A
V
va - pa, papa, pappa, vader, paps
va banque - roekeloos
vaag - algemeen, doezelig, flauw, flou, los, mistig, nevelachtig, nevelig, obscuur, onbepaald, onbestemd, onduidelijk, ongewis, onhelder, onnauwkeurig, onscherp, onvast, onzeker, schemerachtig, schemerig, schimmig, vaporeus, verdoezeld, wazig, zweverig,
vaag begrip - benul, notie
vaag gepeins - mijmerij
vaag voor de geest staan - voorzweven
vaagborstel - veger
vaagjes - flauw, onscherp, zwak
vaagjes en flets - zwak
vaaglijk - mistig, vaag, vagelijk
vaak - dikwijls, doorgaans, gedurig, geregeld, gewoonlijk, herhaaldelijk, meermaals, meestal, slaap, veel(al), veelvuldig, menigmaal
vaak bezoeken - frekwenteren, frequenteren
vaakachtig - slaperig, vakerig
vaakst voorkomend - meest
vaal - bleek, eentonig, egaal, flets, gekleurd, grauw(achtig)), grijs, kleurloos, lichtgrauw, mat, ontkleurd, parelkleurig, rossig, verschoten, verkleurd
vaalachtig - valig
vaalbruin worden - tanen
vaalerts - tetraidriet
vaalgeel - bleekgeel, goor, tanig
vaalgeel kleuren - tanen
vaalgeel worden - tanen
vaalgrijs - donkergrijs
vaalt - asbelt, ashoop, belt, mesthoop, stortplaats, vuilnisbelt, vuilnisplaats
vaaltgat - mestput
vaalwit - grauw, grijs, grijsachtig
vaalzwart - grauw
vaan - banderol, banier, fanion, geus, standaard, stander, vaandel, vadem, veldteken, vendel, vlag, wimpel
vaan(del) - banderol, banier, drapeau, driekleur, dundoek, geus, standaard, veldteken, vendel, vlag, wimpel, windwijzer
vaan van de ruiterij - kornet
vaan van een lans. - banderol
vaandel - banier, blazoen, fanion, geus, krijgsbanier, standaard, veldteken, vaan, vendel, vlag, wimpel
vaandel (Sp.) - bandera
vaandel aan een lans - banderol
vaandel bij de cavalerie - standaard
vaandel bij een processie - labarum, processievaandel
vaandel van het Franse koninkrijk - lelievaandel
vaandeldrager - banierdrager, ganfalonier, signifer, vaandrig,
vaandel, klein - pannoen
vaandelen - ophalen, wegkapen
vaandelpeloton - vaandelwacht, vlaggewacht
vaandelspel - vendelzwaaien
vaandelstok - staander, stander
vaandoek - vlaggedoek
vaandrager - tuinfluiter
vaandrig - kornet, vaandeldrager
vaandrig bij de artillerie - kornet
vaandrig van de ruiterij - kornet
vaandrig van de Vlaamse hanze - scildraca
vaantje - banderilla, windwijzer
vaanriem - vaangordel, vlaggegordel
vaanstok - vaandelstok, vlaggestok
vaantje - gonfalon, guidon, vlaggetje, wimpel, windwijzer
vaar - angst, gevaar, gust, schrik, vrees
vaarbereik - actieradius
vaarboom - kloet, schippersboom
vaarder - opvarende, schepeling, schipper
vaardig - bedreven, begerig, behendig, bekwaam, bereid, capabel, gereed, geroutineerd, ges (barg.), gezwind, grif, gulzig, habiel, handig, klaar, kundig, paraat, prompt, rad, rap, ree, terstond, vief, vlot, vlug, volgaarne,
vaardig en hanteerbaar - handig
vaardig met de handen - diefachtig, handvaardig, manueel,
vingervlug
vaardigheid - bedrevenheid, behendigheid, bekwaamheid, broddelen, flair, gezwindheid, habiliteit, handgreep, handigheid, kunde, kundigheid, kunst, kunstgreep, promptitude, eheid, routine, techniek, vlotheid, vlugheid
vaardig man - routinier
vaargat - inrit
vaargeul - diepslochter
vaargeul in ijs - slop
vaargeul tussen zandbanken - priel
vaargids - loods
vaarhout - tonnenhout
vaarlicht - scheepslantaarn
vaarploeg - messingschaaf
vaars - kalf
vaars die een jaar lang niet gekalfd heeft - overloper
vaarskalf - koekalf(vr.)
vaarstok - kloet, vaarboom
vaart - diep, dynamiek, entrain, gang, grift, kanaal, koers, pace, radheid, reis, schot, snelheid, speed, spoed, tempo, tocht, toer, trip, vitesse, vliet, waterweg, zeereis
vaart minderen - (af(remmen)
vaartabel - koers, koersplan, vaarplan
vaartuig met hoog oplopende steven - orembaai
vaartuig met kleppen in de bodem - onderlosser
vaartuig met open laadruimte - hopper
vaartuig om berichten over te brengen - aviso
vaartuig van de wilde vaart - tramp
vaartuigen - zie ook scehepen en vaartuigen
2 am, b.m., m.s., s.s.,
3 aak, ark, bac, bat, bok, bom, bot, bun, cat, dau, eka, gig, heu, imo, jol, kof, kog, mas, mat, mot, pao, pot, uba
4 aars, arke, bark, beun, bons, boom, boot, brig, brik, buis, cane, cano, coco, cray, dhow, dory, duck, eege, egge, ever, ewer, fnee, folk, fune, glek, gozo, grip, gijk, huik, jonk, kaag, kaan, kaar, kahn, kano, kast, keen, kiel, kits, krak, kwak, kwee, lark,
laut, maru, mas), naus, oeba, paro, perm, pink, plat, plot, pont, poon, ruuk, sato, scow, skif, smak, sneb, snik, snip, soen, soim, task, topo, tron, valk, veer, vlet, vlot, waal, wade, wrak,
wupa, yawl, yonk
5 agbòt, amara, aviso, balon, balsa, balse, barbe, barge, baris, belem, berge, bidar, botel, break, burka, canoe, canot, dinga, dingy, djonk, dorie, draak, eiker, emmer, faval, feluk, fluit,
fuste, galei, guffa, heude, heven, houri, jacht, jager, jahaz, jahun, jalik, jasse, jelle, jolle, jolly, jonco, kajak, kalia, kanoa,
kapal, kaper, kelek, ketch, kivik, knots, kogge, koket, kolek, kowet, kraai, kraak, kuffa, laedi, lodka, lodya, maasj, mahon, mulet, navet, navis, neure, omiak, otter, palle, palma, patas,
pente, peote, perme, piket, pinas, pleit, plemp, pluis, praam, praoe, prauw, rakit, saïek, sasak, schip, scull, skiff, skull, skuta, slang, sleep, sleet, sleng, sloep, sloop, snauw, sleng, sloep, sloop, snauw, somme, spits, stern, tjalk, tramp, ujank, umjak, urker, vleet, vloot, volik, wabûr, walap, wapor, woepa, wolik, wupan, xebek, yacht, zabra, zocho,
6 almade, bachot, baghle, baidak, ballon, banawa, bandan,
banker, banush, barkas, barque, barsle, batter, belang, bergie,
beuger, bireme, blazer, boeier, boerka, botter, cabane, caïque, caraca, cavane, chebek, dabieh, débris, dekaak, dingey, dinghy, dingie, djehaz, dogger, dories, dsjonk, dugong, dundee, duwbak, esping, esquif, fasium, felnek, feloek, figale, fisole, flotte, forban, fregat, gabaar, galeas, galega, galeon, galera,
galère, galjas, galley, garuku, goelet, gondel, guffah, hengst, hoeker, holkas, hooker, hopper, houari, jabeca, jabega, jahoen,
jakoet, jigger, kabane, karaak, karaba, karabl, karvel, katere,
karabl, karvel, katere, kellek, koeter, korvet, kotter, kuffeh, kuiler, kuster, lancha, lantea, - launch, legger, lembus,
lodjer, logger, londre, lorcha, lugger, manzet, markab, markeb, moleta, oejank, oemiak, pacler, pakket, palwar, pampus, paopao, parami, paraos, parcan, peotte, pérama, piadeh, piadet, piatta, pipris, piraat, pirogo, plempe, pontje, ponton, praauw, prahoe, pulwar, punter, rafian, rafiot, rijnaak, rijnkas, saïken,
sambuk, samkin, sampan, sayken, schnau, schouw, schuit, sefine, sharpy, sjafta, sjebek, sleper, snikke, soatau. stomer,
tanker, tankwa, tartan, tender, triëre, tsjuen, torrie, ventsj, vessel, visaak, waporu, werrie, wherry, whisky, woepan,
xebeck, zamack, zambuk, zeiler, zuiger
7 aalpoon, afhaler, almadie, baartse, baddink, baidaki, barcane, barcone, barkoen, batelet, batteel, boerlak, bordlng, brander,
cabarre, caraque, caravel, carragh, carrier, catboot, catcher, chabeka, clipper, coaster, corssar, corjaal, cruiser, dagboot, djukung, drakkar, dramoon, drifter, duwboot, fasioen, fautasi,
felucco, finnjol, firefly, flyboat, gabarra, gabarre, gabbard, gabbart, galeere, galeïde, galeone, galione, galjoen, galjoot,
galleon, ganjawa, garagar, glijboot, goeffah, gondola, grampus, gribana, gribane, grundel, harrâka, hekboot, hobolos, jangada, jokisen, kadraai, kajasse, karakor, karakos, karavel, karveel, kavalje, klinker, klipper, kloeter, koebeis, koeffeh, korbuis,
korjaal, korsaar, kraaier, krabber, kruiser, kubboot, kunkube, lakatoi, launche, liburna, lichter, lijnboot, menaïca, mistico, molette, mystiek, navette, notedop, opduwer, overzet, padjala,
pankong,paranze, patache, pelôtte, peniche, perahoe, pinasse, pirogue, platgat, polacre, polacue, popowka, rabello, rambaja, raschip, rembaja, renboot, rogbord, rondgat, rijnboot, rijnvlot,
samboek, sampane, sampang, sandaal, sappine, scapham, schebek, schnaue, sculler, sharpie, siampan, sinagot, sjebeck, skuller, slabber, snijboon, spouter, steamer, sultana, sultane,
swallow, tartaan, tartane, tjotter, tornado, tramper, trawier, trekker, treiler, trireem, trolder, tubboat, tuiboot, turfbok, vedette, veeboot, vispink, vrijheid, welboot, whiskey, wittine,
woonaak, woonark, ijsjacht, zamboek, zattare, zeeboot, zeilaak,
8 aakschip, algerine, autoboot, badderik, ballanda, bastarde, bellanda, bellande, bilolang, bisprauw, blusboot, bochtaak,
bokschip, bolpraam, bolschip, bomschip, boomvlot, breedgat,
budgerow, bijlander, carmasol, cockboot, corsaire, corvette,
dahabieh, dahabiye, damloper, dechanas, desjanas, dibenill,
djoekong, driemast, duikboot, elevator, ertsboot, felouque,
flambart, floyback, fregaton, galoëtte, garoekoe, gassefat,
gierpont, goelette, goolette, hagenaar, hakkepof, heksloep,
hoekboot, hoogaars, houtboot, houtvlot, karakora, karaveel,
karmosal, katschip, kernboot, kofschip, koftjalk, kogschip,
kolenaak, kustboot, laadboot, lepa-lepa, levantijn, lifeboat,
ligschip, longboat, loodsjol, maasboot, machinaw, mailboat,
mansboot, mazuliet, mesketet, motoraak, nautilus, navicula, octiremo, oeramoen, olieboot, oranitze, orembaai, orembaay, overhaal, palander, pareggia, peduakan, periaqua, polaccra,
polakker, praamaak, raceboot, ramberge, ramschip, rietvlot, roeiboot, runabout, rijnschip, sacoleva, sambreus, samoekin, samoreus, scheepje, schoener, schokker, schooner, schuitje,
scoridor, showboot, smaldeel, snelboot, spitsbek, starboot, sundvudu, taffarel, tankboot, tongkang, toogboot, trekpont,
tsjaïken, tweemast, vaartuig, vangboot, veerboot, veerpont, vikinger, vissloep, vlieboot, vlotboot, volgboot, vouwboot,
walschip, wangkang, waterbus, werkboot, werkvlot, ijsbreker, ijsschuit, zamboeks, zeeblaas, zeejacht, zeeschip, zeilboot,
zeilkano, zesvoets
9 aakschuit, baggerbak, baggerbok, balsaboot, balsavlot,
barcarole, barchetta, barkentijn, barkschip, beitelaak, billander,
blokschip, boegsloep, boekanier, borgsloep, bombarder,
bomschuit, boomschip, brigantijn, bunschuit, bijstander,
caravella, caravelle, catamaran, chelinque, dagschuit, dekschuit, destroyer, djoekoeng, dogschuit, ferryboot,
filadière, flottille, fregatton, galeiboot, galivaten, gobelette,
gouelette, graanboot, gussjanka, havenboot, hekwieler,
hoogboord, houseboat, houtschip, jeugdboot, jollyboat,
kaai-draai, kaapschip, kabelpont, kastschip, katamaran,
kempenaar, kerkschip, keulenaar, kieljacht, kielschip,
klinkaard, koelschip, kofferdam, kolen boot, kostschip,
kuilschip, kusiforme, kustschip, labberlot, lastschip, levantino,
loodsboot, maskuliet, mesoscaaf, mastpraam, monoxylon,
mosselman, motorboot, motorkano, motorpont, motorvlet,
nachtboot, nebschuit, outrigger, paketboot, pakschuit,
palembang, partenier, peakeboot, pennyboot, peperdoos,
pernisser, platbodem, poolschip, postschip, radarboot,
raderboot, regenboog, remorquer, rinkelaar, roeischip,
roeisloep, rondjacht, roofschip, rotorboot, rumrunner, rijnlander, salonboot, seinschip, slagschip, sleepboot,
sleepkaan, smakschip, snauwbrlk, snebschip, speedboat,
speronara, spoorboot, steamboat, steamship, stevenaak,
stoomboot, stoompont, stormboot, submarine, tankschip,
toerjacht, torenyowl, trabacolo, treinveer, trinquart,
tschaiken, turfeiker, turfpraam, turfschip, uitlegger, valkjacht,
vaporetta, veerschip, ventjager, viskotter, visschuit, visserman,
vleesboot, vliegboot, volgschip, voorschip, vrijbuiter,
vuurschip, vijfmaster, waakschip, waterboot, watertaxi,
weerschip, weischuit, whaleboot, wolgaboot, woonschip,
zandschip, zeebouwer, zeesleper, zeestomer, zeiljacht,
zeilschip, zeilsloep,
10 aardschuit, achterboot, adviesbark, adviesboot, atoomschip,
avisojacht, baggerboot, balsaschip, beugschuit, beurtschip,
binnenboot, boeilegger, boerenplat, boomschuit, brandpiket,
brusselaar, doggerboot, douaneboot, draakjacht, driedekker,
driemaster, dubbelboot, escadrille, flottielje, fluitschip,
fruitjager, galeischip, hardzeiler, haringbuis, hooischuit,
hotelschip, hovercraft, jaagschuit, jachtschip, kabelschip,
kajuitboot, kanaalboot, kaperschip, karamussal, karmoesaal,
kerkschuit, klipperaak, kluinschip, koeienboot, kofferboot,
koggeschip, kolenschip, korenschip, kraakschip, krabschuit,
kromsteven, kruisschip, kruitschip, kuilkorvet, lemsteraak,
levantisco, lichtschip, linieschip, mailstomer, marineboot,
marktschip, marsiliaan, marsiliane, mestschuit, moerasboot,
mosselboot, motorjacht, motorschip, mijnenveger, nevenschip,
noteschelp, oceaanreus, oefenschip, olietanker, olympiajol,
onderzeeër, pagaaiboot, pakketboot, paranzella, pentjalang,
pontonvlot, poussepied, praalschip, rivierboot, roeischuit,
rotorschip, rubberboot, schoonbrik, sleepschip, sleeptrein,
snelzeiler, speeljacht, stoomjacht, stoomschip, teerschuit,
tjalkschip, torenschip, trainferry, trebizonde, trekschuit,
trigantine, trincadura, trunkschip, turfschuit, tweemaster,
veerschuit, vikingboot, viermaster, viscarrier, vletschuit,
vlotschuit, vrachtboot, vreetschip, wachtschip, waterfiets,
waterhaler, werfschuit, westerling, woonschuit, ijszeilboot,
zandschuit, zandzuiger, zeekasteel, zeelichter, zeilboeier,
zeilhengst, zieleschip, zwaardboot
11 adviesjacht, baggerpraam, bakdekjacht, bananen boot,
binnenprauw, binnenschip, blazerjacht, bodemschuit,
oeierjacht, botterjacht, bovenlander, bucentaurus, cartelschip,
contraschip, dreadnought, dwarsdrijver, eendekschip,
hakkepoffer, haringjager, hengstjager, hopperbarge,
hoppermolen, hulpkruiser, hydroglider, kaagkruiser,
kaaidraaier, kaapvaarder, kabellegger, kajuitjacht, kantimaroen,
karamoessal, kartelschip, kataskopion, kiellichter, klinkerboot,
kolenschuit, kontraschip, koopvaarder, kustvaarder,
kustwachter, lakatoiboot, loggerschip, loodskotter, loodsschuit,
loodsstomer, mailsteamer, marineschip, marinesloep,
marktschuit, mastlichter, moddermolen, modderpraam,
moederschip, motorlaunch, motorlogger, motorzeiler,
mijnenlegger, mysteryschip, nachtschuit, oceaanschip,
onderlosser, onderzeeboot, oorlogschip, opblaasboot,
overzetboot, overzetveer, pampusjacht, parlevinker,
pendelschip, plasticboot, plezierboot, politieboot, poolvaarder, praamschuit, raderstomer, raketfregat, reserveboot, retourschip,
rivierschip, robbenschip, scheldeboot, scherpjacht, schieschuit,
schoeneraak, schoolschip, schroefboot, schuifgalei,
schutdekker, slagkruiser, slavenhaler, slavenjager, slavenschip,
speelschuit, sprietsohip, statenjacht, stoombarkas, stoomlogger,
stoomsleper, supertanker, tanklichter, theeklipper, tochtschuit,
tonneboeier, torpedoboot, trampstomer, trincadoera,
turbineboot, turretschip, urkerbotter, veilingboot, vikingschip,
vissersboot, visserspink, vlaggeschip, vlagvoerder, vleugelboot,
voldekschip, vrachtschip, vrouwen boot, vijfmastbark,
walvisjager, waterschuit, winkelschip, ijszeiljacht, zeeschuimer,
zeevaartuig, zusterschip, zwaardjacht
12 aanvoerschip, adviesfregat, afhaalkotter, baggerschuit,
ballastschip, nanenschip, basterdgalei, benzineschip,
binnenlander, binnenschuit, blazerschuit, boegseerboot,
cutterzuiger, diepzeeschip, douanekotter, driemastbark,
glijvliegboot, goederen boot, handelsschip, handelsvloot,
haringlogger, haringschuit, hekradstomer, hobbelschuit,
hulpvaartuig, inriggedboot, jagersschuit, garnalenboot,
juryvaartuig, karveelschip, klipperjacht, klipperschip, koningssloep, konvooischip, koraalschuit, korenlichter, kuildekschip, kustvaartuig, landingsboot,
libertyschip, lichterschip, magazijnschip, magneetnaald,
mailschoener, marinebarkas, modderschult, motorkruiser,
motortrawler, noordvaarder, oceaanstomer, olietankboot,
onderschuiver, oorlogsbodem, oorlogsschip, pantserschip,
piratenschip, pleizierboot, plezierjacht, politiejacht, politieschip,
reddingsboot, reddingsvlot, roeivaartuig, rijnsleepboot,
scherenvloot, schietschouw, schietschuit, schoenerbrik,
schroefschip, smokkelschip, spiegelschip, stoomtrawler,
tentdekschip, toerroeiboot, torpedojager, transbordeur,
troepenschip, turbineschip, tweedekschlp, veilingschip,
versplejacht, viermastbark, vissersprauw, voorpostboot,
vrachtschuit, vrachtzoeker, wedstrijdkano, zeehospitaal,
zeesleepboot, zeestoomboot, zeeveerschip, zeilvaartuig,
zolderschuit,
13 admiraalschip, armatuurschip, atoomduikboot, bakdekkruiser,
balkenvlotter, binnenvaarder, blokkadeschip, driemastschip,
duikbootjager, fabrieksschip, groenteschuit, hoogaarsjacht,
kajuitjachtje, kanonneerboot, karavaanschip, loodsschoener,
loodsvaartuig, mammoettanker, outriggedboot, overzetschouw,
petroleumboot, pieremagoggel, platboomjacht, platvoetwacht,
proviandschip, ramtorenschip, reddingssloep, registerschip,
schipperskaan, schokkerjacht, stationsschip, steigerschuit,
stoomvaartuig, toeristenboot, toervrijbuiter, torendekschip,
tweeriemsgiek, vierriemsgiek, vissersschuit, vlaggevoerder,
vliegdekschip, vrachtvaarder, vrijheidsjacht, waddenvaarder,
walvisvaarder, wedstrijdjacht, zweefveerboot,
14 achtriemssloep, admiraalsschip, bakboordswacht, ballastlichter,
bewakingsschip, binnenvaartuig, blokkadebreker,
brandingssloep, enkelschroever, gaffelschoener,
garnalenschuit, gladdekskorvet, gouvernementer,
guineesvaarder, havenstoomboot, hospitaalschip,
kampagnefregat, kanaalveerboot, kustmijnenveger,
lemskraakjacht, marinevaartuig, midzwaardjacht,
motorpakschuit, pantserkruiser, passagiersboot
patrouilleboot, petroleumschip, platbodemjacht,
politiekrulser, raderstoomboot, regenboogjacht,
riviervaartuig, scherenkruiser, sleepstoomboot,
stoomsleepboot, toeristenschip, torpedokruiser,
transportschip, twaalfvoetsjol, vestzakkruiser, vliegkampschip,
15 aircraftcarrier, atoomonderzeeër, benzinetankboot,
bestormingsboot, boomaanklipper, dubbelschroever,
eenmansduikboot, emigrantenschip, flottilleleider,
handelsvaartuig, instructieschip, koopvaardijbrik,
koopvaardijschip, koopvaardijvloot, kustvissersboot,
lemsteraakjacht, motormijnenveger, motorvrachtboot,
noormannenschip, onderhoudsschip, onderzeeërjager,
oorlogsvaartuig, opleidingsschip, pantserdekschip,
passagiersschip, patrouilleschip, paviljoenstjalk,
pleziervaartuig, politievaartuig, riviersleepboot,
roeireddingboot, scheldevaartuig, spionagetreiler,
topzeilschoener, torpedovaartuig, vestzakduikboot,
vissersvaartuig, vliegtuigdrager, zuigbaggermolen
16 bergingsvaartuig, directievaartuig, draagvleugelboot,
driemastschoener, flottieljeleider, groenlandsesloep,
klaringsvaartuig, kofferdekkruiser, koopvaardijfregat,
landingsvaartuig, motortorpedoboot, motorvrachtschip,
oppervlakteschip, schroefstoomboot, superdreadnought,
torpedobootjager, traankokerijschip, turbinestoomboot,
veertienvoetsjol, vestzakslagschip, vijfmastvolgschip,
wedstrijdroeiboot
17 bergingssleepboot, enkelschroefschip, inspektievaartuig,
koopvaardijvaarder, middenzwaardjacht, motorreddingsboot,
onderzeebootjager, passagierslijnboot, platbodemvaartuig,
recherchevaartuig, schroefstoomschip, sleephopperzuiger,
stoomschroefschip
18 dubbelschroefschip, hospitaalkerkschip, instruktievaartuig,
kustbewakingsschip, landverhuizersboot, motorkanonneerboot,
opleidingsvaartuig, patrouillevaartuig, petroleumtankschip
19 bebakeningsvaartuig, koopvaardijzeilschip,
landverhuizersschip, reactoronderzeeboot,
vliegdekmoederschip
20 atoomkoopvaardijschip, begeleidingsvaartuig,
telegraafkabellegger, vliegtuigmoederschip
21 kustbewakingsvaartuig, tentoonstellingsschip,
troepentransportschip
22 anti-onderzeebootfregat
23 dubbelschroefstoomschip
24 tentoonstellingsvaartuig
vaartuig in de Middellandse Zee - tartaan
vaartuig met hoog oplopende steven - orembaai
vaartuig op de ganges - baulea
vaartuig van Eskimo - kajak
vaartuig van Noach - arke, ark
vaartuig voor ruimtevaart - ruimteschip
vaartuig voor visvangst - bom, botter, logger, pink, trawler, treiler
vaartuigje - scheepje
vaart van lopen - gang
vaarwater - diep, gracht, kanaal, kielwater, kielzog, meer, rak, rivier, sloot, vaart, waterweg, zee, zwier
vaarwater in Nederland - kil, krammer
vaarwater tussen Denemarken en Zweden - Sont
vaarwater tussen ondiepten - vaargeul
vaarwater tussen twee zeeën - zeestraat, nauw, Sont, straat
vaarwater tussen Zwarte Zee en Middellandse Zee - Bosporus,
Hellespont
vaarwater tussen zandbanken - vaargeul
vaarwatergids - loods
vaarweerstand - scheepsweerstand
vaarweg - koers, richting, route, rijweg, waterweg
vaarwel - adé, adi(e), adieu, adios, aju(us), ave, bonjour, bye, dag, gegroet, goedenavond, goedendag, goedenmiddag, goodbye, saluut, tabé, tabee, vale
vaarwel zeggen - gegroet, groeten, renunciëren, retireren, weggaan
vaarwerk - scheepstransport
vaarwerker - lader, losser
vaas – amfora, kan, kruik, pul, steun, tul, urn
vaas voor as - urn
vaat - afwas
vaatcryptogaam - boom, heermoes, paardenstaart, varen, schubboom, wolfsklauw, zegel, zegelboom
vaatdoek - slobbe, theedoek, wis, wisdoek
vaatdoeken enz. - keukenlinnen
vaatgezwel - angioom
vaatje van 80 pond - barrel
vaatje voor haring - kantje
vaatje voor tafelmosterd - mosterdpot
vaatjesteken - kuipjesteken
vaatkanaal - bloedvat, lymfevat
vaatrijk huidweefsel - tandpulpa
vaats - bedorven, leeg, muf, onfris
vaatverkalking - aderverkalking
vaatvernauwend middel - angiotinicum
vaatvernauwing - vasoconstrictie
vaatverwijding - angiëctasi,
vaatvlies - chorioidea vasodilatatie
vaatwerk - aardewerk, afwas, beker, bestek, bord, glas, kan, ketel, kom, kop, kopje, pan, pot, pul, schaal, schotel, servies, tafelgerei, teil, tobben, tonnen, vat, vaten,
vaatwerk aan boord - kommaliewant
vaatwerk met schenkpijp - koffiepot, melkkan, theepot, tuitkan
vaatwerk met tuit en handvat - kan
vaatwerk tot versiering - vaas
vaatwerk uit klei gebakken - aardewerk, plateel
vaatwerk (verzilverd voor hostie) - monstrans
vacant - beschikbaar, ledig, leeg, onbezet, ongevuld, onvervuld, open(staand), vrij
vacant zijn - openstaan
vacature - vac.
vacaturegeld - vacatuurpenningen
vaccin - entstof, serum
vaccin tegen tuberculose - bacilini, BCG
vaccina - koepokken
vaccinatie - inenting
vaccinatiebewijs - pokkenbriefje
vactinatie, iemand die-verricht - vaccinatur
vaccine - koepokken
vaccinebriefje - vaccinatiebewijs
vaccineren - inenten
vaccinestof - koepokstof
vaceren - openvallen
vacht - haarkleed, pels
vacht van een dier - dierenhuid, pels
vachtdikte - stapl
vacilleren - weifelen
vacuiteit -ledigheid nietigheid, ijdelheid
vacuole - celholte
vacuüm - lacune, leegte, leemte, luchtledig, onderdruk
vacuümapparaat - oliepomp, waterstraalpomp
vacuümketel - vacuümapparaat
vacuümmeter - alfatron
vacuümtoestel - vacuümpan
vadde - flensje, pannenkoek
vadderik - luiaard
vaddig - bui, loom, lusteloos, slaperig, traag
vadem - vaam
vademecum - handleiding, leerboek, leidraad, naslagwerk,, tabellenboek
vademen - meten, omvatten
vader - pa, papa, paps, patriarch, va
vader (bijbel) - abba
vader des vaderlands - p.p.
vader en moeder - ouders
vader of moeder - ouder
vader van Abraham - Terah
vader van Achilles - Peleus
vader van Aegistus - Thyestes
vader van Aeneas - Anchises
vader van Agamemnon - Atreus
vader van Ajax - Telamon
vader van Alcaenus - Perseus
vader van Alexander de Grote - Philippus
vader van Amphlon - Zeus
vader van Amphiticon - Alcides
vader van Amphitrite - Nereus
vader van Apollo - leus
vader van Ares - leus
vader van Aristaeus - Apollo
vader van Astyanax - Hector
vader van Atalante - lasus
vader van Atreus - Pelops
vader van Bacchus - Jupiter, leus
vader van Bellerophon - Glaucus
vader van Braga - Odin
vader van Cadmus - Agenor
vader van Circe - Helios (Helius)
vader van Clytaemnestra - Tyndareus
vader van Dardanus - leus .
vader van Darius - Hystaspes
vader van David - Isai
vader van Dido - Tyrus
vader van Dionysos - Zeus
vader van Elektra - Agamemnon
vader van Eos - Hyperion
vader van Erebus - Chaos
vader van Europa - Agenor
vader van Ezau - Izaak
vader van Faunus - Picus
vader van Freyja - Njord
vader van Hector - Priamus
vader van Helius - Hyperion
vader van Hippomenes - Macareus
vader van Hygiera - Asclepius
vader van Inachus - Okeanos, Oceanus
vader van Ismaël - Abraham
vader van Jonathan - Saul
vader van jonggeborene - kraamheer
vader van Jozef - Jakob
vader van Jupiter - Saturnus
vader van Kain - Adam
vader van Latinus - Faunus
vader van Mars - Jupiter
vader van Medea - Aeëtes
vader van Minos - Zeus
vader van Moab - Lot
vader van Morpheus - Hupnos
vader van Nereus - Pontus
vader van Niobe - Tantalus
vader van Odysseus - Laërtes
vader van Orestes - Agamemnon
vader van Orpheus - Apollo
vader van Palamedes - Nauplius
vader van Paria - Priamus
vader van Peleus - Aeacus
vader van Pelops - Tantalus
vader van Penelope - Icarius
vader van Persephone - Zeus
vader van Perseus - Zeus
vader van Pharnaces - Mithradates
vader van Phoebe - Uranus
vader van Pollux - Zeus
vader van Priamus - Laomedon
vader van Priapus - Dionysos, Dionysus
vader van Samuel - Elkana
vader van Saturnus - Uranus
vader van Sem - Noach
vader van Tantalus - Zeus
vader van Thaumas - Pontus
vader van Thetis - Nereus
vader van Thyestes - Pelops
vader van Tithonus - Laomedon
vader van Troïlus - Priamus
vader van Ulysses - Laërtes
vader van Vider - Odin
vader van Wodan - Bor
vader van Xerxes - Darius
vader van Zeus - Chronos, Kronos
vader van de Nereïden - Nereus
vader van de wals - Strauss
vaderen - patres
vadergrond - vaderland
vaderhuis - hemel
vaderland - bakermat, geboorteland, patria
vaderlander - patriot
vaderlandse gezindheid - vaderlandszin
vaderlandsgezind - nationaal, patriottisch
vaderlandsliefde - patriottisme
vaderlandslievend - patriottisch
vaderlandsloze - d.p.
vaderlandsminnend - vaderlandslievend
vaderlandsvriend - patriot
vaderlandloze - apatride, d.p.
vaderlief - slaapmuts
vaderlijk - paternaal, patriarchaal
vaderlijk erfdeel - patrimonium
vaderlijk erfdeel, tot het- behorende - patrimoniaal
vadermin - vaderliefde
vadermoord - parricidium
vadernaam - patronymicum
vader of moeder - ouder
vaderpaard - fokpaard, hengst
vaderrecht - patriarchaat
vaderrechtelijk - patriarchaal
vaders - patres
vaders broer - oom
vaderschap - paterniteit
vadersnaam - patronymicum
vaderstad - geboorteplaats, geboortestad
vaderstad van Abraham - Ur
vaderstad van Hugo de Groot - Delft
vadoek - vaatdoek
vadsig - indolent, laks, langzaam, levenloos, log, loom, lui(zig), lusteloos, maf, onbenullig, slap, slaperig, traag, werkschuw
vadsig mens - kwal, luiaard, vadsigaard
vadsige slordige vrouw - fleer
vadsigheid - loomheid, luiheid, traagheid
vae (Lat.) - droefheid, ongeluk, ontsteltenis, pijn, ramp, smart, wee
vagant - doler, doolaard, zwerver
vaganten - goliarden, zwervers
vagantisme - vagentendom
vagebond - boef, dolaard, kalis, landloper, rabauw, schelm, schoft, schurk, schooier, vagant, vrijbuiter, zwerver
vagebondage - landloperij, zwerfziekte
vagebonderen – zwerven
vagebonderende interlectuelen in de late middeleeuwen - goliarden
vage beschouwing - algemeenheid
vage gestalte - schaduw, schim, spook
vage voorstelling - nevelbeeld
vagelingen - vuilnis
vagen - poetsen, reinigen, schoonwrijven, strijken, wegvegen, wrijven, zuiveren
vage plaatsaanduiding - ginds, ginder
vager - borstel, stoffer
vagevuur - erebus, hades, hel, purgatorium
vagina - schede
vaginoscoop - baarmoederspiegel
vair - vaar
vak - ambt, afdeling, ambacht, bedrijf, beroep, betrekking branche, gebied, handwerk, hok, hokje, lade leervak, loket, metier, ruimte, stiel, tak
vak in bureau - la, lade, loket
vak op school - aardrijkskunde, biologie, Duits, Engels, Frans, geografie, geschiedenis, godsdienst, Grieks, historie, Latijn, lezen, Nederlands, rekenen, schrijven, taal
vak van een dijk - park
vak van een schaakbord - veld
vakaanwijzing - topiek
vakant - leeg
vakantie - reces, rusttijd, uitstapje, verlof, vrij(af)
vakantie van de kamers - reces
vakantie van een college - reces
vakantie van een rechtscollege - reces
vakantieboot - plezierboot
vakantiedag - snipperdag
vakantiedrukte - hoogseizoen
vacantieganger - reiziger, toerist
vakantieherinnering - foto
vakantiehuisje - zomerhuisje
vakantiehuisje in de bergen - chalet
vakantiekamp - padvinderskamp, schoolkamp
vakantiekolonie voor kinderen - kinderkolonie
vakantiemaand - augustus, juli
vakantietocht met een zeeschip - cruise
vakantietrip - excursie
vakantieverblijf - camping, hotel, pension, tent, tentenkamp, vakantiehuisje
vakantiewoonwagen - caravan
vakantiezegel - vakantiebon
vakbekwaam - bedreven, bekwaam, ervaren, kundig, specialist,
vakblad - vakorgaan
vakbond - syndicaat, vakvereniging
vakbondsbestuurder - bonze
vakbondscentrale - CNV, FNV, NKV, NVV
vakerig - slaperig
vakfotograaf - beroepsfotograal
vakgebied - discipline
vakgeleerde - specialist
vakgenoot - amice, collega
vakgroep - sectie
vak in tuin - perk
vakje - hokje
vakkleding - beroepskleding
vakkundig - bedreven, deskundig, professioneel, technisch, (vak)bekwaam
vakkundigheid - bekwaamheid
vakkursus - beroepskursus
vakman - ambachtsman, beroepsman, deskundige, elektricien, expert, fitter, gasfitter, glasblazer, hoefsmid, kenner, loodgieter, monteur, schilder, smid, specialist, timmerman, metselaar
vakmanschap - bedrevenheid, bekwaamheid
vak met zitplaatsen - tribune
vak of baan - beroep
vak of beroep - ambacht
vak of betrekking - baan
vak op school - biologie, Duits, Engels, Frans, geografie, geschiedenis, Grieks, Latijn, Nederlands, rekenen, scheikunde, taal
vakoefening - praktijk, stage
vakopleiding - vakonderwijs
vakorgaan - vakblad
vakschool - ambachtsschool, huishoudschool, industrieschool
vaktaal - jargon
vaktermen - jargon, terminologie, vaktaal
vaktijdschrift - orgaan
vakuitdrukking - vakterm
vakuitoefening - beroepsoefening, praktijk
vakvereniging - corporatie, gilde, organisatie, slagersbond, (vak)bond, vakgroep
vakvereniging van vleeshouwers - slagersgilde
vakwerk - beroepswerk
vakwoord - term, vakterm
vakwoord - term
val - bons, buiteling, daling, deksel, deurtje (neervallend), dreun, hinderlaag, hijslijn, klem, klep, knel, knip, kroet (fruit), kuil, neergang, ondergang, ongeluk, overgave, plof, raam, reep, slag(net), smak, strook, talie, tuimeling, valkuil, vangknip, vangwerktuig, verderf, verovering, zonde
valabel - aannemelijk, bevattelijk, gangbaar, geldig, geloofwaardig, rechtsgeding, rechtsgeldig, waardevol
valavond - avondschemering
valblind - valluik
valbloem - haagwinde
valblok - heiblok
valbrug - beweegbrug, ophaalbrug, takelbrug
valdeksel - luik
valbijl - guillotine
valblok - heiblok
valdeksel - luik
valdeur - ophaalbrug, rinket, schofdeur, schotdeur, sluisdeur, valboom, valbrug,
valdeur (herald.) - orgel
valdeurtje - klap, klapdeurtje, klaphek, rinket
valdeurtje in een sluis - rinket
vale - v., adieu, gegroet, vaarwel
vale grijze kleur - asgrauw
vale tint - vaal
valekant - wankant
valekantig - wankantig
valentie - bindingskracht, waardigheid
valentine - minnebriefje
valeriaan - duivelsklauw, Joriswortel, koortswortel
valeriaanachtigen - valerianaceeën
valeriaanachtige plant - veldsla
valeriaanfamilie - valerianaceeën
valeriaanzout - butaancarbonzuur, pentaanzuur
valeriaanzuur - butaancarbonzuur, pentaanzuur
valerianacee - spoorbloem, valeriaan, veldsla
valet - bediende, butler, kamerdienaar, lakei, lijfknecht
valetudinair - ziekelijk
valeur - waarde
valflouw - slagnet, vogelnet
valfruit - kroet, raapsel
valg - akker, bouwland
valgen - braken, omploegen
valhek - hamei, stormegge
valhuid - vlieghuid
validatie - geldigverklaring
valide - gezond, krachtig, sterk
valideren - gelden
validiteit - geldigheid, geschiktheid
valies - karabies, koffer, plunjezak, reistas, reiszak, tas
valiezenkoers - volksvermaak
valig - vaalachtig, verschoten
valinger - tafeleend
valk - falco(nide), giervalk, roodvalk, slechtvalk, smelleken,
taleken, torenvalk
valk, mannelijke - tarsel, tersel
valkachtige vogel - arend, buizerd, bijenarend, havik, kiekendief, slechtvalk, sperwer, wespendief, wouw
valkachtigen - falconidae, falconiden
valkant - afgeslepen, wankant
valkbloem - klaproos
valkenet - falconet
valkenier - vogelaar
valkenjacht - valkerij, vederspel
valkenjager - valkenier
valkenstang - valkenrek
valkerf - kapsnede, vellingskerf
valkerij - valkejacht, valkenhuis
valkeschei - valkebel
valkezak - sok
valkhaan - veldkanon
valkruid - armka, wolverlei
valkuil - wolfskuil
vallei - dal, del, diepte, inzinking, laagte, vlakte
vallei in Libanon - Bakavallei
vallen - dalen, kwakken, lazeren, mieteren, neerkomen, neerstorten, raken, sneuvelen, storten, struikelen, treffen, tuimelen, zakken
vallen op het veld van eer - sneuvelen
vallen over - struikelen, wraken
vallend gesteente - bergstorting
vallend sluitijzer - klink
vallende duisternis - avond, schemer
vallende luchtsteen - meteoroliet
vallende ruiter - zandruiter
vallende sneeuw- en ijsmassa - lawine
vallende ster - meteoor, meteoride, meteoriet, meteoroliet
vallende sterren - draconiden, perseiden
vallende ziekte – epilepsie
vallen zetten - trappen
vallenzetter - trapper
valletje - rabat
vallicht - lichtraam
valling - helling, rapeling, schuinte
vallood - peillood
vallota - purpurea
valluik - valdeur
valluik op zolder - zolderluik
val met een lus - strik
valmuur - stortmuur
valnest - legnest
valnet - slagnet, vogelnet
val of buiteling - smak
val voor dieren - klem
val voor ramen - luik
valonea - looistof
valorimeter - waardemeter
valorisatie - handelseconomie
valoriseren - waarderen
valpoort - stormegge
valput - kuil
valreep - loopplank, scheepstrap, touwladder
valreepskepter - standaard, stang
vals - achterbaks, arglistig, bedekt, bedrieglijk, boos, dissonant, doortrapt, drakerig, dubbelhartig, fout(ief), frauduleus, gefingeerd, gehuicheld, gemeen, geniep(ig), geveinsd, gluiperig, gluips, heimelijk, huichelachtig, imitatie, ignobel, kattig, kwaad, laag, leugenachtig, link, loens, loos, min, nagemaakt, nep, nothus, omkoopbaar, onecht, onedel, oneerlijk, onjuist, onoprecht, onrecht, onrechtvaardig, ontstemd, onwaar, onwelluidend, onzuiver, ostensibel, perfide, postiche, pseudo, punisch, schijnheilig, slecht, slinks, spurius, trouweloos, vaal, verkeerd, verraderlijk, vuig, vuil, wanluidend,
valsaard - bedrieger, fielt, gemenerik, gluiperd, judas, linkerd, snoodaard
vals beeld - vertekening
vals believen - ogendienst
vals bericht - kwakkel
vals goud - doublé, halfgoud, namaakgoud, semilor
vals karakter - gemeen, liederlijk, misdadig, zwijneaard
vals krantebericht - canard
vals kijken - aangluipen
vals of nep - namaak
vals redenerend - sofistisch
vals schelpgoud - muziekgoud
vals spelen - sjoemelen, steggelen, tricheren stechelen
vals -voorwendsel - draaierij, fint, uitvlucht
valsaard - fielt, gemenerik, gluiperd, snoodaard, verrader
valscherm - daalscherm, parachute, springscherm
valschermspringer - parachutist
valse aantijging - eerroof, laster, smaad
valse beschuldiging - aantijging, aanwijzing, lak
valse diamant - glasdiamant, peridot, stras
valse eed - meineed, pejeratie, perjurium
valse gelofte - meineed
valse god - afgod, idool
valse haarkrul - boekel
valse haartooi - pruik
valse haarvlecht - tour
valse horizon - pseudorizon
valse kies - pr(a)ermolaar
valse koers - gapkoers
valse leer - pseudologie
valse plooi in stof - kreukel, link, rimpel, vouw
valse reden - drogreden
valse redenering - drogreden, paralogie, paralogisme, sofisme
valse slag in een touw - kink
valse sleutel - haaksleutel, loper
valse sluitrede - paralogisme
valse smaragd - peridot
valse toon - wanklank
valse verklaring - meineed
valse volksvriend - demagoog
valse vouw - kreuk, kreukel, plooi
valse vrouw - feeks , harpij, kreng
valse zwangerschap - hooiveulen, maandragend
valserik - gemenerik, hinderlaag, kuil, list, valsaard
valsheid - bedrieglijkheid, boosheid, falsiteit, fraude, gemeenheid, gramschap, huichelarij, leugen, nijdigheid, obliquiteit, onechtheid, oneerlijkheid, onoprechtheid, onwaarheid, perfidie, perfiditeit, trouwbreuk, trouweloosheid, veinzerij
valsheidsprocedure - verificatieproces
valstreep - virga
valstrik - attrape, (hinder)laag, kuil, lage, list, valkuil, verleiding
valstrikbom - booby-trap
valtafel - hangpoottafel
valten - braken, omploegen
valtoon - stoottoon
valuatie - muntkoers
valueren - schotten
valuta - bedrag, deviezen, geldeenheid, geldstelsel, koers, munteenheid, waarde, wissel(waarde)
valutabeurs - wisselmarkt
valutadag - vervaldatum
valutakassa - clearinginstituut
valvenster - tuimelraam
valvula - klep, klepvlies
valwerk - valhamer
valwind - bise, bora, borino, föhn, luchtzak, mistral, papagayo, passaat, rafale, remous,
valwind aan de Adriatische Zee - bora
valijzer - klink
valziek - epileptisch
valziekte - epilepsie
vamp - verleidster
vampier - bloedzuiger, desmondontida, uitzuiger, vleermuis, woekeraar
van - achternaam, v.
van aantekeningen voorzien - annoteren
van aanzien - deftig, hoog, notabel, voornaam
van aarde - aarden, lemen
van adel - adellijk, edel
van adresbanden voorzien - banderen
van alles - allerlei, diversen, varia
van alles voorzien - gesorteerd
van alle wilskracht beroven - biologeren, hypnotiseren, uitmergelen
van alles wat - allegaartje, mengelmoes, potpourri, quodlibet, varia
van andere aard - allogeen
van andere betekenis - heteroniem, ongelijkmatig, tegengesteld
van andere mening zijn - dissideren
van balein gemaakt - baleinen
van been - benen, benig
van beide geslachten zijnde - biseksueel, hermafrodiet
van beiden evenveel - ana
van beide kanten - beiderzijds
van belang - actueel, belangrijk, belangwekkend, (ge)wichtig, important, noemenswaard, noemenswaardig, relevant, voornaam, waardevol
van belang zijn - tellen
van belastingbandje voorzien - banderolleren
van bemanning voorzien - bemannen
ven benzine voorzien - tanken
van bepaalde delfstof voorzien - lei
van bepaalde wollen stof gemaakt - lakens
van beperkte aard - limitatief
van beroep - professioneel
van besluit veranderen - bedachtzaam, beraden
van betekenis - beduidend, belangrijk, betekenisvol, relevant, significant, terzake
van bewijsstukken vergezeld - documentair
van bezetting of geschut ontbloten - degarneren, ontzetten
van biezen gemaakt - matten
van binnen - innerlijk, intern, interieur, inwendig
van binnen afkomstig - endogeen
van binnen leeg - hol
van binnen uitkomend - endogeen
van binnen uit - endogeen
van blaam zuiveren - disculperen, rechtvaardigen,
vrijpleiten
van bloed levend - sanguivoor, vampier
van blijvende waarde - klassiek
van bomen gemaakt - houten
van borat gemaakt - boratten, bratten
van boven - v.b.
van boven dikke paal - polder
van boven gesplitste plank - rafter
van bovenal - autoritair
van buiten - buitenzijde, extern, exterieur, uitwendig
van buiten af komend - exogeen
van buiten inwerkend - exogeen
van buiten leren - memorisatie, memoriseren
van commentaar voorzien - becommentariëren, commentariëren
van cijfers voorzien - nummeren, numeroteren
van dat tijdstip af - sedert
van datum voorzien - gedagtekend
van de - der, des
van de aard van novellen - novellistisch
van de beginne af - adovo
van de boeien ontdoen - slaken
van de borst nemen - spenen
van de bouw van Rome af - u.c.
van de dag der maand - adi(it)
van de dag van schrijven - d.d.
van de dagtekening af - adato
van de dop ontdoen - pellen
van de eer beroofd - onteerd
van de eer beroven - onteren
van de ene kant - eensdeels
van de geest - mentaal
van de grond opnemen - oprapen, rapen
van de grote wereld - mondain
van de hand wijzen - declineren, refuseren
van de harde buitenhuid ontdoen - pellen
van de hoofdzaak weghalen - afleiden
van de Kaap - Kaaps
van de kansel mededelen - opgeven
van de kindertijd - kinds
van de kook - overstuur
van de kou prikkelen - tintelen
van de laatste sacramenten voorzien - bedienen
van de lading ontdoen - afladen, lossen
van de ledenlijst afvoeren - royeren
van de leeftijd - aet
van de loonlijst afvoeren - ontslaan
van de moslims - koran
van de Olympus - Olympisch
van de partij - aanwezig, meedoen, meemaken
van de peul ontdoen - doppen
van de pit ontdoen - egreneren, ontpitten
van de politie - politieel
van de post - postaal
van de rechte weg afwijken - deviëren
van de regel afwijkend - abnormaal
van de schil ontdoen - doppen
van de schors ontdoen - eken
van de schrijver - vds
van de speen of borst afnemen - spenen
van de takken ontdane stam - sliet
van de troon stoten - onttronen
van de tweede - tweederangs
van de vetdelen ontdoen - ontvetten
van de vezels ontdoen - draden
van de voorvaderen - voorvaderlijk
van de vorm afwijkend - abnormaal, vervormd
van de vrucht ontdoen - lossen
van de ware leer afwijkend - heterodox
van de weg afgeraakt - verdwaald
van de wijs brengen - desoriënteren, verwarren
van de wind afgewende zijde - lij
van de wortel af - radicaal, radikaal, terdege
van deze tijd - actueel, contemporain, eigentijds, modern
van dezelfde betekenis - gelijkluidend
van dezelfde druk - isobaar
van dezelfde kleur - homochroom
van dezelfde mening - eenparig, eensgezind, eenstemmig, unaniem
van dezelfde oorsprong - isogeen
van dezelfde soort - eender, eenstig, enerlei, gelijk, homogeen, soortgelijkig
van dezelfde stam - stamverwant
van dezelfde temperatuur - isotherm
van dezelfde toonhoogte - homofoon
van dezelfde vorm - isomorf
van die dagen - destijds, toenmaals, toentertijd
van die plaats - vandaar
van die tijd - oudtijds, vanouds, toenmalig
van die tijd af - sedert, sinds
van die zaak - daarvan
van dienst zijn - dienen, gerieven, helpen
van diep denken getuigend - diepzinnig
van direct belang - actueel, relevant, urgent
van dit jaar - h.a. (huius anni)
van dit teken af - d.s.
van doen - nodig, noodzakelijk
van dun hout gemaakt - spanen
van dun rijshout gemaakt - tenen
van echt ras - pursang, volbloed, zuiver
van edele aard getuigend - edelaardig, grootmoedig, nobel
van edele gezindheid getuigend - edelmoedig
van een - ener
van een adres voorzien - adresseren
van een ander in ontvangst nemen - overnemen
van een andere mening - oneens
van een andere overtuiging - andersdenkend
van een andere soort - andersoortig
van een bek voorzien - gebekt
van een bepaald metaal - koperen
van een bepaalde grondsoort - lemen
van een bepaalde stof - tulen
van een berg naar beneden - bergaf
van een beschuttende laag voorzien - dekken
van een bloem - stempel
van een dag - eendags
van een datum voorzien - dateren
van een genootschap uitsluiten - proscriberen
van een handtekening voorzien - tekenen
van een hoogte laten zakken - aflaten
van een kenmerk voorzien - kenmerken
van een kenteken voorzien - kenmerken
van een mat voorzien - matten
van een merk voorzien - merken, tekenen
van een of andere soort - enigerlei
van een omslag voorzien - kaften
van een ondergronds buizennet voorzien -rioleren
van een parochie - parochieel
van een plant afkomstige gom - dragant
van een prijs voorzien - prijzen
van een rand voorzien - randen
van een regel afwijkend - abnormaal
van een regerend vorstenhuis - dynastiek
van een rijkskeurmerk voorzien - ijken
van een scherpe uitstekende lijst voorzien (bij bladeren) -
gekield
van een scheuren - dilacereren
van een verklarende handtekening voorzien - paraferen
van een zaak afzien - renonceren
van elders aangevoerd - allochtoon
van elders afkomstig - allogeen
van elk apart - elkeen
van elk evenveel - ana
van elkaar scheiden - disjungeren, separeren, uiteenhalen
van elke vegetatie verstoken - kaal
van flinke afmetingen - groot
van gaten voorziene kast - aalgeerkaar
van gedaante veranderen - metamorfoseren, transflgureren
van gedachte wisselen - discussiëren, discuteren, praten
van geen belang - irrelevant, nutteloos, onbetekenend, oninteressant
van geen betekenis - askaks (volkst.), irrelevant, kwansuis, niets, onbelangrijk,
van geen nut - doelloos, nutteloos, onbeduidend, onnut(tig)
van geld voorzien - spekken
van gelijke inhoud - conform, eensluidend, identiek
van gelijke kleur - isochroom
van gelijke mening - eensgezind
van gelijke vorm - uniform
van gelijke waarde - equivalent, gelijk, pari
van gering gewicht - licht
van geringe afmeting - iel, klein
van geringe betekenis - flop, flut, luttel, onbeduidend, onbelangrijk, onbetekenend, waardeloos
van geringe breedte - smal
van geringe dichtheid - ijl
van geringe hoeveelheid - iets, miniem, weinig
van geringe hoogte - laag
van geringe lengte - kort
van geringe omvang - klein
van geringe stand - burgerlijk
van geringe waarde - prullig
van geringe zwaarte - licht
van gevoelen zijn - menen, susteneren
van gewicht - belangrijk, betekenisvol, gewichtig, voornaam, zwaar
van goed allooi - aannemelijk, geloofwaardig, netjes, valabel
van goed gehalte - edel, gedegen, nobel, zuiver
van goede huize - v.g.h.
van goud voorzien - eglomiseren
van groeven voorzien - gerild
van grote culturele kennis - erudiet, erudit
van grote klasse - excellent, subliem, uitmuntend
van grote omvang - dik, omvangrijk
van grote samenhang - taai
van grote waarde - dierbaar, duur, kostbaar, kostelijk, waardevol
van harte - graag, hartelijk, innig
van heden af - a dato, voortaan
van hemelsblauwe kleur - azuren
van het algemene naar het bijzondere - deductie
van het begin af - ab, ovo
van het begin af herhalen (muz.) - da capo
van het bijzondere naar het algemene - inductie
van het lopende jaar - A.C. (anno currente)
van het midden af - distaal
van het nodige voorzien - verzorgen
van het platteland afkomstig - agrarisch
van het rund - bovine
van het vel ontdoen - villen
van het vorige jaar - a.p.
van hetzelfde brandpunt - homofocaal
van hier - heen, henen, her, inheems, verdwijn, weg
van hoogachting getuigend - eerbiedig
van hoefijzers voorzien - beslaan
van huid ontdoen - stropen, villen
van huid verwisselen - vervellen
van huis weg - afwezig
van hun kant - hunnerzijds
van iets af - eraf
van iets afzien - renonceren
van iets beschuldigen - last
van iets getuige zijn - beleven, ervaren, meemaken, ondervinden
van iets gewagen - tangeren
van iets houden - mogen
van iets verwittigen - preveniëren
van iets verwittigen - preveniëren
van iets weg gaan - begeven, ontdaan, ontwijken
van inhoud ontdoen - legen, lozen
van insnijdingen voorzien - gekarteld
van ivoor - elpen, ivoren
van jonge datum - recent
van kantoor - v.k.
van kapitaal voorzien - financieren
van klei - lemen
van kleine afmeting - dun, iel
van kleine omvang - beknopt
van koers veranderen - afwijken
van kort geleden - recent
van kracht - gelden, geldig, potentieel, vigerend
van kracht zijn - doorgaan, gelden, strekken, vigeren
van krengen levend beest - aasdier
van kruit en kogels voorzien - laden
van kunstvaardigheid getuigend - artistiek
van kwaliteit - goed
van lager rang - subaltern
van lange duur - langgerekt
van leed getuigend - smartelijk
van leeftocht voorzien - approvianderen
van leenvoerigheid ontheffen - allodificeren
van leer vervaardigd - leren
van leestekens voorzien - interpuncteren, interpungeren
van lei gemaakt - leien
van letters voorzien - letteren
van levensmiddelen voorzien - provianderen, ravitailleren
van lieverlee - allengs, allengskens, gaandeweg, geleidelijk, langzamerhand, trapsgewijs, zachtjesaan
van loodglazuur voorzien - loden
van lucht voorzien - beluchten
van luister beroven - ontluisteren
van manschappen voorzien - bemannen
van matten gemaakt - matten
van matten of biezen gemaakt - biezen
van meel bereide spijzen - meelkost
van meer kernen voorzien - polynucleair
van meerdere frequenties - resonantie
van mening doen veranderen - bekeren
van mening zijn - achten, denken, geloven, menen, oordelen, opvatten, vinden
van metaal vervaardigd - metalen
van mijn rekening - m.c. (mio conto)
van mindere rang - tweederangs
van mindere waarde - gering, inferieur, ondergeschikt, slecht
van misdaad beschuldigen - incrimineren
van naam - bekend
van na de oorlog - naoorlogs
van nabij bestaan - nader
van nabij ontmoeten - coudoyeren
van nature - aangeboren, uiteraard
van nature eigen - aangeboren
van natuur - geaard
van niemand - gener
van niveau - goed
van node - nodig
van Noorwegen - Noors
van noppen zuiveren - noppen
van nu af - voortaan
van nu af aan - stond, stonde
van nummers voorzien - numeroteren, nummeren
van nut - bruikbaar, nut(tig), praktisch, productief, stade, testade,
van nut zijn - nut, nuttig, praktisch, produktief
van nut zijnde - nuttig
van ogenblikkelijk belang - actueel
van omslag voorzien - kaften
van omvang toenemen - groeien, ervetten
van onder de oppervlakte - diep
van onderaardse afvoerbuizen voorzien - rioleren
van onderen - v.o., beneden
van ongunstige aard - erg
van onkruid zuiveren - wieden
van onmiddellijk belang - aktueel
van oordeel zijn - denken, geloven, menen, vinden
van oorsprong - isogeen
van ootmoed getuigend - ootmoedig
van openingen voorzien - poreus
van opinie zijnde - menen
van opzij - en profile, e.p.
van organen voorzien - organisch
van oudsher goed - beproefd, deugdelijk, gerenommeerd
van overtollig water ontlasten - draineren
van pas - apropos, gelegen, geschikt, opportuun, passend, stade, testade
van pas komen - dienen
van Peru - Peruviaans
van plaats doen veranderen - verhuizen, verplaatsen
van plaats doen verwisselen - inverteren, omzetten
van plaats veranderen - bewegen, reizen, vertrekken, wegtrekken
van plaats verwisselen - erratisch
van plan zijn - beramen, voornemen, voornemens, willen
van platen voorzien - geïllustreerd
van postzegels voorzien - frankeren
van rang veranderen - bevorderen, degraderen, promoveren
van rechts naar links - v.r.n.1.
van richting veranderen - detourneren, omdraaien, omkeren
van riet vervaardigd - rieten
van riet of biezen gemaakt - matten
van riet vervaardigd - rieten
van ringen voorzien - ringen
van ronde inkepingen voorzien - gekarteld
van ruiten voorzien - geruit
van rijshout gemaakt - tenen
van saai gemaakt - saaien
van schil ontdoen - schillen
van schroefdraad voorzien - snijden, tappen,
van sits - japons
van slag - ontsteld
van slanke bouw - rank
van slechte kwaliteit - derderangs, inferieur, minderwaardig
ordinair
van smart versteende moeder - Niobe
van snaren voorzien - gesnaard
van spinrag zuiveren - ragen
van spinweb zuiveren - ragen
van sporen wisselen - rangeren
van spijs voorzien - spijzigen
van stal veranderen - verstallen
van stavast - ferm, flink, stoer
van stekels voorziene vin - stekelvin
van stelligheden afstappen - weifelen
van streek - confuus, dingsig, dol, geschokt, kapot, kwalijk, mal, onpasselijk, ontdaan, onthutst, ontroerd, ontsteld, ontzet, onwel, overstuur, paf, perplex, verschrokken, verslagen, verward, verwezen,
van strepen voorzien - belijnen
van stuur raken - ontstellen
van taal bedienen - praten, spreken
van tanden voorzien - getand
van teen gemaakt - tenen
van teen gevlochten korf - mand
van tegengestelde aard - negatief
van terzijde - lateraal, zijdelings
van terzijde dekken - flankeren
van tevoren - a priori, eerder, eerst, vooraf
van tevoren pasklaar maken - prefabriceren
van toen af - daarna, sedertdien, sinds, verder
van toepassing - toepasselijk
van tralies voorzien - getralied, traliën
van tuig voorzien - inspannen, optuigen, tuigen
van tule - tulen
van twee zijden - bilateraal
van tijdsbegrippen - geruim
van uit zee oprijzende rots - klip
van uitleggingen voorzien - becommentariëren, verklaren
van uitrusting voorzien - tuigen, uitrusten
van uw kant - uwentwege
van velen - meerdere, veler
van vele soorten - allerlei
van velen - veler
van verduidelijkende aard - inuntiatief
van veren wisselen - ruien
van verfijnde smaak - elegant
van vergif voorzien - vergiftigen
van verscheidene soorten - diversen
van verschillende gedaante - heteromorf
van verschillende soort - allerlei, anders, divers(en), menigerhande, menigerlei
van versierselen voorzien - ornamenteren, opsieren, versieren
van vetleer - vetleren
van vet voorzien - smeren
van vezels en draden ontdoen - afrepen
van vier soorten - vierderhande
van voedsel voorzien - ravitailleren, voeren
van voertuig verwisselen - overstappen
van volgnummers voorzien - quoteren
van voor de geboorte - prenataal
van voor de ijstijd - preglaciaal
van vóór de zondvloed - antediluviaans, ouderwets
van voordeel zijnde - nuttig
van voorraad voorzien - bevoorraden
van voren - en face, frontaal, openlijk
van voren af - opnieuw, wederom
van vracht voorzien - beladen, belast
van vroeger tijd - antiek, oud, oudtijds
van waarde - geldig, kostbaar, waardevol
van wapens ontdoen - ontwapenen
vanwege - door, krachtens, namens, om, waarom, wegens
van weinig aanzien - gering, laag, min, obscuur, onbeduidend, onbekend
van weinig belang - onbetekenend
van weinig betekenis - irrelevant, klein, luchtig, nietig,
onbeduidend, onbelangrijk, onbetekenend
van wilskracht beroven - biologeren, hypnotiseren
van wolken voorzien - bewolkt
van wrok vervuld - wrokkig
van ijzeren banden voorzien - beslaan
van zekere stof vervaardigd - elpen, gouden, leren, wollen
van zeker materiaal - elpen, leren, houten, ijzerenmetalen, plastic
van zessen klaar - bijdehand, gaar, gewiekst, gevat, flink, slim
van zich werpen - repudiëren, verstoten
van zins - genegen
van zins zijn - beogen, intenderen
van zintuig beroofd - blind, doof, stom
van zuiver gehalte - integer, puur
van zij - zijden
van zijn geld levend - rentenier
van zijn stuk - kapot, confuus
van zijn stuk brengen - deconcerteren, verwarren
vanadium - v.
vanadiumzuur zout - vanadaat
vanaf - sedert, sinds, (Lat) ab
vanaf die dag - d.d. (de dato)
vanavond - hedenavond
vandaag - dato, heden, nou, nu, tegenwoordig, thans
vandaag of morgen - eens
vandaal - barbaar,vernieler, verwoester, woesteling
vandaan - afkomstig,weg
vandaar - daarom, derhalve, deswege, dus
vandalisme - vernielwoede, vernielzucht,
vandalistisch - vernielzuchtig
vandiktebank - schaafbank
vandoor - heen, foetsie, verdwenen, weg
vaneel - kielpan
vaneen - gescheiden, gespleten, kapot, stuk, uiteen
vaneen doen - scheiden
vaneengaan - splitsen
vaneen kloven - splijten
vanessa - admiraalsvlinder
vang - klem, vangst, oogst
vaneen scheiden - demonteren, scheiden
vangarm - tentakel
vangdam - kistdam
vangdraad - antenne, taster, vissnoer, voelhoren
vangen - beetnemen, duivenslag, grijpen, klauwen, pakken, strikken, verschalken, vatten
vangen met een sleepnet - tirasseren
vangen van vogels - flappen
vanger - grijper
vangerij - eendenkooi
vangertje - krijgertje, tikkertje
vangklem - val
vangtoestel - klem, knip, slag, strik,val
vangtouw - lasso
vangknip - val
vangman - catcher
vangmiddel - aas, fuik, kuil, kuilnet, lasso, net, strik, val, vang
vangmiddel voor paling - fuik
vangnet - jachtgaren, opvangnet, springnet
vangnet (zakvormig) - haam
vangsloot - vanggreppel
vangst - buit, captuur, pluk
vangst van wilde ganzen - flappen
vangtoestel - klem, knip, slag, strik, val
vangtouw - lasso
vangtuig - kuilnet, lasso, strik
vangwerktuig - boordeel, klem, knip, lasso, muizenval, net, ratteklem, ratteval, schepnet, slag, slagnet, spannet, strik, tiras, treil, val, valkuil, valnet, vangknip, visnet, voetangel, vogelknip, vogelnet, vosseklem
vangzeil - springzeil
vanitas - vergankelijkheid, ijdelheid
vaniteit - ijdelheid
vanmiddag - hedenmiddag
vanmorgen - hedenmorgen
vannacht - hedennacht
vanouds - traditioneel
vanwaar - waarvan, waarvandaan, waarvoor
vanwege - aangaande, betreffende, door, om, wegens, namens, weshalve, weswege
vanwege de politie - politieel
vanzelf - allicht, e.o. evident, gemakkelijk, glad, ipso, natuurlijk, ondubbelzinnig, ostentatief, spontaan, uiteraard, vanzelfsprekend, visibel, vrijwillig, wiedes,
vanzelf bewegen - automatisch
vanzelfsprekend - allicht, gewoon, logisch, natuurlijk, uiteraard
vapeur - damp, mist, rook
vaporarium - stoombad, zweetbad
vaporeus - luchtig, wazig, ijl
vaporisatie - stoomtherapie
vaporiutor - vaporisateur,verdampingswerktuig, verstuiver, werktuig
vaporiseren - verdampen, verstuiven
vaquero - cowboy, koeherder, koeienhoeder, veedrijver
var - rund
varaan - hagedis, waran
varee - kelp
varen - adelaarsvaren, adiantum, asplenium, azolla, bewegen, boomvaren, bosgewas, cyrtomium, davallia, dryopteris, eikvaren, ervaren, gaan, lading, lopen, plant polypodium, pteris, reilen, rijden, stevenen, vaatwerk, venushaar, voeren, zeilen,
vaen in de wind - zeilen
varen met een punter - punteren
varen met riemen - roeien
varen op zee - bevaren
varen over - bevaren
varenachtig kroos - azolla
varenachtig waterkroos - agolla
varenachtigen - pteridofyten
varenbloem - sleutelbloem
varende bevolking - schippers
varende volgen - navaren
varenextrakt - wormmiddel
varenkruid - addertong
varenpalm - cycas
varenplanten - pteridofyten, pteridophyta
varens - filicinae, filicinen
varensgast - bootsman, janmaat, kabelgast, ketelbink, matroos, olieman, roerganger, runner, stoker, tremmer, varensgezel, zeeman
varensgezel - bootsman, matroos, navigator, varensgast
zeeman
varensman - matroos, zeeman
varensvolk - matrozen, varenslui
varent - ontsteking
varia - allegaartje, allerlei, diversen, mengelwerk, potpouri, samenraapsel, van alles
variabel - onbestendig, veranderlijk
variabelheid - variabiliteit
variabiliteit - onbestendigheid, veranderlijkheid
variant - afwijking, mutant, variatie
variatie - afwijking, afwisseling, keuze, modulatie, mutatie
sortering, variant, verandering, verscheidenheid, wijziging
variatiebreedte - amplitude
variatieprogramma in een theater - variété
varicellen - waterpokken
varices - spataderen
varicocèle - spataderbreuk, zakaderbreuk
variëren - afwisselen, afwijken, uiteenlopen, veranderen, wisselen, wijzigen
variété - acrobatiek, cabaret, kleinkunst, revue
variétéartiest - acrobaat, cabaretier, conferencier, goochelaar,
chansonnier
variététeit - afwisseling, differentiatie, ras, verscheidenheid
variététheater - cabaret, tingeltangel
varinat - pijptabak
varing - stier var
variola - pokken
variolen - waterpokken
varioliet - steensoort
variometer - statoscoop
varix - spatader
varken - babi, barg, beer, biek, ever, keu, krulstaart, kurre, luilak, scheuteling, schram, smeerlap, spaarpot, suida, zeug, zwijn
varken dat gecastreerd is - barg
varken dat gespeend is - scheuteling
varken dat nog geen jaar oud is - spalling
varken, wild - pekari, zwijn
varkendistel - kruisdistel
varkenen - beren
varkensbeest - pissebed
varkensbil - ham
varkensbloem - watyerlelie
varkensbout - biefstuk, ham
varkonsbrood - alpenviooltje, cyclame
varkensdraf - spoeling
varkensdrijver - varkenshoeder
varkensgehakt - met
varkensgeluid -knor
varkensgras - bargegras, duizendknoop, knoopgras, kreupelgras, mottegras, weggras
varkenshals - borstelhals
varkenshoeder - varkensdrijver
varkenshok - kot
varkenshuid - zwoerd
varkenskers - coronopus
varkensklaver - beemdklaver
varkenskool - berenklauw
varkenskoorts - vlektyfus
varkenskrap - varkenskarbonade
varkensleer - pigskin, welster
varkensmaag - varkenspens
varkensmet - varkensgehakt
varkensoortje - ezelsoor, hazeoor
varkensoppasser - zwijnenhoeder
varkenspees - pezerik
varkensproduct - ham, karbonade, reuzel, spek
varkenspruim - kroosje
varkensras - loboor
varkensrassen - Berkshire, Duits, Famworth, Hampshire, Hongaars, Lincolnshire, Perigord, Vlaams
varkensrib - carbonade, kotelet
varkensribbetje - varkenskotelet
varkenssnuitskunk -soerilho
varkensstal - kot
varkenstor - zwijnkevertje
varkenstrog - zeunie, zeuning
varkensverblijf - hok, kot
varkensvel - zwoerd, zwoord
varkensvet - lies, reuzel
varkensvis - bruinvis
varkensvlees - spek, pork
varkensvlekziekte - erysipeloid
varkensvoederbak - trog
varkensvoer - bras, bruid, draf, haksel, mast, slobber, sop, spoeling
varkensworst - metworst
varkensziekte - gort, pest, varkenspest, vlektyfus, vlekziekte,
varkentje - big
varsity - roeiwedstrijd
varsovienne - dans
varwe - vaar
vasoconstrictie - vaatvernauwing
vasodilatatie - vaatverwijding
vast - aangeboren, altijd, beklemd, bekneld, bestaand, bestendig, bevestigd, compact, compres, constant, definitief, dicht, diep, dogmatisch, echt, energiek, flink, gebonden, geheid, geregeld, gesloten, getrouw, gewis, hecht, immobiel, ineengedrongen, Intiem, intussen, massief, middelerwijl, muurvast, nauw, onbetwijfelbaar, onbeweeglijk, onbewogen, ongeschokt, onroerend, onuitwisbaar, onveranderd, onveranderlijk, onverbrekelijk, onverschrokken, onverstoorbaar, onwankelbaar, onwrikbaar, overblijvend, pal, permanent, positief, roerloos, rotsvast, schoor, solide, stabiel, standvastig, star, stellig, stereotiep, sterk, stevig, strak, stijf, vastelijk, voorzeker, vurig, waar, waarlijk, warm, wis, zeker
vast aangetrokken - strak
vast afspreken - beklinken
vast bezoeker - habitué, stamgast
vast brugdeel tussen landhoofd en eerste pijler - aanbrug
vast dek op schip - plecht
vast doen staan - vastzetten
vast en niet hol - massief
vast en zeker - gegarandeerd, heus, stellig, gewis, werkelijk
vast gaan zitten - vastzetten
vast gebruik - gebruik, gewoonte, hebbelijkheid usance, usantie
vast gedeelte van een elec.motor - stator
vast gesproken medeklinker - fortis
vast in iemands binnenste - innig
vast ineen - compact, compres
vast ineengedraaid - dral, stevig
vast rantsoen - portie, taks, tax
vast ritme - regelmatigheid
vast van samenhang - taai
vast vertrouwen - hoop
vast vertrouwen op iets - gelovig
vast zittend deksel - klep
vastankeren - bevestigen, vastleggen
vastbakken - aanbakken
vastberaden - beraden, beslist, energiek, geestkrachtig, gedecideerd, gedetermineerd, geresolveerd, kordaat, onverbiddelijk, onwrikbaar, resoluut, standvastig, stoer, vastbesloten
vastberadenheid - resolutie
vastbesloten - gedecideerd, resoluut, (muz.) resoluto
vastbinden -groeperen, knechten, knevelen, knopen, reien, sjorren, tuien, vastmaken
vastbinden of omwikkelen met bindgaren - ficelleren
vastdraaien - aandraaien
vaste aardkorst - lithosfeer
vaste beloning - salaris, wedde
vaste bewoner - ingezetene, inwoner
vaste bezoeker - stamgast, habitué
vaste bijdrage aan een krant - column
vaste brandstof - meta
vaste fuik (Ind.) - sero
vaste koper - cliënt, klant
vaste lezer van een krant of periodiek - abonnee
vaste ligplaats voor wilde dieren - leger
vaste mening - overtuiging, zekerheid
vaste onveranderlijke factor - constante
vaste overtuiging - beslistheid, geloof, zekerheid
vaste reeks van gebeden - litanie
vaste regel - canon, dogma, formule, gebruik, gewoonte, orde, reglement, wet
vaste schijf van computer - harddisk
vaste slaap - sopor
vaste spiritus - meta
vaste ster - rigel
vaste verblijfplaats - adres, domicilie
vaste verhouding tussen valuta's - pariteit
vaste volgorde dezelfde boeken en tijdschriften lezen - leeskring
vaste vorm geven - concretiseren
vaste wastafel - lavabo
vaste woonplaats hebbende - sessiel
vaste wijze van handelen - methode, trant
vaste zalf - pasta
vasteland - continent, wal
vasten - careren,oligotrofie, ontberen, onthouden
vasten als straf - carentie
vastenavond - zinneken
vastenavondfeest - carnaval
vastendag - zwartdag
vastendag vóór een hoge R.K. feestdag - vigilie
vastendagen - xerofagiën
vasten, feest dat aan de - voorafgaat - carnaval
vastenmaand (Islam) - ramadan
vastenmaand (Mal.) - poewasa
vastentijd - quadragesima
vastgebakken - aangebrand
vastgegroeid - sessiel
vastgeklemd - beklemd, bekneld
vastgeknepen - beklemd
vastgeniet - gehecht
vastgesteld - bepaald, gefixeerd, geregeld, overeengekomen, positief
vastgesteld bedrag - fixum
vastgesteld gedeelte - kwota, quotum
vastgesteld plan - besluit, ordinantie, ordinatie, regeling, verordening, voorschrift
vastgestelde dagen - data
vastgestelde hoeveelheid - dosis, taks
vastgestelde prijs - taxe
vastgestelde regel van de mis - ordinarium
vastgestelde volgorde - rooster
vastgestelde vorm - formaat, formulier
vastgroeiend - sessiel
vastgrijpen - aanpakken, aanvatten, beetpakken, borduren, hekelen, omknellen, planten, prikken, steken, stikken, vatten
vasthaken van schepen - enteren
vasthechten - bevestigen, fixeren, haken, klitten, lassen, lijmen, naaien, nagelen, nieten, plakken, spijkeren, vastmaken, verbinden, zwaluwstaarten
vasthechting - bevestiging, fixatie
vastheid - bepaaldheid, bestendigheid, consistentie, densiteit, dichtheid, dikte, duurzaamheid, gestemdheid, hardheid, hechtheid, houvast, lijvigheid, samenhang, soliditeit, stabiliteit, stelligheid, stevigheid, stijfheid, werkelijkheid, zekerheid
vasthouden - greep
vasthoudend - gierig, halsstarrig, koppig, taai, trouw, volhardend
vasthoudendheid - taaiheid, tenaciteit,volharding
vastigheid - houvast, stabiliteit, vastheid, zekerheid
vastkakige - beenvissen, koffervis, kogelvis, maanvis, trekkervis
vastklampen - enteren
vastklemmen - knellen, omvatten, vasthouden
vastkleven - kitten, lijmen, plakken
vastklinken - ketenen
vastknopen - vastmaken, verbinden
vastkoppelen – aansluiten, verbinden,
vastleggen - immobiliseren, registreren
vastleggen in een wetboek - codificeren
vastleggen van een schip - meren
vastlegging - fixatie, registratie
vastliggende onderste molensteen - legger
vastlijmen - plakken
vastmaken - aankoppelen, aanspannen, ankeren, bevestigen, binden, fixeren, gespen, hechten, klinken, knopen, krammen, lijmen, nieten, schroeven, sjorren, spijkeren, stabiliseren, tuieren, vastbinden, vastleggen, vastzetten, verbinden, verzegelen, verzekeren,
vastmaken met touw - snoeren
vastnemen - pakken
vast of in de knel - klem
vastomlijnd geloofsartikel - dogma, leerstuk
vastpakken - aanklampen, vatten
vastplakken - lijmen
vastprikken - spelden
vastraken - stranden
vast ritme - regelmaat
vastsjorren - aanhalen, seizen
vastsnoeren - binden
vastspijkeren - klinken, vastnagelen
vaststaand - definitief, gevestigd, onbetwist, onherroepelijk, onwankelbaar, permanent, positief, stabiel, uitgemaakt, vastgesteld, zeker
vaststaande gebeurtenis - feit, zekerheid
vaststaande waarheid - axioma
vaststampen - heien
vaststeken - vastprikken, vastspelden
vaststellen - arresteren, bepalen, berekenen, beslissen, besluiten, bevelen, constateren, constitueren, decreteren, determineren, fixeren, opmaken, ordinern, pointeren, ramen, regelen, resolveren, resumeren, stabiliseren, statueren, stipuleren, uitcijferen, uitmaken, uitrekenen, verordenen
vaststellen bij afspraak - bedingen, overeenkomen
vaststellen bij onderzoek - constateren
vaststellen ener ziekte naar kentekenen - diagnosis
vaststellen van de naam van planten - determineren
vaststellen van technische normen - normaliseren
vaststellend - constituief
vaststelling - bepaling, besluit, constatering, constitutie, determinatie, diagnose, evaluatie, fixatie, identificatie, prognose
vaststelling der waarde - waardebepaling
vaststelling van aanwezigheid van leven - biomantie
vaststelling van ziekte - diagnose
vaststellingsovereenkomst - dading
vaststrikken - binden, vastbinden, vastmaken
vasttimmeren - vastspijkeren
vasttrekken - dichttrekken
vastvertrouwen - hoop
vastvlechten - aaneenhechten
vast voor- of achterdek van een vaartuig - plecht
vastvijzen - vastschroeven
vastzetten - arresteren, beleggen, bevestigen, sjorren, stabiliseren, vastmaken
vastzitten - haperen
vastzittend - ingeroest
vastzittende levenswijze - sessiel
vat - aad, ade, aker, anker, bak, barrel, drum, emmer, fust, ketel, kip, kit, kuip, okshoofd, ontvanger, pot, puts, recipiënt, teil, toelast, ton
vat dat bloed naar het hart leidt - ader
vat dat bloed van het hart leidt - slagader
vat met één hengsel - aker, emmer
vat of ton van 50 kilo vis - anker
vat tussen long en hart - longader, longslagader
vat van bijna 274 liter - muid
vat van zesendertig gallons - barrel
vat voor aardolie - petroleumvat
vat voor chemische reactie - reactor
vat voor olieprodukten - drum
vat voor water - waterton
vat voor zuivelprodukten - boterton
vat waarin chemische reactie tot stand komt - reactor
vatbaar - bevattelijk, dociel, geschikt, gevoelig, ontvankelijk, receptief, susceptibel, toegankelijk
vatbaar voor - verglaasbaar
vatbaar voor aandoeningen - bevatbaar, emotioneel,
gevoelig, sensibel, sentimenteel
vatbaar voor berechting - ontvankelijk
vatbaar voor dwaling - feilbaar
vatbaar voor emotie - emotioneel
vatbaar voor genezing - geneeslijk
vatbaar voor hoger beroep - appellabel
vatbaar voor indrukken - impressionabel, ontvankelijk
vatbaar voor kramp - spasmofiel
vatbaar voor onderrichting - dociel
vatbaar voor ontroering - emotioneel
vatbaar voor uitlegging - uitlegbaar, verklaarbaar
vatbaar voor verkleining - verkleinbaar
vatbaarheid - aanleg, dociliteit, geschiktheid, gevoeligheid, ontvankelijkheid, passibiliteit, (pre)dispositie
vatbaarheid voor aandoeningen - emotionaliteit
vatbaarheid voor emoties - emotionaliteit, sensibiliteit
vatbaarheid voor indrukken - emotionaliteit
vate - drinkput
vaten - barrels, fusten, toelasten
vatenkwast - pannewisser, wisser
vaten maken - kuipen
vatenmaker - kuiper
vatenmeetinstrument - pithometer
vatenteil - afwasteil
vatenwater - afwaswater
vatgeld - tonnengeld
vathout - duigen, kuiphout
vaticaan - H.S.
vaticineren - voorspellen
vaticinium - voorspelling
vatig - bedorven, muf, onfris, rot
vats - vaats
vatsmaak - fustsmaak
vatten - beetpakken, begrijpen, grijpen, inlijsten, insluiten, inzien, klemmen, krijgen, nemen, omklemmen, omsluiten, pakken, sluiten, snappen, vangen, vastnemen, verstaan, voelen
vazal - leenman, pair
vazalstaat - leenstaat, satelliet, satellietstaat
vazel - kletspraat, mager, onzin, rafel
vazelen - rafelen, vezelen
vazelvarken - fokvarken
veau - kalf, kalfsleer, kalfsvlees
vechtachtig - kijfziek, twistziek
vechten - ageren, bakkeleien, duelleren, kampen, krijgen, kijven, knokken, matten, stoeien, strijden, knokken, matten, oorlogvoeren, plukharen, ravotten, strijden, twisten, wedijveren, worstelen
vechtende - belligerent, handgemeen
vechtende wijken - aarzelen, schromen
vechten met woorden - bekvechten, kijven
vechter - combattant, kamper, knokker, krijger, strijder, worstelaar
vechtersbaas - kemphaan, knokker, renommist
vechtgraag - strijdlustig
vechthaan - vechtersbaas
vechtjas - gladiator, houwdegen, kamper, kampioen, kampvechter, kemphaan, krijgsman, messetrekker, sabreur, straatvechter, strijder, strijdbroeder, strijdmakker, vechtersbaas, voorvechter, ijzervreter
vechtkunst - schermkunst
vechtlustig - stoots (bokken)
vechtlustig persoon - kemphaan
vechtlustige kip uit Bantam - bantammer
vechtpartij - bonje, gevecht, handgemeen, handtastelijkheid,
knokpartij, steekpartij
vechtpartij (hevige) - melee, strijdgewoel
vechtspel - kampspel, toernooi
vechtsport - boksen, djoedjitsoe, judo, karate, schermen, worstelen
vechtwagen - strijdwagen, tank
vector - drager, overbrenger, vervoerder,voerstraal
vedel - veel, viool
vedelaar - vioolspeler
vedelboog - strijkstok
vedelspel - vioolspel
veder - pen, penna, pluimage, veer, vogelpluim
vederachtig - bevederd, donsachtig, donzig, plumeus
vederbal - pluimbal, shuttle, volant
vederborstel - plumeau
vederbos - pluim, panache
vederbos op helm - panache
vederbos op kepi - pluim
vederbospoliep - mosdier
vederbosvormige staart - pluimstaart
vederdos - verenkleed
vedergras - pluimgras
vederjacht - vogeljacht
vederkruid - diamantkruid, myriophyllum, waterduizendblad
vederlaagwolk - cirro-strarus, cirrus, massel
vederloos - kaal, naakt
vederplant - niboeng
vederschacht - pen
vederspel - valkejacht
vederstapelwolk - cirrocumulus, cumulo-stratus
vedertop - kuif
vedervormig - penniform
vederwolk - cirrus, massel
vedette - diva, primadonna, ruiterpost, ruiterwacht, ster, theaterster
Vedische god - aditya, savitar
Vedische godin – Aditi
Vedische spreuk - mantra
Vedische taal - Pali,Sanskriet
vedische zang - mantra
vee - dieren, kuddedieren, runderen
veearts - dierenarts, veterinair
veeartsenijkunde - zoötherapie
veeartsenijkundig - veterinair
veeboer - veehouder
veeboerderij - farm, ranch, stee
veeboerderij (Zuid-Amerika) - estancia
veedrijver - cowboy, gaucho, koeboer
veefokker - vetweider
veefokkerij - veeteelt
veeg - feeks, gevaarlijk, hachelijk, klap, netelig, plek, slag, smet, streek, toets, vlek
veeg - berisping, feeks, haal, hachelijk, klad, klap, plek, netelig, precair, slag, smet, streek, vlek
veegkruid - lisdodde
veegsel - afval
veegwerktuig - bezem, borstel, veger
veehoeder - herder
veehoedster - herderin
veehoeve in de VS. - ranch(o)
veehouder - agrarier, vee(boer)
veek - watermerk
veekoek - lijnkoek
veel (muz.) - molto
veel - aanzienlijk, boek, boel, dikwijls, heleboel, legio, massa, menig(een), multa, overvloedig, plenty, poly, ruim, rijdelijk, talloos, talrijk, rijkelijk, vaak, verscheidene, zooi
veel (Lat.) - multum, multus
veel, zeer (muz.) - molto
veel beslommeringen meebrengend werk - sessie
veel bezet - druk
veel doen als mogelijk is - uiterst
veel drinken - hijsen, pimpelen, zuipen
veel eisen stellend - aanmatigend, pretentieus, presumptieus
veel eten - buffelen, schransen
veel geld - kapitaal
veel gereisd - bereisd
veel gewicht hebbend - zwaar
veel kostend - duur, kostbaar
veel kwaad zeggen van - afkammen
veel macht hebbend - invloedrijk
veel meer dan één - menig
veel moeite doen - heisteren, inspannen
veel ophebben met - geporteerd
veel reizen gemaakt hebbend - bereisd
veel talen sprekend - polyglottisch, veeltalig
veel toelaten - toegeven, tolereren
veel verkeer - druk
veel vermogen uitoefenend - dynamisch
veel voorkomend - frequent, herhaaldelijk, veelvuldig
veel voorkomende zwemvogel - eend
veel voortbrengend - creatief, kreatief
veel wegende – zwaar
veel werkgevend - druk
veel wetend - erudiet, geleerd, intellectueel, knap,
veel woorden zonder zin - rimram
veel zout bevattend - salinisch, zilt, zoutachtig
veelal - dikwijls, doorgaans, gewoonlijk, grotendeels, meestal, vaak
veelal vierkante dekplaat van een zuil - abacus
veelarm - inktvis, poliep
veelarmige kandelaar - girandole, kroonluchter
veelarmige riviermond - delta
veelarmige straatlantaarn - reverbere
veelbelovend - hoopvol, radieus, rooskleurig, schoon
veelbesproken - beroemd, berucht, bijzonder, fameus, hooggeroemd (ironisch), uitermate,
veelbetekenend - betekenisvol, diepzinnig, kernachtig, pregnant, significatief, veelbeduidend, veelzeggend, zinrijk
veelbezet - druk
veelbloemig - polyanthisch
veelcellig - multicellulair
veelcellige dieren - metazoa
veeleer - eerder, liever, meer, waarschijnlijker
veeleisend - exigeant, exigent, kieskeurig, lastig
veelgodendom - polytheïsme
veelheid - aantal, complexiteit, getal, veelte
veelhoek - polygoon
veelhoekig - polygonaal, polygoon
veelhoekig met gelijke hoeken - isogoon
veelhoekig - multangulair, polygonaal
veelhoevig dier - beer, big, ever, everzwijn, keu, olifant, tapir, varken
velhoofdige draak - hydra
veelhoofdige regering - polyarchie
veelkleurendruk - polychromografie
veelkleurig - bont, geschakeerd, gevlekt, kakelbont, panchromatisch, polychromatisch, polychroom, versicolor
veelkleurig beschilderen - polychromeren
veelkleurig gesteente - asteria
veelkleurige zwam - elfenbankje
veelkleurigheid - bontheid, geschakeerdheid, polychromie
veelknopige plant - adderwortel, boekweit, duizendknop, perzikknoop, rabarber, zuring
veelknopigen - polygonaceeën
veelkoppige draak - hydra
veelkostend - duur, kostbaar, prijzig
veelluik - polyptiek
veelmaals - dikwerf, dikwijls, vaak
veelmannerij - polyandrie
veelmeer - eer
veelmondig einde aan een rivier - delta
veelogige reus - Argus
veelomstreden havenplaats aan de Adriatische zee - fiume
veelomvattend - breed, groot, ruim, uitgebreid, uitvoerig, wijd, wijds
veelprater - babbelaar, kletsmajoor, kletser, kwebbel, kwebbelaar
veelschrijver - broodschrijver, polygraaf, scribax
veelschrijverij - broodschrijverij, polygrafie
veelslachtig - veelsoortig
veelsnarig instrument - citer, harp, piano, polichord
veelsnarig tokkelinstrument - psalter
veelsoortig - multigenerisch
veelstemmig gezang - koor
veelstemmig muziekstuk voor groot orkest - symfonie
veelstemmig - polyfoon
veelstemmigheid - polyfonie
veeltalig - polyglot, polyglottisch
veeltalige - polyglot
veelte - veelheid
veelterm - polynoom
veeltijds - dikwijls, herhaald, herhaaldelijk, telkens, vaak
veelvermogend - schatrijk, steenrijk
veelvervig - bont, polychroom
veelvingerigheid - polydactylisme
veelvin - snoeksteur
veelvlak - polyeder
veelvoet - poliep
veelvormig - multiform, multimorf, multivormig, pluriform, plurimorf, polyform, polymorf
veelvormigheid - pluriformiteit
veelvoud - deelbaarheid, multipliciteit, multiplum
veelvoudig - geschakeerd, gevarieerd, multipel, multiple, multiplex
veelvoudigheid - multipliciteit, pluriformiteit
veelvraat - aleter, bergkater, eetwolf, gulzigaard, hollebollegijs, pantofaag, polyphaag, schrok, slikop, sloeker, slokkerd, slokop, veeleter
veelvuldig - dikwijls, frequent, herhaaldelijk, meermalen, multipel, multiple, multipliciteit, talrijk, talrijkheid, vaak
veelvuldige echt - polygamie
veelvuldigheid - frequentie
veelwetendheid - erudiet, geleerd, intellectueel, knap, savant
veelweter - polyhistor, schijngeleerde, weetal
veelweterij - schijngeleerdheid
veelwijverij - polygamie, polygnie
veelzeggend - expressief, omineus, pregnant, significatief, substantieel
veelzijdig - gevarieerd, multilateraal, polygoon, universeel
veelzinnigheid - equivociteit, polysemie
veem - opslagplaats, pakhuis, stapelplaats, (barg.) vinger
veeman - landman
veemarbeider - koelie, sjouwer, sjouwerman
veembewijs - cedel, ceel
veen - broek, derrie, drasland, hoogveen, laagveen, moer, turfgrondstof, turf(land)
veenaarde - turfaarde
veen baggeren - beugelen
veen, vermengd met klei - derrie
veenaal - veenpuit
veenachtige grond - moeras, mot, peel, poel,
veenarbeider - afslikker, baggelaar, baggeraar, baggerman, bonker, sjouwer, slatwerker, trapper, tripper, turfgraver, turfsteker, turftrapper, veender, vervener
veenbagger - derrie, flodder, moer, slat, slet,veenslik
veenbaggeren - beugelen
veenbank - turfkluit
veenbedrijf - veenafgraverij, veenderij
veenbes - cranberry, kreuzen, kroos, krozen, vaccinium
veenbes, Amerikaanse - cranberry
veenboer - veender, veenpuit
veenbonk - turfkluit
veendamp - haarrook, heirook, veenrook
veender - turfgraver, veenarbeider, veenboer
veenderij - veenpolder
veendobbe - gat, kuil, waterplas
veenformatie - veengrond, veenvorming
veengat - dobbe, trekgat, veenplas
veengras - wollegras
veengraver - veender
veengrond - drasland, droesem, grondsop, hef, hoogveen, laagveen, moer, peel, run, turfgrond, veenslik
veengrond na het afgraven van het hoogveen - dalgrond
veenkrag - til
veenland - drasland, moer, moerasland, peel, poel, somp, turfland
veenman - turfsteker
veenmassa - darg
veenmodder - derrie, slat, slijk
veenmol - aardkreeft, aardkrekel, andjing, molkrekel, tenah
veenmos - bladmos, sfagnum, sphagnum
veenplaats - veenderij, veenkolonie
veenplag - schadde
veenplas in de heide - ven
veenpoel - veengat, veenplas, ven
veenpolder - waterschap
veenput met water - dobbe
veenreukgras - honinggras
veenrook - haarrook, heirook, veendamp
veenslik - groef, grondsop, hef, veenbagger, veengrond
veensoort - derrie, hoogveen, laagveen
veenstof - darg
veentrapper - tripper, turftrapper
veentrekker - veenbaggeraar
veenwater - veenplas
veenwerker - turfmaker, turfsteker
veenwortel - wederik
veenzode - schadde
veenzuur - humuszuur
veepad - tra
veepest - epizootie, runderpest
veer - beurtvaart, ferry, overzet, overzetplaats, pen, pluim, pont, spiraalveer, springveer, traject, veder, veerboot, veerpont
veer, deel van een - baard(je), schacht, spoel, vlag
veerbalans - snelweger, unster
veerboot - ferry, ferryboot, gierpont, overhaal, sasak (Ind.), veer(pont)
veerdienst - pont
veerdig (Zuidn.) - vaardig
veergeld - obool, passage
veerhanger - schokbreker
veerkracht - elasticiteit, energie, fut, lenigheid, rek, rekbaarheid, spankracht, wilskracht
veerkrachtig - elastisch, rekbaar, soepel
veerkrachtig bindweefsel - kraakbeen
veerkrachtig doorbuigen - zwiepen
veerkrachtig steunweefsel - kraakbeen
veerkrachtig zijn - veren
veerkrachtige aardpek - elateriet
veerkrachtige doorbuigen - zwiepen
veerkrachtige plank - springplank
veerkrachtige reep - balein
veerkrachtige stof - balein, caoutchouc, celluloid, elastiek, gomelastiek, gummie, rubber, schuimplastic, schuimrubber
veerkrachtige stof der walvisbaarden - balein
veerloon - veergeld
veerluis - pelsluis, vachtluis
veerman - beurtschipper, passeur, pontbaas
veerman van de onderwereld - Charon, helleschipper
veerman van de Styx - Charon
veermechanismemes - knipmes
veerpont - gierpont, kabelpont, overzetboot veerboot
veerpont - (Ind.) sasak
veerrecht - veergeld
veerregelaar - echappement
veers - vaars, vers
veerschaaf - ploegschaaf
veerschuit - overzetboot
Veerse gat - Veregat
veerschip - beurtschip
veerschipper - beurtschipper
veerschommel - schommelstuk
veerschouw - veerschuit
veertel - vierel
veertien ton haring - last
veertienvoetshout - griendhout
veertigdaagse boetedoening - quadragena
veertigste dag - quadragesima
veeruimte - kraal
veer van een vogel - veder
veerwisseling - ruien
veest - buikwind
veestapel - beslag
veeteelt - fokkerij
veeverdrijver - drift
veevoer - biet, biks, bostel, draf, gras, haksel, hacer, hooi, klaver, koolraap, kort, luzerne, lijnkoek, lijnmeel, mais, mangelwortel, mast, pulp, raap, raapkoek, slobber, sop, spoeling, spurrie, suikerbiet, vismeel, voederbiet
veevoergewas op zandgrond - spurrie
veevoer uit beetwortels - pulp
veeweide - zwaag
veeweider - vetweider
veeziekte die optreedt na het eten van veel lupine - lupinose veeziekte - blaar, lupinose, tongblaar
vegatief - groeikrachtig
vegen - bezemen, kuisen, reinigen, schoonmaken, schuieren, wissen, zuiveren
veger - bezem, luiwagen, plumeau, schuier, stoffer, zwabber
vegertje - stoffer
vegetaal - plantaardig, vegetabiel
vegetabiel - plantaardig
vegetabiliën - plantgewassen
vegetariër - planteneter
vegetarisch - plantaardig
vegetatie - flora, plantenleven, plantengroei, woekering
vegetatief - plantaardig
vegetatie god - Dionysos
vegetatiegordel - savanne, steppe, toendra
vegetatiekunde - fytochemie, plantensociologie
vegeteren - groeien
vehement - geweldig, hevig, krachtig, onstuimig, sterk
vehikel - voertuig, wrak
veil - corrupt, eerloos, gemeen, laag, laaghartig, mercenair, min, omkoopbaar, onedel, oneerlijk, vals, venaal, verleidbaar
veilen - aanbieden, verkopen
veiler - venduhouder, verkoper
veilheid - koopbaarheid,omkoopbaarheid, venaliteit
veilig - aangenaam, behouden, beschermd, betrouwbaar, fijn, geborgen, gedekt, gered, gerust, gevaarloos, goed, kedin (barg.), leuk, mooi, ongedeerd,ongevaarlijk, pluis, safe, secuur, vertrouwbaar, zeker
veilig en zeker - safe
veilige bewaarplaats - brandkast, kluis, safe
veilige leuning aan boord - reling
veilige ligplaats - haven
veilige plaats - heul
veiligheid - securiteit, zekerheid, zekering
veiligheidsbrandstof - meta
veiligheidsgordel - riem
veiligheidslamp voor mijnwerkers - daviaan
veiligheidslamp, uitvinder van de - Davy
veiigheidssriem - auto(gordel)
veiligheidstoestel - luier, noodrem, rem, schietstoel, voetrem,
veiligheidsverdrag - garantieverdrag
veiligstelling - redding
veiling - afslag, auctie, smient, vendu, vendutie, verkoping
veiling bij opbod - auctie, licitatie
veilinghouder - auctionaris
veilingterm - bod, handgeld, inzet, kavel, k.k.,
veiling van inboedel - boelgoed
veilkrans - klimopkrans
veilleuse - nachtlichtje
veine - geluk(je), mazzel
veinzaard - huichelaar, simulant, veinzer
veinzen - fingeren, gebaren, huichelen, ontbranden, ontvlammen, simuleren, smeulen, verzinnen, voorgeven, voorwenden
veinzen – dissimuleren, ontbranden, ontvlammen, smeulen
veinzer - draaier, huichelaar, komediant, simulant
veinzerij - huichelarij,simulatie
veinzing - nabootsing, simulatie
veken - hek, horde, slagboom
vel - balg, bast, blad, darmwand, flard, huid, membraan, pel, ploot, schil(fer), stencil, vacht, vlies, vod, vrouwspersoon, zeem
vel geprepareerd waspapier - stencil
vel papier - blad, folio, kwarto, octavo
vel van Amerikaans stinkdier - skunk
vel van een zeehond - robbenhuid
velaar - ch
velamen - omhulsel, sluier, vlies
veld - aardappelveld, afdeling, akker, beemd, bietenveld, campus, enk, es, gebied, gezichtsveld, graanveld, grasveld, grond, hei, heideveld, hooiveld, koolveld, korenveld, land, landouw, maisveld, roggeveld, schootsveld, slagveld, speelveld, strijdveld, tarweveld, terrein, tournooiveld, vlakte, voetbalveld, wei(de)
veldajuin - (bos)geelster, vogelmelk
veldanjelier - kartuizeranjelier
veldarbeid - akkerbouw, landbouw, tuinbouw
veldbaan - landweg
veldbanier - oorlogsstandaard
veldbed - kermisbed, stretcher, vloerbed
veldbies - lazula
veldbloem - akkerwinde, boterbloem, klaproos, madelief, paardenbloem, wikke
veldbloempje - madeliefje
veldborstwering - glacis
veldcypres - akkerzenegroen
velddiefstal - stroperij
velddienst - voorpostendienst
velddistel - akkervederdistel
veldekster - tapuit
veldduiker - toppereend
velderts - ijzeroer
velderwt - kapucijner
veldesdoorn - aak
veldfles - bidon, flap(kan)
veldfluit - herdersfluit, schalmei
veldgeranium - bloedooievaarsbek
veldgeschreeuw - wapenkreet
veldgeschut - kanon
veldgewas - aardappel, bies, biet, knol, kool, kroot, peen, raap, veldvrucht, vlas,
veldgezang - bucolicum, herderslied
veldgod - faun, Pan, priapus, sater, satyr, Silvanus
veldgras - grastapijt, struisgras
veldgrond - heidegrond
veldhaver - havergras, raaigras
veldheer - bevelhebber, generaal, krijgskundige, krijgsoverste, legeraanvoerder, maarschalk, strateeg
veldheer van David - Urias
veldheer van koning David - Joab
veldheer van Thebe - Epaminondas
veldheerskrijgskunde - strategie
veldheerswetenschap - strategie
veldheren van Alexander de Grote die na zijn dood bestuurders werden van zijn rijk - diadochen
veldhoen - boshaan, boskip, fazant, korhoen, kwakkel, kwartel, patrijs
veldhospitaal - ambulance, barak, lazaret
veldhut - tabernakel
veldjas - tuniek
veldjebloem - madeliefje
veldkamille - ossenoog
veldkanon - falconet, valkenet, veldgeschut
veldkas - krijgskas, oorlogskas
veldkei - flint, koot, vlint
veldkers - boerenkers, cardamine, koekoeksbloem, pinksterbloem, veldkruiskers
veldkikker - heikikker
veldkladde - veldduif
veldklei - flint, vlint
veldklokje - campanula
veldknoflook - kraailook
veldkomijn - karwij
veldkoorts - modderkoorts
veldkornet - ritmeester
veldkrop - veldsla
veldkruiskers - boerenkers
veldkijker - polemoscoop, verrekijker
veldlakens - lakenvelds
veldlatuw - veldsla
veldlazaret - hospitaal, veldhospitaal
veldleeuwerik - graspieper
veldlegering - kantonnement
veldlelie - akkerwinde
veldlied - veldgezang
veldlijn - uitgangslijn
veld lijster - kramsvogel
veldloop - cross
veldmaagd - landmeisje
veldmaarschalk - opperbevelhebber
veldmuis - akkermuis, bosmuis, mof, woelmuis
veldmunt - akkermunt
veldmus - ringmus
veldmuts - politiemuts
veldoefening - manoeuvre
veldontdekker - scout
veldpad - landweg
veldplant - herik
veldpolitie - gendarme, marechaussee, veldwachter
veldprediker - aalmoezenier
veldpriester - aalmoezenier
veldpijp - schalmei, veldfluit
veldpolitie - marechaussee
veldprediker - aalmoezenier
veldral - kwartelkoning
veldranonkel - akkerboterbloem
veldrat - waterrat, woelrat
veldrit - terreinrit
veldroos - bolderik, duinroos, egelantier, zonneroos
veldruiker - veldboeket
veldsaffraan - driedistel
veldsalade - veldsla
veldschalmei - veldfluit
veldschans - citadel, lunet, redan, redoute, retranchement
veldsering - pinksterbloem
veldsermoen - veldpreek
veldsla - valerianella, 6vettik
veldslag - bataille, oorlog
veldslak - akkeraardslak, tuinslak
veldslang - falconet, serpentijn
veldspaat - aluinaluminiumsilicaat
veldspaathoudend gesteente (met glimmer en kwarts) - gneis
veldspel - hardlopen, honkbal, speerwerpen
veldspeler bij honkbal - binnenvelder, buitenvelder
veldspin - hooiwagen
veldsport - hockey, honkbal, korfbal, tennis, voetbal
veldsteen - veldkei
veldstoel - vouwstoel
veldstuk - veldgeschut
veldtabak - virginiatabak
veldtafeltje - planket
veldteken - banier, blazoen, standaard, vaan, vaandel, vendel, wapenschild
veldtent - krijgstent, legerhut, legertent
veldjakker - kramsvogel
veldtocht - campagne, krijgstocht
veldtroep - veldleger
veldtros - legertros
veldtuig - oorlogstuig
velduitrusting - veldtenue
veldvermaak - uitspanning
veldvlieger - veldduif
veld voor golfsport - links
veldvrucht - aardappel, beet, beetwortel, biet, boon, erwt, knol, kool, kroot, mangelwortel, pee, peen, raap, radijs, ramenas, suikerbiet, veldgewas
veldwacht - piket, rijkspolitie
veldwachter - boswachter, champetter, diender, gendarme, koddebeier
veldwedstrijd - cross
veldwerker bij het cricketspel - fielder
veldworm - aardworm
veldzand - bergzand
veldziekenhuis - ambulance, barak, hospitaal, hulppost, lazaret, veldhospitaal
vele in getal - talrijk
vele sprekende kleuren vertonend - kleurig
vele wanluidende klanken - kakofonie
velen - dulden, mogen, toelaten, uitstaan, verdragen, verduren
velerlei - multa, talrijk, velerhande
velerlei zin hebbend - veelzinnig
velg - buitenrand
vel geprepareerd waspapier - stencil
velkant - vellingkant
velleïteit - aanvechting
vellekant - afvlakken
vellen - doden, houwen, neerslaan, omhakken, omhouwen, omzagen, uitspreken, verslaan
vellenkoper - huidenkoper
vellenploter - zeemtouwer
velletje - blaadje, huidje, membraan, papierblad, pel, pelletje, schil, schilletje, vlies, vliesje
velletje carbonpapier - blauwtje
vellig - gescheurd, haveloos, vliesachtig
velling - radkrans
vellingskerf - kapsnede
vellingssteen - putsteen
vellum - perkament
velo - fiets, rijwiel
veloce - (muz.) snel, vlug
velocimeter - snelheidsmeter
vélocipède - fiets, rijwiel
velocitas - v., snelheid, vlugheid
velodroom - piste,wielerbaan
veloeren - fluwelen
velours - fluweel, meubel pluche, trijp
velours d’Utrecht - trijp
velouté - fluweelachtigheid, fluweelpapier
vel papier - blad, folio
velte - akkererwt, rotsduif, steenduif, veldduif
velter - jachthond
velum - amict, ciborie, doek, gordijn, zeil
Veluws dorp –
3 Ede, Epe
4 Ernst
5 Uddel, Wezep
6 Ermelo, Heerde, Loenen, Garderen, Putten, Roekel
7 Elspeet, Hierden, Otterlo, speulde, Vaassen, Veldwijk
8 Gardeen, Harskamp, Leuvenum, Lunteren, Nunspeet,
Wolfheze
9 Westeneng
10 Hoogsoeren
Veluws vliegveld - Terlet
Veluws zendstation - Kootwijk
Veluwse plas - Uddelermeer
Veluwse top - Imbosoh, Zypenberg
Veluwse heuvel - Aardmansberg, Broodberg, Filipsberg, Galgenberg, Hilleberg, Imbosch, Langeberg, Liesberg, Postbank, Schalter, Tepelberg, Tonberg, Torenberg, Wezeperberg, Zijperberg
vel van appels - schil
vel van het lichaam - huid
velvet, soort - fluweel, manchester
velijn - perkament
ven - heidemeer, meer(tje), plas, poel, veenland
vena - ader
venaal - veil, verkoopbaar
venaliteit - omkoopbaarheid, veilheid
venator - jager
vendabel maken - exploiteren
vendel - flard, lap, vaandel, vlag
vendelen - slenteren, rondhangen, rondslingeren, wapperen
vendelzwaaier - alferus, vendelier
vendmiaire - wijnmaand
vendetta - bloedwraak
vendeuse - verkoopster, winkeljuffrouw
vendu - veiling
venduhuis - boelhuis
vendumeester - stokhouder
vendutie - veiling, vendu, verkoping
vene - ader
veneer - fineer
veneerhout - fineerhout
veneneus - vergiftig
venenum - vergift
venerabel - achtbaar, eerbiedwaardig, vererenswaardig
veneratie - aanbidding, ontzag, verering
venerisch - geslachtelijk
venesectie - aderlating
Venetiaans vaartuig - galjas, gallas, gondel, gondola
Venetiaanse bestuurder - doge
Venetiaanse bootsman - gondelier
Venetiaans vaartuig - gondel, gondola
veneur - jager
veneus - aderlijk
venezoen - vleespastei, wildbraad
Venezolaanse haven - Guanta, Maracaibo
Venezolaanse hoofdstad - Caracas
Venezolaanse staat of deel van - Anzoategui, Apure, Aragua, Barinas, Bolivar, Carabobo, Cojedes, Falcon, Guarico, Lara, Miranda, Merida, Monagas, Portoguesa, Sucre,Tachira, Trujillo, Yaracuy, Zulia
Venezolaanse staatshoofdstad - Barcelona, Barinas,
Barquisimeto, Caracas, Coro, Cumana, Guanare, Maracaibo, Maracay, Maturin, Merida, Trujillo, Tucupita, Valencia
Venezolaanse rivier - Orinoco
Venezolaanse munt - bolivar, centimomedio, real,
Venezolaanse vlakte - llano
venia (Lat.) - inwilliging, vergiffenis, verlof, vrijstelling
venia actatis - meerderjarigheidsverklaring
venig - moerig, veenachtig
venkel - dille, foeniculum, vennenkool
venkelappel - anijsappel
venkelhout - sassefras
venkel, wilde - waterkervel
venkers - veenbes
venkool - bereklauw
venkraai - visdiefje
vennebloem - madeliefje
venneboon - tuinboon
vennoot - co, compagnon, deel(genoot), deelhebber, firmant, maat, medefirmant
vennootschap - n.v.,compagnie, firma, handelsmaatschappij, (Duits) a.g., (Fr.) sa, (Eng.) Ltd
vennootschap voor koophandel - fa, firma, huis
vennootschap voor scheepvaart - rederij
vennootschapsvorm - firma
ven of plas - meer
venster - blaffetuur, fenestre, kozijn, lichterik, raam, ruit
venpluim - zegge
venpluis - veenpluis, wollegras
vensterblind - binnenblind, buitenblind, rolluik, vensterluik
vensterboog - ogief, spitsboog
vensterglas - raam, ruit
vensterhor - chassimet
vensterkap - markies
vensterluik - blinde, fenteneel, rolluik
venstermuziek - aubade, serenade
vensterrol - tochtrol
vensterscherm - markies, store
vensterspiegeltje - spion
vensterspijl - stang, tralie
venstertje - guichet, raampje
venstertje in de wand van het kerkkoor - hagioscoop
vent - echtgenoot, gabber, gast, gezel, gozer, individu, kameraad, kerel, knakker, knul, kwant, man, snaak, snuiter, sujet,
venta - verkoop, wegherberg
vente - aftrek, koopwaar, verkoping, vertier
venten - leuren, parlevinken, regratteren, verkopen
venter - handelaar, handelsman, kramer, koopman, leurder, marskramer, snorder, standwerker, straathandelaar
venter in aal - aalboer
venter te water - kadraaier, parlevinker
ventiel - inlaat, luchtinlaat, luchtklep, piston
ventielhuis - klapkast
ventilateur - ventilator, waaier
ventilatie -aeratie, luchting, luchtverversing
ventilator - afzuigkap, exhaustor, fan, luchtreiniger, luchtzuiger, waaier
ventôse - wijnmaand
ventjager - marskramer
ventje - baasje, dreumes, joch, kereltje,mannetje
vent of kerel - jongen, knul
ventriculogram - röntgenfoto
ventrikel - orgaanholte
ventriloquist - buikspreker
vent van niks - lummel, slappeling
venus - Aphrodite, avondster, morgenster, tabaksoort, varensoort
venusbekken - kaardebol, kaardedistel
venusbloem - handekenskruid
venushaar - adiantum, haarmos
venusschoentje - cypripedium
venuskwaal - geslachtsziekte, venusziekte
venusmandje - glasspons
venusspiegel - specularia, spiegelklokje
venuswagen - monnikskap
venijn - gif, laster, smet, vergif
venijnboom - taxus
venijnig - arglistig, bijtend, bits, boosaardig, fel, gemeen, gemeenheid, giftig, kwaadaardig, lasterend, pinnig, scherp, serpentig, snar, stekelig, venijnigheid, vergiftig, vinnig, virulent,
ver - afgelegen, afstand, gevorderd, tele, uitgestrekt, verwijderd
veraarden - ontaarden, verbasteren
verabuseren - dwalen, vergissen, verontschuldigen
veracht - dedaigneusgeminacht, versmaad
verachtelijk - abject, beroerd, dedaigneus, ellendig, gemeen, inferieur, laag, lamlendig, min, minderwaardig, miserabel, onwaardig, schandelijk, verfoeilijk, verworpen,
verachtelijk en min - laag
verachtelijk mens - ellendeling, fielt, kataas, ploert, schurk
verachtelijk persoon - fluim
verachtelijke spijs - kataas
verachten - bejegenen, despecteren, geringschatten, minachten, misprijzen, trotseren, verfoeien, verkleinen, verlagen, vernederen, versmaden, verstoten
verachting - contemptie, hoon
veraciteit - oprechtheid, waarheidsliefde
verademen - opluchten, trotseren
verademing - opluchting, respiratie, rust, verkwikking, verlichting, vertroosting
veraf - onna
verafgoden - aanbidden
verafschuwen - abhorreren, adhorreren, detesteren, haten, verfoeien, walgen
veralgemenen - generaliseren
veralgemening - algemeenmaking, generalisatie
veranda - balkon, loggia, serre, waranda
veranderd - gewijzigd
veranderen - aanbrengen, aflossen, afwisselen, altereren, amenderen, changeren, corrigeren, herleiden, hervormen, herzien, omslaan, kenteren, modificeren, mutare (muz.), muteren, omturnen, overgaan, plaatsen, toevoegen, variëren, verkeren, vermaken, verplaatsen, verruilen, verschaffen, verwisselen, wijzigen, wisselen
veranderen in een tekst - amenderen
veranderen van wind - krimpen, ruimen, schavilen, schralen
verandering - afwisseling, alteratie, alternatie, alternatief, amendering, beurtwisseling, changement, commutatie, conversie, correctiem, draai, fase, hervorming, herziening, keer, kentering, metamorfose, modificatie, mutatie, omkeer, ommekeer, ommezwaai, omschakeling, omschepping, omslag, overgang, peripetie, permutatie, phase, revolutie, soelaas, transformatie, transmutatie, variant, variatie, vervorming, verwisseling, wending, wissel(ing), wijziging
verandering in de kerk - kerkhervorming
verandering ten kwade - perversie
verandering van de koers - koersschommeling
verandering van ligging - discolatie
verandering van wind - draaien, krimpen, ruimen
veranderingsleer - metabletica
veranderlijk - afwisselend, alterabel, balsturig, beurtelings, bijster, commutabel, frivool, grillig, inconstant, inegaal, kameleontisch, labiel, lichtvaardig, los, luimig, mobiel, mutabel, onbestendig, oneffen, ongedurig, ongelijk, ongestadig, onstabiel, onstandvastig, onvast, onwis, onzeker, temporair, transmutabel, twijfelmoedig, variabel, vergankelijk, versatiel, wankel, weifelend, wispelturig, wisselbaar, wisselvallig, wuft
veranderlijk van vorm - pleomorf, veelvormig
veranderlijke ster - mira
veranderlijkheid - ommekeer, inconstantie, mutabiliteit,
onbestendigheid, transmutabiliteit, variabiliteit, volatlllteit
veranderingsleer - metabletica
verankeren - vastleggen
verantwoord - gefundeerd, weloverwogen
verantwoordelijk - aansprakelijk, aanspreekbaar, comptabel, excusabel, justitiabel, responsabel
verantwoordelijk voor eigen daden - toerekenbaar
verantwoordelijke kassier - rendant
verantwoordelijkheid - obligo, responsabiliteit
verantwoordelijkheid in rechte - aansprakelijkheid
verantwoorden - rechtvaardigen
verantwoording - aansprakelijkheid, justificatie, rekenschap, rechtvaardiging, responsabiliteit, responsie, verantwoordelijkheid
verarbeiden - verwerken
verarmd - kaal
verarmen - verpauperen
verarmoed - armoedig, haveloos, vervallen
verassen - cremeren, verbranden
verassing - crematie, lijkverbranding, verbranding
verassureren - verzekeren
veratrum - nieskruid
verbaal - bekeuring, mondeling, voorlopig, werkwoordelijk woordelijk
verbaasd - bevreemd, onthutst, paf, perplex, sprakeloos, stomverbaasd, stupefait, verbluft, verrast, versteld, verstomd, verwonderd
verbaasd doen staan - epateren
verbaasdheid - verbazing, verwondering
verbabbelen - verspillen
verbakken - overbakken
verbale communicatie - praten, spreken, telefoneren
verbalemonden - verslonzen
verbaliseren - bekeuren
verbalisme - woordenkraam
verbaliter - woordelijk
verbambocheren - verboemelen, verbrassen
verband - bandage, betrekking, charpie, coherentie, compres, doekverband, draad, engagement, kompres, liaison, ligament, ligatuur, nexus, omslag, omwinding, pleister, pluksel, relatie, samenhang, spalk, verbinding, verbintenis, verhouding, windsel, zwachtel
verband - doekverband, mitella, zwachtel
verbandbrief - schuldbrief
verband houdende met de verstoring in de ligging van de aardlagen - tectonisch
verband leggen - verbinden
verband van twee of meer squadrond - flottielje
verbandleer - desmologie, desmurgie,
verbandmiddel - gaas, pleister, zwachtel
verbandschrift - tegenbrief
verbanneling - banneling
verbannen - bannen, proscriberen, verdrijven, verjagen
verbannen persoon - banneling
verbanning - ballingsoord, ballingschap, ban, deportatie exileren,, exil, proscriptie, relegatie, relegeren, uitwijzing
verbanningsoord - Elba, exil, bagno, Duivelseiland
verbanningsoord van Johannes - Pathmos
verbasterd - ontaard
verbasterd van sacristie - krachtterm, sapperloot
verbasterde vorm van heilbot - ijlbot
verbasterderen - verbasteren
verbasteren - bederven, degeneratie, degenereren, denatureren, namaken, veraarden, ontaarden
verbastering - decadentie, degeneratie, denaturalisatie ontaarding, veraarding
verbastering der goede zeden - zedenbederf
verbastering van een dorsvis - polak
verbazen - bevreemden, epateren, overbluffen, overdonderen, overrompelen, verwonderen
verbazend - bevreemding, faneus, opzien, prodigieus, surprise, verbaasdheid, verbluffend, verwondering, (ver)wonderlijk, wonderbaarlijk
verbazing - bevreemding, opzien, surprise, verwondering
verbazingwekkend - fenomenaal, miraculeus, opzienbarend,
phaenominaal, piramidaal, prodigieus, wonderbaarlijk, verwonderlijk, wonderdadig, wonderdoend,
verbeelden - denken, dromen, fantaseren, indenken, kwansuis, kwanswijs, menen, representeren schijnbaar, uitbeelden, voorstellen, wanen
verbeelding - fantasie, feeling, hersenschim, imaginatie, inbeelding, kapsones, sentiment, tast, tastzin, trots, verbeeldingskracht, verwaandheid, waan, zin,
verbeelding/bestaande in... - ingebeeld
verbeeldingskracht - fantasie, imaginatie
verbeeldingsvermogen - voorstellingsvermogen
verbeeldsel - voorstelling
verbeestelijken - verdierlijken
verbei - afwachting, voorlopig
verbeiden - afwachten, toeven, wachten, verwachten
ver beneden de oppervlakte - diep
verbena - reukwater, ijzerkruid,
verbenacee - ijzerhard
verbening - ossificatie
verbergen - achterhouden, cacheren, dekken, kroppen, maskeren, onttrekken, verbloemen, verduisteren, verhelen, verhullen, vermommen, versteken, verstoken, verstoppen, wegstoppen, verzwijgen
verbergend - cryptisch, heimelijk, stiekem, verborgen
verbergplaats - schuilhoek
verbeten - fel, gespannen, hardnekkig, heftig, ingehouden, opgekropt, verbitterd, verduwd, verkropt, vinnig
verbetenheid - felheid
verbeteraar - corrector, reformist
verbeteraar van de telegraaf - Morse
verbeterblaadje - tectuur
verbeterd esperanto - ido
verbeterde verandering - hervorming, restauratie
verbeterde wereldtaal - Ido
verbeteren - amelioreren, amenderen, beschaven, bijwerken, corrigeren, emenderen, goedmaken, herstellen, hervormen, herzien, likken, louteren, melioreren, omvormen, opknappen, opleven, rechtzetten, rectificeren, reformeren, renoveren, repareren, retoucheren, saneren, storneren, verdelen, verfraaien, verhelpen, verstellen, vervangen, wijzigen, zuiveren
verbeteren van bedorven plaatsen - emenderen
verbeteren van een boekhoudkundige fout - storneren
verbetering - amelioratie, beterschap, correctie, emendatie, genezing, herstel, hervorming, herziening, melioratie, perfectionering, rechtzetting, rectificatie, redres, reform, reformatie, reforme, restauratie, storno, verstel
verbetering van bedorven lezingen - emendatie
verbetering van een fout in de boekhouding - storneren, storno
verbeteringen aanbrengen - emenderen
verbeteringshuis - tuchthuis
verbeurdverklaring - confiscatie, inbeslagneming, neming
verbeuren - kwijtraken, verliezen, verspelen, vertillen, verzetten
verbeurten - aflossen
verbeus - breed, omslachtig, woordenrijk, woordrijk, wijdlopend, wijdlopig
verbeuzelen - verdoen, verklungelen, verknoeien, verspillen
verbiage - gewauwel, woordenvloed
verbidden - ompraten, vermurwen
verbiedelijk - gezeglijk
verbieden - inhiberen, interdiceren, ontzeggen, prohiberen, verbod, weigeren
verbieden de kazerne te verlaten - consigneren
verbiedend - prohibitief
verbinden - aaneenknopen, aaneenvoegen, aanknopen, aanhechten, alliëren, boeien, coaiiseren, combineren, conjureren, copuleren, engageren, hechten, herenigen, knopen, koppelen, lassen, legeren, lieren, ligeren, lijmen, raccorderen, rijgen, samenbinden, samenbrengen, samensnoeren, samenstellen samenvoegen, schakelen, strengelen, vastknopen, vastmaken, verenigen, vergelden, vermengen, vinculeren, zwachtelen
verbindend - copulatief, obligatorisch, subjunctief, synthetisch, geldend, obligatoir, verplicht, verplichtend
verbinding - aaneensluiting, aaneenvoeging, alliantie, amalgaan, associatie, band, brug, combinatie, communicatie, conjunctie, connectie, contact, contextuur, copulatie, deligatie, junctuur, kennis, konnektie, koppeling, las, lijn, motief, naad, onderwerp, rapport, relatie, samenhang, samenvoeging, thema, verbond, vereniging, voeg, zwachteling, weg
verbinding in kleding - naad
verbinding met water - hydraat
verbinding met zuurstof - base, oxyde
verbinding met zwavel - sulfuratie, zwaveling
verbinding over water - brug
verbinding tussen twee oevers - brug, ferry, pont, tunnel, veer
verbinding tussen twee wielen - as
verbinding van boor met een metaal - boride
verbinding van boor met waterstof - boraan
verbinding van bromium - bromide
verbinding van een zuur met alcohol - ester
verbinding van koolstof met een metaal - carbid
verbinding van olie met water - emulsie
verbinding van stenen - voeg
verbinding van twee stukken goed - naad
verbinding van zwavel met metaal - blende
verbindingen versmallen - menageren
verbinding, samenstelling van verschillende elementen - synt(h)ese
verbindingsbalk - kesp
verbindingsbalk op heipalen - kesp
verbindings buizen - fitting, rippel
verbindingsdraad - lijn
verbindingsgreep - klamp, strip
verbindingshaakje - accolade, strik
verbindingshout van heipaal - kesp
verbindingsklos - draagbalk
verbindingsknie - buikstuk, zitter
verbindingskram - dook
verbindingslat - klamp, tengel
verbindingslijn van plaatsen met eenzelfde barometerstand - isobaar
verbindingslijn van plaatsen met dezelfde magnetische kracht - isodynaam
verbindingslijn van plaatsen met een zelfde taalverschijnsel - isoglosse
verbindingslijn van plaatsen met een zelfde warmtegraad - isotherm
verbindingsman - tussenpersoon
verbindingsmiddel - associatie, band,brug, communicatie, draad, gesp, hangbrug, klamp, las, lijn, naad, nietje, nippel, paperclip, pont, radio, seintoestel, spoorbrug, spijker, stang, synthese, telefoon, telegraaf, televisie, touw, veer, voeg, zender
verbindingsneiging - affiniteit
verbindingspen - nippel
verbindingsplaat - console
verbindingsschakel - es, link
verbindingsspijl tussen naaf en velg - spaak
verbindingsstang - dissel
verbindingsstrook - strip
verbindingsstuk - gesp, haak, klamp, klem, koppeling, las, link, naad, schakel, spalk, strip, voeg
verbindingsstuk tussen pedaal en trapas - crank
verbindingsstuk van 2 buizen - nippel
verbindingstafel - schakelbord
verbindingsteken - divisie, koppelteken
verbindingswoord - als, daar, dat, doordat, en, maar, of, omdat, voegwoord, want
verbindsel van de grote en kleine hersens - steel
verbindt twee etages - elevator, roltrap, trap, lift
verbindt twee wielen - as
verbintenis - akkoord, alliantie, band, belofte, cartel, compromis, contract, echt, echtverbintenis, engagement, huwelijk, lega, liaison, liga, obli(ati)o, obligatie, obligo, overeenkomst, pact, relatie, samenhang, unie, verband, verbond, verdrag, verhouding, verloving, verplichting
verbintenis inzake geldelijke verplichtingen - obligo
verbintenis, partij in een - accept, crediteur, debiteur, schuldeiser, schuldenaar
verbintenis van twee gedachten - maar
verbitterd - fel, gebeten, gegriefd, geïrriteerd, grimmig, haatvol, heftig, keihard, verbeten, verstoord, woedend, wrevelig, wrokkend
verbitteren - envenimeren, ergeren, inflammeren, irriteren, vergallen, vergrammen, verzuren,
verbittering - gramheid, haat, ulceratie, wrok
verbleekt - vaal
verbleken - decoloreren, etioleren, ontkleuren, tanen, verflauwen, verkleuren, verschieten, vervagen, verzwakken
verblikken - verbleken
verblinden - begoochelen, eblouisseren, fascineren, misleiden, verbluffen
verblindheid - begoocheling, waan
verblinding - dwaalzin, fascinatie
verblinken - uitdoven, verbloeien, verwelken
verbloemd - bedekt, figuurlijk
verbloemen - bewimpelen, vergoelijken, vermommen
verbloemend - eufemistisch
verbloeming - bewimpeling
verbluffen - eblouisseren, epateren, verbazen, verblinden
verbluffend - eclatant, opzienbarend, verbazend, verwonderlijk
verbluffing - verbazing
verbluft - confuus, onthutst, paf, perplex, verbaasd, verbijsterd, verslagen
verbluft doen staan - epateren
verbluft maken - consterneren
verblijd - blij, opgetogen, opgewekt, verheugd, vreugdevol, vreugdig, vrolijk
verblijden - blijmaken, plezieren, verheugen, verrassen
verblijdend - goed, heuglijk, verheugend
verblijf - adres, bivak, camping, domicilie, hotel, huis, hut, intrek, kamp, logement, motel, onderdak, onderkomen, oponthoud, pension, residentie, sejour, standplaats, tehuis, tent, verwijl, werkplaats, woning, woonplaats, zetel,
verblijf buiten - villegiatuur
verblijf houden - domiciliëren, liggen, logeren, resideren, verblijven, wonen
verblijf of logement - hotel
verblijf van dieren - dierentuin, hok, kennel, kooi, kot, nest, ren, stal
verblijfplaats der goddelozen - Gehenna
verblijfplaats der muzen - Helikon, Parnassus, Pindus,
zangberg
verblijfplaats van Apollo - Heiicon, Parnassus
verblijfplaats van de doden - aaru, aralu, dar, graf, hades, hel, hemel, hunebed, orcus, purgatorium, pyramide, sheol, vagevuur,
verblijfplaats van de duiven - til
verblijf van een konijn - hol
verblijf van de goden - Asgard, empyreum, Hemel, Olympus
verblijf van hoenders - ren
verblijf van interne kinderen - alumnaat
verblijf van kinderen - box
verblijf van kippen - hok, ren,
verblijf van rovers - rovershol
verblijf van scheepsbemanning – foksel
verblijf van soldaten - kazerne
verblijf van varkens – hok, kot
verblijf van vee - stal
verblijf van vogel - hok, horst, kooi, nest, ren, til, volière
verblijf van de leenheren - manoir
verblijf van de Noorse goden - Asgard
verblijfplaats - adres, cel, nest, onderkomen, tent, woonhuis
verblijfplaats der doden (Germ.) - Niflheim
verblijfplaats der goden - Asgaard, Olympus
verblijfplaats van Apollo - Helicon, Parnassus
verblijfplaats van de doden - hel, hemel
verblijfplaats van de goden - asgard, asgarth, asgardhr, empyreum, meru, Olympus
verblijfplaats van de muzen - Helikon, Parnassus, Zangberg
verblijfplaats van dieren - dierentuin, duivenhok, duiventil, hoenderhok, hok, hol, koestal, kot, leger, menagerie, nest, paardestal, ren, stal, til, varkenshok, varkenskot, varkensstal, veestal, volière, wei, weide, zoo
verblijfplaats van koeien - stal, wei
verblijfplaats van konijn - hol
verblijfplaats van rovers - rovershol
verblijfplaats van soldaten - kazerne, bunker
verblijfplaats van varkens - hok, kot
verblijfplaats van vee - stal
verblijfplaats van vogels - kooi, nest, ren, til, volière
verblijfplaats voor automobilisten - motel
verblijfsbiljet - permis, permit
verblijfskosten - sejour
verblijven - logeren, ophouden, toeven, vertoeven, wonen
verblind – misleid
verblinden – misleiden
verbloemd – bedekt, opgesierd, opgesmukt, verholen, verkapt
verbloemen – bedekken, maskeren, opsieren, opsmukken, verbergen, verfraaien, vergoelijken, vermommen, verschonen
verbloemend - eufemistisch
verbluffend – eclatant, ongelooflijk, verbazend
verbluft - paf, onthutst, perplex, verbaasd, verbijsterd, verpaft, verslagen, versteld,
verbod - ban, bevel, interdict(ie), np, ontzegging, prohibitie, prohibitle, taboe, tabu, veto, weigering
verbod om iets in te voeren - invoerverbod
verboden - angker, besmet, boejoet, gesloten, illegaliteit, illiciet, ongeoorloofd, ontzegd, pamali, pantang, pemali, poto, taboe, tabu, treife
verboden handeling - vergrijp
verboden spijs - treef
verboden zender - piraat
verboemelen - opmaken, verbamboheren, verbrassen
verbogen - krom
verbogen lidwoord - den, der, des, eens, ene, ener
verbolgen - arg, boos, gebelgd, gebeten, gram(storig), kwaad, onstuimig, toornig, vergramd, verstoord
verbolgenheid - gramschap, toorn
verbond - akkoord, alliantie, associatie, band, bond, bondgenootschap, coalitie, college, compagnie, confederatie, congregatie, conspiratie, contract, conventie, coöperatie, edict,entente, federatie, genootschap, gilde, lega, lique, liga, ligne, ligua, nato, navo, orde, overeenkomst, pact, pactum, partij, syndicaat, tolunie, tractaat, trust, unie, unitas, vakvereniging, vennootschap, verbintenis, verdrag, vereniging
verbond van communistische landen - komintern
verbonden - aaneen, aaneengeschakeld, connex, een, geallieerd, gehecht, gelast, gelieerd, juncto, solidair, verenigd, vergelijk
verbondenen - geallieerden
verbondenheid - affiniteit, alliantie, inh(a)erentie, liaison, solidariteit, sympathie, trouw, verwantschap
verbondsbeker - avondmaalsbeker, miskelk
verbondskist - ark
verbondsmaal - avondmaal
verbondsoffer - misoffer
verborgen - achterbaks, apocrief, bedekt, clandestien, cryptisch, duister, geheim, geheimzinnig, gemaskeerd, heimelijk, larvatus, latent, mystiek, occult, onzichtbaar, potentieel, raadselachtig, schuil, stiekem, verbloemd, verdekt, verholen, vermomd, verscholen, verstoken, verstolen, verstopt, weggestopt
verborgen (med.) - adelomorf
verborgen feit - geheim
verborgenheid - geheim, mysterie
verborgen ruimte - gat
verborgen schans - reduit
verborgen spaarduitjes - magot
verborgen spelonk - krocht
verborgenheid - geheim, geheimenis, mysterie, obscuriteit, steelsheid
verborgenst - bestaand, dicht, diepst, heimelijk, innig
verbositeit - woordenrijkdom, wijdlopigheid
verbouw - cultuur, kweek, teelt
verbouwen - aanbouwen, bouwwijziging, cultiveren, herbouwen, kweken, planten, produceren, telen, vertimmeren
verbouwer - kweker, planter, teler
verbouweratie - verbouwereerdheid
verbouwereerd - beduusd, ontdaan, onthutst, ontsteld, ontzet, paf, verbaasd, verlegen, versteld, verward, verwezen
verbrabbelen - verknoeien, verwarren
verbrakking - verzilting
verbrand - geblakerd, roosteren
verbrand linnen - tintel, tondel
verbrande turf - as
verbranden - cremeren, oxideren, schroeien, stoken, verassen, zengen
verbranden van een lijk - cremeren
verbranding - crematie, combustie, oxydatie, verassing
verbranding (rituele) van welriekende stoffen - reukoffer
verbrandingsproduct - (pot)as, roet, rook, sintel
verbrandingsrest - as, sintel
verbrandingsresten (dichterlijk) - asse
verbrandingsverschijnsel - rook, vlam, vuur
verbrassen - opmaken, verboemelen, verkwisten, verspillen
verbrasser - verkwister
verbreden - verruimen
verbreid - verspreid
verbreiden - divulgeren, promulgeren, uitdragen, uitzaaien
verbreiding - disseminatie, promulgatie, uitspreiding, verspreiding
verbreiding van kwaadaardige gezwellen in het lichaam - metastase
verbreidingsgebied - areaal
verbreken - beschadigen, doordrijven, dwingen, forceren, herroepen, kapotmaken, kwetsen, misvormen, opzeggen, overtreden, rescissie, scheiden, schenden, stukmaken, uithalen, uitschelden, verbrijzelen, vernietigen, verstoren, verwoesten
verbreken van een plechtige belofte - eedbreuk
verbrekend - tryptisch
verbreking - breuk, cassatie, scheiding
verbreking van een overeenkomst - contractbreuk
verbroddelen - bederven, verknoeien
verbroederen - fraterniseren
verbroedering - broederschap, eensgezindheid, fraternité
verbroken - uitgemaakt
verbroken verkering - uit
verbrokkeld stuk brood - kruim
verbrokkelen - breken, extingeren, fijnmaken, fijnmalen, morceleren, stukmaken, verdelen
verbrokkeling - desintegratie, dismembratie, splitsing, verstrooiing
verbruggen - verkopen
verbruid - akelig, beroerd, drommels, erg, gemeen, lelijk, slecht, verdord, verknoeid, zeer
verbruien - bederven, verkerven,verknallen, verknoeien, verknollen, vertikken
verbruik - consumatie, consumptie, verorbering, vertering
verbruiken - consumeren, opeten, opmaken, opteren, verteren
verbruiker - afnemer, consument, verteerder
verbruikersbond - consumentenbond
verbruikleen - mutuum
verbruiksbelasting - accijns, BTW (betaling toegevoegde waarde), inpost
verbruik van goederen - consumptie
verbrijzelend - fijnmakend, tryptisch, vergruizelend, vermorzelend, verpletterend
verbrijzelde natuursteen - steenslag
verbrijzelde steen - gruis
verbrijzelen - breken, fijnstampen, knappen, kraken, mortelen, pletten, verbrokkelen, vergruizen, verkruimelen, vermorzelen, verpletteren
verbrijzeling - trypsis
verbrijzeling van blaasstenen - lithotripsie
verbuigen - declineren, flecteren, inflecteren, ombuigen, verdraaien, vervoegen
verbuiging - declinatie, flexie,vervoeging
verbuigingsrij van een woord - paradigma, voorbeeldwoord
verbuisd - afgemat, ontdaan
verbum - (werk)woord
verbijsterd - ontdaan, onthutst, ontsteld, ontzet, paf, perplex, radeloos, sprakeloos, verbluft, verbaasd, verschrikt, verstomd, verward
verbijsteren - ontzetten
verbijsterend - overweldigend
verbijstering - consternatie, embarras, ontreddering, ontsteltenis,
perplexiteit, stupefactio, verlegenheid, verstomming, verwarring,
verbijten - doodbijten, doorstaan, onderdrukken, verkroppen
verbijzondering - specialisatie
verchristelijking - kerstening
vercommercialiseren - verzakelijken
vercijferen - verrekenen
vercijnzen - verpachten
verdacht - apocrief, equivoque, louche, onguur, suspect
verdachte - aangeklaagde, arrestant, beklaagde
verdachten hekje - balie
verdachtmaking - insinuatie
verdagen - afdrijven, afgelasten, ajourneren, opschorten, opschuiven, opspringen, prorogeren, uitstellen, verschuiven
verdagen van een zitting - afgelasten, uitstellen
verdagend - prorogatief, verlengend, vertragend
verdaging - ajournement, ampliatie, procrastinatie, prorogatie, reces, uitstel, verschuiving
verdaging tot de volgende dag - procrastinatie
verdaging van een rechtsgeding - ampliatie
verdaging van een vergadering - reces
verdaging van een zitting - reces
verdaling - vergissing
verdampen - evaporeren, vaporiseren, verdrijven, verteren
verdamping - evaporatie, evaporisatie, transpiratie, uitademing, uitwaseming,
verdampingsmeter - atmidometer, atmometer, evaporimeter
verdampingstoestel - evaporator
verdampingswerktuig - spuitbus, vaporisator
verdamppan - uitdamppan
verdedigbaar - houdbaar, soutenabel, tenabel
verdedigen - afhouden, afweren, bepleiten, beschermen, beveiligen, beweren, defenderen, hoeden, optreden, pleiten, souteneren, verontschuldigen, verweren, verzetten, voorspreken, voorstaan, weerleggen, weren
verdedigend - defensief
verdediger - achterspeler, advocaat, advokaat, afweerder, apologeet, back, beschermer, defensor, kampvechter, pleiter, prosecutor voorspraak
verdediger van het christendom - apologeet
verdediger van Lodewijk XVI - Malesherbes
verdediging - abologie, afweer, bescherming, defensie, patrocinatie, responsie, tegenstand, verweer, voorspraak
verdedigingsgeschrift - manifest
verdedigingsmiddel - angel, fort, gracht, harnas, hinderlaag, hindernis, landmijn, muur, omheining, sabel, schans, stelling, sterkte, stok, valkuil, wal, wapen, zeemijn
verdedigingsmiddel van sommige dieren - angel, klauw
verdedigingsorganisatie - ZOAVO, NATO
verdedigingsplaats - bastion, bunker, burcht, schans, vesting, wagenburg
verdedigingsrede - apologie, pleidooi, repliek
verdedigingsschans - ravelijn, voorschans
verdedigingswal - epaulement
verdedigingswapen - geweer, revolver
verdedigingswerk - bastion, bolwerk, borstwering, bunker, burcht, fort, munitie, schans, versterking, vesting, wal
verdeelbord - schakelbord
verdeeld - divide, onenig, tweedrachtig
verdeeld in strofen - strofisch
verdeeld terrein - kavel
verdeeldheid - onenigheid, ruzie, schisma, tweedracht, twist
verdeeldoos - contactdoos
verdeelpand - kanaalpand
verdeelschuif - stoomschuif
verdeelstoel (text.) - rekbank
verdeeltoestel - sorteermachine
verdeelwiel - verdeelschijf
verdeemoedigen - ootmoedigen
verdekke - basterdvloek
verdeks - bliksems
verdekt - stiekem, verborgen, onzichtbaar, verstopt
verdekte opstelling - hinderlaag
verdelen - disjungeren, distribueren, divideren, doseren, houwen, indelen, kavelen, omslaan, partageren, parten, reparteren, scheiden, separeren, splitsen, trimmen, uitdelen, uiteengaan, uithalen, verbrokkelen
verdelen op verschillende plaatsen - spreiding
verdelend - revulsief
verdelgen - doden, extermineren, extingeren, extirperen, liquideren, uitmoorden, uitroeien, verdoen, vernielen, vernietigen, verwoesten
verdelging - exterminatie, reces, uitdelging, uitroeiing, uitstel, uitwieding, vernietiging, verwoesting
verdelgingsmiddel - bombardement, D.D.T.,muizentarwe, rattenkruid, rodent
verdeling - departitie, distributie, dosering, halvering, kaveling, partage, partitie, rantsoenering, repartitie, scheiding, splitsing, uitdeling, (ver)spreiding
verdeling in drieën - tripartitie, trisectie
verdeling in graden - graduatie
verdeling in twee delen - ditomie, halveren
verdeling in vakken - vakverdeling
verdeling naar zekere verhouding - omslag, rato, repartitie
verdeling van zeeschade - averijregeling, dispache
verdemelen - platdrukken, ruïneren, vernielen
verdenken - aankijken, soupponneren suspiciëren, vermoeden, wantrouwen
verdenking - achterdocht, argwaan, ergdenking, inbeelding, mistrouwen, ombrage, presumptie, suspicie, twijfel, vermoeden, wantrouwen
verder - buitendien, daarna, later,meer, nog, overig, vervolgens, voort, vooruit
verder gaan - doorgaan
verder in tijd - erna, later, naderhand, straks
verder leiden - relayeren
verder varen - opstomen
verderf - bederf, ondergang, ongeluk, perdltie (r.k.), pest, pestilentie, renewatie (Z.N.), val, verdoemenis, zonde
verderfelijk - fataal, fnuikend, funest, gevaarlijk, heilloos, kwaadaardig, nadelig, nefast, noodlottig, pernicieus, pestilent, verpestend, rampzalig, ruïneus, schadelijk, slecht
verderfelijke stad - Sodom, Gomorra
verderfenis - ondergang, verdoemenis
verderven - bederven, ondergraven, ondermijnen, onecht, ontaarden, romanesk, slopen, vernietigen, verzwakken
verdicht – denkbeeldig, fictief, gefingeerd, gelogen, mythisch, vals, verzonnen
verdicht dierenverhaal - fabel, sprookje
verdicht verhaal - fabel, novelle, roman
verdichte zuurstof - ozon
verdichten - bedenken, condenseren, fingeren, samenpakken, uitdenken, verzinnen
verdichting - compressie, condensatie, fabel, fictie, inventie, pycnosis, verdikking, verzinsel, vinding
verdichting van waterdamp - mist, wolk
verdichtsel - fabel, fictie, leugen, verhaal, vertelsel, verzinsel
verdict - beslissing, uitspraak, vonnis
verdienen - meriteren, toekomen, verwerven, winnen
verdienend bekeken te worden - bezienswaardig
verdiensten - gage, honorarium, inkomen, jaarloon, jaarwedde, lof, loon, maandloon, merite(s), opbrengst, salaris, traktement, uitwerken, verdienstelijkheid, waarde, wedde, winst
verdiensten per tijdvak - uurloon
verdienstelijk - behoorlijk, lofwaardig, meritoir, prijzenswaardig, redelij
verdienstelijkheid - merite
verdiepen - approfonderen, uitdiepen
verdieping - etage, gelijkvloers, parterre, souterrain, statie, woonlaag
verdieping boven een kruisgewelf - lies
verdiepingen - lagen
verdiepschaaf - grondschaaf
verdiept in gedachten - abstract, afgetrokken, verstrooid
verdiept snij- of beeldhouwwerk - intaglio, reliëf
verdiepte graat - lies
verdierlijken - animaliseren
verdikken - concentreren, klonteren, stollen, stremmen, zwellen
verdikking - blaar, bult, gezwel, knobbel, krop, nop, prop, puist, stolling
verdikking bij paarden - hazehak
verdikking in weefsel - nop
verdikking tussen de geledingen van een halm - halmknoop,
knoop
verdikking van de huid - eelt, knobbel
verdikking van vet - stolling
verdikt sap - gelei, jus, saus
verdukte vetdelen van melk - boter, kaas
verdisconteren - opnemen,verwerken
verdobbelen - vergokken, verspelen
verdoeken van oude schilderijen - rentoileren
verdoemd - anathema, gedoemd, gestraft, vervloekt, vloekwaardig
verdoemdenplaats - Gehenna, hel
verdoemen - reprouveren, verketteren, veroordelen, vervloeken, verwensen
verdoemenis -damnatie, hel, ondergang, perditie, verderf, verderfenis, vervloeking
verdoemenswaard - vervloekt, verwenst
verdoeming - anathema, banvloek, hel
verdoen - doorbrengen, opmaken, verbruiken, verdelgen, verknoeien, verkwisten, verspillen
verdoezelen - bedekken, bemantelen, omsluieren, verbloemen, verhelen, vervagen
verdoken - verborgen, verhelen, verstopt, vervagen
verdolen - (ver)dwalen, vergissen, zwerven
verdoling - afdwaling
verdolven - overstroomd, verdronken
verdomd - deksels, duivels, erg, hemeen, heus, vervloekt
verdonkeremanen - escamonteren, ontfutselen, ontvreemden, stelen, verdoezelen, verduisteren, wegfutselen, wegnemen
verdonkeren - verduisteren
verdoofd - bedwelmd, beveneld, bewusteloos, dizzy, duf, gevoelloos, ongevoelig, suf, versuft, verzwakt
verdoold - verdwaald
verdord - droog, uitgedroogd, verlept, verwelkt
verdorde, doorgeschoten grashalm - teil
verdorren - uitdrogen, uitgedroogd, verdrogen, verdroogd, verleppen, verwelken, verwelkt
verdorven - corrupt, duf, eervergeten, gemeen, muf, ontaard, onzedelijk, perifide, pervers, slecht, slodderig, sneed, verbasterd, verwilderd, vicieus, vies, vochtig, vuns, zedeloos, zondig
verdorven stad in Palestina - Gomorra, Sodom
verdorvenheid - corruptie, depravatie, perversie, ondeugd, onkuisheid, ontaarding, zedenbederf, zedeloosheid
verdoven - narcotiseren
verdovend middel - adaline, bang, dope, drug, gandja, hasjiesj, hennep, khan, kif, L.S.D., marihuana, morfine, narcoticum, opium, pot, pijnstiller, stuff, tea, weed,
verdovend sap - heulsap, maankop, opium
verdovende lucht - ether
verdovende middelen toedienen aan sportlieden - doping
verdovende plant in Zuid-Europa - alruin
verdoving - an(a)esthesie, analgie, doping, gevoelloosheid, lethargie, narcose, roes, sopor, torpiditeit
verdoving van pijngevoel - an(a)esthesie, narcose
verdovingsmiddel -aconitine, (a)ether, atropine, avertine, chloorethyl, chloroform, cocaïne, cotine, dope, drug, ether, heroïne, lachgas, L.S.D., marihuana, mescaline, morfine, narcoticum, narcotine, opium, papaverine, speed, stuff
verdovingsmiddelen - narcotica
verdraagbaar - dragelijk, duldbaar, verplaatsbaar
verdraaglijk - duldbaar, redelijk, supportabel
verdraagzaam - duldzaam, geduldig, inschikkelijk, lankmoedig, lijdzaam, meegaand, toegeeflijk, tolerant, vreedzaam, welwillend
verdraagzaamheid - tegenstand, tolerantie
verdraaid - dol, lam, misvormd, vervloekt, wanstaltig
verdraaien - detorqueren, distorqueren, omdraaien, omketren, perveteren, vertikken, verdraaien, vervalsen, verwringen, weigeren,
verdraaiing - contorsie, distorsie, vertekening, vervorming, verwringing
verdrag - akkoord, bestand, bond, concordaat, contract, convenant, conventie, edict, entente, overeenkomst, pact, pactum, traktaat, verbond, vergelijk,
verdrag sluiten - overeenkomst
verdrag tot overgave - capitulatie
verdrag tussen land en paus - concordaat
verdrag tussen twee volken - traktaat
verdragen - belopen, doorstaan, dulden, duren, gedogen, luchten,lijden, ondergaan, ondervinden, supporteren, tappen, toelaten, toestaan, tolereren, uithouden, uitstaan, velen, verduren, vergunnen, verteren
verdragend - lijdelijk, lijdend, lijdzaam, passief
verdragsluiter - contractant
verdragsorganisatie - NATO, EEG, ZOAVO, OAS. SEATO, UNESCO, ZOAVO
verdriet - bedroefdheid, berouw, chagrijn, deplaisir, displezier, droefenis, droèfheid, hartzeer, kommer, kwel, kwelling, last, leed, mishagen, narigheid, overlast, pijn, plaag, rouw, sacherijn, smart, smartelijk, spijt, wee, zeer, zielesmart, zorg
verdriet aandoen - grieven, krenken, kwellen, pijnigen, plagen
verdriet baren - verdrieten
verdriet en leed - aandoen, krenken, kwellen, kwetsen, plagen, pijnigen, verwonden
verdriet hebben - treuren
verdriet uiten - klagen
verdrietelijk - hinderlijk, onaangenaam
verdrietelijkheid - kwelling, onaangenaamheid, verveling
verdrieten - chagrineren, vervelen
verdrietig - bedroefd, chagrijnig, dingsig, droef, droefgeestig, droevig, gekrenkt, gemelijk, korzelig, landerig, lede, mismoedig, neerslachtig, neutelig, onaangenaam, ontroostbaar, ontstemd, pruttelend, sip, sneu, somber, spijtig, tedieus, treurig, triest, smartelijk, verdrietelijk, zwaarmoedig
verdrietig piekeren- kniezen
verdrietig zijn - kniezen, knijzen, piekeren tobben
verdrietige omstandigheid - ellende, kommer, kruis, misère,
nood
verdrietige ontevredenheid - chagrijn, knorrigheid
verdriet of pijn - leed
verdrievoudigen - tripleren, tripliceren
verdringen - onttronen, wegduwen
verdringer - plunjer
verdrukker - dwingeland, geweldenaar, tiran
verdrukking - knechting, slavernij
verdringen - onttronen, wegduwen
verdrinken - omkomen, verspillen
verdrogen - dorren, uitdrogen, verdorren, verleppen
verdromen - dromerig
verdrongen - onbewust, verwijderd
verdronk in zee - Helle
verdronken - ondergelopen
verdroogd - dor, ineengeschrompeld, rimpelig, schrompelig, uitgedroogd, verdord, verschrompel
verdroogd en flets - verlept
verdroogd of verwelkt - verdord
verdroogde vogelmest - guano
verdrukken - bedwingen, onderdrukken, opprimeren
verdrukkend - oppressief
verdrukker - dwingeland, geweldenaar, tiran
verdrukking - knechting, knel, slavernij
verdruppelen - uitvloeien, wegdruipen, wegvloeien
verdrijfpenseel - daskwast
verdrijven - bannen, delogeren, doorbrengen, exorciseren, onttronen, passeren, verjagen, uitbannen, verbannen, verzetten, wegduwen, wegjagen,
verdrijven uit belangrijke positie - onttronen
verdrijven van de duivel - exorciseren
verdrijving - expulsie,verjaging, uitdrijving
verdubbelaar - duplicato
verdubbelen - bineren, doubleren, dupliceren, redoubleren
verdubbeling - doublering, reduplicatie
verdubbeling van medeklinkers - geminatie
verduidelijken - accentueren, ophelderen, opklaren, toelichten, uitleggen,verklaren
verduidelijkend - enuntiatief, illustratief, ophelderend, toelichtend, verklarend,
verduidelijkende aard - enuntiatief
verduidelijking - enuntiatief, licht, opheldering, toelichting, uitleg, uitlegging, verheldering, verklaring
verduiken - verbergen, verzwijgen
verduisteraar - dief, oplichter, rover
verduisteren - achterhouden, benevelen, eclipseren, futselen, malverseren, ontvreemden, stelen, tanen, verbergen, verdonkeremanen, verdonkeren, verwarren
verduisterend - episcipisch
verduistering - donkermaking, eclips, diefstal, malversatie, oplichting, verdonkeremaning
verduistering van de maan - eclips, maaneclips
verduistering van gelden - malversatie, oplichting
verduisteringszucht - obscurantisme
verduitsen - vertalen, vertolken
verduitsing - vertaling
verduiveld - diavolo, drommels, duivels, erg, mieters, morbleu, verfoeilijk, verwenst, zeer
verduiveld (Fr.) - morbleu
verduld - verdoemd, verduiveld
verduldig - geduldig, kalm, rustig
verduldigheid - geduld
verdund - ijl
verdund (op receptén) - dil
verdund, zonder pit - waterig
verdunnen - aanlengen, haarkloven (fig.), subtiliseren
verdunner - peut, verdunningsmiddel
verdunning - aanlenging, dilutie, dil (op recepten), overhaling
verdunning van lucht door warmte - rarefactie
verdunningsmiddel - hars, terpentijn, thinner
verduren - doorstaan, dragen, dulden, gedogen, harden, uithouden, kroppen, lijden, ondergaan, soufreren, toelaten, toestaan, uitstaan, velen, verdragen
verdutst - onthutst, versuft
verduurzaamd - geconserveerd
verduurzaamd door roken - gerookt
verduurzaamde groenten - blikgroente, diepvries, inmaak
verduurzaamde levensmiddelen - comestibles, conserven, conserveren
verduurzamen - behoeden, bevriezen, conserveren, inmaken, invriezen, konserveren, roken, wecken
verduurzaming - conservering
verduveld - verduiveld
verduvelen - verwensen
verduwd - doorstaan, ingehouden, opgekropt, verbeten
verduwen - doorstaan, frustreren, slikken, toelaten, ondergaan, verdringen, verorberen, verteren, verwerken, wegduwen
verduwing - frustratie
verdwaald - bijster, misgelopen, stompzinnig, verdoold, zoek
verdwaasd - beduusd, daas, onzinnig, uitzinnig, versuft, ijlhoofdig
verdwaasdheid - infatuatie, uitzinnigheid
verdwalen – mislopen, verdolen
verdwazing - dwaasheid
verdwenen - apo (gr.), foetsie, gevlogen, heen, onzichtbaar, spoorloos, verlopen, vernietigd, verteren, vertrokken, verwijderd, vn, weggegaan, weg(komen), zoek
verdwijn - ga, weg
verdwijnen - eclipseren, gaan, heengaan, oplossen, opstappen, overgaan, vergaan, verzwinden, weggaan, wijken, zwinden
verdwijngat van een riviertje - ponor
verdwijning - eclips, exitus
verdwijnpunt - vluchtpunt
verdijen - vertikken
veredeld - tam
veredeld beukehout - lignostone
veredelde zuurstof - ozon
veredelen - adelen, amelioreren, beschaven, enten, heiligen, polijsten, raffineren, sublimeren, verbeteren, verfijnen, verheffen, volmaken
veredelen van bomen - enten
veredelen van goud - graderen
veredeling - cultuur, domesticatie, verfijning,
veredelingsmethode bij rozen- enting
vereelt - verhard
vereelten - verharden
vereelting - verharding
vereend - bijeen, bijeengevoegd, gezamenlijk, samen, tegader, tesamen, tezamen, verbonden
vereenvoudigd - schematisch, verkort
vereenvoudigen - simplificatie, simplificeren, vergemakkelijken
vereenvoudiging - simplificatie
vereenzaamd - schizoid
vereenzelvigen - assimileren, identificeren
vereenzelviging - identificatie
vereerd overblijfsel - reliek, relikwie
vereerd symbool - amulet, idool, fetisch, fetisj, relikwie, talisman, totem, voorwerp
vereerde overblijfselen - relikwie
vereerder - aanbidder, bewonderaar, fan, minnaar
vereerd overblijfsel - reliek, relikwie
vereerd symbool - totem
vereeuwigen - eterniseren, perpetueren, portretteren, uitbeelden, voortzetten
vereeuwiger - fotograaf
vereffenaar - dispacheur, liquidateur
vereffenaar van een vennootschap - liquidateur
vereffenbaarheid - liquidabiliteit
vereffend - quitte
vereffenen – aanzuiveren, adjusteren, afbetalen, afdoen, afrekenen, afwikkelen, beslechten, betalen, bijleggen, compenseren, egaliseren, liquideren, recontreren, schikken, soveren, effenen, gelijkmaken, regieren, schikken, verevenen, vergelijken, verrekenen, voldoen
vereffening - afrekening, bijlegging, compensatie, delging, egalisatie, exequatie, gelijkmaking, liquidatie, perequatie, schulddelging, transactie, verrrekening
vereffening (gooi.) - denudatie
vereffeningsschaal - adjusteerbalans
vereffening van schuld - betaling
vereis - vordering
vereisen - vergen, vorderen, vragen
vereist - gevraagd, nodig, noodzakelijk, onmisbaar, verplicht
vereiste - noodzaak
vereiste bekwaamheid - bevoegdheid
vereiste eigenschap - requisiet
vereiste grootte - afmeting, breedte, dikte, formaat, lengte, maat
veren - dons, opstuiten, pluimage
veren bed - dons
verenbont - boa
veren bout en galon van de maraboet - marabout
veren halsbont - boa
veren kussen - plumacium
veren stoffer - plumeau
verend - elastisch, veerkrachtig
verende haak - mousqueton
verende knijper - klem, knip, praam
verende stootplaat - buffer
verendrager - vogel
veend tangetje - pincet
verenen - samenvoegen, verenigen
veren - van, ontdoen - pluimen, plukken
verenigbaar - accordabel, compatibel
verenigd - gecombineerd, geünificeerd, gezamenlijk, inseparaat, ongescheiden, samen, tegader, verbonden
verenigd tot bondgenoten - geallieerd
Verenigde Arabische Republiek - VAR.
verenigde bedrijfstak - trust
Verenigde Naties - UNO, V.N.
Verenigde Natiesorgaan - UNESCO, UNICEF,
Veiligheidsraad
verenigde partijleden in vertegenwoordiging - fractie
Verenigde Staten van Amerika - Alabama, Alaska, Arizona, Arkansas, Californië, Colorado, Columbia, Noord- en Zuid-Carolina, Connecticut, Noord- en Zuid-Dakota, Delaware, Florida, Georgia, Hawaii, Idaho, Illinois, Indiana, Iowa, Kansas, Kentucky, Long Island, Louisiana, Massachusetts, Maryland, Maine, Montana, Michigan, Minnesota, Missouri, Mississippi, Nebraska, Nevada, New Jersey, New Mexico, New York, Ohio, Oklahama, Omaha, Oregon, Pennsylvania, Tennessee, Texas, Utah, Virginia, Vermont, Washington, Wisconsin, Wyoming, West-Virginia
Verenigde Staten van Amerika, hoofdstad van de - Washington
Verenigde Staten van Amerika, munteenheid in de - dollar
Verenigde Staten van Amerika, oorspronkelijke bewoners van de - Indiaan
Verenigde Staten van Amerika, rivier in de - Colorado, Columbia, Hudson, Mississippi
Verenigde Staten van Amerika, sneeuwstorm in de - blizzard
Verenigde Staten van Amerika, wervelstorm in de - hurricane
verenigde staten van Midden-Amerika - Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama
verenigde staten van Noord-Amerika - Alabama, Alaska, Arkansas, Arizona, Californië, Carolina, Colorado, Connecticut, Dakota, Delaware, Florida, Florida, Georgia, Hawaii, Idaho, linois, Indiana, lowa, Kansas, Kentucky, Louisiana, Maine, Massachusetts, Maryland, Michigan, Minnesota, Mississippi, Missouri, Montana, Nebraska, Nevada, Oklahoma, Ohio, Omaha, Oregon, Pennsylvania, Tennessee, Texas, Utah, Vermont, Virginia, Washington, Wisconsin, Wyoming,
verenigde staten van Zuid-Amerika - Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Ecuador, Guiana, Paraguay, Peru,
Suriname, Venezuela
verenigen - aanspannen, bundelen, bijeenbrengen, bijeendoen, bijeenroepen, bijeenvoegen, coaliseren, combineren, concentreren, cumuleren, envelen, koppelen, lieren, ligeren, lijmen, paren, samenbrengen, samentrekken, samenvoegen, strengelen, uniëren, verbinden, verenen, vergaderen, verzamelen
verenigend - unionistisch
vereniging - alliantie, associatie, bond, bijeenkomst, club, combinatie, concentratie, conjunctie, corporatie, corps, eenheid, ensemble, entente, fusie, gemeenschap, genootschap, gezelschap, gilde, junctie, kliek, korps, krans, kring, liga, loge, mengsel, orde, organisatie, partij, reunie, samenloop, samens, melting, samenvloeiing, samenvoeging, soos, sociëteit, unie, unificatie, veem, verbinding, verbond, vergadering
vereniging der heiligen - dulia
vereniging in één punt - concentratie
vereniging tot behoud van stedenschoon - Heemschut, Monumentenzorg
vereniging van afnemers - verbruikscoöperatie
vereniging van bijbelgeleerden - bijbelcommissie
vereniging van geestelijken - orde
vereniging van lekencommissarissen - s.a.m.
vereniging van industriëlen of bankiers om voor gezamenlijke rekening een transactie uit te voeren - consortium
vereniging van kloosterlingen - orde
vereniging van organisaties - federatie
vereniging van vakgenoten - corporatie
vereniging van winkeliers - middenstandsorganisatie
vereniging voor vreemdelingenverkeer - V.V.V.
vereniging zonder winstbejag - v.z.w
verenigingsbijdrage - contributie
verenigingsblad - orgaan
verenigingsboort - knevel
verenigingsgebouw - club, soos
verenigingsleiding - bestuur
verenigingsorgaan - clubblad
verenigingsplaats van vlootafdeling - statie
verenigingsteken - insigne
verentooi - pluimage
verenwisseling - rui, ruien
vereren - aanbidden, aanroepen, achten, adoreren, dienen, eerbewijzen, eerbiedigen, eren, gratificeren, hoogachten, huldigen, prijzen, totemisme, venereren,verheffen, vieren
vererenswaard - venerabel
vererfbaar - erfelijk
verergeren - aanstoken, pejoreren, verslechteren
verergering - aggravatie, alterering, deterioratie, exacerbatie, pejoratie, verslechtering, varval, verzwaring
verergering van ziekte - exacerbatie
verering - aanbidding, adoratie, cultus, devotie, eerbetoon, eerbetuiging, eerbewijs, eerbewijzing, eerbied, hommage, hulde, huldiging, idolatrie, piëteit, totemisme, veneratie, verafgoding,
verering der heiligen - dulia
verering van beelden - afgodendienst, iconolatrie
verering van dieren - zoölatrie
verering van een god - monolatrie
verering van engelen en heiligen - dulia
verering van gestorvenen - manisme
verering van wezens - theriantropisme
vererven - overerven
vererving - erfenis
verettering - pyorroe, pyorree, pyose, ulceratie, verzwering
verettering van een lichaamsholte - empyeem
verevenen - begroten,vaststellen, vereffenen
verf - lak
verf door vuur vastleggen - brandschilderen
verf met waterglas - silicaatverf
verfaarde - berggeel, gronsel, oker
verfblaasje - bladder
verfblokje - verfkoekje
verfbord - palet
verfborsteltje - kwast, penseel
verfdistel - zaagblad
verfgrondstof - pigment
verfhout - blauwhout, braziel, campêchehout, fisethout, geelhout, moerbeziehout, quereitronhout
verfkoekje - verfblokje
verfkruid - verfbrem
verfkwastje - penseel, kwast, sleper, verfborsteltje
verflaag op schilderij - paté
verflauwen - kwijnen, relacheren, verbleken, verkoelen, verminderen
verflauwing - verkoeling
verflauwing van vriendschap - verkilling
verflensen - verdorren, verleppen, verwelken
verflenst - flets, verlept
verfmes - paletmes, tempermes
verfmos - korstmos, orseille
verfmossel - schildersmossel
verfoeien - abhorreren, haten, verachten, verafschuwen
verfoeiing - abominatie, gruwel
verfoeilijk - abominabel, affreus, afschuwelijk, detestabel, ergerlijk, gemeen, hatelijk, laag, min, odieus, slecht, verachtelijk, vreselijk
verfoeilijkheid - afschuwelijkheid
verfoeisel - foelielaag
verfoelied glas - spiegel
verfomfaaien - verkreukelen
verfotsen - bederven, verknoeien
verfplankje - palet
verfplant - henna, indigoplant, korstmos, lakmoes, meekrap, orseille, orseillemos, pastei, wede, wouw,
verfraaid - verbloemd
verfaaien - embelliseren, opschikken, opsmukken, sieren, tooien, versieren
verfraaiing - opschik, opsmuk, ornament, smuk, tres, versiering, versiersel
verfraaisel - (op)smuk
verfrissen - baden, laven, opfrissen, refraicheren, verkoelen, verkwikken, verversen, wassen,
verfrissend - verkoelend, verkwikkend
verfrissend gas - ozon
verfrissende drank - bier, frisdrank, limonade, melk, orangeade, ranja, sorbet, vruchtesap
verfrissende oase - Elim(o.t.)
verfrissing - bad, bier, douche, duik, frisdrank, ijs, ijsco,
koelte, lafenis, refraichissement, verkwikking, verversing,
verfrissingsmiddel - waaier
verfrommelen - verkreukelen
verfronselen - verfrommelen, verkreukelen
verfsoort - aardverf, asbestverf, diamantverf, doodverf, eierverf, eosine, glansverf, glasverf, goudverf, grondverf, kino, lak, menie, metaalverf, morsverf, oker, olieverf, mber, orleaan, orseille, ripolin, sapverf, sepia, smalt, taan, tempera, umber, vernis, waterverf, wede
verfstift - kleurpotlood, pastel
verfstof - alama, albastine, alizarine, alkanna (roodbruin), almagra, amarantlak, amber, annaber, cochenille, chromaatgeel, chromaatgroen, dodekop, eosine, garacine, geeloker, geelsel, indigo, ivoorzwart, kamala, karmijn, kleur, kobalt, koningsgeel, lak(moes), liguline, loodwit, massicot, matverf, mede, meekrap, menie, oker, opiment, orleaan, orseille, pigment, purper, ruisgeel, sienna, sepia, smalt, taan, omber, ukeoline, ultramarijn, verf, vermiljoen, vernis, wede, zinkwit
verfstof en poetspoeder - bolus
verfstof (geel) voor porseleinbeschildering - rutiel
verfstof in de meekrap - purpurine
verfstof uit run - taan
verfverdunner - peut, terpentine, thinner
verfijnd - apart, gemaakt, geraffineerd, keurig, precieus
verfijndheid - raffinement
verfijnen - affineren, louteren, polijsten, raffineren, raspen, subtiliserenveredelen, zuiveren,
verfi jning - raffinage, raffinement, veredeling
verfijndheid - raffinement
verfijning - affinage, beschaving, civilisatie, civilisering, raffinement, veredeling, zuivering
vergaan -aflopen, afsterven, bederven, begeren, bezwijken, gebeuren, instorten, kelderen, omkomen, ondergaan, ontbinden, oplossen, rotten, smachten, smelten, smoren, sterven, verdwijnen, verlopen, vermolmen, ver(rotten), verstikken, verteren, verstrijken, voorbijgaan, wegrotten, zinken
vergaan hout - molm
vergaan schip - wrak
vergaan van ijzer - roesten
vergaand - buitensporig, erg, verregaand
vergaarbak - reservoir
vergaarde rijkdom - vermogen
vergaderen - bijeenbrengen, bijeenkomen, overleggen, verenigen, vergaren, verzamelen
vergadergelegenheid - zaal
vergaderhuis van waterschap - gemeenlandshuis
vergadering - assemblee, bespreking, bijeenkomst, conferentie, congres, convent, forum, landdag, meeting, ontmoeting, overleg, samenkomst, samenzijn, synode, vergaderplaats, zitting
vergadering der kanunniken - domkapittel
vergadering van kloostermonniken - convent
vergadering der rechtbank - raadkamer
vergadering van kloosterlingen - conventie, kapittel
vergadering van kardinalen voor een pauskeuze - conclaaf
vergadering van schuldeisers - verificatievergadering
vergadering voor pauskeuze - conclaaf, conclave
vergaderingsverslag - notulen
vergaderpunten - agenda
vergald - bedorven.
vergallen - bederven, besmetten, verknoeien, verpesten, verwennen, verzuren
vergalopperen - blunderen
vergammeld - gammel, kapot
vergankelijk - aards, bederfelijk, breekbaarheid, broos, eindig, fragiel, kortstondig, nietig, onbestendig, onvast, onzeker, perissabel, sterfelijk, sublunarisch, tijdelijk, voorbijgaand, zwak,
vergankelijkheid -aardsheid, broosheid, fragiliteit, instabiliteit vanitas, zwakheid,
vergaren - bijeenbrengen, bijeengaren, inzamelen, lezen, opdoen, opgaren, ophalen, oppotten, oprapen, opsparen, opstapelen, rapen, sparen, verzamelen
vergasser - carburateur
vergasten - onthalen, regaleren
vergasten op - onthalen, trakteren
vergasting - onthaal
vergeeflijk - pardonnabel, verschoonbaar
vergeeflijk foutje - peccadille
vergeefs - infructueus, inutiel, nodeloos, nutteloos, onnut, onvruchtbaar, vruchteloos, ijdel, verloren, zinloos
vergeeld - gelig
vergeetachtig - afgetrokken, ongedachtig, verstrooid
vergeetachtigheid (Gr.) - aprosexie
vergeetboek - doofpot
vergeet-mij-niet - myosotis
vergelden -beantwoorden, belonen, beloning, betalen, goedmaken, lonen, penitentie, rancune, recognitie, recompense, retributie, revancheren, straffen, teruggave, vergoeden, wreken
vergelder - renumerator, wreker
vergelding - bestraffing, betaling, boetedoening, loon, renumeratie, repercussie, represaille, ressentiment, retorsie, revanche, straf, talio, tegenmaatregelvergoeding, wraak, wrake,
vergelding van goed met kwaad - ondank
vergeldingsdag - bijltjesdag
vergeldingsmaatregel - arrestatie, blokkade, boycot, embargo, represaille, straf, weerwraak
vergeleken bij - tegenover
vergeleken zijnde - coll.
vergelet - kalksteen
vergelijk - akkoord, arrangement, bestand, compromis, dading, overeenkomst, overeenstemming, regeling, schikking, transactie, vgl.
vergelijk treffen - transigeren
vergelijken - checken, compareren, compenseren, confronteren, controleren, vereffenen
vergelijkend - comparatief, zoals, zodanig
vergelijkende taalstudie - glottogonie
vergelijkende trap - comparatief, positief, superlatief
vergelijk - conf.
vergelijken met - collationeren, confronteren
vergelijken of testen - toetsen
vergelijking - collatie, comparatie, confrontatie, gelijkenis, metafoor, parabel
vergemakkelijken - rusten, veraangenamen, verzachten, verzoeten
vergemakkelijking - faciliteit
vergen - eisen, verlangen, vorderen, vragen
vergenoegd - blij, content, gelukkig, glunder, opgeruimd, opgewekt, tevreden, tevree, voldaan
vergenoegdheid - blij, blijheid, glunder, glunderheid
vergenoegd kijken - glunderen
vergenoegen - bevredigen, tevredenstellen
vergetelheid - Lethe (stroom), lethargie, obscuriteit
vergeten - nalaten, omitteren, ontgaan, overgeslagen, verleerd, verzuimen, weglaten
vergeten verborgenheid - obscuriteit
vergeusd - onchristelijk, ongelovig
vergeven - kwijtschelden, pardonneren, vergiftigen, weggeven
vergeving - absolutie, begenadiging, erbarmen, gena, genade, kwijtschelding, pardon, vergiffenis
vergevingsgezind -clement, genadig, goedertieren, placabel, verzoenlijk
vergevorderd in de tijd - laat
vergevorderd in leeftijd - bejaard, oud
vergewissen - overtuigen, verzekeren
vergezellen - accompagneren, aflaten, be(geleiden), meegaan, volgen
vergezellen bij het naar beneden gaan - aflaten
vergezicht - bellevue, belvedere, panorama, perspectief, prospekt, schilderij, tafereel, uitzicht, verschiet, vue
vergezochte uitleg - spitsvondigheid
vergiet - gatenplateel, lekbak, lekpan, passoire, vergiet, test
vergieten - plengen, storten
vergiettest - filtreerdoek, gatenplateel, gate(n)petiel (gew.), gatenteil, kleens, teems, zeef, zijgdoek
vergif - aconiet, arseen, arsenicum, caffeine, coffeine, gif, nicotine, parathion, parthion, rattenkruit, strychnine, toxicum, toxine, triakel, venijn, virus
vergif in koffie - cafeïne, coffeïne
vergif in tabak - nicotine
vergif uit de aardappelschillen - solanine
vergif voor insekten - insekticide
vergif vormend - toxigeen
vergiffenis - absolutie, amnestie, begenadiging, gena, genade, goedertierenheid, gratie, kwijtschelding, pardon, vergeving
vergiffenis schenken - pardonneren, vergeven
vergiffenis van zonden in de biecht - absolutie
vergift - arseen, toxicum, toxine, venenum
vergiftenleer - toxicologie
vergiftig - boos (zeer), dodend, toxisch, venereus, venijnig, verraderlijk
vergiftig gewas - belladonna, hazelwortel, mansoor, scheerling
vergiftig raaigras - dolik
vergiftigd hemd, waarin Hercules stierf - Nessuskleed
vergiftige boom - oepasboom
vergiftige eiwitstof - toxalbumine
vergiftige grassoort - dolik
vergiftige jachtspin - tarantella
vergiftige naaldboom - taxus, ijf
vergiftige paddestoel - duivelskaas
vergiftige plant - aconiet, appel, belladonna, digitalis, dolappel, dolik, dolkruid, dollekervel, dolwortel, doornappel, eenbes, hazenlatuw, hazelwortel, hondsdravik, hondspeterselie, mahonia (Braz.), mansoor, monnikskap, scheerling, vingerhoedskruid, waterscheerling, zwartkoorn
vergiftigen - empoisonneren
vergiftigend - deleterisch
vergiftiging - intoxicatie
vergiftiging der nieren - uremie
vergiftiging door onvoldoende werking van de nieren - uremie
vergiftigingsangst - toxifobie
vergiftleer - toxicologie
vergissen - misrekenen
vergissing - abuis, blunder, bok, dwaling, erratum, erreur, error, faal, feil, flater, fout, gebrek, lapsus, malentendu, méprise, misgreep, mispas, misser, misslag, misrekening, misstap, misstelling, misvatting, misverstand, omissie, ontsporing, paralogie, quiproquo, tekortkoming
vergissingen - errata
vergissingen voorbehouden - ee
verglaasd aardewerk - gleiergoed, gleierwerk, gleiswerk, plateel, porcelein, sevres, steengoed
verglaasde aarden rioolbuis - gresbuis
verglaasde steen - tegel, vloertegel, wandtegel
verglaasde tegel - estrik
verglaassel - brandverf, email, glazuur, lak, tinglazuur, vernis
verglazen - glazuren, gleizen, vitrificeren
vergletsjerd gebied - Groenland, Antarctica
verglimmen - uitdoven
vergoddelijken - heiligen
vergoddelijking - apotheose, deïficatie
vergoden - aanbidden, vereren
vergode held - halfgod, heros
vergoden - aanbidden, adoreren, deïficeren, vereren
vergoding - apotheose
vergoding van dieren - zoölatri
vergoedbaar - compensabel, reparabel
vergoeden - belonen, betalen, compenseren, goedmaken, gratificeren, lonen, racheteren, recompenseren, schadeloosstellen, terugbetalen, teruggeven, vereffenen, vergelden
vergoeding - beloning, betaling, bonificatie, bonificeren, bonus, compensatie, gratificatie, herstel, honorarium, indemniteit, interest, jaarloon, kompensatie, leges, loon, maandloon, pleiter, prestatieloon, redres, remuneratie, remunereren, reparetie, retributie, salaris, smartegeld, terugbetaling, uitkering, verhaal, wedde
vergoeding van geleend geld - interest, rente
vergoeding van morele of ideële schade - smartengeld
vergoeding voor beschadiging - rafactie, refaktie
vergoeding voor rechten - leges
vergoelijken - bemantelen, doreren, goedpraten, verschonen
vergokken - verdobbelen, vergokken, verliezen, verspelen
vergooien - prijsgeven
vergrabbelen - misgrijpen
vergramd - boos, gebeten, gebrouilleerd, kwaad, nijdig, toornig, verbolgen, verstoord, woedend
vergramdheid - boosheid, haat, mok, toorn, verbetenheid, verbittering, wrok
vergrendelen - afsluiten
vergroeidbladige plant - aardappel, afrikaan, alpenroos alsem, andoorn, andijvie, artisjok, aster, augurk, azalea, balroos, bertram, blaasjeskruid, blauwbes, bonenkruid, bosbes, chrysant, cichorei, dahlia, distel, dolkruid, doornappel, dovenetel, dragon, es, gardenia, gentiaan, goudsbloem, havikskruid, heide, heliotroop, helmkruid, hulst, jasmijn, kalebas, kamille, kamperfoelie, kersouw, kina, komkommer, leeuwenbek, liguster, leverkruid, lobelia, maagdenpalm, madeliefje, meekrap, melisse, meloen, muskus, nachtschade, oeverkruid, oleander, olijf, ossentong, paardebloem, penningkruid, pepermunt, petunia, pompoen, primula, rododendron, roerkruid, salie, schorseneer,
sering, slangekruid, tabak, tomaat, toorts, vingerhoedskruid,
walstro, wederik, weegbree, winde, wolfskers
vergroeid zijn - adherent
vergroeiing - atresie, concretio, synechie
vergroeiing van de ruggegraat - bochel
vergroeiing van vingers of tenen - syndactylie
vergrootglas - brandglas, kijker, leesglas, lens, loep, loupe
vergroten - agranderen, extenderen, maken, toenemen, uitbreiden, uitstrekken, verbreden, verbreken, verdiepen, verhogen, verlengen, vermeerderen, verruimen, verwijden
vergrotende trap - comparatief, comparativum
vergroting - uitbreiding, uitzetting
vergroting van de schildklier - struma
vergrotingsinstrument van tekenaars - tekenaap
vergrotingswoord- augmentief
vergruizelde steen - puin
vergruizelen - mortelen, vermorzelen
vergruizen - mortelen, pletten, stukslaan, verbrijzelen, vermalen, vermorzelen
vergrijp - delict, misdaad, overtreding, peccatum, zonde
vergrijpen - schenden
verguizen - beledigen, beschimpen,geringschatten, minachten, vilipenderen
verguld - dore, doublé, goudkleurig, verblijd, vereerd
verguld koper - doublé
vergulden - doreren
vergunnen - bewilligen, gedogen, permitteren, toelaten, toestaan, uithouden, verdragen, verduren, veroorloven
vergunning - admissie, approbatie, autorisatie, bevoegdheid, cedel, consent, concessie, duren, fiat, gedogen, inwilliging, jachtakte, liant, licentie, machtiging, oorlof, patent, (permis)sie, permit, toelating, toestemming, verlof, visakte, volmacht, vrijheid
vergunning aan banken - bankoctrooi
vergunningsbiljet - permit
vergunningsbrief - privilege
verhaal - anecdote, bakerpraatje, bericht, beschrijving, fabel, gerucht, geschiedenis, gewauwel, haggada, herstel, historie, kerstvertelling, kroniek, lariekoek, legende, mare, novelle, overlevering, parabel, praatje, rapport, regrediëntie, regres(sie), reisverhaal, relaas, (roman)ce, ruimte, sage, schadeloosstelling, schets, sproke, sprookje, story, strandnieuws, tabel, tijding, verdichting, vergoeding, verslag, vertelling, vertelsel, verzinsel, vrouwenpraat, woordenreeks, wijvenpraat,
verhaal in boekvorm - roman
verhaal in een oratorium - recitatief
verhaal in platen - strip
verhaal in verzen, leerrijk - fabiau
verhaal van dieren - fabel
verhaal van films - scenario
verhaal van gedenkwaardige gebeurtenissen - kroniek
verhaal van goden - mythe, sage
verhaal van heiligen - legende
verhaal van helden - epos
verhaal van iemands leven - biografie, memoires
verhaal van kabouters - sprookje
verhaal van minne - liefdesgeschiedenis
verhaal van scheepsreizen - journaal
verhaal van zijn leven - autobiografie, memoires
verhaalbaar - invorderbaar
verhaalgedeelte - episode
verhaalrecht - regres
verhaasten - bespoedigen, versnellen
verhaasting - bespoediging
verhalen - achterhalen, herstellen, me(d)edelen, overleveren, recouvreren, relateren, terughalen, verslaggeven, vertellen
verhalen mededelen - vertellen
verhalenbundel - omnibus
verhalend - episch, (muz.) recitando
verhalend gedicht - ballade
verhalend gedicht uit de middeleeuwen - boerde
verhalend mededelen - vertellen
verhalend vers - ballade, romance
verhalend volksstuk - ballade
verhalende dichtkunst - epiek
verhalende literatuur - epiek
verhalenreeks - cyclus
verhandelbaar - negotiabel, verkoopbaar
verhandelbaar waardepapier - wissel
verhandelbare schuldbekentenis - promesse
verhandeld - actum
verhandeld als boven - a.u.s. (actum ut supra)
verhandelen - behandelen, bespreken, negotiëren, onderhandelen, verkopen, verkwanselen
verhandelen van geestelijke goederen - simonie
verhandeling - bespreking, betoog, essaai, essai, essay, lezing, memorie, opstel, redevoering, tractaat, traktaat, vertoog,
verhandeling over één onderwerp - monografie
verhandeling over een wetenschappelijk onderwerp - essay
verhandeling van de wet - artikel
verhangen - opknopen
verhanging - suïside, zelfmoord
verhanselen - opknappen, verkwanselen
verhapstukken - verhandelen, verwerken
verhard - gestold, grimmig, hardnekkig, hoornig, kil, ongevoelig, obstinaat, petrificatie, vereelt, verkalkt, versteend, verstokt, wreed verhard metaal - staal
verharden - stollen
verhard metaal - staal
verharde huid - eelt
verharde weg - straat
verhardend - induratief
verharding - concretie, porcoe, vereelting
verharding in de stengel - knoop, knorf
verharding van de huid - bult, knobbel, obduratie, scieroma, scierose, scleroma, sclerose
verhardingsmateriaal - martiniet
verhardingsmateriaal voor metalen - boron
verhardingsmateriaal voor tennisbanen - gravel
verhardingsrol - wals
verharen - ruien, verdwijnen, vertrekkenweggaan,
verhaspelen - verknoeien, verwarren
verheerlijken - aanbidden, adoreren, eren, exalteren, glorificeren, kronen, loven, lauweren (fig.), ophemelen, prijzen, roemen, tooien
verheerlijking - apotheose, beating, exaltatie, glorificatie,
huldiging
verheerlijking van een persoon of zaak - lofzang, ode
verheerlijking van iemand - lofrede
verheerlijkt - beaat, ingenomen, opgetogen, verrukt
verheffen - accentueren, bevorderen (in rang), opheffen, omhooggaan, oplichten, opstaan, optillen, opvoeren, opwinden, rijzen, steigeren, stijgen, sublimeren, torenen, vereerd, vereren, verhogen, verrijzen, vijzelen,
verheffen tot iets absoluuts - verabsoluteren
verheffend - stichtelijk
verheffing - arsis, berg, elevatie, hoogte
verheffing van de wind (plotselinge) - zeng
verheffing van een stervende tot de rang van God -
apotheose
verheffing van stem - arsis, toon
verheffingthoek - opslaghoek
verheid - afstand, verwijdering
verheien - uitdampen, uitdrogen
verheimelijken - geheimhouden,verbergen, verhelen
verheimelijking - dissimulatle, suppressie
verheimelijkt - verborgen, verholen
verhekst - dol, verzot
verhelderen - klaren, ophelderen
verhelderend - illustratief
verhelen - verdoezelen, verbergen,versteken, verzwijgen
verhelmen - verklinken, wegsterven
verhelpen - corrigeren, genezen, helen, herstellen, lenigen, remediëren, verbeteren, voorzien
verhemelte - gehemelte, palatum, gagel, velum
verhemelte boven een preekstoel - klankbord
verhemelteboog - gehemelteboog
verhemelteklinker - palataal
verhemelteletter - polataal
verhengen - beschikken, toelaten
verheren - overmeesteren, verwoesten
verheugd - blij, blijde, blijmoedig, opgeruimd, opgetogen, opgewekt, verblijd, verrast, vreugdevol, vrolijk, welgemoed,
verheugd kijken - glunderen, stralen
verheugen - rejouisseren, verblijden, verkneukelen, verlustigen, vervrolijken
verheugenis - blijdschap
verheveling - luchtspiegeling, regen, sneeuw
verheven - aanzienlijk, abel, adellijk, belangrijk, doorluchtig, edel, eminent, excellent, gewijd, goddelijk, grandioos, groots, heerlijk, heilig, hemels, hooggestemd, (hoog)staand, hoogwaardig, illuster, majestueus, notabel, ontzaglijk, plechtig, sereen, subliem, superbe, vooraanstaand, voornaam, voortreffelijk, uitblinkend
verheven beeldwerk - reliëf
verheven idealen nastrevend - idealistisch
verheven (muz.) - elevato, maestoso
verheven (of verdiepte) letter - reliëfletter
verheven beeld - reliëf
verheven borduurwerk - guipure
verheven dichterlijke taal - Parnassustaal(hoogdravend)
verheven geaardheid - adeldom
verheven gedicht - epos
verheven gevoel - geestvervoering
verheven idealen nastrevend - idealistisch
verheven stand - elite
verheven standplaats - bordes
verheven symbool - oog
verheven zitplaats - bordes
verhevenheid - aanzien, aardigheid, alp, berg, bult, donk, duin, edel, eminentie, estrade, grandeur, grootheid, heuvel, hil, hoogheid, hoogte, hoop, kluft, optred, optrede, papil (tong), pathos, relief, stapel, sublimiteit, terp, top, troon, voortreffelijkheid, wierde
verhevenheid om op te staan - podium
verhevenheid voor tentoonstellen - katafalk
verhevenheid waar lijkkist kan staan - doodkistenbaar,
katafalk
verhevigen - aanwakkeren, escaleren, verergeren
verhinderd - bezet
verhinderen - afwenden, belemmeren, beletten, blokkeren, couperen, inhiberen, impediëren, prohiberen, storen, stremmen, tegenhouden, terughouden, verbreken, verijdelen, verzuimen, voorkomen
verhinderen te treffen - afkeren
verhindering - belemmering, belet, beletsel, bezwaar, empechement, hindernis, hinderpaal, letsel, naad, neutralisatie, obstakel, obstructie, preventie, retardement, struikelblok, tegenwerking, versperring, voorkoming
verhindering van werk - verlet
verhipt - erg, schelms, verbazend, verwenst
verhit - geprikkeld (overmatig), gloeiend, heet, opgewekt, opgewonden, ontvlambaar, vurig
verhitte suiker - caramel, karamel
verhitten - aanvuren, echaufferen, gloeien, opwekken, opwinden, opzwepen, prikkelen, verwarmen
verhitting van vruchten en zaden - roosten
verhittingstoestel - broodrooster, gascomfoor, geiser,
vlamoven, waskanon
verhittend - heetmakend, prikkelend
verhoeden - afwenden, beletten, ondervangen, preveniëren, preventie, schutten, voorkomen
verhoedend - preventief, profylactisch
verhoetelen - bederven, bemorsen, kreuken
verhogen - bevorderen, eleveren, opdrijven, opslaan, opvoeren, opwerken, promoveren, vergroten, verheffen, vermeerderen
verhogen van prijzen - opsteken
verhogen van waterstofgehalte - hydreren
verhoging - berg, bevordering, bordes, dorpel, drempel, estrade, heuvel, koorts, opslag, podium, ribbel, stellage, stoep, temperatuur, terras, torus, trottoir, zadel
verhoging (smalle) - ribbel, streep
verhoging achter het altaar - gradino
verhoging achter op de tong - papil
verhoging in een vertrek - estrade
verhoging in een zaal - podium
verhoging in rang - bevordering, promotie
verhoging naast de spoorstaven - perron
verhoging van aarde - heuvel
verhoging van geschut - elevatie
verhoging van grond - berg
verhoging van lichaamstemperatuur - koorts, pyrexie verhoging
verhoging van lijkkist - katafalk
verhoging van salaris - opslag, promotie
verhoging van temperatuur - koorts
verhoging van de koopsom - opcenten
verhoging van de vloer - estrade
verhoging voor een café - terras
verhoging voor een huis - bordes, drempel, stoep, terras, trottoir, stellage
verhoging voor eregasten - estrade
verhokken - opkrassen, verhuizen
verholen - bedekt, clandestien, heimelijk, latent, sluiks, smokkel, steels, stiekem, stilletjes, tersluiks, verbloemd, verborgen, verkapt, verstoken, verstolen
verhonderdvoudigen - centupleren
verhongeren - uithongeren, uitteren
verhoog - estrade, podium
verhoogd achterdeel van een schip - kampagne
verhoogd beeldwerk - relief
verhoogd dek - plecht
verhoogd gedeelte van een schip - campagne, kampanje
verhoogd kweekbed - rabat
verhoogd terrein voor een huis – terras
verhoogd voetpad - trottoir
verhoogd zuurgehalte - superaciditeit
verhoogde a - ais
verhoogde b - bis
verhoogde c - cis
verhoogde d - dis
verhoogde e - eis
verhoogde f - fis
verhoogde g - gis
verhoogde bloeddruk - hypertensie
verhoogde druk - hypertonie
verhoogde gevoeligheid voor bepaalde stoffen - allergie
verhoogde plaats in een synagoge - almamor
verhoogde plaats in vertrek - estrade, podium
verhoogde rand aan munten - stuik
verhoogde stoep - bordes, pui, trottoir
verhoogde temperatuur - koorts
verhoogde strook - terp, vluchtheuvel
verhoogde toon - ais, bis, cis, dis, eis, fis, gis
verhoogde vloer - estrade
verhoogsel - ophoging, verhoogstuk
verhoor - examen, ondervraging, onderzoek
verhoorning van de huid - steatosis
verhoren - aanhoren, bemerken, examineren, horen, luisteren, ondervragen, opletten, toestaan, vervullen, waarnemen,
verhouding - betrekking, connectie, liaison, rede, relatie, proportie, schaal
verhouding (in - gelijk) - evenmatig, evenredig, proportioneel, ratio
verhouding der muziektonen onderling - mensuur
verhouding in de meetkunde - sinus
verhouding, naar - advenant, navenant
verhouding tussen muntsoorten - pariteit
verhouding van overstaande tot aanliggende zijde - tangens
verhoudingsgetal - sinus
verhoudingspasser - proportiepasser
verhovaardiging - hovaarding, inbeelding
verhuizen -delogeren, demenageren, migreren, sterven (fig.), verkassen
verhuizen naar een ander land - emigreren
verhuizer - vervoerder
verhuizing - migratie, transmigratie, verkassen, verplaatsen
verhuld - bedekt
verhullen - markeren, maskeren, onttrekken, verbergen, verdoezelen
verhuren - verpachten
verhuring - leasing
verhuur - lease, leasing
verhuurder van armelijke en te duur verhuurde huisjes - huisjesmelker
veridiek - echt, oprecht, waarachtig
ver in de tijd - laat
verritas - waarheid
verificatie - echtheidsonderzoek
verifiëren - bekrachtigen, bevestigen, controleren, erkennen
ver in de tijd - laat
veritabel - onvervalst
veritas - waarheid
verjaard - overjarig, verlopen, verouderd
verjaardag - anniversarium, geboortedag, jaarfeest, verjaring
verjagen - delogeren, ver(bannen), verdrijven, verslaan, wegjagen
verjaging - expulsie, uitdrijving, verdrijving, verstoting
verjaren - verlopen, verouderen, voorbijgaan
verjarend - jarig
verjaring - ongeldigwording, peremptie, prescriptie
verjaring, soort - acquisitieve, extinctieve
verjongen - verfrissen, vernieuwen
verjonging - rejuvenescentie
verkalken - oxyderen, calcineren
verkalking - calcinatie, petrificatie, sclerose, verstening
verkalking der slagaderen - arteriosclerose
verkapt - bedekt, geheim, heimelijk, incrustatie, kwasi, larvatus, verbloemd, verborgen, verholen, vermomd,
verkassen – inrukken, verhuizen, verplaatsen
verkeer - betrekking, drukte, mouvement, omgang, relatie, trafiek, verhouding, vervoer, wandeling
verkeer per spoor - railverkeer, treinverkeer
verkeerd - abuis, abusief, afwijkend, averechts, ernaast, falikant, faliekant, fout, foutief, krom, kwaad, kwalijk, lek, lekkage, linker, mis, nutteloos, omgekeerd, ongunstig, onjuist, ontaard, onterecht, onvolkomen, onwaar, para, pervers, schadelijk, scheef, slecht, vals, verdorven, vicieus, waa-
verkeerd begrijpen - misvatten, misverstaan
verkeerd gaan - tegengaan
verkeerd gebruik - misbruik
verkeerd gemaakt - mislukt
verkeerd handelen - blunderen, falen
verkeerd spoor - dwaalspoor
verkeerd uitvallen - misvallen
verkeerd verstaan - mishoren
verkeerd woordgebruik - wartaal
verkeerde berekening - misrekening
verkeerde daad - misstap, vergrijp
verkeerde mening - drogbeeld, waan
verkeerde slag - dwaling, misslag
verkeerde stap - misstap
verkeerde verwachting - misrekening
verkeerde weg - dwaalspoor, dwaling
verkeerdheid - bedorvenheid, gebrek, ondeugd
verkeersbelemmering - tol
verkeersbord - gebodsbord, richtingbord, stopbord, trictrac, triktrak, verbodsbord, wegwijzer, waarschuwingsbord
verkeersdeelnemer - weggebruiker
verkeersel - spook
verkeersgeleider - verkeersstreep
verkeersgemeenschap - communicatie
verkeershulpdienst - wegenwacht
verkeersindustrie - trafiek
verkeerslicht - signaallicht
verkeerslijn - (stoom)tramverbinding
verkeersmiddel - auto(bus), boot, bromfiets, brommer, fiets, jet, motor(fiets), rijwiel, scooter, snorfiets, tandem, taxi, tram, trein, trollybus, vliegtuig
verkeersobstakel - barricade, slagboom, tol
verkeersonderwijs - rijles
verkeersongeval - aanrijding, botsing, ongeluk
verkeersplein - rotonde
verkeersregelaar - agent, stoplicht
verkeerssignaal - stoplicht
verkeersspel - triktrak
verkeersspijker - punaise
verkeersstagnatie - file, opstopping
verkeerstaal in voor/lndië - Tamil
verkeersteken - bord, knipperlichten, paddestoel, pijl, stoplicht streep, verkeersbord, verkeerslichten, wegwijzer
verkeerstoren - seintoren
verkeersvereniging - A.N.W.B., V.V.V., K.N.A.C.
verkeersweg - rijbaan, rijksstraatweg, snelweg
verkeersweg met bomen - allee, avenue, dreef, boulevard, laan
verkeerswet - W.V.R.
verkegelen - verliezen
verkeken - vergist, verloren, zoekgemaakt
verkennen - bekijken, eclaireren, herkennen, nagaan, onderzoeken, opnemen, pionieren, recognoseren, spieden, spioneren, verspieden
verkenner - eclaiteur, padvinder, rondeloper, scout, spion, verspieder, waarnemer
verkenner op zee (padvinder) - octopus, waterpadvinder
verkenner van de padvinders - scout
verkennersleider - hopman
verkenning - observatie, recognoscering, reconnaissance verspieding
verkenningsboring - proefboring
verkenningsgroep - patrouille
verkenpaal - merkpaal, strandpaal
verkerelen - bederven, verknoeien
verkeren - omgaan, scharrelen, veranderen, verseren, wandelen
verkeren met - omgaan
verkering - amourette, flirt, omgang, verloving, vrijage, vrijerij
verket - vork
verketteren - wraken, veroordelen, uitkrijten
verkettering - verdoeming, wraking
verkeuren - overkeuren
verkiesbaar - eligibel, verkieslijk
verkiesbaarheid tot zekere kerkelijke functies - acces
verkieselijk - goed, preferabel
verkieslijk - preferent
verkiezelde boomstam - dendroliet
verkiezeling - silicificatie
verkiezen - aanwijzen, believen, benoemen, opteren, prefereren, stemmen, uitkiezen, wensen, willen
verkiezen boven - prefereren
verkiezing - electie, keus, keuze, neiging, poll, preferentie, stemming, verlangen, voor(keur), wens, wil
verkiezing Gods - pr(a)edestinatie
verkiezingsbiljet - reclamebiljet
verkiezingsleer - predestinatie
verkiezingslijst - kandidatenlijst
verkiezingswet - kieswet
verkikkerd - smoor, stapel, verliefd, verzot
verkild - bekoeld
verkillen - afkoelen, verkoelen
verkitsel - dichtingsstof, hechtstof
verklaarbaar - begrijpen, begrijpelijk, natuurlijk
verklaard - uitgesproken, verbeten
verklaarder - exegeet, explicateur, uitlegger, uitlegster
verkladden - bekladden
verklampen - herstellen
verklappen - overbrengen, prijsgeven, ventileren, (ver)klikken, verlinken, vertellen, verraden
verklapper - verklikker, verrader
verklaren - aanzeggen, attesteren, betuigen, bevelen, certificeren, duiden, educeren, exegetiseren, expliceren, getuigen, heten, interpreteren, motiveren, noemen, ontraadselen, ontsluieren, ontvouwen, ophelderen, solveren, toelichten, uiteenzetten, uitleggen, uitspreken, verduidelijkenverhelderen, verzekeren, voorlichten
verklarend - enuntiatief, exegetisch, explicatief, ophelderen parafrastisch, toelichtend, uitleggend
verklarend commentaar - scholium
verklarend woordenboek - encyclopedie
verklarend zakboekje - vademecum
verklarend zakwoordenboek - encyclopedie
verklarende aantekening - annotatie, kanttekening, noot, nota, toelichting
verklarende aantekening in een handschrift - glos, glosse, kantschrift
verklarende kanttekening - aantekening, annotatie, glos, noot, glosse, postille, toelichting
verklarende omschrijving - parafrase
verklarende omzetting - metafrase
verklarende onderstelling - theorie
verklarende ontleding - analyse
verklarende titel - ondertitel
verklarende uitleg - glos, exegese, explicatie, interpretatie, opheldering, parafrase
verklarende veronderstelling - hypothese, stelling, theorie
verklarende woorden - glossarium, nomenclatuur
verklarende woordenlijst - glossarium, naamlijst,
naamregister, nomenclatuur, woordenschat
verklaring - aangifte, affidadit, annotatie, assertatie, attestatie, attest, bevestiging, bewering, certificaat, commentaar, declaratie, depositie, dictamen, dilacidatie, eed, elucidatie, enunciatie, exegese, explanatie, explicatie, getuigenis, glos, interpretatie, kommentaar, legende, manifest, motie, oorkonde, opheldering, program, programma, toelichting, uiteenzetting, uitlating, uitlegging, uitleg, uitsluitsel, uitspraak, verduidelijkingvertolking, verzekering, voorlichting
verklaring bij landkaart -legende
verklaring dat een bepaling moet worden nagekomen -
verbindendverklaring
verklaring dat een stuk gezien is - visum
verklaring dat iets echt is - legitimatie
verklaring dat bouw van schip voltooid is - bijlbrief
verklaring dat men zal betalen - accept
verklaring der heilige schrift - exegese
verklaring der tekens op de landkaart of tekening - legenda
verklaring die men aflegt - getuigenis
verklaring van beweegredenen - motivering
verklaring van de bouwmeester van een schip - bijlbrief
verklaring van echtheid - certificaat, legitimatie
verklaring van een dokter - attest
verklaring van een gebeurtenis - reportage
verklaring van een getuige - getuigenis
verklaring van iemand als gijzelaar - aanbevelen
verklaring van toestemming - placet
verklaring van waarnemingen - getuigenis
verkleden - omkleden, omtrekken, overkleden, travesteren, uitdossen, vermommen
verkleding - travestie, vermomming
verkleed - vermomd
verkleefd - gehecht, verknocht
verkleind - atrofisch
verkleinde kopie van een wisselbeker - replica, repliek
verkleinen - bagatelliseren, beknotten, ombrageren, reduceren, verachten, verkorten, verminderen
verkleinvorm van mina - minette
verkleinwoord - diminutief, diminutivum
verkletsen - verpraten, verspreken
verkleumd - verstijfd
verkleunen - vernikkelen
verkleurd - bleek, flets, ontkleurd, vaal, verbleekt, verschoten
verkleuren - verbleken, verschieten
verkleuren van het gelaat - blozen
verkleuring - discoloratie, fletsheid, vaalheid
verklikken - aanbrengen, aangeven, aanklagen, overbrieven, verklappen, verlinken, verraden
verklikker - aanbrenger, axiometer, delator, denunciateur, detector, klikspaan, manometer, mouchard, overbrenger, overdrager, rapporteren, spion, sycofant, verklikker, verrader, zoemer
verklikker van beroep - sycofant
verklikker van een luchtpomp - manometer
verklikking - 1aanbrenging, delatie, denunciatie, spionnage, verklikkerij, verraad
verklungelen - verbeuzelen, verknoeien
verknallen - bederven, verbruien, verknoeien
verkneukelen - verheugen
verknipt - gek
verknocht - aanhankelijk, gehecht, loyaal, trouw, verbonden
verknochtheid - gehechtheid, getrouwheid, liefde, trouw, trouwheid
verknoeid - verbruid
verknoeien - bederven, beschadigen, ledebraken, radbraken, verbeuzelen, verbruien, verdoen, verhaspelen, verknallen, verkwisten, vermorsen, verpesten, verprutsen, verspillen
verknollen - bederven, verbruien
verkoelen - verflauwen, verfrissen, verkillen, verminderen
verkoelend - verfrissend
verkoelend heelmiddel - goulardwater
verkoeling - afkoeling, verflauwing, vermindering
verkoeveren - bijkomen, opknappen
verkoking - verdamping
verkolen - carboniseren
verkoling - carbonisatie
verkommeren - achteruitgaan, wegkwijnen
verkondigen - annonceren, bekendmaken, berichten, beweren, enunceren, konden, leren, melden, openbaren, prediken, proclameren, uitkramen, verspreiden
verkondiger - prediker
verkondiger van Gods woord - dominee, pastoor, predikant, priester, rabbi
verkondiger van nieuwe leer - apostel, evangelist, Messias, profeet
verkondiging - evangelie, getuigenis, leer, lering, predikatie, prediking
verkondschappen - berichten, melden
verkoold katoen - tondel
verkoold linnen - tintel, tondel
verkoolde pit van een kaars - snuitsel
verkoop - afslag, afzet, afname, debiet, handel, omzet, opbod, afslag, transactie, vendu, vendutie
verkoop aan de deur - colportage, venten
verkoop bevorderen - promoten
verkoop bij afslag - afmijnen
verkoop met goed doel - weldadigheidsbazar
verkoop van geestelijke ambten - simonie
verkoopdag van inboedel - boeldag, vendutiedag
verkoopdepot - trafiek
verkoophuis - venduhuis, kiosk, winkel
verkooplokaal - galerie
verkoopmethode - colportage, veiling
verkoopmeubel - toonbank
verkoopplaats - afslag, boetiek, boutique, gebouw, kraam, loods, magazijn, markt, mijn, supermarkt, toko, veiling, veilingloods, vismarkt, warenhuis, winkel, winkelgalerie, zaak,
verkooptafel - bank
verkooptent - kraam
verkopen - aanbieden, aansmeren, bediteren, debiteren, leuren, negotiëren, opdissen, overdoen, slijten, veilen, venten, verdedigen verhandelen, verpatsen, verzilveren, wegdoen
verkopen en kopen - handelen
verkopen langs huizen - venten
verkopen op veiling - afslaan, veilen
verkopen van militaire goederen - dump, dumping
verkoper - agent, debitant, handelaar, vendumeester, winkelier
verkoper, openbare - vendumeester
verkoper van bloemen - bloemist
verkoper van brillen - opticien
verkoper van drogerijen - drogist
verkoper van edelstenen - diamantair
verkoper van geneesmiddelen - apotheker
verkoper van huizen - makelaar
verkoper van melk - melkboer
verkoper vansieraden - juwelier
verkoper van sterke drank - slijter
verkoper van tweedehandsgoederen - handelaar, uitdrager
verkoper van vlees - slager
verkopers keus - v. k .
verkoping - auctie, boelhuis, koopdag, subhastatie, veiling, vendu, vendutie
verkoping bij opbod - veiling
verkoren - verkozen, uitgelezen, uitverkoren, uitverkorene
verkorrelde steen - gruis
verkorreling - granuleren
verkort - beknopt, beperkt, vereenvoudigd
verkort geschreven woord - afkorting
verkort schrift - steno(grafie), tachygrafie
verkort schrijven - abbreviëren
verkorte boektitel op drukvel - norm
verkorte handtekening - paraaf
verkorte naam - roepnaam
verkorte naamtekening - paraaf
verkorte samenvatting - resumé, uittreksel
verkorten - benadelen, inkrimpen, 1abbreviëren, restringeren
verkorting - abbreviatuur, breviatuur, inkorting, overzicht, vermindering
verkorting van herexamen - herretje
verkorting van kledingstuk - inleg
verkorting van woord - afkorting
verkorting voor broomkali of broom natrium - broom
verkortingsteken - abbreviatuur, afkappingsteken, apostrof, apostrofe
verkotsen - verraden
verkouden - bekocht (fig.), (neus)catarre, coryza, droezig, kou, snotteren, verkoelen, verkoudheid
verkouden maken - aansteken
verkouden worden - kouvatten
verkoudheid - griep, kou
verkoudheidsverschijnsel - hoest, hoesten
verkouwenis - verkoudheid
verkozene - electo
verkrachten - defloreren, onteren, overtreden, schenden, vertreden, violeren
verkrachter - onteerder
verkrachting - defloratie, ontering, overtreding, schending, stupratie, stuprum, violatie
verkrampt - verstijfd, verwrongen
verkregen recht tot exploitatie - claim
verkregen vaardigheid in het een of ander - kunst
verkregen - verworven
verkregen voordeel - rendement, rente, winst
verkreukelen - kreuken, verfomfaaien, verfrommelen
verkreuken - chiffoneren
verkreukt - verfrommeld
verkroken - verkreukelen
verkromd - bultig, kyfotisch
verkrommen - buigen
verkromming van de ruggegraat - kyfose, kyphose
verkroppen - digereren, inslikken, opkroppen, smoren, verbijten, verduren, verstouwen
verkropt - ingeslikt, verbeten, verborgen
verkruien - opschuiven, verplaatsen, vervoeren
verkrijgbaar - tekoop
verkrijgbaar stellen - aanbieden
verkrijgen - acquireren, bekomen, erlangen, krijgen, obtineren, ontvangen, verwerven
verkrijgen bij een erfenis - erven
verkrijging - verwerving
verkuist - verguld
verkuilen - verbroddelen, verknoeien
verkwakkelen - bederven, verbeuzelen, verwennen
verkwanselen - ruilen, verhandelen, verkopen, verpanjeren, verpatsen, verronselen, verspelen
verkwezelen - verbeuzelen
verkwikkelijk - aangenaam, opbeurend, opwekkend, verfrissend
verkwikken - laven, opbeuren, verfrissen, versterken, verversen
verkwikkend - bemoedigend, fris, heilzaam, opbeurend, opwekkend, resumtief, verfrissend, weldadig
verkwikking - lafenis, opwekking, refectie, troost, verademing, verfrissing, versterking
verkwikt - gelaafd, monter, opgewekt, verfrist
verkwisten - depenseren, diffunderen, dissiperen, doordraaien, dooreenjagen, kwisten, opmaken, prodigeren, spillen, uitgieten, verdoen, verbrassen, verklungelen, verslingeren, verknallen, verknoeien, vermorsen, verspillen
verkwistend - brassend, expressief, kwistig, losbandig, overdadig, prodigaal, profuus, spilziek, sumptueus, verspillend
verkwistende pracht - somptuositeit
verkwister - doorbrenger, doordraaier, losbol, opeter, opmaker, schurk, smeerlap, spilpenning (fig.), verbrasser, verspiller, zwierbol,
verkwisting - dilapidatie, dissipatie, doorbrenging, overdaad, prodigaliteit, profusie, somptuositeit, spilzucht, verspilling
verkwijnen - smelten, uitteren, verbruiken, verkommeren, verwoesten, wegteren
verlaagd dijkgedeelte - overlaat
verlaagde druk - hypotensie
verlaagde toon - as, bes, ces, des, es, fes, ges
verlaat - aa, kolk, sas, schutsluis, sluis, spui, uitgelopen, vertraagd
verlaatbak - vergaarbak
verlaatmeester - sluiswachter
verladen - overladen
verlader - bevrachter
verlagen - degraderen, miniseren, ontadelen, terugstellen, verachten, verminderen, vernederen
verlagen in rang - degraderen
verlagend - verminderend
verlaging - avilissement, daling, rabaissement, vermindering, vernedering
verlaging in klasse - degradatie
verlaging in rang - degradatie, terugstelling, terugzetting
verlagingsteken - (muz.) flat, mol
verlak - schoensmeer
verlakken - bedotten, beetnemen, bedriegen, foppen, misleiden, oplichten, verschalken
verlakkerij - bedrog, bedotterij, beetneming, foppen), fopperij, nep
verlamd - bevangen, geparalyseerd, lam, paralytisch, stijf,
verlammen - ontwrichten, paralyseren, paralys(i)e, parese
verlammende blik - basiliscusoog
verlamming - apoplexie, beroerte, cataleptie, contractuur, lamheid, paralysie
verlamming gevend - klem
verlamming van beide armen - paraplegie
verlamming van een - lichaamsdeel, monoplegie
verlamming van een lichaamshelft - epiplexie, hemiplegie
verlangd - gewenst
verlangen – aandrift, begeerte, begeren, begerigheid, behoefte, belust, dorst, eerzucht, eis, eisen, graagte, haken, hang, honger, hopen, hunkeren, lust, moeten, neiging, nostalgie, smaak, smachten, snakken, talen, trek, vergen, verkiezen, vlassen vragen, wens(en), (wil)len zin, ver(zucht)en
verlangend - begerig, belust, desireus, dorstend, eisend, gewenst, happig, popelend, smachtend, vorderend
verlangend naar paring - bronstig, tochtig
verlangen naar - ogen, talen
verlangen naar drank - dorst
verlangen naar drinken na een fuif - nadorst
verlangen naar eten - appeti)t, eetlust, honger, trek
verlangen naar familie - familieziek
verlangen naar huis - heimwee
verlangen naar kennis - weetgierigheid, weetlust
verlangen naar nieuws - nieuwsgierig
verlangen naar roem - eerzucht
verlangen naar vocht - dorst
verlangen naar voedsel - apetijt, eetlust, honger, lust, trek
verlangst - begeerte
verlangzamen - remmen, vertragen
verlangzaming - prestase
verlaten - abandoneren, achterlaten, afgelegen, aflaten, alleen, begeven, deserteren, desolaat, doods, eenzaam, ledig, leeg, onbewoond, ontruimd, ontruimen, overgieten, ruimen, stil, terugtrekken, uitvliegen, vertrekken, weggaan, woest
verlaten zonder steun - hulpeloos
verlatenheid - abandon, eenzaamheid
verlating - abandonnement, vertraging
verleden – afgelopen, eerder, historie, passato, verdrieten, vervelen, voorbij, vorig, vroeger
verleden tijd – gedaan, geschiedenis, geweest, perf(ectum), praet(eritum), preteritum, voorbij, vroeger
verleerd - vergeten
verlegen - angstvallig, bang, bedeesd, bedorven, bedremmeld, beduusd, bedwelmd, beleuterd, benauwd, beleuterd, beschaamd, beschroomd, beteuterd, bleu, blo, bluts, confuus, eenkennig, flets, gegeneerd, honteus, muf, nonteus, onthutst, oud, perplex, schichtig, schroomvallig, schuchter, schuw, sip, timide, verbouwereerd, verslagen, versleten, verward,
verlegen maken - deconcerteren, generen, hinderen
verlegenheid - aporie, bedeesdheid, beduusdheid, bedwelmdheid, beklam, beklemdheid, benauwdheid, benepenheid, beschaamdheid, beteutering, bleuheid, bloheid, bredouille, confusie, eenkennigheid, ellende, embarras, gebrek, gedrang, geldgebrek, gêne, klem, knel, knoei, knijp, moeite, ongelegenheid, pekel (fig.), penarie, perikel, rats, schaamte, schroom, schuchterheid, schuwheid, timiditeit, verbijstering, verdrukking, verwardheid, verwarring
verleggen - verplaatsen
verleidbaar - seductief
verleidelijk - aanlokkelijk, aantrekkelijk, attractief, bekoorlijk, seduisant, verlokkend
verleidelijke stem - lokstem
verleidelijke vrouw - Armida
verleidelijkheid - charme
verleiden - bekoren, charmeren, lokazen, lokken, opstoken, overhalen, perveteren, tenkéren, uitlokken, verlokken
verleiden tot een liederlijk leven - debaucheren
verleider - bekoorder, Casanova, charmeur, Don Juan, lokvogel, mefisto, opstoker, verlokker, verzoeker
verleiding - bekoring, perversie, seductie, tentatie, verlokking, verzoeking
verleidster - circe, Lorelei, vamp
verlekkerd - belust, verzot
verlenen - allongeren, bieden, geven, gunnen, lengen, schenken, toekennen, toestaan, verschaffen, wijden
verlengbaar - prolongabel, uittrekbaar
verlengde - perspectief, voorzetting
verlengen - prolongeren
verlengend - verdagend, vertragend
verlenging - allonge, ectasie, prolongatie, prorogatie, protactie
verlengingsovereenkomst - prolongatiecontract
verlengstuk - allonge, lengsel, verlengsel
verlengstuk aan de mast - steng
verlengstuk van een wissel - allonge
verlengsel - verlengstuk
verleppen - verdorren, verdrogen, verflensen, verpieteren, verwelken
verlept - flets, verdord, verdroogd, verflenst, verwelkt
verleren - afleren, vergeten, verleerd
verlet - beletsel, hindernis, oponthoud, tijdverlies, uitstel, verhindering, verschuiving, verwaarlozing, verzuim
verletten - verhinderen, verzuimen
verletsel - beletsel, hindernis
verlevendigen - animeren, aviveren, opfrissen, verhelderen
verlicht - helder, opgelucht
verlichten - assisteren, beschijnen, bestralen, eclaireren, helpen, illumineren, klaren, lenigen, lossen, mitigeren, onderwijzen, ontladen, ontlasten, opbeuren, releveren, schijnen, soulageren, troosten, vergemakkelijken, verhelderen, verzachten
verlichting - bemoediging, civilisatie, hulp, illuminatie, lantaarn, leniging, licht, mitigatie, neonlicht, onderstand, ontheffing, opbeuring, opluchting, steun, soelaas, solaas, troost, verademing, vergemakkelijking, verheldering, verkwikking, vertroosting, verzachting
verlichtingseenheid - lux
verlichtingsmiddel - fakkel, flambouw, kaars, lamp, lantaarn, olielamp, toorts, vlam, zaklantaarn
verliederlijkt - gedebaucheerd, geperverteerd, pervers
verliefd - amoureus, dol, idolaat, verkikkerd
verliefd doen - flirten, minnekozen, vrijen
verliefd op - dol, epris, gek, verkikkerd, verzot
verliefd op zichzelf - narcisme
verliefde geluidjes maken - kirren
verlies - aderlating, afbreuk, damnum, derving, gemis, klap, nadeel, nederlaag, perte, schade, strop, verbeurte, verlorene, vermissing
verlies bij discussie - ongelijk
verlies bij geld wisselen - disagio, koersverlies
verlies bij valuta notering - perte
verlies door lekken der vaten - coulage
verlies in aantal - afname, mindering,
verlies in een spel - nederlaag
verlies in gevecht - nederlaag
verlies in het omberspel - codille
verlies in kracht - atrofie
verlies in maat - ondermaat
verlies van aanspraken - rechteloos
verlies van aanzien - afgang
verlies van alle bezittingen - bankroet
verlies van arbeidsvermogen der warmte - entropie
verlies van burgerrechten (bij de oude Grieken) - atimie
verlies van de opperhuid - darsis
verlies van eetlust - anorexie
verlies van geheugen - amnesie
verlies van gewicht - afval(len)
verlies van inkomen - loonderving
verlies van leven - dood
verlies van lichaamswarmte - thermolyse
verlies van loon - loonderving
verlies van muzikaal gehoor - amusie
verlies van rang - degradatie
verlies van reukzin - anosmie
verlies van salaris - loonderving
verlies van schrijfvermogen - agrafie
verlies van sociaal contact - vereenzaming
verlies van spraakvermogen - afasie
verlies van vermogen - ruineus
verlies van woordenvermogen - aphasie
verliescompensatie - carry-over
verliezen - derven, inboeten, kwijtraken, missen, opgeven, omkomen, ontvallen, verbeuren, verspelen, wegmaken, zoekmaken
verliezen ondergaan - last
verliezen van veren - ruien
verliezende partij - succumbent
verliezer van een proces - succumbant
verlinken (diev.) - aangeven, bedriegen, verraden
verloederen - demoraliseren, verarmen, vergaan, verlopen, verrotten, verslonzen
verloedering - degeneratie
verlof - acces,admissie, consent, concessie, dispensatie, fiat, licentie, machtiging, oorlof, (permis)sie, reces, toestemming, vakantie, venia, vergunning, verloftijd,veroorloving, vrijaf, (vrij)stelling
verlof hebben - mogen
verlof hebben iets te doen - mogen
verlof hebben tot - mogen
verlof om een geschrift uit te geven - evulgetur
verlof om te drukken - impr (imprimatur)
verlof tot verblijf - asiel, onderdak, verblijfsvergunning
verlof voor het drijven van zekere handel - licentie
verlofbiljet - permis, permit
verlof/met - s.v.
verlofbrief - ferman, pas, pasje, paspoort, permissiebriefje, permit, privilege
verlofdag - baaldag, snipperdag
verlofgeld - licent
verlofpas - paspoort, reisvergunning
verlofpasje - permit
verloftijd - vakantie
verlokkelijk - aanlokkend, aantrekkelijk, bekoorlijk, charmant, verleidelijk,
verlokken - bewegen, overhalen, nodigen, uitlokken, verleiden
verlokken tot - verleiden
verlokken tot zonde - bekoren, verleiden
verlokkend - aanlokkelijk, begeerlijk, verleidelijk
verlokkend kijken - lonken
verlokker - lokvink, lokvogel, verleider
verlokking - aantrekking, attraktie, bekoring, pomperij, seductie, tempatie, verleiding, verzoeking
verloksel - lokaas
verlokster - verleidster
verloochenaar - afvallige, ontrouwe
verloochenaar van God - afvallige, atheïst
verloochenen - afzweren, miskennen, verzaken
verloochening - abnegatie, afzwering, dementie, opoffering, repudiatie
verloofd - geëngageerd
verloofde - aanstaande, bruid, bruidegom, fiancé(e), galant(e), jongen, meisje, novio, toedracht
verloofde in ondertrouw - bruid
verloop - achteruitgang, afloop, beloop, decursus, gang, proces, trend, teruggang, toedracht, verandering, vermindering, verstrijken, verval, verzwakking, voorbijgang, voortgang, werking, wisseling
verloop der verrotting - verrottingsproce
verloop van bladeren - nervatuur
verloop van een grootheid in de ruimte - gradiënt
verloop van een vast tijdschema - timen
verloophuls - verloopmof
verloopmof - verloophuls
verloopstuk - verbindingsstuk
verlopen - afnemen, geleden, lijden, ongeldig, verdwijnen, verjaren, verminderen, verstrijken, vervallen, voorbij, walen
verloperig - onweerachtig
verloren - afgedwaald, bijster, foutu, kapot, kwijt, perdu, reddeloos, teloor, uitgeschakeld, vergeefs, verliederlijkt, waardeloos, weg, zoek
verloren doen gaan - vergooien, weggooien
verloren gaan - ontglippen, teloorgaan
verloren gegaan leven - levenloos
verloren laten gaan - verkletsen, verknallen, vertalmen
verloren moeite - tevergeefs
verlorenheid - eenzaamheid
verloskunde - obstretie, tocologie, vroedkunde
verloskundig - obstretisch
verloskundig instrument - craniotoom
verloskundige - accoucheur, obstreet, obstreticus, vroedvrouw
verloskundige operatie - keizersnede
verlossen - bevallen, bevrijden, delivreren, losmaken, ontheffen, redden, vrijmaken
verlossend - soterisch
verlosser - bevrijder, heiland, liberator, messias, redemptorist, redder, redemptor, soder, soter, zaligmaker
verlosser der mohammedanen - Mahdi
verlossing - accouchement, bevalling, bevrijding, heil, liberatie, redemetie, redemptie, redding, uitkomst, vrijmaking
verlosster - redster
verlost - bevrijd, gered
verlostang - forceps
verloting - tombola, loterij
verloting zonder nieten - tombola
verloving - engagement, enlumineren, trouwbelofte, verbintenis
verlovingsring - engagementsring
verlovingstijd - engagementstijd
verluchten - enlumineren, illustreren, opsieren, opwekken, uitluchten, vervrolijken
verluchter - illuminator, illustrator
verluchtigen - opsiering, opwekken, vervrolijken
verluchting - opfrissing, opsiering, illuminatie, illuminering, illustratie, uitluchting, ventilatie,
verluiden - uitluiden
verluieren - dagdieven, verflauwen
verluizing - pediculosis
verlummelen - verbeuzelen
verlustigen - amuseren, delecteren, diverteren, opvrolijken, rejouisseren, verheugen, vermaken, vervrolijken
verlustiging - delectatie, genoegen, ontspanning, uitspanning, vermaak
vermaagschapt - geparenteerd, verwant
vermaagschappen - verzwageren
vermaagschapping - verwantschap, verzwagering
vermaagschapt - aanverwant, geparenteerd, verwant
vermaak - amusement, attractie, berisping, blijdschap, cabaret, dans, divertissement, entertainment, film, gading, geneugte, genieting, genoegen, genot, joligheid, jool, liefhebberij, leut, lol, lust, muziek, ontspanning, plezier, pret, recreatie, schik, spel, sport, televisie, toneel, uitspanning, verlustiging, vermaning, verstrooiing, vertier, verzet, verzetje, waarschuwing
vermaakcentrum in Wenen - Grinzing Prater
vermaakcentrum - pretpark
vermaakscentrum in Kopenhagen - Tivoli
vermaakscentrum in Stockholm - Tivoli
vermaakscentrum in Wenen - Prater
vermaak gevend - vermakelijk
vermaakmiddel - dans, film, muziek, spel, toneel
vermaaksoord - kermis, lido, lunapark, music-hall, pretpark, tivoli, variété
vermaaksoord bij Venetië - Lido
vermaan - berisping, waarschuwing, vermaning, zedenles
vermaanbrief - mandement
vermaard - befaamd, bekend, beroemd, fameus, gerenommeerd, gevierd, populair,
vermaard persoon - renommee
vermaardheid - befaamdheid, bekendheid, beroemdheid celebriteit, faam, fameusheid, opgang, renommee, reputatie, roem, roep,
notoriteit, vermagerd - afgevallen
vermageren - afslanken, afvallen, emacereren, interen, lijnen, uitmergelen, wegkwijnen
vermagering - emaceratie, emaciatie
vermageringskuur - dieet
vermakelijk - aardig, amusant, geestig, geinig, genoeglijk, grappig, leuk, leutig, lollig, onderhoudend, plezierig, potsierlijk
vermakelijkheid - amusement, attractie, divertissement
vermaken - amuseren, bezighouden, diverteren, hermaken, legateren, legeren, maken, onderhouden, schenken, spelen, verlustigen, verstrooien
vermaking - legaat, legatering. verandering
vermaledijd - vervloekt, verwenst
vermaledijen - verstrooien, vervloeken, verwensen
vermalen - fijnkauwen, fijnmaken, vergruizen,
vermalen van spijzen - tritureren
vermanen - aansporen, admoneren, berispen, commoneren, exhorteren, manen, moneren, opwekken, preken, reprimeren, terechtwijzen, voorhouden, waarschuwen, zedenpreken
vermaner - censor (Rom.), maner, moniteur, monitor, moralist, zedenmeester
vermaning - aanmaning, aanmerking, aansporing, afkeuring, bedsermoen, berisping, bestraffing, betuiging, boetepreek, cohortatie, commonitie, diatribe, exhortatie, filippica, hortatie, improbatie, laak, les, monitie, opprobatie, opwekking, preek, rapplement, reprimande, reprobatie, roepstem, roffel, sermoen, standje, strafpreek, terechtwijzing, uitbrander, uitval, uitvetering, vermaan, waarschuwing, wenk, wraking, zedenles, zedepreek
vermaning of berisping - standje
vermaning tot deugd - zedenles
vermassacreren - vernielen
vermast - overstelpt
vermeend - beweerd, denkbeeldig, gewaand, imaginair, putatief, verondersteld
vermeerderaar - Augustus
vermeerderd - groter, talrijker
vermeerderd met - plus, toename
vermeerderen - aanfokken, aangroeien, aankomen, aanplanten, aanvullen, aanwassen, aanwinnen, aanwoekeren, bijkomen, bijtellen, bijvoegen, gedijen, groeien, lengen, oplopen, opvoeren, telen, toenemen, toevoegen, uitbreiden, uitgroeien, uitrekken, vergroten, vorderen, wassen, winnen
vermeerdering - aanwas, accessie, accres, augmentatie, groei, multiplicatie, toename, toeneming, uitbreiding, uitzetting, vergroting, was
vermeerdering door deling - monogonie
vermeerdering van koopkracht - deflatie
vermeerdering van witte bloedlichaampjes - leukemie
vermeesteren - veroveren, bedwingen, beteugelen
vermelden - aanroeren, berichten, melden, mentionneren, noemen, relateren, vertellen, zeggen
vermelder - relatant
vermelding - allegatie, bekendmaking, bericht, enunciatie, gewag, mededeling, mentie, opgaaf, opgave, relaas, uitspraak
vermenen - denken, menen, veronderstellen, wanen
vermengd - promiscu
vermengen - door(een)roeren, kruisen, meieren, mixen, samenmengen, samenstellen, verbinden
vermengend - syncretisch
vermenging - diffusie, kruising, melange, mixtuur, mixture, mengsel, syncrasis
vermenging met speeksel van spijzen - insalivatie
vermenging van dranken - cocktail
vermenging van metalen - alligatie, legering
vermenging van oliestoffen met water - emulsie
vermenging van rassen en soorten - kruising
vermenging van twee ongelijke vloeistoffen - diffusie
vermenging van vloeistoffen - endosmose, osmose
vermenging van vloeistoffen door een wand - osmose
vermaaksoord bij Venetië - Lido
vermaard - befaamd, bekend, beroemd, roemzuchtig
vermaardheid - celebriteit
vermagering - emaceratie
vermakelijk - amusabel, amusant, grappig, leuk
vermanen - moneren, waarschuwen
vermaner - monitor, preekmeester, zedenmeester
vermaning - preek, sermoer, (zeden)les
vermaning (kerkelijk) - monitum
vermannen - overmeesteren, overweldigen
vermeend - beweerd, dekbeeldig, gewaand,putatief
vermeerderen - toenemen
vermeerdering - aanwas, toename, vergroting
vermeestern - bedwingen, beheersen, veroveren
vermelden - berichten, mentionneren, noemen
vermelding - gewag, opgave
vermenen - denken
vermenging - diffusie, kruising, mixtuur
vermenging van twee woorden - contaminatie
vermenging van vloeistoffen - endosmose
vermenging van vloeistoffen door een wand - osmose
vermenigvuldigen - multipliceren, toenemen, voortellen
vermenigvuldiger - multiplicator
vermenigvuldiging - multiplicatie
vermetel - brutaal, dapper, driest, gedurfd, insolent, koen, laatdunkend, moedig, onberaden, onbeschroomd, onbewimpeld, onbezonnen, ondernemend, onnadenkend, onvoorzichtig overmoed, overmoedig, pretentieus, roekeloos, stout(moedig), temerair, voorbarig, wakker
vermetele baldadigheid - euvelmoed, kwaadwilligheid, overmoed
vermetelheid - driestheid, koenheid, moed, onberaden, overmoed, roekeloosheid, stoutmoedigheid, temeriteit,
vermetselen - overmetselen
vermetsen - vermetselen
vermicelli - mie
vermicide - wormendoder
vermiculair - wormachtig
vermiform - wormvormig
vermiljoen - cinnaber, HgS, kwiksulfide, verfstof
vermiljoen, natuurlijk - cinnaber
verminderd - beperkt
verminderd met - af, min(us)
verminderde haargroei - dunharigheid, oligotrichie
verminderde kwint (muz.) - semidiapente
verminderde pijngevoeligheid - analgesie
verminderen - achteruitgaan, afnemen, afschrijven, afslaan, aftrekken, bekorten, beperken, comminueren, dalen, diminueren, fnuiken, inkrimpen, intrekken, inzinken, knotten, korten, krimpen, kwijnen, luwen, matigen, miniseren, ontsieren, reduceren, slabakken, slinken, tanen, terugbrengen, verkleinen, verkorten, verlagen, verlopen, versmelten, vervallen, verzachten, verzwakken, zakken
verminderen in kracht - aftakelen
verminderen in omvang - slinken
verminderen met - aftrekken
verminderend - (muz.) diminuendo
vermindering - achteruitgang, afgang, afname, afneming, aftrek, afval, beperking, daling, decrescentie, degressie, deling, diminuendo, diminutie, inkrimping, korting, krak, matiging, opheffing, reductie, regres, remise, remissie, submissie, teruggang, terugloop, verkoeling, zakking
vermindering der goudwaarde - geldontwaarding
vermindering in maat door indrogen - ondermaat
vermindering tot een derde - ti�rcering
vermindering van geldhoeveelheid - demonetisatie
vermindering van kleurstof - depigmentatie
vermindering van korrelgrootte - breken malen
vermindering van loon - afslag
vermindering van prijs - afslag
vermindering van prijzeninvloed - krak
vermindering van straf - remis(e)
vermindering van warmte - afkoeling, verkoeling
verminken - beschadigen, deformeren, ledebraken, mutileren, schenden, stukmaken, toetakelen, tronqueren, estropië
verminking - amputatie, beschadiging, defiguratie, handicap, multilatie, schending
verminkt - beschadigd, gealtereerd, invalide
verminkt beeld - tors, torso
verminkt soldaat - invalide
verminkte - gehandicapte, invalide
vermissen - ontbreken
vermissing - verlies
vermits - aangezien, daar, naardien, nademaal, omdat, want
vermodderen - verknoeien
vermoedelijk - denkelijk, licht, misschien, presumabel, presumtief, waarschijnlijk
vermoedelijke waarheid - waarschijnlijkheid
vermoeden - achterdocht, argwaan, bevroeden, conjectuur, denken, gissen, gissing, menen, mening, onderstelling, overdenken, presumeren, presumptie, raden, soupconneren, supponeren, verdenken, verdenking, veronderstellen, verwachten, verwachting
vermoeden van kwaad - argwaan
vermoeid - afgemat, amechtig, bekaf, beu, gaar, loom, lomig, mat, moe, moede, op, uitgeput
vermoeid en gemelijk - balorig
vermoeid en lui - loom
vermoeidheid - lassitudo, moeheid
vermoeidheidsmeter - ergograaf
vermoeien - afmatten, fatigeren, matten, harasseren, uitputten
vermoeiend - afmattend, fatigant, lastig, moeilijk, moemakend, uitputtend
vermoeienis - vermoeidheid
vermoffelen - verstoppen
vermogen - begaafd, begaafdheid, bezit, capaciteit, debiet, energie, fortuin, gave, geld, have, invloed, kapitaal, kracht, kundigheid, kunnen, macht, opulentie, potentieel, potentie, potestaat, pouvoir, rijkdom, schat, sterkte, voorspoed,
vermogen om iets te doen - kunnen
vermogen om te betalen - solvabiliteit
vermogen om te groeien - groeikracht
vermogen om te luisteren - gehoor
vermogen om zich te bewegen - motiliteit
vermogen om zich te schikken - aanpassingsvermogen
vermogen tot bewust handelen - wil
vermogen tot het hebben van gevoelens - affectabiliteit,
affektabiliteit
vermogen tot kracht - sterkte
vermogen tot veren - vering
vermogen van organismen om licht waar te nemen - lichtzin
vermogend - bemiddeld, gefortuneerd, gegoed, invloedrijk, machtig, opulent, potent, puissant, welgesteld, rijk, welgesteld, well-to-do
vermogend familielid - suikeroom
vermogend man - croesus, miljardair, miljonair, nabob, richard, rijkaard
vermolmd - memelig, (ver)rot, vergaan, wormstekig
vermolmd hout - boomaarde, humus
vermolmd veen - veenhumus
vermolmde bevroren turf - stuiveling
vermolmen - vergaan, verrotten, verteren
vermolming - molm
vermolsemen - vermolmen
vermomd - gemaskerd, geveinsd, rot, verborgen, verkleed
vermomd als iemand van een andere sekse - travestie
vermomde - gemaskerde, verklede
vermommen - camoufleren, deguiseren, maskeren, travesteren verbloemen, vergaan, verkleden, verbergen, verrot
vermomming - camouflage, masker, maskerade, mom, mombakkes, travestie, verkleding
vermommingskostuum - domino
Vermont, hoofdstad van - Montpelier
vermooien - verfraaien
vermoorden - afmaken, bederven, decimeren, doden, doodschieten, doodsteken, kelen, killen, massacreren, ombrengen, smoren, verstikken, wurgen,
vermoossen - bederven, verknoeien, verspillen
vermorsen - bederven, verknoeien, verkwisten, verspillen
vermorzelen - platdrukken, verbrijzelen, vergruize(le)n, verpletteren
vermorzeling - verbrijzeling, vergruizing
vermouth, bestanddeel van - alsem
vermuffen - versuffen
vermunten - hermunten, overmunten
vermunting - hermunting
vermurwen - vertederen
vermijdelijk - vermijdbaar
vermijden - eluderen, eviteren, mijden, omzeilen, ontgaan, onthouden, ontlopen, ontwijken, schuwen, uitwijken, verminderen, vlieden, voorkomen
vermijding - evasie, ontwijking, uitvlucht, voorkoming, voorwending
vernaal - lenteachtig
vernachelen - bedotten, beetnemen
vernachten - logeren, overnachten, slapen
vernagelen - bespijkeren, dichtspijkeren
vernalisatie - jarovisatie, verzomeren
vernauwen - versmallen
vernauwend - systaltisch
vernauwing - angustatie, engte, isthmus, nauwte, stenose
vernauwing van de bloedvaten - arteriosclerose
vernauwing van een lichaamskanaal - striktuur
vernauwing van een opening of kanaal in het lichaam -
stenose
vernauwing van vaten - vasoconstrictie
vernederen - beledigen, beschamen, humiliëren, infermeren, kleineren, krenken, mortificeren, smaden, verachten, verlagen, verootmoedigen
vernederend - beschamend, honend, humiliant, krenkend, smadelijk, verlagend
vernedering - avilissement, beschaming, hoon, humiliatie, krenking, verlaging
verneembaar - hoorbaar, zichtbaar
vernemen - ervaren, gewaarworden, horen, informeren, leren, meemaken, mores, ondervinden, voornemen, waarnemen, zien
vernield - beschadigd, geruïneerd, gescheurd, kapot, kwetsen, stuk, verwoest
vernielen - afbreken, beschadigen, destrueren, devasteren, elimineren, misvormen, moeren, nekken, omverhalen, onteren, ontheisteren, ramponeren, ravageren, ruïneren, saboteren, schenden, slopen, stukmaken, stukslaan, toetakelen, uitroeien, verdelgen, verdemelen, vernietigen, verscheuren, verwoesten, wegvreten
vernielend - destructief, verwoestend
vernieler - afbreker, barbaar, destructor, extirpator, saboteur, schoffeerder, sloper, vandaal, vandalist, vernielal, verwoester
vernieling - ravage, verwoesting
vernieling door vuur - brand
vernielzucht - vandalisme, vernielwoede
vernielzuchtige - vandaal
vernier - graadverdeler, nonius
vernietigen - annihileren, annuleren, casseren, doden, doorhalen, ecraseren, elimineren, fnuiken, obliteren, slopen, smoren, stukmaken, verbreken, verdelgen, verderven, verpletteren, uitroeien, uitwissen, vernielen, verwoesten
vernietigend - afbrekend, annihileren, annulerend, destructief, dodelijk, elimineren, extingeren, extinctief, fnuikend, infirmatief, peremptoir, ruïnerend, runerend, vernielen, verscheurend, verwoestend
vernietigend beoordelen - kraken
vernietiger - sloper, verwoester
vernietiging - annihilatie, annulatie, destructie, doorhaling, eliminatie, nullificatie, opheffing, ruïne, sloping, tenietdoening, verdelging
vernietiging van een testament - rescissie
vernietiging van een vonnis - cassatie
vernieuwd - hersteld
vernieuwen - aanplanten, hernieuwen, herstellen, innoveren, moderniseren, noveren, renoveren, restaureren, verbeteren, vervangen
vernieuwer - hervormer, reformator, renovator
vernieuwing - herleving, hernieuwing, herstel, herstelling, (in)novatie, modernisering, renaissance, renovatie, restauratie, resuscitatie, verbetering, vervanging, wedergeboorte
vernieuwing in de kunst - renaissance
vernieuwing van de tempel, feest van de - Chanoeka
vernieuwing van schuld - noveren
vernikkelen - bedotten, vergaan, verkleumen
vernikkeld zilver - alfenide
vernis - beits, lak, glansverf
vernisgrondstof - kopal
vernissen - lakken
vernoegd - content, tevreden
vernoemen - vermelden
vernoeming - naamgeving
vernooi - verdriet, verveling
vernuft - esprit, geest, geestigheid, genie, intellect, intelligentie, oorspronkelijkheid, scherpzinnigheid, slimheid, talent, verstand, vindingrijkheid
vernuftig - attisch, fijn, geestig, geniaal, industrieus, ingenieus, kien, pienter, puntig, scherp(zinnig), schrander, spits(vondig), uitgekiend, vindingrijk, zinrijk
vernuftige vondst - trouvaille
vernuftige uitval - saillie
vernuftige vondst - trouvaille
vernuftigheid - scherpzinnigheid
veronachtzamen - negeren, negligeren, supponeren, versloffen, verwaarlozen, verzuimen, voorbijzien
verondersteld - aangenomen, aannemende, vermeend
veronderstellen - aannemen, assumeren, conjunctum, decreteren, destineren, geloven, gissen, menen, onderstellen, onderstelling, statueren, supponeren, vermenen, vermoeden
veronderstelling - assumptie, geloof, gis(sing), hypothese, mening, suppositie, vermoeden, waan
verongelukken - kelderen, mislukken, omkomen, tenietgaan, vergaan
verongelijkt persoon - querulant
verongelukte auto of schip - wrak
veronica - ereprijs
verontheiligen - ontwijden, schenden
verontheiliging - profanatie
verontmoedigen - vernederen
verontreinigen - besmetten, bevuilen, bezoedelen, contamineren, vuilmaken
verontreiniging - lozing, vervuiling, vuilmaken
verontrust - bezorgd
verontrusten - agiteren, alarmeren, beangstigen, beroeren, pertuberen, storen, troubleren, turberen
verontrustend - alarmerend, zorgbarend, zorgelijk, zorgwekkend
verontrusting - beroering
verontschuldigen - disculperen, exculperen, excuseren, rechtvaardigen, verschonen
verontschuldiging - disculpatie, exculpatie, excuseren, excuus, pardon, rechtvaardiging, verschoning, vrijspraak
verontwaardigd - boos, gebelgd, geërgerd, geindigneerd, geïrriteerd, gekrenkt, kwaad, nijdig, verbolgen, vertoornd
verontwaardiging - aanstoot, boosheid, ergernis, geërgerdheid, gramschap, indignatie, irritatie, krenking, misnoegen, toorn, vertoorndheid, wel
veronzijdiging - neutralisatie
veroordeeld - gedoemd, genoodzaakt
veroordeelde - damnatus, gestrafte, verdoemde, verwezene
veroordelen - afkeuren, afwijzen, condemneren, reprouveren, verbieden, (ver)doemen, verwerpen, vonnissen
veroordeling - afkeuring, afwijzing, censuur, condemnatie, damnatie, doem, oordeel, reprobatie, sententie, uitspraak, verdoeming, verwerping, vloek, vonnis
veroorloofd - toegestaan
veroorloven - bewilligen, dulden, gedogen, laten, lijden, permitteren, toelaten, toestaan, vergunnen
veroorloving - vergunning, verlof
veroorzaken - aandoen, aangaan, aanrichten, aanstichten, baren, berokkenen, bewerken, maken, medebrengen, ontgroenen, schreeuwen, stichten, strekken, teweeg(brengen), toebrengen, verwekken
veroorzakend - barend, bewerkend, bewerkstelligend, factitief, productief, verwekkend
veroorzaker - schepper
verootmoedigen - deemoedigen, vernederen
verootmcediging - supplicatie
ver opwaarts - hoog
verorberd - geconsumeerd
verorberen - consumeren, eten, gebruiken, nuttigen, opeten, statueren, verteren, verzwelgen, wegvreten
verordenen - bevelen, constitueren, destineren, gelasten, opdragen, order, ordonneren, prescriberen, reglementren, vaststellen, verordineren
verordening - arrest, beschikking, besluit, bevel, bevelbrief, bevelschrift, decreet, dienstorder, directiebrief, dispositie, edict, gebod, keur, last, lastbrief, maatregel, oekase, opdracht, order, ordinantie, ordinatie, ordonnantie, plakkaat, postulaat, regel, regeling, reglement, schikking, scriptie, statuut, verordinering, voorschrift, wet
verordering - reglement
verordineren - bepalen, instellen, ordonneren, verordenen
verordonneren - bevelen, voorschrijven
verouderd - absoleet, antiek, archaïsch, gedateerd, obsoleet, ouderwets, vervallen
verouderd autotype - Spijker
verouderd (Duits) - altmodisch
verouderd gewicht - steen
verouderd kledingstuk - mof, queue, rijglaars
verouderd onbepaald voornaamwoord - iet
verouderd orgelregister - tubal
verouderd rangtelwoord - ander
verouderd voornaamwoord - iet
verouderd woord - archaïsme
verouderd woord voor nakomeling - aver, oir
verouderde maat - el, duim, gemet, mud, ons, pint, roe, roede, voet, zak
verouderde motieven toepassen - archaïseren
verouderde taal - Grieks, Latijn
verouderde uitdrukking - archaïsme
verouderde vlaktemaat - gemet, roe(de)
verouderde vorm van aalbes - aalbezie
verouderde zaak - archaïsme
verouderde zegswijze - archaïsme
verouderen - aftakelen, aftakeling, senescentie, verjaren
veroudering - senescentie
veroveraar - overweldiger, usurpator
veroveraar van Cuba - Castro
veroveraar van Mexico - Cortez
veroveraar van Peru - Pizarro
veroverd gebied - wingewest
veroverd goed - buit, poet, prooi
veroverd grondgebied - annexatie
veroverde landstreek - wingewest
veroveren - aanwinnen, bedwingen, bemachtigen, bezetten, innemen, nemen, overmeestern, overweldigen, usurperen, winnen
verovering - expugnatie
verovering van een vesting - inname, inneming
verpachten - aalsteek, verhuren
verpachter - admodiator
verpachting - verhuring
verpaffen - verschieten
verpaft - verbaasd, verbluft
verpakken - emballeren
verpakker - emballeur, pakker
verpakking - baal, blik, buil, container, doos, emballage, envelop, fles, fust, fustage, goeni, kanaster, kist, knaster, koker, krant, krat, lathilithmand, metalline, omhulling, omhulsel, pak, pakkist, plastic, seroen, strooibus, tarra, ton, tube, vat, zak
verpakking van boombast - seroen
verpakking van goederen uit het Nabije of Verre Oosten -
fardeel
verpakking van latwerk - krat
verpakking van papier - doos, oude krant
verpakking van sigaren - doosje, kanaster, kistje, knaster
verpakking voor creme - tube
verpakking voor flessen - krat
verpakking voor geweer - foedraal
verpakking voor vloeistof - fles, tank, ton, vat
verpakkingsmateriaal - blik, bordpapier, cellofaan, cellotape, doos, envelop, fust, golfkarton, hout, houtwol, karton, kist, krat, mand, pak(papier), plakband, plastic, staniol, stro, tas, vat, zak, zilverpapier
verpakmiddel voor op reis - karbies, koffer, mand, valies
verpanden - belenen, pignoreren
verpanding - belening, borgstelling, hypotheek, obligatie, pignoratie, verzekering
verpanjeren - verkwanselen, verpatsen
verpassen - verkopen, verruilen
verpatsen - verkopen, verkwanselen, verpanjeren, versjacheren
verpauperd - berooid
verpauperen - vervallen
verpaupering - verval
verpersoonlijken - personifiëren
verpersoonlijking - personificatie
verpersoonlijking van de kracht - Hercules, Meracles
verpersoonlijking van de liefde - Amor, Aphrodite, Venus
verpersoonlijking van de oorlog - Ares, Mars
verpersoonlijking van Duitsland - Michel
verpersoonlijking van Engeland - John Bull
verpersoonlijking van Frankrijk - Marianne
verpersoonlijking van Nederland - Maagd
verpersoonlijking van U.S.A. - Uncle Sam
verpest - bedorven, infect, verknoeid
verpesten - bederven, besmetten, infecteren, pestifereren, slopen, stukmaken, vergallen, verknoeien
verpestend - mefitisch, pestilent, pestilentieel, verderfelijk, verdervend, verziekend, walgelijk
verpeuteren - bederven, verbruien, verkerven
verpierd - bedorven, verknoeid
verpieren - bezwijken
verpierewaaid - verboemeld
verpieterd - mager, onooglijk, teer, uitgemergeld, uitgeteerd, zwak
verpikken - verpakken, verstoten
verpimpelen – verwekelijken
verplaatsbaar - beweegbaar, los, marsvaardig, mobiel, roerend
verplaatsbaar huisje - ark, caravan, shelter, tent, woonwagen, (woon)ark
verplaatsbaar onderdak - camper, caravan, tent
verplaatsbare toneelwand - coulisse
verplaatsbare woning - ark, caravan, shelter, tent, woonwagen
verplaatsen - behandelen, deplaceren, disloceren, hanteren, indenken, kantelen, permuteren, schuiven, transplanteren, veranderen, verleggen, verschuiven, vervoeren, vervolgen, verzetten, wegzetten
verplaatsing - dislocatie, interpositie, methathese, migratie, omzetting, overgang, overplaatsing permutatie, snelheid, transfer, transport, verwisseling
verplaatsing naar rechts van de aorta (med.) - dextropositie
verplaatsingsteken - dubbelkruis, herstellingsteken, kruis, mol
verplaatsing van lucht - wind
verplaatsing van stuk - zet
verplaatste personen - ontheemden
verplanten - deplanteren, overbrengen, verplaatsen, verpoten, verpotten
verplanting - deplantatie
verpleegde - patiënt,zieke
verpleeghuis - hospitaal, rusthuis, sanatorium, ziekenhuis
verpleeginrichting - hospitaal, lazaret, ziekenhuis
verpleegkundige - broeder, zuster
verpleegster - diacones, nurse, zuster
verplegen - helpen, koesteren, oppassen, verzorgen
verpleger - broeder, diakoon, verzorger, ziekenoppasser
verpleging – verzorging, ziekenzorg
verplegingsdienst - intendance
verpletten - platslaan
verpletteren - ecraseren, overweldigen, verbrijzelen, vermorzelen, vernietigen, zegevieren
verpletterend - erkentelijk, gedwongen, gehouden, noodzakelijk, obligaat, terneergeslagen, vernietigend, verplicht, verschuldigd
ver- perplex, verwonderd
verplicht - erkentelijk, gedwongen, gehouden, genoodzaakt, genoopt, moeten, noodzakelijk, obligaat, obligatoir, schuldig, verblindend, verbonden, vereist, verschuldigd
verplicht stilzwijgen - spreekverbod, silentium
verplicht zijn - moeten
verplichten - dwingen, engageren, gebieden, noodzaken, obligeren, opleggen
verplichtend - beleefd, engageant, gedienstig, obligatoir, obligeant, voorkomend
verplichte oefentijd - stage
verplichting - afspraak, akkoord, belofte, bevel, commando, dank, dwang, erewoord, erkentelijkheid, gebod, gehoudenheid, geweld, incumbentie, instructie, last, lastbrief, mandaat, modus, moet, must, noodzaak, obligatie, obligo, officium, opdracht, order, ordinantie, plicht, promesse, reglement, schikking, schuldplicht, taak, uitschuld, verbintenis, verdrag, verordening, vordering,
verplichting der kloosterlingen om in de cellen te blijven -
clausum
verplicht zijn - moeten
verpopte mierenlarve - mierenei
verpot - inruil
verpoten - kweken, ompotten, (over)planten
verpozen - amuseren, recreeren, uit(rusten), verwijlen,
verpozen, zich - amuseren, recreeren, (uit)rusten
verpozing - afleiding, delassement, ontspanning, oponthoud, pauze, pauzering, recreatie, relache, respiratie, rust, rustuur, schafttijd, snipperdag, spel, stilte, tijdkorting, tijdpassering, vakantie, verademing, verlof, verlofdag, verzet
verprutsen - bederven, verknoeien
verpulveren - fijnmaken
verraad - aanbreng(st), aangeving, omslaan, onraad, ontrouw, spionage, trouweloosheid
verraden - aangeven, bedotten, klikken, uitbrengen, verklappen, vertellen
verrader - aangever, afvallige, deserteur, Judas, klikspaan, landverrader, meinedige, overbrenger, overloper, spie, spion, trouweloze, verklapper, verklikker
verraderlijk - afvallig, dubbelhartig, gemeen, gevaarlijk, infideel, malicieus, meinedig, onbetrouwbaar, ongerouw, ontrouw, perfide, slinks, trouweloos, vals
verradersloon - judasloon
verradersrol - marqué
verrmponeren - havenen
verrassen - betrappen, overrompelen, overvallen, verbazen, verblijden
verrassend - nieuw, onverwacht, overrompeld, verblijdend
verrassing - overrompeling, surprise, verwondering
verrast - betrapt, bevreemd, getroffen, overrompeld, verbaasd, verblijd, verwonderd
verredelijken - nationaliseren
verregaand - buitensporig, erg, ongehoord
verregend - doornat, druipnat
verrekenen - afbetalen, afrekenen, betalen, gireren, resconteren, vereffenen
verrekening - giro, misrekening, vereffening
verrekeningskamer - clearingsinstituut
verrekenpakket - rembours
verrekijker - binocle, kijker, refractor, telescoop
verrekken - ontwrichten, verstuiken, verzwikken
verrekking - ontwrichting, verstuiking
verrekijker - binocle, kijker, lunet, telescoop, toneelkijker, tubus
verrel - kwart, vierendeel
verreljaar - kwartaal
verreschrijver - fax, telegraaf, telex
verre westen van Noord-Amerika - Far West
verricht - af, gedaan, klaar
verricht werk - prestatie, verrichting
verrichte daad - feit
verrichten - bedrijven, doen, handelen, maken, presteren, stichten, uitrichten, uitvoeren, volvoeren,
verrichting - aanpak, act, actie, ambtsuitoefening, beheer, daad, functie, gestie, handeling, operatie, performance, prestatie, vacatie, werking, werkzaamheid
verrichtingsleer - fysiologie
verroekelozen - verwaarlozen
verroeren - bewegen
verroering - beweging
verroest - geoxideerd, roesterig, roestig
verroesten - oxideren, vastroesten
verroffelen - verslonzen
verronselen - verkwanselen, verruilen
verrossen - verzengen
verrot - bedorven, ellendig, gesloopt, naar, ondermijnd, opstandig, putresceren, slecht, stuk, vergaan, vermolmd, verroest, verwenst
verrotten - bederven, ontbinden, rotten, stagneren, vergaan, verloederen, verteren, wegrotten
verrotting - bederf, ontbinding , putrefactie, sepsis,
verruca - wrat
verruciform - wratvorming
verruilen - changeren, inwisselen, omwisselen, omruilen, vervangen
verruiling - commutatie, omwisseling, ruil, verwisseling
verruimen - liberaliseren, uitbreiden, verbreden
verruiming - dilatatie, uitbreiding, uitzetting, verwijding
verrukkelijk - aanbiddelijk, allerliefst, beeldig, bekoorlijk, betoverend, charmant, enig, extatisch, fijn, goddelijk, heerlijk, hemels, ideaal, lekker, mooi, ravissant, riant, schitterend, zalig
verrukkelijk oord - Eden, (el)dorado, luilekkerland, paradijs, Tèmpe
verrukken - bekoren, betoveren, charmeren, verschuiven, wegrukken
verrukking - betovering, bezieling, blijdschap, elatie, extase, geluk, genieting, genot, opgetogenheid, vervoering, visioen
verrukt - bekoord, blij, extatisch, geëxalteerd, opgetogen, opgewonden
verrukt door - gecharmeerd
verruktheid - opgetogenheid
verrijgen - overrijgen
verrijzen - herleven, opkomen, oprijzen, opstaan, opstijgen, verheffen
verrijzend - opkomend, opstaand
verrijzende vogel - feniks
verrijzenis - opstanding, resurrectie
vers - chanson, couplet, (dicht)regel, dichtvorm, fris, gedicht, groen, helder, jong, lied, mals, nieuw, nieuwbakken, ode, onbedorven, onervaren, ongebruikt, ongeopend, pluis, poëem, rijm, pril, recent, regel, schoon, strofe, tune, uitgerust, versregel, vs, v, zang
vers ter ere van het bruidspaar - bruiloftslied
vers van drie tweedelige voeten - jambe, trachaeus
vers van drie voeten - anapest, dactylus
vers van twee voeten - spondee, spondeus
vers van zes jamben - alexandrijn
vers van zes voeten - hezameter
vers van zeven voeten - heptameter
versaagd - bevreesd, moedeloos, lusteloos, pusillaniem
versaagd zijn - versaagdheid
versaagdheid - pusillanimiteit, trepidatie
versassen - schutten
versatiel - beweeglijk, veranderlijk, versibel
versatiliteit - beweeglijkheid, ongestadigheid, veranderlijkheid, wispelturigheid, wuftheid
versbouw - versificatie
versbouwkunst - versificatie
versbouwleer - metriek
verschaffen - aanbrengen, berokkenen, betamen, bezorgen, distribueren, fourneren, geven, lenen, leveren, overleggen, passen, presteren, procureren, storten, veroorzaken, verstrekken, voegen, voorzien
verschaffing van gegevens of bewijsstukken - documentatie
verschaffing van toegang - introductie
verschaften - bezorgen, fourneren, geven, leveren
verschalken - bedotten, foppen, misleiden, nuttigen, verorberen, vangen
verschalker - fopper, misleider
verschalkt - bedot, gefopt, poppen
verschansen - barricaderen, fortificeren
verschansing - balustrade, barricade, barrière, bewalling, bolwerk, fortificatie, hekwerk, huneborg, leuning, sterkte, reling, retranchement, rideau, schans, versterking
verschansingsleiers - wandelspieren
verscheelzicht - parallax, verschilzicht
verscheen - overleden, verscheiden
verscheiden - anders, gestorven, heengaan, overlijden, sterven, talrijke, vele, velen, verschillend
verscheidene - diverse, enige, enkele, ettelijke,menig, menige, vele, verschillende
verscheidene malen - meermalen, menigmaal
verscheidene personen - menigeen
verscheidenheden - varia
verscheidenheid - afwisseling, assortiment, differentiatie, diversie, diversiteit, figuratie, keur, keus, keuze, mengelwerk, onderscheid, schakering, sortering, varia, variatie, variëteit, verschil, versiering
verscheidenheid aanbrengen - afwisselen, alterneren,
diversifiëren, veranderen
verscheidenheid van keuze - verschot
verschenen - vers, uitgekomen
verschenken - wegschenken
verschepen - verladen, overladen
verscheping - afscheep
verscherping (med.) - exacerbatie
verscherpingsteken - acutus
verscheurd - lacerus
verscheurdheid - gespletenheid, verdeeldheid
verscheuren - laceren, uiteenrijten, vernielen
verscheurend - uiteentrekkend, vernietigend, verslindend
verscheurend dier - jaguar, leeuw, panter, poema, tijger
verscheuring - dilaceratie, divulsie, laceratie
verschiet - einder, horizon, kim, perspectief, prospect, toekomst, uitzicht, vergezicht, verte,
verschieten - decoloreren, lenen, schrikken, verbleken, verkleuren, voorschieten
verschietende ster - meteoor, meteoriet
verschikken - opschuiven
verschikking - omzetting, permutatie, verplaatsing, verwisseling
verschil - afwijking, contrast, differentie, discrepantie, marge, onderscheid, onenigheid, ongelijkheid, overschot, pariteit, rest, tegenstelling
verschil in diepgang van een schip - trim
verschil in notering - report
verschil in snelheid - slip
verschil in stand - afstand
verschil maken - schelen
verschil tussen bruto en netto - tarra
verschil tussen licht en donker - tint
verschil van mening - conflict, meningsverschil, onenigheid, ruzie, twist, vete
verschillen - afwijken, differeren, onderscheiden, ontlopen, schelen
verschillend - afwisselend, afwijkend, anders, different, different(ieel), divers, gemengd, gevarieerd, onderscheiden, ongelijk, ongelijksoortig, tegenstrijdig, uiteenlopend, verscheiden
verschillende spullen - dingen
verschillende standen der planeten onderling - aspecten
verschillend in hoedanigheid - anders
verschillicht - parallax
verschilzicht - parallax
verschimmelen - bederven
verscholen - schuil, verborgen, verdekt, verstoken, weggekropen
verscholen zijn - schuilgaan
verschonen - excuseren, ontzien, sparen, verfraaien, vergoelijken, verontschuldigen, verversen, vrijlaten
verschonende, verzachtende uitdrukking - eufemisme
verschoning - dispensatie, excuus, justificatie, menagement, pardon, vermooiing, verontschuldiging, verwisseling
verschoonbaar - exclusabel, pardonnabel, vergeeflijk
verschoppeling - outcast, paria, verschoveling, verstoteling, verworpeling,
verschoppen - achteruitzetten, verachten, verstoten, verwerpen, verwaarlozen, verwerpen, wegschoppen
verschot - sortering, verscheidenheid
verschoten - flets, ontkleurd, verkleurd, vaal
verschoten van kleur - ontkleurd
verschrijver - telegraaf
verschrikkelijk - abominabel, affreus, afgrijselijk, afschuwelijk, angstig, angstwekkend, bar, beangstigend, enorm, erg, geducht, gruwelijk, hevig, horribel, ijselijk, ongenadig, onguur, ontstellend, ontzettend, schrikbarend, schrikkelijk, schrikwekkend, terribel, vreselijk, ijselijk, ijzingwekkend, zeer
verschrikking - afschuwelijkheden, ellende, ontzetting, plaag, ramp
verschrikt - angstig, geschrokken, kei, kil, ontdaan, onthutst, ontsteld, ontzet, verbouwereerd, verbijsterd, verschrokken, verslagen, versteld, verstomd, verwezen, vreesachtig
verschroeien - verzengen
verschroeiing - verzenging
verschroeiende wind in Afrika - harmatten
verschrompeld - atrofisch, uitgedroogd
verschrompelen - atrofiëren, samentrekken
verschrompeling van een orgaan - atrofie
verschuifbaar tandwiel in versnellingsbak - baladeur
verschuilen - onderduiken, schuilhouden, verbergen, versteken, verstoppen, wegkruipen
verschuiven - differeren, opschorten, postponeren, procrastineren, prorogeren, schorsen, schorten, suspenderen, uitstellen, verplaatsen, verstoten, vervoeren, verzetten
verschuivend - prorogatief
verschuiving - dilatie, dislocatie, interpositie, opschorting, prorogatie, temporisatie, uitstel, verplaatsing
verschuiving in tijd - later, uitstel
verschuldigd - betamelijk, debet, gepast, redevabel, verplicht
verschuldigde rechten - leges
verschijndag - vervaldag
verschijnen - compareren, komen, opdagen, paraisseren, treden,
verschijning - apparitie, chimaera, expiratie, fatamorgana, gedaante, geest, manifestatie, openbaring, opkomst, spectrum, spook, visioen, voorkomen
verschijningsvorm - gedaante
verschijningsvorm van een boek - brochure, cahier,
gebonden, gekartonneerd, ingenaaid, pocket
verschijningsvormen - fenotype
verschijnsel – fenomeen, signe, signum, symptoom
verschijnsel aan de hemel - meteoor, meteoriet, noorderlicht, regenboog, ster, verduistering, zon
verschijnsel bij onweer - bliksem,donderslag
verschijnsel in de radiografie - fading
verse groene haring - panharing
verse haring - levaard
verse haring der Zuidzee - slobbe
versharing - steurharing
versicolor - bont, veelkleurig
versie - bewerking, lezing, vertaling, wending, zienswijze
versierd - gemaakt, gepresteerd, opgetooid, verzonnen
versierd met veelkleurig email binnen metalen randjes - cloisonné
versierd schild op bouwwerk - cartouche
versierd titelblad - frontispice, frontispies
versierd vlak van Dorische fries - metop
versierde boog boven een venster - archivolte
versierde drinkbeker - bokaal
versierde gepunte stok - banderilla
versierde haak - agraaf, agrafe
versierde lambrizeringsstrook - fries
versierde notenfiguur - melisma
versierder - playboy
versieren - decoreren, dossen, garneren, orneren, opdirken, opmaken, opschikken, opsmukken, optooien, paleren, pareren, regelen, sieren, smukken, tooien, uitmonsteren, verfraaien, verzinnen
versieren met dooreengevlochten lijnen - guillocheren
versierend prentje - vignet
versiering - agrement, arabesk, beslag, brandebourg, cocarde, corsage, decor, decoratie, dekor, draperie, eikeblad, eikel, ereboog, erepoort, galon, garnement, garnering, garnituur, kokarde, krul, kwast, lover, lovertje, miniatuur, moreske, nestel, oplegsel, opluistering, opschik, opsiering, opsmuk, ornament, ornamentatie, palatie, palering, passement, pompoen, pompon, rand, rozet,(sier)aad, slinger, strik, tooi, tooisel, tres, verfraaiing, versiersel, vignet
versiering aan huizen - arabesk
versiering boven deuren - fronton
versiering boven gevels - fronton
versiering in blad en loofwerk - moreske
versiering in kapiteel - volute
versiering in loofwerk - arabesk
versiering langs een arcadeboog - archivolte
versiering met doek in plooien geschikt - draperie
versiering met kromlijst van gevel - hoogfries
versiering met kronkelende strepen - adering
versiering met licht - illuminatie
versiering op kleding - passement
versiering op de huid - tatoeage
versiering op een palmblad gelijkend - palmet
versiersel op japon - broche, ceintuur, corsage, galon, kant, kraal, lint, lovertjes, pof, tres
versiering op kleding - broche, cocarde, corsage, kant,
nestel, passement, strik
versiering op meubels - espagnolet, espagnolette
versiering op schoenen - pompon
versiering op tenue - galon, nestel
versiering op titelblad van een boek - titelvignet
versiering van Arabische huizen - moreske
versiering van boordsel - agrement, nestel, passement
versiering van de hand - ring
versiering van de kerstboom - lamette
versiering van een bruid - sluier
versiering van een gerecht - garnituur
versiering van een ingang - draperie
versiering van een middeleeuws handschrift - hoofdletter,
miniatuur
versiering van geplooide stof - draperie
versiering van het hoofdthema - figuratie
versiering van loofwerk - arabesk
versieringen in de zang - fiorituren
versieringsband - bies
versieringsfiguur (muz.) - arpeggio, mordent, tremolo, triller
versieringskunst - ornamenteel, ornamentiek
versieringslijn - bies, galon, sjerp, tres
versieringsmateriaal - bies, galon, goudpapier, lovertjes, parelmoer, slingers, zilverpapier
versieringsmotief - arabask, arabesk, arabisestijl, decoratie, draak, festoen, florituur, meander, moreske, ornament, palmet, rank, roset, rozet
versieringsstuk naast een gevelstuk - klauwstuk
versiersel - agrement, decoratie, festoen, feston, galon, garneersel, garnering, garnituur, nestel, oorring, oplegsel, ornament, parament, sier, sieraad, tooi, oplegsel, ornament, parament, staatsie, tierelantijn, tussenzetsel
versiersel aan een horlogeketting - signet
versiersel bij kranslijsten - aasblad
versiersel op een helm - wrong
versiersel op lithurgische gewaden - parement
versiersel op uniform - galon, nestel
versiersel van bloemen - corsage
versiersel van een ridderorde - ordeteken
versiersel van weinig waarde - tierelantijn(tje)
versierselen - parement
versifex - rijmelaar
versificateur - verzenmaker
versificatie - versbouw
versjacheren - verhandelen, verkopen, verkwanselen, verpatsen
versje - gedichtje liedje, limerik
versjofeld - verarmoed, haveloos
versjouwen - verdragen, verslepen
versiering op kleding - passement
versiering op uniform - nestel
versiering van weefsel - batik
versiering in de zang - fiorituur
verslaafde - addict, junk
verslaafdheid - liefhebberij, manie, passie, tirannie, verzotheid
verslaafdheid aan morfine - morfinisme
verslaan - afnemen, doden, klopen, overklassen, overwinnen, rapporteren, uitschakelen, vellen, verjagen, verschalen, winnen
verslag - bericht, bescheid, boodschap, exposé, handeling, kondschap, kroniek, mededeling, notulen, referaat, relaas, reportage, rapport, reces, referaat, reportage, stenogram, verhaal, versie,
verslag doen - berichten, rapporteren, refereren
verslag geven - rapporteren, refereren, relateren,
verhalen, vertellen
verslag in snelschrift - stenogram
verslag over het eigen leven - autobiografie, memoires
verslag over ziekteverloop - ziekterapport
verslag uitbrengen - berichten, rapporteren, refereren, vertellen
verslag van een examen - protocol
verslag van een gebeurtenis - reportage
verslag van een klok - klik
verslag van een raadsvergadering - raadsverslag
verslag van een veldslag - oorlogsverslag
verslag van een vergadering - notulen
verslag voor radio of t.v. - reportage
verslagen - aangeslagen, besuusd, desolatie, moedeloos, nerveus, ontdaan, onthutst, ontmoedigd, ontredderd, overwonnen, perplex, perplexiteit, schuw, sip, terneer, troosteloos, uitgeteld, terneer, terneergeslagen, treurig, verschaald, verschrikt, verwezen, verwoesting
verslagenheid - consternatie, moedeloosheid, neerslachtigheid, troosteloosheid,
verslaggeven - rapporteren
verslaggever - commentator, correspondent, interviewer, journalist, ooggetuige, rapporteur, ref(erent), reporter, rapporteur
verslaggeving - rapportage, reportage
verslag uitbrengen - berichten, rapporteren, vertellen
verslakken - verflensen, verleppen
verslappen - relacheren, verflauwen, verzwakken
verslappend - paretisch
verslapping - asthenie, atonie, atrophie, beriberi, blauwschuit, diabetes, hypertrophie, inzinking, languor, ontspanning, relaxatie, scheurbuik, scorbuut, suikerziekte, verflauwing, vermindering, verzwakking, vetzucht,
verslapt - verwaterd
verslavend middel - Lsd, hashish, heroïne, marihuana, mescaline, morfine, opium
verslavende middelen - barbituraten, hallucinogenen,
optaten, wekaminen
verslaving - hunker
verslaving aan drank - alcoholisme, drankzucht
verslaving aan geneesmiddel - addictie, farmacomanie
verslaving aan morfine - morfinisme
verslaving aan narcotica of verdovende middelen -
narcomanie
verslaving aan zoetigheid - snoeplust
verslavingsmiddel - heroïne, morfine, opium
verslavingsverschijnsel - ethersnuiven, snuiven, spuiten
verslechtering - achteruitgang, inzinking, pejoratie, perversie, teruggang, verergering, vermindering
verslechting - achteruitgang
versleer - metriek, prosodie
verslempen - verbrassen
verslensen - verflensen, verwelken
verslepen - versjouwen
versleten - af, afgedragen, afgemat, afgeleefd, afgedraaid, afgedragen, afgetakeld, afgetobd, afgetrapt, aftands, caduc, kaal, kaduc, kaduk, kaduuk, kapot, krachteloos, op, oud, ouderwets, rappig, schabberig, schabbig, sleets, stuk, uitgeleefd, uitgeput, verlegen, verteerd, vervallen, verzwakt, waardeloos, wrak,
versleten ijzer - oud roest
versleten lap - lomp, lor, vod
versleten plek - glee, sleet
versleten voorwerp - oudje
versliegeren - aanbrengen, verraden
verslijten - afdragen, aftakelen
verslijtend - sleets
verslinden - devoreren, inzwelgen, opslokken, opvreten, verbranden, verzwelgen
verslindend - verscheurend
verslingerd - gehecht, verliefd
verslingeren - vergooien, verkwisten
verslonsd - slordig
versmaad - geminacht, veracht
versmaadheid - schande, verachting
versmaat - metriek, metrum
versmachten - hunkeren, omkomen, snakken, treuren, verkwijnen
versmachting - frustratie, verkwijning
versmaden - afslaan, afwijzen, dedaigneren, minachten, moedeloosheid, verachten, verwaarlozen, verwerpen, weigeren,
versmalling - engte, vernauwing
versmalling in de weg - flessenhals
versmalling van land - landengte
versmeetkunst - stichometrie
versmelten - afnemen, ondereensmelten, samengaan, smelten, syncretiseren, verminderen, wegnemen, wegsmelten
versmelting van twee woorden - contaminatie
versmoren - onderdrukken, stikken, verbergen
versmullen - verbrassen
versnapering - ijs, lekkerbeetje, lekkernij, snoep(erij), snoepgoed
versnapering aan boord - oorlam
versnaperingen - snoep(goed), ijs, zoetigheid )
versneld (muz.) - accelerato
versnelde ademhaling - tachypnoea
versnelde hartwerking - tachycardie
versnelde loop - aanloop, draf, ren, rush, speed, sprint, spurt, sukkeldrafje
versnellen - accelereren, bespoedigen, rennen, verhaasten
versnellend (muz.) - accelerando, pressant, string, stringendo
versnelling - acceleratie
versnellingsmachine - bètatron, cyclotron, synchrotron
versnipperen - verscheuren, vernietigen
verso - keerzijde, ommezijde
versoberen - bezuinigen
versoepelen - verzachten
vers op rijm - gedicht
verspanende bewerking - frezen
verspelen - kwijtraken, verbeuren, verdobbelen, vergokken, verkwanselen, verkwisten, verliezen, verspillen
verspenen - pikeren
versperren - afsluiten, barricaderen, belemmeren, encombreren, vernietigen, verwoesten
versperring - afsluiting, barrage, barricade, barrière, belemmering, blokkering, encombrement, horde, obstakel, spervuur, stuwdam, verhindering
verspieden - loeren, spioneren, verkennen
verspieder - bespieder, emissaire, emissario, gluurder, loerder, spion, spionnetje, vensterspiegel, verkenner
verspieding - spionage
verspillen - dissiperen, doorbrengen, spillen, verbeuzelen, verbrassen, verdoen, verknoeien, verkwisten, vermorsen, verspelen
verspiller - opmaker, verkwister
verspilling - dilapidatie, profusie, verkwistin
verspreid - afwisselend, diffuus, passim, sporadisch, verstrooid
verspreide dingen - sparsa
verspreiden - rond(strooien), uiteengaan, uitzaaien, uitzenden, verstrooien
verspreider van radioprogramma's - omroep .
verspreiding - dispersie, distributie, propagatie, loop, uitgifte, verstrooiing
verspreiding van radioprogramma's - uitzending
verspreiding van ziekteverwekkende stof in het lichaam -
metastase
verspreidingsgebied - areaal
verspringer - atleet
versregel - alexandrijn, hexameter, pentameter
verssnede - cesuur, diëresis
verssoort - alexandrijn
verstaald - ongevoelig, hardvochtig
verstaan - bedreven, begrijpen, bevatten, doorhebben, horen, inzien, kennen, vatten
verstaanbaar - begrijpelijk, begrijpelijkheid, duidelijk, hoorbaar, verstaanbaarheid
verstand - begaafdheid, begrip, beleid, benul, besef, bevatting, beustzijn, brein, cerebrum, denkvermogen, doorzicht, esprit, geest, genialiteit, genie, hersens, idee, intellect, intellekt, intelligentie, inzicht, kruim, logos, notie, perspectief, positieven, raison, ratio, rede, schranderheid, sensus, sjoege, tulent, vermogens, vernuft, wijsheid
verstand in spreken en handelen - euiogie
verstand toetsen - testen
verstand van varen - varenswijsheid
verstandeloos - dom, stom
verstandelijk - cerebraal, intellectueel, rationeel, redelijk, vernuft, verstandig
verstandelijk kenbaar - intelligibel
verstandelijk, te - cerebraal
verstandelijk vermogen - intellect, intelligentie
verstandelijkheid - redelijkheid
verstandhouding - betrekking, contact, entente, relatie, verbinding, verdrag
verstandig - bedachtzaam, begaafd, begrijpelijk, behoorlijk, beraden, bevattelijk, bezonnen, billijk, doordacht, eigenzinnig, geestrijk, geleerd, goochem, handelbaar, intellectueel, intelligent, inzicht, kloek, knap, mak, nadenkend, omzichtig, oordeelkundig, pienter, raadzaam, raisonnabel, rationeel, rechtvaardig, redelijk, scherpzinnig, schrander, snugger, spiritueel, vernuftig, tactvol, vernuftig, vroed, wel bedacht, wijs(elijk), zinnig
verstandig iemand - wijze
verstandig nadenken - ratiocinatie
verstandige beoordeling - raisonnement
verstand of besef - begrip
verstandsbesluit - ratiocinatie, redenering
verstandsgave - genialiteit
verstandsverbijstering - alienatie, bezetenheid, dementie, frenesie, idiotie, krankzinnigheid, manie, waanzin
verstandszetel - hersenen
verstandszwakte - imbiciliteit, stoliditeit
verstapelen - overstapelen
verstard water - ijs
verstarren - verstijven, volharden, volhouden
verste afstand planeet-zon - afelium, aphelium
verste bemande ruimtereis - maanreis
verstedelijking - urbanisatie
versteedsen - urbaniseren
versteedsing - urbanisering
versteend - fossiel, keihard, ongevoelig, onverbiddelijk, wezenloos
versteend dennehout - elateriet, elatiet
versteend dier - nemoliet
versteend gezicht - masker
versteend hout - xylotiet
versteend in de grond - fossiel
versteend insect - entomolit
versteend lichaam - petrefact
versteend overblijfsel - fossiel, zoöliet
versteend poliepenskelet - drakoniet
versteend rietgewas - calamiet
versteend rijshout - nol, nolle
versteend wezen - petrefact
versteend zeedier - echiniet, belemniet
versteend zeewier - ulviet
versteende bloempoliepen - koraal
versteende boomstam - dendoriet, dendroliet
versteende boomwortels - rhizolieten
versteende figuur - beeld
versteende gevoelens - gierigheid, haat, wrok
versteende maaltand van de zeewolf - paddensteen
versteende moeder - Niobe
versteende overblijfselen van voorwereldlijke dieren – fossiel, zoöliet
versteende overblijfselen van zeedieren - echinieten
versteende palmtronk - palmaciet
versteende planten en dieren - fossielen
versteende poliep - drakoniet
versteende rolslak - volutiet
versteende tand van de zeewolf - paddesteen
versteende turf - kool
versteende vogel - archeopteryx
versteende vorst in Afrika - Atlas
versteende weekdieren - belemnieten
versteendheid - hardheid, wreedheid
verstek - absentie, afwezigheid, verzuim
versteken - verbergen, verhelen, verschuilen, verstoppen, wegkruipen
versteken - verbergen, verhelen, verschuilen, verstoppen, wegkruipen
versteken, zich - schuilhouden
versteklade - verstekblok
verstelbaar - regelbaar
verstelbare winkelhaak - zwei
versteld - onthutst, ontsteld, paf, perplex, verbaasd, verbluft, verbijsterd, verschrikt, verslagen
versteldheid - schrik, verbazing, verbijstering
verstelgoed - verstekwerk
verstellen - flikken, herstellen, lappen, maken, mazen, opknappen, oplappen, repareren
verstellen van kleding - herstellen, lappen, repareren, naaien, stoppen
verstellen van een orgel - stemmen
versteller - maker
versteller van schoenen - lapper, schoenmaker
verstelling - lappen, repareren, verstellen
verstelwerk - lapwerk, naaiwerk, pomp, verstelgoed
verstempelen - overstempelen
verstenen - fossiliseren, hardvochtig, petrifici-ren verharden,
verstening - fossiel, kristallisatie, lithoficatie, petrefact, petrificatie, verkalking
verstening in het lias - liasverstening
verstening in oude aardlagen - fossiel
verstening van een lichaam - numuliet
versteningen van planten en dieren - fossielen
versterf - afsterving, erfdeel, erfenis, gangreen, koudvuur, mortaliteit, nalatenschap, necrose, overlijden,
versterf met rotting - gangreen
versterfenis - nalatenschap
versterfrecht - erfrecht
versterken – aangroeien, aanmoedigen, bastioneren, bekrachtigen, beveiligen, corrobereren, fortificeren, harden, nuttigen, pantseren, redoubleren, renforceren, restaureren, stalen, stijven, tergen, verzwaren, wapenen
versterken tegen inbraak - blinderen
versterkend - krachtgevend, resumtief, resumtiem, tonisch, toniserend, verstevigend
versterkend middel - corroboratief, doping, tonicum
versterkend voedsel - bonen, eiwit, vlees
versterkend voorvoegsel - oer
versterkend weefsel in het hout van bomen - libriform
versterkende middelen - analeptica, haematogeen, ioborantie, somatose, stimulantia, tonica
versterker - tuner
versterker van het geluid - megafoon, microfoon
versterking - aanvulling, augmentatie, benteng, bolwerk, bunker, burcht, citadel, corroboratie, fort, fortificatie, kazemat, lunet, rideau, roborantie, schans, steun, vermeerdering, verschansing vesting, wal
versterking aan de rand van een zak - haam
versterking in stad - citadel
versterking van dus - aldus
versterking van een dijkbeloop met puin - puinglooiing
versterking van steen - muur
versterkingslat van een giek - gundel
versterkingsmiddelen - roborantia, tonica, tonika
versterkt (muz.) - fz,sf, sfz, sforzando, sforzato
versterkt bolwerk - bastion, verschansing
versterkt buitenwerk - voorburg
versterkt kasteel - bastion, burcht, burg
versterkt paleis - kraton, Poeri
versterkte adellijke woning in Friesland - stins
versterkte celdifferentiatie - kanker
versterkte geur - stank
versterkte hoeve - havezate
versterkte ommuring - wal
versterkte plaats - bastion, burcht, bolwerk, fort, kazemat, (Ind.) kota, schans, vesting
versterkte stad - bastide, schans, veste, vesting, wal
versterven - devolveren, overlijden, wegsterven
versterving - erfdeel, legaat, onthouding
verstevigen - consolideren
verstevigend - versterkend
versteviging - steun
verstikken - uitblussen, smoren, stikken, suffoqueren, vergaan, versmachten
verstikkend - mefitisch
verstikking - asfyxie, suffocatie
verstikkingsdood - asfyciatie, asfyxie
verstikt (muz.) - suffocato
verstoken - beroofd, gespeend, verborgen, verstopt, zonder
verstokt - hard, impenitent, ongevoelig, onverbeterlijk, verhard, verstard,
verstokken - verharden
verstokt - (ver)hard
verstoktheid - verharding, hardnekkigheid, halsstarrigheid
verstolen - bedekt, clandestien, geheim, heimelijk, klandestien, steels, stiekem, tersluiks, verborgen, verholen
verstomd - onthust, sprakelooos, verbijsterd, verschrikt
verstommen - bedaren
verstomming - stupefactio
verstompen - afstompen, hebeteren, versuffen
verstompt - dof, mat, onthutst, perplex, sprakeloos, suf, verbijsterd, verbaasd
verstoord - boos, gebelgd, gebeten, geraakt, gram, kregel, kwaad, lichtgeraakt, nijdig, razend, verbolgen, vergramd
verstoordheid - toorn, gramschap, wrevel
verstoppen - verbergen, versteken, obstrueren, onderduiken, wegbergen, wegkruipen, wegmoffelen
verstoppertje spelen - buten
verstopping - constipatie, embolie, encombrement, constipatie, hardlijvigheid, obstipatie, obstructie, stenose
verstopping in de endeldarm - coprotase
verstopping van bloedvat - embolie
verstopping van de poriën - stenose
verstopt - geconstipeerd, verborgen, verstoken
verstoring - belemmering, hinder, stoornis, verwoesting,
verstoteling - balling, bultzak, outcast, paria, verschoppeling
verstoting - dejectie, repudiatie
verstouwen - eten, opeten, verkroppen, verstuwen
verstrekking - bezorging, verschaffing
verstrikkend - captieus
verstrooid - absent, abstract, abstrakt, afgeleid, afgetrokken, afwezig, diffuus, distract, dromerig, mijmerend, onoplettend, peinzend, sporadisch, uiteengedreven, verjaagd, verspreid
verstrooidheid - absentie, abstractie, distractie
verstrooien - dispergeren, uiteendrijven, verjagen, verspreiden
verstrooiing (muz.) - divertimento, divertissemento
verstrijken - verlopen, vervallen, voorbijgaan
verstuiken - omslaan, ontwrichten, verrekken, verzwikken
verstuiking - contorsie, distorsie, ontwrichting, stremma,
subluxatie, verrekking, verzwikking, zwik
verstijfd - verkleumd, verkrampt, verstrand
verstijving - beroerte, reumatisme, verstramming
versuft - daas, dof, mat
versukkeling - ziekelijkheid
versus - v., tegen(over)
versvoet - alexandrijn, amfibrachis, anapest, arsis, dactilus, jambe, spondeus, stanza, trochee, trochaeus
versvoet zonder klemtoon - thesis
versvorm - alliteratie, rondeel
vertaal - vert.
vertaald stuk - translaat, vertaling
vertaald vreemd woord - purisme
vertaaloefening - proefvertaling, thema
vertaalprijs in Nederland - Nijhoffprijs
vertakelen - optuigen
vertakken - delen, ramificeren, splitsen, splijten
vertakking - arm, onderafdeling, ramificatie, ramifutie, ramus, splitsing, zijtak
vertakking van de Rijn - Waal
vertakking van de slagader - ader, haarvat
vertakking van een zenuwcel - dendriet
vertakking van rivier - arm
vertakte horens - gewei
vertalen - bewerken, overbrengen, overzetten, traduceren, translateren, verdietsen, vertolken, volgen
vertalen ter oefening - thema
vertaler - bemiddelaar, interpretor, ovrzetter, taalman, tolk, translateur
vertaler (Duits) - dolmetscher
vertaling - overzetting, translaat, translatie, versie, vertolking, weergave
vertaling Oude Testament - Itala (oude Latijnse bijbel),
Septuaginta (Grieks), Vulgata (Latijn)
vertaling ter oefening - thema
vertaling van de Hebreeuwse bijbel in het Grieks - Septuaginta
vertalingsrecht - vertaalrecht
vertappen - uittappen
vertasten - misgrijpen, mistasten
verte - afstand, distantie, einder, ginder, ginds, horizon, keer, verschiet, verwijderdheid, wend
vertebra - wervel
verteerder - consument, gebruiker
vertegenwoordigen - betekenen, optreden, representeren, uitmaken
vertegenwoordigend - representatief
vertegenwoordiger - afgevaardigde, agent, ambassadeur, dealer, gezant, handelaar, handelsagent, handels(reiziger), representant, scheepsagent, tussenpersoon,
vertegenwoordiger in auto's - dealer
vertegenwoordiger in de staten van Zeeland - edele
vertegenwoordiger van een vorst - resident
vertegenwoordigers van een parlementspartij - fractie
vertegenwoordiging - agentuur, missie, representatie
vertegenwoordiging van een staat - ambassade, gezantschap
legatie, missie, zending
vertegemwoordigster - agente, agentes, agentesse, reprezentante
vertekend - scheef
vertekend beeld - anamorfose
vertekenen - mistekenen, misvormen
vertekening - deformatie, distorsie, verdraaiing, vervorming
vertel - vierendeel
verteld hebben - weten
vertellen - debiteren, kletsen, kouten, me(d)edelen, opdissen, praten, relateren, rondbrieven, spreken, treden, uitkramen, vergissen, verhalen, verhalen, verklappen, vermelden, verraden, verwringing, zeggen
verteller van grappen - moppentapper
vertelling - haggade, novelle, parabel, sprookje, story, verhaal, vertelling (onbeduidende) - lariekoekverhaaltje, vertelsel-vertelsel - smoes, sprookje, verhaal, verzinsel
vertelsels - leugens praatjes, sprookjes
vertelster van 1001 nacht verhalen - Sheherezade
verteren - corroderen, depenseren, digereren, doorstaan, dulden, inbijten, invreten, kwisten, lijden, opeten, opmaken, opteren, teren, uitgeven, verbruiken, vergaan, verkwisten, vermolmen, verorberen, verrotten, verwerken, wegvreten
verteren van voedsel - digereren
verterend - verwoestend
vertering - consumptie, depensie, gelag, proteolyse, spijsvertering, verbruik
vertering op reis - teerkost
verteringsbelasting - verbruiksbelasting
verteringsstuk - corrosiestuk
verteuten - nietsdoen, verluieren, verlummelen
vertex - top, toppunt, punt
verticaal - loodlijn, loodrecht, perpendiculair, rechtop, rechtstandig, steil
verticaal gesteld hout - staander, stijl
verticale afmeting - hoogte
verticale doorsnede - profiel
verticale lijn - loodlijn, perpendiculair
verticale rij - kolom
vertichting - afgifte, afstand
vertiender - tiendheffer
vertiending - decimatie, tiendrecht
vertienvoudigen - decupleren
vertier - afleiding, afwisseling, amusement, bedrijvigheid, drukte, (leven)digheid, ontspanning, pret, spel, vermaak, verzet
vertigo - draaiing, duizeligheid, duizeling
vertikaal gesteld hout om iets te steunen - staander
vertikale integratie - contractteelt
vertikale steunstaak - staander
vertikken - staken, verdommen, verdraaien, weigeren
vertillen - verbeuren
vertimmeren - verbouwen metaal
vertind lood - albion
vertind metaal - blik
vertind plaatijzer - blik
vertinnen (van kou) - verkleumen
vertoef - oponthoud, uitstel
vertoeven - liggen, logeren, toeven, (ver)blijven, wonen
vertogen - betogen
vertolken - interpreteren, overzetten, uitbeelden, verduidelijken, verklaren, vertalen, uitbeelden, uitdrukken, uitleggen
vertolker van de hoofdrol - protagonist
vertolker, toelichter bij wajang-wong - dalang
vertolking - interpretatie, overzetting, uitbeelding, uitlegging, verklaring, vertaling
vertolking van een rol - creatie
vertonen - aanbieden, exhiberen, leveren, opvoeren, overleggen, presenteren, prijken, projecteen, representeren, showen, spelen, tonen, verschijnen, voorleggen, voorstellen
vertonen in de vorm van parels - parelen
vertonen, zich - verschijnen
vertoner van de wajang - dalang
vertoner van een poppenkastspel - marionettenspeler
vertoner van films - operateur
vertoning - exhibitie, gezicht, opvoering, parade, presentatie, schouwspel, show, spektakel, staatsie, toneel, tentoonstelling, uitvoering, voorstelling
vertoning van een wissel - vista
vertonnen - overtonnen
vertoog - betoog, discours, nabericht, narede, oratie, rede, tractaat, traktaat, uiteenzetting, verhandeling
vertoogschrift - memorie
vertoon - bluf, bombarie, demonstratie, drukte, gratie, grootspraak, humbug, luister, ostentatie, ophef, parade, poeha, praal, pracht, pralerij, pronk, schouwspel, show, staatsie, statie, schijn, tentoonspreiding, uiterlijk, uiterlijkheid, uithaal, uitstalling, zicht, zwier,
vertoon maken - pareren, pochen, pralen, pronken, snoeven
vertoon van dapperheid - bravade, bravour, doodsverachting, durf, heldenmoed, moed
vertoon van een wissel - vista
vertoonbaar - presentabel
vertoonmakend - ostentatief, ostensief
vertoonmaking - ostentatie, praalzucht
vertoornd - boos, gebeten, geërgerd, gekrenkt, gramstorig, kwaad, onstuimig, verbeten, verbolgen, verontwaardigd, verstoord
vertoornen - vergrammen, verstoren
vertraagd - afgeremd, tardief, ver(laat), verlangzaamd
vertragen - (af)remmen, belemmeren, ophouden, protaheren, retarderen, tegenhouden, traineren, uitstellen, verminderen
vertragend - remmend, (muz.) rallentando, ritardando
vertrager - inhibitor, rem
vertraging - etardatie, oponthoud, remming, retard, retardement, verlating
vertraging (rechtskundig) - mora
vertragingsapparaat - rem, weerstand
vertragingsmiddel - rem, weerstand
vertrappen - doodtrappen, onderdrukken, plattreden, schenden
vertreden - kwellen, onderdrukken, onteren, overtreden, rekken, vertrappen
vertrek - afreis, aftocht, afvaart, alkoof, appartement, aula, begin, cel, kamer, lokaal, opkamer, serre, slaapkamer, start, suite, uitreis, uittocht, woonkamer, zitkamer
ruimte, salon, serre, start, suite, zaal
vertrek in r. k. kerk - sacristie
vertrek in gevangenis - cel
vertrek in een woning - kamer
vertrek, klein - cel
vertrek met veel glas - serre
vertrek naar zee - uitreis
vertrek uit geboorteland - emigratie
vertrek voor onderricht - leskamer, lokaal
vertrek voor verdedigers - advocatenkamer
vertrekje - cel, chambrette
vertrekken – af(gaan), afreizen, afvaren, heengaan, inrukken, opdoeken, opkrassen, opstappen, scheiden, starten, verhuizen, verlaten, (weg)gaan
vertrekken met de auto – wegrijden
vertrekken met de boot – uitvaren
vertrek of afmars - afreis
vertrek of aftocht - afmars
vertrek of begin - start
vertrek of lokaliteit – ruimte
vertrek of start - begin
vertrekpunt - meet, perron, start
vertreksein - startschot
vertrek uit functie - ontslag, pensioen
vertrek van een schip - afvaart
vertrek verhinderen - tegengaan
vertroeteld - koesteren, verwend
vertroetelen - koesteren, koesteren, verwennen
vertrokken - afwezig, gegaan, heen, scheef, verdwenen, verwrongen, weg
vertroosten - bemoedigen, kalmeren, opbeuren, sussen, troosten
vertroostend - paracletisch
vertrooster - Parakleet
vertroosting - consolatie, solaas, soelaas, troost, verlichting, verzachting
vertrouwd - bekend, eigen, gewend, intiem, secuur, veilig
vertrouwd zijn - kennen
vertrouwde vriend - bestemaat, buddy
vertrouwelijk - bestaand, confidentieel, devoot, dicht, diep, eigen, familiair, fideel, fiduciair, geheim, gemeenzaam, getrouw, innig, intiem
vertrouwelijk in omgang - familiair
vertrouwelijke mededeling - intimiteit
vertrouwelijke naam voor vader - pipa
vertrouwelijkheid - familiariteit, intimiteit
vertrouwelijking - feminisatie
vertrouweling - aanhanger, confident, toeverlaat, vriend
vertrouwen - aangaan, aannemen, accrediteren, argeloosheid, betrouwen, confidentie, creance, crediet, creduliteit, fiducie, geloof, geloven, hoop, hopen, krediet, moed, pof, toeverlaat, toevertrouwen, verwachting
vertrouwen op God - geloven, gelovig
vertrouwenspersoon - fiduciarius, trustee
vertwijfeld - desolaat, desperaat, moedeloos, ontzet, radeloos, wanhopig
vertwijfelde - desperado, wanhopige
vertwijfelen - desespereren, wanhopen
vertwijfeling - desperatie, moedeloosheid, radeloosheid, wanhoop
vervaard - angstig, bang, beducht, benauwd, bevreesd, verschrikt
vervaardheid - vrees
vervaardigd - gemaakt
vervaardigen - aan(maken), construeren, fabriceren, knopen, lamineren, produceren, samenstellen, voortbrengen, vormen,
vervaardigen van huizen - bouw
vervaardiger - copiist, fabrikant, kopiist, maker, meester, producent, samensteller
vervaardiger van gereedschap - instrumentmaker
vervaardiger van prenten - etser, graveur, schilder, tekenaar
vervaardiging - aanmaak, compositie, fabricage, fabrikatie, produktie, samenstelling, schepping, voortbrenging, vorming,
vervaardigingswijze - methode, procédé, werkwijze
vervaarlijk - angstaanjagend, angstwekkend, enorm, geducht, geweldig, schrikbarend
vervagen - verbleken, verdoezelen
verval - achteruitgang, afname, aftakeling, bederf, decadentie, decrement, deterioratie, einde, emolumenten, fooi(en), hoogteverschil, neergang, ondergang, regressie, teruggang, verhang, verloedering, vermindering
verval van een beschaving - ondergang
verval van een recht - dechéance
verval van een rivier - verhang
verval van krachten - marasme
vervaldag - betaaldag, échéance, expiratiedag, valuta
vervallen - afgeleefd, afgeschaft, afgetakeld, afgevallen, afgezet, afnemen, armoedig, bedorven, beschadigd, bouwvallig, collaberen, corrupt, cresseren, decrepitus, gammel, onverzorgd, uitvallen, vermagerd, verminderen, verouderd, verschenen, versleten, verstrijken, verwaarloosd, verzwakken, verzwakt, waardeloos, wrak, zwak,
vervallen bouwwerk - ruïne
vervallen dorp - gat, gehucht
vervallen (het) - senescentie
vervallen huis - kavalje, krot, ruïne
vervallen kasteel - ruime
vervallen stad of dorp - gat
vervallen toestand - caduciteit, kaduciteit
vervallen verklaren - afzweren, doorhalen, doorschrappen,
royeren
vervalsen - adulteren, adultereren, frelateren, namaken, neppen, perverteren, verdraaien, versnijden
vervalsen van wijn - frelateren
vervalser - falsaris, fraudeur, namaker, valsaris
vervalsing - adulteratie, falcificaat, falsificatie, falsatie, falsum, fraude, knoeierij, maquillage, misleiding, mystificatie, namaak, nep(pertje), oplichting, paragram, sofisticatie, zwendel
vervaltermijn - déchéance
vervaltijd - vervaldag
vervaltijd van een wissel later stellen - renoveren
ver van elkaar - wijduit
vervangbaar - fungibel, substitueel, vernieuwbaar
vervangen - aflossen, innemen, remplaceren, substitueren, treden, verbeteren, vernieuwen, vervullen, verwisselen, vicariëren, waarnemen
vervangend - loco, subsidiair, substituut, waarnemend, vicarius, vice, wnd
vervangend bestuurslid - vice
vervanger - doublé, doubleur, remplaçant, stand-in, waarnemer
vervanging - herstelling, nieuw, opruiming, subrogatie, substitutie, surrogaat, zuivering
vervanging van arbeidskrachten door machines - mechanisatie
vervanging van een vorst - troonopvolging
vervanging van garde - mixer
vervanging van moederkip - broedmachine
vervanging van naald en draad - naaimachine
vervanging van paarden - remonte
vervanging van verloren gegane beenstukken -
osteoplastiek
vervangingsmiddel - ersatz, substitutie, surrogaat
vervangstuk - reserveonderdeel
vervaren - verhuizen, verplaatsen
vervat zijn - opsluiten
vervatten - formuleren, grijpen, inhouden, inkleden, omvatten
verve - elan, drift, geestdrift, gloed
verveeld - blasé, lusteloos, oververzadigd
verveelvoudigen - multipliceren
verveelvoudiging - vermenigvuldiging
verveelvoudigingstoestel - multiplicator
verveine - ijzerkruid
vervelen - embêteren, ennuyeren
vervelend - afgezaagd, akelig, belabberd, beroerd, doodvervelend, drenzerig, droog, dor, eentonig, ellendig, embêtant, ennuyant, ergerlijk, fatigant, flauw, hinderlijk, lam, landerig, langdradig, langwijlig, lastig, melig, monotoom, muf, naar, narig, nesterig, nuffig, oervervelend, onaangenaam, onbehaaglijk, onfris, ongenietbaar, onhebbelijk, onsympathiek, onverkwikkelijk, pastidieus, rot, saai, sloom, soparatief, soporeus, soporifiek, taai, tedieus, temerig, wijdlopig, zanikend, zemelig, zeurend, zeurig
vervelend dier - insect
vervelend doen - etteren
vervelend en zalvend - temerig
vervelend gepraat - gezeur
vervelend gezang - oremus
vervelend gezeur - gemaal, gezanik
vervelend janken - jengelen
vervelend kind - drein, lastpak, lastpost, zanik, zeurpiet
vervelend kleingeestig zijn - zemelen
vervelend kletsen - leuteren, kletsen, leuteren, memmen
vervelend mens - bazin, beulin, dierage, droogpruim, droogstoppel, duivelin, etre, etter, feeks, hekelteef, kreng, lastpost, leuteraar, meier, mirakel, mispunt, naarling, neetoor, teem, teemster, temer, zeurkous, zeurpiet, zeur
vervelend onmogelijk vrouwspersoon - mirakel
vervelend persoon - etter, être, klier, mirakel, naarling, neetoor
vervelend praten - kletsen, leuteren, temen, zeuren, ziegezagen
vervelend werk - corvee
vervelend wezen - engerd, être, klier
vervelend zeuren - zaniken
vervelende - nare
vervelende berisping - boetepreek
vervelende drukte en zorg - rompslomp
vervelende ervaring - teleurstelling
vervelende geschiedenis - geduvel, kwestie
vervelende gewoonte - sleur
vervelende hoofdpijn - migraine
vervelende kletser - lulmeier
vervelende man - galbak
vervelende melodie - deun
vervelende pestkop - etter
vervelende plager - deugniet, sar
vervelende praat - gezemel
vervelende spreker - temer, zeur
vervelende vent - droogpruimer, droogstoppel, être, femelkous, klaas, klier, labbekak, mirakel, mispunt, naarling, pezewezer, weerga, zemelaar, zeurpiet
vervelende wijs - deun
vervelendheid - narigheid
verveling - eentonigheid, embêtement, heimwee, leegtegevoel, verdriet, vernooi,
vervellen - muiten
verveloos - kaal
verven - kleuren, kwasten, lakken, schilderen, tingeren, tinten,
vervening - veenderij
verver - huisschilder, schilder
verver van visnetten - taander
ververen - ruien
verversbrem - verfbrem
verversdistel - verfdistel
verversen - laven, opfrissen, refraicheren, verkwikken, verschonen, vervangen
verversing - drank, verfrissing, vrucht
verversingskraam - consumptietent
verviervoudigen - quadrupleren
verviervoudiging - quadruplicatie
vervilten - vollen
verving - kleuring, tinctie, tinctuur
vervlakken - egaliseren, nivelleren
vervlakking - egalisering, nivellering
vervlamd - moire
vervliegbaarheid - volatiliteit
vervliegen - evaporeren, vaporiseren, verdampen, verstuiven, vervluchtigen, volatiliseren, wegsnellen
vervlieten - heenvlieten, vervloeien
vervloeiing - colliquatie, synchysis
vervloekeling - ellendeling
vervloeken - afzweren, anathematiseren, verdoemen, verwensen
vervloeking - anathema, doem, imprecatie, maledictie, verdoemenis, vermaledijen, verdoeming, vertikking, verwensing, vloek
vervloeking, kerkelijke - ban
vervloekt - afschuwelijk,anathema, beroerd, ellendig, verdomd, verdoemd, verwenst
vervlogen - oud
vervluchtigen - sublimeren, vaporiseren, volatiseren,
volatiliseren
vervoegbaar - conjugabel
vervoegen - aanmelden, conjugeren, verbuigen
vervoeging - conjugatie, conjugatio, conjunctie
vervoeging van mogen - mag, mocht
vervoeging van plegen - placht
vervoeging van zijn - ben, geweest, is, ware, was, waren, wezen, zij
vervoer - expeditie, transport
vervoerbaar - roerend
vervoer heen en terug op een vast trafect - pendeldienst
vervoerd - bewogen, geëxalteerd, verrukt, ontroerd,
opgetogen, opgewonden
vervoerder - expediteur, overbrenger, transporteur, expeditie, verhuizer
vervoeren - expediëren, overbrengen, overdragen, transporteren, verhuizen, verplaatsen, wegbrengen
vervoeren met kruiwagen - kruien
vervoering - elatie, enthousiasme, exaltatie, extase, geestdrift, gloed
vervoermaatschappij - Ato, Boac, KLM, KPM, NS, PAA,. TWA, Sabena
vervoermiddel –
2 ar, m.s., NS, s.s.
3 bus, cab, kar
4 auto, boot, lift, pont, slee, taxi, tram, veer
5 ferry, fiets, karos, koets, metro, schip, sjees, slede, spoor,
trein, truck, wagen
6 diesel, tandem, troika
7 autobus, caleche, brommer, scooter, huifkar, omnibus, scooter, vehikel
8 arreslee, mallejan, voertuig
9 bromfiets, shneltrein, stoomtram, vigilante, vliegtuig
10 helikopter, hovercraft, spoortrein, stoomtrein, touringar
11 dievenwagen
vervoermiddel met paarden – koets
vervoermiddel op rails - lorrie
vervoermiddel voor de PTT - postauto
vervoersdienst - vrachtdienst
vervolg - aansluiting, aflevering, continuatie, prolongatie, rest, vervolging, voortaan, voortzetting
vervolgde - martelaar, vluchteling, voortvluchtige, wegloper
vervolgde om het geloof - martelaar
vervolgen - aanklagen, achternazitten, afmaken, doorgaan, kwellen, nagaan, naspeuren, nazitten, voortgaan, voortzetten
vervolgens - daarna, daarop, dan, later, naderhand, nadien, najagen, nalopen, nazetten, persecuteren, plagen, straks, verder, vervelen
vervolgen van wild - jagen
vervolger - aanklager, belager, naloper, persecutor, vijand
vervolging - aanklacht, achternazitting, jacht, nagang, naloop, naren, pogrom, prosecutie, voortgang, voortzetting
vervolgingswaanzin - paranoia
vervolgverhaal - completeren, feuilleton, vervolledigen.
vervolledigen - afmaken, completeren
vervolmaken - perfectioneren, voltooien
vervorderen - voortzetten
vervormbaarheid - kneedbaarheid, plasticiteit, rekbaarheid, vormbaarheid
vervormd – gebogen, gedeukt, krom, misvormd
vervormde nagel bij bep. dieren - hoef
vervormen - deformeren, fausseren, hervormen, modelleren, misvormen, transformeren, verbasteren
vervorming - deformatie, verdraaiing
vervreemdbaar - aliënabel
vervreemdbaar - aliënabel
vervreemden - overdragen, verkopen, veroorzaken
vervreemding - alientatie, verkoop, verkoping, verwijdering
vervroeging - anticipatie, antidatering, précessie
vervuild - septisch
vervuilde lucht - smog
vervuld van zachte gevoelens - vertederd
vervullen - bekleden, betrachten, inwilligen, nakomen, realiseren, vervangen, verwezenlijken, voldoen
vervulling - roeping, voldoening
vervijfvoudigen - quintupleren, quintupliceren
verwaaien - afdrijven, wegwaaien
verwaand - aanmatigend, arrogant, brutaal, eigenwijs, groots, hautain, hoogborstig, hooghartig, hoogmoedig, hoovaardig, ingebeeld, kakkineus, kwasterig, laatdunkend, magistraal, minachtend, neuswijs, nuffig, ongenaakbaar, opgeblazen, ostensief, overijdel, pedant, prat, pretentieus, pufferig, trots, verwaten, waanwijs
verwaand dametje - nuf
verwaand kind - nest
verwaand heertje - dandy, fat, poen, trotsaard
verwaande kerel - opschepper, opsnijder, pral
verwaande kwast - snob
verwaandheid - aanmatiging, arrogantie, eigendunk, eigenwaan, fatuïteit, hoogmoed, inbeelding, infatuatie, overmoed, pedanterie
verwaand persoon - dandy, fat, trotsaard
verwaarloosd - desolaat, haveloos, onbekommerd, onverzorgd, rommelig, slordig, veronachtzaamd, vervallen, verzuimd
verwaarloosde boel - Augiasstal
verwaarlozen - veronachtzamen, verschoppen, verzuimen
verwaarlozing - dilapidatie
verwachten - begeren, benieuwen, dulden, hopen, smachten, tegemoedzien, toeven, verbeiden, voorspellen,
verwachting - dulding, hoop, verbreiding, vooruitzicht, zwangerschap
verwachting, tijd van - advent
verwant - affien, bloedeigen, connex, eigen, geparenteerd, samenhangend, verbonden
verwanten - familie, magen, sibbe
verwanten in opklimmende lijn - ascendenten
verwanten van moederszijde - cognaten, spillemagen
verwanten van vaderszijde - agnaten, zwaardmaagschap
verwantenkring - marga
verwantenkring in Schotland - clan
verwantschap - affiniteit, alliantie, analogie, cognatie, familiebetrekking, overeenkomst, parentage, sympathie, verbindingsneiging, verbondenheid, vermaagschap,
verwantschapsbetrekking - familierelatie
verward - chaotisch, confuus, dooreen, gecompliceerd, ingewikkeld, onbegrijpelijk, ongeordend, ongeregeld, onhelder, ordeloos, overhoop, overstuur, ruig, steuvelig, verlegen, vermengd, wanordelijk, warrig, ijlhoofdig,
verward geheugen als ziektesymptoom - aderverkalking,
dementie
verward hoofdhaar - ragebol
verward mens - gestoorde
verward persoon - dromer
verwarde boel - chaos
verwarde dot - klis
verwarde haardos - ragebol
verwarde knoop - klis, klit
verwarde knop - baaierd, chaos, slomp, warboel, warwinkel
verwarde massa - klis
verwarde opeenhoping - kluwen
verwarde rommrl - jamboel
verwarde taal - brabbeltaal, wartaal
verwarde toestand - ontreddering
verwarde vechtpartij - rel
verwarde vlucht - deroute
verwarde zaak - charade
verward geraas - gejoel, tumoer
verwardheid - desoriëntatie, incoherentie, ongeregeldheid, onordelijkheid, perplexiteit, verlegenheid, wanorde
verward hoofdhaar - ragebol
verwares - baker
verwarmd vertrek in Germaanse woning - kemenade
verwarmen - koesteren, opwarmen
verwarming - aard(gas), gashaard, gaskachel, haard, kachel, koestering, kolenkachel, oliehaard, oliekachel, oliestook, verzorging
verwarming door hoogfrequentiestromen - diathermie
verwarmingsapparaat - calorifère, convector, fornuis, gashaard, gaskachel, haard, kachel, kolenhaard, kolenkachel, komfoor, oliehaard, (olie)kachel, oven, potkachel, radiator, salamander, stoof, stoomradiator, straalkachel, vergasser, voetstoof, vuurtest, warmwaterkruik, warmwaterzak
verwarmingsinstallatie - c.v.
verwarren - confunderen, embrouilleren, pertuberen, troebleren, turberen, verbergen, verbijsteren, verduisteren, verhaspelen, verwikkelen
verwarring - belemmering, beroering, beschaamdheid, beweging, chaos, confusie, consternatie, conturbatie, desorder, derangement, disturbatie, drukte, embarras, herrie, implicatie, jamboel, klis, klit, lawaai, ontreddering, opschudding, ontsteltenis, pandemonium, paniek, perturbatie, stoornis, tis, turbatie, verbijstering, verlegenheid, verwikkeling, wanorde, warboel, warwinkel, wirwar
verwasemen - verdampen
verwassen - vergroeien
verwaten - aanmatigend, arrogant, amiliair, grof, hoogmoedig, impertinent, onbeschaafd, onbeschaamd, onbeschoft, opgeblazen, overmoedig, ruw, stout, trots, vermetel, verwaand, vlot, vrijmoedig, ijdel,
verwaterd - aangelengd, flauw, laf, ontaard, slap, smakeloos, verdund, verslapt, versneden
verwateren - aanlengen
verwedden - vergokken, verzien
verweer - afweer, defensie, protest, riposte, tegenkanting, tegenstand, tegenweer, verdediging, verzet, weerstand
verweerbaar - verdedigbaar
verweerd - aangetast, brokkelig, gebruind, getaand
verweerder - kwerulant, querulant
verweerlinie tegen sluikhandel - cordon
verweerschrift - apologie, dupliek, memorie, repliek, verdedigingsakte
verweesd - ledig, onbeheerd, ouderloos
verwegen - verwikken
verwekelijking - effeminatie, verwijfdheid
verwekelijkt - verwijfd
verweken - smelten
verweking - maceratie
verwekken - aanzetten, genereren, maken, opwekken, prikkelen, stichten, susciteren, telen, teweegbrengen, veroorzaken
verwekker - veroorzaker, voortbrenger
verwekker van de Aziatische cholera - kommabacil
verwekker van hypnose - hypnotiseur
verwekker van plantenziekte - stengelaaltje
verwekker van slaapziekte - trypanosoom, tseetseevlieg
verwekking - conceptie, procreatie
verweldigen - overweldigen
verwelf - boog, gewelf
verwelfde boog - arcade, booggang, gewelfboog
verwelken - afsterven, aftakelen, kwijnen, tanen, verdorren, verdwijnen, verflensen, verleppen, verpieteren
verwelkomen - begroeten, complimenteren
verwelkoming - ontvangst
verwelkt - dor, verdord
verwend - bedorven
verwennen - bederven, vergallen, vertroetelen
verwensen - verdoemen, vermaledijen, vervloeken
verwensing - abominatie, anathema, deprecatie, execratie, imprecatie, maledictie, verdoeming, vervloeking, vloek
verwenst - beroerd, ellendig, verdoemd, verdoemelijk, vermaledijd, vervloekt
verwereldlijken - saeculariseren
verwereldlijkende gelovige - zondaar
verwereldlijking - saecularisering, saecularisatie
verweren - aanvreten, pulveren, verdedigen
verwering - aantasting, afweer, erosie, oxydatie, roest, verdediging, verweer
verweringsleem - lateriet
verweringsplaat - patina
verweringsprodukt - laterniet
verwerkelijken - realiseren, verwezenlijken
verwerkelijking - realisatie
verwerken - ontbinden, verduwen, vergaan, verorberen, verteren
verwerker van edel metaal - edelsmid
verwerktuiglijking - mechanisatie
verwerpelijk - afkeurenswaardig, censurabel, gemeen, min, onaanneembaar, onhoudbaar, recusabel, slecht, verachtelijk, wraakbaar
verwerpen - afkeuren, afwijzen, recuseren, rejecteren, reprouveren, repudieren, veroordelen, versmaden, verstoken, verstoten, wegstoten, weigeren, wraken
verwerping - recusatie, veto
verwerven - aantrekken, aanwinnen, acquireren, bedingen, behalen, bekomen, erlangen, krijgen, ontoelaatbaar, ontvangen, oogsten, verdienen, verkrijgen, werven, winnen
verwerving - aanwinning, acquisitie, obreptie,
verwezen - beteuterd, ontdaan, onthutst, perplex, verdedigen, verlegen, verschrikt, verslagen, wezenloos
verwezene - veroordeelde
verwezenlijken - realiseren
verwezenlijking - effectuering, realisatie, realisering,
verwezenlijkt - gerealiseerd
protest
verwikkelen - compliceren, impliceren, omvatten, verwarren
verwikkeling - complicatie, geschil, imbroglio, implicatie, intrige, komplikatie, kwestie, moeilijkheid, plot, verwarring
verwilderd - bandeloos, haveloos, losbandig, ontaard, ontregeld, ordeloos, ruw, tuchteloos, tuchtloos, verdorven, verward, woest
verwisselaar - mutator
verwisselbaar - commutatief
verwisselen - aflossen, changeren, echangeren, (com)muteren, converteren, mangelen, (om)ruilen, overstappen, permuteren, ruien, veranderen, verlagen, verruilen
verwisseling - ana, converteren, changement, commutatie, conversie, mutatie, omruil, omzetting, (om)ruil, omruiling, omwisseling, omzetting, overgang, parallax, permutatie, quidproquo, ruiling, verandering, verplaatsing, verruiling, vervanging, wijziging
verwisseling van aandelen - conversie, convertering
verwittigen - berichten, informereninlichten, mededelen, meedelen, waarschuwen
verwittiging - mededeling, kennisgeving, preventie, tijding
verwoed - bezeten, dol, fel, fervent, frenetiek, hartstochtelijk, hevig, razend, vurig
verwoedheid - drift, ferventie, nijd, woede
verwoest - vernield
verwoeste stad - Sodom, Gomorra
verwoeste stad in Duitsland - Dresden
verwoeste stad in Frankrijk - Ouradour .
verwoeste stad in Italië - Pompeji
verwoeste stad in Japan - Hirosjima, Nagasaki, Osaka
verwoesten - devasteren, omverhalen, ravageren, ruineren, teisteren, verbreken, verdelgen, vernielen, vernietigen
verwoestend - deleterisch, destructief, destrueren, funest, verdelgend, vernielend, vernietigend
verwoester - destructor, vandaal, vernieler, vernietiger
verwoesting - ravage, ruïne, vernieling
verwoesting door vuur - brand
verwonden - bezeren, blesseren, kwellen, kwetsen, plagen, pijnigen, snijden, toetakelen
verwonderd - benieuwd, bevreemd, ontsteld, perplex, surpris, verbaasd, verbluft, verbijsterd
verwonderen - bevreemden, ontstellen, opkijken, verbazen, verbluffen, verrassen
verwonderenswaardig - verbazend, wonderbaarlijk
verwondering - bevreemding, ontstelling, opzien, verbaasdheid, verbazing, verbijstering, verrassing
verwonderlijk - verbaz(ingwekk)end, vreemd,zongerling
verwonding - blessure, beenbreuk, breuk, fractuur, gat, kwetsuur, laesie, letsel, schaafwond, schram, sne(d)e, snijwond, trauma, wond(e), zeer,
verwoorden - uitdrukken
verwoording - uitdrukking
verworden - bederven, degenereren, gedegenereerd, ontaard, ontaarden
verwording - bederf, corruptie, decadent, degeneratie, ontaarding, verbastering
verworpeling - ellendige, outcast, paria, uitgestotene, verstotene
verworpen - abject, laag, snood, verachtelijk
verworpenheid - abjectie, laagheid, verachtelijkheid,
verwerping, zelfvernedering
verworven - verkregen
verworven bedrevenheid - techniek
verworvenheid - bezit
verwrikken - stukmaken, verdraaien, verstuiken, verrekken
verwringing - distorsie, verdraaiing, vertekening,
vervorming, verwording
verwrongen - getordeerd, misvormd, scheluw, tortueus, verdraaid
verwulf - gehemelte, gewelf
verwurgen - kelen
verwijden - dilateren
verwijder u - ga
verwijderd - afgelegen, tele, uiterst, ver, verdrongen, verre,
verwijderdheid - verte
verwijderen - afscheiden, afzonderen, amoveren, ecarteren, eclipseren, elimineren, heengaan, lozen, ontzetten, opruimen, overplaatsen, poetsen, removeren, retireren, scheiden, slopen, treden, uitblazen, uitdrukken, uitschakelen, uitschieten, uitvegen, verplaatsen, verstoten, vervreemden, wegdoen, weggaan, wegnemen, wegwerken, wijken
verwijderen van oude verf - decaperen
verwijdering - ablatie, afslijting, afsmelting, afstand, dilatatie, distantie, eliminatie, kloof, lacune, loslating, losmaking, ontslag, remotie, sublatie, uitzetting, verkoeling, wegneming,
verwijdering uit betrekking - ontslag
verwijdering van lichaamsdelen - amputatie
verwijdering van pitten uit vruchten - enucleatie
verwijderingshoek - afstandshoek
verwijderingswerkzaamheden aan een rivier - baggeren, dreggen,
verwijding - dilatatie. uitzetting
verwijding van de slagader - aneurysma
verwijding van de slokdarm - krop
verwijding van een arterie - aneurysma
verwijding van longblaasjes - emfyseem
verwijfd - effeminé, onmannelijk, sybaritisch, vervrouwelijkt, verwekelijkt, vrouwelijk, wekelijk, zwakkelijk,
verwijfd persoon - sybariet, wekeling
verwijfdheid - effeminatie, verwekelijking
verwijl - mora, uitstel, vertraging
verwijlen - blijven, pozen, verpozen, (ver)toeven, wijlen
verwijlend - morando
verwijt - aantijging, afkeuring, blaam, correptie, exprobatie, gisping, berisping, grief, klacht, lik, opprobatie, reprimande, reproche, wijting
verwijten - aanrekenen, aanwrijven, afkeuren, berispen, beschuldigen, gispen, laken, nageven, reprocheren, toerekenen, voorhouden, wroegen
verwijter - laker
verwijzen - doorsturen, refereren, renvoyeren, verbannen
verwijzen naar - refereren
verwijzing - allegatie, refereren, referte, renvooi, veroordeling
verwijzingskaart - verwijskaart
verwijzingsteken - asterisk, renvooiteken
verijdelen - beletten, dwarsbomen, eluderen, fnuiken, frustreren, mislukken, teleurstellen
verijdelend - elusief
verijdeling - elusie, frustratie, teleurstelling
verijlen - pozen, vertoeven
very important person - v.i.p.
verzacht - gematigd, getemperd
verzachten - buigzaam, lenig, lenigen, lessen, matigen, mitigeren, modereren, ontharden, palliëren, plengen, redoucheren, soulageren, stillen, temperen, troosten, veraangenamen, verlichten, verminderen
verzachtend - eufemistisch, hypokoristisch, leniens, lenigend, lenitief, stillend, troostend, verminderend
verzachtend middel - aspirine, atrofine, broomdrank, calmans, cocaine, krampmiddel, lenitief, mitigans, opiaat, opium, palliatief, perubalsem, refrigertia, stilmiddel, temperans, zenuwmiddel
verzachtende omstandigheden - milieufactoren
verzachtende poeder - strooipoeder
verzachtende uitdrukking - eufemisme
verzachter - leniger
verzachting - leniging, matiging, mitigat, mitigatie, moderatie, opbeuring, palliatie, pleister, relaxatie, solaas, soelaas, troost, verlichting, vermindering, vertroosting
verzachting (Fr.) - mitigatie
verzadigbaar - satiabel
verzadigd - tevreden, bevredigd, tevree, voldaan, voorzien, zat
verzadigd vetzuur - cholesterol, stearine
verzadigde koolwaterstof - octaar
verzadigde koolwaterstoffen - alkanen, octaan, paraffine
verzadigde oplossing - concentratie, saturatie
verzadigde vetten - cacaoboter, kokosvet, melkvet, reuzel, room, rundvet
verzadigen - lessen, satueren, voorzien
verzadiging - bekomst, bevrediging, genoeg, impregnatie, kudde, saturatie, satisfactie, satieteit, saturatie, tevredenheid
verzakeling - kerstening
verzaken - renonceren, (ver)loochenen
verzaker - afvalige, ontrouwe
verzaking - afval, ontrouw, renonce
verzakking van de maag - gastroptose
verzaking van kleur bij kaartspelen - renonce
verzakken - inzakken, verzinken, wegzakken, wegzinken
verzakken van orgaan - ptosis
verzakking - prolaps
verzaluwen - verwelken
verzamelaar - bewaarder, collectioneur, discofiel, eker, filatelist, lezer, rapsodist
verzamelaar van boeken - bibliofiel, bibliomaan
verzamelaar van boeken als kunstwerk - bibliofiel
verzamelaar van eikenschors - eker
verzamelaar van grammofoonplaten - discofiel
verzamelaar van kunstvoorwerpen - collectionneur
verzamelaar van lucifermerken - filumist
verzamelaar van oude voorwerpen - antiquair
verzamelaar van postzegels - filatelist
verzamelaar van ruwe sierstenen - lapidarist
verzamelaar van sprookjes - Grimme
verzamelboek - album, atlas, fotoalbum, herbarium, recueil
verzamelboek van kaarten - atlas
verzameld - samen
verzamelde gedichten van Esopus - Esopet
verzamelde joodse wetuitleggingen - talmud
verzamelde werken - oeuvre
verzamelde werken van een schrijver - oeuvre
verzamelen - aantreden, amasseren, bundelen, bijeenbrengen, bijeendoen, bijeenvoegen, collecteren, collectioneren, congregeren, gader, gaderen, garen, inzamelen, lezen, oogsten,
opeenhopen, (op)garen, oplopen, oppotten, opsporen, opstapelen, opzamelen, ramasseren, rapen, recueilleren, sparen, stockeren, tegader, verenigen, vergaderen, vergaren, wannen, zamelen
verzamelen van de te velde staande gewassen - oogsten
verzamelend bijeen brengen - inzamelen
verzameling - bijeenkomst, collectie, groep, kabinet, klasse, massa, menigte, pinetum, recueil, rally, ris, selectie, sortering, zwerm,
verzameling boeken - bibliotheek
verzameling boekwerken - omnibus
verzameling bomen - arboretum, bos, jungle, oerwoud, rimboe, woud
verzameling bijbelverklaringen - catenen
verzameling foto's - fotoalbum
verzameling gelijksoortige elementen - klasse
verzameling gelijksoortige voorwerpen - serie
verzameling geschriften - archief
verzameling huizen - blok, buurt, wijk
verzameling instrumenten - instrumentarium
verzameling kunstwerken - museum
verzameling leerstellingen - thetiek
verzameling levende wilde dieren - dierentuin, menagerie, safaripark, zoo
verzameling officiële stukken - dossier
verzameling paarden - renstal
verzameling planten - herbarium, plantentuin
verzameling processtukken - dossier
verzameling psalmen - psalterion, psalterium
verzameling puntdichten - acancologie, acantologie
verzameling rechtspraken - pasicrisie, pasithrisie
verzameling sagen - Edda
verzameling schepen - armada, eskader, konvooi, vloot
verzameling spreekwijzen - fraseologie
verzameling uittreksels van boeken - collectaneum
verzameling van bronwater - welput
verzameling van dichtstukken - rapsodie
verzameling van gedroogde bladeren - herbarium
verzameling van gelijksoortige dingen - groep, klasse, serie
verzameling van gesneden stenen of beeldhouwwerken -
glyptotheek
verzameling van gewas - oogst
verzameling van kevers en insecten - terrarium
verzameling van kranten, tijdschriften, enz. - hemerotheek
verzameling van mensen - volk
verzameling van oude wetten - decretalen
verzameling van spreekwoorden of zegswijzen - fraseologie
verzameling van uitspraken e.d. van enig persoon - analecta,
bloemlezing
verzameling van wetten - codex
verzameling van woorden - dictionnaire, puzzelwoordenboek, woordenboek
verzameling wassen beelden - panopticum
verzamelmoskee - djani
verzamelnaam - collectivum
verzamelnaam voor een aantal harssoorten - damar
verzamelnaam voor pigmenten - melaninen
verzamelplaats - vergaarbak
verzamelplaats van beenderen - ossuarium
verzamelplaats van schimmen - Hades, onderwereld
verzamelplaats van bronwater – welput
verzamelsein - appel
verzamelwerk - encyclopedie, rapsodie
verzamelwerk van verschillende schrijvers - compilatie
verzamelwoede van boeken - bibliomanie
verzamelwoord - verzamelnaam
verzanden - doodlopen
verzanding - aanslibbing
verzegelde rem - noodrem
verzegelen - cacheteren, dichtlakken, loden, plomberen, scelleren, sigilleren
verzegeling - obsignatie
verzeggen - beloven, bespreken, toezeggen
verzeild raken - belanden
verzeilen - meegaan, vergezellen
verzekeraar - assuradeur
verzekerd - geassureerd, overtuigd, vast, zeker
verzekerde bewaring - hechtenis
verzekeren - affirmeren, assureren, beloven, beschermen, betuigen, beveiligen, bevestigen, bezweren, certificeren,dwalen, garanderen, hoeden, overtuigen, privilegiëren, secureren, vastmaken, vastzetten, vergewissen, verklaren, waren, zweren
verzekeren tegen schade - assureren
verzekering - allrisk, assertie, assurantie, beslag, betuiging, bevestiging, bewering, garantie, hechtenis, polis, vergewissing, verpanding, verzekeringsmaatschappij, zekerheid
verzekering van oorlogshandelingen - molestverzekering
verzekeringsagent - assuradeur
verzekeringsbepaling - clausule
verzekeringsbewijs - polis
verzekeringsbrief - polis
verzekeringscontract - polis
verzekeringsdeskundige - actuaris
verzekeringsgeld - premie
verzekeringsorgaan - verzekeringsinstelling
verzekeringsterm - borgspreking, borgtocht, cautie, delaissement, fidejussio, garant, impegno, obligo, onderpand, polis, premie, toepand, vadimonium, vuistpand, warrant
verzekeringsvorm - lijfrente
verzekeringswaarden - aandelen
verzekeringswezen - assurantiewezen
verzekeringswiskundige - actuaris
verzelfstandiging - transsubstantiatie
verzeilen - meegaan, vergezellen, verzellen
verzelschappen - begeleiden, verzeilen
verzen in versvoeten afdelen - scanderen
verzen maken - dichten, limmen, rijmen
verzen schrijven - versificeren
verzen zonder rijm - rijmeien
verzenboek - liederboek, liederbundel, liederenboek, liederen(bundel), poesieboek, verzenbundel,
verzenden - expediëren, opsturen, versturen, wegsturen, wegzenden
verzenden per post - ver(sturen)
verzender - expediteur
verzender van goederen - bode, expediteur, vrachtrijder
verzendhuis - bodehuis, handelshuis
verzending - afzending, expeditie
verzending gereed maken - afladen
verzending per post - postverkeer
verzending van goederen - expeditie
verzending van post - postverkeer
verzendkosten - briefkosten, port, porto, vracht
verzenen (bijbels) - hielen
verzengen - beschadigen, branden, schroeien
verzenlijmer - rijmelaar
verzenmaken - dichten, rijmelen, rijmen, uitdrogen, verdorren, versificeren
verzenmaker - dichter, liedjesschrijver, poëet, poetaster, ververzenmakerij - rijmelarijederijker, rijmelaar, rijmer, versifex
verzenreeks - tirade
verzenschrijver - dichter, verzenmaker
verzenzegger - declamator
verzeping - saponificatie
verzet - aanhitsen, aanwakkeren, afleiding, muiterij, onrust, ontspanning, onwil, oppositie, oproer, opstand, protest, rebellie, recreatie, renitentie, resistentie, stoken, tegenkanting, tegenspraak, tegenstand, tegenweer, vermaak, verpozing, vertier, verweer, weerspannigheid, weerstand
verzet aantekenen - protesteren, verweren
verzetaantekening - protest
verzet in dienst - insubordinatie
verzet met woorden - tegenspraak
verzet tegen de krijgstucht - insubordinatie
verzetaantekening - protest
verzetje - afleiding, bezigheid, pretje, uitje, uitstapje
verzetsbeweging - illegaliteit
verzetsbeweging in Ierland - ira
verzetsman - partizaan
verzetsstrijder - maquis, partizaan, partijganger, querrilla, trawant, verzetsman
verzettelijk - vermakelijk, verpozend
verzetten - deplanteren, kanten, ontspannen, protesteren, rebelleren, tegenstreven, uitstellen, verbeuren, verdedigen, verdrijven, vergeten, verkassen, verplaatsen, verschuiven, verweren
verzetting - deplantatie
verzevenvoudigen - septupleren
verzieden - verkoken
verzieken - bederven, frustreren
verzien - vergissen, voorbijzien
verzienbossen - tuinlatten
verziend - hypermetroop, hyperopie, presbyoop
verziendheid - amblyopie, ametropie, hypermetropie, presbyopie, presbytia, presbytisme
verziening - vergissing, veronachtzaming
verzikten - verzouten
verzilverd koper - pleet
berzilverd metaal - plate, pleet
verzilverd vaatwerk voor hostie - monstrans
verzilveren - argenteren
verzinkbaar - opruimbaar
verzinken - galvaniseren, vergaan, wegzinken
verzinkkop - schroefkop
verzinknippel - smeernippel
verzinnebeelden - symboliseren
verzinnebeelding - symbool, symbolisering
verzinnen - be(denken), fantaseren, fingeren, nadenken, smeden, uitbroeden, uitdenken, uitpeinzen, uitvinden, veinzen, verdichten, voorwenden
verzinsel - bedenksel, canard, confabulatie, fabel, fictie, inventie, leugen, opraapsel, praatje, smoes, sprookje, uitvlucht, verdichtsel, verhaal, voorwendsel
verzinsels opdissen - fabelen, fabuleren
verzoek - aanmaning, aanvraag, aanzoek, bede, bee, gebed, instantie, invitatie, petitie, rekest, request, smeekbede, sollicitatie, uitnodiging, verzoekschrift, vraag
verzoek om aan de doodstraf te ontkomen - gratieverzoek
verzoek om antwoord - vraag
verzoek om ergens te komen - invitatie, uitnodiging
verzoek om inlichtingen in een vertegenwoordigende kamer - interpellatie
verzoek om vergiffenis - kwijtschelding, pardon, smeekbede
verzoek om zegen - benedictie, zegenbede
verzoeke om antwoord - rsvp
verzoeken - aanvragen, bekoren, beproeven, bidden, inroepen, noden, rekwireren, smeken, sommeren, suppliant, supplicant, tarten, uitdagen, uitnodigen, verleiden, vragen
verzoeken te komen - nodigen
verzoeker - adressant, duivel, petitionaris, requestrant, satan, suppliant, verleider, vrager
verzoeking - aanzoek, bekoring, beproeving, kwelling, temptatie, tentatie, verleiding, vraag
verzoeking tot kwaad - bekoring
verzoekschrift - adres, bedelbrief, memoriaal, monsteradres, petitie, petitionement, rekest, rekwest, request, smeekbrief, smeekschrift
verzoekschrift indienen - rekestreren
verzoendag (Hebr.) - Jomkippoer
verzoende partij - paciscent
verzoenen - conciliëren, goedmaken, herenen, herenigen, raccorderen, reuniëren, vredeherstel
verzoenend - bevredigend, conciliant, conciliatie, expiatie, irenisch, reunie, satisfactie, sussend
verzoener - redder, Heiland
verzoening - hereniging, reconciliatie
verzoeningsbok - zondebok
verzoeningsdood - zoendood
verzoeten - verzachten
verzoeningsgezind - bemiddeld, irenisch, vredestichtend
verzoeningskus - vredeskus
verzoenlijk - placabel, vergevingsgezind, vreedzaam
verzoenlijkheid - placabiliteit
verzoeten - dulcifiëren, veraangenamen
verzoeting - edulcoratie
verzoetingsmiddel -honing, sacharine, stroop, sucrosesuiker,
verzonken deel van de aarde - slenk
verzonken in eigen gedachten - abstract, afgetrokken,
verstrooid
verzonken werelddeel - lemurië
verzonnen - bedacht, denkbeeldig, fictief, gefingeerd, illusoir, vals, verdicht
verzonnen krantenbericht - aprilmop, carnard
verzonnen verhaal - fabel, fictie, leugentje, vertelsel, leugentje, ondicht, smoesje, sprookje, verdichtsel, vertelsel
verzopen - verdronken
verzorgd - gesoigneerd, keurig, net(jes)
verzorgen - bedienen, behandelen, behartigen, beheren, bekostigen, bewerken, employeren, helpen, hoeden, koesteren, kweken, onderhouden, opletten, oppassen, soigneren, stalen, sterken, steunen, toezien, verplegen, waken
verzorgen van onderdak - huisvesten
verzorger - oppasser, ouder, soigneur, verpleger, voogd
verzorger van de verlichting - lampenist
verzorger van een uitstalkast - etaleur
verzorger van etalage - decorateur, etaleur
verzorger van handen en nagels - manicure
verzorger van licht op toneel - lampenist
verzorger van rekwisieten - inspiciënt
verzorgers - ouders, voogden
verzorging - alimentatie, approvisie, koestering, manicure, naloop, onderhoud, oppas, oppassing, pedicure, verpleging, verwarming
verzorging van de handen - manicure
verzorging van de voeten - pedicure
verzorging van zieken - verpleging
verzorgingsdienst (mil.) - intendance
verzorgster - baker, moeder, verpleegster
verzot - dol, gek, gesteld (op), idolaat, tuk, verkikkerd, verlangend, verlekkerd, verliefd, verslingerd
verzot op - dol,gesteld
verzotheid - manie, rage, verslaafdheid
verzoute bodem - solonetz, solonchak
verzouten - verzilten
verzuchten - klagen, smachten, verlangen, wensen
verzuchting - boutade, klacht, lamentatie, wens, zucht
verzuim - misslag, mora, nalatigheid, nietnakoming, omissie, plichtsverzuim, tijdverlies, uitlating, uitstel, verlet, veronachtzaming, verstek, vertraging, weglating, zorgeloosheid
verzuim (rechtsk.) - mora
verzuimachtig - nalatig, onachtzaam, slordig
verzuimde betaling - achterstand, reces
verzuimen - laten, nalaten, omitteren, overslaan, spijbelen, thuisblijven, uitlaten, vergeten, verhinderen, verletten, veronachtzamen, verwaarlozen, voorbijzien, wegblijven
verzuimen van school - spijbelen
verzuim goedmaken - boeten
verzuim van werk - verlet
verzuipen - verdrinken
verzuren - bederven, vergallen, veronaangenamen
verzuring - acidatie
verzuurde grond - kattenklei, podsol
verzuurde melk - karnemelk, kwark, yoghurt
verzwaard zijden weefsel - taf, taft, taffetas
verzwaarde handstaven - halters
verzwageren - parenteren, vermaagschappen
verzwakken - aftakelen, attenueren, comminueren, kwijnen, ondermijnen, ontaarden, temperen, uitputten, verbleken, verderven, verminderen, verslappen, vervallen, verzachten
verzwakking - afmatting, afneming, collaps, enervatie, inanitie, inzinking, krachteloosheid, krak, languor, marasmus, prostatie, prosternatie, uitputting, verslapping
verzwakt - getemperd, uitgeput
verzwaren - aandikken, verergeren (straf),versterken (dijk),
verzwarend - verergerend
verzwaring - aggravatie, ballast, verbreding, verdikking, verergering, versterking
verzwelgen - absorberen, doorlaten, inslikken, verslinden, opeten, opslokken, verorberen
verzwering - abces, exulceratie, negenoog, steenpuist, ulceratie, verettering
verzwering aan een vingertop - fijt
verzwinden - verdwijnen, weggaan
verzwijgen - geheimhouden, stilhouden, stilzwijgen, verbergen
verzwijnen - verliederlijken
verzwikken - verrekken, verstuiken
verzwinden - verdwijnen, weggaan
verzwijgen - reticeren, secreteren, stilhouden, verbergen, verhelen
verzwijging - reticentie
vesica - blaas
vesicatorium - trekpleister
vesper - avondgebed, namiddagdienst, vesperklok
verperbeeld - pietà
vessem - hiel
vest - gilet, stadsgracht, wal
Vesta, priesteres van - Vestale
veste - burcht, stads(gracht), stadswal, vestingmuur, vestingstad
vesten - bepalen, bouwen, funderen, gronden, trekken, vastmaken, vestigen
Vesterälen, een der - Andöy, Hindöy, Langöy
vestiaire - garderobe, klerenbewaarplaats
vestibule - hal, lobby, voor(portaal)
vestibulum - voorhof
vestigen - bouwen, gronden, grondvesten, ne(d)erzetten, oprichten, settelen, stichten, vaststellen, vesten,
vestiging - kolonie, nederzetting, oprichting
vestigingsplaats - zetel
vesting - bastion, beteng, bolwerk, burcht, castel, citadel, dijk, etablissement, fort(ificatie), horst, kasteel, kastion, ravelijn, schans, slot, stelling, sterkte, stins, veste, (Arab.) kasba, versterking, vestingwerk
vesting op Arabisch schiereiland - Aden
vestingmuren slechten - afbreken, ontmantelen
vestingmuur - bastion, bolwerk, omwalling, veste, wal
vestingstad - Naarden, Coevorden, Steenwijk, Zaltbommel
vestingtoren - rondeel
vestingwal - enceinte
vestingwerk - citadel, fort, lunet(te) bastille, wal
vestje - gilet, hes
vesuvuaan - indocraas
vet - corpulent, dik, dronken, gezet, groeizaam, log, lijvig, moddervet, ongel, reuzel, ruim, sappig, sebum, smeer, smout, spek, spekvet, talg, talk, voedzaam, vruchtbaar, weldoorvoed, welgedaan, welig, winstgevend, zwaarlijvig
vet deel van melk - room
vet, dierlijk - ongel, reuzel, talg
vet en dik - lijvig
vet gezwel - steatoom
vet puistje - mitesser
vet uit de kop van potvis - walschot
vet uit schapewol - lanoline, wolvet
vet van kokosnoten - palmine
vet van planten - talg, talk
vet van runderen - talg, talk
vet voortbrengend - lipogeen
vet voor zalven - adeps
vetaarde - bergtalk
verachtig - glibberig
vetachtige sierplant - bromelia
verbestanddeel - palmitine
vetblad - pinguicula
vetbuik - dikzak
vetduiker - pinguin, vetgans
vete - geschil, haat, hekel, horror, octium, onenigheid, onvrede, oorlog, rancune, ruzie, strijd, twist, vijandschap, (wraak)zucht, wrok
veter - koort, lias, nestel, sim, snoer,
veteraan - grombaard, oudgediende
veteren - doorhalen, tekeergaan, wandelen,
vetergaatje - malie, veteroogje, veterstift
vetergat - nestelgat
veterinair - dierenarts, veearts, veeartsenijkundig
veterloze lage schoen - slipper
veterschoen - rijglaars, nestelschoen
veterslot - hangslot
vetgans - pinguin
vetgehalte van room - ontromingsgraad
vetgehaltemeter van melk - butyrometer
vetgemeste gans - kropgans
vetgemeste hoen - poularde
vetgemeste jonge haan - kapoen
vetgezwel - lipoom
vetgans in Zuidpool - pinguin
vetglaasje - vetpotje
vetheid - dikte, zwaarte
vetje - buitenkansje, profijt, voordeeltje, winstje
vetkaars - smeerkaars
vetkanis - smeerpoets
vetklep - vuilpoets
vetkoek - oliebal
vetkop - smeerbus
vetkruid - huislook,sedum, tripmadam
vetlaag - spek
vetlaag onder de huid van walvissen - blubber
vetlichaam - vetstof
vetloods - vetput
vetloog - zeeppoeder
vetloos - mager
vetlijvig - zwaarlijvig
vetmantel - speklaag
vetmeter - butyrometer
vetmuur - sagina
veto - verbod, verwerping
vetpan - vetpot)e
vetpees - vethoorn
vetpeukje - dikkerdje
vetplant - agave, daklook, huislook, sanseviena, succulent,
vetplanten - agave, crassulaceeën, gateria, kalanchoë, sedum, sansevieria, succulenten
vetplek - vetvlek
vetpoets - vuilpoets
vetpot - smeerbus, smeerpoets
vetpotje - illumineerglaasje
vetproduct - ghee
vetpuistje - acne, comedo, meeëter
vetrijk - adipeus
vetslee - glijtoestel
vetsoort - vaseline
vetspiegel in bloed - cholesterol
vetsplitsend enzym - lipase
vetstof - oleïne
vetstof uit petroleum - vaseline
vetstof voor kaarsen - stearine
vette - meststof
vette aarde - mergel
vette damp - smook
vette deel van de melk - room
vette etenswaar - spek
vette klei met koolzure kalk - spier
vette kleipap - kies
vette mist - smog
vette olie - traan
vette rook - smook
vette stof - merg, smeer, talk
vette substantie - schoensmeer, smeer, vaseline, wagensmeer
vette vloeistof - levertraan, olie, traan
vette walm - kwalm, smook
vettekous - dauwnetel, veldsla
vetten - looien, mesten
vetter - huidenvetter
vettewarier - komijnekaas
vettig - adineus, onctueus, pasteus, romig, smerig, smoezelig, olieachtig, vuil
vettig waswater - sop
vettig vuil - smeer
vettig waswater - sop
vettig weefsel om de nier - nierbed
vettige aarde - bunzing, mergel
vettige damp - kwalm, walm
vettige damp afgeven - walmen
vettige handjes - kussenhandjes
vettige olie - makassarolie
vettige rook - blaak, smog, smook, smoor, walm
vettige stof - olie, paraffine, smeer, vaseline
vettige stof in beenderen - merg
vettige stof uit de potvis - amber
vettige stof uit lever van vissen - levertraan
vettige substantie - smeer
vettige vissensmeer - walvistraan
vettige walm - kwalm
vettige ijzeroxyde bevattende aarde - bolus
vettige zelfstandigheid - merg, smeer, traan
vettik - veldsla
vetting - afstraffing
vetvlies - vetrok
vetvoeren - mesten, vetmesten
vetvogel - geitenmelker
vetwas - lijkevet
vetweide - exercitieveld
vetweiderij - veefokkerij
vetwormpje - meeëter
vetwortel - smeerwortel
vetzak - dikkerd
vetzucht - adipositas, lipamotose, obesitas
vetzuur - carbonzuur
veugelen - beslapen, lanterfanten, morrelen, peuteren, talmen
veulen - aquulus, kalf, poet
veulen van één winter - enter
veulenbrood - veulenmilt
veulenmerrie - fokmerrie
veulentanden - veulengebit
vexatie - afpersing, knevelarij, kwelling, plagerij
vexatoir - drukkend, kwellend, plagend
vexeren - afpersen, ergeren, foppen, grieven, hinderen, knevelen, kwellen, kwetsen
vezel - draad, draadje, fiber, fibril, filament, fimbriae, stofdraad
vezel van de agave - sisal
vezel van hennep - harrel, hennepvezel, vlasstengel
vezel van palmyrapalm - bassine
vezel van vlas of hennep - harrel
vezelachtig - fibrillair, fibreus
vezelbast - coïr
vezelcancas - harrel
vezelen - fluisteren, rafelen
vezelig - draderig, dradig, fibreus, pezig
vezelig kraakbeen - pulpa
vezelig worden - kerven
vezeling - rafel, rafels
vezelinstituut - TNO
vezelknoop - kwast
vezelplant - board, ramee, vlas
vezelprodukt - sisal
vezels van agaveblaren - sisal
vezels van agaveschil - pitte
vezels van een soort bananenboom - abaca
vezelsteen - straalgips
vezelstof - agal, akon, cocos, cocosbast, fiber, hennep, jute, katoen, kokos, kunststof, manilla, neteldoek, nylon, palmyra, ramee, rameh, sisal, touw, vlas, wol,
vezelstof voor zakken - gonje
vezels van de lontarpalm - palmyra
vezels van een palm - raffia
vezeltje - draadje, pluis
vezen - afhalen, rafelen, repen,zemelen, zeuren
veziken - fluisteren, vezelen
via - door, langs, middel, middels, over, per, straatweg, weg
via de mond - oraal
via dolorosa - lijdensweg
viable - levensvatbaar
viaduct - wegbrug
viaticum - reispenning, teerpenning
viator - reiziger
vibrafoon - xylofoon
vibrante - trillend
vibratie - trilling
vibratiemassage - vibromassage
vibrato (muz.) - trillend, vibrerend
vebratos - trilapparaat
vibreren - beven, ibrometer, trembleren, trillingsmeter, trillen
vicar - hulpgeestelijke
vicariaat - plaatsvervanging
vicariërend - plaatsvervangend
vicaris - hulppastoor, hulpprediker, plaatsvervanger
vicaris generaal - vg,
vicarius - vicaris
vice - onder, waarnemend
vice-president - ondervoorzitter
vicedeken - onderdeken
viceversa - v.v.
vicieus - rot, slecht, verdorven, verkeerd
viciniteit - naburigheid, nabuurschap, omgeving
vicomte - burggraaf
victiem - slachtoffer
victor - overwinnaar
Victoria, hoofdstad van - Mebourne
victorie - overwinning, zege
victorieus - glorierijk, overwinnend, zegevierend
victualiën - leeftocht, mondvoorraad
vide - leegte, zie
videotape - band
videlicet - nl., vdt.
videorecorder - ampex
videtur - gevoelen, mening
vidimatie - bekrachtiging, legalisatie
vief - flink, kittig, kras, kwiek, kwik, levendig, levenslustig, opgewekt, parmantig, vlug, wakker
Vienne, hoofdstad van het Franse departement – poitiers
vier - kwartet
vier ankers (wijn) - aam
vierblad - eenbes
vier bloembladen hebbend - tetrapetaal
vier dimensies tellend - vierdimensionaal
vier geweren tegen elkaar gezet - rot
vier noten tellende figuur - (muz.)quartole
vier tegelijk uitkomende nummers in een loterij - quaterne
vier vingers hebbend - tetradactiel, tetradactylisch
vier weken voor Kerstmis - advent
vierbandbok - boktor
vierblad - eenbes, vierpas
vierbladerig - quadrifolisch, quadrifyllisch
vierboet - vuurbaak, vuurtoren
vierdaagse - afstandmars
vierdag - feestdag, gedenkdag, rustdag, vakantie
vierde - kwart, kwartair, quartair
vierde boek van Mozes - Numeri
vierde deel - kwart, kwadraat, kwadrant
vierde deel van een baksteen - clisoor
vierde deel van een gulden - kwartje
vierde deel van een jaar - kwartaal
vierde deel van een oude duim (timmermaat) - kwartui
vierde deel van een tientje - knaak, rijksdaalder, riks
vierde deel van een uur - kwartier
vierde deel van een wapenschild - kwartier, vak, wapenveld
vierde jaargetijde - winter
vierde letter van het Griekse alfabet - delta
vierde maag - lebbe
vierde maag van herkauwers - leb
vierde maand - april
vierde macht - bikwadraat, biquadraat
vierde naamval - accusatief, accusativus
vierde planeet van ons zonnestelsel - Mars
vierde snaar van een viool - cantino
vierde stand - arbeiders, proletariaat, volk
vierde ten - quarto
vierde toon van de grondtoon - af, kwart
vierde zondag in de vasten - Laetare
vierde zondag voor Pasen - oculli
vierde zoon van Jakob - Juda
vierdelige versvoet - paean
vieren - celebreren, feester, feteren, gedenken, gloeien, heiligen, herdenken, huldigen, loslaten, toegeven, vereren, weerlichten
vierendeel - kwart, verrel, vierel
vierendeeljaars - trimester
vierendelen - kwartileren
vierentwintig hoek - didocaëder
vierentwintig uur - dag, etmaal
vierhandig dier - baviaan, bruiaap, chimpansee, eekhoornaap, gibbon, gorilla, lori, maki, mandril, meerkat, mensaap, nachtaap, rolaap, sapajou, slingeraap
vierhandig zoogdier - aap
vierhoek - kwadraat, rechthoek, ruit, tetragoon, trapezium, vierkant
vierhoek, ongelijkzijdig - trapezium
vierhoekig - carré, kwadraat, quadrangulair, quarre, tetragonaal,
vierhoekige zuil - herme
vierhoofdig - quadruceps,
vierhoofdige dijspier - quadriceps
viering - celebratie, feest
viering van heuglijk feit - feest, herdenking, jubileum, lustrum, verjaardag
vierjaarlijks - quadriennaal, quatriennaal
vier kaarten - kwartet
vierkant - carré, kwadraat, quardratuur, rechthoek, vierhoek
vierkant beslagen hout - klots
vierkant beslagen paal - kolder
vierkant getuigd schip met drie of meer masten - fregat, volschip
vierkant getuigd schip met twee masten - brik
vierkant platte zuil in een muur - pilaster
vierkant plein - square
vierkant schild - banierschild
vierkant visnet - totebel
vierkante decameter - are
vierkante dekplaat op kapiteel van een zuil - abacus
vierkante gebakken steen - estrik, kareel, tegel, tichelsteen
vierkante hectometer - hectare
vierkante kist - bak
vierkante liniaal - carrelet
vierkante meter - centiare
vierkante tegels plaveien, met - careren
vierkante zuil - ante, hoekpilaster, muurpilaster, pilaster
vierkante zware pijl - kareel, sprinhaal
vierkieuwig schelpdier - nautilus
vierkieuwigen - tetrabranchiata
vierkruid - vuurkruid, wrangwortel
vierlettergrepig woord - tetrasyllabum
vierling - kwatrijn
viermanschap - quadrumviraat
vier personen - kwartet
vierregelig - makame
vierregelig gedicht - copla, kwatrijn, pantoen
vierschaar - rechtbank, spannen
vierschaar spannen - rechtspreken
vierschachtig gekeperde stof - ras
viersnarige lier - tetrachord
vierspan in het oude Rome en Griekenland - quadriga
vierspel - tetralogie
vierspletig (plantk.) - liervormig
viersprong - kruising, kruispunt, kruisweg
vierstemmig zangstuk - kwartet
viersyllabig - vierlettergrepig
viertal - kwartet
viertal hogere vrije kunsten - quadrivium
viertermig - quadrionomisch
viertijd - feesttijd, rusttijd, vakantie
vierurebloem - venusspiegel
viervlak - tetraëder
viervlakkig - tetraëdisch
viervoeter - agoeti, anoa, antilope, banteng, barzoi, beer, berggeit, bergkat, bergvos, bever, beverrat, bisam, bisamzwijn, blauwvos, bles, bloedhond, big, bison, bok, boskat, boxer, buffel, bultos, brak, bulldog, bunzing, cavia, chowchow, civetkat, coyote, damhert, das, dingo, dog, edelhert, eekhoorn, eland, ever, everzwijn, fret, gazel, gazelle, geit, genet, gems, giraffe, gnoe, grizzly, haas, hakkenei, hamel, hazewind, hengst, herder, hermelijn, hert, hertzwijn, hinde, hit, hond, hyena, jaguar, jakhals, kalf, kameel, karbouw, kat, kater, ked, kemel, keu, klipgeit, koala, koe, konijn, labrador, lam, leeuw, leeuwin, lama, lemming, los, luiaard, luipaard, lynx, maki, mammoet, marmot, marter, meerkat, merrie, mensaap, mink, moerhaas, muildier, muilezel, muis, mustang, nerts, nijlpaard, ocelot, oeros, olifant, onager, ooi, opossum, otter, paard, panda, panter, pincher, pink, poedel, poema, poes, pointer, poolbeer, poolkat, poolvos, rat, ree, reebok, reegeit, rendier, reu, roodvos, ros, ruin, rund, schaap, serval, skunk, sik, spaniel, stier, taks, tapir, tarpan, teef, terriër, tijger, tijgerin, vaars, varken, veulen, visotter, vos, wasbeer, wezel, wisent, wolf, wombat, yak, ijsbeer, zebra, zebu, zwijn
viervoeters - tetrapoden
viervoetig knaagdier - lemming
viervoetige dieren - quadrupeden
viervorst - Herodes, tetrarch
viervoud - quadri
viervoudig - quadrupel
viervoudigen - quadrupleren
vierweg - viersprong
vier weken voor Kertmis - Advent
vierwielige koets - landauwer
vierwielig motorvoertuigje - skelter
vierwielig rijtuig - mylord
vierwielig voertuig (Ind.) - palankijn
vierwielige koets - landauer
vies - duf, goor, gorig, kieskeurig, kledderig, maltentig, morsig, muf, ongewassen, onhygienisch, onkuis, onrein, onsmakelijk, onzindelijk, schunnig, slordig, smerig, smoezelig, verdorven, vulgair, vuil, vuns, vunzig, walgelijk, zedeloos
vies (Z.N.) - aak
vies bij - pienter
vies persoon - smeerlap, vetlap, vuilak, vuilik
vies ruiken - stinken
vies servies - afwas, vaat
vies slordig - vuns
vies tabakspijpje - smots
viespeuk - smeerkanis, smeerlap, smeerpoets, smeerpijp, viezerik, vuilak, vuilik
Vietnam, haven in Noord - Haifong
Vietnam, haven in Zuid - Dalat, Hué, Nhatrang
Vietnam, hoofdstad van Noord - Hanoi
Vietnam, hoofdstad van Zuid - Saigon
Vietnam, munt in Noord - dong
Vietnam, munt in Zuid - piaster
Vietnam, rivier in - Me-kong
Vietnamese munt - piaster
vieze geur - stank
vieze inktzwarte mist - smog
vieze lap - slet, tod
vieze nevel - smog
vieze rommel - knoeiboel, troep
vieze vrouw – del, slodder, smots
viezerd - morsepot, smeerlap, viezerik
viezerik - lellebel, onterik, onterik, smeerkees, smeerlap, smiecht, viespeuk, viezerd, vuilik
viezevazen - beuzelpraat, fratsen, grillen, hersenschimmen, kuren, praatjes, subtiliteiten, wissewasjes
viezig - rommelig, smerig, smoezelig, stoffig, vuns
viezigheid - aak, drek
vigilant - waakzaam, wakker
vigileren - loeren, overleggen, prakkiseren, verzinnen
vigeren - gelden
vigeur - geldigheid, kracht, nadruk, werking
viggenen - biggen
vigilant - alert, waakzaam, wakker
vigilantie - naarstigheid, waakzaamheid, wakkerheid
vigilatie - waakt
vigilatieteken - aanhalingsteken
vigileren - overleggen, prakkizeren
vigilia - nachtwake, slapeloosheid, waakzaamheid
vigilie - nachtwake
vigna - boonsoort
vignet - betaalzegel, boekversiering, plakstrookjesluitzegel, sticker, versiering
vigorosisch - vulgairisch
vigoroso (muz.) - krachtig, vurig
vigoureus - krachtig, nadrukkelijk
vihuela - tokkelinstrument
Viking - Noorman
vilain - gemeen, laag, lelijk, snood,
vilder - koudslachter
vilein - boosaardig, gemeen, infaam, laag, vals, venijnig
vileinig - boosaardig, gemeen, laag, venijnig
vilipendentie - geringschatting, verachting, verguizing
vilipenderen - geringschatten, verachten, verguizen
villa -buiten, buitenhuis, ecorcheren, frissoneren, herenhuis, landhuis, woonhuis
villa van Cicero - tusculanum
ville (Z.N.) - peetkind
villen - afstropen, stropen
villeus - vlokkig
villositeit - ruisheid, vlokkigheid
vilt - kastoor
viltbereider - vilter
viltboom - wolboom
vilten - vollen, walk
vilten muts (Rom.) - pileus
vilten rouwhoed - huilebalk
vilter - viltbereider
viltgerei - walkmolen
viltkruid - filago
viltluis - platluis
viltwerker - viltbereider
viltzeil - balatum
vim - mijt, schuurpoeder, stapel
vin - bloedvin, vleem
vinaigre - azijn
vinarmigen - duivelvissen, padiculati
vinctuur - verband, zwachtel
vinculeren - boeien, verbinden
vinculum - band, boei
vinden - aanboren, aantreffen, achten, bedenken, bespeuren, gewaarworden, ontdekken, ontwaren, oordelen, opsporen, uitdenken, zien
vinder - ontdekker, zie ook: uitvinder
vindicatie - terugvordering, wraakneming, wreking
vindicatief - straffend,wraakzuchtig
vindiceren - aanspraakmaken, bevrijden, opeisen, redden, straffen, terugvorderen, wreken
vinding - conceptie, doelmatig, handig, ingenieus, inventie, ontdekking, ontvangenis, trouvaille, uitdenking, uitvinding, vondst
vindingrijk - begaafd, gemakkelijk, geniaal, industrieus, ingenieus, inventief, nagenoeg, origineel, praktisch, scherpzinnig, slim, vernuftig, vrijwel,
vindingrijk persoon - leperd, sllmmerd, slimmerik
vindingrijke geest - genie, talent
vindingskracht - scherpzinnigheid
vindt men in een turnzaal - rek
vindplaats van aardgas - Noordzeeplat, Slochteren
vindplaats van olie - Bakoe
vinduiker - pinguin
vinger - fikken, duim, kneukel, pink, tengel
vinger- en monddoek - servet
vingerafdrukken, onderzoek van - dactyloscopie
vingeralfabet - doofstommenalfabet
vingerbeentje - koot(je), knokkel
vingerdeel - kootje, nagel
vingerdier - clivina, knaagmaki
vingerdoek - servet
vingerdoekje - servetje
vingergewricht - kneukel, knokkel, knook
vingergras - panicum
vingerhoed - cl., centiliter
vingerhoedskruid - digitalis
vingerkap - vingerling
vingerkever - clivina, vingerbeentje, vingerkootje
vingerling - ring, sluifje, vingerovertrek
vingerpluim - kamgras
vingerrekenkunst - dactylologie
vingerring - hoep
vingers - fikken, tengels
vingersspraak - dactylologie
vingertaal der doofstommen - chirologie, dactylogie
vingertaal voor blinden - braille
vingertechnisch beroep - fijninstrumentmaker, diamantslijper, klokkenmaker
vingervlug - diefachtig
vingervormig - digitiform
vingerwijzing - aanduiding, aanwijzing, hint, indice, indicie, teken, vermoeden, wenk
vingerzetting - applicatuur, greep, manito
vink - appelvink, barnsijs, boekvink, distelvink, fratertje, geelgors, gors, goudvink, groenvink, haakbek, huismus, kanarie, kardinaal, kardinaalvogel, keep, kneu, kruisbek, mus, ortolaan, platbek, putter, rietgors, rijstvogel, ringmus, sneeuwgors, sijs, sijsje, vink, wevervogel
vinkachtigen - fringillidae
vinken - loeren
vinkenbijter - klapekster
vinkenbijtertje - tjiftjaf
vinkendief - blauwvalk, sperwer, stiervalk
vinkedraaier - klauwier
vinkenpezer - zakkenroller
vinkenvalk - sperwer
vinkenvanger - vinker
vinkenzaad - neslia
vinkoorde - liguster, maagdenpalm
vinnen (rugvinnen van heilbot) - raf
vinnig - aantrekkelijk, aardig, actief, begerig, beweging, bijdehand, bijtend, bits, bijtend, driftig, energiek, fel, ferm, fiks, flink, garstig, geil, giftig, gortig, hanig, hatelijk, hevig, kattig, kittig, knorrig, kras, kijfachtig, levendig, lief, nijdig, onvriendelijk, pinnig, pittig, schamper, scherp, serpentig, snar, snedig, snerpend, snibbig, spinnig, spits, spijtig, stekelig, stekend, tel, tuk, verbeten, vernuftig, vlug, vol, vurig, wakker, wulps
vinnig meisje - kattekop
vinnige klap - knal, pets
vinnigheid - bitsheid, felheid, garstigheid, kattigheid, snibbigheid, virulentie
vinnig of bits - venijnig
vinnig spreken - snibben
vinometer - wijnmeter
vinpotigen - pinnipedia, pteropoda
vinvis - bultrug
vinvoetigen - oorrob, pinnipédes, rob, walrus, zeebeer, zeehond, zeeleeuw, zeeolifant, zeeroofdieren
vinylcyamide - acrylnitril
vinvoetige - (pinnipedes) walrus, zeebeer, zeehond, zeeleeuw
vinworm - pijlworm
violacee - viola, viool(tje)
viola da braccla - altviool
viola da gamba - knievedel, knieviool
viola de braecio - altviool
violatie - ontheiliging, schending, verkrachting
violenboom - ahorn, esdoorn
violent - fel, gewelddadig, heftig, hevig, onstuimig
violente (muz.) - heftig
violentie - gewelddadigheid, geweldenarij, geweldigheid, heftigheid, hevigheid
violeren - aantasten, onteren, schenden, verkrachten
violet - paars
violetachtige kleur - magenta
violetkleurig - lichtpaars, lila, paars
violetkleurig kwarts - amethist
violette verfstof - lakmoes, lorelei
violier - altist, bassist, cellist, flier, lakooi, matthiola, strijker, violist
violist - altist, bassist, cellist, strijker, vioolspeler
violoncel - cello, gamba, knieviool
viool - accorda, alt, bas, cello, contrabas, fiedel, gamba, rebab, strijkinstrument, vedel, veel, (lat.) viola, violino,
viool - Cremona, Strandivarius
viooloachtigen - violaceeën
vioolbas - contrabas
vioolbouwer - Amati, Guarneri; Stradivarius
viool, eerste - uitblinker
vioolhars - colofonium, spiegelhars
vioolkam - chevalet
viool, Keltische - crouth, crwth
vioolkrasser - zager
vioolonderdeel - achterblad, bovenblad, hals, kam, knop, krul, snaar, staartstuk, stapel, stok, toets
vioolsnaarmateriaal - kattendarm
vioolspelen - fiedelen, strijken, vedelen
vioolspeler - strijker, violist
viooltje - pensée
vioolvis - pakhaai, schoorhaai
viperinae - adders
virage - bocht, zwenking
virago - bocht, helleveeg, kenau, manwijf
virga - roede, staartnoot, staf, streep, tak, twijg, valstreep,
virginaal - maagdelijk
Virginia, hoofdstad van - Richmond
virginiteit - maagdelijkheid, zuiverheid
virgo - maagd
viriel - mannelijk, manhaftig, manmoedig
viriliteit - forsheid, mannelijkheid
Viroenga-bergen, vulkaan in de - Harisimbi, Kahinga, Moehavoera, Nikana, Niragongo, Nyamlagira, Sabinio, Visoke
virtualitr - potentieel
virtueel - denkbeeldig
virtuoos - genie, meester, meesterlijk
virtuositeit - meesterschap
virtus - deugd, moed
virulent - aanstekend, fel, giftig, heftig, kwaadaardig, onstuimig, venijnig, vinnig
virus - smetstof, ziektekiem
virusziekte - pokken
vis - ichthus
vis die electrische schokken kan geven - sidderaal
vis uit een visnet scheppen - laven
visaas - pier
vis-a-vis - tegenover
vis/ondermaatse - put
visachtig dier - prik
visafslag - visverkoop
visafval - graten, grellen
visarend - eendendoder, zeeadelaar
visbak - bun, kaar, kanis
visbeen - graat
visbewaarplaats - been, beun, kaar
visbewerker - kaker
visboom - piscidia
visboot - logger
visbuik opensnijden en ingewanden verwijderen - wammen
visbun - kaar
viscera - ingewanden
viscollege - hengelaarsvereniging
viscosimeter - taaiheidsmeter
viscositeit - kleverigheid, lijmigheid
viscount - burggraaf
viscum - kleefstof, lijm
visdeel - graat, kieuw, schubbe, staart, vin
vis der Noordzee - meun
visdiefje - jacobus, splitstaart
visduivel - meerval
vis (dwarsbenige kraakbeen) - rog
vis en vogel - griet
viseerder - rooimeester, ijker
viseerstok - peilstok
viseren - beogen, mikken, nazien, peilen, roeien, streven, tekenen
viseter - aalscholver, ichtyofaag, kat, otter, pelikaan, poes, reiger, rob, ijsvogel
visfamilie van 230 soorten - aalvissen
vis, fossiele - anaspis
visfuik - kub, sero
visgerecht - kaviaar
visgerei -
3 kol, kor, lijn, net, sim
4 beug, beun, fuik, geel, haaf, haak, haam, hoek, kreu, poer, pook, puit, reel, reep, saai, sero, tuig, tuit, wade
5 elger, fleur, flouw, gabbe, gibbe, korre, molen, snoer, tiras, trail, treel, vleet, zegen
6 dobber, drijver, foezel, hengel, vislijn visnet
7 aalfuik, aalgeer, aalkast, beuglijn, harpoen, laafnet, leefnet, spannet, spinner, totebel, vishaak, viswant
8 hoekwant, paalfuik, raamfuik, schepnet, sleepnet, stelfuik, stolpnet, stulpnet, trawlnet, trekwade
9 ankerkuil, dwarskuil, oesterkor(re), oeverhaam, schelpnet, stroopnet, vishengel,
10 makreelnet, wonderkuil
visgerei voor paling - fuik
visgier - beenbreker, zeearend
visglas - aquarium
visgod - Dragon
vishaak - angel
vishagedis (voorwereldlijk) - ichthyosaurus
vishal - vismarkt
vishok - kee
vishuid - schubben
visibel - duidelijk, gereed, waarneembaar, zichtbaar
visibiliteit - zicht, zichtbaarheid
visie - inzage, inzicht, kijk, mening, oordeel, opinie, optiek, overtuiging, zicht, zienswijze
visingewand - beuling, gel, grom
visingewanden uithalen - lubben
visio - visie
visioen - droombeeld, droomgezicht, gezicht, hallucinatie, hersenschim, illusie, schim, schijnbeeld, utopie, verschijning
visionair - ziener
visitatie - bezoek, controle, huiszoeking, inspectie, onderzoek
visite - aanloop, bezoek doktersbezoek, gasten, loge
visitekaartje - naamkaartje
visitekamer - ontvangkamer, salet, salon
visitemier - parasolmier
visiteren - bezichtigen, bezoeken, doorzoeken, douaneonderzoek, inspecteren, onderzoeken
visiteur - bezoeker, onderzoeker
visje - alver, bliek, pos, sardientje, sardine, sprot, spiering, stekelbaars, sterlet
Visjnoe's rijder - Garoeda
viskaar - bak, ben, beun bewaarplaats, bun, kaar, kanis, kriel, nis, rugkorf, vismand, visput
viskenner - ichtyoloog, ipsoloog
viskeus - samenhangend, stroperig, taaivloeibaar
viskoper - vishandelaar
viskorf met deksel - kanis, vismand
viskorrels - kokkelkorrels
viskotter - trawler, treiler
viskuit - boks, caviaar, kaviaar, kiet, kriel, kijt, roge
viskunde - ichthyologie
viskunst - halieutiek
vislaars - lieslaars
vislat - hengel(lat)
visluis - caligus
vislijm - gelatine
vislijn - beug, sim, vissnoer
vislijn voor de kabeljauwvangst - kol
vismaag - rob
vismaaltje door de bemanning gevangen - bra, braadje
visman - vishandelaar, visventer, visverkoper
vismand - aalkub, ben, benne, beugbak, beun, bun, garnalenmand, kaakmand, kaar, kanis, korf, kriel, kubbe, visben, viskanis
vismeeuw - kapmeeuw
vismijn - visafslag
vismolen - reel
visnet - beug, foezel, fuik, haam, ink, kor, kruisnet, kuil, leefnet, puit, schrobnet, tiras, totebel, trawl, treil, vleet, vleug, wade, zegen
visnet voor aalvangst - aalsgeweer
visolie - levertraan, traan
visolifant - makara
visotter, kleine Amerikaanse - nerts
visplaats - stek
visprodukt - caviaar, kaviaar, hom, kuit, olie, traan, vismeel
visrijgpen - speet
visrijkdom - visstand
visrijke plek - toom
visrijke stek - leg
visrokerij - hang
vis schoonmaken - lubben
visschubuitslag - ichtyosis
visse - bunzing
visseaas - deeg, pier, spinner, vlieg, worm
vissehuid - visschubbenziekte
vissen - hengelen, pisces
vissen -
3 aal, ars, bot, gul, hom, koi, las, mul, ork, pos, rog, slij, val
4 alft, amia, avel, barm, blei, bolk, boto, dors, elft, fint, geep, gent, geuf, gruw, gulk, haai, hake, hars, haus, hors, huso, kaan, krit, kwab, laff, lauw, leng, lomp, louw, lump, meun, mowa, okeh, orfe, orka, pauw, plas, pols, poon, post, prik, puit, ruis, sako, shad, slei, teri, tink, tong, vint, wind, zalm
5 abeka, alver, baars, bliek, braad, braam, buret, corvo, djapo, dogge, fahak, forel, gadji, glaga, govie, griel, griet, gront,
grunt, horse, higoi, kakap, kileh, kissa, larak, lodde, magge, meeuw, melet, munne, orada, plaat, raasj, schar, schol, schot, sidat, smelt, sneep, snoek, sprot, steur, taweh, tonijn, vleet, vloot, voorn, wadar, waral, zeelt
6 aalpad, aalvis, ashaai, aurata, bakaal, barbot, beloet, bokkum, boniet, bonito, brasem, caranx, cefalo, dikkop, djeler, dogger, dolfijn, dorade, dorsde, dorser, fregat, gander, germon, giebel,
gorrie, gudlag, harder, haring, hasser, herder, hornvis, kareel, karper, karrel, kataal, katvis, kliert, koloog, kolvis, kuiter, lebaal, lipvis, lompeh, machel, magaal, manati, marene, meivis,
milter, murene, nebaal, padvis, paling, pelser, piraya, pisces, pladijs, pisces, pollak, pijlrog, pijlvis, saluut, sardijn, sennal, siluur, singel, snaper, sneper, sperga, tarbot, tinker, tonlijn,
walvis, wimber, witvis, wijting, ijshaai, zander, zeeaal, zeekat, zeekoe, zeepad, zeevis, zeevos
7 aalkwab, aalpuit, adelvis, amelong, anthias, baarvis, bandaal, bandeng, bandvis, barbeel, barbier, beefaal, beefvis, beloega,
bergilt, bergtos, bermpje, blakvis, bokking, botprik, butskop, dorsvis, edelvis, egelbek, egelvis, eoliden, giftvis, glasaal, goerami, gorango, goudvis, grofaal, grondel, grootje, grundje,
guingam, haairog, hardeng, heilbot, hommerd, houting,
hozebek, inktvis, kapirat, kathaai, kawejar, klimvis, klipvis, koekvis, kolblei, kolfoog, kootvis, kuitvis, kwabaal, lamprei, lansvis, leervis, levaard, lintvis, longvis, maanvis, makreel,
marobijn, mastvis, meeraal, meerval, meuning, moeraal,
moerrel, moert je, moervis, pladdijs, platter, platvis, poehaan, poetaal, poolvis, potskop, puitaal, raafvis, riemvis, rombout,
rondbek, rondvis, roodvin, roofvis, sardine, schotje, scomber, slijkvis, slijmaal, slijmvis, snebaal, snoever, snotolf, spinvis, sterlet, stokvis, strever, tandvis, tembang, torpedo, trekvis,
trilrog, umbrine, varaal, veelvin, weeraal, weervis, wrakvis, wratvis, zaagrog, zaagvis, zandaal, zeehaan, zeehaas, zeemaan,
zeepaap, zeeprik, zeesnip, zeewolf, zeilvis, zuigvis
8 aalelger, abodeduf, albacora, albikoor, alvenaar, alvertje,
ansjovis, arapaima, argusvis, baarsvis, bakschol, beekprik,
blibiran, blindvis, boddaert, bonetvis, bootskop, botervis,
bruinvis, buikzalm, capelaan, degenvis, draakvis, dwarsbek,
fluitbek, haailuis, hengelen, hozemond, kapelaan, keitsjel, kleinvis, klompvis, knorhaan, koetsier, kogelvis, kolbliek, kramprog, krampvis, lemoeroe, malarmat, matahari, meerpoet, moethond, molenaar, naaldvis, negenoog, neushaai,
ombervis, pilamnus, pilchard, rafelvis, roofhaai, sardelle, schardijn, schelvis, schubvis, slagprik, slakdolf, slangaal, slangvis, slijmprik, soldaten, spaanvis, spiering, spreivis, spuitvis, standvis, steekpad, stoomvis, stootvis, tjoetoet,
toonhaai, tovervis, troeboek, vlagzalm, zandprik, zeebaars,
zeedraak, zeeengel, zeeforel, zeenaald, zeesnoek, zeezeelt,
zonnevis
9 aalkwabbe, abberdaan, amphioxus, arendsrog, asterling, bakeljauw, bezaantje, bootshaak, bonietvis, buffelvis,
ceradotus, donderaal, donderpad, doopbaars, doornhaai, dorenhaai, drakenkop, dwergwels, duivelvis, ellerling,
fosforvis, goudbaars, goudforel, goudwinde, goudzeelt, hamerhaai, hertogvis, hesseling, hondshaai, hoogkijker,
jonkervis, kabeljauw, kikkervis, klimbaars, kotfervis, kongeraal, koolbaars, kopzuiger, koraalvis, kringbuik,
kuitbaars, landorium, maanbaars, meerforel, moedervis, moerasvls, nebbeling, nesteling, panharing, panneieri, pieterman, purpervis, rietvoorn, rivieraal, riviervis, roetvoorn, ruisvoorn, scharluip, schelpvis, schieraal, schretser, serpeling, sidderaal, sidderrog, smeerling, snoekdors, speerhaai, spierhaai, spitsmuil, springaal, steenbolk, stekeling, stekeltje, stekelrog, strontvis, tabakspijp, tongschar, visduivel, wentelaar, wimpelvis, wolfbaars, wijfjesvis, zalmforel, zeebrasem, zeeduivel, zeejonker, zeekarper, zeepaling, zeezwaluw, zilvervis, zomerzalm, zuigervis, zwaardvis, zwaluwvis
10 aalgrondel. alpenforel, aramoenda, beekridder, bitterling, bittervorm, bloemenvis, bodenrenke, boksharing, buisharing,
bullekopje, caramoeree, demoiselle. diepzeevis, doornvisje, dregdolfijn, driestaart, drukkervis, duivelsrog, geltharing,
goudkarper, grasharing, grondeling, haringhaai, hofdiender, jaagharing, jakobszalm, kaaimanvis, kalkoenvis, klautervis,
koningsvis, kuitharing, kuitkarper, kwikharing, labberdaan, laurenskop, marsbanker, marterhaai, mensenhaai, noordkaper,
panterhaai, panterhaan, pantservis, prenadilla, reuzenhaai, rivierprik, schoerhaai, smoddervis, snoekbaars, snoeksteur,
spiegelvis, steenbaars, steenbijter, steenmeeuw, stekelbuik, terroeboek, trommelvis, vaandrager, vlindervis, waterbaars,
winterzalm, zeebarbeel, zeedraakje, zeegrondel, zeekoekoek, zeekikvors, zeelamprei, zeepaardje, zeeserpent, zeevlinder,
zonnebaars
11 barramoenda, bittervoorn, boeksharing, boratsjoeng,
brandbrasem, cephalopoda, goudmakreel, koornaarvis,
kroeskarper, lancetvisje, lederkarper, muizen bijter,
noordenwind, papegaaivis, scharretong, schubkarper, schuttervis, steenkarper, stekelbaars, stekeldraak, stekelspoor,
steurharing, tabaksroker, tuimelvisje, wraakharing, zilverwinde, zwartstaart
12 baardgrondel, barometervis, boogschutter, diamantbaars,
dwerginktvis, gordelbrasem, halvemaanvis, haringkoning,
kousen bandje, kraakbeenvis, mannetjesvis, miljoenvisje,
pauwoogbaars, pijlstaartrog, regenboogvis, rivierpaling,
sangkimjoeng, sluierstaart, slijkopzuiger, strijkijzervis, telescoopvis, vleermuisvis, zandspiering, zeevleermuis,
zoetwatervis, zoutwatervis
13 adderzeenaald, baarsombervis, brakwaterbrak, loodsmannetje,
maatjesharing, modderkruiper, riviergrondel, salamandervis,
schorpioenvis, siddermeeraal, spiegelkarper, stekelmakreel,
zeeschorpioen
14 harnasmannetje, oudewijfjeskaak, regenboogforel,
schelvisduivel, stekelombervis, zeestekelbaars, zoetwaterforel
15 aristoteleshaai, bastaardmakreel, bootmansharing,
rivierdonderpad
16 schoorsteenveger, zeepinksternakel
vissenbewaarplaats - bun, kaar
visseneitjes – hom, kuit
vissen op paling - peuren, poeren
vissen, ster uit het sterrenbeeld - kaintain
vissen, uit liefhebberij - sportvissen
vissenleer - ichtyologie
visser - beuger, hengelaar
visser met beug - beuger
vissersboot - banker, blazer, bom, bons, botter, buis, drifter, garnalenschuit, haringbuis, haringlogger, hengst, hoekboot, hoeker, hoogaars, hospitaalschip, kajak, kerkschip, kotter, kubboot, kwak, logger, makreelboot, pink, platboomd, plemp, pluiter, punter, robbenschip, schip, schokker, schuit, smak, spankuiler, stoomlogger, trawler, treiler, visaak
vissersboot in de Middellandse Zee - tartane
vissersbroek - motse
vissershoofddeksel - zuidwester
vissersjas - bolkvanger
visserslaars - hoos
visserslatijn - bluf, grootspraak
vissersmand - kanis
visserswinkelier - parlevinker
visserij, grote - haringvangst
vissestaart - lis
vissing - mastgat
vissnoer - sim, vislijn
vissoep - bouillabaise
visstand - visrijkdom
vista - zicht, vertoon, gezicht
visteelt, kunstmatige - piscicultuur
vistuig - aas, alf, angel, bekklem, beug, breel, buidelnet, dobber, dogger, drijfnet, dwarskuil, fleur, fuik, gebbe, gooi, haak, haam, hengel, hoekwant, joon, kol, kom, kor, kuil, leefnet, peur, pier, reel, schepnet, silk, sim, sleepnet, smurrevaad, sneu, snoer, totebel, trawl, vishaak, vleet, weer, zeeg, zetlijn
visueel - eidetisch
visuil - oehoe
visuitschot - nest
visum - reispas
visus - gezichtsscherpte
visvaartuig - botter, kotter, logger, pink, schokker, trawler, treiler
visvalk - visarend
visverblijf - meer, rivier, sloot, vijver, water, zee
visvergiftiging - ichtyotoxicum
viswater van de landheer - vroon
viszaad - kult
vita - leven
vitaal - energiek, fris, krachtig, kras, levendig, levenskrachtig, levenslustig, lustig, opgewekt, sterk
vitacee - vitis, wingerd, wijnstok
vitaliebroeder - likedeler
vitaliseren - bezielen
vitaliteit - levenskracht, levenslucht
vitamine-A, ziekte door gebrek aan - nachtblindheid, xeroftalmie
vitamine-B1 - aneurine
vitamine-B1, ziekte door gebrek aan -beriberi
vitamine-C, ziekte door gebrek aan - scheurbuik
vitamine-D, ziekte door gebrek aan - rachitis
vitamine-E, ziekte door gebrek aan - steriliteit
vitamine gebrek - beriberi
vitaminerijke olie - levertraan
vitesse - snelheid, spoed
viticultuur - wijnbouw
vitiëren - bederven, verijdelen
vitium - fout, gebrek, ondeugd
vitlust - bedilzucht, vitterigheid
vitlustig - laakziek
vitrage - allover, glasgordijn, gordijn
vitragestof - filet
vitrine - etalage, glasraam, uitstalkast, uitstalraam, winkelruit
vitriniet - glanskool
vitriool - sulfaat, zwavelzuur
vitrioolkies - zwavelkies
vitrioolsteen - kopersulfaat
vitrioolzuur - zwavelzuur
vitse - wikke
vitten - bedillen, chicaneren, hakkentakken, hakketeren, houwen, kibbelen, muggenziften, zeuren, ziften
vitter - chicaneur, criticus, muggenzifter, neetoor
vitterig - chicaneus, difficiel, gemelijk, ontevreden, sikkeneurig, vitachtig, vitziek, wrevelig
vitterij - bedilzucht, betweterij, chicane(s), haarkloverij, muggezifterij
vitusdans - chorea
vitziek - chicaneurig, neetorig, sikkeneurig, vitterig
vitziek mens - brombeer, brompot, izegrim, neetoor, nijdas, zeurpiet
viva - leve
vivace (muz.) - levendig, opgewekt
vivaciteit - levendigheid, vrolijkheid, vlugheid
viveur - boemelaar, doordraaier, genotzoeker, levensgenieter, losbol, pretmaker
vivificatie - bezieling, levendmaking, levendwording
vivificeren - bezielen
vivo - levendig
vivres - levensmiddelen, mondbehoeften, mondvoorraad
vizier - diopter, helmklep, helmmasker, helmschuif, korrel, kijkspleet, laddervizier, mikplaatje, minister, richttoestel, schuifvizier, staatsraad
vizierhelm - wapenhelm
vizierkorrel - guido, guidon
vizierliniaal - alhidade, diopter
vizierlijn - richtlijn
vizierschot - kernschot
vla - dessert, toetje
vlaag - aanval, bevlieging, bui, luim, opbruising, opwelling, regenbui, scheut, windstoot
vlaag van eigenzinnigheid - gril, kuur, mik, nuk
vlaag van neerslag - bui
vlaag van willekeur - gril
vlaag van wispelturigheid - luim
vlaai - delling, geul, koek,
vlaai (Belgisch) - vla, vlade, vruchtengebak
vlaak - zandbank, zandplaat, zandvlakte
Vlaams - VI.
Vlaams aardrijkskundige - Mercator, Ortelius
Vlaams bedrijf - stiel
Vlaams beeldhouwer - Anrion, Abeloos
Vlaams beroep - stiel
Vlaams componist - Barbé, Canis
Vlaams dichter - Cami, Gezelle
Vlaams dichteres - Bijns
Vlaams handwerk - kantklossen
Vlaams middeleeuws schrijver - Maerlant
Vlaams schilder - Rubens, Teniers
Vlaams schrijver - Boon, Claus, Conscience, Elschot, Gezelle, Gazelle, Gijsen, Lampo, Ostayen, Raes, Staes, Streuvels, Teirlinck, Timmermans, Walschap
Vlaams stadje vanUilenspiegel - Damme
Vlaams woord voor... - zie Belgisch woord voor..
Vlaamse apostel der melaatsen - Damiaan
Vlaamse beiaardier - Nees
Vlaamse dichter - Gezelle, Nahon
Vlaamse gaai - broekekster, marklauw, markolf, meerkoet, meerkol, schreeuwekster
Vlaamse graaf/gravin - Arnulf, Boudewijn, Diederick, Jan, Filips, Gwijde, Johanna, Karel, Lodewijk, Margaretha, Maria, Robrecht, Willen
Vlaamse herberg - estaminet
Vlaamse kloskant - valenciennes
Vlaamse koning, legendarische - Gambrinus
Vlaamse leeuw - Klauwaert
Vlaamse naam voor beroep - stiel
Vlaamse pet (muts met stijve klep) - klak(ke)
Vlaamse provincie - Brabant, Limburg, Vlaanderen
Vlaamse reus - konijneras
Vlaamse schilder -
3 Cap
4 Baes, Bout, Lens
5 Baron, Bouts, David, Ensor, Navez, Suvee
6 Matsijs, Rubens
7 Brouwer, Memlinc, Seghers, Teneirs, Wappers
8 Blondeel, Breughel, Jordaens, Oldevaere
9 Verhaghen
Vlaamse schrijver - Claus, Conscience, Elschot, Gezelle, Kenis, Lampo, Lemoinier, Raes, Sabbe, Staes, Streuvels, Teirlinck,
Timmermans, Walschap
Vlaamse stad - Antwerpen, Brugge, Damme, Doornik, Gent, Lier
vlaardebei -lijsterbes, vlierbes
vlaardeboom - vlierboom
vlaardetak - vliertak
vlade - vla, vlaai
vlag - banier, blazoen, drapeau, driekleur, dundoek, oriflamme, reiltop standaard, vaan(del), vendel, wimpel
vlag (Sp.) - bandera
vlag die van de bovenste steng waalt - topstander
vlag op boegspriet - geus
vlag van onderdelen voor het leger - fanionrichtvlag
vlagerig - veranderlijk
vlaggendoek - dundoek
vlaggenjongen - scheepsjongen
vlaggenjonker - adelborst, vaandrig
vlaggenman - aanvoerder, leider
vlaggen met - pavoiseren, tooien
vlaggereep - wimpel
vlaggespil - vlaggestok
vlaggesteng - vlaggestok
vlaggenstok - mast, reiltop, staak, stander, steng, stengel
vlaggenstropjes - zuigers
vlaggetje op de boegspriet - geus
vlaggetouw - vlaggelijn
vlagletters van de Rotterdamse Loid - R.L.
vlagletters van de Stoomvaartmij. Nederland - S.M.N.
vlagofficier - schout bij-nacht, vice-admiraal
vlag op de boeg - geus
vlag op de bovenste steng - topstander
vlagvoerder - leider, voorganger
vlagzalm - es, esch, thymallus
vlak - aspect, bestendig, blak, dichtbij, effen, effenen, egaal, facet, gebied, gelijk, geslepen, glad, horizontaal, juist, kaamp, kaap, kant, klodder, lichaamsgrens, nabij, onbeweeglijk, onmiddellijk, onwrikbaar, oord, pal, pen, piano, plaats, plat plek, precies, smet, spat, strak, stijf, veeg, vlakte, vlek, volkomen, zijde
vlak (Gr.) - hedra
vlak af - plataf
vlak boven de achtersteven - spiegel
vlak broeiraam - éénruiter
vlak langs - rakelings
vlak leggen - strekken
vlak maken - effenen, egaliseren, evenen, gelijkmaken, slechten, strekken
vlak op de kroonlijst van een gebouw - attiek
vlak uitgestrekt zijn - liggen
vlak van een zetsel - zetspiegel
vlak van edelsteen - facet
vlak waterrijk land - beemd
vlakaf - glad, plataf, rondweg
vlakbank - schaafbank
vlakbij - dichtbij, nabij, onmiddellijk
vlakdruk - lichtdruk, offset, steendruk
vlakelastiek - gum
vlakelement - oppervlaktedeel
vlak en effen - gelijk
vlak en glad - egaal, strak
vlak en recht - plat
vlakgang - boeiplank
vlakgom - gom, gomelastiek, gum, gummi, radeergom, stuf
vlakheid - effenheid
vlakhol - planconcaaf
vlakke driehoeksmeting - trigonometrie
vlakke glooiing - terras
vlakke grond - terrein
vlakke kromme lijn - schroeflijn, spiraal
vlakke landstreek - beemd, platteland, polder
vlakke lens - fresnellens, ringenlens, trappenlens
vlakke meetkunde - planimetrie
vlakke metalen plaat - platine
vlakke open ruimte - plein
vlakke schaal - plateel, schotel
vlakke vloersteen - plavuis
vlakken - effen, effenen, reien, schaven, strekken
vlakkerig - vlekkerig
vlakkig - vlekkig
vlakkruid - vlekkenkruid
vlak land - veld, weide
vlak langs - rakelings
vlak maken - afvlakken, effenen, egaliseren, gelijkmaken, slechten, strekken
vlakmachine - vlakbank
vlakmaking - nivellering
vlakpapier - vloeipapier
vlakreliëf - basreliëf
vlakschaaf - reeschaaf
vlakschaafbank - reebank
vlakte - esplanade, facies, hoogvlakte, llano, mosvlakte, pampa, planum, poesta, prairie, savanne, steppe, toendra, veld, woestijn
vlaktemaat - a, are, acre, bunder, ca, centiare, gemet, ha, hectare, morgen, roe
vlaktemaat (Eng.) - acre
vlaktemaat (Fr.) - acre
vlaktemaat in Japan - tan
vlaktemeetkunde - planimetrie
vlaktemeter - planimeter
vlakte tussen bergen - dal
vlakuit - gladaf
vlakversiering (soort) - selenotypie
vlakweg - ronduit
vlakziekte - mazelen, roodvonk
vlam - aangebedene, ader, beminde, brand, geliefde, gloed, hartstocht, liefde, mist, nevel, pit, vuur, vuurtong, zee, zeenevel
vlamaanslag - roet
vlambloem - flox
vlambek - (gas)brander
vlamfamilie (plant.) - polemoniaceeën
Vlamingsgezinde - flamingant
vlamhoutje - lucifer
vlam in hout - ader, nerf, spiegel
vlammen - begeren, branden, fikken, glanzen, gloeien, laaien, lichten, begeren, flikkeren, schitteren, stralen
vlammenbode - cherubijn
vlammend – blakend, flamboyant, fonkelend, gloeiend, laaiend, opvlammend
vlammenorgel - pyrofoon
vlammenspel – flakkeren
vlammenzee - brand, vuurzee
vlammetje – pit, vuurtje
vlammig - vlamkleurig, gevlamd
vlammig etsen - damasceren
vlammig weven - chineren
vlammige stof - chiné
vlamoven - reverbeeroven
vlampijpen - mavaroni
vlamsijs - kneuter
vlamsijsje - kneutje
vlas - linum, vlashaar, vlasvezels
vlasaard - vlasakker
vlasafval - he(d)e, lok
vlasachtig - lichtblond
vlasachtigen - linaceeën
vlasafval - he(d)e, lok, snuit
vlasakker - vlasaard
vlasbaard - lafaard, melkbaard, melkmuil
vlasband - vlij
vlas bewerken - breken, hekelen, repelen, rissen, roten, spinnen, uittrekken, zwingelen
vlasbewerking - braken, hekelen, hekeling, repelen, roten, zwingeling
vlasbewerking - plaats voor... - roterij
vlasboom - antidesma
vlasbraak - knappe
vlasbundel - boot, rist, schrank
vlaschaard - vlasaard, vlasakker
vlasdodder - huttentut, vlasdotter
vlasdolik - raaigras
vlasdrogerij - reute
vlaskam - hekel, repel, zwingel
vlaskam met lange tanden - repel
vlaskruid - vlasleeuwebek
vlasleeuwenbek - linaria
vlasleeuwerik - linaria
vlasoogst - slijting
vlasplant - lijnplant
vlasreinigen - zwingelen
vlasrui - vlaswarkruid
vlassen - begeren, reikhalzenverlangen
vlasstengel - herel
vlasstengel in stukjes - scheef
vlasvink - groenling, groenvink, grunsel, groninger
vlaszaad - ippens, lijnzaad, revelaar
vlaszaaimachine - vlaskouter
vlaszaaier - hop
vlecht - tres, mat, staart, streng, strengel, tisstaart, trens, wrong
vlechten - breien, knopen, strengelen, trensen, tressen, trenzen, weven
vlechtsel - plexus
vlechtwerk - gaas, frobelwerk, raster, rooster, vlechtsel
vlechtwerk met ijzerdraad - horde
vlechtwerk met steen - stortebed
vlechtwerk van bamboe - sasak
vlechtwerk van lijnen - raster
vlechtwerk van metaaldraad - gaas
vlechtwerk van zenuwen - plexus
vleermuis - bladneus, chiropterum, dwarsoor, dwergvleermuis, franjestaar, gladneus, grootoor, hoefijzerneus, kalong, kamneus, klapneus, laatvlieger, langoor, nachthond, oorvleermuis, roezet, spekvleermuis, vampier, vroegvlieger
vleermuisbrander - gasbrander
vleermuis, staartloze - kalong
vleermuizen (fam.) - chiroptera
vlees doen worden - incarneren
vlees in blik (amerikaans) - spam
vlees in gelei bereid - ballotine
vlees roken op Indiaanse wijze - boucaneren
vlees van de borst - poulet
vlees van de klapribben - klapstuk
vlees van een hamel - hamelvlees
vlees van een ram (of weer) - werevlees
vlees van koe - rundvlees
vlees van kokosnoot - kopra
vleesachtige plant - artisjok
vleesafval - karwei, omloop, pees, zeen, zwoerd
vleesbal - gehaktbal, frikadel
vleesbereiden - braden
vleesbloem - koekoeksbloem
vleesboom - myoma, myoom, vleeswoekering
vleesbouillon - beeftea
vleesetend - carnivoor
vleesetende plant - drossera, zonnedauw
vleeseter - carnivoor, roofdier
vleesextract - bouillon, maggi
vleessgebakje - pastei
vleesgerecht - aspic, aspik, bacon, cervelaatworst, farce, fricassee, friecandel, galantine, ganzelever, hachee, ham, haze, hazepeper, hoofdkaas, hoender, karbonade, kebab, lams, lamsbout, lever, leverkaas, nierkoekje, nierstuk, pastei, paté, pork, poulet, ragout, reebout, rollade, rolpens, saté, slavink, tartaar, varkenscotelet, vleespastei, vleesschotel, vleesspijs, wildpastei, worst, zult, zwezerik
vleesgerecht met uien - hachee
vleesgewas - boom, vleesboom, vleeswoekering
vleesgezwel - kanker, sarcoma, tumor, vleesgewas
vleeshouwer - slager, beenhouwer
vleeshouwerij - slagerij
vlees in blik - cornetbeaf
vleesketel - marmiet
vleeskies - scheurkies
vleeskleur - inkarnaat
vleeskruid - basilicum
vleeskuip - varsebalie, versebalie, vleestobbe
vleesmarkt - halle
vleesmens worden - incarneren
vleesmenswording - incarnatie
vleesmes - voorsnijmes
vleesmolen - gehaktmolen
vleesnat - bouillon, dril, gelei, jus, lil, saus, vleesextract
vleesoffer - dieroffer, hecatombe, mensenoffer
vlees op een stokje - sate
vleespastei - championpastei, kippepastei, kroket, paté, saté, wildpastei
vleespasteitje - rissole
vleespen - brochette, spies
vleesprodukt - preskop
vleesrol - rollade
vleesrookplaats - rookhok, rookkast, rookzolder
vleesrooster - barbecue, grill
vleessap - jus
vleesschotel - vleesbord
vleessoort - bieflap, bief(stuk), cervelaat, chateaubriand, entrecote, fricandeau, fricassee, gehakt, haas, ham, kalfskarbonade, kalfsoester, kalfspoulet, kalfsrollade, kalfsvlees, karbonade, klapstuk, kotelet, lamsbout, lamscotelet, lamsvlees, lende, lendestuk, lever(worst), (met)worst, ossenhaas, ossentong, ossenworst, paarderookvlees, paardenvlees, pekelvlees, poulet, reebout, rollade, rolpens, rookvlees, rosbief, runderlappen, salami, schnitsel, schouderham, schouderkarbonade, spek, sucadelappen, tartaar, varkenskarbonade, varkensfricandeau, varkenslapjes, varkensvlees, Wienerschnitsel, worst, zult
vleesstof - creatine
vleesstuk - baklap, kotelet, rib
vleesthee - beaftea
vleestobbe - varsebalie, versebalie, vleeskuip
vleesuitwas - abces
vleesuitwas in de neus - neuspoliep
vlees van de kokosnoot - kopra
vleesvergiftiging - botulisme
vleesvlieg - aasvlieg, bromvlieg
vleesvormend - sarcotisch
vleesvulsel - farce
vleeswaren - bacon, berliner, (bloed)worst, cervelaat, cervelaatworst, fric(andeau), gehakt, ham, hoofdkaas, lever, leverkaas, leverworst, metworst, pate, rosbief, rookvlees, salami, zult
vleesweefsel in het lichaam - werkspier
vleeswoekering - gezwel, poliep, tumor
vleeswording - incarnatie, menswording
vleet - haringnet, massa, menigte, overvloed, vlet
vlegel - apenkop, belhamel, bengel, bink, blaag, deugniet, dorswerktuig, guit, kaffer, kinkel, kwajongen, lomperd, ondeugd, pummel, rakker, rekel, schoft, sloeber, slokop, smeerlap, snaak, snotneus, stakker, straatjongen, vlerk, vos
vlegelachtig - baldadig, brutaal, lomp, onbehouwen, onbeschoft
vlegelachtigheid - baldadigheid, lompheid, onbehouwenheid
vlegelen - dorsen
vlegeljaren - puberteitsjaren
vlegel of schavuit - bengel
vlegelstad - vlegelsteel
vleien - aaien, aanhalen, cojaleen, flatteren, flemen, flikflooien, hielenlikken, kozen, kwispelstaarten, liefkozen, likken, mokkelen, mooipraten, (pluim)strijken, smeren, soebatten, strelen, stroken, strooplikken, stroopsmeren, vorsten
vleiend - aanhalig, complimenteus, flatteus, geflatteerd, honingzoet, hypokoristisch, komplimenteus, slijmerig, strelend, stroperig, zoet, zoetsappig, zoetsprakig, zoetsprekend,
vleiend (muz.) - lusignando
vleiend gebedel - gesoebat
vleiend vragen - soebatten
vleiende beleefdheid - aai, compliment
vleiende karaktertrek - charme
vleiende verering - adulatie
vleiende woorden - complimenten
vleier - fleemkous, fleemtong, flemer, flikflooier, hielenlikker, hoveling, jabroer, liefkozer, likkepot, likker, meeprater, mooidoener, mooiprater, ogendienaar, pluimstrijker, pracher, schoonprater, streler, stroopsmeerder
vleierig - aanhalig, flemerig
vleierig lief - honingzoet, suikerzoet
vleierij - flikflooierij, gefleem, geflikvlooi, gelik, gestreel, kruiperij, liefdoenerij, laudanum, mooipraterij, ogendienst, pluimstrijkerij
vleinaam - dot, engel, hartelap, hart(je), honnepon, koosnaam, lief(je), liefste, lieveling, lieverd, mopje, schat(tebout), snoepje, snoes, troedel, troetelnaam, troel, roetelnaam
vlek - blaam, buurtschap, dorp, gehucht, klad, klodder, moet, negorij, pel, plaats, plek, schande, schilfer, smet, spat, spet, stip, va, veeg, vel
vlek op dierenhuid - gremel
vlek op gezicht - chloasma
vlek op paardehoofd - bles, kol
vlek van een vlooiebeet - pik
vlek van ijzerroest - ijzervlek
vlek (witte) op het hoornvlies - parel
vlekje - ginster, gremel, spark, spikkel, sprenkel, stip, vonk
vlekje op de huid - gremel, moedervlek, sproet
vlekkeloos - feilloos, helder, onberispelijk, onbesmet, onbevlekt, onbezoedeld, rein, schoon , smetteloos, smetvrij, wit, zuiver
vlekkeloosheid - reinheid, zuiverheid
vlekken - bevlekken, bezoedelen, kladden, smetten, spatten
vlekkenkruid - galigaan, longkruid
vlekkeloos
vlekkenmiddel - ossegal, tetra, tri, vlekkenwater
vlekkenstift - vlakkenstift
vlekkenwater - bleekwater, eau de javelle, tetra, tri
vlekkig - maculeus, petechiaal, variegatas
vlekpapier - schuurpapier
vlektyfus - virusziekte, vlekziekte
vlekvrij - smetteloos
vlerk - arm, bengel, kinkel, kwajongen, lomperd, lummel, rakker, rekel, snaak, vlegel, vleugel, wiek, zwing
vlerkachtig - vlegelachtig
vlerken - dweilen, slieren
vlerk of rekel - bengel
vlerkprauw - karakor, korakora
vlerk van een vogel - wiek
vleselijk - lichamelijk, zinnelijk, bloedeigen
vleselijke gemeenschap - copulatie
vleselijkheid - lichamelijkheid, tastbaarheid, zinnelijkheid
vlet - reddingsboot
vletter - turvenlegger
vletzode - schorzode
vleug - glimp, opwelling, vlucht, voliere, vogelhuis, vogelkooi
vleugel - dormitorium, draagvlak, flank, klavier, paviljoen, piano, schroefblad, vlerk, wiek, zwing, zijgebouw, zijlinie,
vleugel, inkorten van - kortwieken
vleugel van een Romeins gebouw - ala
vleugel van een zekere vogel - zwanevleugel
vleugelachtigen - polygalaceeën
vleugelblok - baldakijn
vleugelhoren - huisjesslak
vleugelklep - aileron
vleugellam - machteloos
vleugelloos insekt - apterygotum, franjestaart, luis, rupsmot, springstart, suikergast, vlo
vleugelman - flankeur
vleugelpiano - salonvleugel
vleugelstoel - vleugelspil
vleugeltjesbloemachtigen - polygalaceeën
vleugeltrilling - pteryguim
vleugelvlies - pterygium
vleugelvormig klavier - clavecimbel
vleugen - lukken, meelopen, vlotten
vleugje - poosje, stroompje, tijdje, tikje, tikkeltje, toets, veegje, vlaag, zuchtje, zweem
vleugelstoel - vleugelspil
vlezen - afschaven
vlezig - corpulent, dik, gezet, korpulent, mollig, musculeus, pulpeus, rond
vlezig aanhangsel - lel
vlezig gezwel - carnositeit
vlezig huiduitsteeksel op de tong - papil
vlezige rand - lip
vlezige wortel van een plant - knol
vliedberg - terp, vliedheuvel
vlieden - ontvluchten, stromen, vermijden, vluchten, wijken
vlieg - daas, horzel, mouche, mug, mula,
vlieg die de slaapziekte overbrengt - tseetseevlieg
vlieg die haar eieren op vlees legt - aasvlieg
vliegbaan - piste, rasant
vliegbereik - actieradius, radius
vliegbewijs - brevet
vliegbiljet - ticket
vliegboot - dornier
vliegdekschip - carrier, vliegtuigmoederschip
vliegelarve - made
vliegen - fladderen, hollen, rennen, snellen, zweven
vliegenboom - trosvogelkers
vliegend - hangend, mobiel, vluchtig, volatiel, wapperend
vliegend dier - bij, insect, libelle, libellen, mug, vogel, vleermuis, vlieg, wesp
vliegend diertje - vlieg
vliegend fort - bommenwerper, oorlogsvliegtuig
vliegend hert - kever
vliegend paard - Pegasus, Sleipnir
vliegend vuur - pepervuur, springvuur, vonk
vliegende blaadjes - loopmare
vliegende dieren - vogels
vliegende geest - ammoniak, vliegop
vliegende hagedis - draak
vliegende hond - kalong
vliegende schotel - ufo
vliegende termiet - larong
vliegende vis - zwaluwvis
vliegende witte mier - larong
vliegende zeedraak - schelvisduivel, spinvis
vliegendood - vliegenzwam
vliegenier - aviateur, luchtvaarderpiloot, vlieger
vliegenierster - aviatrice, pilote
vliegenkamperfoelie - vliegenzwam
vliegenkleed - klamboe
vliegenkunde - myiologie
vliegenlarve - made
vliegens - overhaast, vlug
vliegensvlug - rap, snel, overhaast
vliegenvanger - grauwkeeltje, muscicapide, snip,
vliegenvangertje - drosera, zonnedauw
vliegenzwam - vliegendood
vlieger - aviateur, piloot, vliegenier
vliegertouw - bot
vliegerij - vliegsport, vliegwezen
vliegkamp - aerodroom
vliegkampschip - vliegdekschip
vliegkunst - aviatie
vliegloods - hangar
vliegmachine - vliegtuig
vliegmast - vliegdennen
vliegmolen - helikopter
vliegop - ammoniak
vliegopname - luchtfoto
vliegpost - luchtpost
vliegreis - vlucht, luchtreis
vliegroute - luchtlijn
vliegterrein - aerodroom, helihaven, heliport, vliegveld
vliegtocht - luchtreis
vliegtoestel - helicopter
vliegtuig - biplane, boeing, caraveIle, corde, coccomet, constellation, convair, dakota, douglas, fellowship, fokker, friendship, helikopter, jet, jumbojet, kist, lancaster, mig, monoplane, starfighter, straaljager
vliegtuigbestuurder - piloot, vliegenier
vliegtuig kaper - luchtpiraat
vliegtuig met één stel vleugels - eendekker
vliegtuig mei twee stel vleugels - tweedekker
vliegtuigloods - hangar
vliegtuigmaatschappij - Aeroflot, A.F., Alitalia, Bea, Boac, K.L.M., Lufthansa, P.A.A., S.A.A., Sabena, S.A.S.
vliegtuigmoederschip - vliegdekschip
vliegtuigonderdeel - aileron, cabine, cockpit, hoogteroer, instrumentenbord, pantry, staart, vleugel
vliegtuigraid - luchtaanval
vliegtuigroer - aileron
vliegtuigstuur - knuppel
vliegtuigticket - reisbiljet
vliegveld (Nederland) -basis - Beek, Eelde, Gilze-Rijen, Schiphol, Soesterberg, Terlet, Teuge, Twente, Valkenburg, Zestienhoven, Welschap
vliegveld(kamp) - aerodroom(one), luchthaven
vliegveld in Canada - Gander
vliegveld van Barcelona - Muntadas
vliegveld van Berlijn - Tempelhof
vliegveld van Brussel - Melsbroek
vliegveld van Boedapest - Ferihegy
vliegveld van Genève - Cointrin
vliegveld van Glasgow - Prestwick
vliegveld van Hamburg - Fuhlsbuttel
vliegveld van Keulen/Bonn - Wahn
vliegveld van Kopenhagen - Kastrup
vliegveld van Londen - Croydon, Heathrow
vliegveld van Madrid - Barajas
vliegveld van Milaan - Malpensa
vliegveld van Moskou - Wnukowo
vliegveld van München - Riem
vliegveld van Oslo - Gardermoen
vliegveld van Parijs - Orly, le Bourget
vliegveld van Praag - Ruzyne
vliegveld van Rome - Ciampino
vliegveld van Rotterdam - Zestienhoven
vliegveld van Stockholm - Arlanda
vliegveld van Stuttgart - Echterdingen
vliegveld van Wenen - Schwechat, Tulin,
vliegveld van Zürich - Kloten
vliegvereniging - aeroclub
vliegwezen - aviatiek
vliegwiel - drijfrad, drijfwiel
vliem - lancet, vlijm
vliender - vlierboom
vlier - moerasveen, sambucus, violier
vlierachtigen - caprifoliaceeën
vlierbes - vlierbei
vlierboom - vliender
vliering - bergzolder, beun, bovenzolder, rommelzolder, tille,
vlierscheut - beflijster, kramsvogel
vlierzwam - judasoor
vlies - blees, film, huid, kaf, membraan, net, pel, schil, slaak, vel, waas, zemel
vliesachtig - vellig
vlies in de oogbal (aderlijk) - adervlies
vlies om de tandwortel - periodontium
vlies om koren - zemel
vlies op bier - kaam
vlies op melk - pastoorshemd, vel
vlies op wijn - kaam, kaan, kaamsel, kim
vlies over de eerste bast van de muskaatnoot - foelie
vlies over het oog - schel
vlies van paddestoel - beurs
vlies van zaden - blees
vliesachtig - pelliculair, veilig
vliesgevel - gordijngevel
vliesheer - vliesridder
vliesje - damp, film, membraan, nevelsluier, pel, vel(letje), waas, zweem,
vliesje van een zaadkorel - blees, blies
vliesje vocht - waas
vliesontleding - hymenotomie
vliesvleugelig insekt - bosmier, bij, dar, galwesp, hommel, honingbij, ieme, imme, mier, mug, sluipwesp, vlieg, wesp, zandwesp
vliesvleugelig insect bij aalbessenstruiken - aalbessenwesp
vliesvleugeligen - hymenoptera
vlieszaad - corispermum
vlieszwam - hymenomycetes, morille
vliet - aa, beek, ee, kreek, rivier(tje), sloot, spreng, stroom, vaart, water
vlieten - stromen, vloeien
vliezig - doorschijnend, vliesachtig
vliezig deel in een lichaam - blaas
vliezig onderdeel van een ui - rok
vliezig tussenschot - septum
vliezige buis - ader
vliezige zak - blaas
vlim - kafnaald
vlinder - kapel, novateur, pepel, piepel, butterfly
vlinder in de schemering - avondvlinder
vlinderachtig - ongestadig, grillig, veranderlijk
vlinderbloemen - papillionaten
vlinderbloemige plant -
4 boon, brem, erwt, krok, peul, soja
5 genst, ginst, linze, wikke
6 acacia, ebinus, klaver, lupin, genst, ginst
7 galgant, luzerne, lathyus
8 aardaker, galigaan, lathyrus, tuinboon, verfbrem, zoethout
9 akkerbrem, bokshoorn, duindoorn, fenegriek, rolklaver, stalkruid, trifolium, tuinbloem, verfkruid, zeeklaver
10 esparcette, ganzebloem, hazepootje, nachtwikke, rupsklaver, serradelle, vogelwikke, wondklaver
11 akkerdistel, damastbloem, gaspeldoorn, goudenregen, hoornklaver, indigobloem, kattenkruid, maskerbloem,
papierbloem, passiebloem, teunisbloem, zwanenbloem
12 honingklaver, schapenbloem, veldlathyrus
13 vierzaadwikke
vlinderbloemigen - papiliomaceae
vlinderdas - butterfly
vlinderen - fladderen
vlinderfase - nimf, pop, rups, tonnetje
vlinderkoekje - krakeling
vlinderkunde - lepidopterologie
vlinderlarve - ringelrups, rups, spanrups
vlindermug - psychodidae
vlinderpop - chrysalide, cocon, tonnetje
vlinders -
3 mot, non, pop, rijp, uil, vos
4 hara, nimf, page, rups
5 amata, atlas, kapel, kapel, kaper, pepel, witje, witje
6 aglaja, anarta, aporia, atacus, dikkop, ridder, semele, sla-uil, phinx, uiltje, wasmot
7 abraxas, amathes, apollo, aurelia, aurora, grasuil, meelmot, nonrups, nymfale, pauwoog, phoenix, plakker, procris, rietuil, scopula, selenia, spanner, spinner, zandoog
8 aardrups, achilles, admiraal, akkeruil, angerona, atalanta, blauwtje, boekworm, dagkapel, degenvis, eikhoorn, eikepage, gamma-uil, groentje, harlekijn, kleermot, korenmot, nachtuil, oreonuil, panvogel, perizoma, rietvink, saturnia, spanrups, tapijtmot, tonnetje, vedermot, weeskind, zijderups, zijdeworm 9 ailanthus, avondrood, dennerups, jonkvrouw, koevinkje, koolwitje, krakeling, landmeter, nimfkapel, oranjetip, pannekoek, pauwenoog, paramesia, parasemia, pijlstaart,
reuzenuil, vijfwouter, zakdrager, zandoogje
10 bladroller, boterkapel, dagpauwoog, dagvlinder, distelvink, hopvlinder, huismoeder, kluizenaar, livreirups, motvlinder, mugvlinder, nonvlinder, ourapterix, pistooltje, podalirius, prachtbeer, purperbeer, rauwmantel, seladonuil, tauvlinder, zilverbuik
11 agaatuiltje, beervlinder, bladvlinder, borstelrups, donsvlinder, hooibeestje, koningspage, lepidoptera, nachtuiltje, plakvlinder,
rietboorder, schoenobius, spartelrups, vuurvlinder, zijdevlinder
12 argusvlinder, atlasvlinder, avondpauwoog, avondvlinder, druivenkapel, eekhoornrups, gammavlinder, heidevlinder,
nachtpauwoog, nachtvlinder, satijnvlinder, schoenlapper, snuitvlinder, vliervlinder, vlinderlarve, zwaluwstaart
13 aglaiavlinder, bessenvlinder, distelvlinder, horzelvlinder, keizersmantel, koningsmantel, nommervlinder, tralievlinder, wintervlinder, witjesvlinder
14 citroenvlinder, dennenpijlstaart, lepetakvlinder, koninginnepage, lindepijlstaart, meekrapvlinder,
seringevlinder, witlakvlinder
15 aardrupsvlinder, admiraalvlinder, appelbladroller, beerrupsvlinder, hermelijnvlinder, ligustervlinder, olifantsvlinder, paarlemoerkapel, spanrupsvlinder, zijderupsvlinder
16 ailanthusvlinder, bessentakvlinder, dennenrupsstaart,
pauwoogpijlstaart, processievlinder,
17 doodshoofdvlinder, ligusterpijlstaart, oleanderpijlstaart,
paarlemoervlinder, populierpijlstaart, ringelrupsvlinder
18 kluizenaarsvlinder, schemeringsvlinder, wolfsmelkpijlstaart
19 doodshoofdpijlstaart
20 bastaardsatijnvlinder, processierupsvlinder,
21 bessenspanrupsvlinder, wilgenhoutrupsvlinder
vlindertje - mot
vlindervleugelige minnares van Eros - Psyche
vlinderwiek - vlindervleugel
vlinder, die lang blijft zitten - plakker
vlint - keisteen, veldklei, zwerfsteen
vlo - psylla, springer
vloed - drom, getij, getijde, hoogwater, massa, rivier, stroom, tij, vloeiing, volzee, waterloop
vloedbord - vloeiplank
vloedbos - mangrovebos
vloedbranding - bore
vloeddeur - sluisdeur
vloedmerk - vloedlijn
vloedplank - damplank, schutplant
vloei - ankerhand, zijdepapier
vloeibaar - dun, liquide, nat, viskeus, vloeiend, waterig
vloeibaar asfalt - goudron
vloeibaar beestevoer - sop
vloeibaar bestanddeel van bloed - plasma
vloeibaar boomhars - terpentijn
vloeibaar doen worden - smelten
vloeibaar gesteente - magma
vloeibaar hars - terpentijn
vloeibaar maken - aanlengen, smelten, verdunnen
vloeibaar medicijn - drankje, siroop
vloeibaar metaal - kwik, kwikzilver
vloeibaar pek - teer
vloeibaar propaan - LPG
vloeibaar sap in tabak - nicotine
vloeibaar varkensvoer - draf, slobber
vloeibaar vet - oleïne, olie, oline
vloeibaar voedsel - brij, lepelkost, pap, saus, slobber, soep, vla
vloeibaar vulkaangesteente - magma
vloeibaar worden - liquescentie, smelten
vloeibaar zilverkleurig metaal - kwik
vloeibaarheid - fluïditeit, liquiditeit
vloeibaarheid verliezen - stollen
vloeibaarmaking - liquatie, liquefactie
vloeibaarwording - liquefactie
vloeibare brandstof - benzine, (diesel)olie, kerosineLPG, petroleum, stook(olie)
vloeibare gist - levuriaan
vloeibare glasmassa - hazemelk
vloeibare hars - balsem, terpentijn
vloeibare mest - gier
vloeibare stof - sop, vloeistof, vocht, water
vloeibare teer - pek
vloeibare zalf - liniment
vloeibare zuurstof - lox
vloeiblad - buvard, onderlegger
vloeidrukker - blotter
vloeien - druipen, lopen, loszitten, opzuigen, sijpelen, spoelen, stromen, vlieten, zieden, zijgen
vloeiend - gelijkmatig, gemakkelijk, legato,liquide, makkelijk, ongedwongen, vlot
vloeiend (muz.) - legato
vloeiende klank - liquida
vloeiing - fluor, fluxie
vloeiklank - liquida
vloeilijst - cimaas, ogief
vloeiplank - vloedbord
vloeispaat - calciumfloride, fluoriet
vloeistof - fluïdum
vloeistof - alsem, azijn, bloed, drank, edik, gal, inkt, kwik, lysol, melk, nattigheid, olie, pekel, sap, slaolie, spiritus, terpentijn, traan, vocht, water
vloeistof langzaam van het bezinksel afgieten - decanteren
vloeistof om andere stoffen op te lossen - aceton, oplosmiddel, terpentijn
vloeistofbarometer - statoscoop
vloeistofopeenhoping in cellenweefsel - oedeem
vloeistofpomp - monopomp
vloeistof scheppen - hozen
vloeistof uit vlees gekookt - bouillon, extract
vloeistof uit vruchten - sap
vloeistof van sterke concentratie - essence
vloeistof voor fotografie - fixeer
vloeistof waarin vlees is gekookt - bouillon, nat
vloeistofdeel - drop, droppel, drup, druppel
vloeistofmaat, oude - aam
vloeistofmengsel - emulsie
vloeizuur - fluorwaterstofzuur
vloek - anathema, ban, deprecatie, doem, godslastering, imprecatie, knoop, krachtterm, maladictie, ramp, straf, veroordeling, vervloeking, verwensing, vloekwoord,
vloeken - briesen, foeteren, fulmineren, ketteren, knorren, lasteren, mopperen, morren, razen, sacreren, tieren, uitkafferen, uitvaren, verwensen
vloekhout - kruishout
vloekwoord - godslastering, verwensing
vloer - basis, bodem, carreau, draagvlak, grond(vlak), onderkant, parket, plancher,
vloer van planken - plankier
vloer voor rolschaatsers - rink
vloer voor schaatsers - ijs(baan)
vloer voor wielrijden - piste, wielerbaan
vloerbalk - estrik, plavuis
vloerbalk - legger
vloerbedekking - balatum, cocos, karpet, kleed, kokos, linoleum, loper, mat, parket, pers, stromat, tapijt, vinyl, vloerkleed, zeil
vloerbedekking bij deur - deurmat
vloerbint - badding, batting
vloerdeel - vloerplank
vloeren - bedekken, bevloeren, neerslaan, tekkelen
vloeren plaatsen - leggen
vloerkleed - kàrpet, tapijt
vloerkussen - poef
vloerlijst - plint
vloermat - kokosloper
vloer met planken – plankier
vloerplank - vloerdeel
vloerschot (scharnierend) - luik, valluik
vloersteen - marmer, plavuis, tegel, tichel
vloertegel - estrik, flagstone, kareel, plavuis, tegel, tichel
vloertje - bordes
vloervarken - handstoffer, veger
vloer voor rolschaatsen - rink
vloer voor wielrijders - wielerbaan
vloerzaad - koolzaad
vloerzerk - schorre
vloghaver - aat, even, oot
vlok - pluis
vlokje - nop, pluisje, plukje, sneeuwvlok, zeepvlokken
vlokken - sneeuwen
vlokkenvlies - chorion
vlokkig - ruig, villosus, vlossig
vlokkig stof op bier - kaam
vlokkigheid - villositeit
vlokleurig - donkerbruin, puce
vlokreeft - snel, strandvlo, zoetwatergarnaal
vlokvlies - chorion
vlokzijde - floretzijde
vlonder - laadbrug, plank, rooster, slootplank, stap, steg, steiger, vondel, vonder, waterstoep
vlonder over water - bruggetje
vlooien - aphaniptera, siphonaptera, uitpluizen
vlooienkruid - gagel, pos, possem, post, pulicaia
vloot - armada, dobber, drijver, eskader, marine, menigte, navy, smaldeel, zeemacht
vlootbasis - marinehaven
vlootafdeling - eskader, smaldeel
vlootje - bakje, kommetje
vlootsteunpunt - vlootbasis
vlootvoogd - admiraal
vlos - dons, pluis, zijde
vlossig - dradig, los, vlokkig
vlossige zijde - pluis
vlot - astrant, blits, drijvend, franchement, frank, gaarne, gemakkelijk, gemoedelijk, gesmeerd, glad, grif, haastig, hip, kwiek, licht, los, modern, onbelemmerd, ongedwongen, prompt, rap, ronduit, snel, tuk, vaardig, vloeiend, vlug, volgaarne, volmondig, vrijmoedig, vrolijk, vrijpostig
vlot en modern - hip
vlot met woonhuis - rakit
vlotbrug - pontonbrug
vloteling - schepeling
vloten - afromen, dobberen, drijven, glyceria
vlotgras - glyceria
vlotgroensteen - doleriet
vlotheid - reeheid, savoir, vivre
vlothout - drijfhout
vlotte voordracht - causerie
vlotten - boteren, gelukken, drijven, opschieten
vlottend - afwisselend, drijvend
vlottend in schuld omgezet - geconsolideerd
vlotter - drijver
vlozaad - weegbree
vlucht - horenafstand, koppel, loop, luchtreis, ontsnapping, ontvluchting, terugtocht, toom, troep, uitbraak, uittocht, vaart, vleugelafstand, vlucht, vogelkooi, vogelvlucht, wegloping, zwerm, wijd, wijk
vlucht van Mohammed - Hegira
vlucht van vee - stampede
vluchtbedrijf - valkerij
vluchtberg - terp
vluchteling - D.P, ontheemde, refugié, uitgewekene, vervolgde voortvluchtige
vluchten - afblazen, afnokken, deinzen, deserteren, drossen, inrukken, lopen, mijden, ontkomen, ontsnappen, ontvluchten, ontwijken, opbreken, redden, stal, uitbreken, uitwijken, vlieden, weglopen, wegrennen, wegsnellen, wijken
vluchtend - wegsnellend, wijkend
vluchtgedeelte voor de landing - nadering
vluchthaven - noodhaven, toevluchtsoord, vluchtstrook, voorhaven
vluchtheuvel - hil, hille, hoogte, refuge, rietveld, terp, vliedberg, vluchtberg, warf, werf, wierd, wierde
vluchtheuvel bij hoge vloed - werf
vluchtig - dun, enpassant, etherisch, fugitief, haastig, kortstondig, licht, los, losjes, losweg, nonchalant, oligochronisch, oppervlakkig, snel, terloops, vergankelijk, vervliegend, volatiel, voorbijgaand, ijl, zorgeloos
vluchtig (muz.) - volante
vluchtig doorkijken - doorbladeren
vluchtig doorzien - inzien
vluchtig loogzout - ammonia, ammoniak, salmiak, salmoniak
vluchtig omhulsel - aura
vluchtig omslaan - bladeren
vluchtig op papier zetten - ebaucheren
vluchtig overlezen - overzien
vluchtige harssoort - kamfer
vluchtige liefdesbetrekking - liaison
vluchtige liefdesverhouding - amourette
vluchtige notitie - aantekening, krabbel
vluchtige olie - ligroine
vluchtige stof - alcohol, amoniak, benzine, ether, gas, gasoline, geest, kamfer, lucht, nafta, naftaline, tetra
vluchtige tekening - schets
vluchtige uiteenzetting - apercu, overzicht
vluchtige verliefdheid - flirt
vluchtige vloeistof - alcohol, amoniak, benzine, ether, (kamfer)spiritus, tetra, wijngeest,
vluchtigheid - mobiliteit
vluchtigjes - terloops
vluchtig kijken - neuzen
vluchtig lezen - inzien
vluchtig overlezen - overzien
vluchtmogelijkheid - brandladder, valscherm
vluchtoord - asiel, toevluchtsoord
vluchtplaats - schuilplaats, toevlucht
vluchtschans - reduit, redoute, reduite
vluchtstrook - uitwijkplaats
vluchttrap - nooduitgang
vluchtweg - nooduitgang, uitvalspoort
vlug - actief , afgewerkt, agiel, agile (muz.), aldra, alert, alerte, alras, bedreven, behendig, bekwaam, bereid, bevattelijk, beweeglijk, bijdehand, centerend, cito, dra, fluks, gauw, gereedgemaakt, gewiekst, gezwind, grif, haastig, handig, hard, ijlings, kordaat, kwiek, levendig, link, naarstig, presto, prompt, pront, pijlsnel, rad, rap, rapide, ras, schielijk, slim, snedig, snel, snugger, spoedig, vlijtig, vaardig, vief, vlot, volmondig, wakker, weldra, wierig, ijlings
vlug (muz.) - allegro, presto
vlug begrip - doorzicht
vlug behendig - agile, agilement
vlug bewegelijk - agiel, mobiel
vlug dier - aap, cheetha, gazelle, hagedis, hinde, jachtluipaard, jaguar, kievit, kolibrie, ree, reebok, vogel,
vlug en beweeglijk - actief, agiel, agile, alert, mobiel
vlug en kwiek - vief
vlug en nauwkeurig - prontamente
vlug en rap - vlot
vlug gaan - aanbenen, benen, galopperen, haasten, rennen, reppen, snellen, spoeden, vliegen, ijlen,
vlug in het leren - goedleers
vlug lopen - aanstappen, benen, draven, hollen, rennen, snellen, vliegen, ijlen
vlug of vlugger voortstappen - aanbenen
vlug schrijven - pennen
vlug van begrip - bevattelijk, geleerd, intelligent, kien, knap,
kwiek, pienter, schrander
vlug van bevatting - adrem, alert, bijdehand, gevat, intelligent, knap, kwiek, pienter, schrander, slim, snedig
vlug van beweging - agiel, vief
vlug van reactie - gevat
vlug verslijtend - sleets
vlugge beweging - wip
vlugge greep - snap
vlugge haal - ruk
vlugge hap - snap
vlugge loop - draf
vlugge snede - rip
vlugge vaart - gang
vlugger bomen van een schipper - aanbomen
vlugger breien - aanbreien
vlugger doen verlopen - bespoedigen
vlugger draven - aandraven
vlugheid - agileite, bevattelijkheid, celeriteit, libel, lichtheid, promptitude, radheid, rapiditeit, routine, snelheid, tractaat, vaardigheid,
vlugschrift - brochure, folder, pamflet, steno, stenografie, vlugmare
vlugschrift- of smaadschriftschrijver - pamflettist
vlug schrijven - pennen
vlug van begrip - alert, kwiek, pienter, schranderslim
vlug verslijtend - sleets
vlugzout - ammoniak, ammoniumcarbonaat
vlij - vlasband
vlijen - aanstaan, behagen, bevallen, neerleggen, passen, schikken, stapelen, voegen
vlijend - bevallig
vlijer - aaier, ogendienaar, streler, strooplikker
vlijm - kafnaald, lancet, laatijzer, laatmes, operatiemesje, vin
vlijmend - scherp, snerpend, snijdend
vlijmscherpe spot - sarcasme
vlijt - energie, naarstigheid, studie, ijver, werklust, werkzaamheid
vlijtig - actief, arbeidzaam, bedrijvig, bezet, bezig, diligent, druk, ijverig, knoestig, kwastig, leergierig, levendig, naarstig, nijver, noest, ondernemend, snel, studieus, toegewijd, vlug, volhardend, voortvarend, werkzaam
vlijtig actie voeren - ijveren
vlijtig liesje - reuzenbalsemien, waterbalsemien
vlijtige - ijverige
vlijtige lize - reuzenbalsemien, waterbalsemien
vocaal - assonant, klinker
vocabulair - vocabularia, vocabularium, woordenlijst, woordenschat
vocabularium - woordenlijst
vocale compositie - lied, opera, operette
vocalisatie - punctuatie
vocaliste - zangeres
vocatie - neiging, roeping
voceren - nodigen, roepen
vocht - nat(tigheid), neerslag, sap, vloeistof, water
vocht aantrekkend - hygroscopisch
vocht afscheiden - tranen, transpireren, zweten
vochtafvoerbuis - catheter, riool
vocht bevattend - damp, doordrenkt, klam, klef, madescens, nat, sappig, vochtig
vocht door lever afgescheiden - gal
vocht doorlaten - doorslaan
vocht doorlatend - lek, permeabel
vocht doorlatende steen - leksteen
vocht in de gewrichten - leewater
vocht in de knie - leewater
vocht in de lucht - damp, mist, nevel
vocht innemen - drinken
vocht uit de spijsbrij - chyl
vocht uit de terebint - terpentijn
vocht uit de wond - bloed, etter, lymfe, pus
vocht uitstorten - gieten
vocht uittrekken - centrifugeren, drogen
vocht uit vruchten - sap
vocht van bladluizen - mierenhoning
vocht van de lever - gal
vocht van een vrucht - sap
vocht van het kaasmaken - hui, wei
vochtblaasje - blaar, bobbel
vochtdeel - druppel
vochten - besprenkelen, betten, bevochtigen, natmaken
vochtig - damp(ig), duf, humide, hygro, klam, klef, miezerig, muf, nat(tig), slodderig, verdorven, vies, vuns, vunzig, wak,
vochtig aanvoelend - klam
vochtig deeltje - drop, droppel, drup, druppel, spat, spetter
vochtig en bedorven - muf
vochtig en koud - kil, klam, rillerig
vochtig grasland - dras, dries
vochtig maken - besprenkelen, invochten
vochtig voedsel - soep
vochtig warm - benauwd, drukkend, klam, mouterig
vochtige koude - kilte
vochtige lucht - damp, dauw, mist, nevel
vochtige plek - plas, poel
vochtige vlek - druppel, spat, spet
vochtige warmte - broei
vochtigheid - damp, dauw, humiditeit, klamheid, mist, natheid, vocht
vochtigheidsmeter - hygrometer
vochtigheidsmeting - hygrometrie
vochtmaat - aam, anker, centiliter, decaliter, deciliter, galon, hectoliter, kan, liter, maat(je), mililiter, okshoofd, pint, stoop
vochtmeter - areometer, hydrograaf, hydrometer, hygroscoop, vochtweger, weegglas
vochtmeting - hygrometrie
vochtophoping in de borstholte - hydrothorax
vochtuitstorting - exsudaat
vocht verspreider - aerosol
vochtvrij - dor, droog, kurkdroog, sek, voos,
vochtweger - aerometer, hydrometer
vochtzuiger - exsiccator
vociferatie - geschreeuw, getier, misbaar
vod - brassen, del, drel,flard, kleinigheidkonkel, lap, lel, leur, loer, lokaas, lomp, lor, palt, prondel(Z.N.), prul, slet, slons, tod, todde, tondel, tonder
vodden - lompen
voddenboer - lorrenboer
voddengoed - lorren, prulgoed
voddenkoopman - tagrijn
voddenkraam - prullaria, prullenkraam, prulwerk
voddenman - lorrenboer
voddenraper - lorrenboer, lorrenman
vodderij - beuzelarij, lompen, prulwerk
vodderijen - lappalin
vodje - lapje
vod of prul - lomp
voeden - aankweken, koesteren, onderhouden, spijzigen, voederen, voeren, zogen
voedend - nutritief, substantieel, succulent, voedzaam
voeder - eten, foerage, voeding, voedsel, voer
voeder verschaffen - fourageren
voederbak - kreb, krib, kribbe, ruif, trog, voerbak, zomp
voederbiet - mangelwortel
voederen - foerageren, kroppen, voeren
voedergewas - aardappels, bieten, gras, haver, klaver, knollen, mais, spurrie
voedergras - timothee
voederkrib - ruif
voederkuil - silo
voederrek - rek, ruif
voederrek voor paarden - ruif
voeder voor paarden - foerage
voeding - eetwaar, eten, kost, leeftocht, levensonderhoud, menage, spijs, toevoer, voedsel, voer, voeder
voeding met melk - lektatie
voeding van soldaten - menage
voedingsbestanddeel - eiwit, koolhydraat, suiker, vet, vitamine, water, zetmeel, zout
voedingsbodem - grond, substraat, teelaarde
voedingsbodem voor bacterie - bouillon-agar, cultuurmedium
voedings- en dieetleer - bromatologie
voedingsgewas - gerst, haver, mais, rijst, rogge, tarwe
voedingskanaal - aanvoerkanaal
voedingsleer - bromatologie, diaetetiek, diëtiek, sitiologie,
voedingsmiddel - aardappelen, appel, bonen, brood, ei, fruit, gort, graan, groente, ham, haring, kaas, melk, pap, pinda, puré, rats, rijst, snert, soep, spek, spijs, toast, vet, vis, vlees
voedingsmiddel uit het merg van de palm - sago
voedingsmiddel van meel - brood
voedingsproces - spijsvertering
voedingsregel - dieet, regime
voedingsschema - dieet
voedingsspecialist(e) - diëtist(e)
voedingsstof - eiwit, koolhydraat, suiker, tapioca, vet, zetmeel
voedingsstoornis - indigestie, constipatie, obstipatie
voedingsvoorschrift - dieet
voedingswaarde - calorie
voedsel –
2 ei
3 ham, mik, pap, vis
4 bras, eten, gort, kaas, kost, melk, prak, rats, rijst, soep, spijs
voer
5 appel bonen, brood, pinda, puree, snert, toast, vlees
6 haring, pieper
7 foerage, eetwaar, groente
8 mondkost, proviand
9 aardappel, leeftocht
11 bikkesement
12 mondvoorraad
voedsel gebruiken - eten, nuttigen
voedsel geven - voeden, voeren, voederen
voedsel inladen - ravitailleren
voedsel nuttigen - eten
voedsel van het lopend wild - lavei
voedsel voor dieren - aardappelen, bieten, draf, gras, haksel, haver, hooi, klaver, maïs, pulp, spoeling, wostel, zaad
voedsel voor het leger - fourage
voedsel voor vegetariër - soja(boon)
voedsel zoeken - azen, jagen
voedsel zoeken door wild - laveien
voedselarm - oligotrofisch
voedseldeskundige - bromatoloog, diëtist
bromatoloog voedselvergiftiging - botulisme
voedselvoorziening - distributie, ravitaillering
voedster - min, minne, moerhaas, moerkonijn, zoogster
voedsterdochter - pleegdochter
voedsterkind - pleegkind
voedsterling der muzen - dichter
voedster van Rebecca - Debora
voedster van Zeus – Amalthea
voedzaam - baldadig, blijmoedig, dapper, dartel, dronken, flink, groeizaam, krachtig, machtig, nutritief, onbekommerd, onbevreesd, onbezorgd, onbezwaard, onvervaard, opgeruimd, ordelijk, speels, stevig, substantieel, uitgelaten, vet, voedend, vrolijk, vruchtbaar, weldoorvoed, welig, wellustig, wulps, wakker,
voedzaamheid - succulentie
voedzame drank - cacao, chocomel, melk, yoghurt
voedzame melk - biest, colostrum
voeg - groef, kalknaad, kier, las, naad, reet
voeg waar twee stukken aan elkaar gezet zijn - naad
voegblok - voeghout
voege - manier, orde, schikking, trant, wijs
voegen - aanpassen, aansluiten, behoren, beschikken, bestellen, betamen, erkennen, inrichten, insluiten, lassen, overeenkomen, passen, regelen, schenken, schenken, schikken, toegeven, verbinden, verschaffen
voeging - voegsel
voegkalk - voegspecie
voegklem - sergeant
voeglijk - betamelijk, gepast, passend, voegzaam
voeglijkheid - gepastheid
voeg of torn - naad
voegspecie voor muren - mastiek
voegspijker - voegijzer
voeg van metselwerk - kalknaad
voegwoord - conjunctie
voegwoord -
2 al, en, of, zo
3 als, dan, dat, dus, eer, hoe, met
4 daar, dies, doch, maar, mits, naar, noch, toen, waar, want
5 aleer, alsof, edoch, gelijk, hetzij, nadat, omdat, opdat, sinds, tenzij, zoals, zodat
6 alsook, eerder, echter, hoewel, immers, indien, nadien, sedert, terwijl, totdat, zolang
7 alsmede, behalve, doordat, evenals, hoezeer, tenware, vermits, vandaar, veeleer, vermits, voordat, wanneer
8 aangezien, alhoewel, alvorens, bijaldien, bijgevolg, derhalve, intussen, naarmate, nademaal, nochtans, ofschoon, teneinde, weshalve
9 aangezien insgelijks, niettemin, tenminste, vooraleer
10 conjunctie, mitsgaders, naargelang
11 conjunctief, daarenboven, daarentegen
12 uitgezonderd
voegwoord (Duits) - als, dann, dass, oder. ob. und
voegwoord (Engels) - as, and, but, for, if, or, that
voegwoord (Frans) - et, si, or, mais
voegwoordelijk bijwoord - altans, bijgevolg, bovendien, daarentegen
voegwoord oude stijl - bijaldien, edoch, ende, nademaal, tenware, vermits
voegijzer - dag, dagge, voegspijker
voegzaam - behoorlijk, betamelijk, convenabel, dienstig, fatsoenlijk, gepast, geschikt, gevoeglijk, oorbaar, passend, welvoeglijk
voegzaamheid - betamelijkheid, gepastheid
voei - moerkonijn
voelbaar - duidelijk, grijpbaar, klaar, merkbaar, palpabel, sensobel, sibel, tactiel, tangibel, tastbaar, waarneembaar, zonneklaar
voelbaar schrift voor blinden - braille
voelbaarheid - merkbaarheid, sensibiliteit
voeldraad - antenne, tastorgaan, tater, tentakel, voeler, voelhoren, voelspriet
voelen - aanraken, bemerken, beseffen, betasten, gevoelen, gewaarworden, inzien, merken, realiseren, snappen, tast, tasten, vatten, waarnemen
voeler - taster
voeler bij insekten - tentakel
voelhoorn - antenne, (voel)spriet, tentakel
voelhoorns uitsteken - aftasten, polsen, verkennen
voeling - aanraking, aansluiting, betrekking, bevoeling, contact, gemeenschap
voelmaat - voeler
voelmesje - voeler
voelorgaan - tastorgaan
voelspriet - antenne, taster, tentakel, voeler, voelhoorn
voelspriet van een insekt - taster
voer - aas, eten, kost, voeder, voeding, voedsel, wagenvracht
voer in een vurige wagen ten hemel - Elia
voer voor koeien en varkens (vochtig) - bras
voerage - beestenvoer, foerage
voerbak - bak, krib(be), ruif, trog
voerbiet - beetwortel, mangel
voerder - bestuutder, koetsier
voeren - aanvoeren, azen, begeleiden, bekleden, brengen, dragen, geleiden, hanteren, leiden, meenemen, meevoeren, uitoefenen, vervoeren, voederen, uitoefenen
voering - bekleedsel, binnenbekleding, binnenstof, doublure, vaar
voeringlinnen - canvas, kanefas
voeringstof - glanskatoen, mul, sanel(la), satinella, serge, zanella,
voerkooi - ruif
voerman - Auriga, bestuurder, bode, chauffeur, karrevoerder, koetsier, menner, rijder, sleper, vrachtrijder, wagenmenner
voerman van een trekschuitpaard - ketser
voermans roep - ho
voertaal - gesprekstaai, onderwijstaal
voertaal in Liechtenstein - Duits
voertuigen -
2 ar
3 bak, bob, bus, cab, fly, gig, kar, loc, tuf
4 arre, atax, auto, brik, ebro, eend, kist, jeep, plof, roda, sado, slee, spul, step, taxi, tram, velo
5 aapje, break, buggy, chais, coach, coupé, fiets, gerij, jaila, kales, karos, koets, metro, motor, sjees, slede, sulky, trein, wagen
6 bandis, bendie, berrie, botkar, camion, chaise, dogkar, droske, fiacre, grobak, hansom, heurst, kapkar, kipkar, kosong, lorrie, milord, panier, pedati, riksha, riksja, rijtuig, rijwiel, tandem,
tandoe, telega, tikker, troika, trolly, whisky, witkar
7 autotax, berline, biplane, bobslee, brommer, caisson, calèche, cariole, deleman, dogcart, dos-a-dos, eenspan, fourgon, handkar, hosklos, huifkar, kabitka, kibitka, kossong, lastkar,
omnibus, palatijn, phaeton, pikolan, postkar, ricksha, rosbaar, rijkales, rijkoets, rijstoel, rijwagen, scooter, sleetje, swemmer,
tilbury, tobogan, tonneau, tractor, trailer, vehikel, vierbob, vis- avis, voiture, ijsslede, ijsstoel, zegekar, zesspan
8 achtspan, afrijbrik, bakfiets, bakwagen, belslede, boomezel,
botwagen, brougham, carriole, cerresse, coureuse, droschke,
equipage, hofkoets, hondekar, hongkong, kapwagen, kapsjees,
kipwagen, kiereboe, landauer, langspan, mallejan, menwagen,
napoleon, norinono, palankijn, pikslede, quadriga, rolwagen,
sportcar, steekkar, stootkar, stortkar, trapauto, toboggan,
toeslede, toewagen, tricycle, tweespan, Victoria, vierspan
9 bromfiets, buffelkar, cabriolet, draagbaar, eendekker, zelwagen,
galakoets, halfkoets, handwagen, hofrijtuig, houtwagen, huifwagen, huurwagen, jinriksha, korfwagen, kratwagen,
kruiwagen, landaulet, lastwagen, monoplaan, narretuir, ossewagen, postwagen, postkoets, prikslede, rammelkar,
reiswagen, rolrailer, slikslede, snorwagen, twoseater,
tarantass, tentwagen, toerijtuig, trekslede, triplette, tuimelkar,
vigilante, volgkoets, voorwagen, vouwwagen, vrachtkar,
woonwagen, wijtewagen, zeilwagen
10 arretikker, automobiel, beurtwagen, bokkewagen, char-a-
bancs, diligence, djinriksha, draagstoel, driewieler, hittewagen,
hondewagen, jachtwagen, janplezier, jardiniëre, kordewagen, kraanwagen, lastsleper, mandewagen, narreslede, natiewagen,
pausmobiel, praalkoets, praalwagen, pronkwagen, rammelkast, remorqueur, slaapwagen, speelwagen, spoorwagen,
sportwagen, steekwagen, trolleybus, tweedekker, volgrijtuig,
ziekenauto
11 achterwagen, bestelwagen, beugelsjees, boerensjees,
boerenslede, boerenwagen, bolderwagen, Caterpillar,
demifortune, disselsjees, disselwagen, janpleizier, jaunting-car,
keukenwagen, kinderwagen, ladderwagen, rendierslee,
strandwagen, vrachtwagen
12 aanhangwagen, basterdwagen, dubbeldekker, kampeerwagen,
mandenrijtuig, personenauto, sleperswagen, verhuiswagen,
vuilniswagen, werkwagentje
13 staatsiewagen, invalidenwagen
voertuig in de lucht - hefschroef, vliegtuig, wentelwiek
voertuig ingaan - instappen
voertuig met één paard - eenspan, lemoen
voertuig met opgetuigde paarden - ar, arre,arreslee, kar, koets, rijtuig, wagen
voertuig in Z.Afrika - ossewa
voertuig op het ijs - ar, slee
voertuig op rail – tram, trein
voertuig op twee wielen - motorrijwiel
voertuig te land - auto(bus), ar, brommer, bromfiets, bus, cab, calèche, fiets, kar, karos, koets, sjees, slee, tandem, tractor, trailer, trol ka, vigilante, victoria, wagen
voertuig ter zee - boot (zie aldaar), pont, schip, veervoertuig
voertuig voor één persoon - bromfiets, fiets, motorrijwiel,
rijwiel, solomotor,step
voertuig voor invaliden – rolstoel
voertuig voor personen – auto, bus, scooter, tandem, vliegtuig
voertuig voor post - postkar
voertuig voor vervoer van bomen - boomwagen, boskar, mallejan, oets
voertuig zonder wielen - ar, arre, hovercraft, schip, sle(d)e, draagstoel, lift
voertuig verlaten - afstijgen, uitstappen
voertuig (Zuid-Afrika) - ossewa
voerwiel - drijfwiel, vliegwiel
voet - ft.,
voet - basis, fondament, fundament, grondslag, lengtemaat, maatstaf, manier, poot, punt, trapperik, verhouding, versvoet, wijze
voet, deel van de - hiel, kootbeen, (meta)tarsus, phalange talus, ten, teerlingbeen
voet van een dijk - teen
voetafdruk - spoor, voetspoor
voetangel - klem
voetangels en klemmen - moeilijkheden
voetbal - knikker
voetbalafdeling - (ere)divisie, 1e divisie
voetbalbeker - cup
voetbalclub - Ajax, Ado, D.F.C., D.W.S., Eindhoven, Excelsior, Feijenoord, Fortuna, Graafschap, Haarlem, Heerenveen, Heracles, H.V.C., M.V.V., N.A.C., N.E.C, P.S.V., Sparta, Telstar, Twenthe, Veendam, Vitesse, Volendam, Volewijckers
voetbalelftal - ploeg, team
voetballen - schieten, spelen
voetballer - back, doelman, half, keeper, linksbinnen, linksbuiten, midvoor, rechtsback, rechtsbinnen, rechtsbuiten, rechtshalf, spil, spits, stopper
voetbalploeg - elftal, team
voetbalpool - toto
voetbalteam - elftal, ploeg
voetbalterm - aftrap, corner, doellijn, doelpunt, doelschop, doeltrap, freekick, goal, grensrechter, hands, hoekschop, ingooi, inswinger, inworp, kopduel, lijn, middencirkel, natrappen, offside, out, pass, penalty, referee, scheidsrechter, sliding, stip, strafschop, tackle, uit(bal), uittrap, voorzet, vrijeschop,
voetbalveld - grasmat
voetbankje - schabel,schamel, schemel, stoof, tabouret
voetbedekking - klomp, kous, laars, muil, pantoffel, sandaal, schoeisel, schoen, slipper, slof, sok
voetboog - kruisboog
voetbrug - loopbrug, passerelle, vlonder, vonder
voeten - pedes, poten
voeteling - leest
voetenverzorger - pedicure
voetenwarmer - stoof
voeteren - gaan, lopen, wandelen
voeteuvel - eksteroog, pootje, podagra, voetjicht
voetganger - gaander, loper, stapper, tiopelaar, weggebruiker, wandelaar
voetgangerspad - zebrapad
voetgangster - wandelaarster, loopster
voetgewricht - enkel
voetheelkunde - pediatrie
voetindruk - spoor
voeting - pijler, waterkering
voetje - schapebout
voetjespasser - binnenpasser, holpasser
voetjicht - podagra, pootje
voetjichtlijder - podagrist
voetklavier - pedaal
voetklem - voetangel
voetkluister - voetboei
voetknecht - infanterist, miles, pedel, piot, poilu, zandhaas
voetknokkel - enkel
voetkruid - zevenblad
voetkundige - pedicure
voetlicht - podagra, rampe
voetlove - zuilversiering
voetlijst - plint
voetmaat - metrum, ritme
voetnoot - aantekening, annotatie, asterisk, noot
voetoog - onderoog
voetpad - manpad, steg, stoep, trottoir, wandelpad, weggetje
voetplaatsing bij dansen - positie
voetplank van een weefgetouw - schakel
voetpomp - fietspomp, luchtpomp
voetpunt - nadir, uiteinde
voetpunt tegen over het zenit - nadir
voetpunt (tegenover) - toppunt
voetpunt van een loodlijn - oogpunt
voetpijn - pedalgie
voetregister - pedaal
voetreis - wandeltocht
voetrot - fusarium
voetrust - voetsteun
voetschabel - bankje
voetsoldaat - pandoer, tirailleur
voetspecialist - orthopedist
voetspoor - prent
voetspoor van Vishnu - harikipairi
voetstap - pas, schrede, spoor, stap, tred(e)
voetstappen - sporen
voetsteun - stoof, voetrust, voetenbankje
voetstok - maatstok
voetstoots - gedachteloos, klakkeloos, zomaar
voetstuk - baas, basement, basis, drievoet, onderbaas, pedestal, piedestal, podium, postament, postement, sokkel, standaard, statief, steun, support, vaas, zuil,
voetstuk van een beeld - basement
voetstuk van een camera - statief
voetstuk van een machine - fundatie
voetstuk van een pilaar - onderbaas
voetstuk van een standbeeld - sokkel
voetstuk van een zuil - pedestal, postament, voetstuk
voettitel - onderschrift
voettocht - mars, wandeling
voettoets - pedaal
voettrapper - pedaal
voettrede - opstap, trede
voetval - knieval, knieling, prosternatie
voetval doen - prosterneren
voetveeg - deurmat, dweil, vloermat, voetwis
voetvervorming - strefopodie
voetverzorger - chiropodist, pedicure
voetverzorging - pedicure
voetvinger - teen, toon
voetvolk - infanterie, voetknechten
voetvolk (Gr.) - hoplieten
voetvrije rok - trotteuse
voetwarmer - kruik, pantoffel, slof, stoof, test
voetwassing - mandatum
voetweg - voetpad, wandelweg
voetwis - dweil, voetveeg
voetijzer - beugel, voetangel
voetziekte - schimmelziekte
voetzoeker - pétarde, rotje, keukenmeid, klapper, zwerver
voetzolen met sneeuw - aanballen
voetzool - tars
vogelaar - kooiker, valkenier, vogelvanger
vogelaarsstok - lijmstok, rekke
vogelbek - neb, nebbe, snavel, sneb, snebbe
vogelbekdier - mierenegel
vogelbekdier met een cloaca - cloacadieren
vogelberg - bergkloof, rotswand
vogelbes - lijsterbes
vogelbeschrijving - ornithografie
vogelcholera - vogelpest
vogeldarm - veldereprijs
vogeleigenschap - leg, rui
vogelfokkerij - avicultuur
vogelgebraad - bout
vogelgekweel - gekwinkeleer
vogelgeluid - fluiten, klepperenkoeren, krassen, piepen, sjilpen, tsjilpen, zingen
vogelgerecht - gevogelte
vogelgeslacht - junco
vogelgierst - panikkoren, pluimgierst
vogelgras - hanepoot
vogelhuis - vogelmijt, voliëre
vogelkenner - ornitholoog
vogelkers - kardinaalsmuts, kriek, wildekers
vogelkleed - gevederte, pluimage, veren
vogelknip - slag, spring, til
vogelkooi - kevie, kouw, muit, muite, voliëre
vogelkoopman - poelier
vogelkouw - vogelkooi
vogelkruid - mier, kevie, muur
vogelkuif - aigrette, zilverreiger
vogelkunde - ornithologie
vogelkundige - ornitholoog
vogellijm - maretak, mistletoe, woekerplant
vogelmelk - ornithogalum
vogelmest - guano
vogelmier - hoenderbeet, murik
vogelmuit - vogelkooi
vogelnaam - fuut, koekoek, kra, kraai, lorre, roekoe
vogelnest - horst
vogelnet - tiras, (val)flouw, valnet, slagnet, snippenet, stalnet,
vogelknip
vogelorgeltje - serinette
vogelpest - hoenderpest
vogelpluim - aigrette, dons, pluimage, veder, veer
vogelpokken - snot
vogelpoot - bloedgierst, klimvoet
vogelpootje - ornithopus
vogelprodukt - ei, eendeei
vogelroep - fuut, kra, karkiet, koekoek, lorre, roekoe,
vogelroer - jachtroer
vogel -
2 ka
3 aar, alk, ani, ano, ara, beo, bik, emu, gib, hen, hop, kea, kip,
lom, moa, mos, mus, mus, non, pel, pul, ral, rok, tok, sijs, uil,
wei,
4 ajam, aren, bout, coco, deen, diek, dodo, dole, domp, duif,
eend, emoe, fuut, gaai, gans, gent, gier, gors, grit, haan,
hoen, ibis, itik, ixos, jako, kaan, kaap, kaka, kauw, keep, kiwi,
klem, klok, kneu, knor, koea, koel, koet, koko, krak, krem,
krik, kwak, lori, mees, mino, pauw, piel, pink, poel, raaf, rhea,
roek, snip, snor, toko, trap, tuuk, tuut, valk, vink, weri, wink,
wouw, wulp
5 aande, agami, arara, arend, bacha, banda, bebek, berner, bokje,
braba, dagoe, deris, dhara, eiber, ellia, fitis, ganga, gaper,
gemak, goele, goura, griel, griet, haker, harpij, havik, havik,
hoorn, jager, kagoe, kalle, kitta, kliet, kloek, kluut, kluit, kobbe,
kraai, lorre, maleo, mango, marel, meeuw, merak, merel, moeti, noeri, oehoe, oehoe, oeloe, parra, pingo, pitta, roeak, serak, sikko, smink, sneep, sprit, stern, stork, sijsje, takko, tanau, tjerk, tjirk, tjito, tuter, uiver, velte, waan, waard, walet, walor, welor, woerd, woord, zwaan, zwalm
6 alcion, ancona, aquila, argala, belder, bentet, blekok, bolder, bondol, boskip, bosuil, bulbul, bultoor, canard, condor, daguil, dikbek, djalak, doedoe, doffer, dotter, drongo, dronte, drupen, duiker, duiver, duivin, ekster, fazant, feniks, ekster, fazant, gander, glatik, grutto, hagerd, hannik, kakapo, kanoet, kapoen, karrel, katuil, kieken, kievit, koekal, kondor, korhen, kraan, kriek, kriel, krippe, kroet, krust, kubber, kuiken, leghen, legkip, lontok, lijkuil, lijster, makali, malmuk, merlijn, milaan, moerai, nandoe, ooruil, paapje, patrijs, pauwin, phenix, pieper, pikker, pimpel, pitoor, poeter, putoor, putter, reiger, roller, ruiter, scheut, schram, slobbe, smeenk, smeent, smient, specht, spriet, struis, taleke, taling, tapuit, tarapo, tarsel, toekan, tortel trogon, visser, visuil, wiekei, witkop, woffer, wouter, wuiten, ijsduif, ijseend, ijsgors, ijshoen, zwaluw
7 aakster, aasgier, aasraaf, adebaar, adelaar, alcyone, apterix, auerhen, averano, baillet, bekisar, bentive, bergmus, boeboet,
bohemer, bolaars, boommus, boomuil, bosduif, boshoen, bosvink, botvink, bruinel, buizerd, corella, dodaars, doverik, draaier, drigoel, drossel, dremiet, fluiter, garoeda, geelbek, geelkop, geeltje, hangza, gracula, grasmus, haagmus, haakbek, halcyon, hokduif, huismus, jassana, kaketoe, kalkoen, kamgier, kanarie, kapgans, kapgier, kapgors, kapinis, kapucijn, karkiet, kerkuil, klamper, klapper, kletter, klipkop, klokhen, koefuut, koekoek, kolgans, kolibri, korhaan, korhoen,
kornuit, kneuter, kropper, kwakkel, kwartel, kwinker, leghorn, lokeend, lokgans, lokvink, mandjar, manneke, maraboe,
mathoen, meerkol, minorka, modaars, muizerd, musvalk, pagadet, parkiet, peloeng, phoenix, pinguïn, platbek, platoek, plevier, pluvier, ransuil, raphoen, rashoen, reidomp, rietmus,
ringmus, roodkop, roodmus, rosella, rotgans, rotsmus, schriek, sierkip, smerlijn, smirrel, sperwer, spreeuw, stuiker, tinamus, torillo, valduif, velduil, vetgans, visdief, visvalk, vosgans, wachtel, wilster, withoen, woerhen, ijsvogel, zaagbek, zee- eend, zeegans, zeegier, zeekoet, zeeraaf, zwalper
8 aardduif, aardeend, aarsvoet, aaskraai, aasvogel, adjudant, aigrette, albatros, amandina, arakanga, auerhaan, auerhoen,
baarduil, bakelman, bergeend, berghaan, berghoen, bergkauw, bergmees, bergvink, berkhoen, beukvink, blauwkop, boekvink, bolhenne, boomduif, boomeend, boomgans, boomhoen, boommees, boomsnip, boomvalk, boskraai, bosvogel, brileend, brilneus, broedhen, broeihen, buulbuul, bijeneter, caracara,
casuaris, dagvogel, donsgans, drekhoen, duikeend, edelduif, edelvalk, edelvink, eidebaar, flamingo, ganzerik, geelgors,
geelgouw, geelvink, geervalk, giervalk, goudpelt, goudsnip, goudvink, grasvink, groendel, groening, guacharo, grijpgier, haakvink, haarsnip, hamerkop, hapvogel, heggemus, helmduif, hoornuil, houtduif, houtsnip, huisduif, huiseend, huishoen, ielregel, kaapduif, kaapgans, kapmeeuw, karekiet, kasintoe, katvogel, kazuaris, kemphaan, kerkkauw, kiwi-kiwi, klauwier, koevogel, kokmeeuw, kolfvink, kolibrie, koolduif, koolmees, kopmeeuw, kraagkop, kraanral, krakeend, krielhen, krielkip, krikeend, kropduif, kropgans, kruisbek, kuifeend, kuifmees,
kweevink, lachduif, lakvogel, langbeen, lepelaar, loophoen, maanvink, mallemuk, meerkoet, meesvink, mereboek, mesthoen, moerhoen, molenaar, nachtuil, neusduif, nonnetje,
odinshen, ooievaar, oostvink, ortolaan, papegaai, pelikaan,
pingoeïn, poelsnip, postduif, pronkfee, raafeend, raaphoen,
ralvogel, reisduif, renvogel, rietgans, rietgors, riethoen, rietvink, rietwouw, ringduif, robijntje, roeieend, roerdomp,
roetaard, roodvalk, rosmalos, rotsduif, rotshaan, scholver, sierduif, slagvink, slobeend, spekeend, sprosser, steenmus, steenuil, tangaran, tantalus, tjiftjaf, toerakan, toetvink, tolkgans, torenuil, trapgans, trekduif, trekvalk, tureluur
valkenet, veldduif, veldhoen, vetvogel, visarend, vlasvink,
waterkip, waterral, weduwaal, weeuwtje, wildzang, witgatje,
woerhaan, woudduif, woudsnip, ijsduiker, zaadgans, zaageend, zeearend,zeedraak, zeemeeuw, zeevogel, zonneral, zwartkop
9 aalduiker, aalreiger, aepyornis, akkergans, alpenraaf, appelvink, avondvalk, baanloper, baardgier, baardmees,
baardvink, babbelaar, bancahoen, bandvogel, bantammer, barmsijsje, beflijster, bergkraai, bergmerel, bergsijsje, bietsijsje, bladvogel, blauwmees, blauwpoot, blauwraaf, blauwvoet, bloedvink, boerenmus, boomwever, bosruiter, boszanger, brandeend, brandgans, brandmees, brilvogel, broeigans, bruivogel, bijenarend, colijnhoen, dagslaper, dagzwaluw, dompelaar, domphoorn, draaihals, dwergeend, dwerggors,
dwergvalk, dijkzwaluw, eendvogel, eidereend, eidergans, eikelvink, fluiteend, frankolijn, fratertje, gevederte, gevogelte, gierarend, giervogel, gieteling, goudarend, goudmerel,
goudvogel, grassijsje, grauwgors, grauwvink, griffioen, groending, groenling, groenling, groenvink, grondduif, grijpvogel, grijskopje, hamerling, haneschop, haverkneu,
hazelhoen, helmvogel, hoelzwaan, holenduif, huisvogel, jaarvogel, jachtvalk, kamduiker, kamlijster, kappertje, kardinaal, kerkkraai, kiemvogel, koereiger, koevinkje, kooivogel, koperwiek, kraageend, krabvogel, krenggier, krielhaan, kroonduif, krooneend, kropvogel, krijtstern, kuifarend,
kwaakeend, lachvogel, leeuwerik, lepeleend, lepelgans, liervogel, lootvogel, manenduif, miervogel, muisvogel, nestvogel, neusvogel, noordvink, nijlreiger, oorfazant, oostvogel, ovenvogel, overloper, parelhoen, parlevink,
patrijshaan, pavedette, pestvogel, piepeling, poelvogel, pijlstaart, raadsheer, ralreiger, regenwulp, roestgors, roethanne, roodkopje, roofmeeuw, rotlijster, rupsvogel, rijstvogel,
salangaan, saterhoen, schaarbek, scheleend, schelvink,
scherpbek, schoenbek, scholverd, schuifuil, schuitbek,
siervogel, slinkduif, sluieruil, smelleken, sneeuwuil. sompvogel,
spoorgans, spotvogel , staartfee, steenbarm, steenduif,
steenvalk, stinkhaan, straatmus, tafeleend, takkeling, torenduif,
torenvalk, trekvogel, tuimelaar, uinmerel, tijgervink, uilzwaluw,
vinduiker, visdiefje, vriesgans, waadvogel, walduiker, walgvogel, waterhoen, waterraaf, watersnip, wiedenaal,
wielewaal, wipstaart, woelewaal, woudaapje, woudhopje,
wyandotte, wijnstaart, zebravink, zeeduiker, zeezwaluw,
zilverpel, zomergast, zwemvogel
10 aardzwaluw, aarsvoeter, alpenbijter, alpenkraai, atlasvogel,
avondvogel, baardvogel, bentamhoen, beeklijster, bergfazant,
berglijster, bergpatrijs, boomekster, boomhakker, boomklever,
boompieper, boompikker, boomsmient, borstelkop,
boshoender, braakvogel, brandvogel, brilduiker, buidelmees,
diefduiker, distelvink, duikergans, duikerhoen, duinduiker,
duinpieper, edelreiger, fazantduif, fazanthaan, fazanthoen,
fluitkipje, fluitvogel. franjepoot, gauwdiefje, geelbuikje,
geertersel, gierzwaluw, goudkievit, goudfazant, graspieper,
grastapuit, haagekster, hamervogel, heggemusje, hennepvink,
heifluiter, hertogsuil, honigvogel, hoornvogel, houtekster,
huiszwaluw, jacobijntje, jan-van-gent, jufferduif, kanselduif,
kerkzwaluw, keukendief, kiekendief, klampvogel. klapekster,
klipzwaluw, klokluider, kluitstern, kluitvogel, kookaburra,
kraagmerel, kraagvogel, kraanvogel, kramsvogel, kromsnavel,
kromstaart, kroonkraan, kroonvogel, kropdoffer, krijtekster, kuifduiker, kuifkievit, kuifreiger, kuikendief, kwaadvogel,
kwikstaart, lammergier, langsnavel, langstaart, lierstaart,
loofekster, menievogel, muskuseend, muurzwaluw, nachtegaal,
nachtvogel, nestblijver, nesthokker, nestkuiken, nestzitter,
oeverloper, ombervogel, orgelvogel, patrijsduif, patrijshaan,
patrijshoen, patrijsvalk, pauwfazant, pauwstaart, pepervogel,
pimpelmees, platsnavel, prachtduif, prachtlori, prikkebeen,
purperkoet, rietlijster, rietzanger, ringelduif, ringfazant,
ringlijster, roodstaart, rookzwaluw, rotsklever, rouwtapuit,
satijnvogel, schierling, schildvink, secretaris, slechtvalk,
snaplijster, snatereend, sneeuwgans, sneeuwgors, sneeuwhoen,
sneeu wvink, snipstruis, spechtmees, speelvogel, spitsvogel,
spotlijster, staartduif, staartmees, stadzwaluw, standvogel,
steekvogel, steenarend, steenkraai, steenmeeuw, steltkluit,
steltloper, steltvogel, stootvogel, stormmeeuw, stormvogel,
struismees, tjampeling, toppereend, torenkraai, tortelduif,
trompetter, veldduiker, visijsvogel, vorkstaart, vosseneend,
waaierduif, watervogel, weidevogel, wespendief, wevervogel,
wintereend, wintergast, witkopeend, witoogeend, zandzwaluw,
zanglijster, zeeadelaar, zinglijster, zomervogel, zonnevogel,
zijdereiger, zijdestaart, zwartkopje, zwerfvogel
11 aalscholver, aardparkiet, alektowever, appellijster, argusfazant, bergfluiter, blauwekster, blauwpaapje, blauwschild,
blauwspecht, bloemzuiger, boomklopper, bosleenheer,
buffelwever, diamantvink, dollarvogel, duikermerel,
emoesluiper, fazantenhen, fluitlijster, fluitwurger, fregatvogel,
gaaikoekoek, ganzekieken, garendiefje, geelborstje,
geelkeeltje, goudborstje, goudhaantje, goudkoekoek,
goudpluvier, grasparkiet, grassluiper, grauwspecht,
grauwstaart, grauwtsjirt, groefsnavel, grondlijster, heidehutter,
hesperornis, hoenderkoet, hofsteevink, honigzuiger,
honingvogel, honingwijzer, hoogvlieger, hoorndrager,
hoornsnavel, hoornzwaluw, juweelvogel, kanoetvogel,
keizersduif, klappereend, kluitekster, koningsgier, kraaglijster,
krabbeneter, kranslijster, kroonduiker, kroonreiger,
kruiplijster, kuifkoekoek, kuifkwartel, kwartelvalk,
lakenvelder, lappenvogel, lepelreiger, madenvreter,
mantelkraai, mantelmeeuw, mierenjager, moerasvogel,
molenaartje, monniksgier, muskaatduif, mussenarend,
nachtreiger, nachtzwaluw, napoleontje, nestvlieder,
notenkraker, oeverpieper, oeverzwaluw, oranjewever,
ossenpikker, pampastruis, paradijsraaf, parelduiker, pareltortel,
pelhoender, pepervreter, poelepetaat, prachtspint, prieelvogel,
raketstaart, republikein, rietsluiper, roodborstje, roodvleugel,
rotsklimmer, rotskruiper, rouwkoekoek, satijnduiker,
scharrelaar, schatekster, schatlijster, scholekster, schollevaar,
schijnlijster, sikkelvogel, slobbereend, sneeuwvogel,
sipkwartel, snijdervogel, sparresijsje, spiegeleend, spiegelmees,
spiegelpauw, spierzwaluw, steenkrijter, steenpaapje,
steenzwaluw, steppenhoen, stormzwaluw, strandloper,
strandvogel, struisvogel, suikervogel, torenzwaluw,
trommelduif, tuinfluiter, turkenvogel, uilpapegaai,
valkkoekoek, voorspeller, vrouwenlori, waterfazant,
waterkieken, waterpieper, waterzwaluw, weidepieper,
wilgensijsje, winterkraai, wintervogel, woestijnvink,
zilvermeeuw, zomertaling, zwerfekster
12 archeopterix, arendbuizerd, bastaardsnip, bastaardwouw,
blauwborstje, blauwkeeltje, boerenzwaluw, boomlopertje,
bosleeuwerik, bouwmannetje, braamsluiper, brabandertje,
bronskoekoek, bruinkeeltje, buffelpikker, buitenzwaluw,
burgemeester, carolinaeend, cistuszanger, cochinzanger,
doorndraaier, doornkruiper, doornsluiper, duikerkoning,
edelpapegaai, fazantenhaan, fazantenhoen, geitenmelker,
gierzeearend, glansspreeuw, grauwkeeltje, herfstzanger,
honingzuiger, keizersarend, kersenbilder, kersenpikker,
knobbelzwaan, koningsarend, koningsvogel, kruiphaantje,
kruiskanarie, lappenkievit, mandarijneend, mierenzoeker,
ongeluksgaai, papagaaiduif, paradijsvogel, paramosbokje,
poulepintade, purperreiger, prachtsnavel, regenfluiter,
roodstaartje, rotspelikaan, rijstvogeltje, schildsnavel,
slangenarend, slangendoder, sneeuwputter, spinnenjager,
spoorkoekoek, strandzwaluw, topleeuwerik, trompetvogel,
tuinkoninkje, vechtkwartel, voliërevogel, vuurvogeltje,
waaierstaart, waterhoentje, waterspreeuw, wimpeldrager,
wintertaling, winterzanger, ijsstormvogel, zilverfazant,
zilverreiger, zwartkoplori, zwartkopmees
13 aalbessendief, akkermannetje, baardmannetje, bastaardarend,
basterdstruis, bergleeuwerik, blauwkroontje, bloemenkusser,
boomleeuwerik, boonzaaiertje, bosrietzanger, brummeldiefje,
buidelspreeuw, dolksteekduif, fluwelenkopje, grasleeuwerik,
halsbandwever, hangnestvogel, harpoenreiger, holenpapegaai,
honingkoekoek, houtbutoortje, klisteervogel, koewachtertje,
koningsfazant, kuifleeuwerik, kwartelkoning, maartensvogel,
meesterzanger, muizenbuizerd, netelkoninkje, paradijsekster,
paradijsweduwe, purperspreeuw, roofzeezwaluw,
schreeuwvogel, slangenvreter, stoombooteend, strandpluvier,
veldleeuwerik, vliegenvanger, wachtelkoning, zilverpluvier,
zwaluwpluvier
14 adelaarssnavel, akkerleeuwerik, bontbekpluvier,
boomkruipertje, boomkwikstaart, flageoletvogel,
goudbaardvogel, honingpapegaai, kardinaalvogel,
koningspinguin, korenleeuwerik, nachtroofvogel,
neushoornvogel, ossendrijvertje, papegaaiduiker,
schreeuwlijster, spechtpapegaai, struiskazuaris, tuinsluipertje,
winterkoninkje
15 alpensneeuwhoen, groenpootruiter, keerkringsvogel,
krokcdilwachter, muskaatvogeltje, roodborsttapuit,
ruigpootbuizerd, schorpioenvogel, secretarisvogel,
vuurgoudhaantje, waterrietzanger
16 alexanderparkiet, bastaardklauwier, boerennachtegaal,
gezelschapskraai, gezelschapsvogel, jeneverbeslijster,
porseleinhoentje, slangenhalsvogel,
17 basterdnachtegaal, lieveheershaantje, paardenwachtertje,
18 bastaardnachtegaal,
20 nachtegaalrietzanger, sprinkhaanrietzanger
vogel die het hele jaar in hetzelfde gebied verblijft - standvogel
vogel die in het riet' woont - karkiet, karekiet
vogel die met vleugels zwemt - pinguïn
vogel in Antarctica - pinguïn
vogel in Nieuw-Zeeland - kiwi
vogel in Zuid-Amerika - ara
vogel in Zuid-Azië - beo
vogel (mann.) - doffer, tersel
vogel met kuif – kaketoe, kievit, kuifmees, fuut, topper
vogel tot de reizigers behorende - roerdomp
vogel zonder staart - bolaars
vogelaar - kooiker, valkenier, vogelvanger
vogelaarsstok - rekke
vogelbek - neb, snavel, sneb
vogelbekdier - mierenegel, monotrematum
vogelbeschrijving - ornithografie
vogeleigenschap - leg, rui, vliegen
vogelgebraad - bout
vogelgeluid - fluiten, gorgelen, kirren, klepperen, koeren, kraaien, krassen, kwelen, kwinkeleren, orgelen, piepen, rollen, sjilpen, slaan, tsjilpen, zingen
vogelgerecht - gevogelte
vogelgierst - panik
vogelgras - hanepoot, kweek
vogelhandelaar - poelier
vogelhok - kooi
vogelhuis - aviarium, hok, kooi, nest, til, volière
vogelkenner - ornitholoog
vogelkleed - pluimage, veren
vogelknip - slag, kil
vogelkooi - kevie, kouw, muit, voliere
vogelkruid - mier, murik, muur
vogelkunde - ornit(h)ologie
vogellijm - maretak, mistletoe
vogelmelk - ornithogalum
vogelmest - guano, huano
vogelnest - horst
vogelnestje (eetbaar) - salanga(a)n
vogelnet - tiras
vogelpest - hoenderpest
vogelpluim - dons, pluimage, veder, veer
vogelpokken - snot
vogelpootje - ornithopus
vogelprodukt - ei, guano
vogelroep - fuut, karkiet, koekoek, kra, lorre, roekoe
vogels - gevederte, gevogelte
vogelschrik - keerder, molik, stroman, stropop, verschrikker
vogelslaapplaats - stok, roest
vogelslag - hok, klip, til, vogelgezang, vogelknip
vogelslokdarm - krop
vogelsoort - blauwmees, gaai, gors, riviervogel
vogelsoort die is uitgestorven - dodo, moa
vogelspin - aviculariida
vogelstang - vogelroede
vogelsterrenkruid - muur
vogelstok - rekke, roest
vogelteelt - avicultuur
vogeltehuis - duivenhok, duiventil, kooi, nest, ren, til, volière
vogelteken - auspicium
vogeltje - gors
vogeltje/klein - kolibrie
vogeltjes - esdoornvrucht.
vogeltjes (hebben) - ongedierte
vogeltjeskruid - kruiskruid
vogeltjeszaad, zwart - koolzaad
vogeltuin - avifauna
vogeltooi - dons, kam, pauwenveer, pen, staart, veer
vogeltuin - avifauna
vogelvanger - vogelaar
vogelverblijf - kooi, nest, ren, til, volière
vogelverschrikker - epouvantail, klappermolen, molik, popans, priaap, schieuw, stroman
vogelvitse - ringelwikke, rolklaver
vogelvlinder - ornithopteron
vogelvlucht - trek, vlucht, vogelperspectief
vogelvoer - zaad
vogelvoet - hanepoot, varkensgras
vogelvrij - onbeschermd (door de wet), onwettig, prescriptie, rechteloos
vogelvrijverklaarde - banneling, outlaw, proskript
vogelvrijverklaren - proscriberen
vogelvrijverklaring - ban, prescriptie, proscriptie
vogelwereld - avifauna, ornit
vogelwichelaar - haruspex
vogelwichelaar (Rome) - augur
vogelwiek - vlerk
vogelwik - maretak, vogellijm
vogelwoning - kooi, nest, volière
vogelwoongebied - biotoop
vogelijn - vogeltje
vogelziekte - coryza, hoendercholera, kalkbenen, kippecholera, kippeziekte, pip, snot
vogel zonder staart - bolaars
Vogezen, bergtop in de - Bressoir, Holneck, Kleinkopf, Rainkopf
vogue - gebruik, mode, trek, zwang
voile - makko, sluier, wijl, wijle
voiture (Fr.) - rijtuig
vol - absoluut, afgeladen, boordevol, dicht, dik, eivol, geheel, gevuld, gezwollen, massief, mud, opgezet, plantureus, tjokvol, totaal, volkomen
vol aandacht - attent
vol aderen - aderig, beaderd
vol afgunst - jaloers, vaijverig
vol algemene kennis - erudiet
vol been - benig
vol betekenis - zinvol
vol en rond - gevuld
vol geestkracht - energiek, kwiek, vief, vitaal
vol geraas - tapageus
vol gevoel - aandoenlijk, patetico, pathetisch
vol grillen - grillig, nukkig, wispelturig
vol haat en wrok - verbitterd
vol haken - hakerig
vol humor - adrem, geestig, komisch
vol kieren - retig
vol kleine barstjes - crauelé
vol klinkend - sonoor, sonorisch
vol leven - druk
vol lof zijn over - geporteerd
vol maken - vullen
vol met vracht - geladen
vol mijten - memelig
vol ongeduld - gejaagd, haastig
vol ontzag - eerbiedig
vol pracht - luisterrijk, luistervol
vol roem - roemrijk, roemzucht
vol roem - roemrijk
vol rook - dampig
vol scheuren - kierig, retig
vol schokkende gebeurtenissen - veelbewogen
vol schroom - huiverig
vol slijk - modderig
vol stekels - stekelig
vol toegenegenheid - aanhankelijk
vol uitdrukking - expressief
vol vernuft - geestrijk, spiritueel
vol vocht - sappig
vol vrolijkheid - jolig
vol vuur - bezield
vol werkelijkheidszin - realistisch
vol werkkracht - energiek, werklustig
vol zelfvertrouen - boud
volant - veerbal
volatilliseren - vaporiseren, vervluchtigen
volbloed - pursang
volbloed-Hollander - Totok
volbloedpaard - raspaard, renpaard
volbloedig - heetbloedig, plethorisch, sanguinisch, warmbloedig
volbloedigheid - plet(h)ora, polyaemie, repletie
volbracht - gereed
volbrengen - aanbrengen, afdoen, beëindigen, betrachten, bewerkstelligen, doen, genoeg, nakomen, overhalen, perargeren, uitvoeren, verrichten, vervullen, voleindigen, volmaken, voltooien, volvoeren,
voldaan - betaald, bevredigd, content, genoeg, tevree, tevreden, vergenoegd, verzadigd, zat
voldoen - afrekenen, beantwoorden, bekopen, betalen, bevredigen, boeten, goeddoen, honoreren, kwijten, kwiteren, nakomen, sterven, tevredenstellen, toetellen, vereffenen, ver(vullen)
voldoen aan - vervullen
voldoend - bevredigend, genoegzaam, toereikend
voldoende - afdoende, bevredigend, genoeg(zaam), toereikend, zat
voldoende gekookt - gaar
voldoende gevormd - ontwikkeld
voldoende opbrengen - renderen
voldoende zijn - reiken, volstaan
voldoendheid - adequatie
voldoening - afrekening, betaling, bevrediging, blij, contentement, genoegdoening, genoegen, genoegzaamheid, glunder, kwijting, revanche, satisfactie, tevredenheid, vervulling, vreugde, weerwraak,
voldoen van termijnbetaling - afbetalen
voldongen - afgelopen, beslist, uitgemaakt
vole - nonnensluier, sluier
voleinden - consommeren, voltooien
voleindigd - voltooid
voleindigen - afdoen, perageren, volbrengen
voleindiging - beëindiging, einde, voltooiing
voleinding - einde, beëindiging, perectie, terminatie, voltooiing
volgaarne - gaarne, graag, grif, volmondig
volgdienaar - lakei
volgeestig - scherpzinnig, schrander
volgeling - aanhanger, acoliet, adept, discipel, epigoon, leerling, navolger, partisaan, satelliet, trawant
volgeling van Arminius - Arminiaan, remonstrant
volgeling van Bacchus - Bacchante, sater, satyr
volgeling van Boeddha - Boeddhist
volgeling van Calvijn - Calvinist
volgeling van Casper - Casperiaan
volgeling van Christus - Christen
volgeling van Confucius - Confusiaan
volgeling van Gomarus - Gomarist
volgeling van Luther - Lutheraan
volgeling van Mohammed - Islamiet, Mohammedaan
volgeling van Pelagius - Pelagiaan
volgeling van Wesley - methodist
volgeling van Zwingli - Zwingliaan
volgelingen - aanhang, achterban
volgen - aanhangen, achternagaan, achtervolgen, gehoorzamen, imiteren, nabootsen, nadoen, nagaan, nakomen, nalopen, naogen, nasluipen, schaduwen, vergezellen, vervolgen, voortvloeien
volgen in denkwijze - meegaan, overeenkomen,
overeenstemmen
volgend - komend, posterieur
volgend op - consecutief, daarna, enz. etc., later, na, naderhand
volgende - ander, sq, sqq, seq
volgens - ana, blijkens, conform, ingevolge, krachtend, luidens, naar, overeenkomstig, vlg, zoals
volgens de akte - ta.
volgens de ervaring - empirisch
volgens de gewoonte - gewoonlijk, meestal
volgens de kerkelijke plechtigheden - ritueel
volgens de kerkelijke wetten - canoniek
volgens de koran - mohammedaans
volgens de laatste smaak - modern
volgens de laatste wilsbeschikking - testamentair
volgens de leer - dogmatisch, theoretisch
volgens de leer der RK kerk - rooms
volgens de legende - legendarisch
volgens de legende - legendarisch
volgens de letter - letterlijk, litteraal, textueel, woordelijk
volgens de levensleer - biologisch
volgens de mode - hip, modern, modieus
volgens de naam - nominaal
volgens de norm - formeel
volgens de overlevering - legendair, legendarisch, reglementair, traditioneel
volgens de regel - gewoon, normaal, normaliter, ordelijk, regelmatig, regulair, wettig
volgens de regels - normaal
volgens de regels der kunst - IA, vakkundig
volgens de rekenkunde - rekenkundig
volgens de ritus - ritueel
volgens de spitsbogenstijl - gotisch
volgens de statuten - statutair
volgens de theorie – theoretisch
volgens de titel - titulair
volgens de voorschriften - statutair
volgens de vorm - formeel, formaliter
volgens de waard of het gehalte - kwalitatief
volgens de wet - wettelijk
volgens de wet der rangorde - hiërarchisch
volgens de wijsbegeerte - filosofisch
volgens een gebruik - traditioneel
volgens een geheimschrift opschrijven - koderen
volgens een gewoonte - traditioneel
volgens een rechte lijn afmeten - aligneren
volgens een schema behandelen - schematiseren
volgens een schriftelijke overeenkomst - contractueel
volgens een vast plan - planmatig
volgens een voorschrift - reglementair
volgens een wijze - modaal
volgens gebruik - conventioneel, gebruikelijk, usueel, veelal
volgens gebruik (Lat.) - adusum
volgens gelofte - e.v.
volgens gewoonte - traditioneel
volgens Gregorius - Gregoriaans
volgens hem - z.i.
volgens het budget - budgettair
volgens het contract - contractueel
volgens het kerkgebruik - ritueel
volgens het oude testament - oudtestamentair
volgens het perspectief - perspectivisch
volgens het protocol - protocollair
volgens het recht - rechtens
volgens het verstand - intellectualiter, redelijkerwijs
volgens iets leven - naleven
volgens kerkgebruik - ritueel, ritueel
volgens kerkvoorschrift - lithurgisch
volgens mijn inzicht - m.i.
volgens ons inzicht - 0.1.
volgens oude gewoonte - traditioneel
volgens overeenkomst - contractueel
volgens overgeleverd gebruik - conventioneel, gebruikelijk,
traditioneel, usueel
volgens recht - legaal, legitiem, rechtens, rechtmatig, wettig
volgens rubrieken - geordend, systematisch
volgens schatting - circa, ongeveer, plusminus
volgens sommigen een sieraad van de man - baard, knevel, snor
volgens vaste ceremoniën - protocollair
volgens vaste gewoonte - gebruikelijk, gebruiksmatig,
gewoontegetrouw, traditioneel, usantieel
volgens voorschrift - model, reglementair
volgens zijn inzicht - z.i.
volgooien - plempen
volgorde - beurt, hiërarchie, opeenvolging, rang, rangorde, reeks, regelmaat, rij, sequentie
volgorden van werken - programma
volgroeid – gevormd, rijp, volwassen
volgroeien - rijpen
volgt op de tweede - derde
volgwagen - aanhangwagen, bijwagen, oplegger, volgrijtuig
volgzaam - bereidwillig, braaf, buigzaam, dociel, flexibel, gedwee, gehoorzaam, ge(willig), gezeglijk, handzaam, inschikkelijk, mak, makkelijk, maniabel, meegaand, slaafs, tam, trouw, willig, zoet
volgzaamheid - gezeglijkheid
volhaar - walkhaar
volhandig - bezet, bezig, druk, persevereren
volharden - aanhouden, bestaan, doorgaan, doorstaan, doorzetten, handhaven, harden, persevereren, persisteren, standhouden, uithouden, vasthouden, volhouden, voltooien, voortgaan, voortzetten, vervolgen
volhardend - bestendig, doorzettend, duurzaam, energiek, geduldig, gestaag, hardnekkig, immuum, manhaftig, onverdroten, obstinaat, perseverant, persistent, stabiel, standvastig, sterk, taai, trouw, vastberaden, vasthoudend, verbeten, volhoudend, weerbaar, ijverig
volhardende geestkracht - energie
volharder - uithouder
volharding - aanhouding, doorzettingsvermogen, geduld, persistentie, perseveratie, standvastigheid, uithouding, volhouding
volhardingsvermogen (natuurkundig) - inertie, traagheid
volheid - helderheid, overvloed, plenty, repletie, uberteit, volkomenheid, volte, vruchtbaarheid
volheid van klank - sonoriteit
volhouden - aanhouden, beweren, doorzetten, handhaven, harden, persisteren, persevereren, poursuiveren, satiëteit, uithouden, uitzingen, volharden
volhoudend - hardnekkig, standvastig, taai
volhouder – aanhouder, doordrijver
volière - vogelkooi, vogelhuis, vogelkamer, vogelverblijf
volk - bezoek, bewoners, bezoekers, bijenzwerm, demos, familie, gemeenschap, klanten, klasse, mensenmenigte, mogendheid, natie, nationaliteit, publiek, werklui
volk in Azië - Osmanen, Japannezen, Indiërs, Pakistani, Turken
volk in Europa - Belgen, Denen, Duitsers, Engelsen, Esten, Finnen, Fransen, Grieken, Ieren, Italianen, Lappen, Letten, Nederlanders, Noren, Oostenrijkers, Polen, Portugezen, Russen, Turken, Zweden
volk in huis – bezoek
volk in Noord-Afrika - berbers
volk in Voor-Azië - Osmanen
volk uit de oudheid - Assyriërs, Etrusken, Grieken, Hethieten, Joden, Meden, Perzen, Phoeniciërs, Romeinen, Sumeriërs
volk van Bantoenegers in zuidelijk Afrika - Herero
volkenbeschrijver - etnograaf
volkenbeschrijving - etnografie
volkenbond - U.N.O., V.N.
volkenkunde - etnologie
volkenkunde, beschrijvende - etnografie
volkenkunde, onderdeel van de - etnografie, etnologie
volkenkundig - etnisch
volkenkundige - etnoloog
volkenmoord - genocide
volkerenorganisatie - UNO
volkerenstrijd - oorlog
volkomen - absoluut, algeheel, alles(zins), bestendig, compleet, finaal, gans, geheel, helemaal, klamp, lijnrecht, onwrikbaar, onbeweeglijk, onmiddellijk, pal, pen, perfect, precies, radicaal, straal, strak, stijf, totaal, totaliter, voldongen, volledig, volmaakt, volslagen, volstrekt, voltallig,
volkomen afgewerkt – klaar, voltooid
volkomen bewusteloosheid - coma
volkomen effen vlak - spiegel(glad)
volkomen gedaanteverwisseling - holometabolie
volkomen glad maken - raseren
volkomen heesheid - afonie
volkomen hersteld - ereconvaliseerd
volkomenheid - ideaal, perfectie, totaliteit, volledigheid, volmaaktheid
volkomen hetzelfde - evenbeeld, identiek
volkomen juist - correct, feilloos, goed, zuiver
volkomen ontwikkeld insekt - imago
volkomen passend - aangegoten, gegoten
volkomen stil (zee) - blak, blakstil, doodstil, rimpelloos, spiegelglad
volkomen uitgeput - doodmoe
volkomen zuiver - feilloos, klinkklaar, louter
volkrijk - dicht bevolkt
volksbank - voorschotbank
volksbedrieger - demagoog
volksbedrog - demagogie
volksbeschrijver - etnograaf
volksbeschrijving - demografie, etnografie
volksbesef - volksbewustzijn
volksbesluit - plebisciet
volksbijeenkomst - meeting
volkscentra - steden
volksdans - boerendans, reidans, zevensprong
volksdans van de balkan - kolo
volksdans, Franse - Bourrée, branle, gavotte, passepied, reidans, rigaudon, triori, volte
volksdans, Hongaarse - czardaz
volksdans, Italiaanse - ballo, calata, forlana, guaternaria, saltarello, tarantella
volksdans, Naderlandse - cramignon, driekesman, zevensprong
volksdans, Poolse - krakowiak, mazurka, poponaise
volksdans, Spaans - bolero, fandango, granadina, jota, malaguena, murciana, rondena, seguedillas, sevillana
volksdans, Tsjachische - polka, redowa, rokycanska
volksdeuntje - fala, straatdeun
volksdichter - bard, minstreel, rapsode, skald
volksdrank - bier, koffie, thee
volkseditie - volksuitg ave
volksfeest - carnaval, festival, kermisfolklore
volksgebruik - folklore, zede
volksgebruik, oude - heulen
volksgeloof - pistis, volksreligie
volksgunst - populariteit
volksheerschappij - democratie
volkshoop - foule
volkshuishouding - economie
volkshuishoudkunde - economie
volkshuishoudkundig - economisch
volkshuishoudkundige - econoom
volksjongen - arbeidersjongen
volkskarakter - landaard, nationaliteit, volksaard
volkskind - koter
volksklasse - stand
volkskleding - volksdracht
volkskunde - folklore
volksleider - demagoog, Hitler, Mao, Mussolini, Robespierre, Tito, tribuun, volksmenner
volksleider uit oudheid - Josua, Jozua, Mozes, richter
volksleiding - demagogie
volkslied - Brabançonne, hymne, Marseillaise, Wilhelmus
volkslied van Amerikaanse negers - blues
volkslied van Israël - Hatikva
volkslied van Nederland - Wilhelmus
volksliedje (Sp.) - copla
volksliedjes van Amerikaanse negers - blues
volksliefde - populariteit
volksmatig - populair
volksmenigte - drom
volksmening - opinie
volksmenner - agitator, demagoog, ochlocraat, ochlokraat, opruier, tribuun, volksleider
volksmennerij - demagogie, ochlocratie
volksmiddel - volksgeneesmiddel
volksmisleider - demagoog
volksmisleiding - demagogie
volksmoord - genocide, rassenuitroeiing
volksmond - volkstaal
volksnaam voor de kauw - ka
volksnaam voor Philadelphus - jasmijn
volksnaam voor Pyracantha - vuurdoorn
volksnaam voor Potentilla - ganzerik
volksnaam voor St. Jakobus - Japik
volksnaam voor tomaat - liefdesappel
volksnaam voor Viburnum - sneeuwbal
volksnaam voor wolfsklauw - aardmos
volksomwenteling - revolutie
volksoploop - betoging, demonstratie, geraas, lawaai, opschudding, opstootje, rel, relletje, rumoer, samenscholing, tumult
volksoploop (muz.) - turbae
volksopruier - volksmenner
volksoverlevering - fabel, legende, mythe, sage, sprookjes
volksplanter - kolonist
volksplanting - kolonie, nederzetting, wingewest
volksplantingen vestigen - koloniseren
volksramp - aardbeving, burgeroorlog, catastrofe, dijkbreuk, katastrofe, overstroming, tornado, watersnood, windhoos
volksrechtbank - veemgericht
volksrechtbank te Athene - Heliaea
volksregering - democratie, plebocratie
volksroman - volksboek
volksschrijver - Maurik
volksspijs in Italië - macaroni, pizza, ravioli, spaghetti
volksstam - Lappen, natie, Samojeden, Tartaren
volksstam in Afrika - Berbers, Bosjesmannen, Kabylen, Pygmeeën,Watutsi, Zoeloes
volksstam in Amerika - Indianen
volksstam in Egypte - Kopten
volksstam in Japen - Aino
volksstam in Joegoslavië - Kroaten, Slowenen
volksstam in Midden Europa (Hist.) - Germaan
volksstam in Nigeria - Haussa, Ibo,
volksstam in Noord-Amerika - Berbers
volksstam in Noord-Arabië - Moabieten
volksstam in Noorwegen - Lappen
volksstam in Spanje - Berbers
volksstam uit de oudheid - Meden, Perzen, Phoeniciërs
volksstemming - plebisciet, referendum
volkstaal - dialect, patois
volkstaal van Curacao, Aruba, Bonaire -Papiamento
volkstaal van de boeken v/d boeddhisten - Pali
volkstelling - census
volkstomaat - liefdesappel
volkstribuun - gemeensman
volkstuintje - allotment
volksvergadering - agora, meeting
volksvergadering der oude Germanen - Ding
volksverhaal - legende, sage, sprookje
volksverhuizing - migratie
volksverleiding - demagogie
volksvermaak - berebijt, carnaval, cramignon, draaimolen, gaaischieten, kermis, mastklimmen, touwtrekken
volksvermaak in Indonesië - hanengevecht
volksvermaak in Spanje - stierengevecht
volksvermaak op het platteland - boerenkermis
volksvertegenwoordiger - afgezant, gedeputeerde, kamerlid,
representant, senator
volksvertegenwoordiging - congres, kamers, parlement
volksvertegenwoordiging in Engeland - Parlement
volksvertegenwoordiging in Frankrijk - Assemblee
volksvertegenwoordiging in Ierland - Dail
volksvertegenwoordiging in Nederland - Staten-Generaal
volksvertegenwoordiging in Noorwegen - Storthing
volksvertegenwoordiging in Rusland - Doema
volksvertegenwoordiging in Spanje - Cortes
volksvertegenwoordiging in USA - Congres
volksvertegenwoordiging in West Duitsland - Bundestag, Bondsdag
volksvertegenwoordiging in IJsland - Althing
volksverzet - herrie, muiterij, oproer, opstand, opstandigheid, rebellie, revolte, revolutie, rumoer
volksvlijt - industrie
volksvoedsel in Ethiopië - indzjera
volksvriend - democraat
volksvijand - bankrover, drugs, L.S.D., muiter, ophitser, opium, oproerkraaier, overvalpleger, vliegtuigkaper
volkswaan - volksdwaling
volkswagentype - Golf,Variant, Kever
volkswoede - oploop, oproer, rage, rel
volkszaak - volkswinkel
volkszanger - bard, skald, rapsode, troubadour
volksziekte - endemie, epidemie
volladen - afladen, stuwen
volle benaming - titulatuur
volle maan - vm
volle neef (Z.N.) - rechtzweer
volledig - absoluut, af, algeheel, compleet, extenso, gans, geheel, integraal, onverdeeld, onverkort, plenair, totaal, volkomen, voltallig
volledig kunstgebit - ratelier
volledig maken - integreren
volledig tot nu boeken - aan boeken
volledige macht - plenipotentie, volmacht
volledige mislukking - debacle, fiasco
volledige notering - partituur
volledige opruiming - razzia
volledige rust - wirwana
volledige wapenuitrusting - panoplie
volledige warme maaltijd - diner
volledigheid - integriteit, ongeschondenheid
volleerd - uitgestudeerd
volleerd matroos - oorlam
vollen - kneden, persen, stampen, vervilten, walken
voller - lakenbereider, volder,
volleren - omsluieren
vollerskaarde - kaardedistel, weverskaarde
vollersmolen - volmolen
vollopen - volstromen
volmaakt - af, afgedaan, compleet, eminent, excellent, foutloos, gaaf, ideaal, keurig, onberispelijk, onfeilbaar, onverdeeld, onvermengd, perfect, smetteloos, subliem, uitstekend, vlekkeloos, volkomen, volslagen, volstandig, voltooid
volmaakt bezien - idealiter
volmaakt goed - af, ideaal
volmaaktbaar of volmaakbaar - perfectibel
volmaaktbaarheid of volmaakbaarheid - perfectibiliteit
volmaakte kennis van alles bezittend - alwetend
volmaakte staat - Eden, dorado, droombeeld, heilstaat, Palestina, Paradijs, Utopia
volmaaktheid - compleetheid, gaafheid, ideaal, perfectie, volkomenheid
volmacht - autorisatie, lastbrief, lastgeving, licentie, machtiging, mandaat, procuratie, vergunning
volmacht (Eng.) - warrant
volmacht geven - autoriseren, machtigen
volmacht gever - committent, mandant, principaal
volmacht hebber - mandataris
volmachtlastgever - committent
volmacht verlener - committant, committent
volmaken - acheveren
volmondig - grif, rondborstig, ronduit, rondweg, onbewimpeld, openhartig
volontair - leerling, vrijwilliger
volop - gnoeg, legio, overvloedig, planty, zat
volop verlicht - stralend
volplané - zweefdaling, glijvlucht
volpompen - volstoppen
volschip - fregat
volslagen - absoluut, compleet, ervaren, geheel, helemaal, totaal, volkomen, volledig, volstrekt
volslagen blind - stekeblind
volslagen doof - stokdoof
volslagen ineenstorting - debacle, ondergang
volslagen mislukking - debacle
volstaan - beperken, volharden
volstandig - onveranderlijk, standvastig, zeker
volstemming - pleno
volstoppen - spekken, stouwen, vullen
volstorten - dempen, plempen
volstrekt - absoluut, algeheel, bepaald, beslist, compleet, fysiek, gans, geheel, helemaal, netjes, onbepaald, onbeperkt, stellig, totaal, volkomen, volledig, volslagen, zeker
volstrekt niet - allesbehalve, geen, geenszins, genendele, niemendal, niets
volstrekt niet zeker - allesbehalve, geenszins
volstrekt niets - absoluut, beslist, geen, helemaal, niemendal, nihil
volstrekt nodig - noodzakelijk, noodzaken
volstrekt onzinnig - buitensporig, waanzinnig
volstrekte dwaasheid - idioterie
volstrekte gemoedsrust - ataraxie
volstrektheid van gelding of gezag - absolutisme
volt- v.
voltage - spanning
voltallig - compleet, geheel, integraal, plenair, volledig,
voltallig maken - aanvullen, completeren, suppleren
voltallige vergadering - plenair, plenum
voltameter - coulometer
volte - drukte, gedrang, volheid, wending, zwenking
voltes maken - voltigeren
voltigeren (paard) - kunstrijden, rondzweven
voltigeur - kunstrijder
voltoegenegenheid - aanhankelijk
voltogen - volbouwd, voltooid
voltonig - sonoor, sonorisch
voltooid - af, afgedaan, afgewerkt, compleet, geacheveerd, geconsumeerd, gereed, klaar, rond, voleindigd, volledig
voltooid verleden tijd - perfectum
voltooien - acheveren, afdoen, afmaken, afronden, afwerken, beëindigen, besluiten, completeren, consommeren,eindigen, klaarmaken, perfectioneren, sterven, uitdrukken, uitgaan, uitlopen, vervolmaken, volbrengen, voleinden, voleindigen, volmaken, volvoeren,
voltooing - afsluiting, voleindiging
voltrekken - voltooien, volvoeren, uitvoeren
voltrekkend - executief
voltrekking - uitvoering
voltrekking van vonnis - executie
volubiliteit - radheid, welbespraaktheid
voluit - onafgekort, ongehinderd, volledig, volop
volume - inhoud, grootte, kracht, omvang, sterkte, v., vol
volumen - boekdeel
volumetrie - maatanalyse
volumineus - dik, enorm, gezet, geweldig, lijvig, omvangrijk, uitgebreid
voluntair - vrijwillig
voluptueus - geil, wellustig, wulps
volute - krul
volvoeren - bedrijven, begaan, doen, perpetreren, stichten, uiten, uitvoeren, uitwerken, verrichten, volbrengen, voltooien,
volvoering - perpetratie, uitvoering, volbrenging
volvulus - darmafsluiting, darmkronkel
volwassen - adult, dertiger, groot, mondig, ontwikkeld, rijp, volgroeid
volwassen insekt - imago
volwassen persoon als kind aannemen - adrogeren
volwassene - adult, adultus
volwassenenvorming - andragogie
volzalig - overheerlijk
volzee - hoogwater, vloed
volzin - frase, periode
volzin uit een geschrift - passage
volzout - keukenzout
vomeren - braken, kotsen, overgeven, spuwen
vomitief - braakmiddel
vommen - opstapelen
vond - list, (uit)vinding, verzinsel
Vondels drama, deel van - rei
vonder - brug, brugplank, kwaker, plankbrug, slootplank, steg, vlonder, vondel
vondst - bedemksel, idee, inval, niewigheid, ontdekking, trouvaille, vinding
vonk - flikkering, genster, glimp, glinster, glinstering, gunster, sprank(je), sprankel, vuurspat, vuursprank
vonkbrug in motor - bougie
vonken - branden, vonkelen
vonkenboer - radiotelegrafist
vonker - bougie
vonkje - sprankel
vonnis - aasdom, arrest, beslissing, doem, exploit, gewijsde, judicium, oordeel, rechtspraak, sententie, uitspraak, uitwijzing, veroordeling
vonnis uitvoeren - executeren
vonnis waartegen geen beroep meer mogelijk is - gewijsde
vonnissen - berechten, beslissen, judiceren, oordelen, rechten, rechtspreken, uitwijzen, veroordelen
vonnis wijzen - oordelen
vont - doopvont, wijwatervat, wijwatervont
voogd - bestuurder, curator, hoofd, hulder, leider, momber, momboor, toezichthouder, toeziener, tuteur, verzorger
voogdij - curatele, macht, tutela, voogdgezag
voogdijschap - mandaat
vooi - moerkonijn
voor - aleer, ante, dichterbij, eer(dat), gedurende, groef, ploegsnede, prae, pre, pro, rimpel, sleuf, voordat, voorkant, vore
voor alle andere - eerste, primus
voor alle kleuren lichtgevoelig - panchromatisch
voor alles - (aller)eerste, apriori, bovenal, primair, primo
voor altijd - eeuwig
voor anker gaan - ankeren
voor beide ogen - binoculair
voor copie van handtekening - w.g.
voor de bakker - akkoord goed, juist, oke, okido
voor de eerste keer slijpen - bassen
voor de geboorte - prenataal
voor de gek houden - belazeren, beduvelen, foppen
voor de helft - deels, half
voor de hengelaars - sim
voor de koop - aanbieden, aanbod, vraagprijs
voor de malhouderij - bedrog, spot
voor de rest - overigens, verder, voorts
voor de schijn - kwansuis
voor de tweede maal - andermaal, bis
voor de vorm - formeel
voor de vuist uitgesproken rede - improptu, improvisatie
voor de vuist weg - onvoorbereid,spontaan,
voor de vuist weg spreken - improviseren, speechen
voor den dag komen - opdagen, verschijnen
voor dezen - eertijds, vroeger
voor echt erkennen - recognoseren
voor echt verklaren - legaliseren, legitimeren, vidimeren, wettigen
voor een dag aan wal gaan - pitsjaren
voor een deel - deels, gedeeltelijk
voor een drenkeling te gebruiken - dreg
voor een gedeelte - gedeeltelijk, partieel, partim
voor een groot deel - goeddeels, grotendeels
voor een persoon buiten de twee bij een handeling
betrokken partijen - derde
voor één stem - eenstemmig, solo
voor een tijd elders indelen - detacheren
voor een vrouw gewoon, voor een vrouw deftig - rok
voor een wissel borg blijven - avaleren
voor eeuwig - inaeternum
voor elkaar - gedaan, rond
voor elkaar krijgen - fixen, klaarspelen, lappen, slagen
voor eten uitgeven - vereten
voor figurant dienen - figureren
voor filmopname geschikt - fotogeniek
voor geld in zijn bezit krijgen - kopen
voor geld verwerven - kopen
voor geldig verklaren - agnosceren, erkennen, legaliseren
voor genoegen lopen - wandelen, flaneren, promeneren
voor genoegen rijden - toeren
voor gezien tekenen - vidimeren
voor hem onderdoen - wijken
voor het doel geschikt maken - bereiden
voor het eerst - eerst, primo
voor het eerst optreden - debuteren, debuut
voor het ene gedeelte - eensdeels
voor het gemak - gemakshalve
voor het gerecht roepen - dagen
voor het gerecht verdedigen - pleiten
voor het grootste deel - grotendeels
voor het grootste gedeelte - meestendeels, merendeels
voor het hoofd stoten - afstoten, atfronteren, beledigen, rebuteren
voor het kadaster - kadastraal
voor het merendeel - hoofdzakelijk
voor het ogenblik - momenteel
voor het overige - overigens
voor het toneel bewerken - dramatiseren
voor het vertoon - ostentatief, pralerig
voor hoger beroep vatbaar - appellabel
voor ieder ander - eerst
voor ieder duidelijk - apert
voor ieder toegankelijk - openbaar, publiek
voor iedereen leesbaar schrift - pasigrafie
voor iemand verloren gaan - ontgaan
voor iets anders - eerst
voor iets te groot worden - ontgroeien
voor iets uitkomen - bekennen
voor ingewijden - esoterisch
voor koers vatbaar - koersabel
voor kort huisvesten - logeren
voor korte tijd - geleden, kortgeleden, net, onlangs, pas
voor mekaar - gereed, klaar
voor muziek begaafd - muzikaal
voor mijn part - desnoods, mijnentwege
voor mijn rekening - m.c., (mio conto)
voor nietig verklaren - rescinderen
voor niets - gratis, kosteloos, nutteloos, omniet, vruchteloos
voor niets zorgend - achteloos, nalatig, negligent, onachtzaam, slordig
voor- of achterdeel van een hamel - hamelbout
voor-of achtersteven van een vaartuig - plecht
voor ontspanning aan wal gaan - passagieren
voor onze jaartelling - A.a.C., ACN , v. Chr.
voor plezier gaan roeien - spelevaren
voor proef aantrekken - aanpassen
voor rekening van - last
voor spinnen gereed maken - kaarden
voor vervallen verklaren - precluderen, prescriberen
voor zich alleen opeisen - monopoliseren
voor zich innemen - bekoren, verleiden
vooraan - eerst
vooraan plaatsen - preponeren
vooraanneming - apriori
vooraanstaand - befaamd, belangrijk, geacht, prominent, uitblinkend, uitstekend, vermaard
vooraanstaand vertegenwoordiger - exponent
vooraf - a priori, eerst(e), prealabel, tevoren
vooraf bedenken - beramen, overleggen, premediteren
voorafbeelding - prefiguratie, prototype
vooraf bepalen - predestineren
vooraf bereide maaltijd de - encas
vooraf berichten - prevenieren
vooraf beschikken - predisponeren
vooraf bezetten - preoccuperen
vooraf of vroeger bestaan - preëxisteren
voorafgaan - antecederen, gebeuren, precederen,
voorafgaand - anterieur, aterieur, inleidend, prealabel, preliminair, voorbereidend, voorlopig, vorig, vroeger
voorafgaand overleg - premeditatie
voorafgaande feiten - priora
voorafgaande stelling van een sluitrede - premissie
voorafgegane zaak - antecedent
voorafspraak - inleiding, introductie, preambule, prologos, proloog, voorrede
vooral - bepaaldelijk, bovenal, grotendeels, hoofdzakelijk, inzonderheid, primair, speciaal, voornamelijk, voorop
vooraleer - eerdat
vooralsnog - vooreerst, voorlopig
voorarm - cubitus
voorarrest - hechtenis
vooravond van het paasfeest - seider
voorbaan - tablier
voorbarig - exempel, gauw, gehaast, haastig, lichtvaardig, model, onbedacht, onbesuisd, onbezonnen, ontijdig, onvoorbedacht overhaast, overijld, paradigma, prematuur, roekeloos, specimen, vermetel
voorbarigheid - prematuriteit
voorbarkzeil - gaffelzeil
voorbedacht - expres, opzettelijk, weloverwogen
voorbedachtelijk - opzettelijk
voorbedachtheid - opzettelijkheid
voorbeeld - beeld, exempel, exemplaar, leest, maatstaf, mal, model, modelwoord, monster, norm, paradigma, patroon, proef, proeve, proplasma, regel, richtsnoer, specimen, staal, standaard, toonbeeld, type, typus, voetspoor, vorm, weerga
voorbeeld van lijdzaamheid - Job
voorbeeld waarop men zich beroepen kan - precedent
voorbeeldeloos - onvergelijkelijk, weergaloos
voorbeelden ter verklaring - enuntiatief
voorbeeldig - exellent, exemplair, ideaal, keurig, klassiek, navolgenswaar(dig), prima, uitstekend
voorbeeldrijtje - paradigma
voorbeeldwoord in de spraakkunst - modelwoord, paradigma
voorbehoedend - beschermend, bewarend, preservatief, preventief, profylactisch, provisioneel, provisoir
voorbehoedmiddel - condoom, pil, schuim, spiraal
voorbehoud - beding, beperking, conditie, protest, protestatie, reservaat, reservatie, reserve, restrictie, retentie, salvo, uitzondering, voorwaarde
voorbehoud bevattend - beperkend, restrictief
voorbehouden - reserveren
voorbereid - bedacht
voorbereiden - gereedmaken, inrichten, klaarmaken, organiseren, predisponeren, preluderen, prepareren, treden
voorbereidend - dispositief, gereedmakend, inleidend,
organiserend, preleminair, preparerend, propaedeutisch, voorafgaand
voorbereiding - aanloop, aanstalten, klaarmaken, opleiding, preparatie, toebereidsel
voorbericht - inleiding, preface, pretatie, proloog, voorrede, voorwoord
voorbeschikking - predestinatie, preordinatie, testament, uitverkiezing
voorbeschikt - gepredisponeerd
voorbeschiktheid - dispositie, predispositie
voorbeslissing - prejudice, vooroordeel
voorbestaan - preëxistentie
voorbestemming - voorbeschikking
voorbewoner van Peru - Inka
voorbidder - voorzanger
voorbidder (Hebr.) - chasau
voorbidding - voorspraak
voorbinden - voordoen
voorbode - aankondiger, heraut, prognosticum, voorloper
voorbode van de lente - zwaluw
voorboezem - molenboezem, spitsboor, vóórboor
voorbode van de lente - crocus, ooievaar, sneeuwklokje, zwaluw
voorborstschild - prosternum
voorbij - afgedaan, afgelopen, ex, gebeurd, gedaan, geleden, gepasseerd, geweest, gewezen, heen, langs, langstleden, om, over, overlang, para (Gr.), uit, verder, verkeken, verleden, verloren, verstreken, weg
voorbij drijven - overdrijven
voorbij reizen - passeren
voorbij streven - devanceren
voorbij ijlen - voorbijsnellen
voorbijgaan - duren, gedogen, geleden, lijden, overgaan, overslaan, passeren, preteriëren, repasseren, toestaan, verstrijken
voorbijgaan, laten - verzuimen
voorbijgaand - efemeer, kortstondig, momenteel, preventief, provisioneel, provisorisch, temporair, transitoir, tijdelijk, vergankelijk, voorlopig, vroeg, waarnemend, wereldlijk, werelds,
voorbijgaand gebruik - mode, rage, zede
voorbijganger - passant
voorbij lopen - langs
voorbijmarcheren - defileren, paraderen
voorbijmarcheren als eerbetuiging - defileren
voorbijpraten - verpraten, verspreken
voorbijtrekken - voorbijgaan, voorbijreizen
voorbijzien - uitlaten, weglaten, overslaan, verzuimen
voorcultuur - voorbouw
voordacht - opzettelijkheid
voordat - aleer, alvorens, daarvoor, eer, eerdat, eerst, tevoren, vooraf, vroeger
voorde - vorde
voordeel - baat, bate, belang, benefice, beneficie, bonnement, buitenkans, buitenkansje, commodum, gerief, gewin, heil, mazzel, meevaller, nut, oentoeng, oorbaar, profijt, provenu, snaai, verval, vrucht, winst
voordeel afwerpen - profiteren
voordeel behalen - winnen
voordeel geven - baten
voordeel hebbend - bemazzeld
voordeel opleverend - batig, profijtelijk, rendabel, winstgevend
voordeel trekken - profiteren
voordeel trekken uit - profiteren
voordeeltje - winstje, buitenkansje, slaatje
voordeel trekken - profiteren
voordek - plecht
voordelen - commoda
voordelig - avantageus, batig, bevorderlijk, doelmatig, doeltreffend, favorabel, goed, goedkoop, gunstig, lucratief, mooi, nuttig, oorbaar, produktief, profitabel, profijtelijk, renderend, weldadig, winstgevend, zuinig
voordelig zijn - berekend, zuinig
voordeligheid - nut, profijt, utiliteit, voordeel
voordezen - eertijds, vroeger
voordien - eerder, tevoren, vroeger
vóórdienen - voorsnijden
voordissen - vóórdienen, voorzetten
voordoen - aanbieden, aandoen, demonstreren, etaleren, omdoen, tonen, uitstallen, voorbinden voorkomen, voorvallen
voordoend - voorkomend
voordoos - voorversterker
voordracht - aanbeveling, act, auditie, causerie, conference, declamatie, dictie, inleiding, lezing, nominatie, reciet, recital, recitatie, rede, referaat, oratie, spreekbeurt, tal
voordracht in dialoog vorm - samenspraak
voordracht opstel - verhandeling
voordracht van een benoeming - nominatie
voordracht van een gedicht - reciet
voordrachtskunstenaar - declamant, declamator, vedette
voordrachtskunstenares - declamatrice
voordragen - aanbevelen, declameren, inkleden, onderstellen, oplezen, optreden, opzeggen, poneren, proponeren, reciteren, redeneren, refereren, spreken, stellen, toelichten, voorleggen, voorstellen,
voordrager - declamant, executant, exposant, humorist,
presentant
voordrager van de gedichten - rapsode
voordruk - preprint, proef
vooreerst - alvast, provisioneel, provisoir, vooralsnog, voorlopig
vooreinde van een schip - bit, boeg, snede, snit
voorexamen - tentamen
voorfront - voorzijde
voorgaan - aanvoeren, leiden, precederen, primeren
voorgaand - eerder, prealabel, voorafgaand, vorig, vroeger
voorgaande - pr(aec), (praecedens), prior
voorganger - aanspreker, antecessor, directeur, dominee, evangelist gids, imam, leermeester, leider, passant, predikant, priester
voorganger bij kerkelijke ceremonie - celebrant
voorganger der doopsgezinden - vermaner
voorganger in de Synagoge - chazan
voorganger in een kerk - dominee, predikant
voorganger in Mohammedaanse godsdienstoefening - imam
voorganger van de islam - imam
voorganger van godsdienst in open veld - hagepreker
voorganger van de piano - clavecimbel, clavichord
voorgangster in een kinderkerk - wika (werkster in kerkelijke aangelegenheden)
voorgaren - lont
voorgat - vooronder
voorgebergte - promontorium
voorgebergte aan zee - kaap
voorgebergte in Palestina - Karmel
voorgeborchte - limbus, voorburg
voorgelegd plan - voorstel
voorgelegde strijdvraag - probleem
voorgeleiding - arrestatie
voorgemaal - strijkgemaal
voorgenoemd - bovengemeld
voorgenomen - beraamd
voorgerecht - croquet, entrée, groentensoep, kreeftesla, ossestaartsoep, pasteitje, rissolle, salade, selderij, slaatje, soep, tomatensoep, vermicellisoep, voorspijs
voorgeschiedenis - anamnese, prehistorie,
voorgeschiedenis van een ziekte - anamnese
voorgeschoten som - voorschot
voorgeschreven - bevolen, opgelegd, verplicht
voorgeschreven afmeting - standaardmaat
voorgeschreven gebruik - formaliteit, mos, mores, norm, recept, regel
voorgeschreven kerkgebruik - liturgie, rite, ritus
voorgeschreven kleding - dienstkleding, tenue
voorgeschreven leefregel - dieet
voorgeschreven teken - sein
voorgeschreven uitdrukking - formule
voorgeschreven voedsel - dieet
voorgeschreven vorm - model
voorgeslacht - stam, voorouders
voorgestelde wijziging van een wetsvoorstel - amendement
voorgevallene - gebeurde
voorgevel - façade, front, kokkerd, prontispice, pui, neus, voormuur, voorvlak, voorzijde
voorgeven - beweren, pretenderen, pretexteren,
simuleren, veinzen, voorwenden
voorgevoegd - prothetisch
voorgevoel - devinatie, ingeving, intuïtie, pressentiment
voorgewend - gehuicheld, gemaakt, geveinsd, loos,
voorgoed - altoos, altijd, blijvend, definitief, immer, onveranderlijk, permanent, radikaal, vast
voorhal - foyer, lobby, narthex, portaal, portiek, vestibule
voorhal in oud-christelijke kerk - narthex
voorhamer - smidshamer
voorhanden - aanwezig, beschikbaar, over, present, voorradig
voorhanden geld - cash, contant, kas(geld)
voorhang – doek, gordijn, vitrage
voorhangsel - gordijn, vitrage, voorhang
voorhebben - bedoelen, menen, plan, voornemen
voorheen – aler, destijds, eens, eerder, eertijds, indertijd, olim, ooit, voormaalsvroeger, weleer
voorhistorie - prehistorie
voorhistorisch dier - brontosaurus, casperosaurus cetrosaurus, dimetrodon, dinornis, dinosaurus, dinotherium, diplodocus, gigantosaurus, ichtyosaurus, mammoet, miacis, morosaurus, paleomastodon, plesiosaurus, stegodon, stegosaurus, triceratops, tyrannosaurus, titanotherium, varanosaurus
voorhistorisch onderzoek - archeologie, prehistorie
voorhistorische grafheuvel - hunnebed
voorhistorische grafzuil - menhir
voorhof - atrium, portaal, voorplaats,voorplein,
voorhof van oudromeinse woning - atrium
voorhof van Spaanse woning - patio
voorhoofdsband - diadeem
voorhoofdssieraad – ferronnière
voorhouden - voorleggen
voorhuid – praeputiunm
voorhuis – portaal, vestibule
voor ieder toegankelijk - openbaar, publiek
voor iemands ogen meten - voormeten
voor iets uitkomen - bekennen
Voor-Indië - India, Hindoestan
Voor-Indië, rivier in - Ganges, Godaveri, Indus, Kistna, Narbade
Voor-Indië, staat in - India, Pakistan
Voor-Indië, woestijn in - Thar
Voor-Indische stad - Agra
vooringenomen - gepreoccupeerd, partijdig
vooringenomenheid - partijdigheid, parti-pris, predilectie, voorliefde
voorjaar - lente
voorjaarsbloem - anemoon, crocus, hyacint, lentebloem, narcis, primula, sneeuwklokje, speenkruid, tulp
voorjaarsdag – lentedag, meidag
voorjaarslied - lentezang
voorkant - avers, front, gevel, pui, vooraanzicht
voorkant van een schip - boeg, voorsteven
voorkant van traptrede - laaf
voorkennis - medeweten
voorkeuken - kombuis
voorkeur - claim, gunst, keus, optie, pré, predilectie, preferentie, smaak, verkiezing, voorhand, voorliefde, voorrang
voorkeur bij koop - optie
voorkeur geven - prefereren, verkiezen
voorkeurrecht - claim, keus, optie
voorkeur verklaren - opteren
voorkiem - prothallium
voorkieuwigen - prosobranchia
voorkomen - aanblik, aanzicht, aanzien, air, aspect, facet, gezicht, uiterlijk, verschijning
voorkomen – aanblik, aanzien, afweren, air, aspect, beletten, belemmeren, gebeuren, gedaante, geschieden, lijken, toeschijnen, uiterlijk, verhinderen, verhoeden, verijdelen, vorm
voorkomend - attent, beleefd, galant, gedienstig, hoffelijk, hulpvaardig, lief, minzaam, opdoend, preventief, vaardig, voordoend, vriendelijk, welwillend
voorkomende omstandigheid – geval, toestand
voorkomendheid - egard, dienstbetoon, galanterie, gedienstigheid, minzaamheid, vriendelijkheid
voorkoming - preventie, prophylaxe, verhindering
voorlaatst – vorig
voorland - lotsbestemming, toekomst, uiterwaard
voorland (niet ingedijkt) - gors, grensland, kwelder, schor, slik, uiterwaard
voorleden - verleden, vorig, vroeger
voorletter - beginletter, initiaal
voorletters, handtekening met - paraaf
voorlezer - anagnost, lector
voorlezeres - lectrice, lektrice
voorlichten – adviseren, raadgeven
voorlichter - adviseur
voorlichting - advies, informatie, instructie, onderricht, raad, verklaring
voorlichtingsinstituut voor distributie door automaten - vida
voorliefde -bevlieging, gewoonte, gunst, ingenomenheid, keus, manie, penchant, predilectie, preferentie, vooringenomenheid, voorkeur, zwak
voorliefde, met - gaarne, graag
voorliefde voelend - vooringenomen
voorliefde voor al wat Duits is - germanomanie
voorliefde voor Engeland - anglomanie
voorliefde voor de Engelsen - anglofilie
voorliefde voor eigen volk - nationalisme
voorliefde voor Engeland - anglomanie
voorliefde voor Frankrijk - francomanie
voorliefde voor het eigene - chauvinisme, nationalisme
voorliefde voor Rusland - russomanie
voorliefde voor zekere namen - naamziek
voorloop - voorijling
voorloop van rum - dram
voorloop van wijndruiven - beermost
voorlopen - vertonen, vooruitlopen
voorloper - aankondiger, blokschaaf, dromus, heraut, prelude, preludium, prodromos, voorbode,
voorloper van Christus - Johannes (de Doper)
voorloper van grammofoon - fonograaf
voorloper van de hervorming - Hus, Wiclif
voorloper van de huidige muzieknoot - neum
voorloper van jazz - ragtime
voorloper van de Hervorming - Wiclif, Hus
voorloper van de Jazz - ragtime
voorloper van de NOS - NTS
voorloper van de piano - cimbaal, cimbel, citer, hakkebord, klavecimbel, spinet, pantaleon
voorloper van rum - dram
voorlopers - avantgarde
voorlopig - alvast, eerst, efemeer, interim, momenteel, precair, prealabel, preventief, provisioneel, provisoir, provisoor, provisorisch, provisotisch, temporair, tijdelijk, valetudinair, voorafgaand, vooralsnog, voorbijgaand, vooreerst, voorshands, zolang
voorlopig aandeel - interimaandeel, recepis
voorlopig aangenomen waarheid - hypothese
voorlopig betaalbewijs - renversaal
voorlopig bod - inzet
voorlopig model - specimen
voorlopig onderzoek - tentamen
voorlopig plan opmaken - punteren
voorlopige aanhouding - arrest
voorlopige aanstalte - predispositie
voorlopige afdruk - drukproef, proef, slip
voorlopige beraadslaging - predeliberatie
voorlopige berekening - begroting
voorlopige ervaving - voorproef
voorlopige formulering - concept
voorlopige hechtenis - arrest, bewaring
voorlopige stelling - hulpstelling, lemma
voorlopige toestand - provisorium
voormaag - krop, pens
voormaals - eertijds, olim, voorheen, vroeger
voormalig - ex, geweest, gewezen, oud, voorm., vorig, vroeger
voormalig bewoner van West-Europa - Kelt
voormalig dir. der K.L.M. - Aler, PIesman
voormalig dir.-gen. der P.T.T. - Neher
voormalig Drents gerechtshof - etstoel
voormalig drostambt - Elten
voormalig Ned. eiland - Marken, Schokland, Urk, Wieringen
voormalig Frans geldstuk - dukaton, écu, livre
voormalig hertogdom - Brabant, Gelre, Henegouwen, Holland, Limburg, Vlaanderen
voormalig Indisch rijk op Java - Bantam, Mataram
voormalig Italiaans kolonie - Erythrea, Somaliland
voormalig koninkrijk - Bulgarije, Frankrijk, Italië, Pruisen, Roemenië, Spanje
voormalig kwartier van Utrecht - Eemland
voormalig militair hoofddeksel - talpa
voormalig rijk op Java - Bantam, Mataram
voormalig Russisch heerser - tsaar
voormalig secretaris der VN - Lie
voormalige Nederlandse kolonie - Indië
voormalige Portugese kolonie - Goa
voormalige zee - Zuiderzee, Lauwerszee
voorman - baas, kras, leider, leidsman, mandoer, mantri, onderbaas, opperman, (ploegbaas, Maleis) mandoer, meesterknecht
voormeld - voornoemd
voormelk - biest, colostrum
voormiddag - a.m., morgen, ochtend, v.m., voornoen
voormuur - bolwerk, gevel, pui,
voorn - alvertje, blankvoorn, blei, bliek, rietvoorn, witvoorn
voornaam - aanzienlijk, adellijk, aristocratisch, belangrijk, beschaafd, chique, deftig, doopnaam, doorluchtig, edel, gedistingeerd, gewichtig, hooggeplaatst, notabel, patricisch, principaal, pronomen, roepnaam, verheven, wil
voornaam persoon - notabel
voornaamheid - aanzienlijkheid, adel, deftigheid, distinctie, doorluchtigste, eerste, essentieel, hoogheid
voornaamste - aanzienlijkste, beste, kardinaal, kern, notabel, primair, principaal, princeps, quintessens, superieur
voovnaamste burgers - notabelen
voornaamste haven in Duitsland - Hamburg
voomaamste haven in Engeland - Londen
voornaamste haven in Frankrijk - Marseille
voornaamste haven in Italië - Genua
voornaamste haven in Nederland - Rotterdam
voomaamste haven in Portugal - Lissabon
voornaamste partij in toneelstuk - hoofdrol, titelrol
voornaamste persoon bij banket - eregast
voornaamste rechtsregeling - grondwet
voomaamsten- notabelen, optimalen
voornaamsten (de) - primaten
voornaamwoord - pronomen
voornaamwoord -
2 ge, gij, hij, ie, ik, je, jij, me, mij, uw, we, ze, zij
3 dat, die, dit, elk, hem, hen, hun, jou, men, mijn, ons, wat, wie,
wij, zijn
4 deze, geen, gene, haar, iets, jouw, mijn, waar
5 ieder, niets, welke
6 iemand, jullie
7 niemand
8 dezelfde
9 dergelijke
voornaamwoordelijk - pronominaal
voornaamwoordelijk bijwoord - daarin, daarom, daartoe, erover, hierdoor, hiermee, hierom, hierop, waarin, waarop
voorname zwier - grandezza
voornamelijk - bovenal, grotendeels, hoofdzakelijk, inzonderheid, vnl. , vooral, voorop
voornamen - aristocratie
voornemen - bedoeling, beslissing, besluit, idee, intentie, inval, mening, onderneming, ontwerp, oogmerk, opzet, plan, plant, toeleg, voorhebben
voornier - promephros
voornoemd - bovengenoemd, voorn.,
vooronderstelling - hypothese, premisse
vooronderzoek - instructie, tentamen
voorontwerp - avant-project
vooroogst - voetblad
vooroordeel - préjudice prejugé, preoccupatie, preventie
vooropgestelde onbewezen stelling - postulaat
vooropgestelde voorwaarde - eis,vordering
voorop komen - leiden
voorop komend - eerst
voorop lopen - leiden
voorop plaatsing - prepositie
voorop stellen - postuleren
vooropgaand - primair
vooropgesteld - premissie
vooropgestelde onbewezen stelling - hypothese
vooropgestelde voorwaarde - eis, postulaat, vordering
vooropgezet ongegrond oordeel - vooroordeel
vooropgezette mening - apriorisme
vooropkomend - eerst
vooropstellen - preponeren
voorouderdienst - manisme, voorouderverering
voorouders - vaderen, voorgeslacht, voorvaderen
voorover - gebogen
vooroverbuigen - bukken, knikken, neigen
voorovergebogen - gebukt
vooroverhangen - knikken
vooroverhellende toren - Pisa
vooroverknikking - anteflexio
vooroverstaand - hellend
voorpagina - cover, frontpagina, titelblad
voorplaat - frontispice
voorplaats - erf, loge, voorkamer
voorplein - esplanade, forum
voorpoort - hamei, hamel
voorpoot van een haas - voorloper
voorportaal - hal, lobby, portiek, vestibule
voorportaal van de hel - limbus, voorgeborchte
voorpost - schildwacht, uitkijkpost
voorprediken - voorpraten
voorprevelen - voorpraten, voorzeggen
voorproef - exempel, voorbeeld, voorsmaak
voorraad - assortiment, depot, hoeveelheid, menigte, opslag, proviand, provisie, reserve, stock, store
voorraad goederen - stock
voorraad, in - voorhanden, voorradig
voorraad kleding - garderobe
voorraad levensmiddelen - leeftocht, proviand, provisie
voorraad ruimte - hopper, magazijn
voorraad winkelgoederen - assortiment, inventaris
voorraadkamer - goedang, magazijn, pakhuis, provisiekamer
voorraadkast - provisiekast
voorraadplaats - magazijn
voorraadruimte - hopper, vultrechter
voorraadschuur - bergplaats, bewaarplaats, graanschuur, graansilo, magazijn, reservoir, spijker
voorraadzolder - opslagzolder
voorrad - voorwiel
vorradig - aanwezig, voorhanden
voorrang - eerst, prae, pre, precedentie, preferentie, preseance, prioriteit, voorkeur, voorrecht,
voorrang (Fr.) - preseance
voorrang geven - prefereren
voorrang hebben -antecederen, precederen, preferent, prefereren, voorafgaan
roorrang hebbend - prevalent, prevalerend
voorrang hebbende - preferaal
voorrecht - begunstiging, beneficie, claim, gunst, preferentie, prerogatief, privilege, voorkeur, voorrang
voorrechten en vrijheden in zekere Spaanse provincies - fueros
voorrede - inleiding, praef(atio), prefatie, preferatie, prodromos, proloog, voorafspraak, voorbericht, voorwoord
voorrekenen - becijferen, uiteenzetten
voorroef - vooronder
voorrijder - gangmaker, pikeur
voorrijder bij wielerwedstrijd - gangmaker
voorschaar - schilkouter, stroopschaar
voorschans - ravelijn, redoute
voorschenkelgewricht - boeg
voorschieten - debourseren, lenen
voorschoot - boezelaar, eva, schootsvel, schort, schoteldoek, slobbe, sloof, stonde, tablier
voorschot - aanbetaling, déboursement
voorschot vragen op traktement - pit
voorschotbank - kredietbank
voorschotelen - aanbieden, opdissen
voorschrift - bepaling, bevel, canon, enuntiatief, exempel, formule, gebod, instructie, last, les, lijn, norm, order, ordinatie, ordonnantie, precept, preceptum, recept, regel, regeling, reglement, regulatief, richtlijn, richtsnoer, statuut, tucht, verordening, voorschrijving, wet
voorschriften - reglement
voorschrift inzake het ijkwezen - ijkwet
voorschrift van de overheid - verordening
voorschrift van dokter - recept
voorschrift ter bereiding van geneesmiddelen - recept
voorschrift voor het verkeer - verkeersregel
voorschrift voor ritueel gebruik - rituaal
voorschriften geven - precepiëren
voorschriften stipt opvolgend - rigoureus
voorschrijven - dicteren, gelasten, limiteren, opleggen, prescriberen, recepteren, reglementeren, verorderen, verordonneren
voorschrijving van geneesmiddelen - medicatie
voorschuiven - begunstigen, voortrekken
voorschijn (te - komen) - opdoemen
voorshands - alvast, eerst, nu, provisoir, provisioneel, provisorisch, thans, vooreerst, voorlopig
voorslaan - proponeren, voorstellen
voorslag - aanbod, motie, propoost, propositie, uitnodiging, voorstel, wetsvoorstel
voorslag van een klok - klik
voorslagmolen - zwingelmolen
voorsmaak - voorproef
voorsnijden - trancheren
voorsnijder - prosector
voorsnijmes - trancheermes
voorspel - anteludium, entree, ingang, inleiding, intrada, intrede, intro, introductie, opening, optrede, ouverture, preambule, prelude, preluderen, preludium, proloog, prolusie, toegang, voorstuk
voorspelddoekje - kwijldoek, slab
voorspeldertje - voorspelddoekje
voorspellen - aankondigen, augurren, profeteren, orakelen , verwachten, voorzeggen, waarschuwen, waarzeggen
voorspellen m.b.v. doden - necromantie
voorspellend - premonitorisch, profetisch, sibyllinisch, sibyllijns,
voorspellende zeegod - Proteus
voorspeller - augur, Nereus, orakel, profeet, vates, vogelwichelaar, waarzegger, ziener,
voorspelster - waarzegster
voorspelling - horoscoop, predictie, profetie, prognose, prognosticum, prognosticatie, theomantie, vaticinium, waarzeggerij
voorspelling uit het vuur - pyromantie
voorspelling van de vermoedelijke loop van een ziekte -
prognose
voorspelling van het weer - weersverwachting
voorspellings- en denkvermogen - geest
voorspellingsgave - clairvoyance, divinatie, helderziendheid, proscopie
voorspelster - profetes
voor spinnen gereedmaken - kaarden
voorspinmolen - flijer
voorspoed - bezit, bloei, bof, bofje, fortuin, geluk, gelukje, heil, opgang, prosperiteit, succes, vermogen, vooruitgang, welvaart, welvarendheid, welzijn, zegen, zwijn(tje),
voorspoed (Eng.) - ups
voorspoed geven - zegenen
voorspoed hebben - bloeien, gedijen, prospereren
voorspoedig - bloeiend, gelukkig, gezegend, goed, fortuinlijk, gunstig, succesrijk succesvol, tierig, welig, voordelig, vooruitgang, welvarend, zegenrijk
voorspoedig groeien - gedijen
voorspoedig zijn - treffen
voorspoedige afloop hebben - lukken
voorspraak - aanbeveling, advocaat, bescherming, bemiddeling, hoede, mediatie, pleiter, propugnatie, protektie, recommandatie, steun, verdediging, voorbede
voorsprong - handicap, oversteeksel, overstek
voorstaan - bepleiten, bevorderen, dienen, verdedigen
voorstad - buitenwijk, faubourg, propolis, suburb
voorstad van Brussel - Uccle, Ukkel
voorstad van Hamburg - Altona
voorstad van Londen - Tottenham
voorstadium - prodroom
voorstagzeil - stormfok
voorstand - bescherming, verdediging
voorstander - aanhanger, bepleiter, beschermer, bevorderaar, paladijn, partisaan, promotor, voorstander
voorstander der democratie - democraat
voorstander in de geest - idee, plan
voorstander tot een post - presentant
voorstander van de afschaffing van de slavernij - abolitionist
voorstander van de oude toestand - reactionair
voorstander van de Vlaamse beweging - flamingant
voorstander van de vooruitgang - progressist
voorstander van de Waalse beweging - waalsgezinde, wallingant
voorstander van eenheid - unionist
voorstander van gebiedsuitbreiding - imperialist
voorstander van geweld - terrorist
voorstander van het socialisme - socialist
voorstander van koningshuis - monarchist
voorstander van lekker eten - gastronoom, smuipaap
voorstander van maatschappelijke gelijkheid - egalist
voorstander van naaktlopen - nudist
voorstander van niet inmenging bij conflicten - isolationist
voorstander van nieuwigheden - neoloog
voorstander van omverwerping van alle bestaand gezag -
anarchist
voorstander van ongeremde bevolkingstoename - natalist
voorstander van politiek katholicisme - ultramontaan
voorstanderklier - prostaat
voorstandster van de vrouwenbeweging - feministe
voorste - eerste
voorste blad van een boek - titelblad
voorste deel - front, kop, neus, spits, voorplan
voorste deel van de voetzool - terd
voorste deel van een schip - boeg, huid, steven, voorsteven
voorste deel van een steven - kin
voorste gedeelte van de borst - voorborst
voorste gedeelte van een lijn - voorloper
voorste gedeelte van een schoen - neusleer
voorste gedeelte van een toneel - podium, procenium
voorste gedeelte van een tros - voorloper
voorste mast van een driemaster - fokkemast
voorste vogel in vogelvlucht - windbreker
voorste zeil - fok
voorsteek - rijgsteek
voorstel - aanbod, motie, ontwerp, plan, proefpreek, project, propositie, voorslag, uitnodiging
voorstel tot wijziging - amendement
voorstellen - aanduiden, afbeelden, inleiden, introduceren, maken, opperen, opvoeren, opwerpen, plannen, presenteren, proponeren, representeren, spelen, suggereren, uitbeelden, uitvoeren, verbeelden, vertonen, voorslaan, wanen
voorstellen als onbeduidend - bagatelliseren, kleineren, verkleinen
voorsteller - presentant, proponent
voorstelling - afbeelding, beeld, begrip, denkbeeld, idee, nabootsing, opvoering, presentatie, show, tafereel, tekening, vertoning, vertoon
voorstellingsbeeld - image,
voorstelling bij een gymnastiekuitvoering - apoteose,
apotheose
voorstelling ten bate van - benefiet
voorstelling van begrippen in tekens - ideografie
voorstelling van het onderwerp bij aanvang van een heldendicht - propositie
voorstelling van bomen en planten - verdure
voorstelling van spiritist - séance
voorstelling (vrome) in de kunst - Madonna, piëta
voorstelling/wijze van - versie
voorstelling tijdens slaap - droom, droombeeld, nachtmerrie
voorstellingsvermogen - imaginatie, verbeelding
voorstoot - maagdenwas, stopwas, uitstek
voorstuk van een schip - steven
voorsteven - sneb
voort - dadelijk, heen, hort, terstond, verder, vooruit, voorwaarts, weg
voorbeschikking - preordinatie
voortbestaan - blijven, duren, leven
voortbestaan - blijven, duren
voortbewegen - gaan, gang, kruipen, locomotie, loop, lopen, rijden, stappen, stromen, stuwen, vaart, varen, verkeren, vloeien, voortgang, vooruitgang, wandelen
voortbewegen aan de armen - brachieren
voortbewegen door middel van motoren - motortractie
voortbewegen per auto - rijden
voortbewegen per schip - varen
voortbeweging - gang, locomotie, traktie, voortgang
voortbewegingsinstrument - been, ketting, motor, rad, riem, schroef, stelt, vleugel, wiel
voortbewegingswerktuig - locomotief, truck, tractor, trekker, slepboot
voortborduren - uitwerken, voortgaan
voortbrengen - baren, braken, creeren, fokken, genereren, grootbrengen, kweken, leggen, leveren, maken, meevoeren, opgeven, opleveren, opmalen, opvoeden, produceren, profereren, progeneren, scheppen, telen, verbouwen
voortbrengend - productief
voortbrenger - generator, producent, schepper, teler
voortbrenging - teelt
voortbrengsel - creatie, maaksel, produkt, resultaat
voortbrengsel van pluimvee - ei
voortdrijven - aanjagen, aanzwiepen, chasseren, opzwepen, pousseren, stuwen, wegjagen
voortdrijven (het) - propulsie
voortduren - aanhouden, doorgaan, lopen, permaneren
voortdrijven van wild - jagen
voortdurend - aanhoudelijk, aanhoudend, alaan, aldoor, almaar, altoos, altoosdurend, altijd, altijddurend, bestendig, blijvend, chronisch, constant, continu, continueel, dagelijks, doorgaan, doorgaand, doorlopend, eeuwig, geregeld, gestaag, gestadig, gedurig, geregeld, gestaag, herhaaldelijk, immer, konstant, langdurig, nog, onafgebroken, oneindig, ononderbroken, onophoudelijk, onveranderlijk, onverpoosd, ostinaat, ostinata, permanent, perpetueel, persisterend, regelmatig, staag, stadig, steeds, telkens, uitdentreure,
voortdurend aanvallen - bestoken
voortdurend bezig - rusteloos
voortdurend gedraaf - gehol
voortdurend in beweging - beweeglijk, rusteloos, woelig
voortdurend in beslag nemen van gedachten - obsederen
voortdurend lawaai - geraas, herrie, leven
voortdurend mopperen - kankeren
voortdurend rennen - geren
voortdurend terugkerend - stereotiep
voortdurende handeling - regelmaat
voortdurende leiding - bestiering, (nood)lot, onderhouding, providentie, voorzienigheid
voortdurende neiging - manie
voortdurende schietpartij - geschiet, spervuur
voortduring - continuatie, continuering, subsistentie
voortduur - voortbestaan
voortduwen - aanduwen, schuiven, stuwen
voorteken - aanwijzing, augurium, augutium, auspicium, horoscoop, indicie, omen, prelude, preludium, prognose, prognosticum, vingerwijzing, voorbode, voorspelling
voorteken bevattend - omineus
voortelen - progeneren
voortempel - voorhof, voorportaal
voortgaan - aanschrijden, continueren, doorgaan, doorslaan, duren, heengaan, lopen, vervolgen, vorderen
voortgaan met - vervolgen
voortgaan met zoeken - doorzoeken
voortgaand - progredient, progressief
voortgang - doorzetting, gang, loop, proces, progressie, uitvoering, verloop, vooruitgang, vordering, werking
voortgang hebben - bewegen, doorgaan, lopen
voortgang maken - vorderen
voortgangen - progressen
voortgebrachte klanken - geluid
voortgekomen - afkomstig, geboren
voortgekomen uit een vorstelijk domein - regaal
voortgeven - doorgeven
voortgezet - geprolongeerd, uitgebreid
voortgezette ontwikkeling - prolongatie
voortgezette vermenging van onderling verwante dieren of personen - inteelt
voortgezette vertoning - prolongatie
voortglijden - glijden
voorthelpen - kruien, pousseren
voortjagen - jakkeren, opjagen
voortkankeren - woekeren
voortkomen - ont(spruiten), voortspruiten
voortkomen uit - emaneren, ontstaan
voortkruien - wegkruien
voortkruipend - serpigineus
voortleven - naleven, voortbestaan
voortlopen - doorlopen, vluchten, weglopen
voortmaken - opschieten, spoeden
voortocht - voorhoede
voortoneel - proscenium
voortplanten - propageren, uitbreiden, vermeerderen, verspreiden, voortbrengen, voorttelen
voortplanting - generatie, inteelt, kweking, multiplicatie, procreatie, proliferatie, propagatie, reproductie, teelt, teling, verbreiding, vermeerdering, vermenigvuldiging, verspreiding,
voortbrenging, voortwoekering
voortplanting binnen. kleine groep - endogamie, inteelt
voortplantingscellen bij planten - stuifmeel
voortplanting in kleine groepen - inteelt
voortplantingscel - gameet, spoor, spore
voortplantingsdrang - libido
voortplantingsorgaan bij lagere planten - spore
voortplantingsorgaan van varens - spore
voortplantingssnelheid van elektromagnetische golven -
lichtsnelheid
voortrazend - expediet, snel
voortred - precedentie
voortreden - voorgaan
voortreffelijk - aanzienlijk, beleefd, briljant, delicieus, duur, edel, eminent, excellent, fijn, goed, heerlijk, illuster, kostbaar, kostelijk, luisterrijk, meesterlijk, mieters, mooi, onovertroffen, overheerlijk, patent, perfect, prachtig, preëminent, prima, profijtelijk, puik, schitterend, subliem, superbe, superieur, uitgelezen, uitmuntend, uitnemend, uitstekend, uniek, verheven, wonderwel
voortreffelijkheid - adel
voortreffelijk mens - edele
voortreffelijk soldaat - keurling
voortreffelijk voorbeeld - toonbeeld
voortreffelijk werk - meesterwerk
voortreffelijkheid - adel, eminentie, excellence, perfectie, preminentie, superioriteit
voortreffer - baanbreker, padvinder, pionier
voortrekken - begunstigen
voortrekker - baanbreker, padvinder, pionier
voortrijden - doorrijden
voortroeien - doorroeien
voortrollen - wegrollen
voortrukken - wegrukken
voorts - bovendien, buitendien, daarna, enz., etc, ook, overigens, verder, vervolgens, wijders,
voortschrijden - lopen, progrediren treden, voortgaan, vorderen
voortschrijdend - gaand, progressief
voortschrijding - progressie
voortsjokken - sukkelen
voortsjouwen - zeulen
voortslaan - wegslaan
voortslapen - doorslapen
voortslepen - wegslepen, zeulen
voortsluipen - wegsluipen
voortsnellen - wegsnellen
voortspoeden - haasten, snellen, ijlen
voortspringen - ontspringen, voortkomen, voortspruiten,
wegspringen
voortspruiten - groeien, stammen, opschieten, resulteren voortkomen
voortspruiten uit - stoelen
voortstappen - aanbenen
voortstormen - wegstormen
voortstoten - propulsie, verstoten, wegstoten
voortstuwen - vooruitduwen
voortstuwer - motor, propeller, schroef
voortstuwing - gedrang
voortstuwingsapparaat - buitenboordmotor, duwboot,
motor, propeller, schroef, straalmotor
voortstuwingsinstrument - motor, propeller, schroef
voorttelen - kweken, voortbrengen
voorttorsen - wegdragen
voorttrekken - marcheren, slepen
voorttrekken van een schip met sloepen - boegseren
voorturnen - voorwerken
voortvliegen - gaan, heenvliegen, wegvliegen
voortvarend - energiek, doortastend, ijverig
voortvarendheid - activiteit, diligentie, drift, elan, energie, entrain, naarstigheid, spoed, vaart, werkzaamheid, ijver
voortvloeien - denveren, proflueren, stromen, volgen
voortvloeiend uit de grondwet - organiek
voortvloeiend (logisch) uit het voorgaande - consequent
voortvloeisel - gevolg
voortvloeisel - gevolg
voortvluchten - wegvluchten
voortvluchtig - fugitief, poter (barg.)
voortvluchtige - deserteur, vervolgde, vluchteling
voortvretend - serpigineus
voortwaaien - wegwaaien
voortwoekering - inkankering, verspreiding
voortijd - prehistorie
voortijdig - ontijdig, prematuur, voorbarig
voortijdige geboorte - abortus
voortijdigheid - prematuriteit
voortijds - eertijds, vroeger, weleer
voortzetten - aanhouden, bestendigen, continueren, doorgaan, doorzetten, eterniseren, perpetueren, vereeuwigen, vervolgen
voortzetting - continuatie, prolongatie, prosecutie, suite, vervolg
voortzetting van vertoning - prolongatie
voortzwepen - aandrijven, opjagen
vooruit - allé, en avant, hup, komaan, toe, verder, vooraf, voort, voorwaarts
vooruit afnemen - preleveren
vooruit beschikken - anticiperen
vooruit overwegen - predelibereren
vooruitbestemming - predestinatie
vooruitbetaling - anticipatie, avance, prenumerando, prenumeratie
vooruit dan toch - alla
vooruitgaan - marcheren, precessie, vorderen
vooruitgang - progres(sie), vooruitgang, vordering
vooruitgeschoven stelling - bruggehoofd, frontlinie
vooruitgeschoven vestingwerk - brilschans, lunet, redoute, schans
vooruithelpen - protegeren, steunen
vooruitkomen - avanceren, devanceren, gaan, lopen, marcheren, opschieten, prospereren, reusseren, vorderen
vooruitlopen - anticiperen, voorgaan
vooruitlopend - proleptisch
vooruitlopend op - anticiperen
vooruitmaking - praecipuum
vooruitnemen - precipiëren
vooruitspringend - prominent, saillant, uitmuntend, uitstekend
vooruitspringend deel - uitham
vooruitspringend gedeelte van een vestingwerk - saillant
vooruitspringend land - kaap
vooruitspringend steunsel - console
vooruitspringende rots - klip
vooruitsteeksel aan een gevel - saillie
vooruitstekend landpunt - p(a)lei
vooruitstekende kin - kluts
vooruitstekende steen in een muur waarop een balk rust - korbeel, zwing
vooruitstrevend - geavanceerd, links, progressief
vooruitstrevend in de politiek - progressief, links
vooruitstrevende groep kunstenaars - avant-garde
vooruitzicht - aspect, hoop, mogelijkheid, perspectief, previsie, prognose, toekomst, verwachting
vooruitziend - profetisch, providentieel
voorvader - aver, avunkel, stamvader, voorzaat
voorvaderen - patres
voorval - accident, affaire, anekdote, avontuur, casus, evenement, episode, feit, gaping, gebeuren, gebeurtenis, geval, incident, interval, lotgeval, occurrentie, omstandigheid, ondervinding, scene, story, toneel
voorvallen - gebeuren, occurreren, passeren, plaatsvinden voordoen, voorkomen
voorval van belang - gebeurtenis
voorvechter - belhamel, Champion, hofedelman, kampioen, kampvechter, paladijn, propagandist, protagonist, ruziezoeker, tenant, vechtersbaas, verdediger, ijveraar,
voorvertek - antichambre, wachtkamer
voor vervaardigd - prefab, prefabricatie
voorvlak - front, gevel, prefix, pui
voorvoegsel - prefix
voorvoegsel -
2 ad, af, an, be, bi, de, di, en, er, ex, ge, in, on, op, re
3 ana, ant, apo, bio, con, cum, epi, apo, geo, her, mee, mis, ont,
pan, per, pre, pro, sub, sym, syn, ter, tri, ver
4 anti, arch, auto, demo, homo, kata, meta, mono, para, peri,
tele, voor, weer
5 aards, cosmo, proto, steno, trans
voorvoegsel betreffende de lucht - aero
voorvoegsel dat hoogste punt aanduidt - acro
voorvoegsel dat leven aanduidt - bio
voorvoegsel dat miljardvoudig aangeeft - giga
voorvoegsel duidende op aardrijkskunde - geo
voorvoegsel duidende op nieuw - neo
voorvoegsel duidende op zelf - auto, ego,
voorvoegsel van Schotse familienaam - mac
voorvoegsel voor drie - tri
voorvoegsel voor één - uni
voorvoegsel voor drie - tri
voorvoegsel voor twee - bi
voorvoeling - intuïtie
voorwaar - stellig, waarlijk, zeker
voorwaarde - beding, bepaling, beperking, conditie, ver(eis)te, voorbehoud
voorwaarde stellen - conditioneren, bedingen, eisen
voorwaardelijk - conditioneel, tijdelijk
voorwaardelijke wijs - conditionalis
voorwaarden stellen - conditioneren, eisen
voorwaarts - allé, allons, hup, mars, voorts, vooruit, uitvlucht, weg
voorwaarts gaan – opgaan, opschieten, vorderen
voorwaartse stoot - duw
voorweer - voorwal
voorwenden - affecteren, beweren, fingeren, pretenderen, pretexteren, simuleren, veinzen, verdichten, verzinnen, voorgeven
voorwender - simulant, veinzer
voorwending - affectie, simulatie
voorwendsel - bedrog, bewering, dekmantel, detour, draaierij, evasie, excuus, fake, fint, flint, foef, kunst, masker, mom, namaak, ontsnapping, ontwijking, pretensie, pretentie, pretext, simulatie, smoes, subterfugium, uitvlucht, zwendel
voorwereldlijk - antediluviaans, ouderwets, prehistorisch, uitgestorven, voorhistorisch
voorwereldlijk dier - aarddier, behemoth, brontosaurus, dinosaurier, dinosaurus, dinotherium, diplodocus, holenbeer, iguanodon, mammoet, mastodont, minotaurus (stiermens), mosasaurus, oeros, stegosaurus, zeuglodon
voorwereldlijk hagedisachtig dier - brontosaurus, sauriër,
voorwereldlijk paard - paleotherium
voorwereldlijk reptiel - dinosaurus, sauriër
voorwereldlijke dieren - paleozoën
voorwereldlijke hagedis - dinosaurus, brontosaurus, saurier
voorwereldlijke kamhagedis - stegosaurus
v oorwereldlijke neushoornhagedis - triceratops
voorwereldlijke olifant - mammoet, mastodont
voorwereldlijke reuzenhagedis - brontosaurus, dinosaurus
voorwereldlijke schaaldieren - trilobieten
voorwereldlijke vishagedis - ichtyosaurus
voorwereldlijke vogel met een uit wervels bestaande staart - archeopterix
v oorwerk - voorbericht
voorwerp - artikel, ding, lichaam, object, zaak
voorwerp (heilig) - amulet, fetisj, relikwie, scapulier, talisman, totem
voorwerp bij het enten - entmes
voorwerp dat familiebezit bleef - aflegger, erfstuk, familiestuk
voorwerp dat geen elektr. stroom geleidt - isolator
voorwerp met religieuze waarde - amulet, fetisj, relikwie, capulier, totem
voorwerp dat meestal in de keuken staat - fornuis
voorwerp met religieuze waarde - amulet, fetisj, relikwie, scapulier, totem
voorwerp om iets op te hangen - haak
voorwerp om iets te verbinden - spalk
voorwerp om papier bijeen te houden - niet, paperclip
voorwerp om te snijden - mes
voorwerp ter herinnering - aandenken
voorwerp ter verlichting - blaker, fakkel, lamp, lantaarn, kaars, schemerlamp, spotje, toorts
voorwerp uit de keuken - fornuis, gootsteen, koelkast, kookplaat, lepel, magnetron, mes, mixer, oven, pan, pot, vork
voorwerp uit vroegere tijden - antiquiteit, fossiel
voorwerp uit oude tijden - antiquiteit
voorwerp van afgodische verering - fetisj
voorwerp van behandeling - agendapunt, object, onderwerp
voorwerp van edelmetaal - sieraad
voorwerp van een escalatie - escaleren
voorwerp van kunst - beeld, plastiek, schilderij
voorwerp van min of meer ronde vorm - bal, bel, bol
voorwerp van spot - risée
voorwerp van versiering - juweel, kleinood, opsmuk, sieraad, versiersel
voorwerp van waarde - juweel, kleinood, parel, schat
voorwerp van zes pond - zesponder
voorwerp voor geluk - amulet, mascotte, talisman
voorwerp voor stevigte - spalk
voorwerp zonder kunstwaarde - rariteit
voorwerp zonder waarde - monster, nietigheid, prul, onbeduidendheid, lor, vod, nietigheid
voorwerpelijk - objectief
voorwerpen - toewerpen, verwijten
voorwerpen maken - knutselen
voorwerpen op een eettafel - bestek, eetgerei, servies
voorwerpen van gegoten of geslagen koper - dinanderie
voorwerpglas - objektglas
voorwerpsvorm van pers. vnw. - me, mij, , je, jou, haar, hem, hen, jullie, ons
voorwerpsvorm van voornaamwoord - dien, haar, hem, hen, hun, je, jou, jullie, me, mij, ons, wien, ze
voorwerptafel - objekttafel
voorwetendheid - voorwetenschap
voorwetenschap - voorkennis
voorweten - presciëntie, voorkennis
voorwetenschappelijke scheikunde - alchemie
voorwiel - gulden
voorwoord - anteloquium, inleiding, proloog, voorbericht, voorrede,
voorwoord in boeken - inleiding
voorwoord van een wetenschappelijke verhandeling -
prolegomena
voorworp - voorgooi
voorzaal - atrium, propylaeon, vestibule
voorzaal van een basilliek - atrium
voorzaat - stamvader, voorvader
voorzanger - cantor, gazzan
voorzanger in de synagoge - chazan, chazonim, chazua
voorzeggen - dicteren, influisteren, opsteken, prediceren, profeteren, souffleren, voorspellen
voorzeggen om na te schrijven - dicteren
voorzeggen op het toneel - souffleren
voorzegger - profeet, souffleur
voorzegging - influistering, profetie, prognose, voorspelling
voorzegging van het verloop van een ziekte - prognose
voorzeggingskunst - prognostiek
voorzeker - beslist, gewis, inderdaad, juist, precies, stellig, zeker
voorzet - rush
voorzetsel - prepositie
voorzetsel -
2 bij, in, na, om, op, te
3 aan, met, per, pro, ten, ter, tot, uit, van, via
4 door, maar, naar, nabij, over, voor
5 boven, langs, naast, neven, omdat, onder, sinds, tegen, trots,vanaf
6 achter, binnen, buiten, jegens, overal, sedert, tussen, wegens, zonder
7 beneden, omtrent,
8 partikel, tegenaan
9 omstreeks, tegenover
10 prepositie
voorzetsel (Duits) - an, aus, auf, durch, für, mit, nach, von, vor, zu
voorzetsel (Engels) - after, along, at, by, for, out, through, to, upon, with
voorzetsel (Frans) - avec, après, avant, contre, de, devant, par, pour,
voorzetsel (Grieks) - ana, apo, epi, hyper, hypo, kata
voorzetsel (latijn) - ad, ante, contra, cum, inter, per, pro, super
voorzetten - aanbieden, toedienen
voorzichtig - angstvallig, bedachtzaam, behoedzaam, beraden, bescheiden, bezonnen, cautie, doordacht, ernstig, kalm, nadenkend, nauwgezet, omzichtig, prudens, prudent, prudenter, rustig, secuur, teertjes, verstolen, vreesachtig, waakzaam, welberaden, weloverwogen, wijs, zorgzaam
voorzichtig behandelen - menageren
voorzichtig omgaan - menageren
voorzichtige behandeling - menagement
voorzichtigheid - behoedzaamheid, omzichtigheid, precautie, prudentie
voorzichtigheidshalve - precautioneel
voorzien - aanschaffen, geven, kopen, leveren, meubelen, precaveren, regelen, toerusten, verhelpen, verschaffen, vooruitzien
voorzien hebben - munten
voorziening - maatregel, regeling
voorzien van - fourneren, geoutileerd, leveren, procureren, toedienen, verschaffen
voorzien van dak - overdekt
voorzien van een merkteken - coteren
voorzien van een rijkskeurmerk - ijken
voorzien van een vroegere dagtekening - antidateren
voorzien van het nodige - reden, uitrusten
voorzien van opslagwerk - appliqueren
voorzien van poriën - poreus
voorzien van postzegel - frankeren
voorzien van tanden - getand
voorziend - omzichtig, vooruitziend
voorziening met zuurstof - oxygenatie
voorzienigheid - god(heid), Opperwezen, providentie
voorzitster - presidente
voorzitten - leiden, presideren
voorzitter - praeses, preses, president
voorzitter van een academische raad - rector
voorzitter van het dijkbestuur van een polder of waterschap - dijkgraaf
voorzitter van het Lagerhuis - speaker
voorzitter van kanunikenkapittel - proost
voorzitter van een ministerraad - premier
voorzitter van een studentenkorps - praeses
voorzitter van een synode - moderator
voorzitter van een universiteitsfaculteit - dekaan
voorzitter van een waterschap - dijkgraaf
voorzitter van het dijkbestuur van een polder of waterschap
- dijkgraaf
voorzitter van het lagerhuis - speaker
voorzitters - presidiaal
voorzitterschap - presidium
voorzitting - presidium
voorzorg - cura, precautie, preventie, providentie
voorzorgen gebruiken - precautioneel
voorzwengel - trekknuppel
voorzijde - aangezicht, face, facade, front, gevel, pui, voorgevel, voorkant
voorzijde van een bladzijde - recto
voorzijde van het been - scheen
voorzijde van een muntstuk - avers
voorzijde van huis - front, gevel, pui
voos - saploos, slap, sponsachtig, vlok, zacht
voosheid - slapheid
voraciteit - vraatzucht
vorax - verslindend, vraatzuchtig
vorderaar - eiser
vorderen - claimen, beweren, exigeren, gebieden, kosten, marcheren, medebrengen, (op)eisen, oproepen, opschieten, opvorderen, postuleren, profiteren, progredieren, rekwireren, requireren, slagen, toenemen, uitdagen, vereisen, vergen, voortgaan, vooruitkomen, vragen
vorderen - voortgaan
vordering - aanspraak, eis, opeising, postulaat, pretentie, progres, progressie, rechtsvordering, requisitoir, tegoed, verbetering, voortgang, vooruitgang
vordering om in bezit te worden gehandhaafd of hersteld - bezitsactie
vorderingen - progressen
vorderingen maken - progredieren
vorderingsrecht - inschuld
vore - gleuf, greppel, groef, groeve, loopgraaf, mollerit, ploegsnede, ril, rimpel, sleuf, wagenspoor
vorenstaand - bovengemeld
voren - aar, alven, alvenaar, alver, rietvoorn, rietvoren, voor,
vorenijzer - blikslagersaambeeld
vorenstaand - bovengenoemd, bovenstaand, bovenvermeld,
voornoemd
vorentje - alvenaar, alver
vorg - gaffel, reek, riek
vorig - afgelopen, eertijds, verleden, voorafgaand, voorgaand, voorheen, voorlaatst, voorleden, voormalig, vroeger
vorige - 1.1.
vorige koers - vk
vork - drietand, gaffel, riek
vork met drie tanden - drietand, reek, riek
vork met geweerhaakte tanden - botprik
vork of gaffel - riek
vork om aal te steken - aalgeer, elger
vork voor aalvangst - aalpadschaar, formaat, formatie, plichtpleging, uiterlijk, voorbeeld, vorm, wijze
vork voor hooiwerk - hooivork, reek
vork voor mest - elger, mestvork
vorket - tafelvork
vorkpluvier - zwaluwpluvier
vorkvormige splitsing van aderen, wegen, rivieren - bifurcatie, wegen en rivieren
vorkvormige tak - wichelroede
vorm - afdruk, coupe, driekant, fatsoen, figuur, formaat, formatie, formule, gedaante, gestalte, gestaltenis, grootte, lang, langwerpig, leest, lengte, mal, manier, matrijs, model, oblong, omtrek, ovaal, patroon, plat, rechthoekig, rond, schijn, snede, snit, spits, statuur, stijl, uiterlijk, voorkomen, vierkant
vorm geven - boetseren
vorm van belasting - accijns, BTW, cijns, OB, opcenten, rechten, tol, VB, WB
vorm van belediging - smaad
vorm van bloemkroon - buisvorm, klokvorm, kroesvorm, stervorm, trechtervorm, trompetvorm
vorm van borg staan - delcredere
vorm van daar - er
vorm van de voet - leest
vorm van diefstal - inbraak, kraak, overval, plagiaat, roof
vorm van dierlijke gedaanteverwisseling - cocon, larf, pop
vorm van een - ene ener
vorm van een druipsteen - pisoliet, stalactiet, stalagmiet
vorm van een voet - leest
vorm van een vulkaan - kegel
vorm van een werkwoord - aoristus, deelwoord, perfectum, praesens, tijd
vorm van eredienst - ritus, rite, liturgie .
vorm van het lichaam - figuur, gestalte, leest, model, postuur
vorm van hij - ie
vorm van indirecte belastingen - accijns
vorm van kledingstuk - model, patroon, snit
vorm van ontspanning - sport, spel
vorm van stollingen in de bloedvaten - trombose
vorm van symbiose - helotisme
vorm van verhaal - versie
vorm van voorwerp - lang(werpig), model, oblong, ovaal, plat,
vorm van zijn - ben, geweest, is, waren, was, zij
vormbaarheid - kneedbaarheid, plasticiteit
vormbeschrijving - morfografie
vormcampagne - steenproduktie
vormdienaar - formalist
vormeling - confirmandus
vormeloos - amorf
vormelijk - beleefd, beschaafd, complimenteus, conventioneel, correct, deftig, elegant, formaliter, formeel, hoofs, wellevend
vormelijke kennisgeving - notificatie
vormelijkheid - formaliteit
vormen - beschaven, bevestigen, creeren, etikette, etiquette, faqonneren, fatsoen, fatsoeneren, formeren, maken, modelleren, mores, onderwijzen, ontstaan, ontwerpen, ontwikkelen, opleiden, opstellen, opvoeden, samenstellen, scheppen, scholen, smeden, stoelen, vervaardigen
vormen van jonge studenten - ontgroenen
vormend - constructief, plastisch
vormend bestanddeel - element
vormendienst - formalisme, vormcultus
vormen met klei - boetseren
vormen naar - analogiseren
vormer - formateur, maker, modelleur, ontwerper, samensteller, schepper, vervaardiger
vormgeven - boetseen, formeren, modelleren, vormen
vormgever - modelleur, ontwerper, stylist
vormgeving - compositie, specificatie, styling
vorming - beschaving, educatie, formatie, formering, genese, ontstaan, ontwikkeling, opleiding, opvoeding, samenstelling, schepping, scholing, vervaardiging, wording
vorming van een bloeddruppel - embolie, thrombose
vorming van organen - organoplastiek
vorming van stollingen in de bloedvaten - trombose
vorming van tegenstellingen, uitersten - polarisatie
vormingswerk met volwassenen - andragogie, andragogiek
vormklei - boetseerklei
vormkunst - plastiek
vormkunstenaar - struyken
vormleer - geometrie, meetkunde, morphologie, morfologie, syntaxis
vormloos - amorf, arupa, inform, onregelmatig, plomp, wanstaltig, zakkerig
vormloze brok - klomp
vormloze massa - brok, klodder, klompje
vormnaad - gietnaad
vorm of figuur - leest
vorm of genre - wijze
vorm of gietmodel - type
vormopmaker - imposeur
vormplaats - vormerij
vormschool - normaalschool
vormschool voor geestelijken - seminarie
vormsel - confirmatie, sacrament
vormsnijkunst - celatuur
vormsoort - langwerpig, ovaal, rond, vierkant
vors - kikker
vorsbeet - duitblad
vorsekruid - fonteinkruid
vorsen - onderzoeken, speuren
vorser - onderzoeker
vorst - beheerser, bei, caesar, dakrand, elect, farao, gebieder, heer(ser), hertog, imperator, inca, inka, keizer, keurvorst, koning, landsheer, maharadja, mogol, monarch, potentaat, prins, radja, regeerder, sheik, sjeik, soeverein, staatshoofd, sultan, tsaar, viervorst, vriesweer
vorst (Ind.) - maharadja, radja, sultan
vorst (Noord-Afrika) - bei, bey, sheik, sjeik
vorst (Peru) - Inca
vorst (dak) - nok
vorst der Barbarijse staten - Bei
vorst der demonen - Asmodeus
vorst der duivelen - Asmodee
vorst der gevallen engelen - duivel, Lucifer, satan
vorst der duisternis - duivel, Lucifer, Mefisto, satan
vorst der hel - Belial, Beëlzebub, Satan
vorst der Noormannen - Rurik
vorst der Rugiërs - Odoacer
vorst in de grond - hal
vorst van België - Boudewijn
vorst van de onderwereld - Hades
vorst van Haiderabad - nizam
vorst van Ithaca - Odysseus
vorstbalk - noklat
vorstbloem - ijsaanslag, ijsbloem
vorstbult - pingo
vorstelijk - heerlijk, koninklijk, landsheerlijk, prachtig , royaal
vorstelijk bevelschrift - edict
vorstelijk domein - regaal
vorstelijk eigendom - domein, kroondomein
vorstelijk verblijf - dalem, kasteel, kraton, paleis, residentie, serail, slot
vorstelijk versterkt paleis (Ind.) - poeri
vorstelijke rechten - regalia
vorstelijke titel - imam, keizer negus, prins(es), sire, sultan, vorstelijke
vorstelijke titel in India - nizam
vorstelijke titel op Java - ratoe
vorstelijke verordening - edict, edikt, irade, oekaze, ukase
vorstelijke voorrechten - regalia, regaliën
vorstelijke vrijbrief - privilege
vorstelijke waardigheid - kroon, rijksappel, scepter, troon
vorstelijke woning - kasteel, paleis, residentie
vorstelijke woning op Java - dalem
vorstelijke zetel - residentie, troon
vorstendochter - prinses
vorstendom - hertogdom, keizerrijk, keurvorstendom, koninkrijk, prinsdom
vorstendom aan de Côte d' Azur - Mónaco
vorstengeslacht - Bernadotte, Este, Habsburg, Hohenzollern, Oranje, Stuart, Tudor
vorstenhoofdtooi - diadeem, kroon, tiara
vorstenhuis - dynastie
vorstenkind - dauphin, prins(es)
vorstennaam - Adolf, Bernard, Bernhard, Eduard, Filips, Gustaaf, Hendrik, Iwan, Jacobus, Karel, Lodewijk, Maria, Margaretha, Napoleon, Nicolaas, Otto, Philips, Victoria, Wilhelmina, Willem, William
vorstentelg - infant(e), prins, prinses, vorstenkind
vorstentitel - hoogheid, maharadja, maharani, majesteit, negus, nizam, Sire,
vorstentitel in Brits-Indië - nizam
vorstentitel in Israël - meleg
vorstentitel in Voor-Indië - maharadja
vorstentitel op Java - ad(h)ipitie, goesti, radja, ratoe, soesoehoenan, sultan
vorstenverblijf – hof, paleis
vorstenverblijf (Indië) - kraton
vorstenverblijf voor de zomer - zomerpaleis
vorstenzetel - koningstroon, troon
vorstenzoon - dauphin, prins, tsarewitsj
vorstig - koud, vriezend
vorstin - gebiedster, hertogin, keizerin, keurvorstin, koningin, landsvrouwe, maharani, prinses, sultane, tsarina
vorstin (Ind.) - ratoe
vorst in de grond - hal
vorstin van de Hemel - Hera, Juno
vorstin van Engeland - Elisabeth
vorstin van Nederland - Beatrix
vorstin in Pakistan - begum
vorst met honderd ogen – Argus
vorst op een huis - nok
vorstlood - noklood
vorstplaat - vorstlood
vorstpan - nokpan
vorstproduct - hagel, ijs, rijp, sneeuw
vort - voort, weg
vortex - draaikolk, wervelwind
vos - blauwvos, moervos, poolkat, poolvos, reinaert, reintje, rekel, reu, vulpes, ijsvos, vlegel, wolf, zilvervos
vosaap - lemur, maki
vosachtig - voskleurig
vosapen - lemuren
voskleurig - kaneelkleurig, roodbruin
voskonijn - viscacha
vosrekel - mannetjesvos
vossebes - bosbes, kreuzen, krozen
vosseëend - bergeend
vossegat - vossehol
vossen - blokken, hengsten, pezen
vossengeluid - janken
vossennaam - Reinaart, Reinardus, Reintje
vossenstaart - alopecurus, boekbinderszaag, duist
vossenval - knel
vota - geloften, stemmen, verlangens
voteren - stemmen
votiefbeeld - offerbeeld, wijbeeld
votieftafel - geloftetafel
voute - gewelf, boog
votum - gelofte, stem, uitspaak
vouw - ezelsoor, kreuk, (k)neep, plooi, ribbel, rimpel, rugae, voeg
vouwbare schraag - schrank
vouwbeen - briefopener, papiermes, plioir
vouwblad - folder, krant
vouwbriefje - kattebelletje
vouwen - pliëren, plooien, ployeren
vouwen maken - kreukelen, plooien
vouw in de huid - rimpel
vouwlijn - kneep, rillijn
vouwmes - knipmes
vouwstoel - klapstoel
vouwstoel van een bisschop - faldistorium
vouwstoeltje - taboeret
vouwwand - schuifwand
vox - stem
voyant - opzichtig
voyeur - gluurder, kijker
vraag - aftrek, afzet, animo, bede, eis, interpellatie, kooplust, koopzin, kwestie, ondervraging, smeekbede, uitnodiging, verlangen, verzoek
vraagachtig - nieuwsgierig
vraag en aanbod van arbeidskrachten - arbeidsmarkt
vraag om inlichtingen - interpellatie
vraagbaak - orakel, raadsman, vademecum
vraaggesprek - groepsinterview, interview, persgesprek
vraag of verzoek - aanzoek
vraagonderricht - catachismus
vraag om inlichtingen - interpelatie
vraagpunt - kwestie, probleem
vraagspel - kwis, quis
vraagsteller - interviewer, ondervrager
vraagstuk - dilemma, geschil, kwestie, moeilijkheid, opgave, probleem, puzzle, puzzel, raadsel, rekensom, som
vraagwoord - hoe
vraat - gulzigaard, hebzuchtige, slokop, zwelger
vraatziekte - polyfagie
vraatzucht - adefagie, boulimie, edaciteit, gulzigheid, sitomanie, voraciteit
vraatzuchtig - eday, gulzig, schrokkerig, schrokkig
vraatzuchtig beest - gier, haai, hyena, kaaiman, krokodil, leeuw, poema, snoek, wolf
vraatzuchtige vis - haai, snoek
vracht - ballast, draaglast, hijs, lading, last, massa, menigte, opper, transport, vervoerloon, voer, vrachtloon, vrachtprijs, zooi
vrachtagent - cargadoor
vrachtauto - camion, truck
vrachtbetaling - frankering
vrachtboot - coaster
vrachtbrief (schaapvaart) - bagagebiljet, ce(d)el, cognossement, connossement, ladingbrief, verschepingsdocument
vrachtcontract - chertepartij
vrachtdeel van een schip - ruim
vrachtgeld - port, porto, transport, vervoersloon
vrachtgeld voor brieven - port(o)
vracht innemen - inladen
vrachtkosten - vrachtloon
vrachtloon - bodeloon, cargo, port(o), transportkosten, vrachtprij-
vracht of lading - last
vrachtprijs - tarief
vrachtrijder - bode, expediteur, sleper, voerman
vrachtschip - aak, cargo, coaster, eiker, lichter, praam, tanker
vrachtschip voor binnenvaart - aak, eiker
vrachtschuit - kaan, pont, punt, schouw
vrachtvaarder - carga, cargo
vrachtvaartuig op de Middellandse Zee - polakker
vrachtvoertuig - kipkar
vrachtvrij - franco
vrachtvrije bagage der matrozen - pacotille
vrachtwagenchauffeur - trucker
vrachtwagen voor bagage - lorrie, truck
vrachtwagen voor bagage in het leger gebruikt - n,
vragen - afvragen, bedelen, bidden, bietsen, eisen, examineren, informeren, inroepen, inviteren, noden, ondervragen, smeken, soebatten, talen, uithoren, uitnodigen, vereisen, verlangen, verzoeken, vorderen
vragen om iets - postuleren
vragenboek - studieboek
vragen stellen in he parlement - interpellatie, interpelleren
vragen- en antwoorden boek - catechismus, studieboek
vragend - erotematisch, zetetisch
vragend bijwoord - hoe, waar, waarom, wanneer
vragend telwoord - hoeveel
vragend voornaamwoord - waar, waarom, wat welk(e), wie, wiens
vragend woord - hoe, hoeveel, waar, wanneer
vragenderwijs - interrogatief
vragenlijst - invulopgave, questionnaire
vragen of smeken - bidden
vragenspel - kwis,quiz.
vragensteller - interviewer
vrager - verzoeker
vrang - slinger, wrang
vrank - vrijpostjg
vrattel - wrat
vrede - eendracht, eensgezindheid, gewetensrust, kalmte, pacificatie, pais, pax, peis, rust, salaam, salam, sjaloom,stilte, vree
vrede hebben - berusten
vrede hebben met - berustend
vrede herstellen - verzoenen
vrede maken - pacificeren
vrede zij U - pax, Salaam, (aleikum), sjalom
vredebreuk - rupture, ruptuur, verbreking
vredegeld - freda, fredim, fredus
vredekunde - irenologie
vredekundig - irenisch
vredelievend - pacifiek
vredelievendheid - pacifisme
vredeloos - vogelvrij
vrederechter - kantonrechter, politierechter
verdesbespreking - ontwapeningsconferentie
vredesbeweging - pacifisme
vredesboom - olijfboom
vredesgodin - Irene
vredesluiting - pacificatie
vredespijp - calumet
vredestichtend - bemiddelend, Irenisch, pacifistisch, verzoeningsgezind
vredestichter - bemiddelaar, pacificateur, pacificator
vredeslichting - pacificatie
vredessymbool - duif, olijftak
vredesteken - duif, olijftak
vreteken - duif, olijftak
vrede, voorstander van - pacifist
vredevorst - Messias
vredewens (Arab.) - Salaam, salam
vredig - bedaard, gerust, harmonieus, kalm, ongestoord, pacifiek, rustig, stil, tevreden, vreedzaam
vredigheid - stilte
vreding - haag, heining
vree - pais, rust, vrede
vreedzaam - arbitraal,bedaard, gerust, herderlijk, idyllisch, kalm, pacifiek, pastoraal, placide, rustig, stil, tevreden, verdraagzaam, vredig
vreedzaamheid - min, minne, pais, vrede, vree
vreemd - abnormaal, barok, bizar, buitenissig, buitenlands, bijzonder, curieus, dol, dwaas, eigenaardig, eno (Gr.), exentriek, exotisch, geheimzinnig, gek, grillig, grotesk, mal, merkwaardig, nieuw, onbegrijpenlijk, onbekend, ongehoord, ongewend, ongewoon, onwennig, opmerkelijk, raar, rariteit, typisch, uitheems, uniek, uitzonderlijk, verbaasd, verwonderlijk, vr, vreemdsoortig, warhoofdig, wonderbaar, wonderlijk, zeldzaam, zonderling
vreemd ding - rariteit
vreemd en wonderlijk - wereldvreemd
vreemd iets - curiositeit, rariteit
vreemd liedje - tune(s)
vreemd lotgeval - avontuur
vreemd type - apostel, konijn, nummer, personage, potentaat,poteten, potnat, potstuk, snoeshaan, snuiter, snijboon, snijer, waterchinees, zonderling
vreemd voorwerp - rariteit
vreemde - nieuw, onbekende, rare, vreemdeling
vreemde bewoners van de archipel - alfoeren
vreemde eretitel - don, grande, monseigneur, pair, senor, sir
vreemde gebeurtenis - fenomeen
vreemde goudmunt - eagle
vreemde kwant - rare, snoeshaan, snuiter
vreemde onderkoning van Egypte - Kedive
vreemde snuiter - rare, snoeshaan
vreemde taal - Arabisch, Bulgaars, Chinees, Deens, Duits, Engels, Fins, Frans, Grieks, Iers, IJslands, Italiaans, Japans, Maleis, Noors, Pools, Portugees, Roemeens, Russisch, Spaans, Turks, Zweeds
vreemde munt -
2 as, fr, kr, li, R.m, rs
3 ban, ecu, fen, lek, leu, lev, mas, mil, ore, sen, sou, won, yen
4 cent, dime, duro, euro, juan, leva, lira, lire, mark, para, peso,
pond, rand, real, reis, tari, yuan
5 aurar, crown, dinar, eagle, eyrir, franc, kopek, korun, krona,
kroon, Iivre, obool, pence, penny, pound, reaal, zloty
6 dollar, escudo, filler, forint, guinea, kopeke, peseta, roebel,
roepia, tsjiau
7 afghani, angolar, centavo, centime,draghme, milris, penning, pfennig, piaster, pistole, roepiah
8 shilling, sterling
9 boliviano
10 zilverling
vreemde titel - ae, aga, bei, da, don, dona, donna, earl, em, emier, emir, H.R.M., imam, kedive, lord, mas, mgr, mrs, pair, raden, S.E., senor, sir, SM, sultan
vreemde zaak - rariteit
vreemde (rare) vent - kwast, kwibus, type, zot
vreemdeling - barbaar, buitenlander, buitenstaander, extraneus, gast, koeterwaal, leek, onbekende, ortolaan, outsider, vreemde, woesteling,
vreemdeling (Lat.) - extraneus
vreemdeling reizend voor ontspanning - toerist
vreemdeling waar men niet mee kan leven - stoethaspel
vreemdelingen (Lat) - extraneï
vreemdelingengids - baedeker, Cicerone, Quide, wegwijzer
vremdlingenhaat - xenofobie
vreemdelingenheerschppij - heterarchie, xenocratie
vreemdelingenwijk in Londen - Soho
vreemdheid - zonderlingheid
vreemdigheid - vreemdheid
vreemdslachtig - zonderling
vreemdsoortig - afwijkend, anders, apart, buitensporig, eigenaardig, gek, grillig, grotesk, merkwaardig, ongewoon, raar, uitzonderlijk, wonderlijk, zonderling,
vreemdsoortig beeld of schilderwerk - groteske
vreemdsoortig ding - rarigheid
vreemd vliegend voorwerp - ufo
vrees - angst, apprehensie, bangheid, benepenheid, bevangenheid, bezorgdheid, eerbied, fobie, metum, ontsteltenis, ontzag, paniek, rats, schrik, schroom, schroomvalligheid, schuwhid, spanning, verlegenheid, vervaardheid, zorg
vrees aanjagen - dreigen, intimideren, versagen
vrees aanjagend - angstaanjagend, schrikwekkend,
verschrikkelijk
vrees en eerbied inboezemende - ontzaglijk
vrees gevoelen - vrezen
vrees inboezemen - gevreesd
vrees inboezemende - gevreesde
vrees om te blozen - rubrofobie
vrees voor alles wat nieuw is - neofobie
vrees voor alles wat vreemd is - xenofobie
vrees voor besmetting - syringotomie
vrees voor Duitsland - teutofobie
vrees voor de Chinezen - sinofobie
vrees voor de dood - necrofobie
vrees voor duivels - demonofobie
vrees voor het leven - vitafobie
vrees voor pijn - algofobie
vrees voor ruimte - claustrofobie
vrees voor Rusland - russofobie
vrees voor vreemden - xenofobie
vrees wegnemen - geruststellen
vreesaanjagen - beangstigen, intimideren, verschrikken
vreesaanjagend - angstig, vreselijk
vreesaanjaging - intimidatie, overdondering
vreesachtig - angstig, bang, bangst, benauwd, bevreesd, blo(de), blohartig, laf, ril, schrikachtig, schroomvallig, schuw
vreesachtig dier - haas
vreesachtig mens - bangerd
vreesachtigheid - bangheid, schuwheid
vreeslijk - ontzettend, vreselijk
vreeswekkend - boos, grimmig, nors, schrikwekkend, toornig
vreeswekkend beeld - spook
vreetop - gulzigaard, slokop
vreetpartij - zwelpartij
vreetzak - eetwolf, gulzigaard, slokop
vrek - duitendief, geldduivel, gierigaard, goudwolf, griffioen, hapschaar, Harpagon, harpax, hebzuchtige, inhalige, jakhals, knar, kneker, knibbelaar, knijper, knijperig, krent(tenweger), paximonieus, pegelaar, potter, schraper, schriep, smalhans
vrek uit l'Avare van Moliëre - Harpagon
vrekaard - vrek
vrekachtig - gierig, vrekkig
vrekheid - gierigheid
vrekken - pingelen, schrapen
vrekkerig mens - gortenteller
vrekkig - gierig, hebberig, hebzuchtig, inhalig, knijperig, krenterig, paximonieus, schraperig, schriep, schrieperig, schrokkig
vrekkig persoon - grijper
vrekkigheid - gierigheid, parcimonie, sorditeit, tenaciteit
vreselijk - affreus, afgrijselijk, afschuwelijk, akelig, angstig, angstwekkend, bar, beangstigend, benauwend, buitensporig, criant, criminel, danig, dreigend, erg, formidabel, geducht, griezelig, gruwelijk, hels, hevig, horribel, huiverig, ijselijk, luguber, ongehoord, onrustbarend, ontstellend, ontzettend, rampzalig, redoutabel, schrikbarend, schromelijk, stierlijk, terribel, verbazend, verschrikkelijk, vreesaanjagend, vreeswekkend, ijselijk, zeer
vreselijk koud - ijzig
vreselijk kwaad - woedend
vreselijk mager - ijl
vreselijk ongeluk - ramp
vreselijk oord - hel
vreselijke draak of slang (myth.) - python
vreselijkheid - schrikwekkendheid, ijselijkheid
vret - lupus
vreten - knagen, schranzen, schrokken, verslinden, voer
vreter - gulzigaard, schrok(ker), schrokop, vraat
vreterij - zwelgpartij
vreugd van vader te zijn - vadervreugde
vreugde - bevrediging, bezit, blijheid, blijdschap, eufrosyne, genieting, genoegen, genot, gaudium, jolijt, levenslust, lol, opgewektheid, plezier, pret, voldoening, vrolijkheid, wellust
vreugde (Lat.) - gaudium
vreugdebedrijf - feestviering, volksfeesten
vreugdedag - feestdag
vreugdejaar - feestjaar
vreugderoep - alleluja, gejubel, gejuich, hoera, hoezee, io
vreugdevol - verblijd
vreugdevolle viering - feest
vreugdezang - vreugdelied
vreugdig - (ver)blij(d), verheugd, vrolijk
vreze - angst
vrezen - apprehenderen, duchten, eerbiedigen, huiveren, ontzien, redouteren, schromen, schuwen, terugdeinzen
vriend - ami, amice, bekende, bondgenoot, chaver, collega, compagnon, gabber, genoot, gezel, handlanger, kameraad, kamergenoot, kennis, kompel, kornuit, levensgezel, lotgenoot, maat, makker, medestander, minnaar, pal, partner, slaapje, sobat, speelmakker, spitsbroeder, vennoot, volgeling, vrijer, vrind
vriend (Ind.) - sobat
vriend van Achilles - Patroclus
vriend van Aeneas - Achates
vriend van Alexander de Grote - Harpalus, Harpalos
vriend van Cicero - Nepos
vriend van David - Jonathan
vriend van Engeland - anglofiel
vriend van Frankrijk - francofiel, gallofiel
vriend van Grieken - filhelleen
vriend van Othello - Jago
vriend van Rusland - russofiel
vriend van Slaven - slavofiel
vriend van Telemachus - mentor
vriend zijn - liëren
vriendelijk - aangenaam, aanhalig, aardig, affabel, affectueus, aimabel, amicaal, begrijpend, behulpzaam, beleefd, beminnelijk, bereidwillig, charmant, gemoedelijk, genegen, gezellig, goedig, goedaardig, goedhartig, goedmoedig, goelijk, gulhartig, hartelijk, heus, hoffelijk, innemend, jofel, lief, manis, meewaardig, meewarig, menselijk, minnelijk, minzaam, prevenant, riant, smijdig, sympathiek, teder, tegemoetkomend, toegenegen, vertrouwd, vlot, voorkomend, vrolijk, warm, welgezind, welwillend, zachtzinnig, zacht, zoet
vriendelijke blik - lonk
vriendelijkheid - aardigheid, affabiliteit, amicaliteit, attentie, genegenheid, hartelijkheid, minzaamheid, innemendheid, minzaamheid, voorkomendheid, welgezindheid
vriendelijk, niet fors - zachtzinnig
vriendenmaal - agape
vriendin(netje) - meisje, geliefde, minnares
vriendjespolitiek - nepotisme
vriend of bekende - kennis
vriendschap - amitie
vriendschappelijk - aanvallig, affectueus, amicaal, amikaal, beminnelijk, collegiaal, gemeenzaam, gemoedelijk, goedig, hartelijk, innig, lieflijk, minnelijk, minzaam, welwillend
vriendschappelijke verstandhouding - entente
vriendschapsbetrekking - connectie
vriendschapsbetuiging - groet
vriendschapsverbreking - rupture, ruptuur
vrieskast - diepvries, koelkast
vrieskou - vorst
vrieswerking in de bodem - kryoturbatie
vriezer - vroeskist
vrille - tolvlucht
vrind - kameraad
vroed - ervaren, wetende, wijs
vroede vaderen - gemeentebestuur, regeerders
vroedgodin - Lucina
vroedkunde - obstetrie, verloskunde
vroedkundig - verloskundig
vroedmeester - accoucheur, verloskundige
vroedschap - raad
vroedvrouw - verloskundige
vroeg - bijtijds, jeugdig, jong, matineus, pril, tijdig, vroegtijdig
vroeg bloeiende sierplant - winterakoniet
vroegbloem - madeliefje, primula
vroeg-christelijk geschrift - didachè
vroeg genoeg - tijdig
vroeg op - matineus
vroege aardappelen - graafjes
vroegeling - boerenkers, tasjeskruid
vroege ochtend - dageraad
vroege kers - meikers
vroeger - aleer, alvorens, anterieur, bevorens, destijds, eens, eer, eerder, eerlang, eerst, eertijds, gewezen, indertijd, laatst, laatstleden, olim, onlangs, ouder, toen, tevoren, toenmaals, verleden, voorafgaand, voormalig, v.h., voordat, voordien, voorgaand, voorheen, voorleden, voormalig, vorig, weleer
vroeger (Lat.) - olim
vroeger ambtenaar - drost
vroeger Amsterdams uitgaanscentrum - Nes
vroeger de hoogste rechterlijke ambtenaar - schout
vroeger een buitenplaats bij Rotterdam - Weena
vroeger eiland - Marken, Schokland, Urk, Wieringen
vroeger folterwerktuig - dag, geseltouw, kaak, kruis, martelpaal, plei, palei, polei, pijnbank, rad, rekbank, schorpioen
vroeger gebeurd feit - antecedent
vroeger heerser - tsaar
vroeger heerser over Peru - Inca, Inka
vroeger in de tijd - verleden
vroeger land aan de Middellandse Zee - Fenicië, Phoenicië
vroeger landvoogd - ruwaard
vroeger Nederlands eiland - Schokland, Urk, Wieringen; Marken
vroeger overheidspersoneel - ambtman, beul, boogschutter, drost, grietman, kolvenier, leenheer, leenman, schepen(en), schout, vroedschap
vroeger persbureau in Ned.-Indië - Aneta
vroeger Russisch-Amerika - Alaska
vroeger strijdmiddel in zeeslag - brander
vroeger verkeersobstakel - tol
vroegere abdij - bede, sticht, tiend, tolgeld
vroegere belasting - bede, gabel, tiend, tolgeld
vroegere beslissing - precedent
vroegere bewoner van Europa - Frank, Fries, Germaan, Goot, Hun, Kelt, Noorman, Romein, Vandaal, Viking
vroegere bewoner van Peru - Inka
vroegere binnenzee - Zuiderzee
vroegere buitenplaats bij Rotterdam - Weena
vroegere dans - charleston, menuet, pavane
vroegere datum - eerder
vroegere datum geven - antedateren, antidateren
vroegere dingen - priora
v roegere Duitse stijl - biedermeier
vroegere factorij - decima
vroegere fiets - velocipede
vroegere Franse munt - ange, angelot, ecu, livrei, napoleon
vroegere gebeurtenissen - geschiedenis, historie
vroegere gezelschapszaal - salon, salet
vroegere Griekse munt - abool, drachme, talent
vroegere handelsstad in Noord Afrika - Carthago
vroegere heerser - Caecar, imperator, keizer, tsaar
vroegere heerser in Peru - Inca, Inka
vroegere heerser in Rusland - tsaar
vroegere heerseres - tsarina
vroegere heerseres van Algiers - dei
vroegere hof van Turkije - Porte
vroegere hoofdbestuurder der republiek Venetië - doge
vroegere hoogste rechterlijke ambtenaar - schout
vroegere Indo-Europeaan - Ariër, Germaan
vroegere Justitieambtenaar - baljuw, drost
vroegere koningin van Spanje - Ena
vroegere koningstitel in Peru - inca
vroegere kunststromingen - barok, gothiek, manierisme,
renaissance, rococo, romantiek
vroegere landvoogd - ruwaard
vroegere middenaziatische nomaden - hunnen
vroegere militair - hellebaardier, kurassier, lansier, lansknecht, musketier, zwaardvechter
vroegere muziekinstrumenten - lier, spinet
vroegere naam voor Djakarta - Batavia
vroegere naam voor Gelderland - Gelre
vroegere naam voor IJsselmeer - Zuiderzee
vroegere naam voor Malawi - Nyassaland
vroegere naam voor Thailand - Siam
vroegere Nederlandse munt - blank, cent, daalder, dubbeltje, dukaat, dukaton, duit, gulder, knaak, kwartje, oortje, penning, stuiver
vroegere Nederlandse schilder - Bosch, Breughel, Brouwer, Brouwer, Eijck, Hals, Rembrandt, Rubens, Seghers, Vermeer
vroegere overheidspersoon - drost, baljuw, grietman, olderman, schepen, schout
vroegere rechter - baljuw
vroegere reiskoets - berline, diligence, postkoets
vroegere Reval - Tallin
vroegere Russische volksvertegenwoordiging - Doema
vroegere soldaat - klovenier, kurassier
vroegere staatsgevangenis - bastille
vroegere straf op schepen - laarzen
vroegere titel in Peru - Inca, Inka
vroegere titel van de vorsten van Moldavië, Montenegro en Walachije - Hospodar
vroegere Turkse regering - porte
vroegere Turkse titel - kedive
vroegere tijd - oertijd, prehistorie, verleden
vroegere vakbond - gilde
vroegere vakvereniging - gilde
vroegere vesting van O.I.C.in VoorIndië - Goa
vroegere volksvertegenwoordiging in Rusland - Doema
vroegere vrijwillige loonsoldaat - soldenier
vroegere zoutbelasting - gabel
vroeggeborene - Eos
vroegmis - vroegkerk
vroegpreek - besteedster, protest
vroegrijp - pr(a)ecox, prematuur
vroegrijpe appel - oogstappel, yellow
voegtijdig - bijtijds, praecox, prematuur, praecox,
vroegrijpheid - precociteit, prematuriteit
vrolijk – allegro, amusant, animato, blijde, blijgeestig, blij(moedig), bont, bonvivant, brutaal, dartel, druk, feestelijk, fideel, fleurig, gaiment, geanimeerd, geestig, geinig, gemakkelijk, genoeglijk, gezellig, glunder, goedgemutst, grappig, hups, jolig, kleurig, kwiek, kwinkslag, leuk, levendig, levensluchtig, lollig, los, losbandig, luchthartig, luchtig, luimig, lustig, monter, onbekommerd, onbezorgd, onderhoudend, opgeruimd, opgetogen, opgewekt, plezant, prettig, riant, schalks, 1schitterend, tierig, uitbundig, uitgelaten, verblijd, verheugd, vermakelijk, verrukt, vlot, welgemoed, zonnig
vrolijk (muz.) - allegretto, allegro, faceto
vrolijk aangenaam van humeur - fideel, lustig, zonnig,
fleurig
vrolijk druk - geanimeerd
vrolijk en bekoorlijk - riant
vrolijk en olijk - guitig
vrolijk en onbezorgd - luchthartig
vrolijk en prettig - zonnig
vrolijk en vriendelijk - riant
vrolijk feest - balmasqué, carnaval, fuif, hospartij, instuif
vrolijk feesten - fuiven
vrolijk gekweel der vogels - getierelier
vrolijk maken - verheugen
vrolijk opgewekt - levenslustig
vrolijk plagend - schalks
vrolijk rumoer - gejoel
vrolijk springen en huppelen - dansen
vrolijk tieren - joelen
vrolijk trompetgeschal - fanfare
vrolijke voorstelling in tent - circus
vrolijkheid - blijdschap, blijheid, gein, gelach, hilariteit, joligheid, jolijt, lachlust, leut, lol, luim, plezier, pret, stemming, vermaak, vreugde
vrolijkheid met weemoed - humor
vrolijk maken - verheugen
vrolijk rumoer - gejoel
vrolijk tieren - joelen
vrolijk trompetgeschal - fanfare
vrolijk vieren - feesten
vrolijke bijeenkomst - feest
vrolijke frans - bonvivant, kwant, lolbroek
vrolijke gezelligheid - opgeruimd, trouwhartig
vrolijke herdenking - feest
vrolijke kwant - grapjas, grappenmaker, lacher,lolbroek, pretmaker, snuiter
vrolijke scherts - badinage
vrolijkheid - blijheid, blijdschap, eufrosyne,feeststemming, gein, gelach, hilariteit, jolijt, lachlust, leut, leute, levenslust, lol, luim, opgeruimdheid, plezier, pret, vivaciteit, vreugde
vrolijkheid met weemoed - humor
vrome - schijnheilige, tartuffe
vrome boeteling - asceet, askeet
vrome levenswijze - ascese, askese
vrome overpeinzing - contemplatie
vrome vrouwtjes - begijntjes
vrome wensen - vota
vrome (overdreven) lieden - kwezels
vromigheid - vroomheid
vrommes - vrouw, vrouwmens
vroom - asceet, bigot, christen, dapper, deugdzaam, devoot, flink, gelovig, godgezind, godsdienstig, godvruchtig, godzalig, goed, hemelsgezind, kloek, kwezelachtig, mystisch, ootmoedig, pia, pieus, religieus, stichtelijk, vroed, zachtzinnig, zalvend,
vroom bedrog - piafraus
vroom en dapper ridder (Spaans) - Amadis
vroom gezang (middeleeuwen) - beurtzang, leis
vroom mens - henoch
vroom persoon - abdis, abt, abbé, asceet, bisschop, broeder, dominee, frater, geestelijke, gelovige, mater, mère, monnik, non, pastoor, paus, predikant, prelaat, religieuse
vroom verhaal - legende
vroomprater - femel
vroondienst - herendienst
vroomheid - godsvrucht, devotie, piëteit, piëtisme
vrouw - Bellona, dame, deern, deerne, domina, echtgenote, eega, ega, gade, geloof, gemalin, gries, grieze, juffrouw, koningin, konkel, manwijf, maagd, meid, meisje, mevrouw, piëtisme, viswijf, wijf
vrouw (Indiaans) - squaw
vrouw bekend uit de Ned. geschiedenis - Kenau
vrouw des huizes - meesteres
vrouw die advies verstrekt - adviseuse, informatrice, raadgeefster
vrouw die bid - bidster
vrouw die bonen sorteert - leester
vrouw die de eerste keer zwanger is - nullipara
vrouw die de toekomst voorspelt - profetes, sibille
vrouw die een kind gebaard heeft - primipara
vrouw die gaat twouwen - bruid
vrouw die graag mooie kleren draagt.- modepop
vrouw die in steen veranderde - Niobe
vrouw die kinderen heeft - moeder
vrouw die nieuwsgierig is - aagje
vrouw die steelt - dievegge
vrouw die voor emancipatie streed - Drucker, Jacobs
vrouw, dochter of zuster van Mars - Bollona
vrouw in steen veranderd - Niobe
vrouw met blond haar - blondine
vrouw met donker haar - brunette
vrouw met klein verstand - lut
vrouw met leeuwenlichaam - sfinks, sfinx
vrouw met weelderige vormen - Rubensfiguur
vrouw van Aartsvader - Hagar, Lea, Rebekka, Rachel, Sara
vrouw van Abraham - Sara
vrouw van Achab - Izebel
vrouw van Adam - Eva
vrouw van Admetus - Alcestis
vrouw van Aegir - Nanna, Ran
vrouw van Aegeon - Aemilia
vrouw van Aeneas - Creűsa, Lavina
vrouw van Agamemnon - Clytaemnestra
vrouw van Ahasveros - Vasthi
vrouw van Alexander de Grote - R(h)oxana
vrouw van Amphlon - Niobe
vrouw van Ananias - Sapphira
vrouw van Atreus - Aerope
vrouw van Baal - Astarte
vrouw van Balder - Idoena, Nanna,
vrouw van baron - barones
vrouw van Boaz - Ruth
vrouw van Boreas - Orithyia
vrouw van Cadmus - Harmonia
vrouw van Braga - Idoema, Iduna
vrouw van Caesar - Capurnia
vrouw van Cicero - Ferentia
vrouw van Claudius - Agrippina, Messalina
vrouw van Cronus - Rhea
vrouw van de Czaar - tsarina
vrouw van Darius - Atossa
vrouw van David - Michal
vrouw van de aartsvader - Hagar, Lea, Sara
vrouw van de baas - bazin
vrouw van de sultan - sultane
vrouw van een landbouwer - boerin
vrouw van Erebos - Nux
vrouw van Ezau - Ada
vrouw van een molenaar - molenaarsvrouw
vrouw van Freyr - Gerda
vrouw van graaf - gravin
vrouw van Hades - Persephone
vrouw van Hektor - Andromache
vrouw van Hendrik VIII - Anna, Mary
vrouw van Hephaestus - Aphrodite, Charis
vrouw van Hercules - Deianira
vrouw van Ichnaton - Nefritite
vrouw van Idas - Marpessa
vrouw van llus - Eurydice
vrouw van indiaan - squaw
vrouw van Indiaanse vorst - begum
vrouw van Izaak - Rebekka
vrouw van Jacob - Lea, Rachel
vrouw van Jason - Medea
vrouw van Jasus - Clymene
vrouw van Joram - Athalia
vrouw van Jupiter - Juno
vrouw van Kadmos - Harmonia
vrouw van keizer Augustus - Livia
vrouw van keizer Otto - Adelheid
vrouw van Lamech - Ada
vrouw van landbouwer - boerin
vrouw van lichte zeden - cocotte, courtisane, hetaere, hoer, lichtekooi, straatmadelief
vrouw van losse zeden - del, Hetaere (Gr.), hoer, snol,
straatmeid
vrouw van Mausoleus - Artemisia
vrouw van Menelaus - Helena
vrouw van Nereus - Dorus
vrouw van Njord - Skadi
vrouw van Oberon - Titania
vrouw van Oceanus - Tethys
vrouw van Odin - Freya, Frigga
vrouw van Odysseus - Penelope
vrouw van Okeanos - Tethys
vrouw van Orestes - Hermione
vrouw van Orpheus - Eurydice
vrouw van Osiris - Isis
vrouw van Othello - Desdemona
vrouw van Patriarch - Sara
vrouw van Paul Vlaanderen - Ina
vrouw van Peleus - Thetis
vrouw van Pelops - Hippodamea
vrouw van Pericles -Aspasia
vrouw van Perseus - Andromeda
vrouw van Phocus - Antiope
v rouw van Pirithous - Hippodamea
v rouw van Pluto - Proserpina
v rouw van Polymnestor - Ilione
vrouw van Poseidon - Amphitrite
vrouw van Priamus - Hecabe, Hecuba
vrouw van Pyramus - Thisbe
vrouw van Rembrandt - Saskia
vrouw van Romulus - Hersilia
vrouw van Sappho - Erinna
vrouw van Saturnus - Rhea
vrouw van Simson - Delila
vrouw van Socrates - Xantippe
vrouw van stand - dame, lady
vrouw van sultan - sultane
vrouw van Telamon - Hesione
vrouw van Tereus - Aedon
vrouw van Theseus - Phaedra
vrouw van Thor - Sif
vrouw van Tiberius - Cornelia
vrouw van Tithonus - Eos
vrouw van Tristan - Isolde
vrouw van tsaar - tsarina
vrouw van Tyndareus - Leda
vrouw van Ulysses - Penelope
vrouw van Uranus - Gea
vrouw van Uria - Bethseba
vrouw van Visjnoe - Sri
vrouw van Wodan - Frigg, Frigga, Frya
vrouw van wie de man is overleden - weduwe
vrouw van Wodan - Frigg,Frigga, Frija,
vrouw van Zebedeus - Salomé
vrouw van Zeus - Hera
vrouw uit de Bijbel - Debora, Elisabeth, Eva, Judith, Hagar, Lea, Maria, Naomi, Ruth, Sara
vrouwekruid - valkruid
vrouwelijk beeld als schoorzuil of pilaster - caryatide
vrouwelijk (gramm.) - fem., feminium, vr.
vrouwelijk dier -
3 hen, keu, kip, koe, ooi, ree
4 apin, geit, hert, moer, poes, teef, zeug
5 bagge, berin, hinde
6 ezelin, merrie
7 reegeit
8 voedster
vrouwelijk edelwild - hinde
vrouwelijk figuur in oud christ. kunst - orante
vrouwelijk haartooi - kapsel
vrouwelijk haartooisel - diadeem
vrouwelijk hert - hinde, reegeit, rekke,
vrouwelijk hert in het derde jaar - Rekke
vrouwelijk hoender - hen
vrouwelijk hoofd - bazin, cheffin, patrones
vrouwelijk hoofddeksel - fez
vrouwelijk kalf - kuiskalf
vrouwelijk kind - dochter
vrouwelijk konijn - moerkonijn
vrouwelijk lid van de marine - marva
vrouwelijk monster - gorgoon
vrouwelijk mythologisch wezen - nimf, sirene
vrouwelijk persoon - dame
vrouwelijk ree - rekke
vrouwelijk roofdier - leeuwin, tijgerin
vrouwelijk roodwild - kaalwild
vrouwelijk rund - koe
vrouwelijk schaap - ooi
vrouwelijk sieraad - diadeem
vrouwelijk tekenaar - tekenares
vrouwelijk varken - zeug
vrouwelijk vorstelijk persoon - vorstin
vrouwelijk wild zwijn - bagge
vrouwelijke adellijke titel - markiezin
vrouwelijke advocaat - juriste
vrouwelijke afdeling bij de marine - marva
vrouwelijke afgezant - bodin
vrouwelijke agent - agente
vrouwelijke arts - medica
vrouwelijke auteur - schrijfster
vrouwelijke baas - cheffin
vrouwelijke bediende (Ind.) - baboe
vrouwelijke bediende - dienaresse, kamenier
vrouwelijke bediende in een lunchroom - dienster
vrouwelijke bediende in vliegtuigen - hostess
vrouwelijke bestuurder - regentes
vrouwelijke bode - bodes, bodin
vrouwelijke boze geest - drude, pontianak
vrouwelijke bijbelfiguur -
3 Eva, Lea,
4 Ruth, Sara,
5 Hagar, Maria, Naomi,
6 Esther, Martha,
7 Deborah,
9 Magdalena
vrouwelijke bode - bodes,bodin
vrouwelijke boer - boerin
vrouwelijke boze nachtgeest - drude
vrouwelijke dominee - da., domina, predikante
vrouwelijke duivel, demon - duivelin, satan, sirene, verleidster
vrouwelijke Egyptische godheid - Hathor, Isis .
vrouwelijke employee - medewerkster
vrouwelijke eretitel in Spanje - donna
vrouwelijke gast - logée
vrouwelijke geestelijke - begijn, non, priesteres, religieuze, soeur, zuster
vrouwelijke gids - hostess
vrouwelijke godheid - aangebedene, beminde, godes, godin, moedergod
vrouwelijke godheid der Egyptenaren - Hathor, Isis
vrouwelijke godheid in de oud-Indische mythologie - Maya
vrouwelijke heilige - Santin
vrouwelijke hond - teef
vrouwelijke hoofdrol in een revue - commère
vrouwelijke hulp - helpster
vrouwelijke journalist - bibeb, pollman, vreede, waard
vrouwelijke kantoorbediende - secretaresse, typiste
vrouwelijke kenner van plant en dierkunde - biolog
vrouwelijke klant - koopster
vrouwelijke luchtgeest - sylfe, sylfide
vrouwelijke lijfeigene - slavin
vrouwelijke marinier - marva
vrouwelijke nachtgeest - drude
vrouwelijke onvrije – slavin
vrouwelijke rector - rectrice, rectrix
vrouwelijke redakteur - redaktrice
vrouwelijke regent - regentes
vrouwelijke reisgenoot - reisgezellin
vrouwelijke secretaris - secretaresse
vrouwelijke slaaf in een harem - odalisk
vrouwelijke titel - baronesse, comtesse (Fr.),duchesse (Fr.), freule, gravin, hertogin, jonkvrouwlady, prinses, senora
vrouwelijke titel op Java - ratoe
vrouwelijke titel (Spaans) - senora
vrouwelijke verspieder - spionne
vrouwelijke vis - kuit, kijter, moedervis
vrouwelijke vogel - hen
vrouwelijke volgelingen van Dionisos - bacchanten
vrouwelijke waarzegster - Cassandra, profetes, Sibille, somnambule
vrouwelijke watergeest - meermin, najade, Nixe, Ondine, sirene, Undine
vrouwelijke watergeest (Germaans) - meermin, najade, Ondine, undine
vrouwelijke werkkracht - secretaresse, telefoniste, typiste
vrouwelijke winkelier - winkelierster
vrouwelijke ziekenhuiskracht - verpleegkundige, verpleegster, zuster
vrouwenaam (geliefde) - dulcina
vrouwenader - moederader
vrouwenafkeer - misogynie
vrouwenarts - gynaecoloog
vrouwenbeeld als zuil - kariatide
vrouwenbeul - blauwbaard
vrouwenbewaker in harem - eunuch
vrouwenbeweging - feminisme
vrouwenboot - umjak
vrouwenboezem - vrouwenborst
vrouwenboot - umiak
vrouwenborst - buste
vrouwendokter - vrouwenarts
vrouwenfiguur als schoorzuil of pilaster - caryatide, kariatide
vrouwenfiguur met opgeheven armen - orans, orante
vrouwenfiguur met uitgestrekte armen - orante
vrouwenfiguur uit werk van Ibsen - Nora
vrouwengek - philogyn, philogyne, philogynie
vrouwengeneeskunde - gynaecologie
vrouwenhaar - anjelier, reukgras, steenbreekvaren, venushaar
vrouwenhaat - misogynie
vrouwenhalsdoek - labaar
vrouwenhandwerk - borduren, breien, haken
vrouwenhater - misogyn, misogaam,
vrouwenhemd -chemise, kamizool
vrouwenhoed - kapothoed, kiep, kip, matelot, steek, toot, toque, zonnehoed
vrouwenhoofddeksel - kaper, kornet
vrouwenhoofddoek - falie
vrouwenjager - ladykiller, lion, pikeur, rokkenjager, vrouwengek,
vrouwenjakje - sjek
vrouwenkapje - baarmoederkapje
vrouwenkapsel - frontagne
vrouwen kleed, lang - pepion, peplum, samaar
vrouwenklomp met leertje over de voet - trip
vrouwenklooster - nonnenklooster
vrouwenkop - kales
vrouwenkruid - valkruid
vrouwenleen - konkelleen, spilleleen
vrouwenloper - vrouwenjager
vrouwenmantel - alchemilla
vrouwenmanteltje - falie, rotonde, sortie, topper
vrouwenmin - vrouwenliefde
vrouwenmuts - bonbonnière, cornet, koof, kuif, luifelhoed, hul, kaper, knipmuts, kornet, neepjesmuts, toot
vrouwennaam - zie meisjesnaam
vrouwenoog (mooi) - gazelleoog
vrouwen regering - gynocratie
vrouwenrok - keurs
vrouwenschender - aanrander, schoffeerder
vrouwenschoeisel - terra
vrouwenslaaf - vrouwengek
vrouwenstem - alt, mezzo, mezzosopraan, sopraan
vrouwentas - karbies
vrouwentong - esp, ratelpopulier, trilgras
vrouwenverblijf - boudoir, damessalon, gynaeceum, harem, kemenade, serail
vrouwenverblijf in een harem - gynaecum
vrouwenverleider - casanova, charmeur, don Juan
vrouwenvertrek - kemenade
vrouwenvolk in Scythië - amazonen
vrouwespiegel - venusspiegel
vrouwenziekteleer - gynaecologie
vrouwtjeshond - teef
vrucht die niet goed gedijen wil - kwar
vrucht van cassia - senepeul
vrucht van de els - proem
vrucht van de eik - aker, eikel
vrucht van de meloenboom - papaja
vrucht van de naaldboom - dennenappel, kegel
vrucht van de staartpeper - cubabe
vrucht van de steranijs - badiaanzaad
vrucht van de wijnstok - druif
vrucht van een meidoorn - haagappel, spinnekoorn
vrucht van een wilde perzikboom - perkel
vrucht van kruisbloemigen - hauw
vrucht van naaldboom - kegel, denneappel
vrucht van roos - bottel, rozenbottel
vrucht van steranijs - badiaanzaad
vrucht van wijnstok - druif
vrucht van zuurzak - nangka
vruchtafdrijvend - abortief
vruchtafdrijvend - abortief
vruchtafdrijving - abortus
vruchtbaar - fertiel, groeizaam, lonend, nutig, productief, prolefiek, tierig, vet, voedzaam, voorspoedig, vruchtdragend, welig, winstgevend
vruchtbaar maken - bemesten, fecunderen, fertiliseren
vruchtbaar makende stof - compost, kali, kunstmest, mest, stalmest
vruchtbaar oord - oase, tuin
vruchtbaarheid - fertiliteit, ubertit
vruchtbaarheidsgodin - Astarte, Demeter, Freyr, Gaia, Ge, Isis
vruchtbare grond - beekklei, geest, geestgrond, humus, klei, rivierklei, teelaarde, zeeklei
vruchtbare plek in de woestijn - oase
vruchtbeginsel - eicel, kiem, knop, stamper, zaad
vruchtblad - carpel
vruchtboom - appelboom, fruitboom, notelaar, perenboom, pruimenboom
vruchtdragend - nuttig, prolifiek
vruchtdragend, eenmaal per jaar - apagyn
vruchteloos - infructueus, inutiel, nutteloos, onnodig, onnut, vergeefs, ijdel
vruchten -
2 ui,
3 bei, bes, ert, jam, jut, pee, vijg
4 aagt, aker, bees, beet, beuk, biet, boon, erwt, flip, hauw, huls, jeup, joop, kers, knol, kwee, muis, neut, noot, oker, olijf, ooft,
peen, peer, peul, pomp, poot, raap, romp, rots, slee, slei, stek
5 agurk, appel, areca, areka, beier, bezie, braam, bleek, bijbol,
cacao, cocos, copra, dadel, druif, eikel, eiker, fruit, griet, haver,
huize, jaffa, kandij, karot, keker, klapa, kokos, kopra, kraal,
krent, kreus, kriek, kriel, kroos, kroot, kwets, lenze, linze,
lobak, mango, morel, nagel, patat, pinda, poter, proem, pruim,
pruis, radij, razijn, renet, rotje, rozijn, sluim, sorbe, wakel
6 aalbes, alruin, amarel, ananas, augurk, bacove, banaan, beukei,
blauwe, bosbes, bottel, bremer, calvil, cassis, coprah, cubebe,
doekoe, doeren, doerra, dopper, eenbes, gember, gurkje, hemdje, hopbel, hopbol, jamboe, jujube, kaasje, kalbas, kalvijn,
kaneel, kapper, karoot, kassie, kelapa, kemiri, klapper, kieier,
koffie, kokkei, kokker, korent, legger, limoen, liplap, lipper,
mangel, mangga, maniok. meloen, mispel, muscus, muskus,
nangka, nootje, oranje, papaja, pataat, pepoen, peruel, perzik,
pieper, piment, pinang, pisang, prumel, prunel, rabaut, rabauw,
rondje, sausje, siepel, sjalot, tomaat, volger, wapper, wijnbes,
ijsbout, ijspeer, zaaier
7 aardbei, aardbes, amandel, asperge, bennoot, bertram, blanket,
bolknop, bosnoot, brummel, citroen, djamboe, djeroek,
doerian, doperwt, geelbal, geelbes, glaskop, glimmer, graafje,
granaat, griotte, haagbes, hauwtje, heulbol, holaars, holeers,
huisman, jamboes, jenever, junibes, kalebas, kapucijn, klakker,
katjang, klapbes, klister, klijster, knapper, kokkerd, kreusje,
krombek, kroosje, kruiper, kurkuma, labboon, lijzebet, maankop, manggis, manihot, meikers, meiknol, mirabel,
moerbei, moerbes, molboon, muskaat, ossekop, paradijs,
patater, pelerwi, planter, pompoen, prinses, pronker, radijsje,
ramenas, slaboon, snijbiet, snijboon, snijlook, talkbes, trepang,
tripang, veenbes, waldbes, walnoot, waspeer, woudbes,
wijnpeer, zeeboon, zeepbes, zoeting, zonzoet, zuurzak,
8 aalbezie, aardaker, aardmuis, aardnoot, aardpeer, abrikoos,
advokaat, afrikaan, alpenbes, amarelle, anijszaad, beetraaf,
beetraap, berberis, bergamot, blauwbes, blauwput, blimbing
bloemkool, borstbes, bosbezie, braambes, calville, dambezie,
dennekop, denappel, divi-divi, dolappel, doornbes, drieling,
erwtboon, flamboos, flambouw, framboos, giftboon, groening,
groentje, grofboon, handpeer, hanneman, hennebed, hennebes,
hinnebes, hondsbei, hondsbes, hoorntje, hoppebel, houtnoot,
hulstbes, jasappel, jenoffel, kannetje, kardamon, kardeman,
kasdruif, kattekop, kernooft, kleipeer, kliester, klimboon,
knapkers, knorhaan, kokeleko, kolanoot, kookerwt, kraakbes,
kraanoog, krapnoot, krimerwt, kroppeer, kruiling, kruinoot,
kruisbes, kweepeer, langhals, legpoter, limmetje, mandarijn,
margriet, meelpeer, merkaton, mirtebes, muskadel, napoleon, okernoot, olienoot, osseboon, palmnoot, panappel, paranoot,
peulerwt, pistache, pomerans, pijnappel, rapeling, reinette, rietpeer, schokker, slaapbol, sojaboon, stamboon, steekbes,
stokboon, stokerwt, streping, troskers, tuinboon, veldboon,
vlierbei, vlierbes, voererwt, vogelbes, vijgappel, vijgepeer,
wasappel, waspruim, waterzak, wolfsbes, worgpeer, woudkers,
wijnappel, wijndadel, wijndruif, wijnpruim, ijzerhard, zalfnoot,
zinknoot, zurekers,
9 aagtappel, aardappel, aardbezie, aardeikel, adelbezie, akkernoot,
anijsappel, appelsien, arecanoot, arnhemmer, behennoot,
berebezie, besvrucht, betelnoot, boukenoot, blaaserwt,
boekenoot, bokkempje, bokkenoot, boterpeer, braaknoot,
bruinzoet, cacaoboon, cocosnoot, cranberry, dopvrucht,
druippeer, eierpruim, erwteboon, filippine, flageolet, flesappel,
giftappel, glanspeer, goudappel, goudrenet, grauwerwt,
grauwstam, groenerwt, grondnoot, guldeling, haagappel,
haagbezie, hakvrucht, hamburger, handappel, hangeloor,
hazelnoot, herenboon, herenpeer, houtappel, hulsbezie,
jodenboon, jodenkers, juttepeer, kantaloep, kantappel,
kanteloep, karbonkel, kartoffel, kempenaar, kersappel,
kerspruim, klapbezie, kleinboon, klokkebei, koffiebes,
kokosnoot, kolokwint, komkommer, kortsteel, kraaipeer,
kraakpeer, krakelbes, kriekpeer, kroonerwt, kruidnoot,
kruidpeer, kruiperwt, kweeappel, lauwerbes, lombokker,
lijsterbes, mangostan, mastpruim, moerbezie, netmeloen,
okkernoot, oranjebes, parelpeer, peppellng, pindanoot,
pippeling, pitvrucht, plantraap, pondspeer, portelbes, postelbes,
raapappel, radijskool, ramboetan, ribbeling, rietstoel, risselaar,
roomappel, rotmispel, ruisbezie, rijnburger, sabelboon,
schelerwt, sleepruim, schijfpeer, smeltpeer, smoutpeer,
sneeuwbes, spadeling, sparappel, spitskool, steennoot,
stekelbes, sterappel, stoofpeer, tafelpeer, tamarinde,
veenbezie, vleeskers, vogelkers, vossenbes, waternoot,
wildeling, wolfsbeet, wolkammer, woudbezie, wijnmeloen,
wijnperzik, ijzerappel, zandappel, zeepappel, zoetekers,
zomerpeer
10 aardnootje, aardvrucht, adamsappel, anjerappel, apennootje,
bamispruim, beetwortel, belladonna, bellefleur, bietekroot,
bitterkers, blauwbezie, blauwputje, bloedappel, borenboon,
boomvrucht, borstbezie, braadappel, braambezie, cederappel,
dadelpruim, dennekegel, dievenpeer, doornappel, doosvrucht,
duivenboon, eersteling, gilftwortel, goudreinet, grapefruit,
graswortel, hanenbezie, hartperzik, haverbezie, heiningbes,
herfstpeer, hoppekeest, hulstbezie, jaffa-appel, jeneverbes,
jodenbrood, kaneelpeer, kaneelzoet, kaneelzuur, kemirinoot,
kernvrucht, klapstaart, koffieboon, kokkelboon, kraakbezie,
kruidappel, kruidnagel, kruisbezie, kwintappel, lammernoot,
landvrucht, laurierbes, maagdepeer, maaienkers, mandragora,
mirtebezie, moffelboon, muscuspeer, negenweker, olienootje,
oogstappel, oranjepeper, pareldruif, peperappel, peulvrucht,
philippine, pimpernoot, pinangnoot, pompelmoes, pronkappel,
pruimedant, raasdonder, rabauwting, ramboezing, renetappel,
saladeboon, schelperwt, schijfappel, sluitappel, springkers,
steekappel, stoofappel, suikerbiet,
suikerboon, suikererwt, suikerpeer, tafelappel, tafelrozijn,
tuinvrucht, veldvrucht, vlierbezie, waterappel, waterpruim,
winterkers, winterkool, winterpeer, wolfsbezie, zilverling,
zomerappel
11 aagjesappel, aardakertje, aardamandel, akkervrucht,
ananasappel, appelvrucht, aspergeboon, balsenappel,
bekervrucht, beukenootje, bitterappel, blaasvrucht, lauwputter,
boerenpruim, broodvrucht, citroenboom, citroenpeer,
cubebepeper, damastpruim, dennenappel, diamantpeer,
dirkjespeer, eigenheimer, goudpenning, graanvrucht,
guldenappel, jaapjespeer, jodennootje, kaneelappel,
kegelvrucht, kievitsboon, klappernoot, klompvrucht,
kluisvrucht, knipboontje, kokervrucht, kokosvrucht,
koningspeer, krakelbezie, lambertnoot, lammersnoot,
laurierkers, lemoenappel, ligusterbes, maagdenpeer,
maatjespeer, mandarijntje, mazaganboon, meiolderbei,
meloenappel, muskaatnoot, muskaatpeer, natuurdruif,
notemuskaat, notemuskaat, oranjeappel, parelkoffie,
peperkorrel, pepervrucht, pindanootje, portelbezie, postelbezie,
purgeerboon, rammelappel, reineclaude, rozijnenerwt,
schijnvrucht, sinaasappel, spaansekers, spersieboon,
sperzieboon, splitvrucht, steenvrucht, stekelbezie,
suikerappel, suikerpruim, venkelappel, watermeloen,
weesboontje, winterappel, wonderappel, zijdenhemdje,
12 amandelpruim, bergamotpeer, citroenappel, cypressenoot,
granaatappel, herfstvrucht, jeneverbezie, kokelekonoot,
koningsappel, koningspruim, kraakamandel, lambertsnoot,
laurierbezie, liefdesappel, meeiappeltje, mirabelpruim,
muskadelpeer, negerboontje, paradijsappel, pinksterpeer,
rasperdopper, saffraanpeer, schoenlapper, stekelvrucht,
suikermeloen, suikervrucht, sultanarozijn, wintervrucht,
ijzerappeltje, zoeteveentje
13 ananasaardbei, ananasaardbes, anjelierappel, arekapalmnoot,
boompjesappel, egelantierbes, groffelsnagel, johannesbrood,
kauwoerdappel, kurkumawortel, lambertsenoot,
mannetjesnoot, muscuscitroen, muskadeldruif, nootjesvrucht,
pinksterappel, prinsesseboon, raasdondertje, ramboersappel,
saffraanappel, scharlakenbes, spaliervrucht, suikerboontje,
suikerpeentje, trosvogelkers, vanillestokje, waterkastanje,
14 aardpimpernoot, agragaatvrucht, berberiswortel,
dragonderappel, herfstbergamot, kannetjesappel,
kerslaurierbes, kriel aardappel, lammertjesnoot,
perzikabrikoos, spersieboontje, sperzieboontje,
suikerabrikoos, vanieljestokje, vrouwtjesappel,
15 agregaatvrucht, bergamotcitroen, brood boomvrucht,
egelantierbezie, komkommervrucht, koninginneappel,
magdalenaperzik, paardenkastanje, paternostererwt,
peterseliedruif, sappedegroentje, springkomkommer
16 jaffasinaasappel, kerslaurierbezie, prinsesseboontje,
sapperdegroentje, amarindenvrucht
17 bitteroranjeappel, goudelingspepping
vruchten etende vleermuis op Java - kalong
vruchten gebak - beignet
vruchten of groenten onderdompelen in kokend water - blancheren
vruchtenbrij - moes
vruchtenbrandewijn - raki, ratafia
vruchtendrank - bessensap, sorbet, most, wijn
vruchteneter - carpofaag, fructivoor
vruchtengelei - aalbessenjam, bessenjam, marmelade, jam
vruchtenkenner - carpoloog, pomoloog
vruchtenkorf - haander
vruchtenkunde - carpologie, ooftkunde, pomologie
vruchtenkweker - fruitkweker
vruchtenleer - pomologie
vruchtenmaand - fructidor
vruchtenmandje - ooftmand
vruchtenmoes - appelmoes, compôte, gelei, jam, marmelade, moes, perenmoes, rabarbermoes
vruchtennat - most, sap
vruchtenoogst - pluk
vruchtenpit - kern
vruchten plukken - oogsten
vruchtenpulp - moes
vruchtenpunch - bowl
vruchtensap - most, sap
vruchtenstreek - Betuwe, Westland
vruchtensuiker - fructose, levulose
vruchtentaart - cassata
vruchtenijs - plombière
vruchtepit - kern
vruchtezuurtje - drups
vruchtgebruik - jouissance, lijftocht, usufructus
vruchtgebruiker - fructuarius
vruchtgodin - Ceres, Pomona
vruchthoopje - sporenhoopje
vruchthuid - schil
vruchthulsel - zaadhulsel
vruchtje - bes, bezie, eikel, meikers, moerbes, morel
vruchtje van de meidoorn - meelappeltje
vruchtje van een boom - aker, eikel
vrucht van een roos - bottel
vrucht van een wijnstok - druif
vruchtkern - pit
vruchtknop - zaadknop
vruchtloos - acarp
vruchtmaand - augustus
vruchtschede - vruchthulsel
vruchtvel - schil
vruchtvlees van de kokosnoot - kopra
vruchtvlies - amnion , lamsvlies
vruchtvocht - sap
vruchtwater - lamsvocht
vruchtwater van de kokosnoot - kokosmelk
vrij - autonoom, bandeloos, beschikbaar, facultatief, franco, frank, gratis, leeg, liber, lichtzinnig, los, merdeka, neutraal, nogal, onafhankelijk, onbelast, onbelemmerd, onbeperkt, onbeschroomd, onbezet, onder, ongebonden, ongedwongen, ongehinderd, onomwonden, ontheven, ontslagen, onverhinderd, open, quitte, redelijk, rondborstig, ruim, tamelijk, vacant(tie), vlot, verlof, vrachtvrij, vrijmoedig, vrijmoediglijk, zelfstandig, zonder
vrij aan boord - f.o.b., (free on board)
vrij erfgoed - allodium
vrij goed - behoorlijk, nogal, redelijk, tamelijk
vrij groot - belangrijk
vrij hevig geluid - knal
vrij huwelijk - concubinaat
vrij in tijdmaat (muz.) - rubato
vrij lang - geruim
vrij lange tijd - dewijl, poos, somtijds, wijl, wijle
vrij langs boord - I.a.s. (free along side ship)
vrij laten - relacheren, slaken
vrij lopen - loslopen
vrij om zich te bewegen - los
vrij van arbeid - vacantie
vrij van belasting - immuun
vrij van fouten - echt, feilloos, foutloos, onberispelijk, rein, zuiver
vrij van micro-organismen - steriel
vrij van portokosten - franco
vrij van smet - vlekkeloos, vlekvrij
vrij van twijfel - beslist, catagorisch
vrij van werken - ledig, verlof
vrij van ziektekiemen - steriel
vrijaf - conge, lavei, reces, rust, vakantie, verlet, verlof
vrijage - minnarij, minnehandel, verkering
vrijbiljet - geleibrief, verlofpas
vrijblijvend - onverplicht
vrijborstig - rondborstig
vrijbrief - machtiging, pas, verlofbrief
vrijbuiter - avonturier, boekanier, bohemien, flibustier, kaper, piraat, vagant, vagebond, zeerover, zigeuner, zwerver
vrijbuiterij - kaapvaart
vrijburg - asiel, toevluchtsoord
vrijdagskring - moekim
vrijdenkend - liberaal, vrijzinnig,
vrijdenker - atheïst, libertijn
vrijdom - franchise, ontheffing , privilege, voorrecht, vrijgeest, vrijstelling
vrije associatie van staten - gemenebest
vrije behandeling van het tempo (muz.) - rubato
vrije dag - snipperdag
vrije heerlijkheid - baronie
vrije keus - optie, voorkeursrecht
vrije mededeling of mededinging voorstaand - liberaal
vrije tijd - otium, vakantie
vrije verdediger - libero
vrije verkiezing - eigendunk, eigenzinnigheid, grilligheid, willekeur, willekeurigheid
vrijelijk - ongehinderd, vrijmoedig, zelfstandig
vrijen - flemen, knuffelen, kozen, minnekozen, minnen, scharrelen, sjansen, vleien
vrij en ledig - onbezet
vrij en toegankelijk - open
vrij en vlot - frank
vrijer - aanzoeker, amant, galant, lover, minnaar, petent, pretendent, scharrel, sinterklaaspop, spinnenweb
vrijerij - verkering, minnehandel, vrijage
vrije tijd - verlof
vrijetijdsberoving - gijzeling, ontvoering
vrijetijdsbesteding - lezen, sporten, spelen
vrije verdediger - libero
vrije verkiezing - willekeur
vrijgeest - libertijn, vrijdenker
vrijgelaten slaaf - mardijker
vrijgeleide - escorte, juist, konvooi, lijfgarde, pas, paspoort, sauf-conduit, toeristenkaart, visum, vrijbrief
vrijgeven - toestaan, verlof, vrijlaten
vrijgevig - fideel, goedgeefs, gul, liberaal, liefdadig, mild, milddadig, munificent, onbekrompen, royaal, scheutig, spendabel, weldadig
vrijgevigheid - gulhartigheid, gulheid, kwistigheid, liberaliteit, milddadigheid, royaliteit
vrijgevochten - bandeloos, onconventioneel, tuchteloos
vrijgezel - celibatair, echteloos, ongehuwd, ongetrouwd
vrijheer - baron
vrijheerlijkheid - baronie
vrijheid - handvest, libertas, liberteit, liberty, onafhankelijkheid, onbelemmerdheid, ongedwongenheid, privilege, voorrecht, vrijmoedigheid
vrijheid (Ind.) - merdeka
vrijheid van handelen - latitude
vrijheidsbrief - privilege
vrijheidsgeest - liberalisme
vrijheidsgezind - liberaal
vrijheidsstraf - celstraf, detentie, celstraf, gevangenisstraf, hechtenis, huisarrest, opsluiting
vrijheidsstrijder - fellaga, partizaan
vrijhof - meierij
vrijhouden - klaarhouden, openhouden,
vrijhouden van iets - besparen
vrijkaart - vrijbiljet
vrijkoopbrief - aflaat, kwijtschelding
vrijkoopgeld - losgeld, losprijs, ran(t)soen
vrijkoopsom - losprijs
vrijkopen - afkopen
vrijkoping - verlossing
vrijlast - portage
vrijlaten - loslaten, ontslaan
vrijlating - bevrijding, emancipatie, liberalisatie liberatie.
verlossing
vrijlating van een slaaf - manumissie
vrijmad - etgroen, nagras
vrijmaken - bevrijden, emanciperen, openen, verlossen
vrijmaking - bevrijding, emancipatie, verlossing
vrijmetselaar - latomus, maçon
vrijmetselaarsteken - passer, winkelhaak
vrijmetselarij - latonie, loge, maconnerie, magonnerie
vrijmoedig - brutaal, dapper, fier, franchement, frank, gulhartig, koen, los, onbedeesd, onbeschroomd, onbevangen, onbevreesd, onbewimpeld, ongedwongen, onvervaard, ronduit, stout, stoutmoedig, trankiel, trots, vlot, vrank, vrij, vrijelijk, vrijpostig,
vrijmoedigheid - franchise, onbeschroomdheid,
rondborstigheid
vrijmoediglijk - arrogant, brutaal, driest, vrij, waanwijs
vrij, niet leenvoerig land - vroonland
vrijplaats - asiel, asyl, buut, honk, schuilplaats, wijkplaats
vrijpleiten - disculperen, rechtvaardigen
vrijpostig - arrogant, assurant, astrant, astrantig, brutaal, driest, familiaar, frank, insolent, onbescheiden, onbeschroomd, stout, vrijmoedig, vrijmoediglijk
vrijpostigheid - brutaliteit, stoutheid, vrijmoedigheid
vrijschaar - vrijkorps
vrijschepen - veengerichtslid
vrijspraak - vrijspreken
vrijspreken - absolveren, releveren, verontschuldigen, voleinden
vrijspreking - exculpatie
vrijstaand - apart, los
vrijstaand dak op palen - afdak, overkapping
vrijstaande - los
vrijstaande zuil - obelisk
vrijstad (bijbel) - Bezer, Golan, Hades, Hebron, Ramoth.. Sichem
vrijstad, Nederlandse - Culenborg, Vianen
vijstellen - bevrijden, dispenseren, exemtie, eximeren, ontheffen, ontslaan, ontslag,
vrijstelling - dispensatie, franchise, liberalisatie, ontheffing, vrijdom
vrijstelling van assurantievergoeding - franchise
vrijstelling van betaling - dispensatie
vrijstelling van straf - amnestie
vrijstelling van vracht - franchise
vrijster - deerne, meisje, sinterklaaspop, weeuwplant
vrijthof - kerkhof, wandelplein
vrijuit - onbelemmerd, onbeschroomd, openhartig, rondborstig, schroomloos
vrijvechten - bevrijden
vrijverklaring - emancipatie
vrijvrouw - barones
vrijwaarder - waarborger
vrijwaren - behoeden, besparen, waarborgen
vrijwaren tegen overlast - dekken
vrijwaring - garantie, protestatie, waarborg
vrijwel - amper, bekant, bijkans, bijna, draaglijk, feitelijk, haast, nagenoeg, omstreeks, practisch, schier, zowat
vrijwel in figuurlijke toepassing - tomeloos
vrijwel nooit - zelden
vrijwiel - freewheel
vrijwieler - vrijwielfiets
vrijwillig - belangeloos, ongedwongen, onverplicht, spontaan, vanzelf
vrijwillig sociaal verkeer - convivium
vrijwillig ter beschikking stellen - aanbieden
vrijwillige afstand - abdicatie
vrijwillige afstand van een waardigheid - abdicatie
vrijwillige daad - offer
vrijwillige gave - offer
vrijwillige onthouding - abstinentie
vrijwillige ouderdomsverzekering - vov
vrijwillige stomheid - mutisme
vrijwillige verbintenis - belofte, gelofte
vrijwilliger - volontair, voluntair
vrijzinnig - heterodox, liberaal, libertijns, links, modern, ondogmatisch, vooruitstrevend
vrijzinnig- protestantse richting - Doopsgezind, Luthers, N.P.B., Remonstrant
vrijzinnig ruim denkend - liberaal
vrijzinnige op kerkelijk gebied - liberaal
vrijzinnigheid - liberaliteit
rijzinnigprotestantse richting - doopsgezind, luthers,
remonstrants
vue - blik, uitzicht
vuig - bezoedeld, gemeen, goor, laag, laaghartig, lelijk, min, minderwaardig, onaangenaamonrein, onzedelijk, onzindelijk, onzuiver, slecht, smerig, vals, vies, vuil
vuil - abject, bedorven, beduimeld, derrie, drek, gemeen, goor, gortig, groezelig, infaam, laag, modder(ig), morsig, mottig, obsceen, ongewassen, onrein, onzedelijk, onzindelijk, onzuiver, prut, schunnig, slijk, smeerboel, smerig, smoezelig, smotzig, smullig, smurrie, sordes, troebel, uitschotvals, vals, verachtelijk, vies, vuig, vunzig
vuil gemeen persoon - lel
vuil lomp onhandig vrouwtje - modde
vuil maken - bekladden, beschermen, besmeuren, bevlekken,
bezoedelen
vuil mens - morsbeer
vuil van beesten - drek
vuilaard - vuilik
vuilaardig - gemeen
vuilaardigheid - gemeenheid, vuilheid
vuilak - morsebel, smiecht, viezerik
uilbeest - vuilbek, vuilik
vuilbekken - goor
vuilboom - sprakel
vuilbroed - broedpest, broedrot
vuilbruin - vaal
vuile boel - gribus, morsboel, smeerboel, varkensstal, veeg, viezigheid, zwijnderij, zwijnenstal, zwijnepan
vuile achterbuurt - gribus
vuile plek - klad, smet, spat, vlek
vuile vegen maken - smeren
vuile vlekken maken - smeren
vuile vrouw - modde, mors, morsebel
vuil en gemeen - laag
vuil en laag - gemeen
vuil en vies - onfris
vuil goed - wasgoed
vuilheid - goorheid, sorditeit
vuiligheid - derrie, drek, gemeenheid, zwijnerij,
vuilik - gemenerik, taddik, onterik, smeerlap, smeerpoets, viespeuk, viezerik
vuil maken - besmeuren, bezoedelen, smetten
vuilneus - snotneus
vuilnis - afval,drek, huisafval, huisvuil, morsigheid, uitwerpsel, vuiligheid, vullis
vuilnisbak - asemmer, vuilnisemmer
vuilnisbelt - asbelt, asvaalt, belt, stortplaats, vaalt, vuilnishoop
vuilnisboer - vuilnisman
vuilnisemmer - asemmer, asvat
vuilnisgoot in de koestal - groep
vuilnishoop - asbelt, belt, vaalt, vuilnisbelt
vuilnisman - asman, karreman, mestraper
vuilnisophaaldienst - gemeentereiniging, stadsreiniging
vuilnisophaler - asman
vuilnisvat - aston
vuilniswagen - askar
vuilpersleiding - smeerpijp
vuilpoes - kledder
vuilschrijverij - pornografie
vuilspuiter - lasteraar, roddelaar
vuilte - vuilheid, vuilnis
vuiltje - ongerechtigheid
vuiltong - lasteraar
vuilwateremmer - toiletemmer
vuilwit - izabelkleurig
vuist - hamer, knuist, moker, slag, smidshamer, stomp, vuisthamer
vuist- en worstelkamp bij de oude Grieken - pancratium
vuistgevecht - bokspartij, pugilaat, pugilisme
vuisthamer - moker
vuisthandschoen - bokshandschoen, mitaine, want
vuistkamp - pugilaat
vuist of moker - hamer
vuistrecht - wraakrecht
vuistslag - beuk, bonk, bons, dof, douw, dreun, drum, duw, klink, linkse, opdoffer, opdonder, opstoot, opstopper, peut, rechtse, stamp, stomp, stoot, tuk,
vuiststoot - dreun, stomp
vuistvechter - atleet, bokser, pugilist
vuistwapen - boksbeugel
vulaarde - vollersaarde
vulbier - scharrebier
vulboom - wakelhout
vuldoek - spoellinnen
vulfineer - binnenfineer
vulgaat, vulgata - bijbelvertaling (Lat.)
vulgair - alledaags, banaal, gemeen, grof, ordinair, plat, smerig, triviaal, vies
vulgair en laf - laag
vulgair maken - vulgaliseren
vulgaren - ondergaren
vulgariseren - populariseren
vulgariteit - alledaagsheid, platheid
vulgariter - gemeenlijk
vulgas - helium
vulgat - spon
vulgus - gemeen, grauw, plebs, rapalje, uitvaagsel, volk
vulhaard - insluithaard
vulkaan - Etna, Hekla, Merapi, Sibajak, Stromboli, Visuius, krater
vulkaan - (Ind.) api
vulkaan in Afrika - Lanzarote,Namlagira, Ruwenzori,
vulkaan in Alaska - Katmai, Wrangell
vulkaan in Antartica - Erebus
vulkaan in Argentinië - Maipo
vulkaan in de Andes - Cotopaxi
vulkaan in Antarctica - Erebus
vulkaan in Azië - Api, Apo, Aso, Merapi, Salak, Sibajak, Slamat
vulkaan in Chili - Guallatiri, Lascar, Tupungatito
vulkaan in Columbia - Purace
vulkaan in Costa Rica - Irazu
vulkaan in ded Poolstreken - Erebus
vulkaan in de Eifel - Maaren
vulkaan in de Verenigde Staten - Katmai, Kilauea, Wrangell
vulkaan in El Salvador - Izalco
vulkaan in Equador - Cotacachi, Cotopaxi, Sangay
vulkaan in Europa - Etna, Hekla, Stromboli, Vesuvius
vulkaan in Guatemala - Tajamulco
vulkaan in Indonesië - Api, Dempo, Krakatau, Merapi, Salak, Slamat
vulkaan in Italië - Etna. Stromboli, Vesuvius
vulkaan in Japan - Aso, Fujihama
vulkaan in Mexico - Colima, Popocatepetl
vulkaan in Peru - Misti
vulkaan in Tanzania - Kilimanjaro
vulkaan in Verenigde Staten - Katmai, Kilauea, Wrangell
vulkaan op Costa Rica - Irazu
vulkaan op Filippijnen - Apo
vulkaan op IJsland - Askja, Hekla
vulkaan op Java - Merapi, Salak, Slamat, Smeroe
vulkaan op Kreta - Ida
vulkaan op Martinique - Mont Pelée
vulkaan op Mindanao - Apo
vulkaan op Sicilië - Etna
vulkaan op Sumatra - Dempo, Sibajak
vulkaan op IJsland - Askja, Hekla
vulkaankom - caldeira
vulkaankunde - vulcanologie
vulkaanmond - krater
vulkaanopening - bacca, fumarole, krater
vulkaansteentjes - lapilli
vulkaantrechter - hopper, krater
vulkaanuitbarsting - eruptie
vulkaniet - basalt, trachiet, tuf
vulkanisch - trachiet
vulkanisch agaat - obsidiaan
vulkanisch bergland - Armenië
vulkanisch gas - magma, obsidiaan, perliet
vulkanisch gesteente - basalt, bazalt, doleriet, lava, magma, puimsteen, puzzolaan, tuf, tufsteen
vulkanisch glas - glasagaat, magma, marekaniet, obsidiaan, perliet, piksteen
vulkanisch produkt - lava
vulkanische modderstroom - lahar
vulkanische stof - lava, magma, puimsteen, tuf
vulkanische uitbarsting - eruptie
vullen - dempen, dichtmaken, Iaden, plomberen, spekken, voldoen, volmaken, volstoppen
vullen met benzine - tanken
vullen van gevogelte, vis enz. - farceren
vullen van kiezen - plomberen
vulling - farce, lading, plombe
vulling van iets - inhoud
vulling van matras - kapok
vulling voor gebak - spijs
vullis - afval, schorem, vuilnis
vulmateriaal - dons, kapok, stro, veren
vulmiddel - kit
vulnereren - kwetsen, verwonden
vulnippel - ventiel
vulsel - farce, kapok, paardenhaar, veren
vulsel voor meubels en kleren - dons, paardenhaar
vulsel voor pasteitjes - farce
vulslurf - appendix
vuisteen - stopsteen
vulstof - crin
vultrechter - hopper, vaartuig
vulva - schaamspleet
vuns - bedompt, duf, goor, muf, schunnig, slordig, smerig, verdorven, vies, vochtig, vuil, vunzig
vunzen - glimmen, smeulen
vunzig - duf, muf, schunnig, smerig, vies, vuil vuns
vunzige vrouw - del, slet
vuren - schieten
vurig - ardente, bestaand, bewonderend, bezield, blakend, brandend, devoot, dicht, diep, driftig, energiek, enthousiast, fel, fervent, flink, fonkelend, geestdriftig, gepassioneerd, gloeiend, hartstochtelijk, heethoofdig, heftig, hevig, krachtig, sig, hit, innig, intens, intiem, kittig, kras, kwiek, nauw, nijdig, onstuimig, rap, sanguinisch, spirituoso (muz.), sterk, vast, vertrouwelijk, v vurig vurig bevorderaar - ijveraar
vurig bewonderaar - fan, ijveraar, zelooterwoed, vinnig, warm, ijverig, ziedend
vurig (muz.) - ardente, brioso, spirituoso
vurig paard - genet, ros
vurig vaderlander - nationalist
vurig verlangen - begeerte, begeren, hartstocht, passie, reikhalzen, smachten, snakken, zucht
vurig verlangen - begeren, smachten, snakken
vurig verlangend - begerig, hartstochtelijk, passievol, reikhalzend, smachtend
vurig voorvechter - kampioen, voorvechter, ijveraar
vurige bevorderaar - begunstiger, geestdrijver, ijveraar,
zeloot
vurige dweepzucht - geestdrijverij
vurige huidplek - smarting
vurige Italiaanse wijnsoort - falerner
vurige liefde - minnebrand
vurige voorstander van de Franse omwenteling - Jacobijn
vurigheid - temperament
vuriglijk - hartstochtelijk
vuur - aandrift, animo, bezieldheid, brand, drift, elan, energie, enthousiasme, fik, geestdrift, gloed, hartstocht, leven, opwelling, pep, vlam, vlammengloed, vonk, warmte, ijver
vuur (Ind.) - api
vuur, aanmaken - aanwakkeren, ontsteken
vuur aanwakkeren - stoken
vuur beantwoorden - terugschieten
vuur blussen - uitmaken
vuur doven - blussen, smoren, uitmaken
vuur geven - branden, vuren
vuur in de oven - ovenbrand
vuur maken - stoken
vuur matigen - aflaten
vuur, ontstaan van - pyrogenese
vuur oprakelen - poken, porren
vuur opstoken - opboeten, poken, rakelen
vuur uitdoven - smoren
vuur uitmaken - doven
vuuraanbidder in Perzië - Pars
vuuraanmaker - vuurmaker
vuurbaken - fanaal, lichttoren, rooksein, seinlicht, vuursein, vuurtoren
vuurbakje - stoof, test
vuurbal - bolide
vuurberg - api (Ind.), Etna, vulkaan
vuurbestendig - onbrandbaar
vuurbestendig materiaal - asbest
vuurbestrijdingskorps - brandweer
vuurblik - kustsein, kustvuur
vuurbol - bolide, luchtsteen, meteoorsteen, meteoriet
vuurbron - haard, vuurhaard
vuurbuis - vlampijp
vuurbuks - geweer
vuurdekker - haardstolp, vuurstolp
vuurdienst - vuuraanbidding
vuurdood - brandstapel
vuurdoorn - pyracantha
vuurduvel - loodgietersfornuis
vuurengel - seraf
vuureter - goochelaar, kunstenmaker
vuurflitsje - vonk
vuurgeschut - artillerie, kanon
vuurgevecht - schietpartij
vuurgeven - vuren
vuurglans - gloed
vuurgloed - brand, vlammen, warmte
vuurgod - loke, loki
vuurhaak - loet, ovenkrabber
vuurhaard - brand, calorifère, fornuis, fornuisoven, kolenhaard, oliehaard, oliekachel, oven, potkachel, stookoven, stookplaats, vuister, vulkachel, vuurbron, vuuroven, windoven
vuurhaard om te bakken - oven
vuurhoutje - lucifer
vuurijzer - hangel, haardijzer
vuurkanaal - vuurgang
vuurkei - vuursteen
vuurkever - glimworm
vuurkogel - brandkogel
vuurkolk - askolk, haardkolk, hel, vagevuur
vuurkolom - vuurzuil
vuurkoord - lont
vuurkruid - raket
vuurlak - moffellak
Vuurland, bevolkingsgroep in - Haush, Ona’s, Tehuelchen, Yamana
Vuurland, hoofdstad van - Ushuaia
vuurlantaarn - baak, scheepslantaarn
vuurlinie - vuurlijn
vuurlont - koord, stoker
vuurlijn - schootslijn, schootsveld
vuurmaker - aansteker, lucifer, stoker
vuurmeter - pyometer
vuurmolen - vuurrad, stoommolen
vuurmond - bazooka, geschut, houwitser, kanon, mitrailleur, mortier, stengun
vuur om te roosteren - barbecue
vuuronderhouder - ovenist, stoker
vuuroverwicht - vuurkracht
vuurpad - bombina
vuurpan - beddepan
vuurpeloton - executiepeloton
vuurpijl - fusée, raket, lichtkogel
vuurpot - doofpot, komfoor, test, zwermpot
vuurpijl - fusee, kniphofia, raket
vuurroer - geweer, musket, snaphaan
vuurroer In de 17e en 18e eeuw - musket
vuurroker - adonisbloem
vuurrood - hoogrood
vuurroosje - adonisbloem
vuursalamander - landsalamander
vuurscherm - haardscherm
vuurschip - brander
vuurschoof - pijlkast, vuurkast
vuursprank - vonk
vuurslikker - pyrofaag
vuursmid - bankwerker
vuursprank - vonk
vuurspuwend - vuurbrakend
vuurspuwend monster - chimaera
vuurspuwende berg - krater, vulkaan
vuurspuwend monster - Chimaera
vuurstede - haardstede
vuursteen - eoliet, flint, keisteen, silex, veldkei, vlint
vuurstoep - haardstoep
vuurstraal - bliksem, bliksemflits
vuurtheorie - pyrologie
vuurtje - brand, fik
vuurtong - laai, vlam
vuurtoren - baken, boet, Brandaris, fanaal, kustlicht, lichtbaken, lichttoren, Pharus
vuurtouw - lont
vuurvast - apyrisch, onbrandbaar
vuurvast gebrande leem - chamotte
vuurvast glas - pyrex, vycor
vuurvast materiaal - chamotte
vuurvast omhulsel van porseleinen voorwerpen tijdens bakken in oven - kapsel
vuurvast vat - kroes
vuurvaste doos - cassette
vuurvaste klei - chamotte
vuurvaste schotel - cocotte
vuurvaste steen voor porseleinovens - chamotte
vuurvaste stof - asbest
vuurverschijnsel - hitte, rook,vlam, walm, warmte
vuurverzorger - ovenist, stoker
vuurvink - amarant
vuurvliegje - vuurkevertje
vuurvogeltje - prachtvink
vuurvrees - pyrofobie
vuurvreter - pyrofaag
vuurwagen - zonnewagen
vuurwapen -
3 gun, usi
4 bren, buks, sten
5 kanon, raket
6 geweer, klover, musket
7 bazoeka, blaffer, haakbus, karabijn, mortier, pistolet, pistool,
stengun
8 revolver, snaphaan
10 atoomkanon
11 mitrailleur
13 vlammenwerper
vuurwapen dat een luide knal geeft - alarmpistool
vuurwater - alcohol, brandewijn, genever, jenever, whisky
vuurwerk - cascade, donderster, klapper, molen, pijlkast, regen, rotje, raket, salamander, sisser, slang, springbus, strijker, vuurkrans, vuurpijl, vuurrad, voetzoeker, zevenklapper, zon, zwermpot, zwerver
vuurwerk met raketten - girande, springfontein
vuurwerkbom, kleine - bombette
vuurwerkersknoop - mastworp
vuurwerkerskunst - pyrotechniek
vuurwerkerij - pyrotechniek
vuurwerkmaker - pyrotechnicus
vuurwerkplant - dictamnus, essekruid
vuurworm - zeeworm
vuurwortel - bertram, duizendblad, kwijlwortel, mater, moederkruid, wrangwortel
vuurijzer - baardijzer, vuurbok
vuurzee - brand, lichterlaaie, vlammen, vlammenzee
vuurzuil - voorkolom
vuurzwam - tondelzwam
vijand - antagonist, belager, bestrijder, hater, opposant, tegenspeler, tegenstander, tegenstrever, vervolger
vijand der Asen - Loke, Loki
vijand van de materie - idealist
vijand van Filips 2e - geus, watergeus
vijand van het jodendom - antisemiet
vijand van het materialisme - idealist
vijandelijke inval - incursie, invasie, raid
vijandelijkheden - strijd
vijandelijkheid - hostiliteit
vijandig - afkerig, afwijzend, agressief, boosaardig, haatdragend, hatelijk, hostiel, kil, koud, kwaadwillig, liefdeloos, nijdig, onaardig, onenig, onverzoenlijk, onvriendelijk, opstandig, rancuneus, toornig
vijandig gezind - gezind, kwalijk
vijandige actie - aanval, inval, overval, raid
vijandige gezindheid - animositeit
vijandige opstelling - confrontatie
vijandigheid - animositeit, hostiliteit
vijandschap - afkeer, animositeit, antagonisme, haat, hostiliteit, odium, rancune, rivaliteit, vete, vijandigheid, wrok
vijandschap tegen iemand hebben - haten, verfoeien,
verafschuwen
vijf (voorvoegsel) - penta
vijf boeken, van Mozes - pentateuch, pentateug
vijf cent - stuiver
vijf in samenstelling - penta
vijf (voorvoegsel) - penta
vijf jaar - lustrum
vijf nummers op een rij - kien
vijfblad - tormentil, vijfvingerkruid, wateraardbei
vijfbladerig - quinquefolisch
vijfde boek van Mozes - Deuteronomium
vijfde element - Q.E. (afk. Lat.)
vijfde koorstem - vagans
vijfde (Lat.) - quintus
vijfde maand - mei
vijfde noot - sol, g
vijfde teken in de dierenriem - Leo, leeuw
vijfde toon - quint
vijfde zondag na pasen - Rogate
vijfdelig - penta
vijfdelig versje - limerick
vijfentwintig cent - kwartje
vijfentwintig gulden biljet - geeltje
vijfhoek - pentaëder, pentagoon, pentagram, vijfkant
vijfhoekig - pentagonaal
vijfhoekig gebouw - pentagon
vijfhoekige ster - drudenvoet, pentagram
vijfhoeksvoet - pentagram
vijfhonderd vel papier - riem
vijfjarenplan - pjotiletlia
vijfjarig feest - lustrum
vijfjarig tijdvak - lustrum
vijfjarig feest - lustrum
vijfkamp - meerkamp, pentagon, pentatlon
vijfkant - vijfhoek
vijfledig - penta
vijfmaal - quinquies
vijf ons - pond
vijfoog - sukkel, sul
vijf personen - kwintet
vijfpuist, zweer - aambei, fijt
vijfpuntige ster - pentagram
vijfregelig versje - limerick
vijfsnarig muziekinstrument - pentafoon
vijfsnarig tokkelinstrument - biwa
vijfspel - quintet
vijfstemmig muziekstuk - kwintet, quintet
vijftallig - pentameer
vijftien augustus - halfoogst
vijftiende boek van O.T. - Ezra
vijftiende dag van de maand (latijn) - idus
vijftien minuten - kwartier
vijftig punten in tennispartij - set
vijfvingerkruid - ganzerik
vijfvlak - pentaëder
vijfvoeter - pentameter, zeester
vijgachtig - ficoïd
vijgenboom - ficus, waringin
vijgeboomsoort - banyan
vijgenwortel - speenkruid
vijfpuist - fijt
vijfwaardig - pentavalent, quinquevalent
vijfwouter - kapel, vlinder, wiewouter
vijg - ficus, oorveeg, opuntla, paardemop, vrucht
vijgeboom - ficus, loboom, lupine, waringin
vijgeboom in het oosten - sycomoor, sycomore
vijgeboom met luchtwortelt - waringin
vijgeboon - ficus, waringin
vijgekorf - vijgemat
vijgelaar - vijgeboom
vijgemat - cabas, kabas
vijgentuin - vijgeboomgaard
vijgewortel - speenkruid
vijggezwel - vijgwrat
vijgpuist - fijt
vijgvormige ontsteking - fijt
vijgvormige zweer - fijt
vijgwrat - condyloom
vijl - rasp, raspen, rattenstaart
vijlen - bijschaven, bijwerken, gladmaken, polijsten, raspen
vijlen (het) - limatie
vijling - limatie
vijlsel - limatuur
vijlstof - vijlsel
vijlvis - haai
vijlwerktuig - rasp
vijs - schroefoog
vijsten - veesten
vijsting - mastkeg
vijver - aalvijver, bassin, etang, kolk, kom, meer, meertje, plas, poel, ven, visvijver, waterkom
vijver aan het strand - etang
vijver voor visteelt - piscine
vijverbies - biezekoppen
vijvernimfen - hyaden
vijvervit - pootvis, visbroedsel
vijzel - dommekracht, krik, mortier, stamper, stampvat, tonmolen
vijzelen - opheffen, opkrikken, opwinden, verheffen
vijzelstamper - rolhout, rolstok
vijzen - schroeven
................
................
In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.
To fulfill the demand for quickly locating and searching documents.
It is intelligent file search solution for home and business.
Related searches
- getting a loan to build a house
- what makes a man a man
- what makes a house a home
- a new way to buy a car
- make a resume for a job
- what is a theme of a story
- getting a loan to start a business
- is buying a house a good idea
- writing a will without a lawyer
- is a citation a charge
- is a citation a crime
- a reason a season a lifetime printable