Dit reisverhaal is het eerste deel in een zesdelige …



Dit reisverhaal is het eerste deel in een zesdelige reeks. We bezoeken in elk deel een brouwende Trappistenabdij, proeven er van hun brouwsel en maken er een korte namiddagwandeling. In dit eerste deel komt de Sint-Sixtusabdij van West-Vleteren (1) aan bod. De volgende delen behandelen de abdijen van Westmalle, Orval, Rochefort, Chimay en Koningshoeven (Tilburg).

HET GELUID VAN DE STILTE

RIMPELLOOS HUWELIJK. Het vlakke land van de Westhoek en de Sint-Sixtusabdij van Westvleteren leven op deze mistige dinsdagsmorgens in een tijdloze harmonie met elkaar. Een kluizenaar en drie kloosterlingen werden in 1831 verliefd op deze afgelegen en verlaten streek en trouwden er met de stilte, de enige getuige van een leven van bidden en werken. Lyrische dorpjes als Jonkershove, Mangelaar, Bikschote en Peselhoek hebben me de weg gewezen naar dit ontoeristisch oord van rust en eenvoud. De gesloten toegangspoort van de sobere abdijgebouwen drukt met een stille schreeuw nog het mooist het levensgeheim van de Cisterciënzers van de Strenge Onderhouding, in de volksmond ‘ Trappisten’ genoemd uit: “ De zalige eenzaamheid is de enige gelukzaligheid.” Anno 1995 genieten nog 29 monniken van dit eremietenleven in gemeenschap.

DE VLAAMSE BOURGOGNE. Ramses II, Diogenes van Apollonia en Keizer Karel. Wat hebben Egyptische faraos, Griekse filosofen en Westerse keizers gemeen? Het antwoord is kort: bier. De Mesopotamiërs en de Chinezen bakkeleien nog altijd over het antwoord op de vraag wie zich de uitvinder van het bier mag noemen. Laat ze maar bekvechten. Ik sympathiseer liever met de heilige Arnoldus die zijn Vlaamse volk gezond bier leerde drinken in plaats van het besmette middeleeuwse water. De Kerk van de middeleeuwen was een dankbare Kerk. Onverwacht snel na zijn dood in 1087 werd de huidige patroonheilige van de brouwers, steeds afgebeeld met een roerstok in plaats van een staf, reeds heilig verklaard. Een baardige, veertigjarige volgeling van de heilige verkoopt me aan de zij-ingang van de abdij een bakje etiketloze ‘ Abt 12° ‘. Zijn helderblauwe ‘blik op oneindig’ straalt hemelse rust uit. Zijn monnikenogen aanschouwden deze morgen om halfvier kunstmatig mensenlicht voor de dagelijkse goddelijke nachtwake. Vanavond wordt zijn dag afgesloten om halfacht en legt hij zich neder in de armen van Morfeus in een grote gemeenschappelijke slaapzaal. Een monnik heeft geen tijd te verliezen in zijn zoektocht naar God…. Behoedzaam en uiterst voorzichtig als was het Chinees porselein breng ik mijn ‘ Vlaamse Bourgogne’, zoals het Sixtusbier in de streek wordt genoemd, naar mijn wagen. Op aanraden van de contemplatieve monnik-brouwer overdek ik het kostbare gerstenat met mijn overjas. ‘ Licht en warmte zijn de twee aartsvijanden van de smaak en de houdbaarheid van het hemels vocht, had de kandidaat-heilige me immers nog nagepreveld. Het knorren van mijn maag doet me beseffen dat ik dringend aards voedsel nodig heb.

(1) Reisroute. Wil je snel in Westvleteren aankomen, dan neem je in Aalst de E40 naar Gent. Aan de verkeerswisselaar in Gent-Zwijnaarde neem je de E17 naar Kortrijk. In Kortrijk neem je de A19 naar Ieper. De N8 brengt je van Ieper naar Vleteren. Vanaf Vleteren volg je gewoon de aanduidingen ‘ Sint-Sixtusabdij’. We kozen voor een rustiger reisroute, verlieten de E40 in Sint-Denijs-Westrem en bereikten via Deinze en de N35 Tielt. Van Tielt ging het via de N37 naar Roeselare. Na een koffiestop in Roeselare bereikten we via Staden, Houthulst, Jonkershove, Merkem, Noordschote en Reninge na 112 kilometer en anderhalf uur rijden Westvleteren. Aan de abdij op de parking van café ‘ De Vrede’ lieten we onze wagen achter.

MONNIKENGEDULD. “ Iedere jongeling wordt eerst man als hij een goed bierke drinken kan.” Met deze leuze verwelkomt café De Vrede, eigendom van de abdij, iedere mannelijke bezoeker. Het valt me niet moeilijk om deze ongetwijfeld waardevolle raadgeving op te volgen. Als aperitief neem ik een donkerbruine Westvleteren ‘ Extra 8°’. Vermits Gods liefde ook door de maag gaat, doe ik mij vervolgens te goed aan de zachte paterskaars, de scherp smakende abdijpaté en het ‘ Poperingsch Standevleesch’ ( licht gerookte ham) Vers gebakken bruin brood vergezellen deze streekgerechten. Bij de homelpaptaart weet mijn geschreven, sympathiek reisgidsje me te vertellen dat het Sixtusbier een rijping- en productieproces van een klein jaar achter de rug heeft. Van monnikengeduld gesproken. De gemiddelde Belg drinkt iets meer dan zeven glazen trappistenbier per jaar en een dozijn glazen abdijbier. Als niet gemiddelde Belg verlaat ik de herberg voor een korte wandeling.

ROOD. BLAUW. GEEL. De kleuren van de drie kroonkurken van respectievelijk de Special 6°, de Extra 8° en de Abt 12°. De kleuren ook van de drie sint-Sixtuswandelroutes die allen aan abdij beginnen. Ik heb de Special 6° nog niet geproefd en kies dus voor de kortste wandeling. De rode pijltjes brengen me in een mum van tijd bij de Sixtusgrot, opgericht uit dankbaarheid aan Maria voor de bescherming van de abdij tijdens de eerste wereldoorlog. ‘ ‘Een druk bezochte bedevaartplaats’ beweert het wandelfoldertje, dat de toeristische dienst van Poperinge me ter beschikking stelde. Het geloof gaat zienderogen achteruit: ik word alleen omringd door prachtige kastanjebomen. Mijmerend over het verleden trek ik de bossen van “‘t Jagershof” in.

KNOWN UNTO GOD. A mothers supreme gift. Untill the day breaks and the shadows flow away. Grafschriften voor negentienjarigen. Britten. Canadezen. Australiërs. Nieuw-Zeelanders. Zuid-Afrikanen. Britse Westindiërs. Duitsers. Het is doodstil op het militair kerkhof van Dozinghem met 3239 graven. Nadenkend over het absurde van het oorlogje spelen, slenter ik tussen de uniforme, witte grafzerken door naar het imposante, hoge kruisbeeld. Op het marmeren kruisbeeld geen lijdende Christus maar een gietijzeren zwaard. Wreedaardig indrukwekkend. Met kippevel en na het tekenen van het kerkhofregister verlaat ik het massagraf om even verder het kasteel De Lovie te bezichtigen. Het kasteel is sinds de jaren zestig een opvangcentrum voor mentaal gehandicapte kinderen. Een groter contrast bestaat niet. De homo malus die zijn soortgenoten afslacht en de homo bonus die de zwakken in de groep verzorgt en beschermt. Schizofreen. Ik ben halfweg mijn Sixtusroute. Om de wrange nasmaak van de oorlog weg te spoelen, verbruik ik in café “ t’Jagershof “ een streekbiertje. Een lentezonnetje op mijn schaars wordende haardos doet een mens uitdrogen. Het niet-chemisch gebrouwen goedje schenkt me snel weer voldoende krachten om door te gaan. Een trappist is eten en drinken.

‘Echte’ of ‘ valse ‘ trappist? Het trappistenbier geniet een wettelijke bescherming. Alleen het bier gebrouwen in een abdij die behoort tot de orde van de Cisterciënzers van de strikte observantie, mag zich trappist noemen. Bieren gebrouwen in een abdij of klooster, worden abdij- of kloosterbieren genoemd. De trappisten van Westvleteren brouwen vier soorten trappistenbier: Dubbel 4°, Special 6°, Extra 8° en Abt 12°. De laatste drie zijn te krijgen bij de toegangspoort van de abdij of in café ‘ De Vrede ‘. De flesjes gerstenat zijn niet in de handel te krijgen en zijn daarom etiketloos. De Dubbel 4° is alleen bestemd voor de monniken. Alle trappistenbieren van Westvleteren zijn donkerbruin van kleur. De productie is beperkt tot 3500 hectoliter.

HET GROENE GOUD. “ Bier is bitter, bier is best, bier is beter dan de rest.” De Nederlandse zanger Rob De Nijs bezong reeds twintig jaar geleden de bitterheid van bier. De typische bitterheid van uitstekend bier hebben we te danken aan de vrouwelijke hoppebellen, in de streek ‘ het groene goud’ genoemd. De rode wandelpijltjes leiden me kilometerslang door het hoppeveldenlandschap. Een sanitaire stop bij een hoppeboer levert me een uiteenzetting op over het kweken van het groene goud. Na zijn biologieles, die begon bij het spannen van hoppedraden en eindigde met de hoppepluk, heeft hij mij overtuigd: Hop is terecht peperduur. Via de omwalling van een 17de eeuws Brigittijnenklooster voor mannen bereik ik na twee uren wandelen opnieuw mijn vertrekpunt: café De Vrede, waar ik me nog snel een assortiment Westvleterenbier aanschaf. Op de terugweg naar Aalst kan ik het niet nalaten: ik koop me in Poperinge nog snel een poster met het beeld van een vol trappistenglas. De bijbehorende tekst spreekt voor zichzelf: ‘ Water is het beste, maar voor mij moet het niet altijd het beste zijn ‘.

Lectuur. Wie graag meer achtergrondinformatie zoekt over het trappistenleven en het trappistenbier raden we graag volgend werkje aan: In het spoor van de Trappisten. Visumgids. Geschreven door Geert Van Lierde, Piet De Moor, André Grosemans en Serge Renson. Ook het standaardwerk van Michel Van Der Plas en Robin Lutz, Abdijen in de lage landen en de mensen die er wonen, geeft nuttige bijkomende informatie. De spiritualiteit van de Sint-Sixtusabdij te Westvleteren leer je het best kennen door de aanschaf van de handige brochure ‘ Sint-Sixtusabdij. Westvleteren. Te koop aan de abdij zelf.

Dit reisverhaal is tweede deel in een zesdelige reeks. We bezoeken in elk deel een brouwende trappistenabdij, proeven er van hu brouwsel en maken er een korte namiddaguitstap. In dit tweede deel komt de abdij van ‘ Notre-Dame de Scourmont te Forges-Chimay aan bod. De volgende delen behandelen de abdijen van Rochefort, Westmalle, Orval en Koningshoeven.

BID EN WERK!

LA BOTTE DU HAINAUT. ‘ Op liefdesvlak, zul je, met een vleugje fantasie, een dolle week beleven. Laat je bewonderaarsters wat geduld oefenen. Stort je niet in ondoordachte avonturen!’. Het aftandse toilet van de taverne ‘ Au Vieux Chimay’ is uitgerust met een splinternieuwe horoscoopautomaat. Het is een zwoele junidag. De ongenadige zonnestralen hebben me uitgeperst als een citroen gedurende de twee uren autorit naar de hoofdstad van de laars van Henegouwen. Chimay, een onbekend, ontoeristisch stukje België. Gelukkig komt de Zuid-Europees getinte waard aandraven met een diep roodbruine Chimay. Als hoofdmaaltijd beveelt hij een plaatselijk streekgerecht aan: een ‘ escavêche’, een gekoeld stoofpotje van zoetwatervis. De in een aarden pot opgediende lagen vis, groenten en kruiden zijn een ware verfrissing voor mijn oververhitte maag; het dessert is een ideaal huwelijk: een stukje trappistenkaas en een blauwe Chimay. De bitterig-zoete nasmaak van de godendrank brengt me in extase. Mijn horoscooptoekomst zegt me totaal niets meer. Op de grote markt van Chimay ben ik onder de indruk van het majestueus stadhuis en de prachtige Prinsenfontein. Vooraleer ik me op weg begeef naar het pronkstuk van het sympathiek plaatsje, het prinselijk kasteel Camaran, groet ik nog eventjes het hart van prinses Jeanne de Hallewijn, bewaard in een grijs marmeren urne in de imposante, collegiale Sint-Pieters- en Pauluskerk; Een gekke gedachte dwaalt door mijn hoofd: waar vind ik na mijn dood een plaatsje op het VTI voor mijn harturne?

SLAAPDRONKEN. ‘ Rondleiding om 14.30 uur. Prijs: 150 frank. Beweert mij geschreven reisgidsje. Het is al kwart voor drie als boven mijn hoofd aan de toegangsdeur van het twaalfde eeuwse kasteel Camaran een raam knarsend opengaat. Een adellijke stem deelt me laconiek mee dat de huidige prinses van Chimay, Elisabeth, te vermoeid is van de rondleiding in de voormiddag. De prinses wenst nog een half uurtje op haar bed uit te rusten. Nauwelijks vijf minuten na deze plechtige mededeling draait de toegangsdeur voor me open en verschijnt er een barokke, rondborstige dame, overladen met goud en edelstenen, die me meetroont naar de kasteelkapel. Met veel gevoel voor dramatiek vertelt ze me hoe ooit de beroemde lijkwade van Turijn, in het bezit van de kasteelheren van Chimay, verkwanseld werd en verhuisde naar de Noord-Italiaanse industriestad. Het lijkt net een mislukt thrillerverhaal. De edelvrouw gunt me vervolgens een blik in de inkomhal, het empiresalon en de ridderzaal. Mooie kamers maar in het niets verdwijnend in vergelijking met het wondermooie binnenhuistheatertje. Het zaaltje biedt plaats aan pakweg 150 toeschouwers. Het is een architecturaal juweeltje, een toonbeeld van verheven kunst. Het voorontwerp van dit gebouwtje werd door de heren van Fontainebleau geweigerd en in Chimay gerealiseerd. Menuhin, Horowitz en andere beroemde virtuozen hebben er hun vingers laten glijden over de wit-zwarte pianotoetsen. Het bezoek eindigt, hoe kan het ook anders in deze kringen met een glaasje te dure champagne. De prinses wordt nog wat praatzamer bij dit edelvocht en begint aan haar dagelijks verhaal over de laatste grote brand die het kasteel in 1935 teisterde, veroorzaakt door een kraaiennest in de hoofdschouw. Als ze ook nog een verhaal wil vertellen over de redding van het theaterzaaltje van een allesverwoestende huiszwam, vlucht ik weg uit haar onwezenlijke, eenzame wereld. De stilte van een abdij is me meer dan ooit welkom.

ONWERELDSE STILTE. Geen enkel geluid verstoort de indrukwekkende rustige aardse plek. Uit eerbied voor zoveel stille gratie, sluit ik omzichtig mijn autodeur. Alleen met mezelf betreed ik de heilige ruimten van de abdij. De binnentuin is door zijn soberheid en eenvoud een rustpunt in deze jachtige wereld. Ingetogen en nadenkend over mijn lot in deze tijdelijke mensenwereld, stap ik de abdijkerk binnen. Het huis van God is uiterst sober zoals een oase van gebed tot een onwereldse en aardse figuur moet zijn. De rust van het lichaam, het licht van de geest, de stilte van de ziel, de loutering en de vrede van het hart horen hier thuis. Ik begin nu pas te begrijpen waarom een trappistenmonnik als leidraad heeft: ‘ Ik werk om te leven maar behoed me ervoor te leven voor mijn wereld. Het echte werk van een monnik is de zoektocht naar God via de weg van stilte, eenzaamheid, lezing en studie. Alleen op een bankje in de abdijtuin, de tijd vergetend, benijd ik het leven van de hedendaagse monnik. Geen dagelijkse zorgen, alleen maar de zorg om zo snel mogelijk bij het hart van God te komen. Dat moet gewoon zalig zijn…maar uiterst moeilijk. De monniken van Westvleteren hebben goed werk verricht toen ze in 1850 deze jonge abdij bouwden. Geestelijk uitgerust maar lichamelijk uitgehongerd spoed ik mij naar de nabijgelegen afspanning.

CONTAINERTOERISME. Het contrast is groot. Terwijl ik in de herberg ‘ Poteaupré’ een trappistenkaasschotel verorber, wordt er juist een container toeristen afgeleverd. Kwetterende oude tantes, Chimaybuikige mannen en luidkeelse, voortdurend eisen stellende kinderen verbreken de relatieve rust van de mooi ingerichte taverne. Het jonge paartje in een hoek, fluisterend tegen elkaar alsof ze samenzweren tegen de hele wereld, kijkt verschrikt op als die mooie steekkaart van de homo toeristicus bezit neemt van hun rendez-vous cafeetje. Vol heimwee naar de trappistenstilte verlaat ik die heksenketel. Na een korte stop aan de vijftigste breedtegraag, de plaats waar zich de bron van de voor België onbelangrijke, voor Frankrijk belangrijke rivier de Oise bevindt, begeef ik mij de toeristen verwensend terug naar huis. OP de terugweg sla ik wel nog een magnumfles Chimay in. De middenstanders van Chimay moeten ook leven!

Rode, witte en blauwe chimay. De trappisten van Chimay brouwen drie soorten bier: Chimay met rode kroonkurk(7°); met witte kroonkurk(8°) en met blauwe kroonkurk(9°). Je kan deze drie soorten ook in 75cl-flessen krijgen. De blauwe Chimay is zelfs in magnumversie(1,5 liter) te bekomen. Het bier wordt niet meer gebotteld in de abdij maar in een bottelarij, gelegen op een nabijgelegen industrieterrein. Je kan deze laatste bezoeken op aanvraag. Jaarlijks worden er 130.000 hl. Chimaybier gebrouwen.

Reisroute. Wil je snel in Chimay aankomen, neem dan vanuit Brussel e E19 richting Bergen. In Nijvel neem je de A54 naar Charleroi. In Charleroi neem je de richting Philippeville en Beaumont. Via Beaumont en de N53 bereik je dan Chimay. De trappistenabdij zelf ligt negen kilometer van het stadje. Je hoeft vanuit Chimay gewoon de richting Bourles te volgen. We kozen voor een alternatieve route en bereikten Chimay via Ninove(N45), Edingen(N255), Soignies(N55), Bergen(N6), Beaumont(N40) en de N53 tot in Chimay. Afstand: 140 kilometer. Wie met het openbaar vervoer naar Chimay wil, kan vanuit Brussel de trein nemen naar Couvin(via Charleroi). Streekbussen brengen je dan tot in Chimay.

Dit reisverhaal is het derde deel in een zesdelige reeks. We bezoeken in elk deel een brouwende Trappistenabdij, proeven er van hun brouwsel en maken er een korte namiddagwandeling. In dit derde deel komt de abdij van Rochefort aan de beurt. De volgende delen behandelen de abdijen van Westmalle, Orval, en Koningshoeven (Tilburg).

DE GLIMLACH VAN DE ARDENNEN.

AVENUE D’ ALOST. Een kwarteltje met jeneverbessen. Een gerookte warme forel. Een wildkrans van everzwijn, reebok en hert. Rochefort is een culinair paradijs op aarde. Het is heerlijk onmogelijk te kiezen uit dit gamma aan Ardense specialiteiten. “ Echte kenners proberen de ‘ coq en bure’, beweert mijn neergepend reisgidsje. Na een autotocht van ruim 150 kilometer, laat ik mij dit graag dicteren. Wie wil immers geen kenner genoemd worden? De dikbuikige ober komt na een half uurtje smachtend wachten, aandraven met een in trappistenbier gedrenkte mannelijke kip, die versierd werd met verse boschampignons en stukjes spek. Verrukkelijk! Na een stukje geitenkaas, afkomstig van de lokale producentjes, spoed ik mij naar het ‘ Musée du Pays du Rochefort et de la Famenne’. Een overijverige, grijzende gids loodst mij doorheen de eeuwenoude geschiedenis van Rochefort, de glimlach van de Ardennen. Na een uurtje laat ik de betweterige senior (en zijn uit het hoofd geleerde geschiedenisles) achter met de mond vol tanden: hij is me nog steeds het antwoord schuldig op de vraag waarom er hier in Rochefort een ‘ Aalsterse laan’ is.

DE MYSTERIEUZE PUT. Deux équipes, un seul objectif. Trouvez la clef du donjon. Het lijkt wel een middeleeuwse schattenjacht. De vrienden van het grafelijk kasteel van Rochefort sparen moeite noch vindingrijkheid om hun elfde eeuwse kasteel, het grootste van de Famenne, te promoten bij de schoolgaande jeugd. Voor een meerprijs van tien Belgische franken kan je twee groepen scholieren op speurtocht sturen naar de sleutel van de slottoren. Ik ben meer geïntrigeerd door het raadsel van de middeleeuwse waterput van het kasteel. Waarom heeft die put maar een diepte van 6,60 meter? Hoe werd in tijden van langdurig beleg het kasteel bevoorraad met water? Is er nog een bijkomend waterreservoir aanwezig? De historici anno 1995 zoeken voorlopig tevergeefs naar de antwoorden. De archeologen hebben nog heel eind te graven. Het schitterende panoramisch zicht op de weidse omgeving zalft mijn onbevredigde historische nieuwsgierigheid.

VLOEIBAAR BROOD. 3.15 uur: opstaan. 3.30 uur: het beslag wordt aan de kook gebracht. 7 uur: de hop wordt toegevoegd. 12 uur: het wort wordt gefilterd. 17 uur: het brouwproces is voorbij. De gisting kan beginnen. Tien weken later: het bier is klaar voor consumptie. Het brouwende monnikenleven is hard. De trappisten van Rochefort brouwen alleen die hectoliters gerstenat die nodig zijn om als abdij te overleven of te leven. ‘ We zijn geen trappisten geworden om te brouwen, maar we brouwen om trappist te blijven’, beweerde ooit eens een oude trappistenmonnik. De ‘ bezoeker ‘ van de abdij Saint-Remy krijgt geen brouwende klerikaal te zien. De aardse heiligen zijn toeristenvreemd. Wanneer ik na een uurtje wandelen vanuit Rochefort de vredige slotgebouwen bereik, blijft ook voor mij, de naar spiritualiteit smachtende sterveling, de houten poort gesloten. Gelukkig is de nieuwe abdijkerk, ingewijd in 1993, buiten de ommuring van het mannenklooster gelegen. Het Tweede Vaticaans Concilie schreef immers voor dat de kloosters en abdijen in dit avondland ‘ meer open ‘ moesten zijn voor de ‘ gewone’ gelovigen. Dus bouwde men in Rochefort simpelweg een nieuwe abdijkerk buiten het slot. Tijdens de dagelijkse vespers van 17.15 uur, alleen tijdens de liturgische diensten is het huis van God voor het publiek toegankelijk, geniet ik van het pronkstuk van de nieuwe kerk: een albasten labyrint dat de weg naar het paradijs voorstelt. ‘ Saint-Remy is een zeer jonge abdij, ze is nauwelijks 763 jaar oud’, prevelt één va de paters me na de vespers toe. De monniken waren in hun queeste naar God in stilte en eenzaamheid Einstein reeds eeuwen voorop met hun relativiteitsgedachte van de tijd! Mijmerend over het gezonde evenwicht tussen de kwaliteit van mijn huidig werelds bestaan en de kwantiteit van mijn 34 aardse jaren bereik ik na een fikse boswandeling terug het stadje Rochefort. De glimlach van de Ardennen schenkt me uit dankbaarheid voor mijn religieuze ijver een rozijnzoetig, vijgachtig aroma: de Rochefort 10-trappist, in een verleden een nuttige aanvulling in tijden van een gebrek aan graan en brood, smaakt als nooit tevoren. Hemels, vloeibaar brood.

EEN OOSTERS DESSERT. Ik kan het niet laten. Op weg naar huis spring ik nog eventjes binnen in de Oosterse kerk van Chevetogne. De Benedictijnen hebben er in 1957 in een opwelling van oecumenische inspiratie een erg sober byzantijns gebedshuis gebouwd. De Tempel van de Eénheid zoals dit huis van God genoemd wordt, moet in schoonheid zeker geen verantwoording afleggen voor de Grieks-orthodoxe kerken in het land van Zeus, Demis Roussos en Mikis Theodorakis. De iconen, vensters op de hemel, zijn van een onvergankelijke schoonheid. De eeuwigheid is ook aanwezig op het piepklein kerkhofe van de abdij. De eenvoud van de graven van de gestorven broeders, een simpel kruis in wat kale aarde, vloekt mooi met de moderne zucht naar aardse goederen. In het licht van de eeuwigheid is ons aards bestaan slechts een zandkorrel.

Reisroute. Wie snel in Rochefort wil geraken, neemt vanuit Brussel de E411 en bereikt na een goed uurtje via uitrit 22 het stadje Rochefort. De abdij Saint-Remy ligt een zestal kilometer buiten het historisch centrum van Rochefort. Gewoon vanuit Rochefort de borden ‘ Abbaye de Saint-Remy’ volgen. We kozen voor een alternatieve route. We verlieten de E411 in de buurt van Namen en bereikten Rochefort via de N92 ( tot in Dinant), de N94 ( tot in Ave-et-Auffe) en de N86. Een half uur langer rijden maar minder stresserend.

Wie het openbaar vervoer verkiest, neemt in Brussel de trein Namen-Luxemburg ( lijn 162) en stapt na een goed anderhalf uur af in het plaatsje Jemelle, deelgemeente van Rochefort. Nog drie kilometer en je bent in Rochefort.

Bierinformatie. De abdij Saint-Remy produceert slechts een beperkte hoeveelheid trappistenbier. Rochefortbier is eerder zeldzaam. We onderscheiden drie soorten Rochefort: 6°, 8°, 10°. Wie ooit al eens dit bier geproefd heeft, weet dat dit gerstenat een typische smaak heeft, onvergelijkbaar met eender welk ander bier. Het gebruik van donkere kandijsuiker en het tweemaal hoppen zijn hier niet vreemd aan. Je houdt van de smaak of je houdt er niet van. Een Rochefort nuttig je bij een temperatuur van 12 à 14° C. Zet een trappist nooit in een koelkast. Je vermoordt het aroma en de smaak!

Dit reisverhaal is het vierde deel in een zesdelige reeks. We bezoeken in elk deel een brouwende Trappistenabdij, proeven er van hun brouwsel en maken er een korte namiddagwandeling. In dit vierde deel komt de abdij Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart van Jezus te Westmalle (1) aan bod. De volgende delen behandelen de abdijen van Orval en Koningshoeven (Tilburg).

“ VAN NU AF AAN IS HET STILZWIJGEN”

MIST. MIST. MIST. Erembodegem. 17 Januari. 7.13. uur. Het radioweerbericht: ‘ het K.M.I. verwacht over het hele land een mistige voormiddag. Na de middag zal de zon het aardoppervlak opwarmen en krijgen we mooie opklaringen. Temperaturen tot 8? ‘ Westmalle. 17 januari. 15 uur. De werkelijkheid: geen zon te zien. 0. Een ijskoud aardoppervlak. Als ik na twee uren ploeteren in de mist het café ‘ Trappisten’ bereik, rechtover de trappistenabdij van Westmalle, heb ik al honderdmaal Frank Deboosere, onze deskundige en wereldberoemde Vlaamse weerman verwenst. Het is bitter koud in het trappistendorp. De warme gelagzaal van de herberg is een zegen voor mijn verkleumde handen. Te midden van een groep senioren, vierde en vijfde leeftijd, verorber ik een ‘ croque trappist’, een toast met trappistenkaas en ardense hesp. De bijbehorende ‘ Westmalle Dubbel van ‘ t vat ‘ doet me de ontmoeting van een hoge vluchtheuvel met het onderstel van mijn wagen snel vergeten. De Vlaamse schoonheid van de toeristische dienst van Malle heeft me voor deze namiddag het trappistenpad aangeraden. Een acht kilometer lange boswandeling rond de abdij. Onverstandig snel ledig ik mijn glas en begeef ik mij naar de dreef die naar e hoofdingang van de abdij leidt, het beginpunt van de wandeling.

MONDIALE DANKBAARHEID. Ik ben nauwelijks tweehonderd meter ver gevorderd als ik de Sint-Bernarduskapel voor mij zie opdoemen. Het sobere gebouwtje werd opgericht in 1947 door de paters zelf uit dankbaarheid voor de ‘ miraculeuze redding van de abdij van het oorlogsgeweld. Op de plaats van de kapel stortte wel op 25 augustus 1942 een Lancaster bommenwerper neer. Een tweede toestel onderging een jaar later een paar honderd meter verder hetzelfde lot. Een vijftiental bemanningsleden in beide crashes het leven. De monniken en hun bier ontsprongen de oorlogsdans.

DE STAMVADER VAN ALLE TRAPPISTENABDIJEN. Ik sta voor de poort van de oudste van alle nu bestaande trappistenkloosters in België. De kloosters van Chimay, Achel, Westvleteren danken hun bestaan of voortbestaan aan de ijverige Canadees-Zwitserse stichters uit de achttiende eeuw. De abdij van Westmalle werd maar toevallig gesticht. Op weg naar Canada, onderschepte de Antwerpse bisschop Cornelis Franciscus Nelis de voor de Zwitserse trappistenabdij van Val-Sainte overtallige monniken. Hij kon acht ‘ geroepenen door God ‘ overtuigen om in Westmalle te blijven. Het begin van de wereldwijde carrière van de trappistenkloosters in de lage landen en in … Kongo. Op verzoek van Leopold II en paus Leo XIII stichtten ze zelfs een klooster in Coquilhatstad, Neder-Kongo. Door een haag van muren

(1) Reisroute. Wie snel in Westmalle wil geraken, rijdt eerst naar Antwerpen en neemt op de Antwerpse ring de E19 richting Breda. Op deze E19 neem je uitrit 3. Via Brecht en Sint-Lenaarts bereik je dan Westmalle. Wij kozen voor een alternatieve route. We reden vanuit Aalst naar Dendermonde (N406), namen daar richting Mechelen ( N17). Via Willebroek (N16) bereikten we Mechelen, waar we de richting Lier namen (N14). Deze N14 bracht ons via Viersel, Zandhoven en Zoersel in Malle. Afstand : 90 kilometer. De abdij is gelegen op de Antwerpse steenweg, even voorbij de dorpskom van Westmalle.

DE STAMVADER VAN ALLE TRAPPISTENABDIJEN. Ik sta voor de poort van de oudste van alle nu bestaande trappistenkloosters in België. De kloosters van Chimay, Achel, Westvleteren danken hun bestaan of voortbestaan aan de ijverige Canadees-Zwitserse stichters uit de achttiende eeuw. De abdij van Westmalle werd maar toevallig gesticht. Op weg naar Canada, onderschepte de Antwerpse bisschop Cornelis Franciscus Nelis de voor de Zwitserse trappistenabdij van Val-Sainte overtallige monniken. Hij kon acht ‘ geroepenen door God ‘ overtuigen om in Westmalle te blijven. Het begin van de wereldwijde carrière van de trappistenkloosters in de lage landen en in … Kongo. Op verzoek van Leopold II en paus Leo XIII stichtten ze zelfs een klooster in Coquilhatstad, Neder-Kongo. Door een haag van muren sta ik voor de gesloten toegangspoort van de abdij. De voorgevel van het Gods huis is merkwaardig genoeg versierd met een Italiaans torentje. Alleen God weet waar dit vandaan komt. De stilte en de soberheid van de abdijgebouwen ontroeren me. Ook binnen het slot moet het zalig stil zijn. In het verleden golden de strikte regels van het stilzwijgen. Men mocht alleen maar communiceren met de tekentaal, met de gebarentaal. De huidige trappist is vrijgesteld van deze regels maar blijft sober in het spreken. “ Want we houden stuk voor stuk van een ruimte waar stilte heerst, opdat het ook van binnen, in ons stil wordt en het innerlijk spreekt van wat het hoort van God”. ( citaat van een Westvleterse monnik ). Voor een onderwijsmens zoals ik die het moet hebben van zijn spreken een wat onwezenlijke gedachte… Rustig geworden vervolg ik mijn weg.

NOOIT RUST. Vreemd toeval toch. De eerste monniken die in 1794 aankwamen in Westmalle, vestigden zich in de hoeve ‘ Nooit Rust’, van waaruit ze aan de bouw van de abdij begonnen. Nu ligt er op een boogscheut van de ruïnes van deze hoeve een rust- en verzorgingstehuis, “ De Dennen “ genaamd. ‘Rust’ en ‘ Nooit Rust ‘: het vat eigenlijk een heel mensenleven samen. Langs fraaie dreven en boswegen in de zomer, langs omgewoelde metersdiepe modderpoelen in deze januarimaand bereik na een goed half uurtje het bedevaartsoord ‘ Drieboomkensberg’. De naam ‘ Drieboomkensberg’ verwijst naar een opgehangen Mariabeeldje naar één van de drie lariksbomen. Lourdes, Fatima, Scherpenheuvel en Oostakker kunnen niet concurreren met dit bedevaartsoord: een plaats waar gebeden wordt. Niet meer en niet minder. De vroegere kapel, gebouwd door een Engelse soldaat uit dankbaarheid voor zijn genezing van de wondziekte, is sinds 1800 verdwenen. Hier wordt mijn gebed tot Maria niet gestoord door souveniersjagers, hotdog- en frietkramen en allerlei andere commerciële, pseudo-religieuze wangedrochten. Houden zo.

HET RIJKE VLAAMSE MONUMENTENLEVEN. “ Juist buiten het bos staat rechts een stenen kruis op de plaats waarin 1964 een amazone het leven liet.” Ik ben de V.V.V. Malle dankbaar voor de duidelijke routebeschrijving van het trappistenpad. De steen is gebroken en de naam van de onfortuinlijke dame is nauwelijks leesbaar. Ik bespeur nog vaag de restanten van iets dat op een spreuk lijkt. Misschien kan een handige Westmalse politicus die ongetwijfeld dit verslag zal lezen, in zijn verkiezingsprogramma de ‘ restauratie’ van dit kruis aan zijn kiezers beloven. Wachten dus tot het magische jaar 2000.

COMPUTERGESTUURD BROUWEN. Na een half uurtje miststappen bereik ik de immens grote, bekende brouwerij van de Trappisten. 130.000 hectoliter trappist worden er jaarlijks gebrouwen in een volledig computergestuurde brouwzaal. De brouwer kan hier lekker lang uitslapen. Vroeger stond hij op om kwart voor vijf in de ochtend. Nu gunt de computer hem nog een ontbijt om halfacht. Het harde brouwersleven heeft veel van zijn charmes verloren… Even verder eindigt mijn trappistenwandeling aan de plaats waar alles ook begonnen was: het café ‘ Trappisten ‘. De dikke witte schuimlaag boven mijn goudkleurige Westmalle ‘ Trippel’ doet me vrij snel mijn mistige wandeling vergeten. Nu nog veilig thuis geraken …

Bierinformatie. De abdij Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart te Westmalle is een ijverige brouwer. De jaarproductie bedraagt niet minder dan 130000 hectoliter. We ondescheiden twee Westmalse trappisten: de Dubbel en de Tripel. De Westmalle die we voorgeschoteld krijgen, heeft een mengsel van verschillende brouwsels. Zo garandeert men de bierproever steeds een constante smaak. Eén tot tweemaal per jaar wordt er ook een Westmalle Extra gebrouwen. Dit bier is 4 tot 5 ° graden sterk en wordt alleen gedronken door de paters en hun gasten. Dit bier wordt soms gebrouwen bij wijze van experiment.

Dit kort reisverhaal is het vijfde deel in een zesdelige reeks. We ‘ bezoeken’ in elk deel een brouwende trappistenabdij, proeven er van hun brouwsel en maken er een korte namiddagwandeling of verblijven er voor een paar dagen. In dit vijfde deel komt de abdij Notre-Dame d’ Orval aan bod. Het volgend deel gaat over de trapppistenabdij van Koningshoeven in Nederland.

BIJ DE GODZOEKERS!

LIEFDESVERDRIET. Gravin Mathilde van Toscane zat treurend om de recente dood van haar man aan de oever van een bron in een rust- en troostgevende vallei van het land van de Gaume. Wenend van eindeloos verdriet nam ze haar diamanten trouwring even van haar vinger om hem aan haar smachtende lippen te brengen om nog even de smaak van haar geliefde man te proeven. Het symbool van de eeuwige liefde bereikte echter haar mond niet. De ring viel onbereikbaar in het kille water. Mathilde snelde naar de dichtstbijzijnde kapel en riep de heilige maagd ter hulp. Het wonder gebeurde. Wanneer ze op een dag weer aan de bron stond, dook er plotseling een forel op uit het water met haar ring in zijn bek. Ze noemde het dal een gouden dal, ‘ un val d’ or ‘. ‘ Val d’ or ‘ veranderde in Orval! Monniken uit Zuid-Italië stichtten er in 1070 op een geschonken stuk grond een klooster… De geschiedenis van de abdij van Orval nam een aanvang.

Na een rit van ruim 230 kilometer staan we op een heldere donderdagmorgen voor de poort van de imposante abdij. “ Alle gasten die toekomen, zullen ontvangen worden als Christus zelf”, schreef de heilige Benedictus in zijn regel voor zijn medebroeders. De ontvangst door de gastenpater is dan ook hartelijk. De logeerkamer is aangepast sober: een wasbak, één stoel, een bed, een kast en een tafel-met-bijbel vormen de ingrediënten van kamer ‘ Saint-Robert’. Mijn reisgenoot verblijft in ‘ Saint-Alberic’, een kamer genoemd naar één van de abten van Cîteaux. Een foldertje speciaal gemaakt voor de gasten nodigt ons uit om samen met de monniken de gebedstijden mee te maken en om vooral in het huis van God de stilte te bewaren en alleen maar te spreken in de daartoe voorziene ‘ spreekkamers’. ‘ Alleen in de stilte van de ziel kan men immers het fluisteren van de stem van God horen.’

REPAS DU MIDI. ‘Les repas se prennent en silence sur fond musical’. Het is zalig stil als mijn metgezel en ik de eetzaal van het gastenkwartier betreden. We hebben net onze eerste gebedsgetijde met de paters achter de rug. Een kwartier lang hebben de godzoekers god toegezongen in de ‘sexten’, de psalmen van het middaguur. Mijn geestelijke honger is wat gestild, mijn lichaam echter schreeuwt om voedsel. Mijn uitgebreid ontbijt om 5u30 in de ochtend is verdwenen als sneeuw voor de zon. De enige toegelaten taal in de eetzaal is de tekentaal. Met handgebaren trachten we onze eetwensen aan elkaar duidelijk te maken. De sterk gezouten groentesoep, de gemengde kloostergroenten, de aardappelpuree en de met kaas belegde schnitzel brengen me snel weer op krachten. Voor onze neus heeft de gastenpater een etiketloos flesje Orval neergezet. Iedere gast krijgt de keuze: ‘un Orval’ of…water. Ik vind het maar een valse keuze. Het van versheid overdadig schuimend bier smaakt overheerlijk. Zelfs mijn alcoholverafschuwend collega grijpt naar het flesje. Ik knik hem stilzwijgend goedkeurend toe. Het middagmaal eindigt met een mooi klassiek stukje muziek: ‘ode aan de vreugde’. Mijn europees gevoel komt eventjes boven.

Reisroute. Wie snel in Orval wil geraken, neemt op de ring rond Brussel de E411 richting Namen-Luxemburg. Via Neufchâteau (afrit 27) en de N85 bereikt men vervolgens het stadje Florenville. Op het marktplein volg je gewoon de wegwijzer Villers-devant-Orval. We namen een alternatieve route: we reden eerst via Ninove, Halle en Nijvel naar Namen. In Namen namen we pas de E411. Na 234 kilometer kwamen we in Orval aan.

VILLERS-DEVANT-ORVAL. Een paar boerderijen uit de achttiende eeuw, een oude opslagplaats voor mest, een verwaarloosde kerk en een tiental gewone ardense huisjes. Villers-Devant-Orval heeft weinig om het lijf. Mijn metgezel en ik zijn eventjes ontsnapt aan de slotmuren van de abdij om de omgeving te verkennen en… om onze eerste monastieke indrukken uit te wisselen. Na een paar uren zwijgen, valt praten ons echter moeilijk. Een paar oude vrouwen wijzen ons, op onze gestamelde vraag, de weg naar het toeristisch hoogtepunt van het dorp: de fontein van de heilige Sint-Gengulf, de beschermheilige van het gehuchtje. Het lieve kind was vroeger vooral actief met het genezen van ontstoken vingers en tenen. Het geloof is niet meer wat het geweest is: de fontein heeft in de lente een chronisch gebrek aan geneeskrachtig water. ‘ Volg de geelwitte tekens!’; ‘ u neemt de oranje horizontale ruiten!’;’ de roodwitte tekens gaan over in witte verticale ruiten!’. De routebeschrijving van onze namiddaguitstap in mijn geschreven reisgidsje laat aan onduidelijkheid niets te wensen over. Gelukkig loodst een flink uit de kluiten gewassen boerenzoon ons door, de naar lente smachtende bomen van het ‘ Bois de la Vierge’, terug naar de bescherming schenkende abdij. Net op tijd om wat te bidden tot God. ‘ Als je bidt, hou dan de hele wereld in je liefde geborgen’. Deze raadgeving van Aelred, een monnik uit de twaalfde eeuw wordt door de abdijgemeenschap tijdens de vespers in praktijk gebracht. Onze gastheren in volle getalsterkte ( 27 man) vergasten ons op een uurtje biddend gezang tot god ‘ om heil en zegen af te smeken voor de gehele mensheid’. Mijn besnorde collega en ik bedanken onze spitsbroeders voor hun medeleven met onze werelds problemen met wat geneuriede klanken.

IDEAAL OM OUD TE WORDEN. Uitgehongerd van het zingen schuiven we onze voeten onder tafel. De kok van dienst heeft zijn uiterste best gedaan. We krijgen selder in hesp- en kaassaus, gegratineerd in de oven, voorgeschoteld. Als toemaatje krijgen we van de gastenpater zelfs nog wat zelfgebakken vol tarwebrood met wat milde, fluwelige, halfharde Orvalkaas. We spoelen deze godenspijzen weg met een bitter orvalbiertje. De liefde van de gelovige voor zijn God gaat blijkbaar ook door de maag. Ik bedank Hem door nog wat te lezen in mijn cel in het religieus boek van Herwig Arts ‘ De lange reis naar binnen’. De godzoekers eindigen samen met ons hun dag zoals hij begonnen was: met wat gebed. De completen maken hun en onze biddag vol. Na een kwartiertje dagafsluiting gaan we slapen, alle wereldse zorgen van de buitenwereld vergetend. Slotkloosterlingen kunnen niet anders dan oud worden.

DE METTEN. Het is vijf voor vier in de nacht. Het is kil en vochtig op het imposante ereplein voor de abdijkerk. Er is geen lichtje te zien. Alleen de zeventien meter hoge Mariabeeld in de nis van het voorportaal van de recente basiliekkerk is met een krachtige spot verlicht. We spoeden ons naar de metten. Ondanks het nachtelijk uur ben ik klaarwakker. In het sober gebedshuis werken mijn zintuigen dubbel zo hard als op een gewone VTI-schooldag. Elke klank van de zingen biddende paters bereikt mijn diepste lichaamscellen. Elk gebaar van de vrome monnikenhanden brandt zich op mijn netvlies. Mijn poriën ademen de goddelijk sfeer zo intens in dat ik mij één begin te voelen met de éénzaamheid van de kloosterlingen. Eenzaam zonder hun God. Het nachtelijk bidden van de monniken symboliseert immers het pijnlijk gevoel van de afwezigheid van de Allerhoogste in een mensenleven. Voor mij is Hij juist in het afwezig zijn meer aanwezig… Begrijpen wie begrijpen kan… De lauden en een mooi verzorgde eucharistieviering ronden de voorvoormiddag af. Bij het ontbijt om 8.30 uur heb ik grenzeloze bewondering voor de acht leerlingen van het VTI van Roeselare die zich sinds de vorige avond bij ons gevoegd hebben. Jonge mensen van achttien jaar die in deze luidruchtige tijd in perfecte stilte met ons mee ontbijten en leren houden van de stilte. Machtig en verwonderlijk. Jongeren kunnen soms heerlijk eigentijds zijn. Na de verkwikkende maaltijd hangen mijn collega en ik wat de toerist uit. We wandelen wat door de oude ruines van de zeventiende eeuwse abdij en bezoeken het artsenijkundig museum en de kruidentuin. Met gemengde gevoelens laten we tenslotte na de middag ons kluizenaarsbestaan voor wat het is en keren we huiswaarts. Ik mis nu nog die heerlijke éénzaamheid van de metten.

Bierinformatie. De trappisten van Orval brouwen maar één soort bier. Het 6,2° sterke bier is het bitterste bier van België. ‘ Un ‘ Orval moet op keldertemperatuur geserveerd worden. Men brouwt jaarlijks 35.000 hectoliter. Het bier is amberkleurig met een oranje tintje. De winst die met de verkoop van het bier gemaakt wordt, gaat naar verschillende vormen van liefdadigheid en sociaal hulpbetoon.

Verblijfsinformatie. Wie een paar dagen tot rust wil komen, kan schriftelijk contact opnemen met de gastenpater van de abdij. Adres: Abbaye Notre-Dame d’ Orval B-6823 Villers-devant-Orval. Er wordt wel van de gasten verwacht dat ze de gebedstijden met de paters meemaken en dat ze kunnen …zwijgen. ‘ God spreekt pas via de stilte van de ziel’.

Dit is het zesde en laatste deel van de reisverhalenreeks ‘ de brouwende trappistenabdijen in Vlaanderen en Nederland. Dit zesde deel is een compilatie van de bezoeken aan de abdijen van Westvleteren, Orval, Chimay, Rochefort en Westmalle. In dit reisverslag werd ook het kortstondig bezoek aan de trappistenabdij van Koningshoeven ( Nederland) opgenomen.

OP ZOEK NAAR DE TRAPPISTENSPIRITUALITEIT

HOE HET BEGON …

Maart-april 1995.paasvakantie. FNAC-Gent. Mijn ogen vallen in de rubriek 'reisinformatie / toerisme’ op de VISUM-gids ‘In het spoor van de trappisten. Zes trappistenabdijen in de Benelux. In een reislustige opwelling en met een eeuwig zwak voor alles wat van ver of dichtbij met abdijen en bier te maken heeft, schaf ik mij het kleinood aan. Nauwelijks een tiental minuten later al in “ ’t oud Cambridge”, mijn Gents stamcafé, met een heerlijk schuimende Orval-trappist voor mij, neem ik de knap geschreven gids door. Na een uurtje lectuur is de drang om in contact te treden met de voor mij vreemde, onbekende wereld van West-Vleteren, Westmalle, Orval, Rochefort, Chimay en Koningshoeven onweerstaanbaar. Na een tweede Orval leg ik en onbezonnen eed af: binnen een periode van twee jaar vereer ik elke brouwende trappistenabdij met een bezoek. Mijn speurtocht naar de ziel van het trappistenleven was begonnen…

HET GELUID VAN DE STILTE.

1995. Tweede week van de paasvakantie. Het vlakke land van de Westhoek en de Sint-Sixtusabdij van Westvleteren leven op deze mistige dinsdagsmorgens in een tijdloze harmonie met elkaar. Een kluizenaar en drie kloosterlingen werden in 1831 verliefd op deze afgelegen en verlaten streek en trouwden er met de stilte, de enige getuige van een leven van bidden en werken. Lyrische dorpjes als Jonkershove, Mangelaar, Bikschote en Peselhoek hebben me de weg gewezen naar dit ontoeristisch oord van rust en eenvoud. De gesloten toegangspoort van de sobere abdijgebouwen drukt met een stille schreeuw nog het mooist het levensgeheim van de Cisterciënzers van de Strenge Onderhouding, in de volksmond ‘ Trappisten’ genoemd uit: “ De zalige eenzaamheid is de enige gelukzaligheid.” Anno 1995 genieten nog 29 monniken van dit eremietenleven in gemeenschap. Hun monnikenogen aanschouwen elke morgen om halfvier kunstmatig mensenlicht voor de dagelijkse goddelijke nachtwake. Voor hun dag eindigt om halfacht hebben ze er allen een dag opzitten van gebed, lezing en studie met ‘de blik op oneindig’. De trappistenmonnik wordt immers voortdurend geroepen tot zijn zoektocht naar god. Zonder omwegen, zonder tijdverlies. Tussendoor ploegen ze de akkers, bakken ze het heerlijke abdijbrood, binden ze kostbare boeken of brouwen ze bier. Een trappistengemeenschap moet volledig kunnen instaan voor haar eigen levensbehoeften. Ik vul mijn eerste bezoek aan een brouwende trappistenabdij in met een kort gesprekje met de contemplatieve monnik-brouwer, een fikse natuurwandeling in het land van de hop, het verorberen van een plaatselijke hommelpaptaart en het degusteren van het Sixtusbier. Los van het culinaire neem ik echter ook de uitnodigende stilte van de abdij mee naar huis.

BID EN WERK

Augustus 1995. Na een drukke arbeidstijd heb ik dringend rust nodig. Gelukkig verstoort geen enkel geluid de indrukwekkende rustige aardse plek in ‘ de hiel van de provincie Henegouwen waar de trappistenabdij van Chimay gelegen is. Vol eerbied voor zoveel stille gratie betreed ik de heilige ruimten van de abdij. De binnentuin is door zijn soberheid en eenvoud een rustpunt in deze jachtige wereld. Ingetogen en nadenkend over mijn lot in deze tijdelijke mensenwereld, stap ik de abdijkerk binnen. Het huis van God is uiterst sober zoals een oase van gebed tot een onwereldse en aardse figuur moet zijn. De rust van het lichaam, het licht van de geest, de stilte van de ziel, de loutering en de vrede van het hart horen hier thuis. Ik begin nu pas te begrijpen waarom een trappistenmonnik als leidraad heeft: ‘ Ik werk om te leven maar behoed me ervoor te leven voor mijn wereld.’ Alleen op een bankje in de abdijtuin, de tijd vergetend, benijd ik het leven van de hedendaagse monnik. Geen dagelijkse zorgen, alleen maar de zorg om zo snel mogelijk bij het hart van God te komen. Dat moet gewoon zalig zijn…maar uiterst moeilijk. Na de stilte van Westvleteren maak ik kennis met het relatieve van de dagelijkse arbeid…

DE EEUWIGE TIJD

April 1995. . 3.15 uur: opstaan. 3.30 uur: het beslag wordt aan de kook gebracht. 7 uur: de hop wordt toegevoegd. 12 uur: het wort wordt gefilterd. 17 uur: het brouwproces is voorbij. De gisting kan beginnen. Tien weken later: het bier is klaar voor consumptie. Het brouwende monnikenleven is hard. De trappisten van Rochefort brouwen alleen die hectoliters gerstenat die nodig zijn om als abdij te overleven of te leven. ‘ We zijn geen trappisten geworden om te brouwen, maar we brouwen om trappist te blijven’, beweerde ooit eens een oude trappistenmonnik. De ‘ bezoeker ‘ van de abdij Saint-Remy krijgt geen brouwende klerikaal te zien. De aardse heiligen zijn toeristenvreemd. Wanneer ik na een uurtje wandelen vanuit Rochefort de vredige slotgebouwen bereik, blijft ook voor mij, de naar spiritualiteit smachtende sterveling, de houten poort gesloten. Gelukkig is de nieuwe abdijkerk, ingewijd in 1993, buiten de ommuring van het mannenklooster gelegen. Het Tweede Vaticaans Concilie schreef immers voor dat de kloosters en abdijen in dit avondland ‘ meer open ‘ moesten zijn voor de ‘ gewone’ gelovigen. Dus bouwde men in Rochefort simpelweg een nieuwe abdijkerk buiten het slot. Tijdens de dagelijkse vespers van 17.15 uur, alleen tijdens de liturgische diensten is het huis van God voor het publiek toegankelijk, geniet ik van het pronkstuk van de nieuwe kerk: een albasten labyrint dat de weg naar het paradijs voorstelt. ‘ Saint-Remy is een zeer jonge abdij, ze is nauwelijks 763 jaar oud’, prevelt één va de paters me na de vespers toe. De monniken waren in hun queeste naar God in stilte en eenzaamheid Einstein reeds eeuwen voorop met hun relativiteitsgedachte van de tijd! Mijmerend over het gezonde evenwicht tussen de kwaliteit van mijn huidig werelds bestaan en de kwantiteit van mijn 34 aardse jaren bereik ik na een fikse boswandeling en een verre autorit mijn geboortedorp, een stukje trappistenspiritualiteit rijker…

VAN NU AF AAN IS HET STILZWIJGEN

Mei 1995. Ik sta voor de poort van de oudste van alle nu bestaande trappistenkloosters in België. De kloosters van Chimay, Achel, Westvleteren danken hun bestaan of voortbestaan aan de ijverige Canadees-Zwitserse stichters uit de achttiende eeuw. De abdij van Westmalle werd maar toevallig gesticht. Op weg naar Canada, onderschepte de Antwerpse bisschop Cornelis Franciscus Nelis de voor de Zwitserse trappistenabdij van Val-Sainte overtallige monniken. Hij kon acht ‘ geroepenen door God ‘ overtuigen om in Westmalle te blijven. Het begin van de wereldwijde carrière van de abdij. Door een haag van muren sta ik voor de gesloten toegangspoort van de abdij. De stilte en de soberheid van de abdijgebouwen ontroeren me. Ook binnen het slot moet het zalig stil zijn. In het verleden golden de strikte regels van het stilzwijgen. Men mocht alleen maar communiceren met de tekentaal, met de gebarentaal. De huidige trappist is vrijgesteld van deze regels maar blijft sober in het spreken. “ Want we houden stuk voor stuk van een ruimte waar stilte heerst, opdat het ook van binnen in ons, stil wordt en het innerlijk spreekt van wat het hoort van God.” Voor een onderwijsmens zoals ik die het moet hebben van zijn spreken een wat onwezenlijke gedachte… Ik kom van Westmalle terug met het voornemen wat minder in de klas te spreken en meer God aan het woord te laten..;

BIJ DE GODZOEKERS

November 1995. Het is vijf voor vier in de nacht. Het is kil en vochtig op het imposante ereplein voor de abdijkerk. Er is geen lichtje te zien. Alleen het zeventien meter hoge Mariabeeld in de nis van het voorportaal van de recente basiliekkerk is met een krachtige spot verlicht. We spoeden ons naar de metten. Ondanks het nachtelijk uur ben ik klaarwakker. In het sober gebedshuis werken mijn zintuigen dubbel zo hard als op een gewone VTI-schooldag. Elke klank van de zingen biddende paters bereikt mijn diepste lichaamscellen. Elk gebaar van de vrome monnikenhanden brandt zich op mijn netvlies. Mijn poriën ademen de goddelijk sfeer zo intens in dat ik mij één begin te voelen met de éénzaamheid van de kloosterlingen. Eenzaam zonder hun God. Het nachtelijk bidden van de monniken symboliseert immers het pijnlijk gevoel van de afwezigheid van de Allerhoogste in een mensenleven. Voor mij is Hij juist in het afwezig zijn meer aanwezig… Begrijpen wie begrijpen kan…Ik voel me wereldvreemd als ik in de namiddag opnieuw het dagelijkse leven induik. Twee dagen Orval hebben me doen beseffen hoe moeilijk én boeiend het is om op zoek te gaan naar God …

GEVANGENEN VAN CHRISTUS

3 April 1997. De abdij Onze-Lieve-Vrouw van Koningshoeven te Berkel-Enschot nabij Tilburg. Ik sta voor de poort van de enige brouwende trappistenabdij buiten België. De abdij zelf werd gesticht in 1884 door twaalf Franse trappisten, weggevlucht voor het antiklerikalisme in Frankrijk. Net als mijn reisgezel raak ik niet voorbij de vriendelijke maar kordate paterportier. Hij past de trappistenleuze: “ Wij zijner niet om te getuigen; we getuigen door er te zijn “ letterlijk toe. Een andere reden voor deze geslotenheid van de abdijgemeenschap lees ik in mijn meegebracht reisgidsje. Volgens de auteur is de huidige abt van mening dat hij en zijn meepaters mensen zijn “ die zich vrijwillig hebben gemeld om de gevangenen van Christus te worden.” De 26 paters leiden een strenger leven dan in een gewone gevangenis. Geen excursies, om vier uur opstaan elke dag, zes kerkdiensten per dag, alleen het televisienieuws. Een gevangene bij ons in een moderne gevangenis zou voor minder in opstand komen. Ik neem me voor mijn volgende tweedaagse retraite te boeken in Koningshoeven. Misschien dat ik dan iets meer te weten kom over de diepere zin van hun religieuze gemeenschap …

NAWOORD

Paasvakantie 1997. Vrijdag 4 april. Gent. Nippend aan een Orval heb ik er mijn zes trappistenabdijen opzitten. Het is onmogelijk geworden om mijn eerste doel – de speurtocht naar de ziel van het trappistenleven – onder woorden te brengen. Wat begonnen was als een toeristische opwelling is uitgemond in een nooit eindigend zoeken naar het waarom van het trappistenleven en van het kloosterleven in het algemeen. Het zal moeilijk zijn om het religieus voedsel mij aangereikt door elk van de zes bezochte abdijen in één mensenleven te verteren. Toch is er één ingrediënt dat mij in alle abdijen werd aangereikt: het nut van de stilte. Misschien is dit de kern van de trappistenspiritualiteit: in de stilte van de ziel kan men God vinden. Een deugddoende zoektocht, beste lezer.

................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download