Lap-top



6] de Linguistic Turn: Wittgenstein, Sapir/Whorf, Boroditsky

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

je zou kunnen zeggen: alle filosofie is taal-filosofie: reflexief nadenken over de betekenis van begrippen

in die zin kan de geschiedenis van de filosofie zelfs gezien worden als een voortdurende universaliën-strijd:

van Plato tot de 19e eeuw hebben filosofen elkaar bestreden m.b.t. hun ideeën over veronderstelde essenties [i]

maar meer specifiek verwijst taal-filosofie naar filosofie die zich expliciet bezig houdt met taal als studie-object

begin 20e eeuw voltrekt zich (vooral in de Angelsaksische landen) de zgn. Linguistic Turn

dit behelsde een verschuiving van een bewustzijns-filosofisch naar een taal-filosofisch paradigma

de term Linguistic Turn werd geïntroduceerd door Gustav Bergmann (1906-1987), lid van de Wiener Kreis

Bergmann identificeerde Wittgenstein als de initiator ervan, maar feitelijk gingen Russell en Frege hem voor

Linguistic Turn werd tot eind jaren '60 geassocieerd met de analytische filosofie (en logisch positivisme)

dat vooral in de Angelsaksische landen de leidende rol in de filosofie kreeg [ii]

analytische filosofie is een reactie op de idealistische teneur binnen filosofie (holisme, fenomenologie)

het wordt soms synoniem geacht met taal-filosofie, maar is eigenlijk een tak van de taal-filosofie

kenmerken van de analytische filosofie:

• sterk vertrouwen in rationalisme en de natuur-wetenschappelijke methode om de wereld te beschrijven

• benadert filosofische problemen los van historische oorsprong of taalkundige en culturele context

• interesse in analyse van een filosofisch probleem en interpretatie van de wereld (i.p.v. de menselijke conditie)

• problemen die zich niet door de logica laten oplossen, blijven door de beperkingen van de taal onoplosbaar

“The way to understand reality is by examining language”

fases van de analytische filosofie:

1900 - 1920: realisme, logicisme & logisch atomisme (G.E. Moore, Whitehead , Russell)

1920 - 1945: logisch positivisme van de Wiener Kreis, gepopulariseerd door Alfred Ayer

1945 - 1985: analyse van de omgangstaal: Wittgenstein II, Gilbert Ryle, John Austin, John Searle, Peter Strawson

analytische filosofie wil schijnproblemen analyseren, die door ons taalgebruik gesuggereerd worden

ziet taal als objectiveerbaar: streeft naar helderheid in theorie-vorming, argumentatie, logica als gereedschap

introspectie & metafysica maken plaats voor taal-analyse gebaseerd op logica (Frege, Russell, Wittgenstein) [iii]

logica gaat over de formele structuur (niet de inhoud) van redeneringen en beweringen (proposities)

het verband tussen redeneringen en de werkelijkheid is niet relevant voor de geldigheid van een redenering

taal als representatie

er zijn 2 filosofische posities (extremen) t.a.v. taal & betekenis mogelijk:

- realisme: de representatieve functie van taal is het beschrijven van de werkelijkheid (dingen, feiten)

de werkelijkheid is objectief gegeven, en onze taal weerspiegelt / representeert deze

betekenis is een relatie tussen taal (woord / zin) en werkelijkheid (object / feit)

als we taal op een zuivere, beschrijvende manier gebruiken denken we analytisch

deze stijl van denken karakteriseert de analytische filosofie (voornamelijk angelsaksisch)

- idealisme: de werkelijkheid (wereld) is het product van ons denken / beschrijvingen, en cultureel bepaald

betekenis is een verwijzings-samenhang tussen alle elementen in een teken-systeem

taal is associatief en inter-subjectief, en zegt meer over de gebruikers dan over de werkelijkheid

deze stijl van denken karakteriseert de continentale filosofie, die meer geënt is op de Romantiek

volgens de representatieve functie van taal corresponderen ware beschrijvingen met de realiteit

deze veronderstelde relatie tussen taal en werkelijkheid, bewering en feit, heet in de filosofie realisme

realisme wordt gefundeerd in een metafysische aanname, of common sense (ook een aanname)

taal, betekenis, representatie, kennis en waarheid hebben volgens deze visie alles met elkaar te maken:

taal is het medium waarin we aannames / opvattingen / kennis over de werkelijkheid uitdrukken

als onze aannames / opvattingen correct zijn (t.a.v. de werkelijkheid), spreken we van (ware) kennis

als ze incorrect blijken (niet overeenkomstig 'de feiten') spreken we van vergissing, illusie, onwaarheid, leugen

zolang kennis niet bevestigd / bewezen is, spreken we van een aanname / hypothese / geloof (belief)

een aanname kan echter waar zijn om de 'verkeerde' redenen (Gettier-problem; Edmund L. Gettier III, 1927):

bijv: Jan kijkt om 8 uur op de klok, ziet dat deze 8 uur aangeeft, en zegt: "het is acht uur!"

maar de klok staat al dagen lang stil... wat maakt Jan's uitspraak waar of onwaar?

wat is de relatie tussen ware kennis enerzijds en overtuigingen / intenties / bedoelingen anderzijds?

blijkbaar is er meer dan toeval voor nodig om te spreken van ware kennis

kennis kan dan opgevat worden als een gerechtvaardigde ware veronderstelling (justified true belief: JTB)

d.w.z: een idee over de werkelijkheid dat niet toevallig klopt, maar gebaseerd is op inzicht in het waarom...

die relatie tussen kennis en werkelijkheid heeft alles te maken met 'taal en denken als representatie'

- begrippen (woorden / ideeën) representeren dingen / eigenschappen

- beweringen (zinnen) representeren feiten / relaties tussen dingen / eigenschappen

taal & betekenis in de communicatie-wetenschappen

behalve de functie van taal als instrument om de werkelijkheid mee te beschrijven / representeren,

is taal een communicatie-middel om een inhoud (boodschap, informatie, idee, gevoel) over te brengen

Harold Lasswell: "Who (says) What (to) Whom (in) What Channel (with) What Effect?" (1948)

|who? |communicator |

|says what? |message |

|in which channel? |medium |

|to whom? |audience |

|with what effect? |effect |

taal opgevat als communicatie-middel is:

een systeem van tekens, symbolen of gebaren dat dient als medium voor informatie-overdracht

- systeem veronderstelt een geheel van regels (bijv. grammatica)

- tekens / symbolen / gebaren (vorm) veronderstelt betekenis (inhoud)

- 'dient' veronderstelt een functie / doel; taal is dus volgens deze definitie een middel

- medium = middel; veronderstelt een wijze van communicatie tussen zender en ontvanger

- informatie = inhoud; dit kan zijn: data, boodschap, gedachten, gevoelens

- overdracht veronderstelt dat er 'iets' van A naar B wordt overgedragen; namelijk de inhoud

één aspect van communicatie is dus vorm, een tweede is inter-actie (communicatie), en een derde is inhoud

maar taal als communicatie is meer dan het overbrengen van informatie: taal is ook een sociaal fenomeen

we schelden, beloven, liegen, troosten, dreigen, maken grappen, etc; m.a.w: we bewerkstelligen iets met taal

uit dit inzicht komen na WO2 theorieën van taal-handelingen (speech-acts) voort

(Wittgenstein II, Gilbert Ryle, John Austin, John Searle, Peter Strawson)

deze theorieën gaan niet uit van een ideale logische taal om de werkelijkheid te beschrijven,

maar richten zich op een analyse van de omgangstaal (zoals mensen taal daadwerkelijk gebruiken)

deze theorieën hebben hun oorsprong voor een belangrijk deel in het latere werk van Wittgenstein

Ludwig Wittgenstein (1989-1951)

de Philosophische Untersuchungen (1953) is een postuum gepubliceerde aforismenbundel

hierin neemt Wittgenstein afstand van de Tractatus (hoeveel afstand is onderwerp van discussie)

de fout in de Tractatus is dat hij uitging van één geval van taalgebruik: beschrijvingen,

en uit dit ene geval het wezen (de essentie) van de taal wilde afleiden

het logisch atomisme / positivisme legt de nadruk op benoemen van dingen en beschrijven van situaties

- woorden hebben betekenis doordat zij dingen benoemen

- zinnen zijn verbindingen van woorden (namen)

- ieder woord heeft één betekenis: het object waar het voor staat, waarnaar het verwijst

namen / dingen (Tractatus) en particularia (Russell) zijn als de oer-elementen waar Socrates over sprak

het systeem van oer-elementen gaat uit van enkelvoudige elementen ("appel", "kat", "rivier")

maar enkelvoudigheid is een relatief begrip: is afhankelijk van de context binnen een bepaald taalspel

woorden zijn instrumenten, een multifunctioneel gereedschap

de betekenis van woorden ligt in hun gebruik, woorden hebben alleen betekenis binnen een taalspel

ostensieve (aanwijzende) definities funderen niet, want ze vooronderstellen zelf taalspelen

dus de betekenis van een zin of woord is afhankelijk van de context in een taalspel

en aangezien contexten kunnen verschillen, verschillen ook de betekenissen van woorden

de veronderstelling dat een woord naar een op zichzelf staand ding verwijst is misleidend

bijv: het woord koningin kan uiteenlopende betekenissen hebben:

staatshoofd, kaartspel, schaakspel, bijen, theater, sprookje

taal heeft naast de ostensieve (descriptieve) functie, nog vele andere functies; bestaat uit diverse taalspelen

taalspelen zijn concrete gevallen van woordgebruik

een taalspel = het geheel van taalgebruik en de handelingen en praktijken die met dat taalgebruik zijn verweven

taal en menselijk handelen zijn dus onlosmakelijk verbonden; taal is een deel van een levensvorm

een woord is als een schaakstuk:

het schaakstuk is geen ding (een stukje hout met een bepaalde vorm en kleur; zwart of wit), maar een functie

de betekenis van een schaakstuk is het geheel van regels dat het gebruik bepaalt van desbetreffend stuk

niet de woorden (namen) en zinnen (proposities) op zich, maar het spel sticht betekenis!

bijv: licht-blauw & donker-blauw hebben blauw gemeenschappelijk

oranje & rose hebben rood gemeenschappelijk

rood & blauw hebben niets gemeenschappelijk (beide zijn elementaire kleuren)

rood & blauw hebben gemeen dat ze voorkomen in de vlag van Nederland, Frankrijk, Rusland…

vgl: familiegelijkenissen: sommige kenmerken overlappen elkaar, andere verschillen

er zijn onderlinge overeenkomsten en verschillen in allerlei combinaties; qua karakter, neus, oog-opslag, etc

tussen de vele verschillende taalspelen bestaat ook een familiegelijkenis

ieder object deelt eigenschappen met elk ander object, maar er is geen algemene overeenkomst

het gebruik van vaag (alledaags) taalgebruik kan net zo praktisch zijn als exact taalgebruik

omgangstaal wordt pas een bron van problemen doordat filosofen haar essentialistisch interpreteren

de filosofie heeft geen oog voor het instrumentele en contingente karakter van de taal

filosofische problemen ontstaan niet doordat men de "ware logische vorm" van de taal niet ziet, maar

doordat filosofen het gebruik van de taal in de alledaagse praktijk niet (er)kennen

doordat filosofen woorden uit hun natuurlijke context (taal-spel) halen,

zonder te kijken naar de context, naar welke functie het vervult binnen dat taal-spel

taal die door filosofen uit z'n context van het leven wordt gerukt en geanalyseerd is "taal op vakantie"

de filosofische omgeving waar taal dan in terecht komt is als ijs: glas-helder en glad (zonder weerstand)

biedt dus ook geen mogelijkheden om te remmen en te sturen (immer gerade aus, ins blaue hinein: doelloos)

d.w.z: door het gebrek aan weerstand (contingentie, ambiguïteit) kan taal niet functioneren, niet werken

"De verwarring die ons bezig houdt ontstaat wanneer de taal onbelast draait, niet wanneer zij werkt"

volgens Wittgenstein II is het opruimen van dergelijke misverstanden de voornaamste taak van de filosofie

filosofie moet 'het ijs verlaten en klunen': het bestuderen van omgangstaal in het dagelijks gebruik: taal in actie!

dit sluit aan bij de ontwikkeling naar een theorie van taal-handelingen (speech-acts: Austin, Strawson, Searle)

in de Filosofische Onderzoekingen beschrijft Wittgenstein de regels van de taal als autonoom:

taalspelen worden niet afgelezen van de feiten, maar worden opgelegd aan de wereld (constructivisme)

het concept taalspelen wijst op het ontbreken van uniformiteit in de taal: anti-essentialisme

Wittgenstein II keert zich tegen het zoeken naar de essentie van taal en werkelijkheid

de werkelijkheid is niet objectief, maar evenmin subjectief te bepalen, alleen inter-subjectief, door inter-actie

het is niet zinvol om te praten van een werkelijkheid buiten het taalspel

wat ‘werkelijk’ is kan alleen binnen een taalspel ter sprake worden gebracht

taalspelen zijn arbitrair: zij vormen geen afspiegeling van de structuur van de feiten

tegelijkertijd zijn zij niet-arbitrair, maar gebonden aan feiten uit de levensvormen waarbinnen ze fungeren

menselijke levensvormen bestaan uit "feiten" die het geraamte vormen waarbinnen wij onze taalspelen spelen

wij kunnen alleen taalspelen begrijpen die overeenstemmen met onze levensvorm

feiten zijn geen (onto)logische noodzaak (zoals gesteld in de Tractatus),

maar zij zijn contingent: biologisch, psychologisch en antropologisch van aard

de betekenis van een woord is het gebruik ervan in een bepaalde context / taal-spel

dit gebruik is onderhevig aan regels die gelden binnen het taal-spel

taal is onlosmakelijk verbonden met de levensvorm (sociaal-culturele context) waarin deze gesproken wordt

het begrijpen van een taal is het kennen van de regels voor correct gebruik ervan

maar wanneer weet je of je wel de goede regels hanteert? (vgl. verificatie vs. falsificatie)

een betekenis-scepticus zou zeggen: "dat weet je niet"

de criticus van de scepticus zegt: "de regels van het spel bepalen de betekenis"

de regels voor het taal-spel zijn duidelijk voor iemand die het spel kent

je kan ze uitleggen aan iemand, maar op het moment dat die ze begrijpt kent die het spel ook

als je te horen krijgt: "dat zeg je niet zo" weet je dat je een andere regel hanteert dan de ander

het heeft geen zin te vragen naar wat de loper is, buiten zijn functie binnen de regels van het schaak-spel

'de loper' bestaat alleen bij de gratie van de regels, en kan dus ook vervangen worden door een kurk

een privé-taal is dus niet mogelijk: "meaning is use !"

ander taal-gebruik leidt tot een ander taal-spel, en dus een andere betekenis-wereld

de regels van de taalspelen noemt hij grammaticale regels (i.p.v. syntactische regels uit de Tractatus)

grammaticale regels bepalen wat een zinvolle uitdrukking binnen een bepaald taalspel is;

ze bepalen niet wat een ware of onware uitspraak is

het gebruik van een regel is niet absoluut, eenmalig of vooraf opgelegd,

maar krijgt een bindend karakter door gewoontevorming binnen een gemeenschap / (sub)cultuur

"De grenzen van mijn taal be-tekenen de grenzen van mijn wereld"

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

continentale filosofie & de Linguistic Turn

op het Europese continent (Frankrijk / Duitsland) heeft de analytische filosofie minder voet aan de grond gehad

maar aandacht voor de relatie tussen taal, denken, wereldbeeld en cultuur bestaat er al sinds de 18e eeuw [iv]

in de Duitse Romantiek / idealisme is de opvatting over de samenhang tussen taal & cultuur evident

Johann Georg Hamann (1730-1788) [v]

we kunnen ons denken nooit losmaken van andere facetten van ons mens-zijn, dus ook niet van onze taal

elk mens wordt geboren in een taal-werkelijkheid, en deze talige werkelijkheid stempelt zijn denken

ons denkvermogen is afhankelijk van ons spraakvermogen, en de rede is dus aangewezen op de taal

Johann Gottfried Herder (1744-1803); de belangrijkste proponent van de Sturm und Drang-beweging (ca. 1770)

stelt dat onze interpretatie van de werkelijkheid historisch-cultureel bepaald is

"alle volkeren op aarde (...) hebben een unieke, onherhaalbare identiteit", een Volksgeist

deze volksaard hangt nauw samen met de taal de er gesproken wordt

Wilhelm von Humboldt (1767-1835)

taal is geen ergon (een gereedschap waarmee wij de werkelijkheid beschrijven, analyseren en representeren)

maar een energeia (een dynamisch proces waarin de cultuur vorm krijgt en waar wij deel van uitmaken)

de mens geeft voor een belangrijk deel actief vorm aan de werkelijkheid waarin hij leeft (vgl. Schopenhauer)

verschillende talen geven op verschillende wijze vorm aan de wereld

"de mens leeft met zijn objecten, zoals de taal ze aan hem presenteert [...] elke taal tekent rondom de mensen die haar spreken een magische cirkel, waar men niet aan kan ontsnappen [...] de diversiteit van talen is niet een diversiteit van tekens en geluiden, maar een diversiteit van wereldbeelden"

Friedrich Nietzsche (1844-1900): "wij bezitten niets dan metaforen voor zaken; metaforen die op geen

geen enkele wijze corresponderen met hetgeen ze naar verwijzen"

na WO2 integreerde de analytische filosofie enigszins met de niet-analytische taal-filosofie; o.a. door:

- de Philosophische Untersuchungen (1953) van de latere Wittgenstein

- de theorie van taal-handelingen (Karl Bühler , Adolf Reinach, Gilbert Ryle, John Austin, John Searle, Peter Strawson)

- ontwikkelingen binnen de mens-wetenschappen (psychologie, sociologie, culturele antropologie)

- Richard Rorty's boek: The Linguistic Turn (1967)

vanaf 1967 kreeg de term Linguistic Turn meer bekendheid door Rorty, die er een bredere betekenis aan gaf

Rorty vestigde de aandacht van het Angelsaksische publiek op de continentale taal-filosofie

de niet-analytische taal-filosofie heeft wortels in de hermeneutiek, fenomenologie, semiotiek, en structuralisme

en is een reactie op het subject/object-denken, het naturalisme en positivisme (en de analytische filosofie)

deze tak van taalfilosofie richt zich op het gebruik van taal in historisch-culturele context

het ziet taal als cultuur-fenomeen, dat de mens en zijn wereld vormt, als een milieu waarin mensen verkeren

de continentale Linguistic Turn betekende een afnemende populariteit van fenomenologie en existentialisme

samen met de Cultural Turn (jaren '60-'70) zorgde ze voor een groeiende populariteit van het structuralisme [vi]

dit leidde via de Franse Linguistic Turn tot het post-structuralisme / post-modernisme (Foucault, Derrida)

vandaag staat Linguistic Turn voor een ontwikkeling in het denken gedurende de 19e en vooral 20e eeuw,

waarin de filosofie steeds meer oog krijgt voor de belangrijke rol van taal bij ons interpreteren van de wereld,

oftewel het construeren van ons beeld van de wereld, en daarmee het construeren van ons denken en leven

taal-filosofie is dus een ambigue term: voor beide stromingen geldt dat taal hét onderwerp van de filosofie is

- voor de analytische filosofie is taal-analyse de methode om zinvol redeneren te scheiden van de drogrede

Frege, Russell en Wittgenstein zijn grote namen binnen de analytische filosofie (vooral angelsaksisch)

- voor semiotische stromingen is taal geen transparant medium voor het denken, maar semi-autonoom

de Saussure (en C.S. Peirce) staan aan het begin van de semiotiek en het structuralisme (vooral Frans)

de Cultural Turn in de V.S.

Franz Boas (1858-1942) zag een belangrijke rol voor de linguïstiek in de culturele antropologie, en andersom

twee studenten leggen de basis voor de theorie van linguïstische relativiteit : de Sapir-Whorf-hypothese

Edward Sapir (1884-1939) & Benjamin Lee Whorf (1897-1941) menen dat taal constitutief is voor ons wereldbeeld

William Dwight Whitney, Roger Brown, Eric Lenneberg, en Lea Boroditsky staan in dezelfde traditie

verschillende talen hebben verschillende lexicons / vocabulairs, en deze classificeren dingen anders

d.w.z: structureren de werkelijkheid anders waardoor er sprake is van een andere wereld

dit impliceert dat de filosofie geen "mirror of nature" is, noch een spiegel van "het menselijk denken",

maar veeleer van een specifieke taal-(familie): namelijk het Indo-Europees...

het Chinees of Hopi leidt daarom als vanzelf naar een andere 'metafysica' (paradigma / wereldbeeld)

"De mens leeft niet alleen in de objectieve wereld, noch in de wereld van sociale activiteit zoals vaak aangenomen, maar is voor een groot deel overgeleverd aan de specifieke taal die het expressie-middel is geworden in zijn samenleving. Het is een illusie te veronderstellen dat men zich aan de realiteit aanpast zonder gebruik van taal, en dat taal slechts een incidenteel middel is om bepaalde problemen in communicatie of het denken mee op te lossen. [...] Zelfs relatief eenvoudige waarnemingen zijn onderworpen aan de sociale patronen, genaamd woorden, dan we denken. We zien en horen en ervaren zoals we doen omdat de taal-gewoonten van onze gemeenschap bepaalde interpretatie-keuzes vooronderstelt. [...] Het is zelfs zo dat "de werkelijkheid" in grote mate gebouwd is op de taal-gewoonten van de groep. Geen twee talen zijn ooit genoeg gelijkend om dezelfde sociale werkelijkheid te representeren. De werelden waarin verschillende samenlevingen leven zijn andere werelden, niet slechts dezelfde wereld met andere etiketten voor dingen."

(Edward Sapir: "the Status of Linguistics as a Science", 1929)

"Aldus worden we geconfronteerd met een nieuw relativiteits-principe, dat stelt dat alle waarnemers niet door hetzelfde fysieke bewijs tot hetzelfde beeld van de werkelijkheid geleid worden, tenzij hun linguïstische achtergrond vergelijkbaar is, of op elkaar afgestemd kan worden. [...] We analyseren de natuur volgens lijnen die uitgezet zijn door onze moedertong. De categorieën en typen die wij herkennen in de wereld der fenomenen vinden we daar niet omdat ze elke waarnemer in het gezicht staart; integendeel: de wereld doet zich voor als een kaleidoscopische stroom van indrukken die door ons denken georganiseerd moet worden... en dit betekent hoofdzakelijk door de linguïstische systemen in ons denken. [...] Geen individu is vrij om de natuur met absolute objectiviteit te beschrijven, maar is gebonden aan bepaalde manieren van interpreteren, ook al denk hijzelf dat hij volledig vrij is. [...] de westerse filosofie heeft zich nog niet bevrijd van het illusoire gebruik van onze logica, die de basis vormt van de Arische (Indo-Europese) talen. [...] zoals bijv. de notie van substantie, waarvan het bestaan gesuggereerd wordt door de taal."

(Benjamin Lee Whorf: "Science and Linguistics", 1940/1956)

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Lera Boroditsky (1976): cognitieve psychologie & linguïstiek

taal heeft effect op de wijze waarop we de wereld 'kennen'; zelfs op het niveau van directe waarneming

bijv: Russisch sprekers kunnen sneller nuances in kleuren blauw waarnemen / benoemen

het Russisch kent donker- en licht-blauw als 2 verschillende kleuren: resp. siniy en goluboy

we spreken over tijd in termen ruimtelijkheid (plaats / beweging)

voor westerlingen is tijd een pad, en wij reizen daar op ("we naderen de vakantie" / "de vakantie komt eraan")

westerlingen ordenen momenten volgens hun schrift van links naar rechts

joden en arabieren (hebreeuws / arabisch) doen dat net andersom: van rechts naar links

in het chinees is de toekomst 'naar beneden', in het grieks en aymara ligt de toekomst 'achter ons'

de Kuuk Thaayorre zijn een half-nomadische aboriginal-stam in het noorden van Australië

ze kennen geen relatieve oriëntatie-aanduidingen (links-rechts-voor-achter)

alleen absolute: d.w.z. alles is noord-oost-zuid-west (zelfs armen en benen)

een begroeting behelst altijd informatie over waar men vandaan komt en waar men heen gaat

hun afbeeldingen / kunst is niet perspectivisch, maar birds-eye-view

als ze momenten ordenen doen ze dat van links naar rechts, rechts naar links, van zich af, of naar zich toe;

afhankelijk hoe ze gepositioneerd zijn t.o.v. het oosten (waar de zon opkomt)

zij zijn geo-centrisch, wij ego-centrisch

framing: feit, causaliteit en agenticity

tijdens een jacht-partij in 2006 schiet Dick Cheney (per ongeluk) advocaat Harry Whittington neer [vii]

verschillende media rapporteren:

"Cheney shoots attorney in the face" Cheney is actor

"Whittington got shot by Cheney" Cheney is actor

"Lawyer Harry Whittington got shot" geen actor

drie dagen na het incident verklaart Cheney:

"Ultimately I'm the guy who pulled the trigger that fired the round that hit Harry [...] It was not Harry's fault."

er zijn dus 3 opeenvolgende gebeurtenissen met Cheney aan de ene en Whittington aan de andere kant

Bush: "This is a man who likes the outdoors, and he likes to hunt. And he heard a bird flush and he turned

and pulled the trigger and saw his friend get wounded. And it was a deeply traumatic moment for him."

hier is dus sprake van opeenvolgende gebeurtenissen, met daarin Cheney als passieve getuige

sommige talen zijn meer geneigd tot agentiviteit dan andere

"ik brak mijn arm" (Nederlands / Engels) = "se me rompió el brazo" (Spaans)

connotatie & framing

framing = de wijze waarop 'de werkelijkheid' geportretteerd wordt (George Orwell's 1984: 'newspeak')

belangrijk daarbij is de woordkeuze, en dan vooral te letten op de associaties die woorden hebben

ros en knol zijn beide synoniem met paard, maar toch niet helemaal...

dame en wijf zijn beide synoniem met vrouw, maar toch niet helemaal...

Sunsweet verkoopt 2 soorten gedroogde vruchten: prunes en plums

"Dried plums selling better than prunes [...] the fruits are identical - except for the name. [...] the prune growers of California voted to change the name to dried plums. The industry was interested in changing the image of its product not only to appeal to a younger audience, but to broaden its market base by focusing on things that resonated with consumers: health, nutrition, convenience and taste."

(Sacramento Business Journal , 2001)

|anti-abortus |pro-life |

|regime |regering |

|vrijheidsstrijder |terrorist |

|marteling |enhanced interrogation techniques |

taal structureert de wereld op een normatieve manier, waarin ook sexe-onderscheid een grote rol speelt

vrijwel alle talen maken onderscheid tussen vrouwelijke en mannelijke naamwoorden (der-die, le-la)

Andrei Makine - Dreams of My Russian Summers:

de hoofdpersoon ervaart verschil in beschrijvingen van une fleur (= vrouwelijk) en tsvetok (= mannelijk)

Roman Jakobson: proefpersonen die de dagen van de week uitbeelden: bleek in overeenstemming met m/v

twee groepen proefpersonen zien hetzelfde filmpje van een auto-ongeluk

aan de 1e groep werd de vraag gesteld: “hoe hard reed de auto toen het de andere raakte?”

de 2e groep kreeg de vraag: “hoe hard reed de auto toen deze de andere verpletterde?”

tussen de antwoorden zat gemiddeld zo’n 15 km/u verschil (respectievelijk 51 km/u en 66 km/u)

toen enkele dagen later de proefpersonen gevraagd werd naar de ernst van het ongeluk,

bleek de 2e groep een veel ernstiger ongeluk te hebben onthouden

het gebruik van massa-media voor politieke propaganda in de 20e eeuw stelde taal in een nieuw daglicht

blijkbaar is er verband tussen taal, maatschappelijke structuren, politieke ideologie, en sociale dynamiek

taal kan dus ingezet worden als politiek middel om 'de massa' te beïnvloeden

centrale aanname is dat wat je zegt, afhankelijk is van hoe je het zegt (meaning = use)

het kernwoord hierbij is framing (inkadering); een term ontleend aan de fotografie / cinematografie

in 1992 toont de cover van Time magazine Fikret Alic achter prikkeldraad

deze foto bepaalde het beeld van de oorlog in voormalig Joegoslavië:

Servische concentratie-kampen met uitgemergelde Bosnische moslims

de Daily Mail rapporteerde n.a.v. deze foto:

"The proof: behind the barbed wire, the brutal truth about the suffering in Bosnia"

maar Trnopolje was geen concentratie-kamp, maar een vluchtelingen-kamp

het prikkeldraad was geen hek om het kamp, maar om een gebouwtje buiten het kamp

de foto is genomen door journalisten die zich binnen dat hekwerk hadden begeven

(Marshall, Williams, Vulliamy)

[pic]

frames zijn: "organizing principles that are socially shared and persistent over time,

that work symbolically to meaningfully structure the social world" (Reese, 2001)

framing is inherent aan de menselijke cognitie: zonder filtering en selectie geen waarneming / kennis (Kant)

maar dit inzicht heeft in de media en politiek geleid tot manipulatief gebruik van woord & beeld (= spin)

-----------------------

[i] taal-filosofie begint al bij Socrates & Plato, alleen vatten zij het destijds niet op als taal-filosofie, maar als ontologie

Socrates & Plato zijn op zoek naar de essentie (het wezen) van begrippen: essentialisme

in de Phaedo wordt de status van algemene begrippen onderzocht, in de Euthyphro specifiek het begrip 'vroomheid'

in Cratylus gaat de discussie over de relatie tussen woorden en de begrippen of zaken waar ze naar verwijzen

het platonisme heeft grote invloed gehad op ontwikkeling van filosofie in middeleeuwen (tot ± 1100)

universaliënstrijd: realisme vs nominalisme

- realisme: stelt dat algemene begrippen zelfstandig bestaan,

ofwel voorafgaand aan en constitutief voor de fenomenen (ante res: bijv. platonisme)

ofwel in de fenomenen aanwezig als hun essentie (Aristoteles)

een concreet individueel geval is dan slechts een exemplaar (vgl. example), een imperfecte kopie

zoals we vandaag de dag nog gewend zijn om een dier te zien als exemplaar van zijn soort

- nominalisme: stelt dat algemene begrippen slechts een veralgemenisering zijn,

een ken-instrument van het verstand, en dus na de fenomenen komen (post-res)

Roscellinus (1050-1125), Ockham (1288-1348), Paulus Venetus: "flatus voci"

[ii] de kloof tussen de positivistische (empiristische, naturalistische, wetenschappelijke) benadering enerzijds,

en de neo-kantiaanse, hermeneutische en fenomenologische benadering anderzijds,

leidt in de 20e eeuw tot gescheiden werelden, aparte culturen, die zich op verschillende manieren manifesteren:

- alfa & bèta, in Angelsaksische landen bekend als sciences & humanities (gamma = social sciences)

C.P. Snow [iii] stelt in The Two Cultures (1956) dat er een onvruchtbare scheiding bestaat tussen alfa & bèta,

en dat in intellectuele kringen bèta wordt afgedaan als toegepaste, technische wetenschap voor ingenieurs;

Plato of Shakespeare citeren heeft meer status dan Newton of Planck begrijpen

- angelsaksische & continentale filosofie:

angelsaksische filosofie is meer pragmatisch / empirisch georienteerd (Hobbes, Locke, Hume, Bentham, Mill)

continentale filosofie richt zich meer op de condition humaine (mens & cultuur)

- analytische filosofie enerzijds, en semiotiek en structuralistische (taal)filosofie anderzijds:

de analytische filosofie en de linguistic turn waren vooral van invloed op de angelsaksische filosofie

de 'continental linguistic turn' (na WO2) vond weinig weerklank in de angelsaksische filosofie (tot Rorty)

[iv] pioniers van de analytische filosofie (en logisch atomisme) vóór Wittgenstein:

Gottlob Frege: "The Foundations of Arithmetic" (1884) & Bertrand Russell: "On Denoting" (1905)

[v] Giambattista Vico (1668-1744) opperde al in 1710 dat "waarheid een constructie is" ("verum esse ipsum factum")

Kant onderscheidde zich van eerdere Verlichtings-filosofen in dat zijn denken een idealistisch aspect heeft:

kennis is niet objectief, maar een constructie van ons denken; de werkelijkheid op zichzelf is onkenbaar

hij introduceerde het idee dat wij de werkelijkheid interpreteren als het ware 'gefilterd door een bril' [vi]

de mens neemt niet eenvoudig waar, maar interpreteert de werkelijkheid door aanschouwingsvormen

ons kenvermogen structureert waarneming, legt vorm op aan de wereld ("de mens is de maat aller dingen")

de werkelijkheid zelf, los van onze interpretatie (het Ding an sich), is onkenbaar

"de wereld die de mens waarneemt en op basis waarvan hij handelt, de fenomenale wereld, is een menselijke creatie, een product van fundamentele mechanismes inherent aan de structuur van het menselijk bewustzijn"

[vii] Hamann was volgens Berlin "the most passionate, consistent, extreme and implacable enemy of the Enlightenment"

[viii] mensen verbeelden de werkelijkheid in de vorm van stereotypen en tegenstellingen binnen taal,

resulterend in denken en voelen, èn in de interactie tussen personen en groepen, in stelsels van polariteiten

F. de Saussure Course in General Linguistics (1913)

A. Radcliffe-Brown Structure and Function in Primitive Society (1952)

Jaques Lacan The Seminars of Jacques Lacan, part 1 - 27 (1953-1980)

Claude Lévi-Strauss La Pensée sauvage & Le Totemisme aujourdhui (1962)

Hayden White Metahistory: The Historical Imagination in Nineteenth-Century Europe (1973)

Clifford Geertz The Interpretation of Cultures: Selected Essays (1973)

Michel Foucault Discipline and Punish (1977)

Pierre Bourdieu Outline of a Theory of Practice (1977)

[ix]

................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download