DE UITVINDER VAN DE JAZZ



DE UITVINDER VAN DE JAZZ

door Bert Jansma

Jazz begon voor mij, op de middelbare school, zo'n beetje bij Oscar Peterson.

Daarna Brubeck, Mulligan en Chet Baker.

Maar tussendoor trok ik op met de mannen van de Earl's Town Jass Society - let wel: met twee s-en in plaats van z's: de oude stijl-band van pianist Han Meyer met in de gelederen onder anderen banjoist en trombonist Pim Hogervorst.

Misschien dat 't door dat orkestje kwam, maar ná Mulligan volgde pas mijn interesse voor de oer-jazz en de blues.

Den Haag had destijds een voortreffelijk winkeltje, 1000 Muziek. Eerst nog gevestigd in de Prinsestraat, daarna in de Molenstraat.

Smit heette de eigenaar, geloof ik.

Een lange rustige man in een winkel stampvol platen van vaak minder bekende labels.

Ik kocht er mijn eerste klassieke elpee's, op het Tsjechische Supraphon, want die waren nog te betalen voor een scholier.

En ik grasduinde er in de bakken met oude jazz.

Daar trof ik Jelly Roll Morton aan. Zijn naam kende ik van enige Morton-composities die die Earl's Town jazz Society met twee ss-en speelde. Morton zelf was voor mij onbekend terrein.

Op die plaat speelde hij solo-piano, soms begeleid door het tikken van een metronoom, soms met een merkwaardig ander geluid tussendoor.

Kenners verzekerden mij dat dat een glas whisky op de piano geweest moest zijn, omdat muziekverzamelaar Alan Lomax hem destijds aan de piano had gezet om ál zijn werk op te nemen voor de Amerikaanse Library of Congress. Met een fles whiskey als stimulans.

Of het waar is?

Ik kan het niet meer checken want die plaat liet ik op een zomerdag op het draaitafeltje van mijn jongenskamer laten liggen, waar de zon fel naar binnen zou schijnen.

Toen ik thuis kwam, lag de elpee als een verstijfde zwarte pannekoekchijf over de pickup heengedrapeerd.

Gesmolten.

Ik heb hem later proberen te herstellen door hem tussen glasplaten wéér in de zon te leggen om 'm tot vlakke proporties terug te brengen.

Mislukt.

Dezer dagen kwam er echter goed nieuws.

Ik las het in de kunstbijlage van de Daily Telegraph.

Op het Rounder Label zijn al die opnames van Jelly Roll Morton voor die Library of Congress opnieuw uitgebracht.

Acht cd's en twee boekjes vol informatie.

Alles in een box die de vorm van een piano heeft.

Dáár zou Jelly Roll Morton met genoegen naar gekeken hebben.

Want hij hield wel van een stukje overdrijving en show.

In 1938 schreef hij zijn beroemde brief aan het blad Down Beat met de passage: "Het is ontegenzeggelijk wáár dat New Orleans de wieg van de jazz is, want ikzelf heb de jazz daar uitgevonden. In 1902".

Prachtige uitspraak, niet waar natuurlijk, want niemand heeft de jazz uitgevonden.Maar het is wél waar dat Morton er een grote rol in heeft gespeeld.

Hij was de man die kwam uit de tijd van de ragtime, maar die de two beats in de maat veranderde in four beats. Hij absorbeerde de blues van het Zuiden. En hij zorgde voor een 'latin tinge' die in New Orleans voor het oprapen lag.

Morton was een man over wie je een hele avond zou kunnen vertellen.

Zijn werkelijke naam was Ferdinand LaMenthe, geboren op 20 september 1885. Later bleek hij overigens gedoopt met de naam La Mothe. Maar bij Jelly Roll wist je nooit zeker wat waar was en wat niet.

Die bijnaam Jelly Roll had niets met cake te maken, maar veel meer met het sexuele macho-gedrag dat hij had opgedaan in de bordelen van New Orleans waar hij als pianist zo'n beetje opgroeide.

Afkomstig uit een keurig Frans sprekend Creools gezin, mét een muziekopleiding, werd hij door zijn grootmoeder het huis uit gestuurd. Omdat zijn levenswandel de sociale status van zijn vier zussen wel eens in de weg zou kunnen zitten.

In die bordelen verdiende hij zoveel aan tips, dat hij een diamant in een van zijn voortanden liet schroeven. Een diamant die overigens bij zijn dood mysterieus uit zijn gebit verdwenen bleek te zijn.

De sluiting van de bordelen uit het Tenderloin-district in New Orleans heeft een enorme invloed gehad op de verbreiding en de groei van de jazz in Amerika.

Ook Jelly Roll verliet New Orleans en ging als pianist aan de zwier langs de Amerkaanse uitgaansgelegenheden. Het ene uur in een onberispelijk krijtstreep-pak dat hij een uur later verruilde voor een 'flashy outfit'.

Op straat spraken de vrouwen hem aan, vertelt hij op een van die cd's: Lord, Mister, hoe veel pakken heeft u eigenlijk? "Several darling", zei Jelly Roll dan, "I'm the suit man from suit land". Niet veel later zat hij aan tafel bij de desbetreffende dame.

In California zou hij een aantal bordelen leiden, tot de grond hem daar te heet werd onder de voeten. In Chicago kwam hij tussen de gangsters terecht. En de muziek bleek veranderd toen hij terugkwam. Verder gegroeid. Hij had 't er moeilijk mee.

Het was niet meer de jazz die híj uitgevonden had.

Met een maat genaamd Jack the Bear ging hij een mengsel van zout en Coca Cola verkopen als middel tegen de tuberculose. Niet zo succesvol. Hij was een tijdje 'pool hustler' aan het Amerikaanse biljart. Een tegenstander kreeg z'n oplichterspraktijk door, trok een pistool en begon te schieten. Morton dook onder het biljart en herinnerde zich simpel: "That cured me of playing pool in Houston".

Later kreeg hij muzikaal weer voet aan de grond met zijn Red Hot Peppers.

In 1940 stierf hij.

Arm.

Maar zijn composities bleven:

Big Fat Ham, Mr. Jelly Lord, Wolverine blues, Tia Juana, I thought I heard Buddy Bolden say, Mushmouth shuffle, Kansas City stomp, Wild Man Blues en al die anderen.

De Jelly Roll Morton-box kost in Engeland 85 pond, las ik.

Ik ben bang dat ik op de Sinterklaas of de Kerstman van 2006 moet wachten voordat mijn jazzverzameling weer compleet is - met die mooie Ferdinand LaMenthe.

Column op Radio West (Jazz op West) van 29.12.2005.

................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download