1. 2. 3. 4. 5. 6. - Buitenschools oefenen

Grammatica

Inhoud 1. `De' en `het' 2. Meervoud 3. Werkwoord 4. Vraagwoorden 5. Zinnen maken 1 6. Zinnen maken 2 7. Zinnen maken 3 8. Zinnen maken 4 9. `Niet' en `geen' 10. Lange woorden 11. Het verkleinwoord 12. Zinnen met Als ...... 13. Vergelijken. De comparatief 14. Zinnen met `omdat...' 15. Praten over wat afgelopen is

Grammatica Leer Nederlands Opstart les 1 t/m Beginnersles 30

? ITTA 2011

1

1. Zelfstandige naamwoorden: `de' en `het'

Zelfstandig naamwoorden zijn woorden voor personen en dingen: De man, het kind, de stad, de woning, het dorp.

Er zijn de-woorden en het-woorden:

de vrouw de stad de tuin

het meisje het huis het gebouw

Je kunt dit oefenen met deze oefening:

Beginnersles 1 Oefening 14

TIP: leer een woord altijd met samen met de en het: De man, de pan, de woning, de koning, de les, de rest Het park, het feest, het huis, het fornuis

Grammatica Leer Nederlands Opstart les 1 t/m Beginnersles 30

? ITTA 2011

2

2. Zelfstandige naamwoorden: meervoud

Het meervoud maak je met ?en:

E?n persoon of ding

Twee of meer (=meervoud)

De man Het huis

Twee mannen De huizen

Het meervoud kan ook met ?s, kijk maar:

De jongen Het meisje De assistente

De jongens De meisjes De assitentes

Let op:

Het kind De stad

De kinderen De steden

Je kunt het meervoud oefenen met deze oefening:

Beginnersles 2 oefening 14 item 2

Grammatica Leer Nederlands Opstart les 1 t/m Beginnersles 30

? ITTA 2011

3

3. Het werkwoord

Werkwoorden zijn: lopen, praten, maken, werken, denken, enz.

Werkwoorden veranderen met de persoon:

Ik maak

Ik loop

Jij maakt

Jij loopt

Hij / zij / u maakt

Hij / zij / u loopt

Wij maken

Wij lopen

Jullie maken

Jullie lopen

Zij maken

Zij lopen

Dit is de persoonsvorm

persoon

werkwoord

ik

loop

jij

loop +

hij / zij / het

loop +

wij / jullie / zij lo-

Let op: + t + t + pen

De persoonsvorm is loop loopt loopt lopen

Let ook op de persoonsvorm van vragen: - Loop jij? - Loopt u? - Loopt hij?

Je kunt de werkwoorden oefenen met deze oefening:

Beginnersles 2 Oefening 14

Grammatica Leer Nederlands Opstart les 1 t/m Beginnersles 30

? ITTA 2011

4

4. Vragen: wie, waar, wat, wanneer, hoe, hoeveel Met WIE vraag je naar een persoon.

Wie ben je? Ik ben Anna. En wie ben jij? Ik ben Jan.

Met WAAR vraag je naar een plaats. Waar woon je? Ik woon in Amsterdam. Waar woon je? In Utrecht.

Je kunt dit oefenen met deze oefening:

Opstartles 1 Oefening 5

Grammatica Leer Nederlands Opstart les 1 t/m Beginnersles 30

? ITTA 2011

5

Met WAT vraag je naar een ding. Wat ga je eten? Wat vind je?

Spaghetti. Ik vind het goed.

Met WANNEER vraag je naar de tijd.

Wanneer kom je?

Morgen om drie uur.

Wanneer ben je in Nederland gekomen? Drie jaar geleden.

Met HOEVEEL vraag je naar een getal.

Hoeveel kost het?

10 euro.

Hoeveel kinderen zijn er? Drie, er zijn drie kinderen.

Vragen met HOE: Hoe gaat het? Hoe laat is het? Hoe heet hij?

Goed. Het is nu kwart voor acht. Hij heet Irfan.

Je kunt de vraagwoorden ook oefenen met deze oefening:

Opstartles 6 Oefening 6 item 2

Grammatica Leer Nederlands Opstart les 1 t/m Beginnersles 30

? ITTA 2011

6

5. Zinnen maken 1

Zinnen zijn:

Marco heeft hoofdpijn. Hij gaat naar de dokter. Hij wacht in de wachtkamer. Mijn dochter heeft al de hele week keelpijn. Ze gaat ook naar de dokter. Ze praat met Marco in de wachtkamer.

Deze zinnen beginnen met de persoon: Marco,hij, mijn dochter. Dan komt het werkwoord heeft, gaat, wacht, praat. Dan de rest. Zo maak je de zin:

1. De persoon 2. Werkwoord 3. De rest

Je kunt deze zinnen oefenen met deze oefening:

Opstartles 6 Oefening 7 item 6

Grammatica Leer Nederlands Opstart les 1 t/m Beginnersles 30

? ITTA 2011

7

6. Zinnen maken 2

Zinnen zijn:

Morgen ga ik naar school. Gisteren was Jannos ziek. Volgende week gaat mijn broer op vakantie. Op dinsdag ga ik naar de cursus.

Deze zinnen beginnen met een tijdwoord. Dan komt het werkwoord en dan de persoon. Zo maak je de zin:

1. Tijdwoord 2. Werkwoord 3. De persoon 4. De rest

Je kunt deze zinnen oefenen met deze oefening:

Opstartles 5 Oefening 15 item 7

Grammatica Leer Nederlands Opstart les 1 t/m Beginnersles 30

? ITTA 2011

8

................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download