Lap-top



2: wetenschapsfilosofie: Karl Popper

≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈

Richard Feynman: “Philosophy of science is about as useful to scientists as ornithology is to birds”

wetenschapsfilosofie is kritische reflexie op wetenschappelijke kennis, methode, of bedrijf

de bekendste wetenschapsfilosoof is Karl Popper (1902-1994)

Popper baseerde zich voor zijn theorie expliciet op Xenophanes (570 - 475 v.Chr.), die stelde:

"de waarheid kunnen wij niet kennen, dus moeten we ons beperken tot hypothesen"

Xenophanes leefde in de pre-socratische periode (tijdens het ontstaan van de Griekse filosofie);

d.w.z. vóór Socrates & Plato (6e & 5e eeuw v.Chr.), toen wetenschap en filosofie nog synoniem waren

de pre-socratische filosofen verwierpen de mythologie als verklaring voor natuurlijke fenomenen,

en zochten naar rationele verklaringen omtrent de aard van werkelijkheid

Thales (624-545 v.Chr.), die geldt als 1e filosoof, stelt:

1: opvattingen over de werkelijkheid mag men alleen baseren op de ervaring, niet op de goden

2: opvattingen moeten gestaafd worden aan de hand van argumenten, niet van geloofs-overtuiging

belangrijk element t.o.v. de poly-theïstisch mythologie was het reductionisme:

reduceren van de fenomenen tot 1 onderliggend principe / 1 oer-zaak (vgl: wetenschap & mono-theïsme)

4 belangrijke begrippen daarbij:

- archè = oer-beginsel (oorsprong = oer-bron), zowel begin(punt) als leidend principe, van "goddelijke" aard

- physis = natuur (zowel in de betekenis van niet-cultuur, alsook in de betekenis van aard, wezen, essentie)

- logos = natuur-wet, theorie,verklaring (nomos = menselijke wet; vgl. eco-nomie / eco-logie)

- kosmos = orde

• empiristen: Ionische natuur-filosofen (physikoi), Milete (nu Turkije): gaan af op waarneming en ervaring

onderzoeken natuurlijke fenomenen en komen al speculerend (inductie) tot een theorie (kosmologie/fysica)

inductie = generaliseren / speculatief: meetinstrumenten en experiment zien we pas na de middeleeuwen

• rationalisten (Elea, nu zuid-Italië): vertrouwen op de rede (verstand) en logica, wantrouwen de waarneming

zijn m.n. op zoek naar het fundament van kennis, het wezen / de essentie van dingen (ontologie/metafysica)

d.m.v. deductie (= afleiden van een specifiek geval uit een algemene hypothese of axioma)

natuur-filosofen: Xenophanes,Thales, Anaximander, Anaximenes, Anaxagoras, Empedocles, Democritos

waren voorlopers van de natuurwetenschappen (natuurkunde, astronomie, scheikunde, biologie, evolutieleer)

Thales (624-545 v.Chr.)

- voorspelde de zonsverduistering van 585 v.Chr.

- stelling van Thales: manier om de hoogte van piramides te berekenen

- berekende vanaf de kust de afstand tot een schip

Anaximander (611-546 v.Chr.)

- introduceerde astronomische meet-instrumenten, zoals de zonnewijzer

- tekende als eerste een kaart van de wereld

- de aarde zweeft vrij in de ruimte, en verkeerde eerst in vloeibare toestand

door opwarming door de zon ontstonden vissen; de 1e levende diersoort

door verdamping door de zon werd de aarde droger, en ontstonden er uit vissen andere diersoorten en mensen

Xenophanes (570 - 475 v.Chr.)

- bestudeerde fossielen en schelpen, en meende dat het land waarop ze waren gevonden zee moet zijn geweest

- meende dat de aarde ontstaan is uit condensering van water, dat zich vormde tot oer-modder: bron van leven

Leucippus (470-410 v.Chr.)

- introduceert het causaliteits-principe ("alles heeft een oorzaak")

- introduceert het idee van het atomisme: alles bestaat uit miniscule ondeelbare (a-tomos), eeuwige deeltjes

rationalisten: (Elea, Zuid-Italië / Athene, Griekenland):

Pythagoras, Parmenides, Zeno, Melissus, Socrates, Plato

stellen waarheid, rede en weten tegenover schijn, voorstelling en ervaring

de wereld die wij waarnemen is contingent (toevallig, eindig, imperfect, een afgeleide)

geen theorie over het zijnde (de dingen) of het heelal (kosmologie), maar over het ZIJN (ontologie)

het correcte denken richt zich op het ene, ondeelbare, onveranderlijke en eeuwige

alleen via de rede kom je tot ware kennis (rationalisme)

Parmenides (540 v.Chr.)

"het zijnde is, het niet-zijnde is niet"; men kan alleen een "zijn" denken, niet een "niet-zijn"

er is dus geen lege ruimte mogelijk, want het niet-zijn kan niet gedacht worden

dus is er ook geen beweging mogelijk (als iets van A naar B reist was er bij B een niet-zijn, en resteert er bij A een niet-zijn)

zonder beweging ook geen verandering, dus geen ontstaan of vergaan, want als iets ontstaat was dat er eerst nog niet,

niets komt uit niets voort dus het zijn kan alleen uit het zijn voortkomen

het zijn is kent geen veelheid of verscheidenheid; het is één en ondeelbaar, onveranderlijke en eeuwig

Zeno (490-430 v.Chr.)

grondlegger van de dialectiek:

een redeneervorm die door middel van het gebruik van tegenstellingen naar waarheid probeert te zoeken

1] Achilles en de schildpad: als je een voorsprong wilt overbruggen, moet je eerst de helft van die afstand overbruggen

2] een vliegende pijl bevindt zich op elk moment op een gegeven plaats in de ruimte, is op elk moment in rust

Plato (428-347 v.Chr.)

- Vormen-leer

≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈

Renaissance / wetenschappelijke revolutie (1543-1650):

na de middeleeuwen verwerping van autoritaire kennis t.g.v. eigen kritische observatie

i.p.v. de vraag "wat zegt de bijbel of Aristoteles hierover?" nieuwe vraagstelling "hoe werkt het?"

alleen het hoe is interessant, het waarom wordt overgelaten aan de theologie en metafysica

wetenschappelijke revolutie: wiskundig & mechanistisch wereldbeeld (exact)

2 peilers van de wetenschappelijke methode:

- rationalisme: kwantitatieve benadering (wiskunde) + theorievorming (ratio) + voorspellen (deductie)

- empirie: instrumentele waarneming (verificatie/inductie) + standaardisering + experiment + herhaalbaarheid

Galileo Galilei (1564-1642)

"Het boek der natuur ligt opengeslagen voor ons... Om het te lezen hebben we wiskunde nodig, want het is in die taal geschreven"

hij stelt niet de vraag naar het waarom (wezen & doel), maar naar het hoe (causa efficiens)

Johannes Kepler (1571-1630)

de grieken maakten de fout alles te willen verklaren uit kwalitatieve verschillen

universum is kwalitatief homogeen, met kwantitatieve verschillen (vgl. Pythagoras)

als natuur-filosofische discipines evolueren tot zelfstandige wetenschappen, blijft de filosofie vertwijfeld achter

nieuwe taak voor de filosofie = natuurwetenschappelijke kennis filosofisch funderen (wetenschaps-filosofie)

de 2 aspecten van de wetenschappelijke methode (rationalisme & empirisme)

die in de praktijk zeer vruchtbaar samengingen, bleven filosofisch moeilijk verenigbaar

Descartes (1596-1650): methode van fundamentele twijfel leidt tot dualisme: geest & materie

≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈

Verlichting (18e & 19e eeuw)

ontstaan van de wetenschaps-filosofie, vanuit 2 benaderingen:

1: wat is de aard en geldigheid van wetenschappelijke kennis en methode?

oftewel: wat is de epistemologische (=ken-theoretische) legitimatie van wetenschap?

2: wat is het maatschappelijk belang van wetenschap? en wat is de sociale legitimatie ervan?

1e: Hume, Kant

2e: Bacon, Mill, Voltaire, Marx

deze vragen van de wetenschapsfilosofie zijn essentialistisch en normatief (geen wetenschappelijke benadering)

de wetenschaps-wetenschappen zijn pas ontstaan in de 20e eeuw

≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈

Auguste Comte (1798-1857)

grondlegger van de sociologie & wetenschapsfilosofie

introduceert de term positivisme: alleen het positief waarneembare is relevant (vgl: Wittgenstein)

(positivisme staat niet tegenover pessimisme; heeft nix te maken met optimisme, ambitie, etc)

positief = aanwezig, direct aantoonbaar, verifieerbaar, bewijsbaar, niet absoluut, maar maximale zekerheid

negatief = afwezig, indirect aantoonbaar, aannemelijk, circumstantial evidence = dus speculatief

"If it is true that every theory must be based upon observed facts, it is equally true that facts can not be observed without the guidance of some theories. Without such guidance, our facts would be desultory and fruitless; we could not retain them: for the most part we could not even perceive them"

dus een combinatie van rationalisme (theorie) en empirie (waarneming / verificatie)

hij was een kind van de verlichting: geloof in vooruitgang, emancipatie, solidariteit door kennis

hij zag de ontwikkeling van een maatschappij in 3 stadia:

• theologisch (religieus), waarin men gelooft in een absolute ordening der dingen

• metafysisch (abstract/filosofisch), waarin men kritische vragen stelt aangaande deze ordening

• positivistisch (wetenschappelijk), basis voor een nieuwe ordening

(N.B: de periode van de pre-socraten t/m de middeleeuwen verliep in omgekeerde richting!)

hiërarchie:

• natuurkunde - scheikunde - biologie - sociologie (geen psychologie!)

sociologie moest iets worden tussen filosofie, letteren en natuurwetenschap (gamma)

• taak van de filosofie is het synthetiseren van alle exacte disciplines tot één systeem (vgl: Mannheim)

≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈

Russell & Wittgenstein

logisch atomisme: op de logica gebaseerde epistemologie (ken-theorie)

de wereld is volgens logische regels opgebouwd uit elementaire feiten of atomen

het logisch atomisme en de Tractatus hebben veel invloed uitgeoefend op de Wiener Kreis

≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈

Karl Mannheim (1893-1947)

was een tijdgenoot van Wittgenstein en de logisch positivisten van de Wiener Kreis

voorloper van de kennis-sociologie (sociologie van de wetenschappen)

hij houdt zich niet met natuurwetenschappen bezig, alleen met sociale wetenschappen

een belangrijk thema in die tijd (bijv. voor Weber 1864-1920) was waardevrijheid

volgens Mannheim bestaan waardevrijheid & objectiviteit niet, alles is een denkstijl

een denkstijl is een door een groep gedeeld interpretatie-kader (vgl. Kuhn's paradigma)

methodologische kriteria gelden binnen een denkstijl, niet erbuiten

ook wat als waardevrij en als feit geldt is afhankelijk van de context binnen een denkstijl

concurrentie tussen denkstijlen valt niet te beslechten met objectieve kriteria (vgl. taalspelen),

want objectieve criteria bestaan niet: maken deel uit van een denkstijl

dus: relativisme? nee zegt Mannheim: perspectivisme

hij gebruikt een optische metafoor: zoals we in de wereld altijd maar één kant van een object zien,

zo ziet elke denkstijl slechts één aspect van de werkelijkheid, vanuit een bepaald perspectief

perspectivisme is niet persé relativisme, afhankelijk van hoe je beide termen definieert

perspectivisme verwijst naar een kijk op de wereld vanuit een bepaald standpunt

dit is geen ontologisch pluralisme! de werkelijkheid kan 1 zijn, maar de waarheid pluriform...

hangt af van welke vragen we stellen, vanuit welke waarde-beladen context

verschillende denkstijlen zijn dus niet compatibel (commensurabel), maar vullen elkaar wel aan

als we alle perspectieven in één beeld verenigen (puzzle), hebben we een compleet beeld

we kunnen dit complementair perspectivisme noemen

als men bereid is het eigen interpretatie-kader ter discussie te stellen is communicatie mogelijk

wetenschappers moet het eigen interpretatie-kader als denkstijl leren herkennen

de kennis-sociologie kan de waardegeladenheid van denkstijlen expliciet maken

en zo als een scheidsrechter boven de partijen staan

≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈

Wiener Kreis (= Ernst Mach Verein)

leden: Moritz Schlick , Otto Neurath, Carl Hempel, Gustav Bergmann, Rudolf Carnap, Herbert Feigl,

Philipp Frank, Kurt Gödel, Hans Hahn, Tscha Hung, Victor Kraft, Karl Menger, Richard von Mises,

Marcel Natkin, Olga Hahn-Neurath, Theodor Radakovic, Rose Rand, Friedrich Waismann

trachten logisch atomisme te benutten voor uitwerking van een wetenschappelijk wereldbeeld:

het logisch positivisme (of logisch empirisme of neo-positivisme);

een combinatie van de logische analyse van de taal en empirisme

(= strikt empirische interpretatie van het logisch atomisme; in de Tractatus is hierover niets te vinden)

ostentieve (aanwijzende) definitie: verbindt een naam met een ding, door een uitspraak te doen (dit is rood),

en tegelijkertijd een (rood) voorwerp te tonen of aan te wijzen

ze gaan (net als het logisch atomisme) uit van de correspondentie-theorie van de waarheid:

waar zijn alleen die uitspraken die overeenkomen met de feiten

dat betekent dat alle geldige uitspraken wetenschappelijk verifieerbaar moeten zijn:

via vaste regels te herleiden tot waarnemingsgegevens; al het andere is speculatie

dit heet het verificatie-criterium: alleen die zinnen (elementaire proposities) hebben betekenis,

waarvan aan de hand van proef-ondervindelijke ervaring is na te gaan of zij waar of onwaar zijn

op basis van een eindig aantal waarnemingen probeert men tot algemene uitspraken te komen

deze uitspraken beschrijven wetmatigheden

het trekken van algemene conclusies uit individuele gevallen heet inductie

inductieve generalisaties spelen een essentiële rol bij de totstandkoming van wetten / theorieën

een theorie is een verzameling zinvolle beweringen, met een deductieve structuur

sommige van die beweringen zijn axioma's, waaruit andere beweringen afgeleid kunnen worden

als van een deductie de premissen waar zijn, is de conclusie noodzakelijk ook waar

meestal zijn er verder nog aanvullende hulphypothesen nodig om tot voorspellingen te komen

voorspellingen zijn nodig voor verificatie van de theorie

hamvraag is: hoeveel voorbeelden heb je nodig om de theorie te bevestigen? (één zwaluw maakt nog geen zomer)

hoe meer hoe beter: de confirmatie-graad (of verificatie-graad) is de mate van waarschijnlijkheid

≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈

Karl Popper (1902-1994)

komt met een andere insteek t.a.v. rationalisme vs. waarneming, theorie vs. empirie

verificatie is geen manier om de geldigheid van algemene uitspraken (theorieën) te demonstreren

de dag na invoering van de €uro verklaarde Gerrit Zalm dat het onterechte bezorgdheid van critici was dat alles duurder zou worden; hij had net nog geluncht in een broodjeszaak en de rekening bedroeg omgerekend hetzelfde als voorheen...

David Hume (1711-1776): een X aantal observaties dat B volgt op A is geen bewijs dat dat altijd zo is

(en zéker niet dat er een causaal verband is: ooievaars & babies)

als je een nieuw type auto op veiligheid wilt testen dan is de manier daarvoor niet om de producent ervan zelf die veiligheid te laten demonstreren: hij zal geen risico's nemen en met de toegestane snelheid op een B-weg in de polder laten zien dat het een prima auto is. maar de concurrent of de consumentenbond zal vooral op zoek gaan situaties waarin zou kunnen blijken dat de auto onveilig is: zij zullen bijv. de auto met crash-test dummies frontaal tegen een muur op laten rijden.

hetzelfde geldt voor theorieën: die moet je niet bevestigen, maar op de proef stellen!

de hypothese / theorie dat alle zwanen wit zijn bewijs je niet door 1000 witte zwanen te zoeken,

maar door 1 niet-witte (zwarte, grijze, paarse) zwaan te vinden

i.p.v. verificatie neemt Popper dus het falsificatie-beginsel als demarcatie-criterium voor wetenschap:

vind een tegenvoorbeeld !

het wetenschappelijk gehalte van een theorie wordt bepaald door haar empirische inhoud:

de hoeveelheid potentiële falsificatoren van een theorie

potentiële falsificatoren zijn basisuitspraken waaraan de theorie kan worden getoetst

een basisuitspraak is een bewering die ontkent wat de universele uitspraak stelt:

bijv: "deze zwaan is zwart" = basisuitspraak, "alle zwanen zijn wit" = universele uitspraak

wanneer de basisuitspraak waar is, is de bijbehorende universele uitspraak onwaar

oftewel: als een basisuitspraak wordt aanvaard, leidt dat tot falsificatie van de theorie

de falsifieerbaarheid van een theorie neemt toe naarmate de empirische inhoud toeneemt

Popper is niet geïnteresseerd in de confirmatie-graad (of verificatie-graad) van een theorie,

maar in de corroboratie-graad: de mate waarin theorieën (strenge) toetsen hebben doorstaan

i.p.v. positivisme (empirisme) dus: kritisch rationalisme

kennisontwikkeling begint vanuit de ratio, en via methodologische regels (falsificatie, corroboratie) kan kennis worden verbeterd, maar is nooit zeker; kennis zal altijd hypothetisch (veronderstelling) blijven (vgl: Xenophanes!)

net als in de natuurlijke evolutie: trial & error bepalen het succes, niet een metafysische waarheid

wetenschap heeft dus niets te maken met zekerheid, maar is vooral veel gissen en uitproberen:

theorieën waar (nog) géén tegenvoorbeeld voor gevonden is zijn (tot dusver) betrouwbaar

tenzij er geen tegenvoorbeeld voor gevonden kán worden, dan is er geen sprake van een empirische theorie, maar van pseudo-wetenschap, metafysica, kunst, ideologie, etc.

dit past Popper ook toe op politieke en sociaal-maatschappelijke theorieën

"The open society and its enemies" (1945) behandelt Plato - Hegel - Marx

ideologieën & utopieën zijn gesloten systemen, laten zich niet falsifiëren

pas in de praktijk zal blijken dat deze samenlevingen net zo gesloten zijn als de theorie waarop ze gebouwd zijn!

openheid in theorie is een voorwaarde voor de open samenleving

Popper pleit voor een open, democratische samenleving, met een pragmatisch (niet-idealistisch) beleid

elke beleidsmaatregel moet in de praktijk getest worden, en van daaruit zien we verder

i.p.v. een revolutie (die kind met badwater weggooit, en vervangt voor een niet bewezen ideologie: utopian social engineering), pleit Popper voor piecemeal social engineering

"the piecemeal engineer will adopt the method of fighting against the greatest and most urgent evil of society, rather than fighting for its greatest ultimate good"

dus: bestrijd onrechtvaardigheid waar evident i.p.v. strijden voor een rechtvaardige samenleving

je zou kunnen zeggen: kritisch rationalisme = negativisme boven positivisme

≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈

Imre Lakatos (1922-1974)

wetenschap gaat niet over geïsoleerde theorieën, maar over onderzoeks-programma's,

over theorie-vorming als proces en traditie, over reeksen of ketens van theorieën,

met een harde kern van axioma's als traditie, en hulp-hypothesen die steeds weer bijgesteld worden

binnen een onderzoeks-programma is er dus sprake van theorie-wisselingen

een theorie is altijd voortbouwen op een vorige theorie: wetenschap in ontwikkeling dus (evolutie)

bij falsificatie wordt de harde kern van de theorie doorgaans niet verworpen,

maar de hulp-hypothesen worden aangepast / bijgesteld...

wordt een aanzienlijk deel van de theorie verworpen, dan nog niet het hele onderzoeks-programma

hangt af van of een onderzoeks-programma vruchtbaar / succesvol is, of stagneert

pas bij langdurige stagnatie (van jaren) wordt een theorie / programma verlaten (vgl: phlogiston)

voorspellingen zijn hierbij van cruciale betekenis, en

zowel verificatie (confirmatie) als falsificatie (c.q. corroboratie) spelen hierbij een rol (+punten & -punten)

voor vooruitgang binnen een onderzoeks-programma moet een theorie-wisseling voldoen aan 3 eisen:

1] de nieuwe theorie moet minstens hetzelfde verklaren wat de voorganger verklaarde

2] de nieuwe theorie moet nieuwe feiten voorspellen

3] sommige van die nieuwe feiten moeten langs empirische weg worden bevestigd

voldoet een theorie-overgang aan 1] en 2] dan heet deze theoretisch progressief

voldoet een theorie-overgang aan 1], 2] en 3] dan heet deze empirisch progressief

≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈

Thomas Kuhn (1922-1996)

boekt de wetenschap vooruitgang? dat impliceert een doel / richting... wat is het doel dan?

Carnap, Popper, Lakatos: produceren van ware, verklarende theorieën over de werkelijkheid

wat is dan de relatie tussen waarheid & werkelijkheid? correspondentie? afbeelding? (realisme)

of is vooruitgang: steeds betere verklaringen voor empirische verschijnselen? (instrumentalisme)

de vraag naar wat de werkelijkheid werkelijk is wordt dan minder relevant (ding-an-sich)

wat een feit is wordt bepaald door regels die binnen een paradigma (wereldbeeld) gelden:

feiten zijn sociale en theoretische constructies! (vgl: Wittgenstein's theorie over taal-spelen)

elk onderzoeks-programma heeft een paradigma, waarbinnen progressie mogelijk is

paradigma (of disciplinaire matrix) = conceptueel kader, wetenschappelijk wereldbeeld, denk-stijl

paradigma is het maatgevend voorbeeld dat wetenschappers door socialisatie in een wetenschappelijke gemeenschap verwerven (paradigma = Grieks voor voorbeeld) ,

het geeft impliciet richting aan het onderzoek in een bepaald wetenschapsgebied

wetenschappers zien de werkelijkheid vanuit een kader van gedeelde metafysische vooronderstellingen;

door een "bril" met een specifieke kleur of vervorming: objectiviteit bestaat dus niet

paradigma's kunnen zelf niet getoetst worden, want het zijn geen feiten; het zijn perspectieven

ze bepalen wat als toetsing of als feit kan gelden, en gaan dus vooraf aan toetsing

Kuhn volgt Lakatos in het idee van vooruitgang binnen één onderzoeks-programma

in tijden van normale (stabiele) wetenschap zijn theorieën commensurabel (vergelijkbaar, compatibel)

vgl: iedereen bouwt met verschillende stukjes aan dezelfde "puzzel"

onverklaarde verschijnselen die niet te vatten zijn binnen het geldende kader heten anomalieën:

(stukjes die niet in de puzzel passen) worden in eerste instantie terzijde gelegd

maar als de stapel anomalieën erg groot wordt, komt het paradigma onder druk te staan

als een onderzoeks-programma stagneert, en een ander neemt het estafette-stokje over,

dan is er sprake van een wetenschappelijke revolutie, een paradigma-wisseling

in zo'n periode van revolutionaire wetenschap wordt gezocht naar nieuwe wereldbeelden

concurrerende visies die pretenderen anomalieën te kunnen integreren, bestaan dan naast elkaar

deze periode komt tot een einde wanneer één van de nieuwe voorstellen de steun verwerft van de wetenschappelijke gemeenschap: er ontstaat een nieuw paradigma / disciplinaire matrix

dit gebeurt niet op basis van rationele criteria zoals Lakatos die opstelde:

vaak wordt er overgeschakeld naar een nieuw onderzoeks-programma / paradigma,

ten koste van Lakatos’ 1e eis: (de nieuwe theorie moet minstens hetzelfde verklaren wat de voorganger verklaarde)

blijkbaar is het 2] voorspellen van nieuwe feiten, en 3] langs empirische weg bevestigen daarvan,

belangrijker dan dat 1] de nieuwe theorie minstens hetzelfde verklaart als de oude theorie

we spreken in zo'n geval van Kuhn-loss; m.a.w: revoluties zijn niet behoudend (niet conservatief)

wetenschappelijke revoluties zijn dus paradigama-wisselingen: maar is er ook sprake van vooruitgang?

er is geen gemeenschappelijk kader aan de hand waarvan twee paradigma's met elkaar gemeten of in elkaar vertaald kunnen worden: paradigma's zijn incommensurabel (niet-compatible); vgl. taal-spelen, culturen

dus is er ook geen onafhankelijk criterium voor wetenschappelijke kennis: verificatie noch falsificatie

wat wetenschappelijk is, wordt bepaald door het paradigma van een wetenschappelijke gemeenschap,

dus door een bedrijfscultuur (een taalspel)

empirische incommensurabiliteit = golf-theorie vs deeltjes-theorie van licht: wetenschappelijk onverzoenbaar

theoretische incommensurabiliteit = verschil in taal-spel: gestalt-psychologie vs. behaviourisme

sociologische incommensurabiliteit = verschil in vak-gebied: homeopathie vs. reguliere geneeskunde

≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈

empirische wending:

Popper, Lakatos en Kuhn gingen er allemaal van uit dat theorieën elkaar afwisselden of opvolgden

maar concurrerende onderzoeks-programma's / paradigma's kunnen lange tijd naast elkaar bestaan

bijv: kinetische gas-theorie en thermo-dynamica (Korthals: p. 61-65)

reden hiervoor is dat onderzoeks-programma's / paradigma's niet op zichzelf staan,

maar ingebed zijn in een praktijk en de samenleving, en daar deels hun bestaansrecht aan ontlenen

en ook de leden van de wetenschappelijke gemeenschap zijn sociaal-maatschappelijke wezens,

met hun eigen (vastgeroeste) denkbeelden, jargon, belangen, afhankelijkheid, loyaliteit, etc

het idee dat wetenschap mensenwerk is heeft geleid tot opkomst van nieuwe benaderingen:

- wetenschaps-sociologie SSK = sociology of scientific knowledge (Steven Woolgar, Harry Collins)

- wetenschaps-antropologie ANT = actor-netwerk theorie (Bruno Latour)

- wetenschaps-psychologie cognitieve psychologie en creativiteit

- wetenschaps-geschiedenis

- wetenschaps-economie

deze benaderingen kenmerken zich door empirische afstandelijkheid (zoals het behaviourisme),

en kijken wat wetenschappers doen, zonder zich met de inhoud of betekenis te bemoeien

i.p.v. normatieve regels en demarcatie-criteria die bepalen wat wel of niet wetenschap is,

wordt er meer gekeken naar hoe wetenschappers en hun omgeving interacteren: empirisch dus

(vgl. de verschuiving van het waarom, naar de hoe-vraag tijdens de wetenschappelijk revolutie!)

er wordt gezocht naar regels die wetenschappers volgen bij het opstellen van experimenten en theorieën,

en men onderzoekt de inbedding daarvan in een bepaalde sociaal-maatschappelijke praktijk

de houding t.a.v. wetenschappelijke kennis na de jaren '70 wordt over het algemeen gekarakteriseerd door:

- instrumentalisme: theorieën beschrijven niet de werkelijkheid,

maar zijn instrumenten ter ordening en voorspelling van waarnemings-gegevens

- constructivisme: wat wij feiten noemen zijn geen objectief, los van waarneming bestaande dingen,

maar theoretische en/of sociale constructies

- relativisme: er zijn geen universele maatstaven voor waarheid; waarheid stoelt niet op

absolute en universele onafhankelijke criteria, maar is historisch en maatschappelijk bepaald

≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈≈

................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download