1 - Economie Markland College Zevenbergen



Toetsboek hoofdstuk 16 goede tijden slechte tijden (deel 2)

1 De Nederlandse export hangt af van de conjuncturele ontwikkeling in de wereld. Kun je met behulp van de tabel een uitspraak doen over deze conjuncturele situatie in de eerste jaren van het derde millennium.

[pic]

2 De economische groei in Nederland is in 1998 bijna 4% geweest. Een groei van de productie in deze orde van grootte duidt op een fase van hoogconjunctuur. Typerend voor een fase van hoogconjunctuur is dat de arbeidsmarkt krapper wordt waardoor de lonen kunnen stijgen.

a Noem een ander kenmerk van een fase van hoogconjunctuur.

b Leg uit hoe een verkrapping van de arbeidsmarkt tot een loonstijging kan leiden.

Omdat een loonstijging de internationale concurrentiepositie van Nederland in gevaar kan brengen pleiten sommigen voor beperking van de loonstijging. Deze beperking kan via verbetering van de internationale concurrentiepositie tot toename van de export leiden.

c Leg uit dat beperking van de loonstijging tot verbetering van de internationale concurrentiepositie kan leiden.

d Leg uit dat verbetering van de internationale concurrentiepositie tot toename van de export kan leiden.

Een toename van de export kan leiden tot afname van het overheidstekort.

e Geef daarvoor een verklaring. Betrek in het antwoord zowel de inkomsten als de uitgaven van de overheid.

Om de sterke concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van het buitenland te behouden, wordt door de Nederlandse overheid veel extra geld geïnvesteerd in verbetering van de vervoersmogelijkheden, zoals de Betuwelijn.

f Leg uit dat een recessie in Duitsland tot een recessie in Nederland kan leiden.

3 Bevriezen in Japan, ontdooien in IJsland

Uit een tijdschrift (maart 2006):

De yen is de valuta van Japan. De Japanse munt is een van de belangrijkste valuta in Azië en in de internationale valutahandel. Door de omvangrijke buitenlandse handel van Japan wordt de yen veel gevraagd en aangeboden. In 2000 vond de centrale bank van Japan een renteverlaging noodzakelijk, gezien de conjuncturele fase waarin de Japanse economie zich toen bevond. Daarna heeft het belangrijkste rentetarief in Japan op of vlak boven 0% gestaan. De aanhoudend lage rente was vervolgens de oorzaak van de depreciatie van de yen.

a Welke conjuncturele fase is bovenstaand bedoeld: hoogconjunctuur of laagconjunctuur? Verklaar het antwoord.

Juni 2005:

Karel en Iris zijn onlangs geëmigreerd naar IJsland en wonen voorlopig in een huurhuis. Voor het kopen van een huis moeten ze een hypothecaire lening afsluiten. Al enige tijd houden ze via Internet de rentetarieven in de gaten. Karel vergelijkt advertenties van internetbanken in IJsland en Japan (bron 15).

Iris: “Als we een lening afsluiten bij een Japanse internetbank hebben we een schuld in Japanse yen: is dat wel verstandig?” Karel laat Iris een grafiek zien van de koersontwikkeling van de IJslandse kroon in Japanse yen (bron 16A) en concludeert: “Met een lening in Japanse yen verwacht ik dat we een rentevoordeel en een valutavoordeel krijgen.”

Oktober 2006:

Karel en Iris kopen een huis in IJsland en sluiten daartoe een hypothecaire lening af bij een Japanse internetbank van 30.000.000 yen. Beiden zijn optimistisch over de goedkope constructie, totdat er in 2008 wordt bericht over een mondiale kredietcrisis.

[pic]

[pic]

Gebruik bronnen 15 en 16A.

b Verklaar de verwachting van Karel dat er in het geval van een hypothecaire lening bij de Japanse internetbank sprake kan zijn van een rentevoordeel en van een valutavoordeel. Verwijs in het antwoord naar de gebruikte informatie uit de bronnen.

c Leg uit welke afweging tussen lastenvoordeel en risico Karel en Iris maken, als ze bewust kiezen voor een hypothecaire lening bij een Japanse internetbank en niet bij een IJslandse internetbank.

In de periode oktober 2006-oktober 2008 hebben Karel en Iris 2.343.750 yen afgelost op hun hypotheekschuld. Toch is de schuld in kronen groter geworden.

Gebruik bron 16B.

d Laat met een berekening zien dat de hypotheekschuld in kronen is verdubbeld in de genoemde periode, ondanks het feit dat ze een deel van de schuld hebben afgelost.

[pic]

4 China wil Bancor

[pic]

a Leg uit dat het risico op inflatie bij ‘het openzetten van de geldkraan’ relatief klein is in een situatie van recessie. Gebruik in je uitleg de verkeersvergelijking van Fisher.

De VS heeft al jaren een tekort op de betalingsbalans. Met name het tekort op de lopende rekening met China is erg hoog. Vaak leidt een tekort op de lopende rekening tot een verandering van de wisselkoers. Dat is voor de VS, in relatie tot China, in de afgelopen jaren nauwelijks gebeurd.

Tot juli 2005 was de koers van de yuan met een vaste pariteit gekoppeld aan de dollar. Tussen juli 2005 en juli 2008 is deze vaste koppeling beperkt versoepeld. Vanaf juli 2008 heeft de Chinese centrale bank deze koppeling weer hersteld.

b Leg uit welke koersverandering van de yuan een gevolg kan zijn van een tekort op de betalingsbalans van de VS met China, als de wisselkoers niet gekoppeld wordt.

c Verklaar de keuze voor een vaste koppeling tussen dollar en yuan, vanuit het perspectief van de Chinese economie.

Naar aanleiding van bron 6 doet de schrijver van het bovenstaande artikel een uitspraak:

“In maart 2008 bedroeg de totale waarde van het door Chinezen in Amerikaanse dollars belegde vermogen 2.000 miljard dollar. Stel dat tussen maart 2008 en maart 2009 dat vermogen is gegroeid met 10 miljard dollar. Je kunt berekenen dat de Chinezen er in vermogen toch op achteruit zijn gegaan, als je kijkt naar bron 6.”

Gebruik bron 6.

[pic]

d Laat de berekening zien die de schrijver bedoelt.

In april 2009 vond een internationale conferentie plaats van de twintig grootste economieën van de wereld (G20). De president van de Centrale Chinese Bank, Zhou Xiaochuan, hield een toespraak. Hij maakte zich niet alleen zorgen over de waardevermindering van het Chinese vermogen in de VS. De bankpresident legde ook uit waarom hij vindt dat de dollar niet langer geschikt is als mondiale reservemunt. De president zei te spreken namens de BRIC-landen: een groep van opkomende economische grootmachten in de niet-westerse wereld: Brazilië, Rusland, India en China.

Timothy Geithner, minister van Financiën van de VS, reageerde op deze toespraak. Hij was het niet eens met de Chinese bankpresident en zag voldoende redenen om de dollar als mondiale reservemunt te handhaven. Ten behoeve van de internationale pers schrijven de beide heren een persbericht.

Gebruik bron 7 en onderstaande informatie.

[pic]

e Schrijf het persbericht van Zhou of het persbericht van Geithner.

∗ Vermeld eerst de naam van de persoon die je kiest en het standpunt dat hij inneemt.

∗ Beargumenteer dat standpunt, met verwijzing naar twee onderdelen uit bron 8.

Gebruik voor het totale persbericht maximaal 70 woorden.

[pic]

[pic]

[pic]

5 Uit een krant (voorjaar 2001) Concurrentiepositie verslechtert

[pic]

a Leg uit hoe een krappe arbeidsmarkt in een land tot verslechtering van de concurrentiepositie van dat land kan leiden.

b Leidt een daling van de koers van de munt van een land tot verbetering of tot verslechtering van de concurrentiepositie van dat land? Verklaar het antwoord.

c Leidt een daling van de arbeidsproductiviteit in een land tot verbetering of tot verslechtering van de concurrentiepositie van dat land? Verklaar het antwoord.

(Havo totaalvak 2004-I-1)

6 Beredeneer of de wisselkoers van de euro ten opzichte van de US$ stijgt of daalt als:

a de rente in de VS daalt.

b de ECB Amerikaanse dollars verkoopt in het kader van haar interventiebeleid. 1p

c de verbetering van de concurrentiepositie van Amerikaanse bedrijven leidt tot een toename van de import door de EU.

d Europese ondernemingen Amerikaanse bedrijven overnemen.

e Amerikaanse ondernemingen dochterondernemingen opzetten binnen de EMU.

7 In deze opgave wordt de totale internationale handel in goederen en diensten in en tussen de werelddelen Amerika, Europa en Azië samen de ’wereldhandel’ genoemd.

Wereldeconomie in onbalans

Er zijn economen die beweren dat Amerika de ’motor van de wereldeconomie’ is. De Bank voor Internationale Betalingen (BIB) maakt zich echter zorgen over de groeiende onevenwichtigheden in de wereldhandel. Er is een groot Amerikaans handelstekort. Dit tekort vindt zijn spiegelbeeld in een handelsoverschot van Europa en Azië. Een dergelijke onevenwichtigheid kan worden gecorrigeerd door wisselkoersbewegingen. Maar die correctie blijft nu uit. Daarom stelt de BIB: „Op deze manier groeien de schuldverhoudingen in de wereld scheef.” De totale waarde van de wereldhandel bedraagt in een bepaald jaar $ 8.000 miljard. In de tabel is voor de drie genoemde werelddelen de waarde van de onderlinge import en export weergegeven. Het betreft uitsluitend de handel in goederen en diensten.

[pic]

a Verklaar het feit dat het totaal in de tabel (3.000) kleiner is dan het totaal van de wereldhandel.

b Hoeveel miljard dollar bedraagt het Amerikaanse saldo op de goederen- en dienstenrekening?

c Geef voor de bewering van de economen een verklaring met behulp van tabel 7.

d Verklaar de stelling van de BIB.

8 Wie vaart de juiste koers?

In Europa willen de landen A, B en C op termijn toetreden tot de Economische en Monetaire Unie EMU). Op dit moment kennen deze landen nog verschillende wisselkoerssystemen, zoals blijkt uit tabel 1.

[pic]

Land A heeft de laatste jaren steeds een tekort op de betalingsbalans met de eurolanden. Dit land heeft gekozen voor een vaste koers van de eigen valuta ten opzichte van de euro om de inflatie in het land te beperken.

Land B heeft de laatste jaren vaak een overschot op de betalingsbalans met de eurolanden, hetgeen leidt tot een opwaartse druk op de koers van de eigen valuta. Daarom besluiten de monetaire autoriteiten van land B tot een aanpassing van de spilkoers van de eigen valuta in euro’s.

a Leg uit hoe land A met het gekozen wisselkoerssysteem kosteninflatie kan beperken.

b Hoe noemen we de verandering waartoe de monetaire autoriteiten van land B besluiten?

Kies uit: appreciatie, depreciatie, revaluatie of devaluatie.

Voordat de landen A, B en C kunnen toetreden tot de EMU, wordt aan elk land de voorwaarde gesteld dat het land materieel evenwicht realiseert op de betalingsbalans, zonder interventie door de monetaire autoriteiten.

c Voor welk van deze landen geldt dat het geen ander wisselkoerssysteem hoeft te kiezen, om te voldoen aan deze voorwaarde voor toetreding? Verklaar het antwoord.

9 Neem aan dat de export van goederen in 2000 ten opzichte van 1999 met 3 procent is toegenomen tot een bedrag van € 210 miljard. Dit komt neer op 45 procent van het bbp. Het saldo van de handelsbalans is in 2000 met € 4 miljard afgenomen tot € 8 miljard.

Rond je antwoorden op onderstaande vragen steeds af op 1 decimaal.

a Bereken de omvang van de goederenexport in 1999.

b Bereken de omvang van de goederenimport in 2000.

c Bereken de goederenimportquote in 2000.

d Bereken de omvang van de goederenimport in 1999.

10 Vrij baan voor vrijhandel

Lange tijd heeft een land haar landbouw en industrie met invoerheffingen beschermd. Een belangrijk argument voor deze protectie was behoud van werkgelegenheid. Enige tijd geleden heeft de regering van dit land echter gekozen voor vrijhandel met andere landen en zijn de invoerheffingen op goederen uit landbouw en industrie geheel afgeschaft. De importprijs van deze producten is daardoor gedaald. Een onderzoeksbureau is een jaar na afschaffing van de invoerheffingen nagegaan welke macro-economische gevolgen zijn opgetreden. In het rapport van het onderzoeksbureau worden voor de landbouw en de industrie van dit land verder de volgende conclusies getrokken:

1 Er bestaat een oorzakelijk negatief verband tussen invoerheffing en arbeidsproductiviteit.

2 Hoe sterker de prijsverandering, hoe groter het effect op de binnenlandse verdeling van productiefactoren.

a Beschrijf twee andere argumenten waarmee protectie veelal wordt verdedigd.

b Geef een verklaring voor conclusie 1.

11 Soedan uitgemolken?

Op reis door Afrika ziet Johan in Soedan in winkels blikken melkpoeder liggen, die afkomstig zijn uit onder andere Nederland en Frankrijk. Zijn Soedanese kennis Marwan vertelt hem dat veel Soedanezen dit goedkope melkpoeder kopen als alternatief voor verse melk, die in Soedan wordt geproduceerd. Deze verse melk, afkomstig van een moderne Soedanese melkfabriek, is kwalitatief uitstekend maar naar verhouding duur. Daarnaast wordt er door straathandelaren goedkope melk verkocht die van slechte kwaliteit is.

Marwan begrijpt niet dat melkpoeder uit Europa goedkoper kan zijn dan verse melk van de Soedanese melkfabriek. Johan herinnert zich van zijn economielessen op de middelbare school dat dit te maken heeft met het Europese landbouwbeleid. Johan belooft voor Marwan uit te zoeken hoe het Europese landbouwbeleid in elkaar zit en welke gevolgen dit beleid voor Soedan kan hebben.

Thuisgekomen in Nederland, verzamelt Johan informatie over het Europese landbouwbeleid. Daaruit begrijpt Johan dat het systeem van interventieprijzen (garantieprijzen) het belangrijkste instrument is van het Europese landbouwbeleid. Vervolgens schrijft hij Marwan de beloofde brief. Daarin zet Johan eerst de werking van het Europese landbouwbeleid uiteen en vervolgens neemt hij stelling tegen dit beleid door een negatief gevolg voor Soedan van dit beleid uiteen te zetten.

De brief van Johan begint als volgt:

“Beste Marwan,

Zoals beloofd, heb ik uitgezocht hoe het Europese landbouwbeleid in elkaar zit en welke gevolgen dit beleid heeft voor Soedanese melkproducenten. Het doel van het Europese landbouwbeleid is vooral het verdedigen van de belangen van de Europese boeren.”

Schrijf het vervolg van de brief.

In deze brief moeten de volgende aspecten aan de orde komen:

a een argument om in Europa een interventieprijs voor melk te hanteren;

b de wijze waarop interventieprijzen in Europa een melkoverschot veroorzaken.

Daarnaast moet in de brief naar eigen keuze één van de onderstaande aspecten aan de orde komen. Kies daarbij het aspect dat het best in de brief past.

1 het gevolg van het wegwerken van melkoverschotten door Europa voor melkproducenten in Soedan;

2 het gevolg voor de welvaart van de Soedanese burgers van de beschikbaarheid van Europees melkpoeder;

3 het gevolg van het Europese landbouwbeleid voor de efficiëntie van de internationale arbeidsverdeling.

12 Een bedrijf exporteerde in 1993 een product rechtstreeks van Canada naar Mexico. De transactie werd afgewikkeld in Amerikaanse dollars. De exportprijs bedroeg $ 25. Voor de gehanteerde invoertarieven moet je onderstaande tabel gebruiken.

a Bereken het bedrag in Amerikaanse dollars dat een Mexicaanse importeur in totaal voor het product moest betalen.

De VS belastten in 2003 goederen uit Mexico met aanzienlijke invoerrechten. Dat is een vorm van protectie.

b Noem twee andere manieren waarop landen protectie kunnen bedrijven.

[pic]

Mexicaanse bedrijven beschikten over mogelijkheden om die protectie op legale wijze te omzeilen.

c Beschrijf een manier waarop dat zou kunnen.

Eind 1993 sloten de drie genoemde landen een vrijhandelsovereenkomst: de NAFTA.

d Leg uit dat de inwerkingtreding van de NAFTA een negatieve invloed kan hebben op de export vanuit Europa met bestemming VS.

e Leg uit dat de NAFTA op termijn ook een positieve invloed kan hebben op de export vanuit Europa met bestemming VS.

f De NAFTA-landen willen in de verre toekomst een douane-unie gaan vormen. Welke tarieven in het schema zullen met de inwerkingtreding van deze douane-unie veranderen? Verklaar het antwoord.

g Bij een douane-unie gaat de samenwerking tussen de betrokken landen minder ver dan bij een economische unie. Noem twee kenmerken van een economische unie die niet gelden voor een douane unie.

13 Stel je de volgende situatie voor: Jouw school werkt mee aan een internationaal uitwisselingsprogramma en heeft contact met een middelbare school in Petersburg in Rusland. De scholen houden contact door middel van e-mail. Op een dag ontvangt jouw school een e-mail van Andrej, een Russische scholier. Fragment uit de e-mail van Andrej:

[pic]

Je leraar economie vraagt jou een antwoord te sturen naar Andrej. In dit antwoord schrijf jij een betoog waarin jij je Russische medescholier probeert te overtuigen van het voordeel van internationaal vrij verkeer van goederen, diensten en kapitaal voor zowel de Russische economie als de economie van westerse landen.

Jouw antwoord begint als volgt:

„Beste Andrej,

Met veel belangstelling heb ik jouw e-mail gelezen. Graag wil ik je proberen te overtuigen van enkele positieve aspecten van internationaal vrij verkeer van goederen, diensten en kapitaal voor zowel de Russische economie als de economie van westerse landen.”

Schrijf het vervolg van het betoog.

In het betoog moeten de volgende aspecten aan de orde komen:

a de gevolgen voor de omvang van de productiefactor kapitaal in Rusland.

b de gevolgen voor de kwaliteit van de productiefactor kapitaal in Rusland.

Daarnaast moet in het betoog naar eigen keuze één van de onderstaande aspecten aan de orde komen. Kies daarbij het aspect dat het best in het betoog past.

1 De toenemende mogelijkheden voor Rusland om buitenlandse leningen met roebels af te lossen.

2 De gevolgen van internationale arbeidsverdeling voor de welvaart van Rusland en zijn handelspartners.

3 De “inverdieneffecten” voor westerse landen van de aan Rusland gegeven hulp.

Aanwijzingen:

• Gebruik voor het vervolg van het betoog 120 woorden (een afwijking van 20 woorden is toegestaan).

• Het betoog moet een doorlopend verhaal zijn; de onderdelen moeten goed op elkaar aansluiten.

(Havo totaalvak 2001-II-4)

14 Een schraal bakje troost

De prijs op de wereldmarkt voor koffie is gedaald tot € 0,60 per 500 gram. Oorzaak van de prijsdaling van koffie op de wereldmarkt is een verschuiving van de aanbodfunctie waardoor de gevraagde hoeveelheid met 8 miljoen zakken per jaar is toegenomen. De Columbiaanse econoom Valdez stelt: “In de praktijk is de opbrengst voor de koffieboeren 50% van de wereldmarktprijs. De prijsdaling van koffie leidt ertoe dat veel koffieboeren failliet gaan. Koffieboeren moeten minstens € 0,50 per 500 gram ontvangen om een redelijk inkomen te verdienen.”

[pic]

In de tabel is weergegeven hoe de winkelprijs van een pak koffie van 500 gram tot stand komt. Daarbij is uitgegaan van een wereldmarktprijs van € 0,60 per 500 gram en van de veronderstelling dat er precies 500 gram koffiebonen nodig is voor een pak koffie van 500 gram in de winkel.

[pic]

a Hoeveel bedroeg de prijs op de wereldmarkt vóór de verschuiving van de aanbodfunctie? Verklaar het antwoord.

Veronderstel dat de berekeningswijze bij de prijsopbouw zoals gegeven in de tabel ongewijzigd blijft.

b Bereken hoe hoog de winkelprijs inclusief BTW van een pak koffie van 500 gram minstens moet zijn om koffieboeren een redelijk inkomen te laten verdienen.

Havo totaalvak 2005-II-9

15 In Europa streeft een groot aantal landen naar eenwording in de vorm van een economische en monetaire unie. In een krant van 2002 staat daarover het volgende:

In een economische unie is er vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal.

a Noem het kenmerk van een monetaire unie.

[pic]

Een aantal landen uit Midden- en Oost-Europa wil toetreden tot de Europese Unie (EU).

b Leg uit dat door toetreding tot de EU de welvaart in die toetredende landen kan toenemen.

Vooral Duitsland en Oostenrijk verwachten een grote toestroom van immigranten uit de grenslanden Hongarije, Polen, Slovenië, Slowakije en Tsjechië. Een Duitse tegenstander van de uitbreiding zegt: “Door het vrij verkeer van personen zal onze koopkracht dalen.”

Hieronder staan drie tussenstappen:

1 lagere lonen

2 meer immigranten

3 groter aanbod van arbeidskrachten

c In welke van de onderstaande regels staan de tussenstappen in een zodanige volgorde dat ze de gedachtegang van de tegenstander goed weergeven?

A vrij verkeer van personen ( 1 ( 2 ( 3 ( koopkrachtdaling

B vrij verkeer van personen ( 1 ( 3 ( 2 ( koopkrachtdaling

C vrij verkeer van personen ( 2 ( 1 ( 3 ( koopkrachtdaling

D vrij verkeer van personen ( 2 ( 3 ( 1 ( koopkrachtdaling

E vrij verkeer van personen ( 3 ( 1 ( 2 ( koopkrachtdaling

F vrij verkeer van personen ( 3 ( 2 ( 1 ( koopkrachtdaling

Een kenmerk van een economische unie is: één gemeenschappelijk buitentarief. Dat betekent dat in alle lidstaten van de EU hetzelfde invoerrecht geldt voor een product dat wordt ingevoerd uit een niet-EU land. Stel dat voor de handel tussen Nederland, Duitsland en Turkije de onderstaande figuur geldt:

[pic]

d Uit welke twee gegevens in de bovenstaande figuur blijkt dat Nederland en Duitsland al lid zijn van de EU?

e Wat gaat er veranderen aan de invoerrechten van Turkije, als Turkije lid is van de EU?

A de invoerrechten 5%, 8% en 10% worden 0%

B de invoerrechten 5%, 8% en 10% worden 3%

C de invoerrechten 5% en 8% worden 0% en het invoerrecht 10% wordt 3%

D de invoerrechten 5% en 8% worden 3% en het invoerrecht 10% wordt 0%

16 Veel Nederlandse bedrijven zijn sterk op het buitenland gericht: ze exporteren en importeren en hebben vaak vestigingen in het buitenland. Een daling van de koers van de Amerikaanse dollar kan invloed hebben op de totale winst van deze bedrijven.

Veronderstel dat de dollarkoers ten opzichte van de euro gedaald is en dat deze daling het lopende jaar tot een toename van de productie in de Verenigde Staten van Amerika (VS) heeft geleid.

a Leg uit hoe de lagere dollarkoers tot een toename van de productie in de VS leidde.

De Nederlandse supermarktketen Supram heeft ook vestigingen in de VS onder de naam Buy.

b Leg uit hoe door de grotere productie in de VS de winst van de Buy-supermarkten over dit jaar hoger kan worden dan die over vorig jaar.

De winsten van deze Buy-supermarkten worden naar Nederland overgemaakt en in het jaarverslag van Supram verwerkt.

c Leg uit in welk geval de winst van de Buy-supermarkten die Supram over dit jaar in zijn jaarverslag vermeldt, lager zal zijn dan die over vorig jaar.

Het Nederlandse bedrijf Ferron produceert weegschalen en exporteert een groot deel van zijn producten naar de VS.

d Zal de lagere dollarkoers een positieve of een negatieve invloed hebben op de winst van Ferron? Verklaar het antwoord.

Het Nederlandse researchbedrijf Questa verricht veel onderzoek voor Duitse opdrachtgevers. Het bedrijf ondervindt daarbij concurrentie van het Amerikaanse researchbedrijf Answer.

e Zal de lagere dollarkoers een positieve of een negatieve invloed hebben op de winst van Questa? Verklaar het antwoord.

f Op welke deelrekening van de lopende rekening van de betalingsbalans wordt de export van Questa geboekt?

17 Voor de twee denkbeeldige landen Oranjeland en Reeland gelden de onderstaande gegevens. Alle bedragen in miljarden geldeenheden behalve de quota.

|Export

(E) |Import

(M) |Saldo buiten-land (E-M) |Exportquote

(e) |Importquote

(m) |Nationaal

Inkomen (Y) | |Oranjeland |200 | |20 | |0,2 | | |Reeland | |60 | |0,4 | |200 | |

a Bereken voor Oranjeland de waarde van de import, de exportquote en het nationale inkomen.

b Bereken voor Reeland de waarde van de export, het saldo buitenland en de importquote.

c Welk van beide landen heeft de meest open economie? Verklaar je antwoord.

18 De economie van een land heeft een sterk open karakter.

a Wat kun je over de handelsquote van dit land zeggen ten opzichten van die van veel andere landen?

De handelsquote is de optelsom van de exportquote en de importquote. De export van dit land bedroeg in 2006 € 197 miljard en de import € 180 miljard. Verder is gegeven dat het nationale inkomen van dat land in 2006 € 350 hoog was.

b Bereken de handelsquote van dit land in 2004.

19 Volgens de betalingsbalans van een land over 2006 gaven buitenlandse toeristen voor een bedrag van € 5,5 miljard uit in dat land. Het dekkingspercentage van het internationale reisverkeer (verhouding ontvangsten/uitgaven) bedroeg 45 procent.

a Geef de definitie van het begrip betalingsbalans.

b Op welke deelrekening van de betalingsbalans wordt het internationale reisverkeer geregistreerd?

c Bereken het bedrag dat inwoners van dat land als toeristen in 2006 in het buitenland hebben besteed (in miljarden euro’s in één decimaal nauwkeurig).

Havo

20 In 2002 wordt in de landen die deelnemen aan de Economische en Monetaire Unie (EMU) de euro als gemeenschappelijke munt ingevoerd. De betalingsbalans van afzonderlijke EMU-lidstaten wordt dan ondergeschikt aan de betalingsbalans van de EMU. Stel dat enkele gegevens over de betalingsbalans van de EMU in 2004 luiden als in de tabel (alle bedragen in miljarden euro’s):

[pic]

De optelsom van de ontvangsten uit de export van goederen van de afzonderlijke EMU-lidstaten is hoger dan 311,7 miljard euro.

a Geef daarvoor de verklaring.

b Bereken voor welk bedrag de EMU in 2004 aan diensten importeert.

c Bereken met welk bedrag de officiële reserves van de EMU in 2004 veranderen. Geef ook aan of het een afname of een toename van de officiële reserves betreft.

Het saldo op de kapitaalrekening wordt bepaald door het verschil tussen kapitaalexport en kapitaalimport.

d Noem een voorbeeld van een transactie die tot de kapitaalimport van de EMU wordt gerekend.

Stel dat er op de goederenrekening van de EMU in een bepaald jaar een overschot is. Een koersverandering van de euro heeft invloed op dit overschot.

e Leidt een koersdaling of een koersstijging van de euro tot afname van het overschot op de goederenrekening van de EMU? Verklaar het antwoord.

Stel dat de koers van de euro in een periode sterk daalt. De Europese Centrale Bank (ECB) kan dan ingrijpen, door bijvoorbeeld de rentestand te beïnvloeden.

f Moet de rentestand worden verhoogd of worden verlaagd om een koersdaling van de euro af te remmen? Verklaar het antwoord.

Havo totaalvak 2000-II-5

21 uit een krant:

[pic]

a Op welke deelrekening van de betalingsbalans worden buitenlandse beleggingen geboekt?

b Is het bedrag van de export van aardolie van de VS in januari 2000 groter of kleiner dan het bedrag van de import van aardolie? Verklaar het antwoord.

c Leidt een stijgend tekort op de goederenrekening van de VS tot een toename van het aanbod van dollars of tot een toename van de vraag naar dollars op de valutamarkt? Verklaar het antwoord.

d Noem een oorzaak van de koersstijging van de dollar in januari 2000. Verklaar het antwoord.

Havo totaalvak 2003-I-8

22 uit een krant:

[pic]

1) Secundaire grondstoffen zijn via recycling teruggewonnen grondstoffen.

2) Primaire grondstoffen zijn nog niet eerder in producten verwerkte grondstoffen.

a Leg uit dat de verwerking van recyclebaar afval ertoe kan bijdragen dat de economische ontwikkeling duurzamer wordt.

b Noem de deelrekening van de lopende rekening van de betalingsbalans van China waarop de import van afvalplastics wordt genoteerd.

c Leg uit dat recycling van afvalplastics een gunstige invloed kan hebben op het saldo van de lopende rekening van de betalingsbalans van China.

d Leg uit dat door recycling de prijzen van primaire grondstoffen op de wereldmarkt kunnen dalen.

Havo totaalvak 2004-I-5

23 uit een krant:

[pic]

In de tabel staan enkele gegevens van de betalingsbalans van de Filippijnen van de jaren 1990 en 2000.

[pic]

a Is er in 2000 sprake van een overschot of van een tekort op de kapitaalrekening van de betalingsbalans van de Filippijnen? Verklaar het antwoord.

Het toenemende aantal Filippijnse au pairs in westerse landen heeft tussen 1990 en 2000 geleid tot een toename van inkomsten van deviezen voor de Filippijnen.

b Uit welk(e) gegeven(s) in de tabel kan dit blijken? Verklaar het antwoord.

Havo totaalvak 2005-II-8

24 Van een land is het volgende gegeven (alle cijfers op transactiebasis in miljarden euro’s):

[pic]

a Bereken het saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans, en geef aan of het een tekort of een overschot betreft.

b Bereken de exportwaarde van de diensten.

c Wat verstaan we onder materieel evenwicht op de betalingsbalans?

d Hoe groot zou de export van diensten geweest moeten zijn om materieel evenwicht te bereiken?

De cijfers van de goederenbalans op kasbasis zijn voor export en import respectievelijk 290 en 282

e Maak duidelijk dat het verschil tussen kas- en transactiebasis ontstaat door internationale kredietverlening.

f Voor welk bedrag heeft dit land per saldo krediet verstrekt aan het buitenland?

Het door jou bij vraag a berekende saldo op de lopende rekening is van structurele aard. Vandaar dat de regering van dit land een wisselkoersaanpassing overweegt, wat in de publiciteit de minister-president ontkent.

g Waarom zullen bewindslieden een eventueel op handen zijnde aanpassing van de wisselkoers altijd ontkennen?

h Hoe noemt men de aanpassing van de wisselkoers die deze regering overweegt?

i Wat gebeurt er met de export van dit land na de wisselkoersaanpassing? Motiveer je antwoord.

25 In economische publicaties wordt veel gebruikgemaakt van tabellen en grafieken. Hieronder staan vier statistieken uit een publicatie van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Lidstaten van de OESO zijn voornamelijk de welvarende industrielanden, waaronder de Verenigde Staten, Japan en de lidstaten van de Economische en Monetaire Unie in Europa (EMU). Naar aanleiding van deze statistieken worden in deze opgave vijf vragen gesteld.

Uit statistiek 1 blijkt dat het aandeel van de Verenigde Staten in het reële BBP van de OESO-landen in 2000 ten opzichte van 1999 is toegenomen.

a Hoe blijkt dat uit statistiek 1?

b Bereken, in ten minste twee decimalen, het percentage waarmee het reële BBP van de EMU-landen in 2002 ten opzichte van 2000 is gegroeid.

Uit statistiek 3 kan worden afgelezen, dat er in Japan in het jaar 2000 ten opzichte van 1999 sprake was van deflatie. Martijn beweert dat de deflatie in Japan ook kan worden afgeleid door gegevens uit statistiek 1 en 2 te combineren. Jeroen beweert dat de deflatie in Japan niet met behulp van de combinatie van gegevens uit statistiek 1 en 2 kan worden afgeleid.

c Wie heeft gelijk, Martijn of Jeroen? Verklaar het antwoord.

Uit de gegeven statistieken kan worden afgeleid, dat er in de periode 2000-2002 onevenwichtigheden op de lopende rekening van de betalingsbalans bestaan.

d Toon met behulp van een berekening aan, dat het tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans van de Verenigde Staten in 2000 meer dan $ 400 miljard bedraagt.

Co heeft in een economieboek de redenering gelezen, dat een afname van de groei van het reële BBP van een land tot afname van de groei van de import leidt, waardoor het saldo op de lopende rekening van de betalingsbalans van dat land verbetert. Co onderzoekt of de gegeven statistieken deze redenering bevestigen. Co formuleert de volgende stelling: “Voor alle (groepen van) landen geldt: als in een jaar de groei van het reële BBP afneemt ten opzichte van het voorafgaande jaar, verbetert het saldo op de lopende rekening in procenten van het nominale BBP in dat jaar.”

e Wordt deze stelling door de statistieken bevestigd? Verklaar het antwoord.

[pic]

[pic]

[pic]

[pic]

26 Olie op het (vredes)vuur

Vrijwel direct nadat het Afrikaanse land Sudan onafhankelijk wordt, breekt er een burgeroorlog uit. Het conflict wordt grimmiger als er enkele jaren later olievelden ontdekt worden. De strijdende partijen krijgen ruzie over de verdeling van de inkomsten uit oliewinning. Internationale organisaties, zoals de Afrikaanse Unie (AU) en de Verenigde Naties (VN), proberen al jaren tevergeefs te onderhandelen tussen de strijdende partijen. Inmiddels heeft de VN een vredesmacht naar Sudan gestuurd. Critici plaatsen vraagtekens bij het sturen van een vredesmacht. Zij denken dat het afkondigen van sancties tegen de Sudanese olie-export effectiever is. Het grootste deel van de inkomsten uit olie wordt namelijk rechtstreeks gebruikt voor de financiering van de burgeroorlog.

Een econoom legt uit dat het afkondigen van sancties tegen de Sudanese olieexport nadelig kan uitpakken voor de economie van Sudan: “In 2006 is het tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans ten opzichte van 2005 al met 24% toegenomen. Nu sancties tegen de olie-export afkondigen betekent dat dit tekort verder zal toenemen. Dit heeft weer gevolgen voor de wisselkoers van de Sudanese pond en voor de inflatie in Sudan. Zo zal een oplopend tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans de economische groei van Sudan afremmen.”

[pic]

a Laat met een berekening zien dat het tekort op de lopende rekening van Sudan in 2006 ten opzichte van 2005 met 24% (afgerond) is toegenomen.

b Leg uit hoe een oplopend tekort op de lopende rekening van Sudan kan leiden tot een daling van de wisselkoers van de Sudanese pond.

c Leg uit hoe deze verandering van de wisselkoers, via een oplopende inflatie, de economische groei in Sudan kan afremmen.

Naar aanleiding van de cartoon krijgt een medewerker van de Europese Unie (EU) de mogelijkheid te reageren in een actualiteitenprogramma. De vraag luidt: “Internationale organisaties zoals de VN, EU en de AU kunnen volgens de cartoon geen doorbraak forceren in Darfur. Is het conflict nu onoplosbaar?”

De EU medewerker antwoordt: “Nee, wat opvalt is dat China als onderhandelaar ontbreekt in de cartoon! Ik weet zeker dat wij China kunnen overtuigen van de noodzaak om de strijdende partijen in Sudan onder druk te zetten, waardoor een vredesakkoord dichterbij komt. Ik zal u uitleggen hoe:”

[pic]

Darfur = de regio in Sudan waar het conflict zich voornamelijk afspeelt

UN = United Nations (Verenigde Naties)

AU = Afrikaanse Unie

EU = Europese Unie

Arab League = belangenbehartiger voor Arabische migranten in Europa

Council of Elders = raad van oudsten

uit een krant (november 2007)- Overschot handelsbalans China fors gegroeid

China heeft over de eerste zes maanden van dit jaar een overschot op de handelsbalans van 34,5 miljard euro. Dit overschot is vooral een gevolg van een sterke stijging van de export van goederen. De belangrijkste afnemer van de China blijft nog steeds de Europese Unie.

[pic]

kenmerken van de handelsbalans van Sudan (2007)

Gebruik bronnen 17 en 18.

d Schrijf het vervolg van de reactie van de EU medewerker. Verwerk in deze reactie de onderstaande aspecten:

− de reden waarom China de strijdende partijen in Sudan onder druk kan zetten;

− de reden waarom de Europese Unie China onder druk kan zetten;

− het verband tussen export en burgeroorlog.

Gebruik maximaal 70 woorden.

(Havo pilot-herexamen 2009 opgave 5)

27 Nederland handelsland

De concurrentiepositie van een land in het internationale handelsverkeer wordt onder andere beïnvloed door de ontwikkeling van het prijspeil en de wisselkoers van de valuta van dat land. Bestudeer eerst onderstaande tabel en grafiek en beantwoord daarna de vragen.

[pic]

a Leg uit hoe een stijging van het invoerprijspeil van een land kan leiden tot een stijging van het uitvoerprijspeil van dat land.

b Worden de invoerprijzen in euro’s in Nederland hoger of lager door een koersdaling van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar? Verklaar het antwoord.

In 2000 hebben de Verenigde Staten van Amerika (VS) voor import uit Nederland € 11,5 miljard betaald. Omgerekend in dollars was met deze import $ 10,58 miljard gemoeid. Stel dat de VS in 2001 hetzelfde importpakket uit Nederland koopt.

c Bereken hoeveel Amerikaanse dollars de VS voor dit importpakket in 2001 moet betalen.

28 Lees het krantenbericht hieronder en beantwoord daarna de vragen.

Japanse interventie in yen

De centrale bank van Japan heeft vandaag in de valutamarkten ingegrepen om de stijging van de yen een halt toe te roepen. De yen bereikte afgelopen nacht in New York de hoogste koers ten opzichte van de dollar van de afgelopen drie jaar. In Tokyo stond de dollar vanmorgen op 107,65 yen toen de centrale bank ingreep.

Bij de slingering van de yen de laatste jaren spelen twee elementen een rol. Enerzijds wil de Japanse industrie geen al te dure yen, omdat exportgoederen onverkoopbaar worden. Anderzijds klaagt de rest van Azië als de yen goedkoop wordt en Japanse bedrijven te concurrerend worden.

a Van welk wisselkoersstelsel is hier sprake?

b Na de interventie is de koers veranderd. Als de koersverandering 3% is, welke koers noteerde de yen dan na de interventie? Rond je antwoord af op twee decimalen.

c Beredeneer waarom de stijging van de koers van de yen de Japanse economie ongunstig kan beïnvloeden.

d Maak aannemelijk dat de stijging van de koers van de yen ook een gunstig effect heeft op de Japanse economie.

29 Economie in het nieuws

Dagelijks worden er via de media economische nieuwsfeiten onder de aandacht van het publiek gebracht. Niet zelden leiden die feiten vanuit verschillende invalshoeken tot discussies over de vraag hoe die feiten dienen te worden geïnterpreteerd. Hieronder staan vier van zulke feiten die op één dag in dezelfde krant als kop boven een artikel staan.

[pic]

Een journalist stelt naar aanleiding van kop 1 dat de ECB niet ongelukkig zal zijn met die situatie gezien het doel van de ECB: prijsstabiliteit in de EU. Een beleggingsanalist schrijft naar aanleiding van kop 2 dat de komende tijd een ontwikkeling van de wisselkoers mag worden verwacht die de inflatie in de EU zal beperken. Een econoom waarschuwt naar aanleiding van kop 2 echter voor een toenemende inflatie in de EU.

a Beschrijf de redenering van de journalist. Gebruik daarbij ten minste één andere kop.

b Welke kop zal volgens de journalist voor de ECB aanleiding zijn de rente niet te verlagen? Verklaar het antwoord.

c Beschrijf de redenering van de beleggingsanalist.

d Beschrijf de redenering van de econoom.

30 uit een krant (november 2001):

FED en ECB op verschillend spoor

De Amerikaanse centrale bank (FED) heeft in korte tijd de rente diverse keren verlaagd. De FED doet verwoede pogingen met haar rentebeleid een inzinking van de Amerikaanse economie te voorkomen. Ook in de Europese Unie (EU) is de groei van de economie sterk teruggevallen. De Europese Centrale Bank (ECB) is echter veel terughoudender geweest met renteverlagingen. Hieruit blijkt een verschil in doelstelling: de FED richt zich vooral op economische groei en de ECB op prijsstabiliteit. De rente-ontwikkeling heeft de koers van de euro ten opzichte van de dollar niet ongemoeid gelaten en langs die weg bijgedragen tot een beperking van de inflatie in de EU.

[pic]

a Leg uit hoe de FED met haar rentebeleid een inzinking van de Amerikaanse economie probeerde te voorkomen.

b Was in 2001 de inflatie in de EU - gezien de opstelling van de ECB - aan de hoge of aan de lage kant? Verklaar het antwoord.

c Geef op basis van de linker figuur een verklaring voor de in rechter figuur weergegeven koersontwikkeling van de euro in de eerste helft van 2001.

d Leg uit hoe deze koersontwikkeling de inflatie in de EU kon beperken.

31 Euro glijdt weg

De Europese Centrale Bank (ECB) moet zorgen voor prijsstabiliteit binnen het eurogebied. Volgens de ECB is daarvan sprake als de inflatie in het eurogebied beperkt blijft tot 2% op jaarbasis. Het instrument waarmee de ECB dat doel probeert te bereiken is rentepolitiek. Wisselkoersstabilisatie is geen officiële doelstelling van de ECB. Toch kan de ECB besluiten - met name als van de koersontwikkeling van de euro serieuze inflatiedreiging uitgaat - de eurokoers te beïnvloeden. De ECB gaat ervan uit dat elk procent koersdaling van de euro ten opzichte van de dollar leidt tot 0,2 procentpunt inflatie in het eurogebied. Ter beïnvloeding van de eurokoers kan de ECB eveneens rentepolitiek gebruiken.

[pic]

a Leg uit hoe in het eurogebied inflatie kan ontstaan door een dalende koers van de euro.

b Zou de ECB in 1999 de rente hebben moeten verhogen of verlagen om de koersdaling van de euro te beperken? Verklaar het antwoord.

c Bracht de koersdaling van de euro in 1999 het realiseren van de inflatiedoelstelling in gevaar? Verklaar het antwoord met behulp van een berekening.

De ECB heeft in 1999 geen rentemaatregel genomen ter ondersteuning van de koers van de euro. Volgens sommige economen hield dat verband met de verwachte toename van de werkloosheid in het eurogebied.

d Geef voor de opvatting van deze economen een verklaring.

32 Een Rotterdamse auto-importeur bestelt in Japan 100 Mazda's van 2.500.000 yen per stuk. Hij zal ze over drie maanden, als ze worden afgeleverd, betalen. De klant zal voor een Mazda € 16.800 moeten neertellen.

Stel dat de koers van de yen € 58 per 10.000.

a Welk bedrag in euro moet de importeur bij deze koers voor een Mazda betalen?

b Hoe groot is zijn (bruto)winst per auto?

c Bij aflevering blijkt de Japanse yen te zijn geapprecieerd tot € 72 per 10.000. Wat gebeurt hierdoor met de (bruto)winst per auto?

d Als de koers bij aflevering tot € 54 per 10.000 zou zijn gedaald, hoe groot zou dan de (bruto)winst per auto zijn geweest?

33 Dollarkoers op drift

Het Europese bedrijf Conotech koopt in de Verenigde Staten van Amerika (VS) elektronicaproducten die in de eurolanden worden verkocht. Conotech moet de leveranciers in dollars betalen. Het Europese bedrijf Voltax produceert fotomaterialen die op de Amerikaanse markt worden verkocht. De afnemers moeten Voltax in euro’s betalen.

Zowel Conotech als Voltax ondervinden gevolgen van de ontwikkeling van de koers van de dollar. In een bepaald jaar dreigt de inflatie in de VS toe te nemen waarop de Amerikaanse centrale bank reageert met een aanpassing van de rentetarieven. De Europese Centrale Bank (ECB) ziet in dat jaar geen reden de rente te veranderen. In het begin van dat jaar bedraagt de dollarkoers € 1,10 en aan het einde van dat jaar € 1,18. Deskundigen schrijven deze koersstijging van de dollar toe aan het gevoerde rentebeleid.

De inflatiedreiging in de VS heeft geleid tot een ...(1)... van de rente in de VS, waardoor beleggen in de VS ...(2)... werd en op de valutamarkt ...(3)... dollars toenam, zodat de dollar ...(4)....

a Wat moet in plaats van de cijfers worden ingevuld om een economisch correcte tekst te krijgen?

bij (1) verhoging / verlaging

bij (2) aantrekkelijker / minder aantrekkelijk

bij (3) de vraag naar / het aanbod van

bij (4) apprecieerde / deprecieerde

b Leg uit dat door de koersstijging van de dollar de winst van Conotech kleiner kan worden.

c Leg uit dat door de koersstijging van de dollar de afzet van Voltax groter kan worden.

34 Afrikaanse franc gekoppeld aan de euro

Veertien Afrikaanse landen maken deel uit van een monetaire unie, de CFA. Belangrijkste afspraak tussen de CFA-landen is het hanteren van een gemeenschappelijk betaalmiddel: de CFA-franc, ook wel de Afrikaanse franc genoemd. De meeste landen die meedoen met de Afrikaanse franc hebben van oudsher banden met Frankrijk. Frankrijk garandeert en bepaalt de hoogte van de vaste wisselkoers tussen de Afrikaanse franc en de Franse munteenheid. Enkele leden van de CFA zijn van mening dat Frankrijk de koers van de Afrikaanse franc te hoog vaststelt. Hierdoor wordt voor de CFA-landen de import gestimuleerd en de export afgeremd; vooral lokale industrieën en boeren zijn hiervan de dupe.

In 1998 garandeerde Frankrijk dat 50 Afrikaanse francs konden worden ingewisseld voor 1 Franse franc. In 1998 werd de omrekenkoers bij de omzetting van de Franse franc in de euro vastgesteld op € 1 = 6,55957 Franse francs. In 2002 garandeerde Frankrijk dat een Afrikaanse franc 0,0015267 euro waard was.

a Toon met behulp van een berekening aan dat de koers van de Afrikaanse franc, uitgedrukt in euro’s, in 2002 ten opzichte van 1998 met bijna 50% is gedaald.

b Is er bij deze koerswijziging sprake van een devaluatie of van een depreciatie van de Afrikaanse franc? Licht het antwoord toe.

c Leg uit hoe een hoge wisselkoers van de Afrikaanse franc de productie van Franse producenten beschermt.

35 Leidt de euro tot inflatie?

Op 1 januari 2002 nam de euro de functies van de gulden over. Na een aanvankelijke euforie - de introductie van de euro was soepel verlopen - kwam er steeds meer kritiek. Veel mensen zagen de euro als de belangrijkste oorzaak van de hoge inflatie in 2002 en latere jaren. Zij wezen daarbij naar de winkeliers die niet netjes omrekenden maar de prijzen veelal naar boven afrondden op hele euro’s. Zo ging een artikel met een prijs van ƒ 4,00 vaak € 2,00 kosten in plaats van € 1,82. Daarnaast werd erop gewezen dat ook een matig internationaal vertrouwen in de euro tot inflatie zou kunnen leiden. De Europese Centrale Bank beloofde de ontwikkeling van de inflatie goed in de gaten te zullen houden.

[pic]

Geld vervult diverse functies. Ook na 1 januari 2002 bleven veel Nederlanders ‘in hun hoofd’ de gulden gebruiken.

a Welke geldfunctie vervult de gulden hierbij?

Stel dat de ‘afrondingsinflatie’ in 2002 gelijk was aan die van het voorbeeld in de tekst en dat 40% van de gezinsuitgaven hierdoor werd getroffen.

b Bereken met hoeveel procent de gezinsuitgaven in 2002 door de ‘afrondingsinflatie’ stegen.

c Kan op basis van figuur 1 worden geconcludeerd dat de ontwikkeling van de koers van de euro in de eerste helft van 2002 tot inflatie in Nederland leidde? Verklaar het antwoord.

36 Stijgende koers euro raakt bedrijf en consument

Een econoom houdt een lezing over de gevolgen van een stijgende koers van de euro. Centraal daarin staat de vraag welk gevolg zo’n stijging heeft voor de werkgelegenheid in Nederland. Aspecten die daarbij aan de orde komen zijn de consumentenvraag, de arbeidskosten en de concurrentiepositie van Nederlandse exporteurs. Twee passages uit die lezing:

• De consumentenvraag naar importgoederen is op korte termijn volkomen prijsinelastisch en op langere termijn prijselastisch. Het effect van een koersstijging van de euro op de werkgelegenheid in Nederland via de consumentenvraag is daardoor op korte termijn anders dan op langere termijn.

• Een stijgende koers van de euro kan via de CAO-onderhandelingen de concurrentiepositie van Nederlandse exporteurs beïnvloeden en via die weg de werkgelegenheid stimuleren.

a Wat zal er bij een stijgende koers van de euro op korte termijn gebeuren met de waarde van de Nederlandse import van consumentengoederen in euro’s uitgedrukt? Verklaar het antwoord.

b Leg uit dat door een koersstijging van de euro de werkgelegenheid in Nederland via de consumentenvraag op korte termijn kan toenemen.

c Leg uit dat door een koersstijging van de euro de werkgelegenheid in Nederland via de consumentenvraag op langere termijn kan afnemen.

d Leg uit hoe een koersstijging van de euro via de CAO-onderhandelingen de werkgelegenheid in Nederland kan stimuleren.

37 2002 is in een deel van de Europese Unie (EU) een gemeenschappelijke Europese munt ingevoerd: de euro. Voor landen die daaraan meedoen, ontstaat dan een monetaire unie en verdwijnt de mogelijkheid onderling de wisselkoers te wijzigen.

Tussen de euro van de eurolanden en de valuta van niet-eurolanden binnen de Europese Unie zijn onderlinge devaluaties en revaluaties mogelijk. Landen met een hogere dan gemiddelde inflatie kunnen door aanpassing van de wisselkoers hun concurrentiepositie beïnvloeden.

a Verslechtert of verbetert de concurrentiepositie van een land door een relatief hoge inflatie? Verklaar het antwoord.

b Stimuleert een devaluatie of een revaluatie van de valuta van een land de werkgelegenheid in dat land? Verklaar het antwoord.

De euro krijgt na haar invoering een aantal geldfuncties.

c Verschillen deze functies met die van de gulden uit het voor-euro-tijdperk. Licht je antwoord toe, waarbij je deze geldfuncties ook kort bespreekt.

Het invoeren van de euro ging gepaard met eenmalige omschakelingskosten. Daar stond tegenover dat door het invoeren van de euro andere kosten wegvielen.

d Noem een voorbeeld van een kostenpost van bedrijven die wegviel, toen de euro werd ingevoerd.

Na de invoering van de euro zijn de renteverschillen tussen de deelnemende landen grotendeels verdwenen. Renteverschillen ontstaan onder andere doordat valuta's in hardheid verschillen.

e Leg uit dat landen met een relatief harde (betrouwbare) valuta een relatief lage rentestand kunnen hebben.

Door het invoeren van de euro kan de inflatie lager worden. Oorzaak hiervan is dat door één munt de internationale doorzichtigheid van de markten voor goederen en diensten toeneemt.

f Leg uit dat een toename van de doorzichtigheid van markten de inflatie kan beperken.

38 Engeland is pas in oktober 1990 tot het Europese stelsel van vaste wisselkoersen (EMS) toegetreden. En tot op de dag van vandaag (2011) maakt Engeland nog steeds geen deel uit van de Europese Monetaire Unie. Een reden daarvoor kan zijn dat de inflatie in Engeland ver boven het Europese gemiddelde ligt.

Bij inflatie wordt onder andere onderscheid gemaakt tussen bestedingsinflatie en kosteninflatie.

a Geef van beide begrippen een omschrijving.

De prijsinflatie in Engeland veroorzaakte een verslechtering van de Engelse concurrentiepositie ten opzichte van de rest van Europa. In de periode dat het Engelse pond vrij kon zweven, kan dit concurrentienadeel verdwijnen via een koersdaling van het pond.

b Leg uit dat de prijsinflatie in Engeland leidde tot een verslechtering van de internationale concurrentiepositie van dat land.

c Leg uit dat de verslechtering van de Engelse concurrentiepositie leidde tot een koersdaling van het Engelse pond.

d Leg uit dat een koersdaling van het Engelse pond de verslechtering van de Engelse concurrentiepositie kan doen verdwijnen.

In de periode dat Engeland het pond liet zweven hanteerden de Engelse monetaire autoriteiten de rentepolitiek ter bestrijding van de prijsinflatie.

e Hoe moet de rentepolitiek worden toegepast om bestedingsinflatie te bestrijden? Verklaar het antwoord.

De “Bank of England”, de Engelse Centrale bank kan haar rentepolitiek ook richten op de stabilisatie van de koers van het Engelse pond.

f Hoe moet de rentepolitiek worden toegepast om een koersstijging van het Engelse pond te realiseren? Verklaar het antwoord.

De Engelse regering vindt een koersstijging van het Engelse pond een belangrijk middel om de prijsinflatie in Engeland te bestrijden.

g Leg uit dat een hogere koers van het Engelse pond kan leiden tot minder prijsinflatie in Engeland.

39 Land A en B drijven veel handel met elkaar. Zij sluiten daarom een wisselkoersverdrag. Er wordt een spilkoers afgesproken waarbij 0,5 Atra (de munteenheid van land A) gelijk is aan 1 Boso (de munteenheid van land B). Er wordt een bandbreedte van 10% overeengekomen.

a Bereken de beide interventiekoersen van de Boso uitgedrukt in Atra's (in drie decimalen nauwkeurig).

Stel dat op zeker moment.de wisselkoers gelijk is aan de spilkoers. Land A krijgt te kampen met prijsinflatie terwijl in land B de prijzen stabiel blijven.

b Leg uit dat de inflatie kan leiden tot een verslechtering van de lopende rekening van de betalingsbalans van land A.

c Zal de koers van de Atra uitgedrukt in Boso's daardoor dalen of stijgen? Verklaar het antwoord.

Stel opnieuw dat de wisselkoers gelijk is aan de spilkoers. De overheid in land A krijgt te maken met een groot financieringstekort.

d Leg uit dat de rente in land A kan gaan stijgen door dit financieringstekort.

e Leg uit dat deze rentestijging kan leiden tot een stijging van de koers van de Atra.

Stel dat valutaspeculanten op zeker moment een devaluatie van de Atra verwachten en massaal gaan handelen. De centrale banken van de landen A en B moeten interveniëren.

f Op welke wijze moeten de centrale banken interveniëren? Verklaar het antwoord.

40 De citaten in deze opgave komen uit het artikel ‘Wijnboeren luisteren niet naar consument’ uit NRC Handelsblad.

‘Wijnproducenten in traditionele wijnlanden als Frankrijk, Italië, Spanje en Duitsland luisteren te weinig naar wat de klanten willen. Daardoor is de concurrentie van wijn uit “nieuwe” gebieden als Australië, Zuid-Afrika, Chili en Californië sterk toegenomen. De verkoop van die nieuwe gebieden in Europa is vertienvoudigd in Europa tussen 1996 en 2003.’

[pic]

a Spelen transportkosten een belangrijke rol bij de internationale handel in wijn? Motiveer je antwoord.

‘Chili en Zuid-Afrika worden tot de ontwikkelingslanden gerekend. Ontwikkelingslanden zijn in relatief hoge mate gespecialiseerd in de productie van grondstoffen en landbouwproducten.’

b Verklaar dat deze specialisatie een relatief ongunstig effect heeft op de economische groei van ontwikkelingslanden.

‘De volgende grafiek geeft een beeld van de ontwikkeling van de wijnconsumptie per hoofd van de bevolking tussen 1970 en 2002 in Nederland, België, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk.’

c Heeft specialisatie in de productie van wijn ook dit ongunstige effect op de economische groei? Licht je antwoord onder andere toe met behulp van bovenstaande grafiek.

‘Ook wijnkenner Ailko Faber erkent dat wijnen uit nieuwe landen beter inspelen op de wens van de consument. Zij noemen hun wijn naar de druivensoort in plaats van naar het chateau of de streek waar de wijn vandaan komt. “Dat is voor de consument een stuk duidelijker”, zegt Faber. Ook de vraag naar “fruitige wijnen” wordt beter beantwoord door de creatieve wijnmakers uit de nieuwe landen dan door de kleine Europese wijnboeren.

Chili en Zuid-Afrika behoren geen van beide tot de MOL’s.

d Beredeneer dat specialisatie in de productie van wijn voor een land dat tot de MOL’s behoort, moeilijk is, zelfs als de klimatologische omstandigheden en de bodemgesteldheid zeer gunstig zijn voor wijnbouw.

‘In Europa houdt starre wetgeving, die de belangen van kleine boeren beschermt, de benodigde herstructurering van de wijnsector tegen. Nog steeds produceert Europa een overschot aan goedkopere bulkwijn, terwijl juist de vraag naar betere en duurdere wijn toeneemt. Ook neemt de vraag naar rode kwaliteitswijn toe door het belang dat wordt gehecht aan een gezonde levensstijl. Twee glazen rode wijn per dag zouden het risico op hart- en vaatziekten verminderen.’

De mate van protectie van Europese wijn is laag.

e Leg uit dat vrijhandel in wijn in het voordeel is van de Europese consument.

Neem aan dat de Europese wijnboeren druk uitoefenen om de invoer van wijn uit landen van buiten de EU effectiever te belemmeren.

f Leg uit waarom de Europese wijnboeren meer protectie zouden willen voor hun bedrijfstak.

g Op grond van welk argument voor protectie zou de EU op dit verzoek kunnen ingaan?

41 uit een krant:

Dumping bedreigt Amerikaanse werkgelegenheid

Indonesië stimuleert zijn kwakkelende economie door staal op de Amerikaanse markt onder de kostprijs te verkopen. Volgens de Amerikaanse staalproducenten moet deze vorm van oneerlijke concurrentie worden bestreden door het instellen van invoerrechten. Indonesië stelt echter dat dumping tijdelijk is toegestaan om een stukje van de markt te veroveren. Indonesië dreigt op zijn beurt met het instellen van invoerrechten op Amerikaanse producten.

a Verklaar de kop van het bovenstaande krantenbericht.

b Leg uit hoe met het instellen van invoerrechten de dumping op de Amerikaanse markt wordt bestreden.

In het kader van de internationale handel worden begrippen gebruikt als protectie, vrijhandel, handelsoorlog en internationale arbeidsverdeling.

uitspraak 1: Als Amerika en Indonesië overgaan tot het instellen van invoerrechten, leidt dat tot toenemende internationale arbeidsverdeling.

uitspraak 2: Als Amerika en Indonesië overgaan tot het instellen van invoerrechten op elkaars producten, is er sprake van een handelsoorlog.

c Geef voor elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.

42 uit een krant (december 2003):

Trade, not aid

Na jarenlang onderhandelen werd onlangs in de WTO*) afgesproken dat het zogenoemde multivezelakkoord (MVA) zou worden afgeschaft. In het MVA hadden Amerika en Europa − grote importeurs van textielproducten − textielproducerende landen quota opgelegd voor de export van textielproducten naar de Amerikaanse en de Europese markt. Zo mocht Cambodja in 2003 voor 1,4 miljard dollar aan katoen en zijde naar Amerika exporteren. Er kwam steeds meer protest tegen het MVA vanuit de arme landen. Zij liepen door dit quotasysteem een bedrag aan exportopbrengsten mis dat twee keer zo groot was als het bedrag dat zij aan buitenlandse hulp ontvingen. In 1995 begonnen Amerika en Europa met het stap voor stap opheffen van de MVA-quota. Van de 140 categorieën kleding die onder het MVA vielen, zijn nu voor de helft de quota opgeheven. Per 1 januari 2005 moet de rest zijn verdwenen. Wel wordt er per 1 januari 2005 voor de meeste textielproducten een invoerheffing ingesteld van 16% in Amerika en 18% in Europa.

*) De WTO (Wereldhandelsorganisatie) streeft naar internationale vrijhandel door het afschaffen van handelsbelemmeringen tussen de lidstaten.

Na de totstandkoming van het MVA was er op de internationale markt voor textielproducten sprake van ...(1).… Aan deze situatie komt met het afschaffen van het MVA ...(2)... einde.

a Wat moet in plaats van de cijfers worden ingevuld om een economisch correcte tekst te krijgen?

bij (1) een handelsoorlog / een prijzenoorlog / protectie / vrijhandel

bij (2) een / vooralsnog geen

b Leg uit dat consumenten in Amerika en Europa nadeel ondervinden van het MVA.

c Leg uit dat door het afschaffen van het MVA het nationale product van Cambodja kan gaan stijgen.

43 uit een krant (2004):

China deelt de lakens uit

“Het voortbestaan van de Europese textielindustrie komt in gevaar. Door toenemende concurrentie, vooral uit China, verdwijnen er steeds meer banen.” Aldus Filiep Libeert, de voorzitter van de Europese textielproducenten.

In 1994 is binnen de wereldhandelsorganisatie (WTO) afgesproken dat een groot aantal handelsbelemmeringen, zoals importquota en invoertarieven, tussen 1995 en 2005 in stappen zal worden afgeschaft. De WTO wil hiermee de vrijhandel bevorderen. Lagelonenlanden als China profiteren steeds meer van de toenemende vrijhandel, waardoor het voor de Europese textielindustrie steeds moeilijker wordt tegen concurrerende prijzen te produceren. Sinds 1990 verdwenen hierdoor in de Europese textielindustrie al 1 miljoen banen. Als op 1 januari 2005 de laatste handelsbelemmeringen zijn opgeheven, heeft de concurrentie vrij spel in Europa.

Libeert vreest dat er de komende jaren nog 1 miljoen banen zullen verdwijnen. “Vooral China heeft ervan geprofiteerd dat er sinds 2002 geen beperkingen meer worden opgelegd aan het aantal ingevoerde trainingspakken in Europa. In 2002 was het Chinese aandeel in de omzet op de Europese markt voor trainingspakken nog maar 16 procent. In 2003 is dit aandeel gestegen naar 43 procent, terwijl de omzet op deze markt in dezelfde periode met 8 procent daalde. Het laat zich raden wat er na 1 januari 2005 zal gebeuren”, aldus Libeert.

a Leidt het afschaffen van importquota door Europa tot daling of stijging van de inflatie in Europa? Verklaar het antwoord.

b Noem een andere protectionistische maatregel dan de in het krantenbericht genoemde maatregelen.

c Bereken met hoeveel procent de omzet van Chinese trainingspakken in Europa in 2003 ten opzichte van 2002 is veranderd.

44 Nederland en de euro

De Nederlandse economie wordt een open economie genoemd. Mede door de hoge export- en importquote (export en import als percentage van het nationale inkomen) is de Nederlandse economie erg gevoelig voor bijvoorbeeld veranderingen van wisselkoersen. Zo heeft een verandering van de koers van de euro invloed op zowel het prijsniveau als de omvang van het nationale product in Nederland.

[pic]

[pic]

a Bereken met hoeveel procent de importwaarde in 2000 ten opzichte van 1999 is veranderd. Geef daarbij aan of het om een stijging of een daling gaat.

b Leg uit dat door een koersdaling van de euro de kosteninflatie in Nederland kan toenemen.

c Leg uit dat door een koersdaling van de euro de productie in Nederland kan toenemen.

d Zal de productie in Nederland tegenwoordig sterker, minder sterk of even sterk reageren op een koersverandering van de euro dan vroeger op een koersverandering van de gulden? Licht het antwoord toe.

45 uit een krant (mei 2002): Euro krabbelt op

Na maanden kwakkelen steeg de euro deze maand naar een koers van ruim 93 dollarcent. De euro steeg deels op eigen kracht en deels dankzij een verzwakking van de dollar. Uit zorg over het enorme handelstekort met Europa en het uitblijven van het economische herstel in de Verenigde Staten van Amerika (VS), trokken beleggers zich massaal terug uit Amerikaanse aandelen en zochten een veilig heenkomen in Europese aandelen. Ook houden beleggers er rekening mee, dat de Europese Centrale Bank (ECB) in juni de rente verhoogt. Aanleiding voor deze verhoging is de aanhoudend hoge inflatie en de voorzichtig aantrekkende economische groei in het eurogebied.

[pic]

a Is er bij een koersstijging van de euro ten opzichte van de dollar sprake van een appreciatie of van een revaluatie van de euro? Verklaar het antwoord.

b Leg uit hoe het uitblijven van economisch herstel in de VS voor beleggers aanleiding kan zijn om aandelen van Amerikaanse bedrijven te verkopen.

c Zal een renteverhoging door de ECB de koersstijging van de euro afremmen of stimuleren? Verklaar het antwoord.

d Leg uit hoe een koersstijging van de euro de inflatie in het eurogebied kan beperken.

46 Van gulden naar euro

Vanaf 1 januari 2002 is de euro in elf Europese landen wettig betaalmiddel. In de loop van 2002 is de eigen valuta van deze landen afgeschaft. De omrekenkoersen tussen de eigen (= lokale) valuta en de euro zijn eind 1998 vastgesteld. In tabel 3 staan enkele van deze omrekenkoersen.

[pic]

De familie Van Weerden heeft in 2001 voor één week een vakantiehuisje in Frankrijk gehuurd. De huurprijs van het vakantiehuisje bedroeg 1.650 Franse francs per week.

a Bereken het bedrag in guldens dat de familie Van Weerden kwijt was aan het huren van het vakantiehuisje.

Op het moment dat de koers van de euro werd vastgesteld, was de inflatie in Nederland relatief hoog. Achteraf had de centrale bank van Nederland daarom liever gezien dat bij het vaststellen van de omrekenkoersen van een hogere koers van de Nederlandse gulden was uitgegaan. Een hogere koers van de gulden zou echter tot een toename van de werkloosheid in Nederland geleid kunnen hebben.

b Zou de huur in guldens van het vakantiehuisje van de familie Van Weerden hoger of lager zijn geweest als de koers van de gulden hoger was geweest? Verklaar het antwoord.

c Leg uit dat een hogere koers van de gulden had kunnen leiden tot een toename van de werkloosheid in Nederland.

Stel dat bij het vaststellen van de omrekenkoersen van een hogere koers van de gulden was uitgegaan.

d Is de hier bedoelde hogere koers een appreciatie? Licht je antwoord toe.

47 Nederlandse bedrijven gevoelig voor wisselkoers euro

Nederlandse bedrijven zijn sterk gericht op het buitenland. In vergelijking met andere bedrijven in Europa exporteren en importeren Nederlandse bedrijven naar verhouding veel. Daarnaast zijn de investeringen en beleggingen van Nederlandse bedrijven in het buitenland naar verhouding groot. Nederlandse bedrijven zijn daardoor gevoelig voor schommelingen in de wisselkoers van de euro ten opzichte van bijvoorbeeld de Amerikaanse dollar en het Engelse pond. De onderstaande krantenartikelen uit juli 2000 illustreren dit.

[pic]

a Is de koers van de euro ten opzichte van het Engelse pond gedaald of gestegen? Verklaar het antwoord met behulp van de informatie uit krantenartikel 1.

In de eerste helft van 2000 waren er marktomstandigheden die de koers van de euro kon doen dalen.

b Noem een krantenartikel dat daarop wijst. Licht het antwoord toe.

Voor de tweede helft van 2000 en in 2001 zijn er een aantal omstandigheden aanwezig, waardoor beleggers een stijging van de eurokoers doen wachten.

c Noem twee krantenartikelen waarin een oorzaak van deze koersstijging staat beschreven. Licht het antwoord toe.

Meerkeuzevragen

1

Stelling 1: Specialisatie bevordert zowel de internationale arbeidverdeling als de internationale welvaart.

Stelling 2: Door het opheffen van handelsbelemmeringen kan de allocatie van productiefactoren veranderen.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

2

Stelling 1: Globalisering betekent dat bedrijven steeds meer rekening gaan houden met milieuaspecten in deze wereld.

Stelling 2: Internationale handel is alleen gunstig wanneer er absolute kostenverschillen zijn.

Dat wil zeggen dat het ene land het product voordeliger kan fabriceren dan het andere land.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

3

Stelling 1: Bij comperatieve voordelen zijn de werkelijke kosten van de producten van het ene land altijd lager dan die van het andere land.

Stelling 2: Vrijhandel betekent de afwezigheid van handelsbelemmeringen.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

4

Stelling 1: Het niet afhankelijk willen zijn van de EU voor haar voedselproductie van andere landen is een argument voor protectie.

Stelling 2: In het algemeen is vrijhandel goed voor de economie van een land. Wel kan de werkgelegenheid in sommige bedrijfstakken teruglopen.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

5

Stelling 1: Het verbieden van de invoer van genetisch gemanipuleerd vlees is een tarifaire handelsbelemmering.

Stelling 2: Het instellen van handelsbelemmeringen gaat meestal ten koste van het consumentensurplus.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

6

Stelling 1: Door importheffingen kan het producentensurplus van de binnenlandse producenten stijgen.

Stelling 2: Export subsidie is een vorm van een tarifaire handelsbelemmering.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

7

Stelling 1: Zowel de overheid als de buitenlandse bedrijven profiteren meestal van importheffingen.

Stelling 2: Extra controles aan de grens is een vorm van een non tarifaire handelsbelemmering.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

8

Stelling 1: Door schaalvergroting kunnen de vaste kosten over een groter aantal producten worden verdeeld en kan de kostprijs van het product dalen.

Stelling 2: Bij een gesloten economie zijn er meer handelsbelemmeringen dan bij een open economie.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

9

Stelling 1: Bij een vrijhandelszone is er vrij verkeer van de productiefactoren arbeid en kapitaal.

Stelling 2: Bij een douane unie hebben de aangesloten landen dezelfde munteenheid.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

10

Stelling 1: China heeft een grotere export dan Nederland en dus een meer open economie.

Stelling 2: Bij de exportquote wordt het nationaal product gedeeld door de export.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

11

Hieronder gegevens van Oranjeland over een bepaald jaar (in miljarden euro’s)

Uitvoer goederen 35

Invoer goederen 30

Kapitaaluitvoer 190

Kapitaalinvoer 180

Tekort lopende rekening 12

Bereken het tekort/overschot op de betalingsbalans

a. tekort 17 miljard

b. tekort 22 miljard

c. tekort 2 miljard

d. overschot 5 miljard

e overschot 3 miljard

12

Stelling 1: Grotere landen hebben meestal een kleinere import qoute dan kleinere landen.

Stelling 2: Door arbeidsintensieve productie over te plaatsen naar lagelonenlanden, kan een bedrijf zijn concurrentiepostie verbeteren.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

13

De voorraad vreemde valuta van een land zal afnemen als.

a. er een tekort is op de lopende rekening

b. er een tekort is op de goederenreken

c. er een overschot is op de financiele rekening

d. er een tekort is op de betalingsbalans

14

Stelling 1: De concurrentie positie van een land verbetert als de loonkosten per eenheid product afnemen.

Stelling 2: Het dekkingspercentage van de goederenrekening wordt berekend door de export te delen door de import.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

15

Stelling 1: De import van ons land wordt voornamelijk bepaald door de stand van de wereldeconomie.

Stelling 2: Een vakantiereis van een Nederlands gezin naar Turkije wordt gezien als export van een dienst.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

16

Stelling 1: Wanneer veel Nederlanders een buitenlandse vakantie boeken neemt het saldo op de betalingsbalans toe.

Stelling 2: Een multinational is een bedrijf met vestigingen in verschillende landen.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

17

Stelling 1: Als veel Nederlander gaan beleggen op de Amerikaanse beurs stijgt bij ons het saldo op de kapitaal rekening.

Stelling 2: Als het Amerikaanse bedrijf Google zich vestigt in Groningen stijgt het saldo van de kapitaalrekening.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

18

Stelling 1: Als een Nederlander hier rente ontvangt van een buitenlandse spaarrekening wordt dit geboekt op de financiële (of-kapitaal) rekening.

Stelling 2: Wanneer een Poolse gastarbeider een gedeelte van zijn salaris overmaakt naar zijn gezin in Polen wordt dit geboekt op de inkomensrekening.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

19

Stelling 1: Als de loonkosten procentueel harder stijgen dan de arbeidsproductiviteit, verbetert de concurrentiepositie

Stelling 2: Een overschot op de betalingsbalans gaat samen met een toename van de valutareserves.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

20

Stelling 1: Er is alleen materieel evenwicht op de betalingsbalans als het saldo op de lopende rekening precies even groot maar tegengesteld is aan de financiele rekening.

Stelling 2: Door het verhogen van de rente kan de overheid proberen het saldo op de kapitaalrekening te vergroten.

a. stelling 1 is juist, stelling 2 is niet juist

b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist

c. beide stellingen zijn juist

d. beide stellingen zijn onjuist

-----------------------

uit een krant (2009):

AMSTERDAM – De Federal Reserve (Fed), het Amerikaanse stelsel van Centrale Banken, heeft de geldkraan helemaal open gezet in een ultieme poging de crisis in de economie van de Verenigde Staten van Amerika (VS) te bezweren. De Fed maakte dinsdag bekend dat het 600 miljard dollar aan schulden overneemt van Fannie Mae en Freddie Mac, de grootste hypotheekbanken van het land. Die overname wordt gefinancierd door nieuw geld te drukken. Gezien de recessie, waarin de Amerikaanse economie zich bevindt, acht de Fed het risico klein, dat deze actie de inflatie in de VS aanjaagt. Bij deze reddingsactie nemen de schulden van de Amerikaanse overheid dus niet toe.

Chinese economen maken zich al jaren zorgen over de waardevastheid van de dollar. Extra dollars in omloop brengen kan leiden tot een daling van de koers van de Amerikaanse dollar. Hiermee zou de waarde van het Chinese vermogen dat is belegd in Amerikaanse dollars, omgerekend in Chinese yuans, fors dalen. En de belangen zijn groot, want China is de grootste financier van de Amerikaanse staatsschuld. Om meerdere redenen twijfelen de Chinezen nu over de positie van de Amerikaanse dollar als mondiale reservemunt.

................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download