Welk woord is weg 1 - 123 Lesidee



2e

Huiswerk-

boekje

[pic]

Dit boekje is van …………………………..….

Wat moet ik maken?

Datum:…………… Vraag 1 t/m 20 cijfer:……

Datum:…………… Vraag 21 t/m 40 cijfer:……

Datum:…………… Vraag 41 t/m 60 cijfer:……

Datum:…………… Vraag 61 t/m 80 cijfer:……

Datum:…………… Vraag 81 t/m 101 cijfer:……

Je moet proberen om helemaal zelf de teksten te lezen en het juiste antwoord in te kleuren. Natuurlijk mag je wel vragen of je ouders het huiswerk willen nakijken.

Zorg ervoor dat je huiswerk maandagmorgen weer op school is.

Wees zuinig op dit boekje.

Bron: pcb De Rank Schoonhoven begrijpend lezen welk woord is weg 1,2 en 3

In het verhaaltje is een woord verdwenen (……………….....)

Kies het beste woord uit het rijtje eronder en kleur het rondje dat ervoor staat.

1. De bever is een eersteklas bouwer die voortdurend bezig is met het onderhoud aan zijn onderwaterwoning. Het is een heel sociaal dier en elke ...............kan één of meerdere families herbergen. Het is een knaagdier en eet graag jonge takjes van bomen.

o boom

o woning

o bever

2. De koekoek is een vogel die er een gewoonte van maakt om zijn eieren in de ...............van andere vogels te leggen. De eigenaar van het nest is dan gedwongen de jongen van de koekoek op te voeden. De koekoek is genoemd naar zijn eentonige roep 'koekoek'.

o vrouwtjes

o nesten

o eieren

3. De eekhoorn is een klein rood of grijs knaagdier met een lange borstelige staart. Hij kan uitstekend klimmen en maakt heel verre sprongen. De ...............staat bekend om zijn gewoonte noten te verzamelen en op te slaan voor de winter, en dan te vergeten waar hij ze verstopt heeft.

o eenhoorn

o eekhoorn

o vleermuis

4. Rivieren waren er al voor er mensen waren. Maar kanalen heb je ook in Nederland. Die zijn door ...............gemaakt. Dat kun je zien omdat ze zo recht zijn. Rivieren kronkelen altijd, maar kanalen zijn recht. Kanalen werden gegraven om er met schepen doorheen te varen.

o mensen

o de natuur

o dieren

5. Ongeveer honderdvijftig jaar geleden was er in het Wilde Westen een man die een nieuw, sterk soort broek wilde maken. Hij nam een stuk tentdoek en naaide daar een broek van. Om de naden extra sterk te maken, sloeg hij daar kleine ...............in. Zo is de spijkerbroek ontstaan.

punaises

spijkers

nietjes

6. Hans is de beste vriend van John. Hans komt uit Limburg. Dat kun je goed horen, want hij praat een klein beetje anders dan John. Zo heeft Hans bijvoorbeeld een zachte 'g'. Ook heeft hij soms andere woorden voor dingen. Toch kan John hem altijd goed ................

o verstaan

o vinden

o horen

7. Dirk zit op school. Hij zit in groep zes. In de pauze speelt hij meestal met Mark en Ellert. Ze voetballen dan vaak. Strafschoppen nemen doen ze het liefst, maar niemand wil dan de keeper zijn. Ze schieten namelijk altijd erg ...............de bal in het doel.

o hard

o weinig

o zacht

8. Carolien heeft straf gekregen van de juf. Ze is deze week al twee keer te laat gekomen. Nu moet ze vanmiddag nablijven. Ze krijgt dan moeilijke sommen te maken. En misschien ook nog een taallesje. Ze baalt dat ze niet ...............is opgestaan. Dan was ze vast op tijd gekomen.

o eerder

o gisteren

o later

9. Het is herfstvakantie, dus Timo hoeft niet naar school. In plaats daarvan gaat hij in de tuin spelen met zijn broertje. Timo heeft een hele grote tuin thuis. In die tuin staan ook een schommel en een zandbak. Het is altijd leuk om in ...............te spelen, vindt Timo.

o huis

o de tuin

o school

10.De papa van Wouter heeft een nieuwe auto gekocht. Het is een grote auto, waar Wouter en zijn zusjes allemaal in kunnen. Bij hun oude auto kon dat ook wel, maar was het veel ................ Nu kunnen ze allemaal ruim zitten.

o krapper

o blauwer

o ruimer

11. Gert mag meedoen met een toneelstuk. Hij krijgt misschien de hoofdrol. Hij mag dan een roverhoofdman spelen, die met zijn 40 rovers op jacht gaat naar goud. Het is een heel grappige roverhoofdman. Dus Gert ...............dat hij de rol krijgt.

o verzint

o vreest

o hoopt

12. Het is winter en het is al vroeg donker. Mama steekt wat kaarsen aan. Jolanda vraagt of zij ook een kaars mag aansteken. Maar dat vindt mama te ................ Kinderen mogen niet met vuur spelen, zegt mama.

o gevaarlijk

o ongezond

o kinderachtig

13. De juf zei vandaag dat er een verrassing was. De hele klas heeft morgen ijsvrij. Zodat we allemaal kunnen schaatsen. Of sneeuwbalgevechten kunnen houden. Ik kijk mijn beste vriend blij aan. We spreken af ...............samen te gaan schaatsen.

o morgen

o nooit

o volgend jaar

14. Twee agenten staan langs de weg. Ze controleren de langsrijdende fietsers. Ze kijken of die hun licht wel aanhebben, want het is nog donker. Er komt een fietser langs zonder ................ "Net deed mijn lamp het nog," zegt de fietser angstig. "Dat is vreemd," lachen de agenten. "Je hebt niet eens een lamp op je fiets!"

o stuur

o licht

o zadel

15. Bij Bas op school doen ze verschillende soorten tikkertje. Bijvoorbeeld kustikkertje, dan moet je blijven staan als je getikt bent. Pas als een meisje een jongen kust, is hij vrij. En als een ...............getikt wordt, moet ze wachten tot een jongen haar kust. Bas vindt kustikkertje heel leuk.

o juf

o meisje

o jongen

16. Joost is verliefd op Merel. Zij zit voor hem in de klas. Maar Joost durft het niet tegen haar te vertellen. Hij is bang dat ze hem gaat uitlachen. Ook zijn vrienden mogen het niet weten. Anders gaan zij Joost ook uitlachen. Daarom vertelt hij het aan ................

o zijn vrienden

o Merel

o niemand

17. Het is feest in de klas, want de juf gaat trouwen. Heel groep vijf en zes zijn uitgenodigd. Op het feest zingen ze speciaal voor de juf en haar man een liedje. De juf vindt het heel mooi. Juf heeft een heel mooie witte ...............aan, met een lange sleep.

o jurk

o hoed

o jas

18. Mijn zusje kan haar schoenveters al strikken. Dat heeft mijn vader haar gisteren geleerd. Hij deed het een paar keer voor, terwijl mijn zusje aandachtig toekeek. Daarna ging ze het zelf proberen. Inmiddels heeft ze alle schoenen in huis ..............., ook de mijne.

o gestrikt

o gepast

o gepoetst

19. Joeri heeft ruzie met zijn broer. Die heeft namelijk iets afgepakt van Joeri. Joeri wil het wel terugpakken, maar zijn broer is ...............en sterker dan hij. Daarom gaat hij naar mama. Mama zegt tegen zijn broer dat hij het terug moet geven aan Joeri.

o kleiner

o groter

o zwakker

20. Marco heeft een bril gekregen. Trots loopt hij over het schoolplein. Hij voelt dat alle kinderen kijken. Zouden ze hem wel herkennen? Eric vraagt of hij de bril mag passen. "Vooruit," zegt Marco, "maar wees voorzichtig." Zo'n ...............is heel erg breekbaar.

o bril

o beugel

o glas

21. Marijn heeft zwemles. Hij vindt zwemles best wel leuk, alleen het watertrappelen ................ Daar wordt hij erg moe van. Toch houdt hij het vol. Hij wil zijn diploma halen, en dan moet je een hele minuut kunnen watertrappelen.

o niet

o dan

o wel

22. Morgen is papa jarig. Mama bakt alvast een appeltaart. Ze schilt eerst een hele zak appels. Ze haalt de klokhuizen eruit. Ze doet vervolgens het deeg in een bakvorm. Dan legt ze de geschilde appels met wat rozijnen op het deeg. Ten slotte schuift ze de taart de ...............in.

o oven

o pan

o kast

23. Lieneke luistert naar een cd met klassieke muziek. Zij vindt klassieke muziek erg mooi. Haar vrienden vinden het allemaal saai en ouderwets, maar Lieneke luistert er graag naar. Als ze ...............is wil ze ook in een orkest spelen, het liefst cello.

o groot

o sterk

o klein

24. Mama heeft een nieuwe vaas gekocht. Het is een hele dure, vertelde ze. 's Middags spelen Charlotte en Mariska een spelletje. Mariska verliest en gooit kwaad het speelbord opzij. Het bord valt tegen de dure vaas. De kinderen schrikken zich rot. De vaas is ...............nog heel.

o gelukkig

o helaas

o soms

25. Sabine zit achter de computer. Ze speelt een spelletje. Daarbij loopt ze door een bos, waar ze allerlei avonturen beleeft. Tegelijkertijd moet ze van alle dieren die ze in dat ...............tegenkomt een foto maken. Sabine vindt het een erg leuk spel, ze speelt het al de hele dag.

o bos

o huis

o land

26. De prinses zit gevangen. De ridder wil de prinses redden. Maar een draak houdt de wacht. Nu moet hij eerst de draak doden. De ridder pakt zijn ...............en hakt in één klap het hoofd van de draak af. De prinses valt de ridder snikkend om de hals. Ze leefden nog lang en gelukkig.

o zakdoek

o zwaard

o zakmes

27. Vader wil niet gestoord worden. Hij heeft belangrijke mensen op bezoek. Ze zijn aan het vergaderen. Dus mag Mark ze niet ................ Maar in de vergaderkamer ligt een voetbal. Daar wil hij graag mee spelen. Mark baalt ervan en pakt mokkend zijn dambord.

o slaan

o storen

o geloven

28. Esther heeft een naaicursus gevolgd. Ze kon de naaimachine van de lerares kopen. Nu kan ze echt beginnen. Ze wil eerst een jurk maken. Die wil ze aan op de bruiloft van haar broer. Ze gaat aan de ...............met een rode lap stof. Na een paar uur hard werken kan ze gaan passen. De jurk is veel te groot! Nu moet ze opnieuw beginnen.

o slag

o drank

o rol

29. De broer van Gijs is al oud, wel zeventien. Hij heeft een brommer en hij rookt. Gijs is heel trots op zijn broer. Hij gaat vaak achter op de brommer. Alleen vindt Gijs het niet leuk dat zijn broer rookt. Dat ..............., vindt Gijs, en het is ongezond.

o stinkt

o moet

o hoort

30. Hij heeft beloofd op te treden op de bonte avond. Jos is zenuwachtig, hij moet zo op. Hij gaat een liedje zingen. Hij begeleidt zichzelf op gitaar. Maar zo goed kan hij niet spelen. Straks vinden de andere kinderen het stom. Gelukkig blijkt Jos de held van de avond. Hij krijgt een oorverdovend ................

o pak slaag

o licht

o applaus

31. Richard zit op vioolles. Meestal vindt hij dat heel leuk. Maar vandaag heeft hij niet zo veel zin. Het was deze week heel mooi weer en dan is het moeilijk om elke dag te ................

o lezen

o drinken

o studeren

32. Als mensen leuke muziek horen, kunnen ze moeilijk stil zitten. Ze gaan tikken of klappen op de maat. Veel mensen krijgen zin om te gaan dansen. Bijna elk land heeft zijn eigen volksdansen, waarbij de dansers ...............kleding dragen.

o speciale

o sportieve

o oude

33. Met zijn vleugels kan een vogel opstijgen, dalen en sturen in de lucht. Vleugels zijn dus heel bijzonder. Sommige mensen dromen ervan om zelf vleugels te hebben. Dan kun je zo ...............van de ene naar de andere plaats gaan.

o langzaam

o nooit

o gemakkelijk

34. Sofie baalt, want haar band is lek. Gelukkig helpt moeder met het plakken. Eerst halen ze de band van de fiets. Dan kijken ze waar het lek zit. Daar overheen doen ze een plakkertje. Ten slotte .............ze de band weer op. Nu kan Sofie weer fietsen.

o blazen

o pompen

o rekken

35. Op de kamer van Marja staat een heel grote kist. Daar gooit ze al haar spullen in. Als mama komt kijken of de kamer van Marja netjes is, heeft ze het in een wip opgeruimd. En zo heeft ze al haar speelgoed bij elkaar. Ze hoeft .............te zoeken.

o langer

o altijd

o nooit

36. De broer van Chris heeft een vriendin. Ze heet Suzanne, en ze is heel mooi. Chris vindt Suzanne heel aardig. Als ze bij hen thuis is, speelt ze vaak met Chris. Zijn broer doet dan mee, terwijl hij dat anders .............doet. Maar hij wil natuurlijk indruk maken op Suzanne.

o wel

o nooit

o altijd

37. Mieke moet helpen met de afwas. Dat vindt ze heel vervelend, want ze wilde eigenlijk liever televisie kijken. Maar papa begint te zingen. En hij helpt haar met afdrogen. Mieke zingt met papa mee. Zo is het toch nog .............gebeurd.

o snel

o een beetje

o nooit

38. Op Rik zijn bed liggen wel 12 knuffelbeesten. Allemaal hebben ze een eigen naam. Zijn favoriet is Robbie, een zeehond. Die heeft hij al vanaf zijn geboorte. Hij neemt Robbie .............mee, ook als hij op vakantie gaat.

o nooit

o altijd

o nergens

39. De meester geeft vandaag rekenles. Niels vindt dat niet erg. Vooral verhaaltjessommen vindt hij leuk. Dan zijn de sommetjes tenminste niet zo saai, maar gaan ze echt over iets. Bijvoorbeeld hoeveel wisselgeld je in de .............krijgt.

o winkel

o klas

o auto

40. Ruud gaat verhuizen. Zijn moeder heeft een baan gekregen in een andere stad. Nu moet hij afscheid nemen van al zijn vriendjes. Ruud wordt daar erg verdrietig van. Ruud hoopt dat er op de .............school ook leuke kinderen zitten.

o oude

o nieuwe

o grote

41. Andries gaat met zijn vlieger naar het strand. Hij heeft er weken over gedaan hem te maken. Allerlei gekleurde stukjes papier plakte hij erop. Een heel lange rode slinger hangt er achteraan. Er staat erg veel .............vandaag. De vlieger fladdert meteen de lucht in. Hij doet het prima!

o wind

o zon

o regen

42. Het nieuwe schooljaar is weer begonnen. Iris heeft een splinternieuwe agenda gekocht. Het is een heel vrolijke agenda, met veel leuke plaatjes. In die agenda schrijft ze al haar afspraken. Maar ook de verjaardagen van al haar vriendinnen noteert ze erin. Zo .............ze die niet.

o verzint

o vergeet

o onthoudt

43. Joris fietst over straat. Hij heeft zijn walkman op, met een cd van de Beatles erin. Zijn vriendjes vinden dat ouderwetse muziek, maar Joris vindt het .............. Zijn ouders hebben bijna alle platen van de Beatles, en ze draaien die ook vaak. Joris zet zijn walkman nog wat harder.

o mooi

o lelijk

o saai

44. Henri heeft dorst. Daarom schenkt hij een glas melk in. De melk komt uit een fles. Hij laat per ongeluk .............uit zijn handen vallen. Die valt kapot op de grond. Wat een kliederboel is dat! Samen met papa ruimt hij het op.

o de fles

o een bord

o het pak

45. Leo en Richard spelen samen buiten. Ze doen tikkertje en verstoppertje. Richard wint vaker dan Leo, omdat hij sneller is en beter kan zoeken. Maar Leo vindt het niet zo erg. Hij kan goed tegen zijn verlies. Bovendien is hij weer .............in schaken.

o bezig

o beter

o slechter

46. Martijn is verhuisd naar Amerika. Het huis in Amerika is groot. Veel groter dan in Nederland. Naar school lopen is er ook niet meer bij. Martijn wordt elke dag opgehaald met een schoolbus. Daarin zitten alle kinderen uit de buurt die naar .............moeten.

o voetbal

o werk

o school

47. Jan-Henk loopt door het ziekenhuis. Hij gaat op bezoek bij Edo. Die heeft een ongeluk gehad. Een auto reed door het rode licht, en raakte Edo. Edo is gelukkig niet ernstig gewond. Hij heeft alleen een .............been. Het had veel erger kunnen zijn.

o onzichtbaar

o gebroken

o linker

48. Lottie is in Frankrijk. Daar hebben haar ouders een vakantiehuisje. Het ligt in een klein dorpje, waar maar een klein winkeltje is. Voor de grote boodschappen gaan ze met de auto naar de stad. Dat vindt Lottie leuk, want onderweg is .............veel te zien.

o altijd

o drie

o nooit

49. Gert belt zijn beste vriend op. Ze bellen heel vaak met elkaar. Dat komt omdat ze niet zo dicht bij elkaar wonen, en daarom niet vaak naar elkaar toe kunnen gaan. Daarom moeten ze wel per .............contact houden. En Gert vindt telefoneren ook leuk.

o dag

o telefoon

o post

50. Marloes woont op een boerderij. Haar vader is namelijk boer. Ze hebben vooral schapen. Marloes vindt de lente erg leuk. Dan worden er veel .............geboren. Marloes heeft dat een paar keer gezien, en ze vond het heel mooi.

o kuikentjes

o lammetjes

o kalfjes

51. In de lucht vliegt een vliegtuig. Hij gaat heel hard. En hij trekt een streep door de lucht. Waar gaat het vliegtuig heen O Tara weet het niet. Zij kijkt naar .............en vraagt zich af waar het vliegtuig heen gaat. Misschien wel naar een warm land. Dan zou ze graag mee willen.

o boven

o haar horloge

beneden

52. Eelco heeft zich gesneden. Zijn duim bloedt erg. Hij had voor zijn verjaardag een zakmes gekregen en hij zou er voorzichtig mee zijn. Dat is dus niet gelukt. Eerst verbindt mama zijn ............., daarna pakt ze het zakmes. Ze zegt dat Eelco het terugkrijgt als hij groter is.

o pink

o knie

o duim

53. Klaas zit bij de schoolkrant. Samen met één van de meesters en een paar andere kinderen bepaalt hij wat er in de schoolkrant komt. Ook schrijft hij zelf wel eens stukjes. Hij vindt vooral het verzinnen van gekke verhaaltjes leuk. Die schrijft hij dan ook het ..............

o minst

o grootst

o meest

54. Machteld zit op paardrijden. Elke week fietst ze naar de manege. Daar zadelt ze haar pony op. Dan gaat ze lekker in de bak .............rijden. Na de les tuigt ze hem weer af. De pony is bezweet. Ze loopt nog een paar rondjes met hem, zodat hij een beetje kan afkoelen.

o op haar fiets

o rondjes

o vierkantjes

55. Karel zingt bij een koor. Ze zingen allerlei soorten liedjes. Soms zijn het heel plechtige liederen, maar soms ook vrolijke liedjes. Ze zingen zelfs wel eens wat van Kinderen voor Kinderen. Dat vindt Karel extra leuk, want hij zit .............bij het Kinderen voor Kinderen-koor.

o ook

o hoog

o nooit

56. Annabel moet een opstel schrijven. Ze schrijft over een vlinder. Hoe de vlinder eerst een rups was en toen een cocon maakte. Daar bleef hij heel lang in zitten. Toen hij eruit kroop, was hij in een .............veranderd. Annabel krijgt een goed cijfer voor het opstel. De meester vond het mooi geschreven.

o rups

o worm

o vlinder

57. Het is herfst en het waait hard. Johan gaat met zijn ouders naar het bos. Daar liggen veel kastanjes en eikels. Die zijn door de harde wind van de boom gewaaid. Johan raapt er zoveel hij kan .............. Thuis maakt hij daar een mooie uitstalling van.

o dragen

o betalen

o kopen

58. De hele kamer is versierd met slingers, want Nathalie is jarig. Ze krijgt cadeautjes van haar ouders en van haar zus. Ook is er taart, wel drie verschillende soorten. 's Middags komt de visite, en morgen gaat ze trakteren op school. Vandaag kan dat niet, want het is ..............

o maandag

o zondag

o dinsdag

59. Mika heeft zijn .............sinds twee dagen. Eindelijk mag hij in zijn vaders auto rijden. Hij stapt in en scheurt weg. Hij rijdt vrolijk door de straten van de stad. Dan ziet hij Michael staan. Hij stopt en Michael stapt in. Mika brengt Michael naar huis.

o vaarbewijs

o rijbewijs

o auto

60. De vader van Fred heeft pas een nieuwe auto gekocht. Het is een heel snelle sportwagen. Fred mag met zijn vader een ritje maken. Ze gaan alleen niet zo heel hard, omdat dat in Nederland niet mag. Toch vindt Fred het heel stoer om in zo'n .............auto te zitten.

o snelle

o grote

o lelijke

61. Katja en haar vriendinnen spelen verstoppertje. Iedereen is al gevonden, behalve Else. Waar zou ze zich verstopt hebben ? Met zijn negenen zoeken ze het hele huis door. Ineens moet Katja heel erg lachen. Ze wijst op de gordijnen. Twee .............steken onder de gordijnen uit!

o schoenen

o ogen

o dropjes

62. De wekker gaat. Snel doet Saartje hem uit. Wat een rotgeluid maakt dat ding. Zuchtend staat ze op. Ze is nog niet helemaal wakker. Snel neemt ze een koele douche. Daar frist Saartje van op. Een stuk wakkerder kleedt ze zich aan en gaat .............. Zo gaat het bijna elke ochtend.

63. Voldaan gaat Marinus achterover zitten. Eindelijk is hij klaar met zijn huiswerk. Nu is hij de rest van de avond vrij. En dat komt goed uit, want er is en leuke film op televisie. Marinus is blij dat hij op tijd is begonnen met zijn huiswerk, anders had hij de film ..............

o gemist

o gezien

o niet gemist

64. Het hart van een giraf is wel tien kilo zwaar en vijftig centimeter lang. Dat moet ook wel om het bloed door die enorme lange nek te ..............

o pompen

o gaan

o werken

65. Wilco moet vanavond op zijn broertje passen. Dat vindt hij niet erg. Zijn broertje gaat vroeg naar bed. Wilco kan nu zelf .............wat hij op de televisie wil zien.

o horen

o kiezen

o vertellen

66. Gisteren ging ik met mijn tante naar de stad. Dat is altijd heel leuk. We gaan ergens iets drinken en vaak krijg ik een cadeautje. Gisteren mocht ik ook weer iets ..............

o halen

o krijgen

o uitzoeken

67. Elise gaat met haar moeder naar de markt. Het is geen vakantie, maar Elise is naar de tandarts geweest. Voor een half uurtje hoeft Elise niet meer naar school. Dat vindt Elise .............niet erg.

o morgen

o verkeerd

o helemaal

68. Jelte zit op voetballen. Hij speelt vandaag zijn eerste wedstrijd. Zijn vader, moeder, opa en oma komen kijken. Ze winnen de wedstrijd. Jelte maakt zelfs een doelpunt. .............staat te juichen.

o Natuurlijk

o Alles

o Iedereen

69. Babet en Eric gaan verhuizen. Ze gaan naar een andere stad. Dat vinden ze helemaal niet leuk. Bij het .............nemen van hun vriendjes moeten ze een beetje huilen.

o komen

o afscheid

o gaan

70. Ik houd ontzettend veel van muziek. Als ik 's morgens opsta begin ik meteen te zingen. En als ik 's avonds naar bed ga, zing ik nog steeds. Ik wil graag in een musical gaan spelen en heel .............worden.

o beroemd

o zanger

o leuk

71. Wij hebben een nieuw hondje. Ze heet Loekie en ze is zwart. Het is een heel lief beest. Maar als je haar ............., bijt ze altijd in je veters. Ze heeft mijn hele veter kapot gebeten.

o hoort

o loopt

o uitlaat

72. Gisteren stormde het de hele dag. Via radio en televisie werden de mensen gewaarschuwd. De politie sloot bruggen af voor het verkeer. Veel bomen en borden zijn .............en liggen op de weg. Vandaag worden die snel opgeruimd.

o afgesloten

o gestormd

o omgewaaid

73. Vandaag is het zaterdag. Dan mag ik de hele avond televisie kijken. Mijn moeder haalt dan altijd iets lekkers in huis. Dat doet zij altijd in het ..............

o weekend

o vakantie

o uur

74. Gisteren ging ik met mijn tante naar de stad. Dat is altijd heel leuk. We gaan dan ergens iets drinken en vaak krijg ik een cadeautje. Gisteren mocht ik ook weer iets ..............

o uitzoeken

o krijgen

o halen

75. Onze auto is al drie dagen kapot. In de garage hebben ze het heel druk. Ze hebben nog geen tijd om onze auto te maken. Mijn vader vindt dat niet zo erg. Maar mijn moeder heeft een .............aan fietsen.

o tijd

o voordeel

o hekel

76. In ons dorp is een nieuwe winkel. Ze verkopen er dingen van glas. Ik loop er vaak langs en dan kijk ik altijd in de .............. Alles ziet er zo mooi uit.

o toonbank

o etalage

o kassa

77. Ik sta meestal vroeg op. Dan kan ik nog even spelen voordat ik naar school ga. Na een half uur komt mijn moeder uit haar bed. Ze is dan nog erg .............. Ze zegt dan niet zo veel.

o slaperig

o gezond

o wakker

78. Soms heb ik ruzie met mijn broertje. Dan willen we allebei met hetzelfde speelgoed spelen. Dat is wel eens .............want mijn broertje begint dan altijd hard te krijsen.

o leuk

o aardig

o vervelend

79. Ik heb veel lego voor mijn verjaardag gekregen. Daar kan ik uren mee spelen. Ik ben nu al twee dagen bezig met een tractor. Die is erg .............om in elkaar te zetten.

o gewoon

o lastig

o makkelijk

80. it jaar gaan we op vakantie naar Engeland. Mijn vader zegt dat ik nu Engels moet gaan leren. Maar als ik in Engeland ben, durf ik toch niets te zeggen. Dat doen mijn vader en moeder maar. Die hebben .............een jaar in Engeland gewoond.

o vroeger

o altijd

o nu

81. Paarden kunnen veel beter ruiken dan mensen. Ze herkennen elkaar ook aan de geur. Daarom moet je een paard de kans geven om aan je te .............. Dan leert hij je eerder kennen.

o kijken

o snuffelen

o aaien

82. Aan de staart van een hond kun je zien hoe hij zich voelt. Als hij bang is, gaat zijn staart tussen zijn poten. Als hij blij is gaat hij hard heen en weer. Dat noemen we ..............

o kwispelen

o oppassen

o zwaaien

83. De kinderen van groep vijf en zes gaan op schoolreis naar de Efteling. Ze moeten zelf brood meenemen. Alle kinderen krijgen van de school een ijsje. Een paar kinderen van groep zes mogen die ijsjes ..............

o eten

o verkopen

o uitdelen

84. Ik ben een meisje en ik zit op voetbal. Veel jongens denken dat voetbal niks is voor meisjes. Maar dat is niet waar. Laatst .............ze toch gek te kijken toen ik hem er links boven in schoot.

o vroegen

o waren

o stonden

85. Een ijsbeer kan wel vijfhonderd kilo wegen. Hij is wel twee meter lang en meer dan een meter hoog. Hij kan goed tegen de kou want onder zijn .............zit een vetlaag van tien centimeter.

o vacht

o lengte

o vet

86. Joris gaat een spreekbeurt houden over dolfijnen. Joris vindt op internet veel plaatjes voor zijn spreekbeurt. Hij moet ze nu alleen nog ..............

o vinden

o onthouden

o afdrukken

87. Koen gaat morgen met zijn vader en moeder op vakantie. Ze gaan vandaag de koffers inpakken. Koen moet zijn eigen koffer inpakken. .............helpt zijn moeder hem wel.

o Gisteren

o Gelukkig

o In de koffer

88. In de winkel is het druk. Ook voor de kassa staan veel mensen. Opeens roept iemand om hulp. De .............van een mevrouw is gestolen. Een man rent achter de dief aan.

o portemonnee

o kassa

o tante

89. Vorige week gingen we kamperen. Dat vind ik altijd heel leuk. Maar dit keer was het koud en regende het veel. Al mijn sokken en schoenen waren nat. Op die .............vind ik kamperen niet leuk.

o kou

o regenbui

o manier

90. Gisteren was mijn vader ziek. Hij bleef de hele dag in bed. Toen ik uit school kwam sliep hij. Ik .............niet zo hard praten van mijn moeder.

o fluisterde

o riep

o mocht

91. De moeder van Sander heeft een baan gevonden. Ze werkt in de supermarkt en verkoopt kaas. Als Sander uit school komt, gaat hij vaak even bij haar langs. Sander is gek op kaas maar .............krijgt hij daar geen stukje van zijn moeder.

o op school

o altijd

o toch

92. Mariska heeft een nieuwe kamer gekregen met een mooie kast en een prachtig bed. Ze is er heel blij mee en ze .............haar kamer nu heel netjes te houden.

o doet

o krijgt

o probeert

93. Maaike is gek op drop. Ze kan er wel een kilo per dag van eten. Maar dat mag natuurlijk niet. Haar moeder zegt dat veel drop niet zo goed voor je .............is.

o verjaardag

o gezondheid

o moeder

94. Bas is bijna jarig. In de kast heeft hij twee grote dozen zien staan. Zou daar iets voor hem in zitten O Dat moet Bas nog even ..............

o afwachten

o geven

o krijgen

95. Op zondag gaan Niels en Mirjam vaak met hun ouders fietsen. Niels heeft al een eigen fiets en rijdt met zijn vader vaak voorop. Mirjam is pas twee jaar en zit nog bij haar moeder ..............

o achterop

o naast

o pratend

96. De meester van groep zes leest een spannend boek voor. Iedereen luistert goed en het is heel stil in de klas. .............gaat de deur open. Alle kinderen schrikken en zijn een beetje boos.

Daarna

Plotseling

Meestal

97. Huib gaat met zijn ouders op vakantie naar een warm land. Zijn koffer is niet zwaar want er hoeven geen dikke truien mee. Er zitten wel twee .............in zijn koffer. Want er is een zwembad bij het hotel.

o jassen

o schoenen

o zwembroeken

98. Windsurfen is een bekende sport. Vooral in de zomer is het heerlijk om op het water te zijn. Je hebt een plank, een giek en een zeil nodig. En natuurlijk heb je .............nodig om vooruit te komen.

o touwen

o wind

o regen

99. De pandabeer is een bekend dier. Hij eet bamboe. Maar het is ook een bedreigd dier. Er zijn nog maar een paar honderd pandaberen in de wereld. Die .............allemaal in China.

o leven

o eten

o gaan

100. Loofbomen zijn bomen die bladeren hebben. In de herfst krijgen ze een andere kleur. In de winter verliezen ze hun bladeren. Maar naaldbomen houden hun naalden in de winter. Zij blijven ..............

o groen

o klein

o koud

101. Veel mensen vinden kastelen erg mooi. Ze houden van die mooie dikke muren en torens. Vroeger konden die dikke muren de vijand buiten houden. Sommige kastelen zijn nu .............geworden.

o Huis

o Toren

o museum

................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download