WordPress.com



StartrekenenUitwerking Passende Perspectieven leerroute 2Samengesteld door: Hetty Wouda en Gerdien Holst, Passend Onderwijs AlmereBronja Versteeg, RekenkrachtUitwerking leerroute 2 in StartrekenenIn dit document vind je bij de doelen van leerroute 2 een verwijzing naar de instructies en oefenstof in Startrekenen. Aan de hand van het overzicht kan bij de doelen van een handelingsplan (HP) of ontwikkelingsperspectief (OPP) een passend aanbod gezocht worden dat aansluit bij de rekendoelen van de leerling.De doelenlijst van SLO Passende Perspectieven Rekenen leerroute 2 is als basis van dit document gebruikt. De doelen zijn geordend op domein en leerlijn en lopen binnen de leerlijn op in moeilijkheidsgraad. Alle doelen samen vormen leerroute 2. In het overzicht zijn de volgende materialen van Startrekenen opgenomen:Startrekenen InstapStartrekenen Vooraf deel A en BStartrekenen Vervolg deel A en BStartrekenen 1F deel A en BToelichting op het overzicht:Het overzicht bestaat uit vier kolommen:Kolom ‘leerdoelen’: in deze kolom staan alle leerdoelen die de leerling op leerroute 2 eind groep 8 onder de knie moeten hebben. Sommige doelen zijn blauw gekleurd, deze doelen zijn voor sommige leerlingen te moeilijk. Biedt deze doelen aan, maar ga niet door als beheersing niet lukt of onevenredig veel tijd kost.Kolom ‘leerlijn’: in deze kolom staat de leerlijn en soms ook een getalgebied vermeld waarbinnen het doel valt.Kolom ‘tijdspad’: in deze kolom staat de periode waarin het doel globaal aangeboden en beheerst zou moeten worden. De periode verwijst naar de jaargroep waarin de leerling zit. Als het lukt dit tijdspad aan te houden, dan zullen eind groep 8 alle doelen van leerroute 2 aangeboden zijn en zo mogelijk ook beheerst worden.Kolom ‘vindplaats’: in deze kolom staan de hoofdstukken genoemd waarin het doel aan de orde komt in Startrekenen. De afkortingen die worden gebruikt zijn: IN = Startrekenen Instap VO = Startrekenen VoorafVE = Startrekenen Vervolg 1F = Startrekenen 1F (alleen naar verwezen als de door SLO geadviseerde strategie gebruikt werd.)De code VE 7.2 staat dan voor: Startrekenen Vervolg hoofdstuk 7.2In het overzicht wordt verwezen naar de instructieopgaven en digitale oefenstof van Startrekenen. Ook in andere materialen zijn verwerkingsopgaven te vinden die passen bij de doelen. Hier wordt niet direct naar verwezen in dit overzicht, maar kunnen wel gebruikt worden.Soms past maar een deel van de opgaven van het hoofdstuk bij het doel. In één hoofdstuk kunnen meerdere doelen aangeboden worden. Selecteer alleen die opgaven die passen bij het doel. Het aanbod van Startrekenen 1F valt grotendeels buiten de doelen van leerroute 2.De materialen van Startrekenen kunnen gebruikt worden als oefenaanbod of als aanvulling op het methodeaanbod. Let op: Laat het aanbod aansluiten op de rekenvaardigheid (doelen) die leerling beheerst! Niet het tijdspad maar de rekenvaardigheid van de leerling is bepalend voor de doelen die aangeboden worden. Het tijdspad geeft wel een indicatie of de leerling de doelen van leerroute 2 zal kunnen halen.Werkwijze:Voor iedere leerling wordt een eigen doelenoverzicht aangemaakt. Dit is een bijlage bij het HP of OPP.Eerste stap is om de doelen die de leerling beheerst groen te kleuren. Het gaat daarbij ook om effectief strategiegebruik. Tellend strategie is bijvoorbeeld niet effectief, het doel kan niet groen gekleurd worden. De groene doelen vormen samen de beginsituatie. Dit kan in eerste instantie een inschatting zijn. In de loop van de tijd wordt door observatie en toetsing de beheersing van de doelen steeds concreter.Gedurende de hulpplan-periode (bijvoorbeeld 8 weken) wordt in de kolom ‘leerdoelen’ het aanbod van de nieuw aangebonden doelen genoteerd of ingekleurd. Aan het einde van de periode wordt het plan ge?valueerd en wordt het doelenoverzicht bijgewerkt.De doelen kunnen als volgt gescoord worden: Groen gekleurde doelen worden beheerst, deze doelen moeten onderhouden worden. Noteer ook de datum waarop het doel groen is gekleurd zodat de ontwikkeling van de leerling door de tijd heen zichtbaar wordt.Geel gekleurde doelen zijn doelen die in de instructie aan de orde zijn geweest en ingeoefend moeten worden.Oranje gekleurde doelen komen deze hulpplanperiode in de instructie aan de orde.Witte doelen zijn de doelen die nog niet aangeboden worden.De beheersing van een doel wordt door de leerkracht bepaald aan de hand van toetsen, het gemaakte werk en/of de rekengesprekken die met de leerling gevoerd worden. Hopelijk geeft dit overzicht je een beeld van de doelen op leerroute 2 en de oefenstof uit Startrekenen die (naast het methode-aanbod) gebruikt kan worden om de doelen te halen.Bronnen:De link naar de Startrekenen-materialen: De link naar de doelenlijst van Passende Perspectieven Rekenen van SLO: Vragen en opmerkingen:Neem bij vragen of opmerkingen contact op met Bronja Versteeg, via Bronjaversteeg@ of 06-12098796Naam leerling: TijdspadLeerlijnLeerdoelenVindplaatsGetalbegrip1e helft groep 3Getalbegrip t/m 10Betekenissen van getallen Telrij (heen en terug, met sprongen)Hoeveelheden tellenStructureren IN 1.1IN 1.22e helft groep 3Getalbegrip t/m 20Betekenissen van getallen Telrij (heen en terug, met sprongen)Hoeveelheden tellenGetallen tot 10 vlot kunnen splitsen, aanvullen en in groepjes verdelenGetallen tussen 10 en 20, splitsen in 10 en …IN 1.1IN 1.32e helft groep 4Getalbegrip t/m 100Betekenissen van getallen Telrij: 1-1, sprongen van 10, (heen en terug, vanaf willekeurig getal) Akoestisch decimale patroon doorzien bij het tellenGetalsymbolen herkennen, benoemen en noterenGetallen vergelijken, ordenen en structurerenGetallen op de (half lege) getallenlijn kunnen plaatsenOngeordende hoeveelheden (handig) tellen (groepjes maken of wegleggen)Geordende hoeveelheden handig tellen (groepjes van 10)Structureren: tienstructuur (eierdozen)Vervolgens:Positioneren tussen 10-tallenIN 1.1IN 1.4VO 1.1VO 1.2VE 1.1VE 1.21e helft groep 5Getalbegrip t/m 1000Betekenissen van getallen Telrij, sprongen van 1, 10 en 100 (heen en terug, vanaf een willekeurig getal)Getalsymbolen herkennen, benoemen en noterenHoeveelheden tellenBijna ronde getallen kunnen identificerenVO 1.1VO 1.3VE 1.12e helft groep 5Getalbegrip t/m 1000Geordende hoeveelheden handig tellen (groepjes van 10)Akoestisch decimale patroon doorzien bij het tellenTellen met sprongen over 100-voud t/m 1000PositionerenDecimaal-positionele structuur (waarde van 3 in 634 is 30)Getallen vergelijken, ordenen en decimaal structureren (in 100-tallen, 10-tallen en eenheden)Getallen globaal op de (half lege) getallenlijn kunnen plaatsenVO 1.3VE 1.32e helft groep 6?/ 1e helft groep 7Getalbegrip grote getallenBetekenissen van getallen Getallen > 1000 herkennen, benoemen en noteren1F 1.11F 1.31e helft groep 7Getalbegrip grote getallenTellen met sprongen boven de 10002e helft groep 7Getalbegrip grote getallenStip/spatie herkennen, benoemen en noteren: 1.235 of 2 789Decimaal-positionele structuur (waarde van 3 in 2634 is 30)1e helft groep 8Getalbegrip grote getallen12.345 inwoners: ruim 12.000Getallen op de juiste manier op de rekenmachine kunnen intoetsen en aflezenVO 1.42e helft groep 8Getalbegrip grote getallen6.200.000 noteren als 6,2 miljoenGetallen tot 1 miljoen kunnen afronden op een honderd- of duizendtal1F 1.3Kommagetallen2e helft groep 7Kommagetallen (max 2 decimalen)Begripsvorming:Betekenis van eenvoudige kommagetallen: geld, meten, wegenHerkennen en interpreteren van kommagetallenNotatiewijze met komma en stipUitspraak van kommagetallen Eenvoudige kommagetallen kunnen vergelijken en ordenen in toepassingssituaties (zoals bij een maatbeker of met geld)Gevoel voor de orde van grootte van kommagetallen in een context Op de rekenmachine: €10 = €3,90 = € 6,10VO 7VE 71F 7.12e helft groep 7Kommagetallen (max 2 decimalen)Kommagetallen op een half-lege getallenlijn kunnen plaatsenVO 7.2VE 7.22e helft groep 7Kommagetallen (max 2 decimalen)Gevoel voor de orde van grootte van kommagetallen in een context Komma vs punt op de rekenmachine (juist intoetsen en aflezen)VO 7.4VE 7.42e helft groep 7Kommagetallen (max 2 decimalen)Kommagetallen met ongelijk aantal decimalen vergelijken in toepassingssituatiesWaarde van een cijfer in een kommagetal, alleen bij geld: wat is de 4 waard in €1,45?Eenvoudige bewerkingen met kommagetallen in een context (2 pakjes van 0,25 l of hoeveel glazen van 0,2 liter gaan er uit een pak melk van 2 liter? (herhaald optellen)Samenhang van eenvoudige breuken en kommagetallen doorzien (bijv. dmv de dubbele getallenlijn en maatbeker)12 = 0,514 = 0,25 Eventueel: 0,1 –110 en 0,01 = 1100VO 7.3VE 7.3VO 6.1VE 6.1VO 12.1VE 11.11F 7.11e helft groep 8Kommagetallen (max 2 decimalen)34 = 0,751e helft groep 8Kommagetallen (max 2 decimalen)1100 = 0,0115 = 0,22e helft groep 8KommagetallenUitkomst op de rekenmachine interpreteren en kritisch beschouwen (kan de uitkomst kloppen?)Uitkomsten tot één of twee decimalen kunnen afrondenKommagetallen in eenvoudige contexten (meetcontexten en geldcontexten) op een heel getal kunnen afronden (link getallenlijn)Eenvoudige schatstrategie?n gebruiken om de orde van grootte van uitkomsten in contextopgaven (bijv. geld) te bepalenVO 7.3VE 7.31F 7.22e helft groep 8Kommagetallen (max 2 decimalen)Berekeningen met kommagetallen op de rekenmachine kunnen uitvoeren.Miljoen en miljard-kommagetallen op de juiste wijze kunnen interpreteren (3,2 miljoen is ruim 3 miljoen)VO 7.4Optellen en aftrekken2e helft groep 3SplitsenSplitsen IN 2.1IN 3.1VO 2.1VO 3.12e helft groep 3Begripsvorming optellen en aftrekkenOptel- en aftrekstructuren herkennen en kunnen ‘beschrijven’.Verandersituaties (er komt iets bij of iets eraf)Samenstellingssituaties (er is een hoeveelheid in de pan en er naast)Verschilsituaties (ene is meer dan het ander, hoeveel meer/minder) Plus, min en =-teken gebruiken IN 2.1IN 3.1VO 2.1VO 3.12e helft groep 3Optellen en aftrekkenEen plus- of minsom kunnen vertalen naar een optel- en aftreksituaties1e /2e helft groep 3Optellen en aftrekken t/m 10Een voor een kunnen tellen, met ondersteuning van materiaalStructurerend tellen op basis van de vijfstructuur (doortellen: handen, eierdoos, rekenrek, kralensnoer)Omkeren/ verwisseleigenschap (2 + 6 via 6 + 2)Verdubbelen, en bijna-dubbelenInverse-relatie 9 – 7 = … via 7 + … = 9Relatie splitsen en optellen en aftrekkenOptel- en aftreksituaties naar de kale som kunnen vertalenIN 1.1IN 2.1IN 3.12e helft groep 3/ 1e helft groep 4Optellen en aftrekken t/m 10Uit het hoofd rekenen10 splitsenIN 2.1IN 3.11e helft groep 4Optellen en aftrekken t/m 10Automatiseren (uit het hoofd kennen)Dubbelen en de corresponderende aftrekkingen (4 + 4 = 8, 8 – 4 = 4)1e helft groep 4Optellen en aftrekken t/m 10Memoriseren (meteen uit het hoofd)IN 2.1IN 3.11e helft groep 4Optellen en aftrekken t/m 20Strategie?n:Een voor een kunnen tellen, met ondersteuning van materiaalSplitsen bij 10 (eierdozen)Structurerend tellen bij 10-tal overschrijding: op basis van de vijfstructuur van de eierdoos of rekenrek (volmaken of leegmaken)Omkeren/ verwisseleigenschap (2 + 16 via 16 + 2)Verdubbelen, en bijna-dubbelen (7 + 7 en 8 + 7)Inverse-relatie 15 – 13 = … via 13 + … = 15IN 2.2IN 3.2VO 2.1VO 3.11e helft groep 4Optellen en aftrekken t/m 20Aanvullen: 12-9 via 9+32e helft groep 4Optellen en aftrekken t/m 20Dubbelen uit het hoofdDubbelen en de corresponderende aftrekkingen (6 + 6 = 12, 12 – 6 = 6)Andere opgaven obv strategie (denkend aan eierdozen)IN 2.2IN 3.21e heft groep 5Optellen en aftrekken t/m 20Automatiseren/ uit het hoofd kennenIN 2.2IN 3.2VO 2.1VO 3.12e helft groep 5 en heel groep 6Optellen en aftrekken t/m 20Uit het hoofd op tempo Oefenen dubbelen tot 201e helft groep 5Optellen en aftrekken t/m 10040 + 30, 60 - 2050 + 6Rijgen op getallenlijn43 + 30 / 67 - 20 43 + 5 / 67 - 4 43 + 35 / 67 - 24 IN 2.3IN 3.3VO 2.2VO 3.21e helft groep 5Optellen en aftrekken t/m 100Rijgen op getallenlijn47 + 6 en 53 - 8 (tientaloverschrijding)IN 2.3IN 3.3VO 2.2VO 3.2VE 2.1VE 3.12e helft groep 5Optellen en aftrekken t/m 100Tussennotaties op papier:Bovenstaande opgaven (bijv 43 + 35 = … 43 + 30 = 73 en 73 + 5 = 78)VO 2.2VO 3.2VE 2.1VE 3.12e helft groep 5 en 1e helft groep 6Optellen en aftrekken t/m 100Uit het hoofd 40 + 30, 60 - 2050 + 6Rijgen op de getallenlijn47 + 6 / 53 - 8 (tientaloverschrijding)IN 2.3IN 3.3VO 2.2VO 3.2VE 2.1VE 3.12e helft groep 5Optellen en aftrekken t/m 100Rijgen op de getallenlijn43 + 28 /67-39 (tientaloverschrijding). In toepassingssituaties met de rekenmachine ter ondersteuning. Uitkomst kritisch beschouwenVO 2.2VO 2.4VO 3.2VO 3.4VE 2.1VE 3.12e helft groep 51e helft groep 6Optellen en aftrekken t/m 100Uit het hoofd43 + 30, 67 - 2043 + 5, 67 - 4 en 55 + 5, 63 - 3Tussennotaties op papier (of op getallenlijn)47 + 6 / 53 - 8 (bijv 47 + 6 = … 47 + 3 = 50 en 50 + 3 = 53)43 + 28 /67-39 (bijv 83 – 46 = … 83 – 40 = 43 en 43 – 6 = 37)VO 2.2VO 3.2VE 2.1VE 3.1Groep 6 en 7Optellen en aftrekken t/m 100Uit het hoofd43 + 28, 67-39 (tientaloverschrijding)50 - 8VO 2.2VO 3.2VE 2.1VE 3.1Groep 6 en 7Optellen en aftrekken t/m 100Uitrekenen volgens gevarieerde aanpakkenAanvulstrategie (71 – 68 via 68 + … = 71)Compensatiestrategie (49 + 36 via 50 + 36 -1)Omvormstrategie (38 + 27 via 40 + 25)2e helft groep 5Optellen en aftrekken t/m 1000 (einddoel)Tellen met sprongen over 100-voud op de getallenlijn+ en – tussen 100-vouden naar analogie met + en - t/m 100VO 2.3VO 3.3VE 2.2VE 3.21e helft groep 6Optellen en aftrekken t/m 1000Uit het hoofd240 + 50, 160 - 30VE 2.2VE 3.22e helft groep 6Optellen en aftrekken t/m 1000Uit het hoofd240 + 80, 160 - 90, 500 - 40, 500 – 180 (overschrijding)VE 2.2VE 3.22e helft groep 6Optellen en aftrekken t/m 1000 (einddoel)Opgaven met willekeurige getallen uit kunnen rekenen (463 + 382) met de rekenmachine ter controle of als uitrekenhulpBetekenis van de uitkomst?VO 2.4VO 3.42e helft groep 6Optellen en aftrekken t/m 1000Opgaven met willekeurige getallen uit kunnen rekenen (463 + 382)op de getallenlijn2e helft groep 6Optellen en aftrekken t/m 1000Opgaven met willekeurige getallen uit kunnen rekenen (463 + 382)via een hoofdrekenstrategie / tussen streepjes / met tekorten??kolomsgewijs2e helft groep 6Optellen en aftrekken t/m 1000Schatten: tussen welke 100-vouden ligt het antwoord?1e helft groep 8Optellen en aftrekken boven de 1000 (einddoel)Opgaven met willekeurige getallen uit kunnen rekenen Op papier (bijv met de getallenlijn)Via kolomsgewijs rekenenUitkomst schattenVO 2.3VO 3.3VE 2.3VE 3.3Groep 8Optellen en aftrekken boven de 1000 (einddoel)Opgaven met willekeurige getallen uit kunnen rekenen met de rekenmachineVO 2.4VO 3.4Vermenigvuldigen2e helft groep 4VermenigvuldigenBegripsvorming + vermenigvuldigtaalHerhaald optellen in vermenigvuldigsituatiesRechthoekmodel en groepjesstructuurVervolgens:Het x-tekenIN 4.1IN 4.2VO 4.12e helft groep 4VermenigvuldigenEen keersom kunnen vertalen naar een situatie2e helft groep 4VermenigvuldigenEen situatie kunnen vertalen naar een keersomIN 4.1IN 4.2VO 4.12e helft groep 4VermenigvuldigenStrategie?nomkeren VO 4.21e helft groep 5VermenigvuldigenStrategie?nverdubbelen5x en 10x als steunpunt1x meer en 1x minderVO 4.2VE 4.11e helft groep 5VermenigvuldigenTafels 2 t/m 5 en 10VO 4.2VE 4.12e helft groep 5VermenigvuldigenTafels 6 t/m 9VO 4.2VE 4.12e helft groep 5VermenigvuldigenUit het hoofd (niet op tempo)Tafels 1 t/m 5 en 102e helft groep 6VermenigvuldigenUit het hoofd (niet op tempo)Tafels 6 t/m 92e helft groep 6VermenigvuldigenVlot uit het hoofd (niet op tempo)Tafels t/m 102e helft groep 6VermenigvuldigenGrotere getallen: 7 x 35splitsstrategie en nulregel toepassenVO 4.3VE 4.21e helft groep 7VermenigvuldigenGrotere getallen: 7 x 165 splitsen, nulregel, Rekenmachine als controleVE 4.21e helft groep 8VermenigvuldigenGrotere getallen: 16 x 35In toepassingssituaties met de rekenmachine. Het antwoord kritisch beschouwen1e helft groep 7VermenigvuldigenGlobaal vermenigvuldigen in toepassingssituatiesRekenmachine als uitrekenmiddel2e helft groep 7VermenigvuldigenRekenmachine als controlemiddel. Kritisch beschouwen van de uitkomst.2e helft groep 7VermenigvuldigenGlobaal vermenigvuldigen5 krentenbollen van 1,95 per stuk. Is een tientje genoeg?Groep 8VermenigvuldigenGlobaal vermenigvuldigenKaal met hele getallen: 29 x 43 is ongeveer 30 x 40Kaal met kommagetallen: 5 x 19,50 is ongeveer 5 x 20Delen2e helft groep 5DelenBegripsvorming: rechthoekstructuur en groepjesstructuur (30 koekjes in rijtjes van 5)IN 5.1VO 5.11e helft groep 6DelenBegripsvorming: deel-situatie vertalen naar deelsom Deeltaal: deelsituaties kunnen vertalen naar een som:-teken Som kunnen vertalen naar een deelsituatieIN 5.1VO 5.11e helft groep 6DelenStrategie?n:Opvermenigvuldigen, 24 : 4 = 4 (1), 8 (2), …Splitsen bij een context, 20 euro verdelen met z’n 4-en.IN 5.1VO 5.12e helft groep 6DelenStrategie?n:Bovenstaande strategie?n en …Delen als het omgekeerde van vermenigvuldigen, 30:6=5, want 5x6=30IN 5.1IN 5.2VO 5.1VO 5.2VE 5.1VE 5.22e helft groep 6DelenStrategie?nSplitsen bij kale sommenVO 5.32e helft groep 6DelenDelen in toepassingssituaties, met de rekenmachineVO 5.4VE 5.32e helft groep 6DelenDelingen uit de tafels 2, 5 en 10 uit het hoofd kennen (niet op tempo)1e helft groep 7DelenDelingen uit de tafels 1 t/m 5 en 10 uit het hoofd kennen (niet op tempo)2e helft groep 7DelenDelingen uit de tafels t/m 10 kennen (niet op tempo)2e helft groep 7DelenKunnen delen door 10 met ronde getallen (720 : 10 en 980 : 10)VE 5.32e helft groep 7DelenKunnen delen door 100 met ronde getallen (7200 : 100)1e helft groep 8DelenDelen naar analogie (320 : 4 = 80, want 32 : 4 = 8)VE 5.3Groep 8DelenKunnen delen door 10 bij kommagetallenGroep 8DelenDelen van een getal met maximaal 3 cijfers door een getal met maximaal 2 cijfers (345 : 15), via..OpvermenigvuldigenVerdeeleigenschapKolomsgewijs delenCijferend delen2e helft groep 8DelenDelen in toepassingssituaties, met de rekenmachine (345 : 15)Globaal kunnen delen in een context die zich daarvoor leentVO 5.4Breuken1e helft groep 7BreukenBreuken herkennen, benoemen en noteren: halve meter, 12 taart, 1 34 stokbrood, kwartierTeller en noemer benoemenStroken/ cirkels verdelen en benoemen als breukBreuken interpreteren in verdeel- en breekhandelingen (1 23 stokbrood = 1 stokbrood en 2 stukken van een in 3 stukken verdeeld stokbrood)Begrijpen dat een breuk de uitkomst van een verdeling is (handelend!)VO 8.1VO 8.2VE 8.11F 6.12e helft groep 7BreukenBreuken vergelijken (toepassen, strook, getallenlijn, alleen handelend) Breuken vergelijken door gelijknamig te maken: 12 meter vgl met 14 meterBreuken vergelijken door te ordenen en te plaatsen op een getallenlijnVO 8.31F 6.22e helft groep 7BreukenWat is meer: 13 of 34 ? mbv strook of getallenlijnVO 8.31e helft groep 8BreukenIn concrete situaties, handelen en tekenen!!Deel van een hoeveelheid kunnen bepalen met behulp van een strookDeel van een hoeveelheid bepalen in meetsituaties (14 deel van een klas met 28 leerlingen)Kennen van de taal van de verhoudingen: 1 van de 5Samenhang tussen breuken, kommagetallen en procenten12 = 0,5 = 50%12 = 0,25 = 25%34 = 0,75 = 75%110 = 0,10 = 10%1100 = 0,01 = 1%Helen uit een breuk halen (8 stukken van ? pizza)Eenvoudige gelijknamige breuken optellen en aftrekken (14 stokbrood + 34 stokbrood)Vermenigvuldigen en delen met breuken (4 x 18 pizza en 3 x 14 reep)VO 8.4VO 9.3VE 8.3VE 9.21F 6.21F 9.11F 10.2Verhoudingen2e helft groep 7VerhoudingenTaal van verhoudingen (van de …, per …)1F 8.12e helft groep 7Verhoudingen2 broodjes kosten 3 euro. Hoeveel kosten 78 broodjes?1F 8.21F 8.3Procenten2e helft groep 7ProcentenBetekenis: 85% katoen; % op de computer , 25% extra, 25% korting, 2% rente% teken, betekenis woord procent, 100% is allesGlobaal tekenen van percentagesPercentages aanvullen tot 100%VO 9.11F 10.12e helft groep 7ProcentenKorting50% is de helft nemenVO 9.1VE 9.11e helft groep 8ProcentenGlobaal aflezen van percentages van een cirkeldiagram (waar is het meest van) en strook (opladen batterij)50% van 90 euroRelatie 14, 0,25 en 25% (zie breuken)VO 9.1VO 9.3VE 9.1VE 9.22e helft groep 8ProcentenRelatieve karakter: 15% kan meer zijn dan 25%VO 9.22e helft groep 8Procenten1% en 10% regelVO 9.4VE 9.31F 10.3Leerlijn geldLeerdoelenVindplaats1e helft groep 3GeldBenoemen en herkennen van de munten van 1 en 2 euroVervolgens: biljetten van 5 en 10 euro.IN 6.1VO 6.1VE 6.12e helft groep 3GeldBedragen t/m 10 euro samenstellenMet biljetten van 5 en munten van 1 en 2 (tot 10)IN 6.1VO 6.11e helft groep 4GeldBedragen t/m 10 en 20 euro samenstellenMet biljetten van 5 en munten van 1 en 2 (tot 10)Met biljetten van 5 en 10 en munten van 1 (tot 20)Herkennen en benoemen van het biljet van 20IN 6.2IN 6.3VO 6.11e helft groep 4GeldHerkennen en benoemen van het biljet van 50IN 6.1VO 6.1VE 6.12e helft groep 4GeldBedragen tot 100 euro tellen/samenstellen (alleen handelend)74 is 7 tientjes en 4 losse euro’s3 tientjes en 7 euromunten: 37 euroVervolgensGepast betalenBiljetten van 100 euroIN 6.4VO 6.2VO 6.3VE 6.2VE 6.31e helft groep 5GeldTerugbetalenVO 6.3VE 6.31e helft groep 5GeldBedragen tot 1000 euro tellen/samenstellen463 euro: 4 honderdjes, 6 tientjes en 3 euromunten (alleen handelend)2e helft groep 5Groep 6GeldMunten van 2, 5, 10, 20 en 50 centGeld wisselen: hoeveel 2 euromunten voor een briefje van 20? hoeveel munten van 50 eurocent in 2 euro? (handelend)IN 6.2VO 6.2VE 6.21e helft groep 7GeldOngeveer rekenen. Heb je genoeg aan 5 euro? 2e helft groep 7GeldRelatie geld en kommagetallenBenoemen van geldbedragen.Hoe schrijf je 1 euro 65Wat betekent 0,05 cent?Geld in verband brengen met decimale getallen: €1,65 is 1 euro en … eurocentGepast betalenIN 6.1VO 6.1VO 6.3VE 6.11e helft groep 8GeldRe?el beeld van prijzen hebben: I-pod, kleding, mobieltjeAfkappen van bedragen en dat gebruiken bij het maken van een schattingIN 6.1VO 6.1VE 6.11e helft groep 8GeldAfronden van bedragen en dat gebruiken bij het maken van een schatting Schatten: 2 broden van €1,98; heb je genoeg aan 5 euro?VO 6.3VE 6.32e helft groep 8GeldBedragen afronden: 1,98 ≈ 2 euroVO 6.32e helft groep 8GeldSchatten, op de bon staat 2,98; 5,95 en 1,25. Hoeveel is dat ongeveer?VO 6.3VE 6.3Leerlijn tijdLeerdoelenVindplaats1e helft groep 3TijdEen idee van de continu?teit van tijd: dag en nachtritme, weekritmeIN 7.1VO 14.12e helft groep 3TijdAnaloge tijdhele en halve urenWat kan je doen in een minuut?Gebruiken van tijdseenheid: minuut, uur, dag, week, maand, jaarIN 7.2VO 14.2VE 13.1VE 13.22e helft groep 3TijdKwartierenVerband uren en minutenVO 14.2VE 13.2Groep 4TijdBenoemen van de ankerpunten van de klok Globaal klokkijken: ‘het is bijna half 6’.Analoog: vijf-minuten-standenIN 7.21F 15.11e helft groep 5TijdSeconde (1 tel)Relatie tussen de seconde, de minuut (en uur)Gebruiken van tijdseenheid: minuut, uur, dag, week, maand, jaarVE 13.11F 15.11F 15.22e helft groep 5TijdLage digitale tijden9:15 = kwart over 9 ‘s ochtendsIN 7.3VO 14.3VE 13.22e helft groep 5TijdLage digitale tijden9:45 = kwart voor 10 ‘s ochtendsIN 7.3VO 14.3VE 13.22e helft groep 5Tijd8:27, is bijna alf 9VO 14.3VE 13.2Groep 6TijdOmzetten van analoge tijden in digitale tijden en omgekeerdVO 14.3VE 13.21e helft groep 6TijdHogere digitale tijden benoemen (21:35)20:13 is bijna kwart over 820:47 is ruim kwart voor 9VO 14.3VE 13.21F 15.12e helft groep 6TijdAan de hand van een kalender uitzoeken hoeveel dagen een maand heeft/datum aflezen/ weeknummers, etcDatum in cijfers: 14-08-1976 of ‘76VO 14.5VE 13.41F 15.11F 15.21e helft groep 7TijdSchatten maken over tijdsduur (toepassen kennis over referentiematen): de trein vertrekt over 10 minuten, haal je de trein?VO 14.4VE 13.32e helft groep 7 + groep 8TijdHogere digitale tijden benoemen (21:35)VO 14.3VE 13.21e helft groep 8TijdReferentiematen rond snelheid (wandel 5 km/uur, fiets 15 km/uur, snelweg 120 km/uur.Leerlijn lengteLeerdoelenVindplaats1e helft groep 3LengteMeettechniekVergelijken door afpassen met natuurlijke matenVO 10.1VE 10.11e helft groep 3LengteMeettechniekMet meetinstrument (liniaal, duimstok, rolmaat, etc)VO 10.1VO 10.2VE 10.1VE 10.21F 13.22e helft groep 3LengteReferentiematen en standaardmaten1 meter ≈ 1 stapHoogte van de deur is ruim 2 meterReferentiematen gebruiken bij et schatten van lengte1 meter = 100 centimeterMeettechniekMet meetinstrument (liniaal, duimstok, rolmaat, etc) meten van lengtes waarbij het instrument niet toereikend isVO 10.1VO 10.3VO 10.4VE 10.11e helft groep 4LengteEen dm ≈ 1 handspan75 cm = 7 dm en 5 cmMillimeterRelatie tussen m en cmVO 10.1VO 10.2VO 10.3VO 10.4VE 10.1VE 10.2VE 10.31e helft groep 5LengteReferentiematen en standaardmaten1 km ≈ 1000 grote stappenRelatie km en m, 1 km = 1000 meterVO 10.1VE 10.4Groep 6LengteSchatten hoe hoog een object is door gebruik te maken van een bekende referentiemaat1e helft groep 6LengteReferentiematen en standaardmatenHectometerGroep 7LengteReferentiematen en standaardmatendecameter2e helft groep 7LengteRelatie m en cmRelatie cm en mm175 cm = 1,75 m0,63 m = 63 cmVO 10.1VO 10.2VO 10.3VO 10.4VE 10.2VE 10.3Groep 8LengteVeel voorkomende maateenheden omrekenenHoeveel stukjes touw van 25 cm kun je uit 1 meter halen?VO 10.4VE 10.5Groep 8LengteBetekenis van de voorvoegselscenti en decigiga en megaGroep 8LengteSchaalOp een kaart met een schaallijn afpassen hoe ver de ene plaats van de andere plaats af ligt.1F 16.2Groep 8LengteSchaalHoe lang en breed iets in het echt is (bijv schaalmodel van een auto)1F 16.2Leerlijn oppervlakte en omtrekLeerdoelenVindplaats2e helft groep 5OppervlakteOppervlakten vergelijken/ uitdrukken ahv natuurlijke maat (bv A4)Oppervlakte aanwijzen/ omtrek aanwijzen en tekenen (handelend)Inzicht dat de oppervlakte hetzelfde blijft ondanks dat je de vorm veranderd (handelend)VO 11.1VO 11.2VO 11.31e helft groep 6Oppervlakte en omtrekReferentie- en standaardmatenEen vierkante meter hoeft niet vierkant te zijn1 m? ≈ twee uitgeslagen kranten1 cm? ≈ een vingernagelOppervlakte van een deur ≈ 2 m?Oppervlakte van een klaslokaal ≈ 100 m? Vergelijken van oppervlaktes met een natuurlijke maat (bijv krant)Relatie oppervlakte/omtrek VO 11.1VO 11.2VO 11.31e helft groep 7Omtrek en oppervlakteOmtrek bepalenOppervlakte bepalen met bijvoorbeeld tegelsVO 11.1VO 11.2VO 11.31F 13.31F 13.42e helft groep 7OppervlakteVerbanden kunnen leggenVoldoende verf voor 22m? Hoeveel potten nodig voor je kamer? (schematiseren, tekenen)Groep 8OppervlakteBepalen van een grillige oppervlakte aan de hand van een roosterLeerlijn inoudLeerdoelenVindplaats1e helft groep 6Inhoud1 pak melk = 1 liter (l), frisdrank = 1 12 liter, emmer 10 liter1l = 1000 ml1 wijnglas ≈ 1 dl (of 10 cl)Kunnen bepalen van de inhoud door gebruik te maken van een maatbeker.VO 12.1VO 12.2VO 12.3VE 11.1VE 11.2VE 11.32e helft groep 6Inhoud1l = 1 dm?1F 14.12e helft groep 6InhoudKritisch kijken naar verpakkingen: in welke fles kan het meeste?2e helft groep 7InhoudRelatie kommagetallen750 ml = 0,75 lDeciliterCentiliter VO 12.2VO 12.3VE 11.1VE 11.31F 14.12e helft groep 7InhoudInzicht in het maatstelsel: van liter tot milliliter750 ml = 0,75 l 33 cl = 0,33 lVO 12.2VE 11.2VE 11.31F 14.1Groep 8InhoudKubieke meterRelatie tussen l en dlRelatie tussen l en clVO 12.3VE 11.31F 14.11F 14.32e helft groep 8InhoudRelatie tussen l en mlVO 12.2VO 12.3VE 11.2VE 11.32e helft groep 8InhoudInhoud berekenen1F 14.1Groep 8InhoudVeel voorkomende maateenheden omrekenenHoeveel bekers van 200 ml kun je vullen als je 4 liter melk hebt?Leerlijn gewictLeerdoelenVindplaats2e helft groep 3GewichtWeegtechniekVergelijken door afpassen met een natuurlijke maatVO 13.11e helft groep 4GewichtVergelijken door afpassen met een weeginstrumentVO 13.2VE 12.21F 14.21e helft groep 5GewichtKunnen bepalen van het gewicht door gebruik te maken van een weegschaal digitaal en analoog (personenweegschaal, keukenweegschaal)1 pak suiker = 1 kilo (kg)1 kg = 1000 gBetekenis van het voorvoegsel kilo (1000)VO 13.1VO 13.2VO 13.3VE 12.1VE 12.2VE 12.31F 14.22e helft groep 5 en groep 6GewichtReferentiematen en standaardmaten1 g = 1000 mg1F 14.22e helft groep 7GewichtRelatie kommagetallenRelatie tussen g en mg: 853 g = 0,853 kgMilligramVO 13.3VE 12.3VE 12.41F 14.21F 14.3Groep 8GewichtGewichtsmaten in verband brengen met decimale getallenWelke waarde heeft de 5 in: 2,5 kg? 500 gram = … kgVO 13.3VO 13.4VE 12.3VE 12.42e helft groep 7GewichtTonRelatie ton en kg1F 14.2Groep 8GewichtVeel voorkomende maateenheden omrekenenHoeveel stukken kaas van 250 gram kun je uit een stuk van 3 kilo halen?Groep 8GewichtHoeveel is een kuub zand?Leerlijn temperatuurLeerdoelenVindplaats1e helft groep 8TemperatuurVerschillende soorten thermometers kennen (oven, koorts, analoog en digitaal)Lichaamstemperatuur, vriespunt, kookpunt, kamertemperatuur kennenTemperatuur van internetsites lezen (buienradar, weersverwachting)1F 15.31F 15.41e helft groep 8TemperatuurAflezen van de temperatuur1F 15.31F 15.4Leerlijn meetkundeLeerdoelenVindplaats1e helft groep 3MeetkundeVormen en figuren herkennen, vergelijken, benoemen (vierkant, driehoek, rechthoek, …)Handelen, ervaren (moza?ek, blokken)Construeren met papierOri?ntatie-begrippen toepassen: boven, onder, ..1F 12.22e helft groep 3MeetkundeSymmetrie verkennen aan de hand van een spiegelLinks, rechts, etc.VO 15.11e helft groep 4MeetkundeGebruik meetkundige begrippen: plat, rond, recht, vierkant, midden, etc.Ori?ntatie in de ruimteStandpunten onderzoekenVO 15.12e helft groep 4MeetkundeVormen herkennen en benoemen: rechthoek en een vierkantOri?ntatie in de ruimte: zelf voorwerpen/ aanzichten tekenenVO 15.12e helft groep 4MeetkundeVormen herkennen en benoemen: rechthoekEenvoudige routebeschrijving makenEenvoudige legenda lezenVO 15.2VO 15.31e helft groep 5MeetkundeVooraanzicht en bovenaanzicht herkennen (verschillende vormen)Zelf voorwerpen tekenenVO 15.21e helft groep 5MeetkundeHerkenningspunten op een kaart benoemen ahv de legendaMaken van een object uit een bouwplaatRelatie 2D-3D erkennenVO 15.3VO 15.12e helft groep 5MeetkundeRoutebeschrijvingVO 15.3MeetkundeVormen en figuren herkennen, vergelijken, benoemen (vierkant, driehoek, rechthoek, cirkel, kubus, bol)VO 15.11F 12.31e helft groep 6MeetkundeVerschillende aanzichten tekenen van voorwerpen in de klasMaken van een bouwsel aan de hand van een 3D-tekeningSymmetrie onderzoekenPatronen voortzettenVO 15.11F 20.12e helft groep 6MeetkundeMaken van een bouwsel aan de hand van hoogtegetallen2e helft groep 6MeetkundeRoutes aanwijzenBeschrijven van een route (iemand de weg wijzen)Volgens van een routebeschrijving of plattegrondVO 15.31F 16.32e helft groep 6MeetkundeRoutes op rooster tekenenVO 15.31e helft groep 7MeetkundeTekenen van een plattegrondLandkaarten en atlassen lezenVO 15.31e helft groep 7MeetkundeSymmetrie-assen zoeken met een spiegel1e helft groep 7MeetkundeBeschrijven van een routeRoutes op een kaart tekenenVO 15.32e helft groep 7MeetkundeSchematische weergave treinnetwerk interpreterenFiguren afmaken obv symmetrie2e helft groep 8MeetkundeNavigerenLeerlijn tabellenLeerdoelenVindplaats2e helft groep 6TabellenBegrijpen dat tabellen en grafieken informatie overzichtelijk ordenenBeschrijven van een verband in woordenTv-gids lezenEenvoudige staafgrafiek makenLegenda lezenVO 16.1VO 16.21F 17.12e helft groep 7TabellenTabel als ordeningsmiddelVO 16.21F 17.11F 18.12e helft groep 7TabellenRooster lezenPlan makenLegenda lezenVO 15.2VO 16.21F 17.11e helft groep 8TabellenEenvoudige staafgrafiek makenEenvoudige staafgrafiek en cirkeldiagram aflezen en interpreterenGebruik maken van de legenda bij tabellen en grafiekenKwantitatieve gegevens lezen, combineren en interpreterenVO 16.21F 17.11F 17.21F 19.12e helft groep 8TabellenCirkeldiagram lezenVO 16.21F 19.2Groep 8TabellenLijngrafiek aflezen1F 19.3Groep 8TabellenEenvoudige tabellen gebruiken om informatie uit een situatiebeschrijving te ordenenVO 16.31F 17.21F 18.11F 18.2Groep 8TabellenGegevens uit een tabel of grafiek vergelijken en conclusies trekkenVO 16.3Groep 8TabellenGebruik maken van Excel ................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download