Home | Woonbootvereniging Amsterdam



Gemeente Amsterdam, Belastingen

Postbus 23475

1100 DZ Amsterdam

Betreft: Gronden bezwaar precariobelasting

Kenmerk:

Bijlage: belastingaanslag nr.

Amsterdam ………………….. 2020

L.S.,

Hierbij dient ondergetekende ………………., woonachtig te …………………………………….. de gronden van bezwaar in tegen de aanslag precariobelasting voor belastingjaar 2020, onder vorderingsnummer ……………………………...

Gronden bezwaar

1. Verhoging precario met 100% in twee jaar tijd.

• Burgemeester en wethouders van Amsterdam motiveren de verhoging van het liggeld voor woonboten met 94 % in twee jaar tijd in haar raadsvoordracht [1] met een verwijzing naar de stijging van de economische waarde van de grond in Amsterdam.

Precario voor woonboten wordt in de raadsvoordracht gelijk gesteld met precario voor pleziervaartuigen, bedrijfs- en passagiersvaartuigen en terrassen en de raadsvoordracht stelt dat er sprake is van economisch gebruik van de grond bij de woonfunctie die woonboten hebben. Daarmee wordt voorbij gegaan aan het feit dat een tariefsverhoging voor een luxeartikel (pleziervaart) of voor daadwerkelijk economisch gebruik van de grond (terassen, cruiseschepen en bedrijfsvaartuigen en rondvaart) de eigenaar of gebruiker de keuze biedt het pleziervaartuig van de hand te doen (wat zal resulteren in een nog groter verschil tussen kapitaalkrachtige en armere Amsterdammers), of de verhoging door te berekenen in de tarieven die vervolgens door de consument/eindgebruiker worden betaald. Bij de verhoging van de kosten van een woonfunctie komt die verhoging louter ten laste van de eigenaar/gebruiker van een woonboot.

Het gaat in vele gevallen om een woonlasten verhoging van tussen de € 70,- en € 100,- per maand (!), wat in sommige gevallen op jaarbasis neer komt op een vol maansalaris aan woonlastenverzwaring voor bewoners met een laag inkomen.

De kwijtscheldingsregeling zoals in de raadsvoordracht werd voorgesteld als compensatie, is op de meeste gevallen niet van toepassing en is dus een lege compensatieregeling. Dit omdat de meeste bewoners eigenaar zijn van hun woonboot (wat een vorm van kapitaal is) en daarmee als te kapitaalkrachtig zullen worden aangemerkt. Indien een bewoner zijn spaargeld moet aanspreken om de verhoging te kunnen betalen, wat in geval van ZZPers –schap een pensioenvoorziening is, toont dat eigenlijk al aan dat een dergelijke verhoging voor veel bewoners niet zomaar op te brengen is uit inkomen. De bewoners die net boven het minimum inkomen zweven zullen de verhoging moeten betalen met wellicht desastreuze gevolgen.

Op de gemeentelijke website bleek bovendien, nadat verschillende bewoners een poging waagden om kwijtschelding aan te vragen, dat deze belasting niet voor kwijtschelding in aanmerking komt.

3. Woonlastenonderzoek en beperkingen op grond van de wet

De gemeente heeft in 2005, naar aanleiding van dezelfde tariefverhogingsplannen een woonlastenonderzoek gedaan onder woonbootbewoners[2]. Daaruit bleek dat er ook veel bewoners met lage inkomens op woonboten wonen en dat woonbootbewoners gemiddeld een groter deel van hun inkomen besteden aan hun woning dan walbewoners.

• Nu wonen in Amsterdam alleen maar duurder is geworden en een heel scala aan tarieven en belastingen zijn verhoogd, om nog maar niet te spreken van de vierjaarlijkse hellingkosten, moet worden aangenomen dat wonen op het water al duur was en de afgelopen jaren alleen maar duurder is geworden. Deze gegevens, dan wel een nieuw woonlasten onderzoek hadden een onderdeel moeten uitmaken van de belangen afweging die door de gemeenteraad moet worden gemaakt bij het nemen van een dergelijk ingrijpend besluit.

• In de raadsvoordracht wordt gesteld dat, hoewel de gemeente in beginsel vrij is in het vaststellen van de tarieven precariobelasting, de tariefstelling niet willekeurig en onredelijk mag zijn. Dat laat zien dat zelfs de wettelijke bevoegdheid om ‘vrijelijk’ een belasting als de onderhavige te verhogen, wordt beperkt door maatstaven van redelijkheid en billijkheid en beginselen van behoorlijk bestuur en het principe van een betrouwbare overheid en valt onder de beperkingen zoals zijn opgenomen in art. 3:4 Awb.

• In hoeverre een dergelijke disproportionele woonlastenverhoging de toets van een goede belangenafweging kan doorstaan is, gezien bovenstaande, de vraag.

Het besluit is genomen in strijd met de vereiste zorgvuldigheid ex art. 3:1-3:4 Awb.

2. Belasting en huur

• In de raadsvoordracht wordt gesteld dat de nieuwe precariotarieven worden vastgesteld op basis van de m² van € 15,- , zoals deze in Amsterdam in een huurovereenkomst met woonschepen als uitgangspunt wordt gehanteerd[3].

Wat de basis is voor deze berekening is volstrekt onduidelijk. In een ander deel van Amsterdam bestaat een huurovereenkomst tussen gemeente en bootbewoner waar een tarief van € 8 per m² wordt gehanteerd. Dat komt op jaarbasis neer op een veel lager bedrag dan de beoogde verhoging van de precario en daar is sprake van een huurovereenkomst die rechtsbescherming biedt. Het besluit tot verhoging is volstrekt ondeugdelijk gemotiveerd.

Het is eigenaardig dat een belastingheffing door burgemeester en wethouders gelijk wordt gesteld met een huurtarief. Dit omdat een vergelijking tussen een belasting en huur mank gaat op een aantal belangrijke verschillen; ten eerste omdat het betalen van belasting geen rechtsbescherming biedt, in tegenstelling tot het betalen van huur. En ten tweede omdat een huurtarief niet ongebreideld mag worden verhoogd, zoals blijkt uit het aan banden leggen van huurverhogingen in de sociale en nu ook in de vrije sector, maar kennelijk een belastingtarief wel.

Het door de Rijksoverheid voor 2020 als maximum huurverhoging vastgestelde percentage bedraagt maximaal 5,1 tot 6,6 % bij een inkomen van € 43.547 of minder in 2018.[4]

Heden is er door de Eerste kamer een verzoek gedaan aan minister Olongren met het verzoek de jaarlijkse huurverhoging van tussen de 2,5 en 5 % niet door te laten gaan vanwege de Coronacrisis en het gegeven dat veel huurders in de financiële problemen verkeren. Dat mensen de bijna 100% verhoging van het liggeld niet kunnen betalen mag dan voor de hand liggen. Gesteld mag worden dat er bij het tot stand komen van het nieuwe precariotarief sprake is geweest van het vergelijken van appels met peren en van rechtsongelijkheid bij de berekeningen die de overheid hanteert als het gaat om woonbootbewoners versus huurders op de wal. Ook in het stuk ‘ Nota voor ligplaatsen voor woonboten’ van de Provincie Noord Holland[5] wordt geconcludeerd dat “een ingenomen ligplaats niet de zelfde rechtsbescherming biedt als een huurder of eigenaar van een woonhuis heeft. Woonbootbewoners zijn hierdoor in het nadeel” .

• Uit het middels een WOB procedure naar voren gekomen stuk betreffende een gesprek tussen de dienst Gemeentebelastingen en medewerkers van de dienst Grond en Ontwikkeling over een beleidsnotitie ‘Marktconforme lasten voor wonen op het water’ [6] met als onderwerp ‘ project precario liggeld woonschepen 2019, blijkt dat de dienst Grond en Ontwikkeling ook meent dat er sprake is van een “te beprijzen” verschil in rechtspositie tussen bewoners die precario betalen of een erfpachtovereenkomst hebben of huur betalen. Dat sprake is van rechtsongelijkheid en gebrek aan rechtsbescherming wordt al bewezen door invoering van deze disproportionele woonlastenverzwaring door de precarioverhoging door de gemeente.

De Dienst Grond en Ontwikkeling stelt in het stuk dat dit verschil in rechtspositie doorberekend moet worden in de hoogte van precario. Bovendien is het voor de dienst onmogelijk om te komen tot “ een consequente en heldere systematiek waarmee het wonen op het water kan worden beprijsd.” En dat er sprake moet zijn van een “ goed onderbouwde methodiek van berekening” en dat er moet worden nagedacht over “ het introduceren van overgangsregelingen, omdat er anders sprake zal zijn van ontbreken van het benodigd draagvlak voor een stelselwijziging” . Het simpelweg verwijzen naar een huurprijs kan niet worden gezien als een consequente en heldere systematiek waarmee belasting op het wonen op het water wordt beprijsd.

Verdiend te vermelden dat de meeste bootbewoners de aankoop en verbouw van hun woonschip uit eigen middelen hebben betaald of daarvoor een stevige lening hebben afgesloten waarover lasten moeten worden afgedragen.

• In tegenstelling tot walbewoners, die huur en vaste lasten betalen voor hun woning, betalen bootbewoners ook nog belasting over de waarde van hun boot en moeten ze iedere vier jaar naar de helling. Ook deze vergelijking kan geen standhouden en is strijdig met het zorgvuldigheidsvereiste op grond van art. 3:4 Awb.

• Nu de gemeente huur en precario wenst te vergelijken met elkaar, verwijst ondergetekende naar de stijging van precariokosten[7] per m² en die van huur[8] per m² vanaf 1995. Daaruit blijkt dat er wel degelijk sprake is van inflatiecorrectie en procentpunten bijtelling en dat huren en precario gemiddeld evenveel zijn gestegen. Dat de hoogte van precario nu langs de lat van ‘marktconformiteit’ wordt gelegd, betekent feitelijk dat mensen die geen ‘marktconform’ inkomen hebben niet op hun woonboot kunnen blijven wonen.

• Veel ligplaatsen in Amsterdam zijn verschillend van kwaliteit. Er ligt ook een veeltal aan verschillende soorten woonboten in de stad. De verhoging van het liggeld heeft daar op geen enkele manier rekening mee gehouden.

Bewoners met een stalen, historisch casco dat ook nog varende gehouden wordt, hebben bijvoorbeeld veel hogere kosten dan bewoners die op een betonnen casco hun woonboot hebben.

Sommige bewoners hebben een door de gemeente aangelegde aanmeer voorziening met toegangsvoorziening. Andere bewoners hebben hun eigen toegangsvoorziening aangelegd en er ook voor betaald.

Al die verschillen zouden onderdeel hebben moeten uitmaken van een belangenafweging met betrekking tot een verhoging in deze mate van het liggeld.

3. Openbaar gebruik ligplaats

Precario wordt geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.

Echter een ligplaats voor een woonschip is niet bestemd voor een openbare dienst.

De vergunning voor een woonschip die het recht verleend op de betreffende plek af te meren is persoons- en object gebonden.

Ook bij tijdelijke afwezigheid van de betreffende woonboot blijft de ligplaats bestemd voor de woonboot met die ligplaatsvergunning.

Uit recente jurisprudentie[9] blijkt dat een ligplaats niet langer kan worden beschouwd als openbaar toegankelijk of zijnde geschikt voor openbare dienst. Ook voor woonboten die op basis van precario zijn afgemeerd, geldt dat de ligplaats in veel gevallen als zodanig in een bestemmingsplan is opgenomen en dus is onttrokken aan openbaar gebruik en dat er een Wabo vergunning verplicht is. Dat er in het geval van de geciteerde uitspraak sprake is van een erfpachtperceel maakt dit niet anders. Immers, de openbare aard van het stuk grond is geëindigd met het verstrekken van een ligplaatsvergunning voor een specifieke woonboot.

Daarbij is van belang de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State[10], waarbij het feit dat “ de woonboot uit een constructie van enige omvang bestaat die op indirecte wijze met de grond is verbonden” en dat “ niet bepalend is hoe die verbondenheid fysiek is vormgegeven, maar dat doorslaggevend is dat de woonboot bedoeld is om ter plaatse als woning te functioneren” tot de conclusie leidde dat een woonboot een bouwwerk is.

Het is dus zelfs de vraag of er ter zake van ligplaatsen precario mag worden geheven door de gemeente.

Gezien bovenstaande:

Verzoekt ondergetekende: de verhoging ongedaan te maken en de precario opnieuw op te leggen met als enige verhoging dezelfde zoals de afgelopen 25 jaren op grond van inflatiecorrectie en puntentelling, zoals ook gebeurd bij huurovereenkomsten die woningen betreffen.

Subsidiair: bezwaarde de kosten gemaakt in de bezwaarfase te vergoeden.

-----------------------

[1] Raadsvoordracht 16 november 2019

[2] Woonlasten woonbootbewoners Amsterdam, Dienst Onderzoek en Statistiek, projectnummer 4270, oktober 2005

[3] huurovereenkomst

[4] rijksoverheid.nl

[5]Nota voor ligplaatsen voor woonboten “ vaste grond onder de voeten” , Rechtspositie vaste ligplaatsen voor woonboten, Provincie Noord Holland, 18 januari 2016

[6]

[7] opendata.cbs.nl stijging precariobelasting op basis van het centraal vastgesteld tarief.

[8] opendata.cbs.nl Huurverhoging woningen vanaf 1959

[9] ECLI:NL:RVS:2018:3613

[10] ECLI:NL:2014:1331

................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download