - molenboezem, spitsboor, vóórboor

voorbode van de lente - crocus, ooievaar, sneeuwklokje, zwaluw

voorborstschild - prosternum

voorbij - afgedaan, afgelopen, ex, gebeurd, gedaan, geleden, gepasseerd, geweest, gewezen, heen, langs, langstleden, om, over, overlang, para (Gr.), uit, verder, verkeken, verleden, verloren, verstreken, weg

voorbij drijven - overdrijven

voorbij reizen - passeren

voorbij streven - devanceren

voorbij ijlen - voorbijsnellen

voorbijgaan - duren, gedogen, geleden, lijden, overgaan, overslaan, passeren, preteriëren, repasseren, toestaan, verstrijken

voorbijgaan, laten - verzuimen

voorbijgaand - efemeer, kortstondig, momenteel, preventief, provisioneel, provisorisch, temporair, transitoir, tijdelijk, vergankelijk, voorlopig, vroeg, waarnemend, wereldlijk, werelds,

voorbijgaand gebruik - mode, rage, zede

voorbijganger - passant

voorbij lopen - langs

voorbijmarcheren - defileren, paraderen

voorbijmarcheren als eerbetuiging - defileren

voorbijpraten - verpraten, verspreken

voorbijtrekken - voorbijgaan, voorbijreizen

voorbijzien - uitlaten, weglaten, overslaan, verzuimen

voorcultuur - voorbouw

voordacht - opzettelijkheid

voordat - aleer, alvorens, daarvoor, eer, eerdat, eerst, tevoren, vooraf, vroeger

voorde - vorde

voordeel - baat, bate, belang, benefice, beneficie, bonnement, buitenkans, buitenkansje, commodum, gerief, gewin, heil, mazzel, meevaller, nut, oentoeng, oorbaar, profijt, provenu, snaai, verval, vrucht, winst

voordeel afwerpen - profiteren

voordeel behalen - winnen

voordeel geven - baten

voordeel hebbend - bemazzeld

voordeel opleverend - batig, profijtelijk, rendabel, winstgevend

voordeel trekken - profiteren

voordeel trekken uit - profiteren

voordeeltje - winstje, buitenkansje, slaatje

voordeel trekken - profiteren

voordek - plecht

voordelen - commoda

voordelig - avantageus, batig, bevorderlijk, doelmatig, doeltreffend, favorabel, goed, goedkoop, gunstig, lucratief, mooi, nuttig, oorbaar, produktief, profitabel, profijtelijk, renderend, weldadig, winstgevend, zuinig

voordelig zijn - berekend, zuinig

voordeligheid - nut, profijt, utiliteit, voordeel

voordezen - eertijds, vroeger

voordien - eerder, tevoren, vroeger

vóórdienen - voorsnijden

voordissen - vóórdienen, voorzetten

voordoen - aanbieden, aandoen, demonstreren, etaleren, omdoen, tonen, uitstallen, voorbinden voorkomen, voorvallen

voordoend - voorkomend

voordoos - voorversterker

voordracht - aanbeveling, act, auditie, causerie, conference, declamatie, dictie, inleiding, lezing, nominatie, reciet, recital, recitatie, rede, referaat, oratie, spreekbeurt, tal

voordracht in dialoog vorm - samenspraak

voordracht opstel - verhandeling

voordracht van een benoeming - nominatie

voordracht van een gedicht - reciet

voordrachtskunstenaar - declamant, declamator, vedette

voordrachtskunstenares - declamatrice

voordragen - aanbevelen, declameren, inkleden, onderstellen, oplezen, optreden, opzeggen, poneren, proponeren, reciteren, redeneren, refereren, spreken, stellen, toelichten, voorleggen, voorstellen,

voordrager - declamant, executant, exposant, humorist,

presentant

voordrager van de gedichten - rapsode

voordruk - preprint, proef

vooreerst - alvast, provisioneel, provisoir, vooralsnog, voorlopig

vooreinde van een schip - bit, boeg, snede, snit

voorexamen - tentamen

voorfront - voorzijde

voorgaan - aanvoeren, leiden, precederen, primeren

voorgaand - eerder, prealabel, voorafgaand, vorig, vroeger

voorgaande - pr(aec), (praecedens), prior

voorganger - aanspreker, antecessor, directeur, dominee, evangelist gids, imam, leermeester, leider, passant, predikant, priester

voorganger bij kerkelijke ceremonie - celebrant

voorganger der doopsgezinden - vermaner

voorganger in de Synagoge - chazan

voorganger in een kerk - dominee, predikant

voorganger in Mohammedaanse godsdienstoefening - imam

voorganger van de islam - imam

voorganger van godsdienst in open veld - hagepreker

voorganger van de piano - clavecimbel, clavichord

voorgangster in een kinderkerk - wika (werkster in kerkelijke aangelegenheden)

voorgaren - lont

voorgat - vooronder

voorgebergte - promontorium

voorgebergte aan zee - kaap

voorgebergte in Palestina - Karmel

voorgeborchte - limbus, voorburg

voorgelegd plan - voorstel

voorgelegde strijdvraag - probleem

voorgeleiding - arrestatie

voorgemaal - strijkgemaal

voorgenoemd - bovengemeld

voorgenomen - beraamd

voorgerecht - croquet, entrée, groentensoep, kreeftesla, ossestaartsoep, pasteitje, rissolle, salade, selderij, slaatje, soep, tomatensoep, vermicellisoep, voorspijs

voorgeschiedenis - anamnese, prehistorie,

voorgeschiedenis van een ziekte - anamnese

voorgeschoten som - voorschot

voorgeschreven - bevolen, opgelegd, verplicht

voorgeschreven afmeting - standaardmaat

voorgeschreven gebruik - formaliteit, mos, mores, norm, recept, regel

voorgeschreven kerkgebruik - liturgie, rite, ritus

voorgeschreven kleding - dienstkleding, tenue

voorgeschreven leefregel - dieet

voorgeschreven teken - sein

voorgeschreven uitdrukking - formule

voorgeschreven voedsel - dieet

voorgeschreven vorm - model

voorgeslacht - stam, voorouders

voorgestelde wijziging van een wetsvoorstel - amendement

voorgevallene - gebeurde

voorgevel - façade, front, kokkerd, prontispice, pui, neus, voormuur, voorvlak, voorzijde

voorgeven - beweren, pretenderen, pretexteren,

simuleren, veinzen, voorwenden

voorgevoegd - prothetisch

voorgevoel - devinatie, ingeving, intuïtie, pressentiment

voorgewend - gehuicheld, gemaakt, geveinsd, loos,

voorgoed - altoos, altijd, blijvend, definitief, immer, onveranderlijk, permanent, radikaal, vast

voorhal - foyer, lobby, narthex, portaal, portiek, vestibule

voorhal in oud-christelijke kerk - narthex

voorhamer - smidshamer

voorhanden - aanwezig, beschikbaar, over, present, voorradig

voorhanden geld - cash, contant, kas(geld)

voorhang – doek, gordijn, vitrage

voorhangsel - gordijn, vitrage, voorhang

voorhebben - bedoelen, menen, plan, voornemen

voorheen – aler, destijds, eens, eerder, eertijds, indertijd, olim, ooit, voormaalsvroeger, weleer

voorhistorie - prehistorie

voorhistorisch dier - brontosaurus, casperosaurus cetrosaurus, dimetrodon, dinornis, dinosaurus, dinotherium, diplodocus, gigantosaurus, ichtyosaurus, mammoet, miacis, morosaurus, paleomastodon, plesiosaurus, stegodon, stegosaurus, triceratops, tyrannosaurus, titanotherium, varanosaurus

voorhistorisch onderzoek - archeologie, prehistorie

voorhistorische grafheuvel - hunnebed

voorhistorische grafzuil - menhir

voorhof - atrium, portaal, voorplaats,voorplein,

voorhof van oudromeinse woning - atrium

voorhof van Spaanse woning - patio

voorhoofdsband - diadeem

voorhoofdssieraad – ferronnière

voorhouden - voorleggen

voorhuid – praeputiunm

voorhuis – portaal, vestibule

voor ieder toegankelijk - openbaar, publiek

voor iemands ogen meten - voormeten

voor iets uitkomen - bekennen

Voor-Indië - India, Hindoestan

Voor-Indië, rivier in - Ganges, Godaveri, Indus, Kistna, Narbade

Voor-Indië, staat in - India, Pakistan

Voor-Indië, woestijn in - Thar

Voor-Indische stad - Agra

vooringenomen - gepreoccupeerd, partijdig

vooringenomenheid - partijdigheid, parti-pris, predilectie, voorliefde

voorjaar - lente

voorjaarsbloem - anemoon, crocus, hyacint, lentebloem, narcis, primula, sneeuwklokje, speenkruid, tulp

voorjaarsdag – lentedag, meidag

voorjaarslied - lentezang

voorkant - avers, front, gevel, pui, vooraanzicht

voorkant van een schip - boeg, voorsteven

voorkant van traptrede - laaf

voorkennis - medeweten

voorkeuken - kombuis

voorkeur - claim, gunst, keus, optie, pré, predilectie, preferentie, smaak, verkiezing, voorhand, voorliefde, voorrang

voorkeur bij koop - optie

voorkeur geven - prefereren, verkiezen

voorkeurrecht - claim, keus, optie

voorkeur verklaren - opteren

voorkiem - prothallium

voorkieuwigen - prosobranchia

voorkomen - aanblik, aanzicht, aanzien, air, aspect, facet, gezicht, uiterlijk, verschijning

voorkomen – aanblik, aanzien, afweren, air, aspect, beletten, belemmeren, gebeuren, gedaante, geschieden, lijken, toeschijnen, uiterlijk, verhinderen, verhoeden, verijdelen, vorm

voorkomend - attent, beleefd, galant, gedienstig, hoffelijk, hulpvaardig, lief, minzaam, opdoend, preventief, vaardig, voordoend, vriendelijk, welwillend

voorkomende omstandigheid – geval, toestand

voorkomendheid - egard, dienstbetoon, galanterie, gedienstigheid, minzaamheid, vriendelijkheid

voorkoming - preventie, prophylaxe, verhindering

voorlaatst – vorig

voorland - lotsbestemming, toekomst, uiterwaard

voorland (niet ingedijkt) - gors, grensland, kwelder, schor, slik, uiterwaard

voorleden - verleden, vorig, vroeger

voorletter - beginletter, initiaal

voorletters, handtekening met - paraaf

voorlezer - anagnost, lector

voorlezeres - lectrice, lektrice

voorlichten – adviseren, raadgeven

voorlichter - adviseur

voorlichting - advies, informatie, instructie, onderricht, raad, verklaring

voorlichtingsinstituut voor distributie door automaten - vida

voorliefde -bevlieging, gewoonte, gunst, ingenomenheid, keus, manie, penchant, predilectie, preferentie, vooringenomenheid, voorkeur, zwak

voorliefde, met - gaarne, graag

voorliefde voelend - vooringenomen

voorliefde voor al wat Duits is - germanomanie

voorliefde voor Engeland - anglomanie

voorliefde voor de Engelsen - anglofilie

voorliefde voor eigen volk - nationalisme

voorliefde voor Engeland - anglomanie

voorliefde voor Frankrijk - francomanie

voorliefde voor het eigene - chauvinisme, nationalisme

voorliefde voor Rusland - russomanie

voorliefde voor zekere namen - naamziek

voorloop - voorijling

voorloop van rum - dram

voorloop van wijndruiven - beermost

voorlopen - vertonen, vooruitlopen

voorloper - aankondiger, blokschaaf, dromus, heraut, prelude, preludium, prodromos, voorbode,

voorloper van Christus - Johannes (de Doper)

voorloper van grammofoon - fonograaf

voorloper van de hervorming - Hus, Wiclif

voorloper van de huidige muzieknoot - neum

voorloper van jazz - ragtime

voorloper van de Hervorming - Wiclif, Hus

voorloper van de Jazz - ragtime

voorloper van de NOS - NTS

voorloper van de piano - cimbaal, cimbel, citer, hakkebord, klavecimbel, spinet, pantaleon

voorloper van rum - dram

voorlopers - avantgarde

voorlopig - alvast, eerst, efemeer, interim, momenteel, precair, prealabel, preventief, provisioneel, provisoir, provisoor, provisorisch, provisotisch, temporair, tijdelijk, valetudinair, voorafgaand, vooralsnog, voorbijgaand, vooreerst, voorshands, zolang

voorlopig aandeel - interimaandeel, recepis

voorlopig aangenomen waarheid - hypothese

voorlopig betaalbewijs - renversaal

voorlopig bod - inzet

voorlopig model - specimen

voorlopig onderzoek - tentamen

voorlopig plan opmaken - punteren

voorlopige aanhouding - arrest

voorlopige aanstalte - predispositie

voorlopige afdruk - drukproef, proef, slip

voorlopige beraadslaging - predeliberatie

voorlopige berekening - begroting

voorlopige ervaving - voorproef

voorlopige formulering - concept

voorlopige hechtenis - arrest, bewaring

voorlopige stelling - hulpstelling, lemma

voorlopige toestand - provisorium

voormaag - krop, pens

voormaals - eertijds, olim, voorheen, vroeger

voormalig - ex, geweest, gewezen, oud, voorm., vorig, vroeger

voormalig bewoner van West-Europa - Kelt

voormalig dir. der K.L.M. - Aler, PIesman

voormalig dir.-gen. der P.T.T. - Neher

voormalig Drents gerechtshof - etstoel

voormalig drostambt - Elten

voormalig Ned. eiland - Marken, Schokland, Urk, Wieringen

voormalig Frans geldstuk - dukaton, écu, livre

voormalig hertogdom - Brabant, Gelre, Henegouwen, Holland, Limburg, Vlaanderen

voormalig Indisch rijk op Java - Bantam, Mataram

voormalig Italiaans kolonie - Erythrea, Somaliland

voormalig koninkrijk - Bulgarije, Frankrijk, Italië, Pruisen, Roemenië, Spanje

voormalig kwartier van Utrecht - Eemland

voormalig militair hoofddeksel - talpa

voormalig rijk op Java - Bantam, Mataram

voormalig Russisch heerser - tsaar

voormalig secretaris der VN - Lie

voormalige Nederlandse kolonie - Indië

voormalige Portugese kolonie - Goa

voormalige zee - Zuiderzee, Lauwerszee

voorman - baas, kras, leider, leidsman, mandoer, mantri, onderbaas, opperman, (ploegbaas, Maleis) mandoer, meesterknecht

voormeld - voornoemd

voormelk - biest, colostrum

voormiddag - a.m., morgen, ochtend, v.m., voornoen

voormuur - bolwerk, gevel, pui,

voorn - alvertje, blankvoorn, blei, bliek, rietvoorn, witvoorn

voornaam - aanzienlijk, adellijk, aristocratisch, belangrijk, beschaafd, chique, deftig, doopnaam, doorluchtig, edel, gedistingeerd, gewichtig, hooggeplaatst, notabel, patricisch, principaal, pronomen, roepnaam, verheven, wil

voornaam persoon - notabel

voornaamheid - aanzienlijkheid, adel, deftigheid, distinctie, doorluchtigste, eerste, essentieel, hoogheid

voornaamste - aanzienlijkste, beste, kardinaal, kern, notabel, primair, principaal, princeps, quintessens, superieur

voovnaamste burgers - notabelen

voornaamste haven in Duitsland - Hamburg

voomaamste haven in Engeland - Londen

voornaamste haven in Frankrijk - Marseille

voornaamste haven in Italië - Genua

voornaamste haven in Nederland - Rotterdam

voomaamste haven in Portugal - Lissabon

voornaamste partij in toneelstuk - hoofdrol, titelrol

voornaamste persoon bij banket - eregast

voornaamste rechtsregeling - grondwet

voomaamsten- notabelen, optimalen

voornaamsten (de) - primaten

voornaamwoord - pronomen

voornaamwoord -

2 ge, gij, hij, ie, ik, je, jij, me, mij, uw, we, ze, zij

3 dat, die, dit, elk, hem, hen, hun, jou, men, mijn, ons, wat, wie,

wij, zijn

4 deze, geen, gene, haar, iets, jouw, mijn, waar

5 ieder, niets, welke

6 iemand, jullie

7 niemand

8 dezelfde

9 dergelijke

voornaamwoordelijk - pronominaal

voornaamwoordelijk bijwoord - daarin, daarom, daartoe, erover, hierdoor, hiermee, hierom, hierop, waarin, waarop

voorname zwier - grandezza

voornamelijk - bovenal, grotendeels, hoofdzakelijk, inzonderheid, vnl. , vooral, voorop

voornamen - aristocratie

voornemen - bedoeling, beslissing, besluit, idee, intentie, inval, mening, onderneming, ontwerp, oogmerk, opzet, plan, plant, toeleg, voorhebben

voornier - promephros

voornoemd - bovengenoemd, voorn.,

vooronderstelling - hypothese, premisse

vooronderzoek - instructie, tentamen

voorontwerp - avant-project

vooroogst - voetblad

vooroordeel - préjudice prejugé, preoccupatie, preventie

vooropgestelde onbewezen stelling - postulaat

vooropgestelde voorwaarde - eis,vordering

voorop komen - leiden

voorop komend - eerst

voorop lopen - leiden

voorop plaatsing - prepositie

voorop stellen - postuleren

vooropgaand - primair

vooropgesteld - premissie

vooropgestelde onbewezen stelling - hypothese

vooropgestelde voorwaarde - eis, postulaat, vordering

vooropgezet ongegrond oordeel - vooroordeel

vooropgezette mening - apriorisme

vooropkomend - eerst

vooropstellen - preponeren

voorouderdienst - manisme, voorouderverering

voorouders - vaderen, voorgeslacht, voorvaderen

voorover - gebogen

vooroverbuigen - bukken, knikken, neigen

voorovergebogen - gebukt

vooroverhangen - knikken

vooroverhellende toren - Pisa

vooroverknikking - anteflexio

vooroverstaand - hellend

voorpagina - cover, frontpagina, titelblad

voorplaat - frontispice

voorplaats - erf, loge, voorkamer

voorplein - esplanade, forum

voorpoort - hamei, hamel

voorpoot van een haas - voorloper

voorportaal - hal, lobby, portiek, vestibule

voorportaal van de hel - limbus, voorgeborchte

voorpost - schildwacht, uitkijkpost

voorprediken - voorpraten

voorprevelen - voorpraten, voorzeggen

voorproef - exempel, voorbeeld, voorsmaak

voorraad - assortiment, depot, hoeveelheid, menigte, opslag, proviand, provisie, reserve, stock, store

voorraad goederen - stock

voorraad, in - voorhanden, voorradig

voorraad kleding - garderobe

voorraad levensmiddelen - leeftocht, proviand, provisie

voorraad ruimte - hopper, magazijn

voorraad winkelgoederen - assortiment, inventaris

voorraadkamer - goedang, magazijn, pakhuis, provisiekamer

voorraadkast - provisiekast

voorraadplaats - magazijn

voorraadruimte - hopper, vultrechter

voorraadschuur - bergplaats, bewaarplaats, graanschuur, graansilo, magazijn, reservoir, spijker

voorraadzolder - opslagzolder

voorrad - voorwiel

vorradig - aanwezig, voorhanden

voorrang - eerst, prae, pre, precedentie, preferentie, preseance, prioriteit, voorkeur, voorrecht,

voorrang (Fr.) - preseance

voorrang geven - prefereren

voorrang hebben -antecederen, precederen, preferent, prefereren, voorafgaan

roorrang hebbend - prevalent, prevalerend

voorrang hebbende - preferaal

voorrecht - begunstiging, beneficie, claim, gunst, preferentie, prerogatief, privilege, voorkeur, voorrang

voorrechten en vrijheden in zekere Spaanse provincies - fueros

voorrede - inleiding, praef(atio), prefatie, preferatie, prodromos, proloog, voorafspraak, voorbericht, voorwoord

voorrekenen - becijferen, uiteenzetten

voorroef - vooronder

voorrijder - gangmaker, pikeur

voorrijder bij wielerwedstrijd - gangmaker

voorschaar - schilkouter, stroopschaar

voorschans - ravelijn, redoute

voorschenkelgewricht - boeg

voorschieten - debourseren, lenen

voorschoot - boezelaar, eva, schootsvel, schort, schoteldoek, slobbe, sloof, stonde, tablier

voorschot - aanbetaling, déboursement

voorschot vragen op traktement - pit

voorschotbank - kredietbank

voorschotelen - aanbieden, opdissen

voorschrift - bepaling, bevel, canon, enuntiatief, exempel, formule, gebod, instructie, last, les, lijn, norm, order, ordinatie, ordonnantie, precept, preceptum, recept, regel, regeling, reglement, regulatief, richtlijn, richtsnoer, statuut, tucht, verordening, voorschrijving, wet

voorschriften - reglement

voorschrift inzake het ijkwezen - ijkwet

voorschrift van de overheid - verordening

voorschrift van dokter - recept

voorschrift ter bereiding van geneesmiddelen - recept

voorschrift voor het verkeer - verkeersregel

voorschrift voor ritueel gebruik - rituaal

voorschriften geven - precepiëren

voorschriften stipt opvolgend - rigoureus

voorschrijven - dicteren, gelasten, limiteren, opleggen, prescriberen, recepteren, reglementeren, verorderen, verordonneren

voorschrijving van geneesmiddelen - medicatie

voorschuiven - begunstigen, voortrekken

voorschijn (te - komen) - opdoemen

voorshands - alvast, eerst, nu, provisoir, provisioneel, provisorisch, thans, vooreerst, voorlopig

voorslaan - proponeren, voorstellen

voorslag - aanbod, motie, propoost, propositie, uitnodiging, voorstel, wetsvoorstel

voorslag van een klok - klik

voorslagmolen - zwingelmolen

voorsmaak - voorproef

voorsnijden - trancheren

voorsnijder - prosector

voorsnijmes - trancheermes

voorspel - anteludium, entree, ingang, inleiding, intrada, intrede, intro, introductie, opening, optrede, ouverture, preambule, prelude, preluderen, preludium, proloog, prolusie, toegang, voorstuk

voorspelddoekje - kwijldoek, slab

voorspeldertje - voorspelddoekje

voorspellen - aankondigen, augurren, profeteren, orakelen , verwachten, voorzeggen, waarschuwen, waarzeggen

voorspellen m.b.v. doden - necromantie

voorspellend - premonitorisch, profetisch, sibyllinisch, sibyllijns,

voorspellende zeegod - Proteus

voorspeller - augur, Nereus, orakel, profeet, vates, vogelwichelaar, waarzegger, ziener,

voorspelster - waarzegster

voorspelling - horoscoop, predictie, profetie, prognose, prognosticum, prognosticatie, theomantie, vaticinium, waarzeggerij

voorspelling uit het vuur - pyromantie

voorspelling van de vermoedelijke loop van een ziekte -

prognose

voorspelling van het weer - weersverwachting

voorspellings- en denkvermogen - geest

voorspellingsgave - clairvoyance, divinatie, helderziendheid, proscopie

voorspelster - profetes

voor spinnen gereedmaken - kaarden

voorspinmolen - flijer

voorspoed - bezit, bloei, bof, bofje, fortuin, geluk, gelukje, heil, opgang, prosperiteit, succes, vermogen, vooruitgang, welvaart, welvarendheid, welzijn, zegen, zwijn(tje),

voorspoed (Eng.) - ups

voorspoed geven - zegenen

voorspoed hebben - bloeien, gedijen, prospereren

voorspoedig - bloeiend, gelukkig, gezegend, goed, fortuinlijk, gunstig, succesrijk succesvol, tierig, welig, voordelig, vooruitgang, welvarend, zegenrijk

voorspoedig groeien - gedijen

voorspoedig zijn - treffen

voorspoedige afloop hebben - lukken

voorspraak - aanbeveling, advocaat, bescherming, bemiddeling, hoede, mediatie, pleiter, propugnatie, protektie, recommandatie, steun, verdediging, voorbede

voorsprong - handicap, oversteeksel, overstek

voorstaan - bepleiten, bevorderen, dienen, verdedigen

voorstad - buitenwijk, faubourg, propolis, suburb

voorstad van Brussel - Uccle, Ukkel

voorstad van Hamburg - Altona

voorstad van Londen - Tottenham

voorstadium - prodroom

voorstagzeil - stormfok

voorstand - bescherming, verdediging

voorstander - aanhanger, bepleiter, beschermer, bevorderaar, paladijn, partisaan, promotor, voorstander

voorstander der democratie - democraat

voorstander in de geest - idee, plan

voorstander tot een post - presentant

voorstander van de afschaffing van de slavernij - abolitionist

voorstander van de oude toestand - reactionair

voorstander van de Vlaamse beweging - flamingant

voorstander van de vooruitgang - progressist

voorstander van de Waalse beweging - waalsgezinde, wallingant

voorstander van eenheid - unionist

voorstander van gebiedsuitbreiding - imperialist

voorstander van geweld - terrorist

voorstander van het socialisme - socialist

voorstander van koningshuis - monarchist

voorstander van lekker eten - gastronoom, smuipaap

voorstander van maatschappelijke gelijkheid - egalist

voorstander van naaktlopen - nudist

voorstander van niet inmenging bij conflicten - isolationist

voorstander van nieuwigheden - neoloog

voorstander van omverwerping van alle bestaand gezag -

anarchist

voorstander van ongeremde bevolkingstoename - natalist

voorstander van politiek katholicisme - ultramontaan

voorstanderklier - prostaat

voorstandster van de vrouwenbeweging - feministe

voorste - eerste

voorste blad van een boek - titelblad

voorste deel - front, kop, neus, spits, voorplan

voorste deel van de voetzool - terd

voorste deel van een schip - boeg, huid, steven, voorsteven

voorste deel van een steven - kin

voorste gedeelte van de borst - voorborst

voorste gedeelte van een lijn - voorloper

voorste gedeelte van een schoen - neusleer

voorste gedeelte van een toneel - podium, procenium

voorste gedeelte van een tros - voorloper

voorste mast van een driemaster - fokkemast

voorste vogel in vogelvlucht - windbreker

voorste zeil - fok

voorsteek - rijgsteek

voorstel - aanbod, motie, ontwerp, plan, proefpreek, project, propositie, voorslag, uitnodiging

voorstel tot wijziging - amendement

voorstellen - aanduiden, afbeelden, inleiden, introduceren, maken, opperen, opvoeren, opwerpen, plannen, presenteren, proponeren, representeren, spelen, suggereren, uitbeelden, uitvoeren, verbeelden, vertonen, voorslaan, wanen

voorstellen als onbeduidend - bagatelliseren, kleineren, verkleinen

voorsteller - presentant, proponent

voorstelling - afbeelding, beeld, begrip, denkbeeld, idee, nabootsing, opvoering, presentatie, show, tafereel, tekening, vertoning, vertoon

voorstellingsbeeld - image,

voorstelling bij een gymnastiekuitvoering - apoteose,

apotheose

voorstelling ten bate van - benefiet

voorstelling van begrippen in tekens - ideografie

voorstelling van het onderwerp bij aanvang van een heldendicht - propositie

voorstelling van bomen en planten - verdure

voorstelling van spiritist - séance

voorstelling (vrome) in de kunst - Madonna, piëta

voorstelling/wijze van - versie

voorstelling tijdens slaap - droom, droombeeld, nachtmerrie

voorstellingsvermogen - imaginatie, verbeelding

voorstoot - maagdenwas, stopwas, uitstek

voorstuk van een schip - steven

voorsteven - sneb

voort - dadelijk, heen, hort, terstond, verder, vooruit, voorwaarts, weg

voorbeschikking - preordinatie

voortbestaan - blijven, duren, leven

voortbestaan - blijven, duren

voortbewegen - gaan, gang, kruipen, locomotie, loop, lopen, rijden, stappen, stromen, stuwen, vaart, varen, verkeren, vloeien, voortgang, vooruitgang, wandelen

voortbewegen aan de armen - brachieren

voortbewegen door middel van motoren - motortractie

voortbewegen per auto - rijden

voortbewegen per schip - varen

voortbeweging - gang, locomotie, traktie, voortgang

voortbewegingsinstrument - been, ketting, motor, rad, riem, schroef, stelt, vleugel, wiel

voortbewegingswerktuig - locomotief, truck, tractor, trekker, slepboot

voortborduren - uitwerken, voortgaan

voortbrengen - baren, braken, creeren, fokken, genereren, grootbrengen, kweken, leggen, leveren, maken, meevoeren, opgeven, opleveren, opmalen, opvoeden, produceren, profereren, progeneren, scheppen, telen, verbouwen

voortbrengend - productief

voortbrenger - generator, producent, schepper, teler

voortbrenging - teelt

voortbrengsel - creatie, maaksel, produkt, resultaat

voortbrengsel van pluimvee - ei

voortdrijven - aanjagen, aanzwiepen, chasseren, opzwepen, pousseren, stuwen, wegjagen

voortdrijven (het) - propulsie

voortduren - aanhouden, doorgaan, lopen, permaneren

voortdrijven van wild - jagen

voortdurend - aanhoudelijk, aanhoudend, alaan, aldoor, almaar, altoos, altoosdurend, altijd, altijddurend, bestendig, blijvend, chronisch, constant, continu, continueel, dagelijks, doorgaan, doorgaand, doorlopend, eeuwig, geregeld, gestaag, gestadig, gedurig, geregeld, gestaag, herhaaldelijk, immer, konstant, langdurig, nog, onafgebroken, oneindig, ononderbroken, onophoudelijk, onveranderlijk, onverpoosd, ostinaat, ostinata, permanent, perpetueel, persisterend, regelmatig, staag, stadig, steeds, telkens, uitdentreure,

voortdurend aanvallen - bestoken

voortdurend bezig - rusteloos

voortdurend gedraaf - gehol

voortdurend in beweging - beweeglijk, rusteloos, woelig

voortdurend in beslag nemen van gedachten - obsederen

voortdurend lawaai - geraas, herrie, leven

voortdurend mopperen - kankeren

voortdurend rennen - geren

voortdurend terugkerend - stereotiep

voortdurende handeling - regelmaat

voortdurende leiding - bestiering, (nood)lot, onderhouding, providentie, voorzienigheid

voortdurende neiging - manie

voortdurende schietpartij - geschiet, spervuur

voortduring - continuatie, continuering, subsistentie

voortduur - voortbestaan

voortduwen - aanduwen, schuiven, stuwen

voorteken - aanwijzing, augurium, augutium, auspicium, horoscoop, indicie, omen, prelude, preludium, prognose, prognosticum, vingerwijzing, voorbode, voorspelling

voorteken bevattend - omineus

voortelen - progeneren

voortempel - voorhof, voorportaal

voortgaan - aanschrijden, continueren, doorgaan, doorslaan, duren, heengaan, lopen, vervolgen, vorderen

voortgaan met - vervolgen

voortgaan met zoeken - doorzoeken

voortgaand - progredient, progressief

voortgang - doorzetting, gang, loop, proces, progressie, uitvoering, verloop, vooruitgang, vordering, werking

voortgang hebben - bewegen, doorgaan, lopen

voortgang maken - vorderen

voortgangen - progressen

voortgebrachte klanken - geluid

voortgekomen - afkomstig, geboren

voortgekomen uit een vorstelijk domein - regaal

voortgeven - doorgeven

voortgezet - geprolongeerd, uitgebreid

voortgezette ontwikkeling - prolongatie

voortgezette vermenging van onderling verwante dieren of personen - inteelt

voortgezette vertoning - prolongatie

voortglijden - glijden

voorthelpen - kruien, pousseren

voortjagen - jakkeren, opjagen

voortkankeren - woekeren

voortkomen - ont(spruiten), voortspruiten

voortkomen uit - emaneren, ontstaan

voortkruien - wegkruien

voortkruipend - serpigineus

voortleven - naleven, voortbestaan

voortlopen - doorlopen, vluchten, weglopen

voortmaken - opschieten, spoeden

voortocht - voorhoede

voortoneel - proscenium

voortplanten - propageren, uitbreiden, vermeerderen, verspreiden, voortbrengen, voorttelen

voortplanting - generatie, inteelt, kweking, multiplicatie, procreatie, proliferatie, propagatie, reproductie, teelt, teling, verbreiding, vermeerdering, vermenigvuldiging, verspreiding,

voortbrenging, voortwoekering

voortplanting binnen. kleine groep - endogamie, inteelt

voortplantingscellen bij planten - stuifmeel

voortplanting in kleine groepen - inteelt

voortplantingscel - gameet, spoor, spore

voortplantingsdrang - libido

voortplantingsorgaan bij lagere planten - spore

voortplantingsorgaan van varens - spore

voortplantingssnelheid van elektromagnetische golven -

lichtsnelheid

voortrazend - expediet, snel

voortred - precedentie

voortreden - voorgaan

voortreffelijk - aanzienlijk, beleefd, briljant, delicieus, duur, edel, eminent, excellent, fijn, goed, heerlijk, illuster, kostbaar, kostelijk, luisterrijk, meesterlijk, mieters, mooi, onovertroffen, overheerlijk, patent, perfect, prachtig, preëminent, prima, profijtelijk, puik, schitterend, subliem, superbe, superieur, uitgelezen, uitmuntend, uitnemend, uitstekend, uniek, verheven, wonderwel

voortreffelijkheid - adel

voortreffelijk mens - edele

voortreffelijk soldaat - keurling

voortreffelijk voorbeeld - toonbeeld

voortreffelijk werk - meesterwerk

voortreffelijkheid - adel, eminentie, excellence, perfectie, preminentie, superioriteit

voortreffer - baanbreker, padvinder, pionier

voortrekken - begunstigen

voortrekker - baanbreker, padvinder, pionier

voortrijden - doorrijden

voortroeien - doorroeien

voortrollen - wegrollen

voortrukken - wegrukken

voorts - bovendien, buitendien, daarna, enz., etc, ook, overigens, verder, vervolgens, wijders,

voortschrijden - lopen, progrediren treden, voortgaan, vorderen

voortschrijdend - gaand, progressief

voortschrijding - progressie

voortsjokken - sukkelen

voortsjouwen - zeulen

voortslaan - wegslaan

voortslapen - doorslapen

voortslepen - wegslepen, zeulen

voortsluipen - wegsluipen

voortsnellen - wegsnellen

voortspoeden - haasten, snellen, ijlen

voortspringen - ontspringen, voortkomen, voortspruiten,

wegspringen

voortspruiten - groeien, stammen, opschieten, resulteren voortkomen

voortspruiten uit - stoelen

voortstappen - aanbenen

voortstormen - wegstormen

voortstoten - propulsie, verstoten, wegstoten

voortstuwen - vooruitduwen

voortstuwer - motor, propeller, schroef

voortstuwing - gedrang

voortstuwingsapparaat - buitenboordmotor, duwboot,

motor, propeller, schroef, straalmotor

voortstuwingsinstrument - motor, propeller, schroef

voorttelen - kweken, voortbrengen

voorttorsen - wegdragen

voorttrekken - marcheren, slepen

voorttrekken van een schip met sloepen - boegseren

voorturnen - voorwerken

voortvliegen - gaan, heenvliegen, wegvliegen

voortvarend - energiek, doortastend, ijverig

voortvarendheid - activiteit, diligentie, drift, elan, energie, entrain, naarstigheid, spoed, vaart, werkzaamheid, ijver

voortvloeien - denveren, proflueren, stromen, volgen

voortvloeiend uit de grondwet - organiek

voortvloeiend (logisch) uit het voorgaande - consequent

voortvloeisel - gevolg

voortvloeisel - gevolg

voortvluchten - wegvluchten

voortvluchtig - fugitief, poter (barg.)

voortvluchtige - deserteur, vervolgde, vluchteling

voortvretend - serpigineus

voortwaaien - wegwaaien

voortwoekering - inkankering, verspreiding

voortijd - prehistorie

voortijdig - ontijdig, prematuur, voorbarig

voortijdige geboorte - abortus

voortijdigheid - prematuriteit

voortijds - eertijds, vroeger, weleer

voortzetten - aanhouden, bestendigen, continueren, doorgaan, doorzetten, eterniseren, perpetueren, vereeuwigen, vervolgen

voortzetting - continuatie, prolongatie, prosecutie, suite, vervolg

voortzetting van vertoning - prolongatie

voortzwepen - aandrijven, opjagen

vooruit - allé, en avant, hup, komaan, toe, verder, vooraf, voort, voorwaarts

vooruit afnemen - preleveren

vooruit beschikken - anticiperen

vooruit overwegen - predelibereren

vooruitbestemming - predestinatie

vooruitbetaling - anticipatie, avance, prenumerando, prenumeratie

vooruit dan toch - alla

vooruitgaan - marcheren, precessie, vorderen

vooruitgang - progres(sie), vooruitgang, vordering

vooruitgeschoven stelling - bruggehoofd, frontlinie

vooruitgeschoven vestingwerk - brilschans, lunet, redoute, schans

vooruithelpen - protegeren, steunen

vooruitkomen - avanceren, devanceren, gaan, lopen, marcheren, opschieten, prospereren, reusseren, vorderen

vooruitlopen - anticiperen, voorgaan

vooruitlopend - proleptisch

vooruitlopend op - anticiperen

vooruitmaking - praecipuum

vooruitnemen - precipiëren

vooruitspringend - prominent, saillant, uitmuntend, uitstekend

vooruitspringend deel - uitham

vooruitspringend gedeelte van een vestingwerk - saillant

vooruitspringend land - kaap

vooruitspringend steunsel - console

vooruitspringende rots - klip

vooruitsteeksel aan een gevel - saillie

vooruitstekend landpunt - p(a)lei

vooruitstekende kin - kluts

vooruitstekende steen in een muur waarop een balk rust - korbeel, zwing

vooruitstrevend - geavanceerd, links, progressief

vooruitstrevend in de politiek - progressief, links

vooruitstrevende groep kunstenaars - avant-garde

vooruitzicht - aspect, hoop, mogelijkheid, perspectief, previsie, prognose, toekomst, verwachting

vooruitziend - profetisch, providentieel

voorvader - aver, avunkel, stamvader, voorzaat

voorvaderen - patres

voorval - accident, affaire, anekdote, avontuur, casus, evenement, episode, feit, gaping, gebeuren, gebeurtenis, geval, incident, interval, lotgeval, occurrentie, omstandigheid, ondervinding, scene, story, toneel

voorvallen - gebeuren, occurreren, passeren, plaatsvinden voordoen, voorkomen

voorval van belang - gebeurtenis

voorvechter - belhamel, Champion, hofedelman, kampioen, kampvechter, paladijn, propagandist, protagonist, ruziezoeker, tenant, vechtersbaas, verdediger, ijveraar,

voorvertek - antichambre, wachtkamer

voor vervaardigd - prefab, prefabricatie

voorvlak - front, gevel, prefix, pui

voorvoegsel - prefix

voorvoegsel -

2 ad, af, an, be, bi, de, di, en, er, ex, ge, in, on, op, re

3 ana, ant, apo, bio, con, cum, epi, apo, geo, her, mee, mis, ont,

pan, per, pre, pro, sub, sym, syn, ter, tri, ver

4 anti, arch, auto, demo, homo, kata, meta, mono, para, peri,

tele, voor, weer

5 aards, cosmo, proto, steno, trans

voorvoegsel betreffende de lucht - aero

voorvoegsel dat hoogste punt aanduidt - acro

voorvoegsel dat leven aanduidt - bio

voorvoegsel dat miljardvoudig aangeeft - giga

voorvoegsel duidende op aardrijkskunde - geo

voorvoegsel duidende op nieuw - neo

voorvoegsel duidende op zelf - auto, ego,

voorvoegsel van Schotse familienaam - mac

voorvoegsel voor drie - tri

voorvoegsel voor één - uni

voorvoegsel voor drie - tri

voorvoegsel voor twee - bi

voorvoeling - intuïtie

voorwaar - stellig, waarlijk, zeker

voorwaarde - beding, bepaling, beperking, conditie, ver(eis)te, voorbehoud

voorwaarde stellen - conditioneren, bedingen, eisen

voorwaardelijk - conditioneel, tijdelijk

voorwaardelijke wijs - conditionalis

voorwaarden stellen - conditioneren, eisen

voorwaarts - allé, allons, hup, mars, voorts, vooruit, uitvlucht, weg

voorwaarts gaan – opgaan, opschieten, vorderen

voorwaartse stoot - duw

voorweer - voorwal

voorwenden - affecteren, beweren, fingeren, pretenderen, pretexteren, simuleren, veinzen, verdichten, verzinnen, voorgeven

voorwender - simulant, veinzer

voorwending - affectie, simulatie

voorwendsel - bedrog, bewering, dekmantel, detour, draaierij, evasie, excuus, fake, fint, flint, foef, kunst, masker, mom, namaak, ontsnapping, ontwijking, pretensie, pretentie, pretext, simulatie, smoes, subterfugium, uitvlucht, zwendel

voorwereldlijk - antediluviaans, ouderwets, prehistorisch, uitgestorven, voorhistorisch

voorwereldlijk dier - aarddier, behemoth, brontosaurus, dinosaurier, dinosaurus, dinotherium, diplodocus, holenbeer, iguanodon, mammoet, mastodont, minotaurus (stiermens), mosasaurus, oeros, stegosaurus, zeuglodon

voorwereldlijk hagedisachtig dier - brontosaurus, sauriër,

voorwereldlijk paard - paleotherium

voorwereldlijk reptiel - dinosaurus, sauriër

voorwereldlijke dieren - paleozoën

voorwereldlijke hagedis - dinosaurus, brontosaurus, saurier

voorwereldlijke kamhagedis - stegosaurus

v oorwereldlijke neushoornhagedis - triceratops

voorwereldlijke olifant - mammoet, mastodont

voorwereldlijke reuzenhagedis - brontosaurus, dinosaurus

voorwereldlijke schaaldieren - trilobieten

voorwereldlijke vishagedis - ichtyosaurus

voorwereldlijke vogel met een uit wervels bestaande staart - archeopterix

v oorwerk - voorbericht

voorwerp - artikel, ding, lichaam, object, zaak

voorwerp (heilig) - amulet, fetisj, relikwie, scapulier, talisman, totem

voorwerp bij het enten - entmes

voorwerp dat familiebezit bleef - aflegger, erfstuk, familiestuk

voorwerp dat geen elektr. stroom geleidt - isolator

voorwerp met religieuze waarde - amulet, fetisj, relikwie, capulier, totem

voorwerp dat meestal in de keuken staat - fornuis

voorwerp met religieuze waarde - amulet, fetisj, relikwie, scapulier, totem

voorwerp om iets op te hangen - haak

voorwerp om iets te verbinden - spalk

voorwerp om papier bijeen te houden - niet, paperclip

voorwerp om te snijden - mes

voorwerp ter herinnering - aandenken

voorwerp ter verlichting - blaker, fakkel, lamp, lantaarn, kaars, schemerlamp, spotje, toorts

voorwerp uit de keuken - fornuis, gootsteen, koelkast, kookplaat, lepel, magnetron, mes, mixer, oven, pan, pot, vork

voorwerp uit vroegere tijden - antiquiteit, fossiel

voorwerp uit oude tijden - antiquiteit

voorwerp van afgodische verering - fetisj

voorwerp van behandeling - agendapunt, object, onderwerp

voorwerp van edelmetaal - sieraad

voorwerp van een escalatie - escaleren

voorwerp van kunst - beeld, plastiek, schilderij

voorwerp van min of meer ronde vorm - bal, bel, bol

voorwerp van spot - risée

voorwerp van versiering - juweel, kleinood, opsmuk, sieraad, versiersel

voorwerp van waarde - juweel, kleinood, parel, schat

voorwerp van zes pond - zesponder

voorwerp voor geluk - amulet, mascotte, talisman

voorwerp voor stevigte - spalk

voorwerp zonder kunstwaarde - rariteit

voorwerp zonder waarde - monster, nietigheid, prul, onbeduidendheid, lor, vod, nietigheid

voorwerpelijk - objectief

voorwerpen - toewerpen, verwijten

voorwerpen maken - knutselen

voorwerpen op een eettafel - bestek, eetgerei, servies

voorwerpen van gegoten of geslagen koper - dinanderie

voorwerpglas - objektglas

voorwerpsvorm van pers. vnw. - me, mij, , je, jou, haar, hem, hen, jullie, ons

voorwerpsvorm van voornaamwoord - dien, haar, hem, hen, hun, je, jou, jullie, me, mij, ons, wien, ze

voorwerptafel - objekttafel

voorwetendheid - voorwetenschap

voorwetenschap - voorkennis

voorweten - presciëntie, voorkennis

voorwetenschappelijke scheikunde - alchemie

voorwiel - gulden

voorwoord - anteloquium, inleiding, proloog, voorbericht, voorrede,

voorwoord in boeken - inleiding

voorwoord van een wetenschappelijke verhandeling -

prolegomena

voorworp - voorgooi

voorzaal - atrium, propylaeon, vestibule

voorzaal van een basilliek - atrium

voorzaat - stamvader, voorvader

voorzanger - cantor, gazzan

voorzanger in de synagoge - chazan, chazonim, chazua

voorzeggen - dicteren, influisteren, opsteken, prediceren, profeteren, souffleren, voorspellen

voorzeggen om na te schrijven - dicteren

voorzeggen op het toneel - souffleren

voorzegger - profeet, souffleur

voorzegging - influistering, profetie, prognose, voorspelling

voorzegging van het verloop van een ziekte - prognose

voorzeggingskunst - prognostiek

voorzeker - beslist, gewis, inderdaad, juist, precies, stellig, zeker

voorzet - rush

voorzetsel - prepositie

voorzetsel -

2 bij, in, na, om, op, te

3 aan, met, per, pro, ten, ter, tot, uit, van, via

4 door, maar, naar, nabij, over, voor

5 boven, langs, naast, neven, omdat, onder, sinds, tegen, trots,vanaf

6 achter, binnen, buiten, jegens, overal, sedert, tussen, wegens, zonder

7 beneden, omtrent,

8 partikel, tegenaan

9 omstreeks, tegenover

10 prepositie

voorzetsel (Duits) - an, aus, auf, durch, für, mit, nach, von, vor, zu

voorzetsel (Engels) - after, along, at, by, for, out, through, to, upon, with

voorzetsel (Frans) - avec, après, avant, contre, de, devant, par, pour,

voorzetsel (Grieks) - ana, apo, epi, hyper, hypo, kata

voorzetsel (latijn) - ad, ante, contra, cum, inter, per, pro, super

voorzetten - aanbieden, toedienen

voorzichtig - angstvallig, bedachtzaam, behoedzaam, beraden, bescheiden, bezonnen, cautie, doordacht, ernstig, kalm, nadenkend, nauwgezet, omzichtig, prudens, prudent, prudenter, rustig, secuur, teertjes, verstolen, vreesachtig, waakzaam, welberaden, weloverwogen, wijs, zorgzaam

voorzichtig behandelen - menageren

voorzichtig omgaan - menageren

voorzichtige behandeling - menagement

voorzichtigheid - behoedzaamheid, omzichtigheid, precautie, prudentie

voorzichtigheidshalve - precautioneel

voorzien - aanschaffen, geven, kopen, leveren, meubelen, precaveren, regelen, toerusten, verhelpen, verschaffen, vooruitzien

voorzien hebben - munten

voorziening - maatregel, regeling

voorzien van - fourneren, geoutileerd, leveren, procureren, toedienen, verschaffen

voorzien van dak - overdekt

voorzien van een merkteken - coteren

voorzien van een rijkskeurmerk - ijken

voorzien van een vroegere dagtekening - antidateren

voorzien van het nodige - reden, uitrusten

voorzien van opslagwerk - appliqueren

voorzien van poriën - poreus

voorzien van postzegel - frankeren

voorzien van tanden - getand

voorziend - omzichtig, vooruitziend

voorziening met zuurstof - oxygenatie

voorzienigheid - god(heid), Opperwezen, providentie

voorzitster - presidente

voorzitten - leiden, presideren

voorzitter - praeses, preses, president

voorzitter van een academische raad - rector

voorzitter van het dijkbestuur van een polder of waterschap - dijkgraaf

voorzitter van het Lagerhuis - speaker

voorzitter van kanunikenkapittel - proost

voorzitter van een ministerraad - premier

voorzitter van een studentenkorps - praeses

voorzitter van een synode - moderator

voorzitter van een universiteitsfaculteit - dekaan

voorzitter van een waterschap - dijkgraaf

voorzitter van het dijkbestuur van een polder of waterschap

- dijkgraaf

voorzitter van het lagerhuis - speaker

voorzitters - presidiaal

voorzitterschap - presidium

voorzitting - presidium

voorzorg - cura, precautie, preventie, providentie

voorzorgen gebruiken - precautioneel

voorzwengel - trekknuppel

voorzijde - aangezicht, face, facade, front, gevel, pui, voorgevel, voorkant

voorzijde van een bladzijde - recto

voorzijde van het been - scheen

voorzijde van een muntstuk - avers

voorzijde van huis - front, gevel, pui

voos - saploos, slap, sponsachtig, vlok, zacht

voosheid - slapheid

voraciteit - vraatzucht

vorax - verslindend, vraatzuchtig

vorderaar - eiser

vorderen - claimen, beweren, exigeren, gebieden, kosten, marcheren, medebrengen, (op)eisen, oproepen, opschieten, opvorderen, postuleren, profiteren, progredieren, rekwireren, requireren, slagen, toenemen, uitdagen, vereisen, vergen, voortgaan, vooruitkomen, vragen

vorderen - voortgaan

vordering - aanspraak, eis, opeising, postulaat, pretentie, progres, progressie, rechtsvordering, requisitoir, tegoed, verbetering, voortgang, vooruitgang

vordering om in bezit te worden gehandhaafd of hersteld - bezitsactie

vorderingen - progressen

vorderingen maken - progredieren

vorderingsrecht - inschuld

vore - gleuf, greppel, groef, groeve, loopgraaf, mollerit, ploegsnede, ril, rimpel, sleuf, wagenspoor

vorenstaand - bovengemeld

voren - aar, alven, alvenaar, alver, rietvoorn, rietvoren, voor,

vorenijzer - blikslagersaambeeld

vorenstaand - bovengenoemd, bovenstaand, bovenvermeld,

voornoemd

vorentje - alvenaar, alver

vorg - gaffel, reek, riek

vorig - afgelopen, eertijds, verleden, voorafgaand, voorgaand, voorheen, voorlaatst, voorleden, voormalig, vroeger

vorige - 1.1.

vorige koers - vk

vork - drietand, gaffel, riek

vork met drie tanden - drietand, reek, riek

vork met geweerhaakte tanden - botprik

vork of gaffel - riek

vork om aal te steken - aalgeer, elger

vork voor aalvangst - aalpadschaar, formaat, formatie, plichtpleging, uiterlijk, voorbeeld, vorm, wijze

vork voor hooiwerk - hooivork, reek

vork voor mest - elger, mestvork

vorket - tafelvork

vorkpluvier - zwaluwpluvier

vorkvormige splitsing van aderen, wegen, rivieren - bifurcatie, wegen en rivieren

vorkvormige tak - wichelroede

vorm - afdruk, coupe, driekant, fatsoen, figuur, formaat, formatie, formule, gedaante, gestalte, gestaltenis, grootte, lang, langwerpig, leest, lengte, mal, manier, matrijs, model, oblong, omtrek, ovaal, patroon, plat, rechthoekig, rond, schijn, snede, snit, spits, statuur, stijl, uiterlijk, voorkomen, vierkant

vorm geven - boetseren

vorm van belasting - accijns, BTW, cijns, OB, opcenten, rechten, tol, VB, WB

vorm van belediging - smaad

vorm van bloemkroon - buisvorm, klokvorm, kroesvorm, stervorm, trechtervorm, trompetvorm

vorm van borg staan - delcredere

vorm van daar - er

vorm van de voet - leest

vorm van diefstal - inbraak, kraak, overval, plagiaat, roof

vorm van dierlijke gedaanteverwisseling - cocon, larf, pop

vorm van een - ene ener

vorm van een druipsteen - pisoliet, stalactiet, stalagmiet

vorm van een voet - leest

vorm van een vulkaan - kegel

vorm van een werkwoord - aoristus, deelwoord, perfectum, praesens, tijd

vorm van eredienst - ritus, rite, liturgie .

vorm van het lichaam - figuur, gestalte, leest, model, postuur

vorm van hij - ie

vorm van indirecte belastingen - accijns

vorm van kledingstuk - model, patroon, snit

vorm van ontspanning - sport, spel

vorm van stollingen in de bloedvaten - trombose

vorm van symbiose - helotisme

vorm van verhaal - versie

vorm van voorwerp - lang(werpig), model, oblong, ovaal, plat,

vorm van zijn - ben, geweest, is, waren, was, zij

vormbaarheid - kneedbaarheid, plasticiteit

vormbeschrijving - morfografie

vormcampagne - steenproduktie

vormdienaar - formalist

vormeling - confirmandus

vormeloos - amorf

vormelijk - beleefd, beschaafd, complimenteus, conventioneel, correct, deftig, elegant, formaliter, formeel, hoofs, wellevend

vormelijke kennisgeving - notificatie

vormelijkheid - formaliteit

vormen - beschaven, bevestigen, creeren, etikette, etiquette, faqonneren, fatsoen, fatsoeneren, formeren, maken, modelleren, mores, onderwijzen, ontstaan, ontwerpen, ontwikkelen, opleiden, opstellen, opvoeden, samenstellen, scheppen, scholen, smeden, stoelen, vervaardigen

vormen van jonge studenten - ontgroenen

vormend - constructief, plastisch

vormend bestanddeel - element

vormendienst - formalisme, vormcultus

vormen met klei - boetseren

vormen naar - analogiseren

vormer - formateur, maker, modelleur, ontwerper, samensteller, schepper, vervaardiger

vormgeven - boetseen, formeren, modelleren, vormen

vormgever - modelleur, ontwerper, stylist

vormgeving - compositie, specificatie, styling

vorming - beschaving, educatie, formatie, formering, genese, ontstaan, ontwikkeling, opleiding, opvoeding, samenstelling, schepping, scholing, vervaardiging, wording

vorming van een bloeddruppel - embolie, thrombose

vorming van organen - organoplastiek

vorming van stollingen in de bloedvaten - trombose

vorming van tegenstellingen, uitersten - polarisatie

vormingswerk met volwassenen - andragogie, andragogiek

vormklei - boetseerklei

vormkunst - plastiek

vormkunstenaar - struyken

vormleer - geometrie, meetkunde, morphologie, morfologie, syntaxis

vormloos - amorf, arupa, inform, onregelmatig, plomp, wanstaltig, zakkerig

vormloze brok - klomp

vormloze massa - brok, klodder, klompje

vormnaad - gietnaad

vorm of figuur - leest

vorm of genre - wijze

vorm of gietmodel - type

vormopmaker - imposeur

vormplaats - vormerij

vormschool - normaalschool

vormschool voor geestelijken - seminarie

vormsel - confirmatie, sacrament

vormsnijkunst - celatuur

vormsoort - langwerpig, ovaal, rond, vierkant

vors - kikker

vorsbeet - duitblad

vorsekruid - fonteinkruid

vorsen - onderzoeken, speuren

vorser - onderzoeker

vorst - beheerser, bei, caesar, dakrand, elect, farao, gebieder, heer(ser), hertog, imperator, inca, inka, keizer, keurvorst, koning, landsheer, maharadja, mogol, monarch, potentaat, prins, radja, regeerder, sheik, sjeik, soeverein, staatshoofd, sultan, tsaar, viervorst, vriesweer

vorst (Ind.) - maharadja, radja, sultan

vorst (Noord-Afrika) - bei, bey, sheik, sjeik

vorst (Peru) - Inca

vorst (dak) - nok

vorst der Barbarijse staten - Bei

vorst der demonen - Asmodeus

vorst der duivelen - Asmodee

vorst der gevallen engelen - duivel, Lucifer, satan

vorst der duisternis - duivel, Lucifer, Mefisto, satan

vorst der hel - Belial, Beëlzebub, Satan

vorst der Noormannen - Rurik

vorst der Rugiërs - Odoacer

vorst in de grond - hal

vorst van België - Boudewijn

vorst van de onderwereld - Hades

vorst van Haiderabad - nizam

vorst van Ithaca - Odysseus

vorstbalk - noklat

vorstbloem - ijsaanslag, ijsbloem

vorstbult - pingo

vorstelijk - heerlijk, koninklijk, landsheerlijk, prachtig , royaal

vorstelijk bevelschrift - edict

vorstelijk domein - regaal

vorstelijk eigendom - domein, kroondomein

vorstelijk verblijf - dalem, kasteel, kraton, paleis, residentie, serail, slot

vorstelijk versterkt paleis (Ind.) - poeri

vorstelijke rechten - regalia

vorstelijke titel - imam, keizer negus, prins(es), sire, sultan, vorstelijke

vorstelijke titel in India - nizam

vorstelijke titel op Java - ratoe

vorstelijke verordening - edict, edikt, irade, oekaze, ukase

vorstelijke voorrechten - regalia, regaliën

vorstelijke vrijbrief - privilege

vorstelijke waardigheid - kroon, rijksappel, scepter, troon

vorstelijke woning - kasteel, paleis, residentie

vorstelijke woning op Java - dalem

vorstelijke zetel - residentie, troon

vorstendochter - prinses

vorstendom - hertogdom, keizerrijk, keurvorstendom, koninkrijk, prinsdom

vorstendom aan de Côte d' Azur - Mónaco

vorstengeslacht - Bernadotte, Este, Habsburg, Hohenzollern, Oranje, Stuart, Tudor

vorstenhoofdtooi - diadeem, kroon, tiara

vorstenhuis - dynastie

vorstenkind - dauphin, prins(es)

vorstennaam - Adolf, Bernard, Bernhard, Eduard, Filips, Gustaaf, Hendrik, Iwan, Jacobus, Karel, Lodewijk, Maria, Margaretha, Napoleon, Nicolaas, Otto, Philips, Victoria, Wilhelmina, Willem, William

vorstentelg - infant(e), prins, prinses, vorstenkind

vorstentitel - hoogheid, maharadja, maharani, majesteit, negus, nizam, Sire,

vorstentitel in Brits-Indië - nizam

vorstentitel in Israël - meleg

vorstentitel in Voor-Indië - maharadja

vorstentitel op Java - ad(h)ipitie, goesti, radja, ratoe, soesoehoenan, sultan

vorstenverblijf – hof, paleis

vorstenverblijf (Indië) - kraton

vorstenverblijf voor de zomer - zomerpaleis

vorstenzetel - koningstroon, troon

vorstenzoon - dauphin, prins, tsarewitsj

vorstig - koud, vriezend

vorstin - gebiedster, hertogin, keizerin, keurvorstin, koningin, landsvrouwe, maharani, prinses, sultane, tsarina

vorstin (Ind.) - ratoe

vorst in de grond - hal

vorstin van de Hemel - Hera, Juno

vorstin van Engeland - Elisabeth

vorstin van Nederland - Beatrix

vorstin in Pakistan - begum

vorst met honderd ogen – Argus

vorst op een huis - nok

vorstlood - noklood

vorstplaat - vorstlood

vorstpan - nokpan

vorstproduct - hagel, ijs, rijp, sneeuw

vort - voort, weg

vortex - draaikolk, wervelwind

vos - blauwvos, moervos, poolkat, poolvos, reinaert, reintje, rekel, reu, vulpes, ijsvos, vlegel, wolf, zilvervos

vosaap - lemur, maki

vosachtig - voskleurig

vosapen - lemuren

voskleurig - kaneelkleurig, roodbruin

voskonijn - viscacha

vosrekel - mannetjesvos

vossebes - bosbes, kreuzen, krozen

vosseëend - bergeend

vossegat - vossehol

vossen - blokken, hengsten, pezen

vossengeluid - janken

vossennaam - Reinaart, Reinardus, Reintje

vossenstaart - alopecurus, boekbinderszaag, duist

vossenval - knel

vota - geloften, stemmen, verlangens

voteren - stemmen

votiefbeeld - offerbeeld, wijbeeld

votieftafel - geloftetafel

voute - gewelf, boog

votum - gelofte, stem, uitspaak

vouw - ezelsoor, kreuk, (k)neep, plooi, ribbel, rimpel, rugae, voeg

vouwbare schraag - schrank

vouwbeen - briefopener, papiermes, plioir

vouwblad - folder, krant

vouwbriefje - kattebelletje

vouwen - pliëren, plooien, ployeren

vouwen maken - kreukelen, plooien

vouw in de huid - rimpel

vouwlijn - kneep, rillijn

vouwmes - knipmes

vouwstoel - klapstoel

vouwstoel van een bisschop - faldistorium

vouwstoeltje - taboeret

vouwwand - schuifwand

vox - stem

voyant - opzichtig

voyeur - gluurder, kijker

vraag - aftrek, afzet, animo, bede, eis, interpellatie, kooplust, koopzin, kwestie, ondervraging, smeekbede, uitnodiging, verlangen, verzoek

vraagachtig - nieuwsgierig

vraag en aanbod van arbeidskrachten - arbeidsmarkt

vraag om inlichtingen - interpellatie

vraagbaak - orakel, raadsman, vademecum

vraaggesprek - groepsinterview, interview, persgesprek

vraag of verzoek - aanzoek

vraagonderricht - catachismus

vraag om inlichtingen - interpelatie

vraagpunt - kwestie, probleem

vraagspel - kwis, quis

vraagsteller - interviewer, ondervrager

vraagstuk - dilemma, geschil, kwestie, moeilijkheid, opgave, probleem, puzzle, puzzel, raadsel, rekensom, som

vraagwoord - hoe

vraat - gulzigaard, hebzuchtige, slokop, zwelger

vraatziekte - polyfagie

vraatzucht - adefagie, boulimie, edaciteit, gulzigheid, sitomanie, voraciteit

vraatzuchtig - eday, gulzig, schrokkerig, schrokkig

vraatzuchtig beest - gier, haai, hyena, kaaiman, krokodil, leeuw, poema, snoek, wolf

vraatzuchtige vis - haai, snoek

vracht - ballast, draaglast, hijs, lading, last, massa, menigte, opper, transport, vervoerloon, voer, vrachtloon, vrachtprijs, zooi

vrachtagent - cargadoor

vrachtauto - camion, truck

vrachtbetaling - frankering

vrachtboot - coaster

vrachtbrief (schaapvaart) - bagagebiljet, ce(d)el, cognossement, connossement, ladingbrief, verschepingsdocument

vrachtcontract - chertepartij

vrachtdeel van een schip - ruim

vrachtgeld - port, porto, transport, vervoersloon

vrachtgeld voor brieven - port(o)

vracht innemen - inladen

vrachtkosten - vrachtloon

vrachtloon - bodeloon, cargo, port(o), transportkosten, vrachtprij-

vracht of lading - last

vrachtprijs - tarief

vrachtrijder - bode, expediteur, sleper, voerman

vrachtschip - aak, cargo, coaster, eiker, lichter, praam, tanker

vrachtschip voor binnenvaart - aak, eiker

vrachtschuit - kaan, pont, punt, schouw

vrachtvaarder - carga, cargo

vrachtvaartuig op de Middellandse Zee - polakker

vrachtvoertuig - kipkar

vrachtvrij - franco

vrachtvrije bagage der matrozen - pacotille

vrachtwagenchauffeur - trucker

vrachtwagen voor bagage - lorrie, truck

vrachtwagen voor bagage in het leger gebruikt - n,

vragen - afvragen, bedelen, bidden, bietsen, eisen, examineren, informeren, inroepen, inviteren, noden, ondervragen, smeken, soebatten, talen, uithoren, uitnodigen, vereisen, verlangen, verzoeken, vorderen

vragen om iets - postuleren

vragenboek - studieboek

vragen stellen in he parlement - interpellatie, interpelleren

vragen- en antwoorden boek - catechismus, studieboek

vragend - erotematisch, zetetisch

vragend bijwoord - hoe, waar, waarom, wanneer

vragend telwoord - hoeveel

vragend voornaamwoord - waar, waarom, wat welk(e), wie, wiens

vragend woord - hoe, hoeveel, waar, wanneer

vragenderwijs - interrogatief

vragenlijst - invulopgave, questionnaire

vragen of smeken - bidden

vragenspel - kwis,quiz.

vragensteller - interviewer

vrager - verzoeker

vrang - slinger, wrang

vrank - vrijpostjg

vrattel - wrat

vrede - eendracht, eensgezindheid, gewetensrust, kalmte, pacificatie, pais, pax, peis, rust, salaam, salam, sjaloom,stilte, vree

vrede hebben - berusten

vrede hebben met - berustend

vrede herstellen - verzoenen

vrede maken - pacificeren

vrede zij U - pax, Salaam, (aleikum), sjalom

vredebreuk - rupture, ruptuur, verbreking

vredegeld - freda, fredim, fredus

vredekunde - irenologie

vredekundig - irenisch

vredelievend - pacifiek

vredelievendheid - pacifisme

vredeloos - vogelvrij

vrederechter - kantonrechter, politierechter

verdesbespreking - ontwapeningsconferentie

vredesbeweging - pacifisme

vredesboom - olijfboom

vredesgodin - Irene

vredesluiting - pacificatie

vredespijp - calumet

vredestichtend - bemiddelend, Irenisch, pacifistisch, verzoeningsgezind

vredestichter - bemiddelaar, pacificateur, pacificator

vredeslichting - pacificatie

vredessymbool - duif, olijftak

vredesteken - duif, olijftak

vreteken - duif, olijftak

vrede, voorstander van - pacifist

vredevorst - Messias

vredewens (Arab.) - Salaam, salam

vredig - bedaard, gerust, harmonieus, kalm, ongestoord, pacifiek, rustig, stil, tevreden, vreedzaam

vredigheid - stilte

vreding - haag, heining

vree - pais, rust, vrede

vreedzaam - arbitraal,bedaard, gerust, herderlijk, idyllisch, kalm, pacifiek, pastoraal, placide, rustig, stil, tevreden, verdraagzaam, vredig

vreedzaamheid - min, minne, pais, vrede, vree

vreemd - abnormaal, barok, bizar, buitenissig, buitenlands, bijzonder, curieus, dol, dwaas, eigenaardig, eno (Gr.), exentriek, exotisch, geheimzinnig, gek, grillig, grotesk, mal, merkwaardig, nieuw, onbegrijpenlijk, onbekend, ongehoord, ongewend, ongewoon, onwennig, opmerkelijk, raar, rariteit, typisch, uitheems, uniek, uitzonderlijk, verbaasd, verwonderlijk, vr, vreemdsoortig, warhoofdig, wonderbaar, wonderlijk, zeldzaam, zonderling

vreemd ding - rariteit

vreemd en wonderlijk - wereldvreemd

vreemd iets - curiositeit, rariteit

vreemd liedje - tune(s)

vreemd lotgeval - avontuur

vreemd type - apostel, konijn, nummer, personage, potentaat,poteten, potnat, potstuk, snoeshaan, snuiter, snijboon, snijer, waterchinees, zonderling

vreemd voorwerp - rariteit

vreemde - nieuw, onbekende, rare, vreemdeling

vreemde bewoners van de archipel - alfoeren

vreemde eretitel - don, grande, monseigneur, pair, senor, sir

vreemde gebeurtenis - fenomeen

vreemde goudmunt - eagle

vreemde kwant - rare, snoeshaan, snuiter

vreemde onderkoning van Egypte - Kedive

vreemde snuiter - rare, snoeshaan

vreemde taal - Arabisch, Bulgaars, Chinees, Deens, Duits, Engels, Fins, Frans, Grieks, Iers, IJslands, Italiaans, Japans, Maleis, Noors, Pools, Portugees, Roemeens, Russisch, Spaans, Turks, Zweeds

vreemde munt -

2 as, fr, kr, li, R.m, rs

3 ban, ecu, fen, lek, leu, lev, mas, mil, ore, sen, sou, won, yen

4 cent, dime, duro, euro, juan, leva, lira, lire, mark, para, peso,

pond, rand, real, reis, tari, yuan

5 aurar, crown, dinar, eagle, eyrir, franc, kopek, korun, krona,

kroon, Iivre, obool, pence, penny, pound, reaal, zloty

6 dollar, escudo, filler, forint, guinea, kopeke, peseta, roebel,

roepia, tsjiau

7 afghani, angolar, centavo, centime,draghme, milris, penning, pfennig, piaster, pistole, roepiah

8 shilling, sterling

9 boliviano

10 zilverling

vreemde titel - ae, aga, bei, da, don, dona, donna, earl, em, emier, emir, H.R.M., imam, kedive, lord, mas, mgr, mrs, pair, raden, S.E., senor, sir, SM, sultan

vreemde zaak - rariteit

vreemde (rare) vent - kwast, kwibus, type, zot

vreemdeling - barbaar, buitenlander, buitenstaander, extraneus, gast, koeterwaal, leek, onbekende, ortolaan, outsider, vreemde, woesteling,

vreemdeling (Lat.) - extraneus

vreemdeling reizend voor ontspanning - toerist

vreemdeling waar men niet mee kan leven - stoethaspel

vreemdelingen (Lat) - extraneï

vreemdelingengids - baedeker, Cicerone, Quide, wegwijzer

vremdlingenhaat - xenofobie

vreemdelingenheerschppij - heterarchie, xenocratie

vreemdelingenwijk in Londen - Soho

vreemdheid - zonderlingheid

vreemdigheid - vreemdheid

vreemdslachtig - zonderling

vreemdsoortig - afwijkend, anders, apart, buitensporig, eigenaardig, gek, grillig, grotesk, merkwaardig, ongewoon, raar, uitzonderlijk, wonderlijk, zonderling,

vreemdsoortig beeld of schilderwerk - groteske

vreemdsoortig ding - rarigheid

vreemd vliegend voorwerp - ufo

vrees - angst, apprehensie, bangheid, benepenheid, bevangenheid, bezorgdheid, eerbied, fobie, metum, ontsteltenis, ontzag, paniek, rats, schrik, schroom, schroomvalligheid, schuwhid, spanning, verlegenheid, vervaardheid, zorg

vrees aanjagen - dreigen, intimideren, versagen

vrees aanjagend - angstaanjagend, schrikwekkend,

verschrikkelijk

vrees en eerbied inboezemende - ontzaglijk

vrees gevoelen - vrezen

vrees inboezemen - gevreesd

vrees inboezemende - gevreesde

vrees om te blozen - rubrofobie

vrees voor alles wat nieuw is - neofobie

vrees voor alles wat vreemd is - xenofobie

vrees voor besmetting - syringotomie

vrees voor Duitsland - teutofobie

vrees voor de Chinezen - sinofobie

vrees voor de dood - necrofobie

vrees voor duivels - demonofobie

vrees voor het leven - vitafobie

vrees voor pijn - algofobie

vrees voor ruimte - claustrofobie

vrees voor Rusland - russofobie

vrees voor vreemden - xenofobie

vrees wegnemen - geruststellen

vreesaanjagen - beangstigen, intimideren, verschrikken

vreesaanjagend - angstig, vreselijk

vreesaanjaging - intimidatie, overdondering

vreesachtig - angstig, bang, bangst, benauwd, bevreesd, blo(de), blohartig, laf, ril, schrikachtig, schroomvallig, schuw

vreesachtig dier - haas

vreesachtig mens - bangerd

vreesachtigheid - bangheid, schuwheid

vreeslijk - ontzettend, vreselijk

vreeswekkend - boos, grimmig, nors, schrikwekkend, toornig

vreeswekkend beeld - spook

vreetop - gulzigaard, slokop

vreetpartij - zwelpartij

vreetzak - eetwolf, gulzigaard, slokop

vrek - duitendief, geldduivel, gierigaard, goudwolf, griffioen, hapschaar, Harpagon, harpax, hebzuchtige, inhalige, jakhals, knar, kneker, knibbelaar, knijper, knijperig, krent(tenweger), paximonieus, pegelaar, potter, schraper, schriep, smalhans

vrek uit l'Avare van Moliëre - Harpagon

vrekaard - vrek

vrekachtig - gierig, vrekkig

vrekheid - gierigheid

vrekken - pingelen, schrapen

vrekkerig mens - gortenteller

vrekkig - gierig, hebberig, hebzuchtig, inhalig, knijperig, krenterig, paximonieus, schraperig, schriep, schrieperig, schrokkig

vrekkig persoon - grijper

vrekkigheid - gierigheid, parcimonie, sorditeit, tenaciteit

vreselijk - affreus, afgrijselijk, afschuwelijk, akelig, angstig, angstwekkend, bar, beangstigend, benauwend, buitensporig, criant, criminel, danig, dreigend, erg, formidabel, geducht, griezelig, gruwelijk, hels, hevig, horribel, huiverig, ijselijk, luguber, ongehoord, onrustbarend, ontstellend, ontzettend, rampzalig, redoutabel, schrikbarend, schromelijk, stierlijk, terribel, verbazend, verschrikkelijk, vreesaanjagend, vreeswekkend, ijselijk, zeer

vreselijk koud - ijzig

vreselijk kwaad - woedend

vreselijk mager - ijl

vreselijk ongeluk - ramp

vreselijk oord - hel

vreselijke draak of slang (myth.) - python

vreselijkheid - schrikwekkendheid, ijselijkheid

vret - lupus

vreten - knagen, schranzen, schrokken, verslinden, voer

vreter - gulzigaard, schrok(ker), schrokop, vraat

vreterij - zwelgpartij

vreugd van vader te zijn - vadervreugde

vreugde - bevrediging, bezit, blijheid, blijdschap, eufrosyne, genieting, genoegen, genot, gaudium, jolijt, levenslust, lol, opgewektheid, plezier, pret, voldoening, vrolijkheid, wellust

vreugde (Lat.) - gaudium

vreugdebedrijf - feestviering, volksfeesten

vreugdedag - feestdag

vreugdejaar - feestjaar

vreugderoep - alleluja, gejubel, gejuich, hoera, hoezee, io

vreugdevol - verblijd

vreugdevolle viering - feest

vreugdezang - vreugdelied

vreugdig - (ver)blij(d), verheugd, vrolijk

vreze - angst

vrezen - apprehenderen, duchten, eerbiedigen, huiveren, ontzien, redouteren, schromen, schuwen, terugdeinzen

vriend - ami, amice, bekende, bondgenoot, chaver, collega, compagnon, gabber, genoot, gezel, handlanger, kameraad, kamergenoot, kennis, kompel, kornuit, levensgezel, lotgenoot, maat, makker, medestander, minnaar, pal, partner, slaapje, sobat, speelmakker, spitsbroeder, vennoot, volgeling, vrijer, vrind

vriend (Ind.) - sobat

vriend van Achilles - Patroclus

vriend van Aeneas - Achates

vriend van Alexander de Grote - Harpalus, Harpalos

vriend van Cicero - Nepos

vriend van David - Jonathan

vriend van Engeland - anglofiel

vriend van Frankrijk - francofiel, gallofiel

vriend van Grieken - filhelleen

vriend van Othello - Jago

vriend van Rusland - russofiel

vriend van Slaven - slavofiel

vriend van Telemachus - mentor

vriend zijn - liëren

vriendelijk - aangenaam, aanhalig, aardig, affabel, affectueus, aimabel, amicaal, begrijpend, behulpzaam, beleefd, beminnelijk, bereidwillig, charmant, gemoedelijk, genegen, gezellig, goedig, goedaardig, goedhartig, goedmoedig, goelijk, gulhartig, hartelijk, heus, hoffelijk, innemend, jofel, lief, manis, meewaardig, meewarig, menselijk, minnelijk, minzaam, prevenant, riant, smijdig, sympathiek, teder, tegemoetkomend, toegenegen, vertrouwd, vlot, voorkomend, vrolijk, warm, welgezind, welwillend, zachtzinnig, zacht, zoet

vriendelijke blik - lonk

vriendelijkheid - aardigheid, affabiliteit, amicaliteit, attentie, genegenheid, hartelijkheid, minzaamheid, innemendheid, minzaamheid, voorkomendheid, welgezindheid

vriendelijk, niet fors - zachtzinnig

vriendenmaal - agape

vriendin(netje) - meisje, geliefde, minnares

vriendjespolitiek - nepotisme

vriend of bekende - kennis

vriendschap - amitie

vriendschappelijk - aanvallig, affectueus, amicaal, amikaal, beminnelijk, collegiaal, gemeenzaam, gemoedelijk, goedig, hartelijk, innig, lieflijk, minnelijk, minzaam, welwillend

vriendschappelijke verstandhouding - entente

vriendschapsbetrekking - connectie

vriendschapsbetuiging - groet

vriendschapsverbreking - rupture, ruptuur

vrieskast - diepvries, koelkast

vrieskou - vorst

vrieswerking in de bodem - kryoturbatie

vriezer - vroeskist

vrille - tolvlucht

vrind - kameraad

vroed - ervaren, wetende, wijs

vroede vaderen - gemeentebestuur, regeerders

vroedgodin - Lucina

vroedkunde - obstetrie, verloskunde

vroedkundig - verloskundig

vroedmeester - accoucheur, verloskundige

vroedschap - raad

vroedvrouw - verloskundige

vroeg - bijtijds, jeugdig, jong, matineus, pril, tijdig, vroegtijdig

vroeg bloeiende sierplant - winterakoniet

vroegbloem - madeliefje, primula

vroeg-christelijk geschrift - didachè

vroeg genoeg - tijdig

vroeg op - matineus

vroege aardappelen - graafjes

vroegeling - boerenkers, tasjeskruid

vroege ochtend - dageraad

vroege kers - meikers

vroeger - aleer, alvorens, anterieur, bevorens, destijds, eens, eer, eerder, eerlang, eerst, eertijds, gewezen, indertijd, laatst, laatstleden, olim, onlangs, ouder, toen, tevoren, toenmaals, verleden, voorafgaand, voormalig, v.h., voordat, voordien, voorgaand, voorheen, voorleden, voormalig, vorig, weleer

vroeger (Lat.) - olim

vroeger ambtenaar - drost

vroeger Amsterdams uitgaanscentrum - Nes

vroeger de hoogste rechterlijke ambtenaar - schout

vroeger een buitenplaats bij Rotterdam - Weena

vroeger eiland - Marken, Schokland, Urk, Wieringen

vroeger folterwerktuig - dag, geseltouw, kaak, kruis, martelpaal, plei, palei, polei, pijnbank, rad, rekbank, schorpioen

vroeger gebeurd feit - antecedent

vroeger heerser - tsaar

vroeger heerser over Peru - Inca, Inka

vroeger in de tijd - verleden

vroeger land aan de Middellandse Zee - Fenicië, Phoenicië

vroeger landvoogd - ruwaard

vroeger Nederlands eiland - Schokland, Urk, Wieringen; Marken

vroeger overheidspersoneel - ambtman, beul, boogschutter, drost, grietman, kolvenier, leenheer, leenman, schepen(en), schout, vroedschap

vroeger persbureau in Ned.-Indië - Aneta

vroeger Russisch-Amerika - Alaska

vroeger strijdmiddel in zeeslag - brander

vroeger verkeersobstakel - tol

vroegere abdij - bede, sticht, tiend, tolgeld

vroegere belasting - bede, gabel, tiend, tolgeld

vroegere beslissing - precedent

vroegere bewoner van Europa - Frank, Fries, Germaan, Goot, Hun, Kelt, Noorman, Romein, Vandaal, Viking

vroegere bewoner van Peru - Inka

vroegere binnenzee - Zuiderzee

vroegere buitenplaats bij Rotterdam - Weena

vroegere dans - charleston, menuet, pavane

vroegere datum - eerder

vroegere datum geven - antedateren, antidateren

vroegere dingen - priora

v roegere Duitse stijl - biedermeier

vroegere factorij - decima

vroegere fiets - velocipede

vroegere Franse munt - ange, angelot, ecu, livrei, napoleon

vroegere gebeurtenissen - geschiedenis, historie

vroegere gezelschapszaal - salon, salet

vroegere Griekse munt - abool, drachme, talent

vroegere handelsstad in Noord Afrika - Carthago

vroegere heerser - Caecar, imperator, keizer, tsaar

vroegere heerser in Peru - Inca, Inka

vroegere heerser in Rusland - tsaar

vroegere heerseres - tsarina

vroegere heerseres van Algiers - dei

vroegere hof van Turkije - Porte

vroegere hoofdbestuurder der republiek Venetië - doge

vroegere hoogste rechterlijke ambtenaar - schout

vroegere Indo-Europeaan - Ariër, Germaan

vroegere Justitieambtenaar - baljuw, drost

vroegere koningin van Spanje - Ena

vroegere koningstitel in Peru - inca

vroegere kunststromingen - barok, gothiek, manierisme,

renaissance, rococo, romantiek

vroegere landvoogd - ruwaard

vroegere middenaziatische nomaden - hunnen

vroegere militair - hellebaardier, kurassier, lansier, lansknecht, musketier, zwaardvechter

vroegere muziekinstrumenten - lier, spinet

vroegere naam voor Djakarta - Batavia

vroegere naam voor Gelderland - Gelre

vroegere naam voor IJsselmeer - Zuiderzee

vroegere naam voor Malawi - Nyassaland

vroegere naam voor Thailand - Siam

vroegere Nederlandse munt - blank, cent, daalder, dubbeltje, dukaat, dukaton, duit, gulder, knaak, kwartje, oortje, penning, stuiver

vroegere Nederlandse schilder - Bosch, Breughel, Brouwer, Brouwer, Eijck, Hals, Rembrandt, Rubens, Seghers, Vermeer

vroegere overheidspersoon - drost, baljuw, grietman, olderman, schepen, schout

vroegere rechter - baljuw

vroegere reiskoets - berline, diligence, postkoets

vroegere Reval - Tallin

vroegere Russische volksvertegenwoordiging - Doema

vroegere soldaat - klovenier, kurassier

vroegere staatsgevangenis - bastille

vroegere straf op schepen - laarzen

vroegere titel in Peru - Inca, Inka

vroegere titel van de vorsten van Moldavië, Montenegro en Walachije - Hospodar

vroegere Turkse regering - porte

vroegere Turkse titel - kedive

vroegere tijd - oertijd, prehistorie, verleden

vroegere vakbond - gilde

vroegere vakvereniging - gilde

vroegere vesting van O.I.C.in VoorIndië - Goa

vroegere volksvertegenwoordiging in Rusland - Doema

vroegere vrijwillige loonsoldaat - soldenier

vroegere zoutbelasting - gabel

vroeggeborene - Eos

vroegmis - vroegkerk

vroegpreek - besteedster, protest

vroegrijp - pr(a)ecox, prematuur

vroegrijpe appel - oogstappel, yellow

voegtijdig - bijtijds, praecox, prematuur, praecox,

vroegrijpheid - precociteit, prematuriteit

vrolijk – allegro, amusant, animato, blijde, blijgeestig, blij(moedig), bont, bonvivant, brutaal, dartel, druk, feestelijk, fideel, fleurig, gaiment, geanimeerd, geestig, geinig, gemakkelijk, genoeglijk, gezellig, glunder, goedgemutst, grappig, hups, jolig, kleurig, kwiek, kwinkslag, leuk, levendig, levensluchtig, lollig, los, losbandig, luchthartig, luchtig, luimig, lustig, monter, onbekommerd, onbezorgd, onderhoudend, opgeruimd, opgetogen, opgewekt, plezant, prettig, riant, schalks, 1schitterend, tierig, uitbundig, uitgelaten, verblijd, verheugd, vermakelijk, verrukt, vlot, welgemoed, zonnig

vrolijk (muz.) - allegretto, allegro, faceto

vrolijk aangenaam van humeur - fideel, lustig, zonnig,

fleurig

vrolijk druk - geanimeerd

vrolijk en bekoorlijk - riant

vrolijk en olijk - guitig

vrolijk en onbezorgd - luchthartig

vrolijk en prettig - zonnig

vrolijk en vriendelijk - riant

vrolijk feest - balmasqué, carnaval, fuif, hospartij, instuif

vrolijk feesten - fuiven

vrolijk gekweel der vogels - getierelier

vrolijk maken - verheugen

vrolijk opgewekt - levenslustig

vrolijk plagend - schalks

vrolijk rumoer - gejoel

vrolijk springen en huppelen - dansen

vrolijk tieren - joelen

vrolijk trompetgeschal - fanfare

vrolijke voorstelling in tent - circus

vrolijkheid - blijdschap, blijheid, gein, gelach, hilariteit, joligheid, jolijt, lachlust, leut, lol, luim, plezier, pret, stemming, vermaak, vreugde

vrolijkheid met weemoed - humor

vrolijk maken - verheugen

vrolijk rumoer - gejoel

vrolijk tieren - joelen

vrolijk trompetgeschal - fanfare

vrolijk vieren - feesten

vrolijke bijeenkomst - feest

vrolijke frans - bonvivant, kwant, lolbroek

vrolijke gezelligheid - opgeruimd, trouwhartig

vrolijke herdenking - feest

vrolijke kwant - grapjas, grappenmaker, lacher,lolbroek, pretmaker, snuiter

vrolijke scherts - badinage

vrolijkheid - blijheid, blijdschap, eufrosyne,feeststemming, gein, gelach, hilariteit, jolijt, lachlust, leut, leute, levenslust, lol, luim, opgeruimdheid, plezier, pret, vivaciteit, vreugde

vrolijkheid met weemoed - humor

vrome - schijnheilige, tartuffe

vrome boeteling - asceet, askeet

vrome levenswijze - ascese, askese

vrome overpeinzing - contemplatie

vrome vrouwtjes - begijntjes

vrome wensen - vota

vrome (overdreven) lieden - kwezels

vromigheid - vroomheid

vrommes - vrouw, vrouwmens

vroom - asceet, bigot, christen, dapper, deugdzaam, devoot, flink, gelovig, godgezind, godsdienstig, godvruchtig, godzalig, goed, hemelsgezind, kloek, kwezelachtig, mystisch, ootmoedig, pia, pieus, religieus, stichtelijk, vroed, zachtzinnig, zalvend,

vroom bedrog - piafraus

vroom en dapper ridder (Spaans) - Amadis

vroom gezang (middeleeuwen) - beurtzang, leis

vroom mens - henoch

vroom persoon - abdis, abt, abbé, asceet, bisschop, broeder, dominee, frater, geestelijke, gelovige, mater, mère, monnik, non, pastoor, paus, predikant, prelaat, religieuse

vroom verhaal - legende

vroomprater - femel

vroondienst - herendienst

vroomheid - godsvrucht, devotie, piëteit, piëtisme

vrouw - Bellona, dame, deern, deerne, domina, echtgenote, eega, ega, gade, geloof, gemalin, gries, grieze, juffrouw, koningin, konkel, manwijf, maagd, meid, meisje, mevrouw, piëtisme, viswijf, wijf

vrouw (Indiaans) - squaw

vrouw bekend uit de Ned. geschiedenis - Kenau

vrouw des huizes - meesteres

vrouw die advies verstrekt - adviseuse, informatrice, raadgeefster

vrouw die bid - bidster

vrouw die bonen sorteert - leester

vrouw die de eerste keer zwanger is - nullipara

vrouw die de toekomst voorspelt - profetes, sibille

vrouw die een kind gebaard heeft - primipara

vrouw die gaat twouwen - bruid

vrouw die graag mooie kleren draagt.- modepop

vrouw die in steen veranderde - Niobe

vrouw die kinderen heeft - moeder

vrouw die nieuwsgierig is - aagje

vrouw die steelt - dievegge

vrouw die voor emancipatie streed - Drucker, Jacobs

vrouw, dochter of zuster van Mars - Bollona

vrouw in steen veranderd - Niobe

vrouw met blond haar - blondine

vrouw met donker haar - brunette

vrouw met klein verstand - lut

vrouw met leeuwenlichaam - sfinks, sfinx

vrouw met weelderige vormen - Rubensfiguur

vrouw van Aartsvader - Hagar, Lea, Rebekka, Rachel, Sara

vrouw van Abraham - Sara

vrouw van Achab - Izebel

vrouw van Adam - Eva

vrouw van Admetus - Alcestis

vrouw van Aegir - Nanna, Ran

vrouw van Aegeon - Aemilia

vrouw van Aeneas - Creűsa, Lavina

vrouw van Agamemnon - Clytaemnestra

vrouw van Ahasveros - Vasthi

vrouw van Alexander de Grote - R(h)oxana

vrouw van Amphlon - Niobe

vrouw van Ananias - Sapphira

vrouw van Atreus - Aerope

vrouw van Baal - Astarte

vrouw van Balder - Idoena, Nanna,

vrouw van baron - barones

vrouw van Boaz - Ruth

vrouw van Boreas - Orithyia

vrouw van Cadmus - Harmonia

vrouw van Braga - Idoema, Iduna

vrouw van Caesar - Capurnia

vrouw van Cicero - Ferentia

vrouw van Claudius - Agrippina, Messalina

vrouw van Cronus - Rhea

vrouw van de Czaar - tsarina

vrouw van Darius - Atossa

vrouw van David - Michal

vrouw van de aartsvader - Hagar, Lea, Sara

vrouw van de baas - bazin

vrouw van de sultan - sultane

vrouw van een landbouwer - boerin

vrouw van Erebos - Nux

vrouw van Ezau - Ada

vrouw van een molenaar - molenaarsvrouw

vrouw van Freyr - Gerda

vrouw van graaf - gravin

vrouw van Hades - Persephone

vrouw van Hektor - Andromache

vrouw van Hendrik VIII - Anna, Mary

vrouw van Hephaestus - Aphrodite, Charis

vrouw van Hercules - Deianira

vrouw van Ichnaton - Nefritite

vrouw van Idas - Marpessa

vrouw van llus - Eurydice

vrouw van indiaan - squaw

vrouw van Indiaanse vorst - begum

vrouw van Izaak - Rebekka

vrouw van Jacob - Lea, Rachel

vrouw van Jason - Medea

vrouw van Jasus - Clymene

vrouw van Joram - Athalia

vrouw van Jupiter - Juno

vrouw van Kadmos - Harmonia

vrouw van keizer Augustus - Livia

vrouw van keizer Otto - Adelheid

vrouw van Lamech - Ada

vrouw van landbouwer - boerin

vrouw van lichte zeden - cocotte, courtisane, hetaere, hoer, lichtekooi, straatmadelief

vrouw van losse zeden - del, Hetaere (Gr.), hoer, snol,

straatmeid

vrouw van Mausoleus - Artemisia

vrouw van Menelaus - Helena

vrouw van Nereus - Dorus

vrouw van Njord - Skadi

vrouw van Oberon - Titania

vrouw van Oceanus - Tethys

vrouw van Odin - Freya, Frigga

vrouw van Odysseus - Penelope

vrouw van Okeanos - Tethys

vrouw van Orestes - Hermione

vrouw van Orpheus - Eurydice

vrouw van Osiris - Isis

vrouw van Othello - Desdemona

vrouw van Patriarch - Sara

vrouw van Paul Vlaanderen - Ina

vrouw van Peleus - Thetis

vrouw van Pelops - Hippodamea

vrouw van Pericles -Aspasia

vrouw van Perseus - Andromeda

vrouw van Phocus - Antiope

v rouw van Pirithous - Hippodamea

v rouw van Pluto - Proserpina

v rouw van Polymnestor - Ilione

vrouw van Poseidon - Amphitrite

vrouw van Priamus - Hecabe, Hecuba

vrouw van Pyramus - Thisbe

vrouw van Rembrandt - Saskia

vrouw van Romulus - Hersilia

vrouw van Sappho - Erinna

vrouw van Saturnus - Rhea

vrouw van Simson - Delila

vrouw van Socrates - Xantippe

vrouw van stand - dame, lady

vrouw van sultan - sultane

vrouw van Telamon - Hesione

vrouw van Tereus - Aedon

vrouw van Theseus - Phaedra

vrouw van Thor - Sif

vrouw van Tiberius - Cornelia

vrouw van Tithonus - Eos

vrouw van Tristan - Isolde

vrouw van tsaar - tsarina

vrouw van Tyndareus - Leda

vrouw van Ulysses - Penelope

vrouw van Uranus - Gea

vrouw van Uria - Bethseba

vrouw van Visjnoe - Sri

vrouw van Wodan - Frigg, Frigga, Frya

vrouw van wie de man is overleden - weduwe

vrouw van Wodan - Frigg,Frigga, Frija,

vrouw van Zebedeus - Salomé

vrouw van Zeus - Hera

vrouw uit de Bijbel - Debora, Elisabeth, Eva, Judith, Hagar, Lea, Maria, Naomi, Ruth, Sara

vrouwekruid - valkruid

vrouwelijk beeld als schoorzuil of pilaster - caryatide

vrouwelijk (gramm.) - fem., feminium, vr.

vrouwelijk dier -

3 hen, keu, kip, koe, ooi, ree

4 apin, geit, hert, moer, poes, teef, zeug

5 bagge, berin, hinde

6 ezelin, merrie

7 reegeit

8 voedster

vrouwelijk edelwild - hinde

vrouwelijk figuur in oud christ. kunst - orante

vrouwelijk haartooi - kapsel

vrouwelijk haartooisel - diadeem

vrouwelijk hert - hinde, reegeit, rekke,

vrouwelijk hert in het derde jaar - Rekke

vrouwelijk hoender - hen

vrouwelijk hoofd - bazin, cheffin, patrones

vrouwelijk hoofddeksel - fez

vrouwelijk kalf - kuiskalf

vrouwelijk kind - dochter

vrouwelijk konijn - moerkonijn

vrouwelijk lid van de marine - marva

vrouwelijk monster - gorgoon

vrouwelijk mythologisch wezen - nimf, sirene

vrouwelijk persoon - dame

vrouwelijk ree - rekke

vrouwelijk roofdier - leeuwin, tijgerin

vrouwelijk roodwild - kaalwild

vrouwelijk rund - koe

vrouwelijk schaap - ooi

vrouwelijk sieraad - diadeem

vrouwelijk tekenaar - tekenares

vrouwelijk varken - zeug

vrouwelijk vorstelijk persoon - vorstin

vrouwelijk wild zwijn - bagge

vrouwelijke adellijke titel - markiezin

vrouwelijke advocaat - juriste

vrouwelijke afdeling bij de marine - marva

vrouwelijke afgezant - bodin

vrouwelijke agent - agente

vrouwelijke arts - medica

vrouwelijke auteur - schrijfster

vrouwelijke baas - cheffin

vrouwelijke bediende (Ind.) - baboe

vrouwelijke bediende - dienaresse, kamenier

vrouwelijke bediende in een lunchroom - dienster

vrouwelijke bediende in vliegtuigen - hostess

vrouwelijke bestuurder - regentes

vrouwelijke bode - bodes, bodin

vrouwelijke boze geest - drude, pontianak

vrouwelijke bijbelfiguur -

3 Eva, Lea,

4 Ruth, Sara,

5 Hagar, Maria, Naomi,

6 Esther, Martha,

7 Deborah,

9 Magdalena

vrouwelijke bode - bodes,bodin

vrouwelijke boer - boerin

vrouwelijke boze nachtgeest - drude

vrouwelijke dominee - da., domina, predikante

vrouwelijke duivel, demon - duivelin, satan, sirene, verleidster

vrouwelijke Egyptische godheid - Hathor, Isis .

vrouwelijke employee - medewerkster

vrouwelijke eretitel in Spanje - donna

vrouwelijke gast - logée

vrouwelijke geestelijke - begijn, non, priesteres, religieuze, soeur, zuster

vrouwelijke gids - hostess

vrouwelijke godheid - aangebedene, beminde, godes, godin, moedergod

vrouwelijke godheid der Egyptenaren - Hathor, Isis

vrouwelijke godheid in de oud-Indische mythologie - Maya

vrouwelijke heilige - Santin

vrouwelijke hond - teef

vrouwelijke hoofdrol in een revue - commère

vrouwelijke hulp - helpster

vrouwelijke journalist - bibeb, pollman, vreede, waard

vrouwelijke kantoorbediende - secretaresse, typiste

vrouwelijke kenner van plant en dierkunde - biolog

vrouwelijke klant - koopster

vrouwelijke luchtgeest - sylfe, sylfide

vrouwelijke lijfeigene - slavin

vrouwelijke marinier - marva

vrouwelijke nachtgeest - drude

vrouwelijke onvrije – slavin

vrouwelijke rector - rectrice, rectrix

vrouwelijke redakteur - redaktrice

vrouwelijke regent - regentes

vrouwelijke reisgenoot - reisgezellin

vrouwelijke secretaris - secretaresse

vrouwelijke slaaf in een harem - odalisk

vrouwelijke titel - baronesse, comtesse (Fr.),duchesse (Fr.), freule, gravin, hertogin, jonkvrouwlady, prinses, senora

vrouwelijke titel op Java - ratoe

vrouwelijke titel (Spaans) - senora

vrouwelijke verspieder - spionne

vrouwelijke vis - kuit, kijter, moedervis

vrouwelijke vogel - hen

vrouwelijke volgelingen van Dionisos - bacchanten

vrouwelijke waarzegster - Cassandra, profetes, Sibille, somnambule

vrouwelijke watergeest - meermin, najade, Nixe, Ondine, sirene, Undine

vrouwelijke watergeest (Germaans) - meermin, najade, Ondine, undine

vrouwelijke werkkracht - secretaresse, telefoniste, typiste

vrouwelijke winkelier - winkelierster

vrouwelijke ziekenhuiskracht - verpleegkundige, verpleegster, zuster

vrouwenaam (geliefde) - dulcina

vrouwenader - moederader

vrouwenafkeer - misogynie

vrouwenarts - gynaecoloog

vrouwenbeeld als zuil - kariatide

vrouwenbeul - blauwbaard

vrouwenbewaker in harem - eunuch

vrouwenbeweging - feminisme

vrouwenboot - umjak

vrouwenboezem - vrouwenborst

vrouwenboot - umiak

vrouwenborst - buste

vrouwendokter - vrouwenarts

vrouwenfiguur als schoorzuil of pilaster - caryatide, kariatide

vrouwenfiguur met opgeheven armen - orans, orante

vrouwenfiguur met uitgestrekte armen - orante

vrouwenfiguur uit werk van Ibsen - Nora

vrouwengek - philogyn, philogyne, philogynie

vrouwengeneeskunde - gynaecologie

vrouwenhaar - anjelier, reukgras, steenbreekvaren, venushaar

vrouwenhaat - misogynie

vrouwenhalsdoek - labaar

vrouwenhandwerk - borduren, breien, haken

vrouwenhater - misogyn, misogaam,

vrouwenhemd -chemise, kamizool

vrouwenhoed - kapothoed, kiep, kip, matelot, steek, toot, toque, zonnehoed

vrouwenhoofddeksel - kaper, kornet

vrouwenhoofddoek - falie

vrouwenjager - ladykiller, lion, pikeur, rokkenjager, vrouwengek,

vrouwenjakje - sjek

vrouwenkapje - baarmoederkapje

vrouwenkapsel - frontagne

vrouwen kleed, lang - pepion, peplum, samaar

vrouwenklomp met leertje over de voet - trip

vrouwenklooster - nonnenklooster

vrouwenkop - kales

vrouwenkruid - valkruid

vrouwenleen - konkelleen, spilleleen

vrouwenloper - vrouwenjager

vrouwenmantel - alchemilla

vrouwenmanteltje - falie, rotonde, sortie, topper

vrouwenmin - vrouwenliefde

vrouwenmuts - bonbonnière, cornet, koof, kuif, luifelhoed, hul, kaper, knipmuts, kornet, neepjesmuts, toot

vrouwennaam - zie meisjesnaam

vrouwenoog (mooi) - gazelleoog

vrouwen regering - gynocratie

vrouwenrok - keurs

vrouwenschender - aanrander, schoffeerder

vrouwenschoeisel - terra

vrouwenslaaf - vrouwengek

vrouwenstem - alt, mezzo, mezzosopraan, sopraan

vrouwentas - karbies

vrouwentong - esp, ratelpopulier, trilgras

vrouwenverblijf - boudoir, damessalon, gynaeceum, harem, kemenade, serail

vrouwenverblijf in een harem - gynaecum

vrouwenverleider - casanova, charmeur, don Juan

vrouwenvertrek - kemenade

vrouwenvolk in Scythië - amazonen

vrouwespiegel - venusspiegel

vrouwenziekteleer - gynaecologie

vrouwtjeshond - teef

vrucht die niet goed gedijen wil - kwar

vrucht van cassia - senepeul

vrucht van de els - proem

vrucht van de eik - aker, eikel

vrucht van de meloenboom - papaja

vrucht van de naaldboom - dennenappel, kegel

vrucht van de staartpeper - cubabe

vrucht van de steranijs - badiaanzaad

vrucht van de wijnstok - druif

vrucht van een meidoorn - haagappel, spinnekoorn

vrucht van een wilde perzikboom - perkel

vrucht van kruisbloemigen - hauw

vrucht van naaldboom - kegel, denneappel

vrucht van roos - bottel, rozenbottel

vrucht van steranijs - badiaanzaad

vrucht van wijnstok - druif

vrucht van zuurzak - nangka

vruchtafdrijvend - abortief

vruchtafdrijvend - abortief

vruchtafdrijving - abortus

vruchtbaar - fertiel, groeizaam, lonend, nutig, productief, prolefiek, tierig, vet, voedzaam, voorspoedig, vruchtdragend, welig, winstgevend

vruchtbaar maken - bemesten, fecunderen, fertiliseren

vruchtbaar makende stof - compost, kali, kunstmest, mest, stalmest

vruchtbaar oord - oase, tuin

vruchtbaarheid - fertiliteit, ubertit

vruchtbaarheidsgodin - Astarte, Demeter, Freyr, Gaia, Ge, Isis

vruchtbare grond - beekklei, geest, geestgrond, humus, klei, rivierklei, teelaarde, zeeklei

vruchtbare plek in de woestijn - oase

vruchtbeginsel - eicel, kiem, knop, stamper, zaad

vruchtblad - carpel

vruchtboom - appelboom, fruitboom, notelaar, perenboom, pruimenboom

vruchtdragend - nuttig, prolifiek

vruchtdragend, eenmaal per jaar - apagyn

vruchteloos - infructueus, inutiel, nutteloos, onnodig, onnut, vergeefs, ijdel

vruchten -

2 ui,

3 bei, bes, ert, jam, jut, pee, vijg

4 aagt, aker, bees, beet, beuk, biet, boon, erwt, flip, hauw, huls, jeup, joop, kers, knol, kwee, muis, neut, noot, oker, olijf, ooft,

peen, peer, peul, pomp, poot, raap, romp, rots, slee, slei, stek

5 agurk, appel, areca, areka, beier, bezie, braam, bleek, bijbol,

cacao, cocos, copra, dadel, druif, eikel, eiker, fruit, griet, haver,

huize, jaffa, kandij, karot, keker, klapa, kokos, kopra, kraal,

krent, kreus, kriek, kriel, kroos, kroot, kwets, lenze, linze,

lobak, mango, morel, nagel, patat, pinda, poter, proem, pruim,

pruis, radij, razijn, renet, rotje, rozijn, sluim, sorbe, wakel

6 aalbes, alruin, amarel, ananas, augurk, bacove, banaan, beukei,

blauwe, bosbes, bottel, bremer, calvil, cassis, coprah, cubebe,

doekoe, doeren, doerra, dopper, eenbes, gember, gurkje, hemdje, hopbel, hopbol, jamboe, jujube, kaasje, kalbas, kalvijn,

kaneel, kapper, karoot, kassie, kelapa, kemiri, klapper, kieier,

koffie, kokkei, kokker, korent, legger, limoen, liplap, lipper,

mangel, mangga, maniok. meloen, mispel, muscus, muskus,

nangka, nootje, oranje, papaja, pataat, pepoen, peruel, perzik,

pieper, piment, pinang, pisang, prumel, prunel, rabaut, rabauw,

rondje, sausje, siepel, sjalot, tomaat, volger, wapper, wijnbes,

ijsbout, ijspeer, zaaier

7 aardbei, aardbes, amandel, asperge, bennoot, bertram, blanket,

bolknop, bosnoot, brummel, citroen, djamboe, djeroek,

doerian, doperwt, geelbal, geelbes, glaskop, glimmer, graafje,

granaat, griotte, haagbes, hauwtje, heulbol, holaars, holeers,

huisman, jamboes, jenever, junibes, kalebas, kapucijn, klakker,

katjang, klapbes, klister, klijster, knapper, kokkerd, kreusje,

krombek, kroosje, kruiper, kurkuma, labboon, lijzebet, maankop, manggis, manihot, meikers, meiknol, mirabel,

moerbei, moerbes, molboon, muskaat, ossekop, paradijs,

patater, pelerwi, planter, pompoen, prinses, pronker, radijsje,

ramenas, slaboon, snijbiet, snijboon, snijlook, talkbes, trepang,

tripang, veenbes, waldbes, walnoot, waspeer, woudbes,

wijnpeer, zeeboon, zeepbes, zoeting, zonzoet, zuurzak,

8 aalbezie, aardaker, aardmuis, aardnoot, aardpeer, abrikoos,

advokaat, afrikaan, alpenbes, amarelle, anijszaad, beetraaf,

beetraap, berberis, bergamot, blauwbes, blauwput, blimbing

bloemkool, borstbes, bosbezie, braambes, calville, dambezie,

dennekop, denappel, divi-divi, dolappel, doornbes, drieling,

erwtboon, flamboos, flambouw, framboos, giftboon, groening,

groentje, grofboon, handpeer, hanneman, hennebed, hennebes,

hinnebes, hondsbei, hondsbes, hoorntje, hoppebel, houtnoot,

hulstbes, jasappel, jenoffel, kannetje, kardamon, kardeman,

kasdruif, kattekop, kernooft, kleipeer, kliester, klimboon,

knapkers, knorhaan, kokeleko, kolanoot, kookerwt, kraakbes,

kraanoog, krapnoot, krimerwt, kroppeer, kruiling, kruinoot,

kruisbes, kweepeer, langhals, legpoter, limmetje, mandarijn,

margriet, meelpeer, merkaton, mirtebes, muskadel, napoleon, okernoot, olienoot, osseboon, palmnoot, panappel, paranoot,

peulerwt, pistache, pomerans, pijnappel, rapeling, reinette, rietpeer, schokker, slaapbol, sojaboon, stamboon, steekbes,

stokboon, stokerwt, streping, troskers, tuinboon, veldboon,

vlierbei, vlierbes, voererwt, vogelbes, vijgappel, vijgepeer,

wasappel, waspruim, waterzak, wolfsbes, worgpeer, woudkers,

wijnappel, wijndadel, wijndruif, wijnpruim, ijzerhard, zalfnoot,

zinknoot, zurekers,

9 aagtappel, aardappel, aardbezie, aardeikel, adelbezie, akkernoot,

anijsappel, appelsien, arecanoot, arnhemmer, behennoot,

berebezie, besvrucht, betelnoot, boukenoot, blaaserwt,

boekenoot, bokkempje, bokkenoot, boterpeer, braaknoot,

bruinzoet, cacaoboon, cocosnoot, cranberry, dopvrucht,

druippeer, eierpruim, erwteboon, filippine, flageolet, flesappel,

giftappel, glanspeer, goudappel, goudrenet, grauwerwt,

grauwstam, groenerwt, grondnoot, guldeling, haagappel,

haagbezie, hakvrucht, hamburger, handappel, hangeloor,

hazelnoot, herenboon, herenpeer, houtappel, hulsbezie,

jodenboon, jodenkers, juttepeer, kantaloep, kantappel,

kanteloep, karbonkel, kartoffel, kempenaar, kersappel,

kerspruim, klapbezie, kleinboon, klokkebei, koffiebes,

kokosnoot, kolokwint, komkommer, kortsteel, kraaipeer,

kraakpeer, krakelbes, kriekpeer, kroonerwt, kruidnoot,

kruidpeer, kruiperwt, kweeappel, lauwerbes, lombokker,

lijsterbes, mangostan, mastpruim, moerbezie, netmeloen,

okkernoot, oranjebes, parelpeer, peppellng, pindanoot,

pippeling, pitvrucht, plantraap, pondspeer, portelbes, postelbes,

raapappel, radijskool, ramboetan, ribbeling, rietstoel, risselaar,

roomappel, rotmispel, ruisbezie, rijnburger, sabelboon,

schelerwt, sleepruim, schijfpeer, smeltpeer, smoutpeer,

sneeuwbes, spadeling, sparappel, spitskool, steennoot,

stekelbes, sterappel, stoofpeer, tafelpeer, tamarinde,

veenbezie, vleeskers, vogelkers, vossenbes, waternoot,

wildeling, wolfsbeet, wolkammer, woudbezie, wijnmeloen,

wijnperzik, ijzerappel, zandappel, zeepappel, zoetekers,

zomerpeer

10 aardnootje, aardvrucht, adamsappel, anjerappel, apennootje,

bamispruim, beetwortel, belladonna, bellefleur, bietekroot,

bitterkers, blauwbezie, blauwputje, bloedappel, borenboon,

boomvrucht, borstbezie, braadappel, braambezie, cederappel,

dadelpruim, dennekegel, dievenpeer, doornappel, doosvrucht,

duivenboon, eersteling, gilftwortel, goudreinet, grapefruit,

graswortel, hanenbezie, hartperzik, haverbezie, heiningbes,

herfstpeer, hoppekeest, hulstbezie, jaffa-appel, jeneverbes,

jodenbrood, kaneelpeer, kaneelzoet, kaneelzuur, kemirinoot,

kernvrucht, klapstaart, koffieboon, kokkelboon, kraakbezie,

kruidappel, kruidnagel, kruisbezie, kwintappel, lammernoot,

landvrucht, laurierbes, maagdepeer, maaienkers, mandragora,

mirtebezie, moffelboon, muscuspeer, negenweker, olienootje,

oogstappel, oranjepeper, pareldruif, peperappel, peulvrucht,

philippine, pimpernoot, pinangnoot, pompelmoes, pronkappel,

pruimedant, raasdonder, rabauwting, ramboezing, renetappel,

saladeboon, schelperwt, schijfappel, sluitappel, springkers,

steekappel, stoofappel, suikerbiet,

suikerboon, suikererwt, suikerpeer, tafelappel, tafelrozijn,

tuinvrucht, veldvrucht, vlierbezie, waterappel, waterpruim,

winterkers, winterkool, winterpeer, wolfsbezie, zilverling,

zomerappel

11 aagjesappel, aardakertje, aardamandel, akkervrucht,

ananasappel, appelvrucht, aspergeboon, balsenappel,

bekervrucht, beukenootje, bitterappel, blaasvrucht, lauwputter,

boerenpruim, broodvrucht, citroenboom, citroenpeer,

cubebepeper, damastpruim, dennenappel, diamantpeer,

dirkjespeer, eigenheimer, goudpenning, graanvrucht,

guldenappel, jaapjespeer, jodennootje, kaneelappel,

kegelvrucht, kievitsboon, klappernoot, klompvrucht,

kluisvrucht, knipboontje, kokervrucht, kokosvrucht,

koningspeer, krakelbezie, lambertnoot, lammersnoot,

laurierkers, lemoenappel, ligusterbes, maagdenpeer,

maatjespeer, mandarijntje, mazaganboon, meiolderbei,

meloenappel, muskaatnoot, muskaatpeer, natuurdruif,

notemuskaat, notemuskaat, oranjeappel, parelkoffie,

peperkorrel, pepervrucht, pindanootje, portelbezie, postelbezie,

purgeerboon, rammelappel, reineclaude, rozijnenerwt,

schijnvrucht, sinaasappel, spaansekers, spersieboon,

sperzieboon, splitvrucht, steenvrucht, stekelbezie,

suikerappel, suikerpruim, venkelappel, watermeloen,

weesboontje, winterappel, wonderappel, zijdenhemdje,

12 amandelpruim, bergamotpeer, citroenappel, cypressenoot,

granaatappel, herfstvrucht, jeneverbezie, kokelekonoot,

koningsappel, koningspruim, kraakamandel, lambertsnoot,

laurierbezie, liefdesappel, meeiappeltje, mirabelpruim,

muskadelpeer, negerboontje, paradijsappel, pinksterpeer,

rasperdopper, saffraanpeer, schoenlapper, stekelvrucht,

suikermeloen, suikervrucht, sultanarozijn, wintervrucht,

ijzerappeltje, zoeteveentje

13 ananasaardbei, ananasaardbes, anjelierappel, arekapalmnoot,

boompjesappel, egelantierbes, groffelsnagel, johannesbrood,

kauwoerdappel, kurkumawortel, lambertsenoot,

mannetjesnoot, muscuscitroen, muskadeldruif, nootjesvrucht,

pinksterappel, prinsesseboon, raasdondertje, ramboersappel,

saffraanappel, scharlakenbes, spaliervrucht, suikerboontje,

suikerpeentje, trosvogelkers, vanillestokje, waterkastanje,

14 aardpimpernoot, agragaatvrucht, berberiswortel,

dragonderappel, herfstbergamot, kannetjesappel,

kerslaurierbes, kriel aardappel, lammertjesnoot,

perzikabrikoos, spersieboontje, sperzieboontje,

suikerabrikoos, vanieljestokje, vrouwtjesappel,

15 agregaatvrucht, bergamotcitroen, brood boomvrucht,

egelantierbezie, komkommervrucht, koninginneappel,

magdalenaperzik, paardenkastanje, paternostererwt,

peterseliedruif, sappedegroentje, springkomkommer

16 jaffasinaasappel, kerslaurierbezie, prinsesseboontje,

sapperdegroentje, amarindenvrucht

17 bitteroranjeappel, goudelingspepping

vruchten etende vleermuis op Java - kalong

vruchten gebak - beignet

vruchten of groenten onderdompelen in kokend water - blancheren

vruchtenbrij - moes

vruchtenbrandewijn - raki, ratafia

vruchtendrank - bessensap, sorbet, most, wijn

vruchteneter - carpofaag, fructivoor

vruchtengelei - aalbessenjam, bessenjam, marmelade, jam

vruchtenkenner - carpoloog, pomoloog

vruchtenkorf - haander

vruchtenkunde - carpologie, ooftkunde, pomologie

vruchtenkweker - fruitkweker

vruchtenleer - pomologie

vruchtenmaand - fructidor

vruchtenmandje - ooftmand

vruchtenmoes - appelmoes, compôte, gelei, jam, marmelade, moes, perenmoes, rabarbermoes

vruchtennat - most, sap

vruchtenoogst - pluk

vruchtenpit - kern

vruchten plukken - oogsten

vruchtenpulp - moes

vruchtenpunch - bowl

vruchtensap - most, sap

vruchtenstreek - Betuwe, Westland

vruchtensuiker - fructose, levulose

vruchtentaart - cassata

vruchtenijs - plombière

vruchtepit - kern

vruchtezuurtje - drups

vruchtgebruik - jouissance, lijftocht, usufructus

vruchtgebruiker - fructuarius

vruchtgodin - Ceres, Pomona

vruchthoopje - sporenhoopje

vruchthuid - schil

vruchthulsel - zaadhulsel

vruchtje - bes, bezie, eikel, meikers, moerbes, morel

vruchtje van de meidoorn - meelappeltje

vruchtje van een boom - aker, eikel

vrucht van een roos - bottel

vrucht van een wijnstok - druif

vruchtkern - pit

vruchtknop - zaadknop

vruchtloos - acarp

vruchtmaand - augustus

vruchtschede - vruchthulsel

vruchtvel - schil

vruchtvlees van de kokosnoot - kopra

vruchtvlies - amnion , lamsvlies

vruchtvocht - sap

vruchtwater - lamsvocht

vruchtwater van de kokosnoot - kokosmelk

vrij - autonoom, bandeloos, beschikbaar, facultatief, franco, frank, gratis, leeg, liber, lichtzinnig, los, merdeka, neutraal, nogal, onafhankelijk, onbelast, onbelemmerd, onbeperkt, onbeschroomd, onbezet, onder, ongebonden, ongedwongen, ongehinderd, onomwonden, ontheven, ontslagen, onverhinderd, open, quitte, redelijk, rondborstig, ruim, tamelijk, vacant(tie), vlot, verlof, vrachtvrij, vrijmoedig, vrijmoediglijk, zelfstandig, zonder

vrij aan boord - f.o.b., (free on board)

vrij erfgoed - allodium

vrij goed - behoorlijk, nogal, redelijk, tamelijk

vrij groot - belangrijk

vrij hevig geluid - knal

vrij huwelijk - concubinaat

vrij in tijdmaat (muz.) - rubato

vrij lang - geruim

vrij lange tijd - dewijl, poos, somtijds, wijl, wijle

vrij langs boord - I.a.s. (free along side ship)

vrij laten - relacheren, slaken

vrij lopen - loslopen

vrij om zich te bewegen - los

vrij van arbeid - vacantie

vrij van belasting - immuun

vrij van fouten - echt, feilloos, foutloos, onberispelijk, rein, zuiver

vrij van micro-organismen - steriel

vrij van portokosten - franco

vrij van smet - vlekkeloos, vlekvrij

vrij van twijfel - beslist, catagorisch

vrij van werken - ledig, verlof

vrij van ziektekiemen - steriel

vrijaf - conge, lavei, reces, rust, vakantie, verlet, verlof

vrijage - minnarij, minnehandel, verkering

vrijbiljet - geleibrief, verlofpas

vrijblijvend - onverplicht

vrijborstig - rondborstig

vrijbrief - machtiging, pas, verlofbrief

vrijbuiter - avonturier, boekanier, bohemien, flibustier, kaper, piraat, vagant, vagebond, zeerover, zigeuner, zwerver

vrijbuiterij - kaapvaart

vrijburg - asiel, toevluchtsoord

vrijdagskring - moekim

vrijdenkend - liberaal, vrijzinnig,

vrijdenker - atheïst, libertijn

vrijdom - franchise, ontheffing , privilege, voorrecht, vrijgeest, vrijstelling

vrije associatie van staten - gemenebest

vrije behandeling van het tempo (muz.) - rubato

vrije dag - snipperdag

vrije heerlijkheid - baronie

vrije keus - optie, voorkeursrecht

vrije mededeling of mededinging voorstaand - liberaal

vrije tijd - otium, vakantie

vrije verdediger - libero

vrije verkiezing - eigendunk, eigenzinnigheid, grilligheid, willekeur, willekeurigheid

vrijelijk - ongehinderd, vrijmoedig, zelfstandig

vrijen - flemen, knuffelen, kozen, minnekozen, minnen, scharrelen, sjansen, vleien

vrij en ledig - onbezet

vrij en toegankelijk - open

vrij en vlot - frank

vrijer - aanzoeker, amant, galant, lover, minnaar, petent, pretendent, scharrel, sinterklaaspop, spinnenweb

vrijerij - verkering, minnehandel, vrijage

vrije tijd - verlof

vrijetijdsberoving - gijzeling, ontvoering

vrijetijdsbesteding - lezen, sporten, spelen

vrije verdediger - libero

vrije verkiezing - willekeur

vrijgeest - libertijn, vrijdenker

vrijgelaten slaaf - mardijker

vrijgeleide - escorte, juist, konvooi, lijfgarde, pas, paspoort, sauf-conduit, toeristenkaart, visum, vrijbrief

vrijgeven - toestaan, verlof, vrijlaten

vrijgevig - fideel, goedgeefs, gul, liberaal, liefdadig, mild, milddadig, munificent, onbekrompen, royaal, scheutig, spendabel, weldadig

vrijgevigheid - gulhartigheid, gulheid, kwistigheid, liberaliteit, milddadigheid, royaliteit

vrijgevochten - bandeloos, onconventioneel, tuchteloos

vrijgezel - celibatair, echteloos, ongehuwd, ongetrouwd

vrijheer - baron

vrijheerlijkheid - baronie

vrijheid - handvest, libertas, liberteit, liberty, onafhankelijkheid, onbelemmerdheid, ongedwongenheid, privilege, voorrecht, vrijmoedigheid

vrijheid (Ind.) - merdeka

vrijheid van handelen - latitude

vrijheidsbrief - privilege

vrijheidsgeest - liberalisme

vrijheidsgezind - liberaal

vrijheidsstraf - celstraf, detentie, celstraf, gevangenisstraf, hechtenis, huisarrest, opsluiting

vrijheidsstrijder - fellaga, partizaan

vrijhof - meierij

vrijhouden - klaarhouden, openhouden,

vrijhouden van iets - besparen

vrijkaart - vrijbiljet

vrijkoopbrief - aflaat, kwijtschelding

vrijkoopgeld - losgeld, losprijs, ran(t)soen

vrijkoopsom - losprijs

vrijkopen - afkopen

vrijkoping - verlossing

vrijlast - portage

vrijlaten - loslaten, ontslaan

vrijlating - bevrijding, emancipatie, liberalisatie liberatie.

verlossing

vrijlating van een slaaf - manumissie

vrijmad - etgroen, nagras

vrijmaken - bevrijden, emanciperen, openen, verlossen

vrijmaking - bevrijding, emancipatie, verlossing

vrijmetselaar - latomus, maçon

vrijmetselaarsteken - passer, winkelhaak

vrijmetselarij - latonie, loge, maconnerie, magonnerie

vrijmoedig - brutaal, dapper, fier, franchement, frank, gulhartig, koen, los, onbedeesd, onbeschroomd, onbevangen, onbevreesd, onbewimpeld, ongedwongen, onvervaard, ronduit, stout, stoutmoedig, trankiel, trots, vlot, vrank, vrij, vrijelijk, vrijpostig,

vrijmoedigheid - franchise, onbeschroomdheid,

rondborstigheid

vrijmoediglijk - arrogant, brutaal, driest, vrij, waanwijs

vrij, niet leenvoerig land - vroonland

vrijplaats - asiel, asyl, buut, honk, schuilplaats, wijkplaats

vrijpleiten - disculperen, rechtvaardigen

vrijpostig - arrogant, assurant, astrant, astrantig, brutaal, driest, familiaar, frank, insolent, onbescheiden, onbeschroomd, stout, vrijmoedig, vrijmoediglijk

vrijpostigheid - brutaliteit, stoutheid, vrijmoedigheid

vrijschaar - vrijkorps

vrijschepen - veengerichtslid

vrijspraak - vrijspreken

vrijspreken - absolveren, releveren, verontschuldigen, voleinden

vrijspreking - exculpatie

vrijstaand - apart, los

vrijstaand dak op palen - afdak, overkapping

vrijstaande - los

vrijstaande zuil - obelisk

vrijstad (bijbel) - Bezer, Golan, Hades, Hebron, Ramoth.. Sichem

vrijstad, Nederlandse - Culenborg, Vianen

vijstellen - bevrijden, dispenseren, exemtie, eximeren, ontheffen, ontslaan, ontslag,

vrijstelling - dispensatie, franchise, liberalisatie, ontheffing, vrijdom

vrijstelling van assurantievergoeding - franchise

vrijstelling van betaling - dispensatie

vrijstelling van straf - amnestie

vrijstelling van vracht - franchise

vrijster - deerne, meisje, sinterklaaspop, weeuwplant

vrijthof - kerkhof, wandelplein

vrijuit - onbelemmerd, onbeschroomd, openhartig, rondborstig, schroomloos

vrijvechten - bevrijden

vrijverklaring - emancipatie

vrijvrouw - barones

vrijwaarder - waarborger

vrijwaren - behoeden, besparen, waarborgen

vrijwaren tegen overlast - dekken

vrijwaring - garantie, protestatie, waarborg

vrijwel - amper, bekant, bijkans, bijna, draaglijk, feitelijk, haast, nagenoeg, omstreeks, practisch, schier, zowat

vrijwel in figuurlijke toepassing - tomeloos

vrijwel nooit - zelden

vrijwiel - freewheel

vrijwieler - vrijwielfiets

vrijwillig - belangeloos, ongedwongen, onverplicht, spontaan, vanzelf

vrijwillig sociaal verkeer - convivium

vrijwillig ter beschikking stellen - aanbieden

vrijwillige afstand - abdicatie

vrijwillige afstand van een waardigheid - abdicatie

vrijwillige daad - offer

vrijwillige gave - offer

vrijwillige onthouding - abstinentie

vrijwillige ouderdomsverzekering - vov

vrijwillige stomheid - mutisme

vrijwillige verbintenis - belofte, gelofte

vrijwilliger - volontair, voluntair

vrijzinnig - heterodox, liberaal, libertijns, links, modern, ondogmatisch, vooruitstrevend

vrijzinnig- protestantse richting - Doopsgezind, Luthers, N.P.B., Remonstrant

vrijzinnig ruim denkend - liberaal

vrijzinnige op kerkelijk gebied - liberaal

vrijzinnigheid - liberaliteit

rijzinnigprotestantse richting - doopsgezind, luthers,

remonstrants

vue - blik, uitzicht

vuig - bezoedeld, gemeen, goor, laag, laaghartig, lelijk, min, minderwaardig, onaangenaamonrein, onzedelijk, onzindelijk, onzuiver, slecht, smerig, vals, vies, vuil

vuil - abject, bedorven, beduimeld, derrie, drek, gemeen, goor, gortig, groezelig, infaam, laag, modder(ig), morsig, mottig, obsceen, ongewassen, onrein, onzedelijk, onzindelijk, onzuiver, prut, schunnig, slijk, smeerboel, smerig, smoezelig, smotzig, smullig, smurrie, sordes, troebel, uitschotvals, vals, verachtelijk, vies, vuig, vunzig

vuil gemeen persoon - lel

vuil lomp onhandig vrouwtje - modde

vuil maken - bekladden, beschermen, besmeuren, bevlekken,

bezoedelen

vuil mens - morsbeer

vuil van beesten - drek

vuilaard - vuilik

vuilaardig - gemeen

vuilaardigheid - gemeenheid, vuilheid

vuilak - morsebel, smiecht, viezerik

uilbeest - vuilbek, vuilik

vuilbekken - goor

vuilboom - sprakel

vuilbroed - broedpest, broedrot

vuilbruin - vaal

vuile boel - gribus, morsboel, smeerboel, varkensstal, veeg, viezigheid, zwijnderij, zwijnenstal, zwijnepan

vuile achterbuurt - gribus

vuile plek - klad, smet, spat, vlek

vuile vegen maken - smeren

vuile vlekken maken - smeren

vuile vrouw - modde, mors, morsebel

vuil en gemeen - laag

vuil en laag - gemeen

vuil en vies - onfris

vuil goed - wasgoed

vuilheid - goorheid, sorditeit

vuiligheid - derrie, drek, gemeenheid, zwijnerij,

vuilik - gemenerik, taddik, onterik, smeerlap, smeerpoets, viespeuk, viezerik

vuil maken - besmeuren, bezoedelen, smetten

vuilneus - snotneus

vuilnis - afval,drek, huisafval, huisvuil, morsigheid, uitwerpsel, vuiligheid, vullis

vuilnisbak - asemmer, vuilnisemmer

vuilnisbelt - asbelt, asvaalt, belt, stortplaats, vaalt, vuilnishoop

vuilnisboer - vuilnisman

vuilnisemmer - asemmer, asvat

vuilnisgoot in de koestal - groep

vuilnishoop - asbelt, belt, vaalt, vuilnisbelt

vuilnisman - asman, karreman, mestraper

vuilnisophaaldienst - gemeentereiniging, stadsreiniging

vuilnisophaler - asman

vuilnisvat - aston

vuilniswagen - askar

vuilpersleiding - smeerpijp

vuilpoes - kledder

vuilschrijverij - pornografie

vuilspuiter - lasteraar, roddelaar

vuilte - vuilheid, vuilnis

vuiltje - ongerechtigheid

vuiltong - lasteraar

vuilwateremmer - toiletemmer

vuilwit - izabelkleurig

vuist - hamer, knuist, moker, slag, smidshamer, stomp, vuisthamer

vuist- en worstelkamp bij de oude Grieken - pancratium

vuistgevecht - bokspartij, pugilaat, pugilisme

vuisthamer - moker

vuisthandschoen - bokshandschoen, mitaine, want

vuistkamp - pugilaat

vuist of moker - hamer

vuistrecht - wraakrecht

vuistslag - beuk, bonk, bons, dof, douw, dreun, drum, duw, klink, linkse, opdoffer, opdonder, opstoot, opstopper, peut, rechtse, stamp, stomp, stoot, tuk,

vuiststoot - dreun, stomp

vuistvechter - atleet, bokser, pugilist

vuistwapen - boksbeugel

vulaarde - vollersaarde

vulbier - scharrebier

vulboom - wakelhout

vuldoek - spoellinnen

vulfineer - binnenfineer

vulgaat, vulgata - bijbelvertaling (Lat.)

vulgair - alledaags, banaal, gemeen, grof, ordinair, plat, smerig, triviaal, vies

vulgair en laf - laag

vulgair maken - vulgaliseren

vulgaren - ondergaren

vulgariseren - populariseren

vulgariteit - alledaagsheid, platheid

vulgariter - gemeenlijk

vulgas - helium

vulgat - spon

vulgus - gemeen, grauw, plebs, rapalje, uitvaagsel, volk

vulhaard - insluithaard

vulkaan - Etna, Hekla, Merapi, Sibajak, Stromboli, Visuius, krater

vulkaan - (Ind.) api

vulkaan in Afrika - Lanzarote,Namlagira, Ruwenzori,

vulkaan in Alaska - Katmai, Wrangell

vulkaan in Antartica - Erebus

vulkaan in Argentinië - Maipo

vulkaan in de Andes - Cotopaxi

vulkaan in Antarctica - Erebus

vulkaan in Azië - Api, Apo, Aso, Merapi, Salak, Sibajak, Slamat

vulkaan in Chili - Guallatiri, Lascar, Tupungatito

vulkaan in Columbia - Purace

vulkaan in Costa Rica - Irazu

vulkaan in ded Poolstreken - Erebus

vulkaan in de Eifel - Maaren

vulkaan in de Verenigde Staten - Katmai, Kilauea, Wrangell

vulkaan in El Salvador - Izalco

vulkaan in Equador - Cotacachi, Cotopaxi, Sangay

vulkaan in Europa - Etna, Hekla, Stromboli, Vesuvius

vulkaan in Guatemala - Tajamulco

vulkaan in Indonesië - Api, Dempo, Krakatau, Merapi, Salak, Slamat

vulkaan in Italië - Etna. Stromboli, Vesuvius

vulkaan in Japan - Aso, Fujihama

vulkaan in Mexico - Colima, Popocatepetl

vulkaan in Peru - Misti

vulkaan in Tanzania - Kilimanjaro

vulkaan in Verenigde Staten - Katmai, Kilauea, Wrangell

vulkaan op Costa Rica - Irazu

vulkaan op Filippijnen - Apo

vulkaan op IJsland - Askja, Hekla

vulkaan op Java - Merapi, Salak, Slamat, Smeroe

vulkaan op Kreta - Ida

vulkaan op Martinique - Mont Pelée

vulkaan op Mindanao - Apo

vulkaan op Sicilië - Etna

vulkaan op Sumatra - Dempo, Sibajak

vulkaan op IJsland - Askja, Hekla

vulkaankom - caldeira

vulkaankunde - vulcanologie

vulkaanmond - krater

vulkaanopening - bacca, fumarole, krater

vulkaansteentjes - lapilli

vulkaantrechter - hopper, krater

vulkaanuitbarsting - eruptie

vulkaniet - basalt, trachiet, tuf

vulkanisch - trachiet

vulkanisch agaat - obsidiaan

vulkanisch bergland - Armenië

vulkanisch gas - magma, obsidiaan, perliet

vulkanisch gesteente - basalt, bazalt, doleriet, lava, magma, puimsteen, puzzolaan, tuf, tufsteen

vulkanisch glas - glasagaat, magma, marekaniet, obsidiaan, perliet, piksteen

vulkanisch produkt - lava

vulkanische modderstroom - lahar

vulkanische stof - lava, magma, puimsteen, tuf

vulkanische uitbarsting - eruptie

vullen - dempen, dichtmaken, Iaden, plomberen, spekken, voldoen, volmaken, volstoppen

vullen met benzine - tanken

vullen van gevogelte, vis enz. - farceren

vullen van kiezen - plomberen

vulling - farce, lading, plombe

vulling van iets - inhoud

vulling van matras - kapok

vulling voor gebak - spijs

vullis - afval, schorem, vuilnis

vulmateriaal - dons, kapok, stro, veren

vulmiddel - kit

vulnereren - kwetsen, verwonden

vulnippel - ventiel

vulsel - farce, kapok, paardenhaar, veren

vulsel voor meubels en kleren - dons, paardenhaar

vulsel voor pasteitjes - farce

vulslurf - appendix

vuisteen - stopsteen

vulstof - crin

vultrechter - hopper, vaartuig

vulva - schaamspleet

vuns - bedompt, duf, goor, muf, schunnig, slordig, smerig, verdorven, vies, vochtig, vuil, vunzig

vunzen - glimmen, smeulen

vunzig - duf, muf, schunnig, smerig, vies, vuil vuns

vunzige vrouw - del, slet

vuren - schieten

vurig - ardente, bestaand, bewonderend, bezield, blakend, brandend, devoot, dicht, diep, driftig, energiek, enthousiast, fel, fervent, flink, fonkelend, geestdriftig, gepassioneerd, gloeiend, hartstochtelijk, heethoofdig, heftig, hevig, krachtig, sig, hit, innig, intens, intiem, kittig, kras, kwiek, nauw, nijdig, onstuimig, rap, sanguinisch, spirituoso (muz.), sterk, vast, vertrouwelijk, v vurig vurig bevorderaar - ijveraar

vurig bewonderaar - fan, ijveraar, zelooterwoed, vinnig, warm, ijverig, ziedend

vurig (muz.) - ardente, brioso, spirituoso

vurig paard - genet, ros

vurig vaderlander - nationalist

vurig verlangen - begeerte, begeren, hartstocht, passie, reikhalzen, smachten, snakken, zucht

vurig verlangen - begeren, smachten, snakken

vurig verlangend - begerig, hartstochtelijk, passievol, reikhalzend, smachtend

vurig voorvechter - kampioen, voorvechter, ijveraar

vurige bevorderaar - begunstiger, geestdrijver, ijveraar,

zeloot

vurige dweepzucht - geestdrijverij

vurige huidplek - smarting

vurige Italiaanse wijnsoort - falerner

vurige liefde - minnebrand

vurige voorstander van de Franse omwenteling - Jacobijn

vurigheid - temperament

vuriglijk - hartstochtelijk

vuur - aandrift, animo, bezieldheid, brand, drift, elan, energie, enthousiasme, fik, geestdrift, gloed, hartstocht, leven, opwelling, pep, vlam, vlammengloed, vonk, warmte, ijver

vuur (Ind.) - api

vuur, aanmaken - aanwakkeren, ontsteken

vuur aanwakkeren - stoken

vuur beantwoorden - terugschieten

vuur blussen - uitmaken

vuur doven - blussen, smoren, uitmaken

vuur geven - branden, vuren

vuur in de oven - ovenbrand

vuur maken - stoken

vuur matigen - aflaten

vuur, ontstaan van - pyrogenese

vuur oprakelen - poken, porren

vuur opstoken - opboeten, poken, rakelen

vuur uitdoven - smoren

vuur uitmaken - doven

vuuraanbidder in Perzië - Pars

vuuraanmaker - vuurmaker

vuurbaken - fanaal, lichttoren, rooksein, seinlicht, vuursein, vuurtoren

vuurbakje - stoof, test

vuurbal - bolide

vuurberg - api (Ind.), Etna, vulkaan

vuurbestendig - onbrandbaar

vuurbestendig materiaal - asbest

vuurbestrijdingskorps - brandweer

vuurblik - kustsein, kustvuur

vuurbol - bolide, luchtsteen, meteoorsteen, meteoriet

vuurbron - haard, vuurhaard

vuurbuis - vlampijp

vuurbuks - geweer

vuurdekker - haardstolp, vuurstolp

vuurdienst - vuuraanbidding

vuurdood - brandstapel

vuurdoorn - pyracantha

vuurduvel - loodgietersfornuis

vuurengel - seraf

vuureter - goochelaar, kunstenmaker

vuurflitsje - vonk

vuurgeschut - artillerie, kanon

vuurgevecht - schietpartij

vuurgeven - vuren

vuurglans - gloed

vuurgloed - brand, vlammen, warmte

vuurgod - loke, loki

vuurhaak - loet, ovenkrabber

vuurhaard - brand, calorifère, fornuis, fornuisoven, kolenhaard, oliehaard, oliekachel, oven, potkachel, stookoven, stookplaats, vuister, vulkachel, vuurbron, vuuroven, windoven

vuurhaard om te bakken - oven

vuurhoutje - lucifer

vuurijzer - hangel, haardijzer

vuurkanaal - vuurgang

vuurkei - vuursteen

vuurkever - glimworm

vuurkogel - brandkogel

vuurkolk - askolk, haardkolk, hel, vagevuur

vuurkolom - vuurzuil

vuurkoord - lont

vuurkruid - raket

vuurlak - moffellak

Vuurland, bevolkingsgroep in - Haush, Ona’s, Tehuelchen, Yamana

Vuurland, hoofdstad van - Ushuaia

vuurlantaarn - baak, scheepslantaarn

vuurlinie - vuurlijn

vuurlont - koord, stoker

vuurlijn - schootslijn, schootsveld

vuurmaker - aansteker, lucifer, stoker

vuurmeter - pyometer

vuurmolen - vuurrad, stoommolen

vuurmond - bazooka, geschut, houwitser, kanon, mitrailleur, mortier, stengun

vuur om te roosteren - barbecue

vuuronderhouder - ovenist, stoker

vuuroverwicht - vuurkracht

vuurpad - bombina

vuurpan - beddepan

vuurpeloton - executiepeloton

vuurpijl - fusée, raket, lichtkogel

vuurpot - doofpot, komfoor, test, zwermpot

vuurpijl - fusee, kniphofia, raket

vuurroer - geweer, musket, snaphaan

vuurroer In de 17e en 18e eeuw - musket

vuurroker - adonisbloem

vuurrood - hoogrood

vuurroosje - adonisbloem

vuursalamander - landsalamander

vuurscherm - haardscherm

vuurschip - brander

vuurschoof - pijlkast, vuurkast

vuursprank - vonk

vuurslikker - pyrofaag

vuursmid - bankwerker

vuursprank - vonk

vuurspuwend - vuurbrakend

vuurspuwend monster - chimaera

vuurspuwende berg - krater, vulkaan

vuurspuwend monster - Chimaera

vuurstede - haardstede

vuursteen - eoliet, flint, keisteen, silex, veldkei, vlint

vuurstoep - haardstoep

vuurstraal - bliksem, bliksemflits

vuurtheorie - pyrologie

vuurtje - brand, fik

vuurtong - laai, vlam

vuurtoren - baken, boet, Brandaris, fanaal, kustlicht, lichtbaken, lichttoren, Pharus

vuurtouw - lont

vuurvast - apyrisch, onbrandbaar

vuurvast gebrande leem - chamotte

vuurvast glas - pyrex, vycor

vuurvast materiaal - chamotte

vuurvast omhulsel van porseleinen voorwerpen tijdens bakken in oven - kapsel

vuurvast vat - kroes

vuurvaste doos - cassette

vuurvaste klei - chamotte

vuurvaste schotel - cocotte

vuurvaste steen voor porseleinovens - chamotte

vuurvaste stof - asbest

vuurverschijnsel - hitte, rook,vlam, walm, warmte

vuurverzorger - ovenist, stoker

vuurvink - amarant

vuurvliegje - vuurkevertje

vuurvogeltje - prachtvink

vuurvrees - pyrofobie

vuurvreter - pyrofaag

vuurwagen - zonnewagen

vuurwapen -

3 gun, usi

4 bren, buks, sten

5 kanon, raket

6 geweer, klover, musket

7 bazoeka, blaffer, haakbus, karabijn, mortier, pistolet, pistool,

stengun

8 revolver, snaphaan

10 atoomkanon

11 mitrailleur

13 vlammenwerper

vuurwapen dat een luide knal geeft - alarmpistool

vuurwater - alcohol, brandewijn, genever, jenever, whisky

vuurwerk - cascade, donderster, klapper, molen, pijlkast, regen, rotje, raket, salamander, sisser, slang, springbus, strijker, vuurkrans, vuurpijl, vuurrad, voetzoeker, zevenklapper, zon, zwermpot, zwerver

vuurwerk met raketten - girande, springfontein

vuurwerkbom, kleine - bombette

vuurwerkersknoop - mastworp

vuurwerkerskunst - pyrotechniek

vuurwerkerij - pyrotechniek

vuurwerkmaker - pyrotechnicus

vuurwerkplant - dictamnus, essekruid

vuurworm - zeeworm

vuurwortel - bertram, duizendblad, kwijlwortel, mater, moederkruid, wrangwortel

vuurijzer - baardijzer, vuurbok

vuurzee - brand, lichterlaaie, vlammen, vlammenzee

vuurzuil - voorkolom

vuurzwam - tondelzwam

vijand - antagonist, belager, bestrijder, hater, opposant, tegenspeler, tegenstander, tegenstrever, vervolger

vijand der Asen - Loke, Loki

vijand van de materie - idealist

vijand van Filips 2e - geus, watergeus

vijand van het jodendom - antisemiet

vijand van het materialisme - idealist

vijandelijke inval - incursie, invasie, raid

vijandelijkheden - strijd

vijandelijkheid - hostiliteit

vijandig - afkerig, afwijzend, agressief, boosaardig, haatdragend, hatelijk, hostiel, kil, koud, kwaadwillig, liefdeloos, nijdig, onaardig, onenig, onverzoenlijk, onvriendelijk, opstandig, rancuneus, toornig

vijandig gezind - gezind, kwalijk

vijandige actie - aanval, inval, overval, raid

vijandige gezindheid - animositeit

vijandige opstelling - confrontatie

vijandigheid - animositeit, hostiliteit

vijandschap - afkeer, animositeit, antagonisme, haat, hostiliteit, odium, rancune, rivaliteit, vete, vijandigheid, wrok

vijandschap tegen iemand hebben - haten, verfoeien,

verafschuwen

vijf (voorvoegsel) - penta

vijf boeken, van Mozes - pentateuch, pentateug

vijf cent - stuiver

vijf in samenstelling - penta

vijf (voorvoegsel) - penta

vijf jaar - lustrum

vijf nummers op een rij - kien

vijfblad - tormentil, vijfvingerkruid, wateraardbei

vijfbladerig - quinquefolisch

vijfde boek van Mozes - Deuteronomium

vijfde element - Q.E. (afk. Lat.)

vijfde koorstem - vagans

vijfde (Lat.) - quintus

vijfde maand - mei

vijfde noot - sol, g

vijfde teken in de dierenriem - Leo, leeuw

vijfde toon - quint

vijfde zondag na pasen - Rogate

vijfdelig - penta

vijfdelig versje - limerick

vijfentwintig cent - kwartje

vijfentwintig gulden biljet - geeltje

vijfhoek - pentaëder, pentagoon, pentagram, vijfkant

vijfhoekig - pentagonaal

vijfhoekig gebouw - pentagon

vijfhoekige ster - drudenvoet, pentagram

vijfhoeksvoet - pentagram

vijfhonderd vel papier - riem

vijfjarenplan - pjotiletlia

vijfjarig feest - lustrum

vijfjarig tijdvak - lustrum

vijfjarig feest - lustrum

vijfkamp - meerkamp, pentagon, pentatlon

vijfkant - vijfhoek

vijfledig - penta

vijfmaal - quinquies

vijf ons - pond

vijfoog - sukkel, sul

vijf personen - kwintet

vijfpuist, zweer - aambei, fijt

vijfpuntige ster - pentagram

vijfregelig versje - limerick

vijfsnarig muziekinstrument - pentafoon

vijfsnarig tokkelinstrument - biwa

vijfspel - quintet

vijfstemmig muziekstuk - kwintet, quintet

vijftallig - pentameer

vijftien augustus - halfoogst

vijftiende boek van O.T. - Ezra

vijftiende dag van de maand (latijn) - idus

vijftien minuten - kwartier

vijftig punten in tennispartij - set

vijfvingerkruid - ganzerik

vijfvlak - pentaëder

vijfvoeter - pentameter, zeester

vijgachtig - ficoïd

vijgenboom - ficus, waringin

vijgeboomsoort - banyan

vijgenwortel - speenkruid

vijfpuist - fijt

vijfwaardig - pentavalent, quinquevalent

vijfwouter - kapel, vlinder, wiewouter

vijg - ficus, oorveeg, opuntla, paardemop, vrucht

vijgeboom - ficus, loboom, lupine, waringin

vijgeboom in het oosten - sycomoor, sycomore

vijgeboom met luchtwortelt - waringin

vijgeboon - ficus, waringin

vijgekorf - vijgemat

vijgelaar - vijgeboom

vijgemat - cabas, kabas

vijgentuin - vijgeboomgaard

vijgewortel - speenkruid

vijggezwel - vijgwrat

vijgpuist - fijt

vijgvormige ontsteking - fijt

vijgvormige zweer - fijt

vijgwrat - condyloom

vijl - rasp, raspen, rattenstaart

vijlen - bijschaven, bijwerken, gladmaken, polijsten, raspen

vijlen (het) - limatie

vijling - limatie

vijlsel - limatuur

vijlstof - vijlsel

vijlvis - haai

vijlwerktuig - rasp

vijs - schroefoog

vijsten - veesten

vijsting - mastkeg

vijver - aalvijver, bassin, etang, kolk, kom, meer, meertje, plas, poel, ven, visvijver, waterkom

vijver aan het strand - etang

vijver voor visteelt - piscine

vijverbies - biezekoppen

vijvernimfen - hyaden

vijvervit - pootvis, visbroedsel

vijzel - dommekracht, krik, mortier, stamper, stampvat, tonmolen

vijzelen - opheffen, opkrikken, opwinden, verheffen

vijzelstamper - rolhout, rolstok

vijzen - schroeven

................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download