Hoofdstuktitel



Hoofdstuk 10 De tijd van televisie en computer

Introductievragen

Voor je begint

1 Je eigen antwoord. Dit hoofdstuk gaat ook over wapenwedloop, internationale spanningen èn internationale samenwerking; over stijgende welvaart en veranderingen in de samenleving; over kolonies die zich losmaken van hun veroveraars.

2 a Gorbatsjov, Ho Chi Minh, Kennedy, Kohl, Mao Zedong, Soekarno, Stalin, Truman.

Stalin en Truman maakten alleen het eerste stukje van dit tijdvak mee. Omdat ze in de Koude Oorlog (kenmerkend aspect!) een belangrijke rol speelden, horen ze er toch echt bij.

b Je eigen antwoorden.

c Je eigen antwoord.

3 Je eigen antwoord.

Dit zijn de vetgedrukte begrippen in de tekst: guerrillatactiek, Koude Oorlog, containmentpolitiek, blokvorming, wapenwedloop, atoomoorlog, glasnost, perestrojka, informatiemaatschappij, sociaal-culturele veranderingen, Europese Unie, multiculturele samenleving, illegalen, pluriforme samenleving.

NB 1 Het woord ‘hegemonie’ staat niet als vetgedrukt begrip in de tekst; het komt wel voor in een van de kenmerkende aspecten en staat daarom ook in de begrippenlijst op bladzijde 173.

NB 2 Containmentpolitiek ontbreekt abusievelijk op de lijst met begrippen op bladzijde 173.

4 Je eigen antwoorden. Leg ze ter controle even aan je docent of een klasgenoot voor.

Instapverhaal: Baden in de modder

5 a Je eigen woorden. Bijvoorbeeld:

Grotere individuele vrijheid. Een lossere moraal (meer ruimte voor afwijkingen). Jeugdcultuur. Kritiek op consumptiedenken. Oog voor de keerzijden van welvaart.

b De Woodstockgeneratie had veel kritiek op de consumptiemaatschappij, maar ook zijzelf consumeerden er op los (muziek, onderwijs, genotmiddelen).

6 a Tot 1950 was voornamelijk sprake van emigratie: Europeanen zochten hun geluk elders op de wereld. Na 1950 overheerste de immigratie: niet-Europeanen (waaronder de bevolking van de voormalige koloniën die de Europeanen geëxploiteerd hadden) trokken naar Europa.

b Met steeds meer onbehagen. Er gingen meer stemmen op om de immigratie (verder) te beperken.

c Zij namen maatregelen om de immigratiestroom in te perken, overigens niet altijd met succes.

7 De buitengrenzen van Europa zijn tienduizenden kilometers lang en onmogelijk ‘waterdicht’ te bewaken. Bovendien zijn er binnen Europa zelf in veel landen geen grenscontroles meer – dus eenmaal voorbij de buitengrens, kunnen (illegale) immigranten zich relatief eenvoudig verder verspreiden.

De aantrekkingskracht van de Europese welvaart is groter dan de afschrikking van de risico’s van illegale migratie.

Kijken op de kaart

8 Europa verloor vrijwel al zijn koloniën. Dat kun je hieraan zien: alleen zelfstandig (geworden) landen treden toe tot de Verenigde Naties.

In de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties had Europa twee permanente zetels. Europa kon de wereld dus niet zijn wil opleggen.

De wereld

9 Vier ontwikkelingen in de wereldeconomie.

- De economische verbondenheid tussen verschillende delen van de wereld nam toe (globalisering).

- Er ontstonden bedrijven met vestigingen in tientallende landen, de zogeheten multinationals.

- Westerse landen werden voor hun energievoorziening (voornamelijk olie) afhankelijk van niet-westerse landen.

- ‘Oude’ industrie werd van het Westen overgebracht naar lagelonenlanden.

Europa

10 a Door de val van het communisme en het einde van de controle die de Sovjetunie sinds 1945 over Oost-Europa uitoefende, kreeg het streven naar nationale soevereiniteit vrij spel. Dat leidde tot de hereniging van West- en Oost-Duitsland, het uiteenvallen van de Sovjetunie in vijftien onafhankelijke staten waarvan er tien in Europa lagen, en het uiteenvallen van multinationale Europese staten als Joegoslavië en Tsjecho-Slowakije.

b De West-Europese landen gingen in deze periode juist meer met elkaar samenwerken en droegen daartoe zelfs een deel van hun zelfstandigheid (soevereiniteit) over naar Europese bestuursorganen.

Nederland

11 De ontwikkelingen in Nederland waren vergelijkbaar met die in andere westerse landen: bevolkingsgroei (maar niet zo onstuimig als in de rest van de wereld), verlies van kolonies, enorme economische groei, sociaal-culturele veranderingen en het ontstaan van een multiculturele samenleving.

Heden en verleden

12 Je eigen voorbeelden bij de vijf kenmerkende aspecten:

- de dekolonisatie die een eind maakt aan de westerse hegemonie in de wereld;

- de verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog;

- de eenwording van Europa;

- de toenemende westerse welvaart die van de jaren ’60 van de twintigste eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingen;

- de ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.

10.1 Dekolonisatie

Verwerkingsvragen

India en Pakistan

1 Drie redenen voor de Britten om Brits-Indië op te geven:

- De kolonie kostte meer dan ze opbracht.

- De roep om onafhankelijkheid in India was sterk.

- De Britten hadden thuis hun handen vol aan de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog.

2 Na vertrek van de Britten brak een burgeroorlog uit tussen verschillende (religieuze) bevolkingsgroepen.

Indonesië en Vietnam

3 De Nederlanders en Fransen verlieten hun kolonies Nederlands-Indië en Frans Indochina niet vrijwillig maar pas nadat zij daartoe gedwongen werden door grote internationale druk en een venijnige guerrillaoorlog – in het geval van Nederland al drie jaar na hun terugkeer, in geval van Frankrijk wat later (1955).

4 Twee van de volgende oorzaken:

- De Japanse overwinningen in Zuid-Oost-Azië hadden het geloof in ‘blanke superioriteit’ vernietigd.

- De Japanse overheersing had bij de bevolking de roep om vrijheid (van elke vorm van overheersing) versterkt.

- De Japanse capitulatie zorgde voor een ‘machtsvacuüm’ waar de nationalisten in Vietnam en Indonesië onmiddellijk gebruik va maakten door zich te bewapenen en te organiseren. De kolonisators zelf waren door de oorlog ernstig verzwakt en konden niet snel grote troepenmachten op de been brengen om de orde te herstellen.

- Europa was na de Tweede Wereldoorlog zijn overheersende rol in de wereld kwijt. De VS en de Sovjetunie waren de nieuwe supermachten, en beide waren tegen het kolonialisme.

5 a Het herstellen van de orde: het gebied van de Indonesische nationalisten hadden veroverd terugkrijgen en ieders veiligheid weer kunnen garanderen.

b De Indonesische strijders trokken zich terug in de jungle en voerden van daaruit een guerrilla. Het leek (voor beide partijen) onmogelijk die strijd ooit te winnen.

c In 1949. De Amerikanen dwongen Nederland daartoe.

6 Vietnam was onderdeel geworden van de Koude Oorlog: de communisten waren er aan de winnende hand. Daarom steunden de VS het koloniale Frankrijk in zijn pogingen de ‘opstandelingen’ te verslaan (en nam het later die rol van Frankrijk over). In Nederland speelde dit niet: het communisme was binnen het Indonesisch nationalisme geen grote machtsfactor.

7 a Hun tegenstanders, de vrijheidsstrijders van Vietnam en Indonesië, voerden een guerrillatactiek die het onmogelijk maakte het militaire krachtsverschil te verzilveren: telkens trok ‘de vijand’ zich terug, deze kon niet beslissend verslagen worden.

b Twee verschillen:

- In Vietnam werd de strijd om onafhankelijkheid geleid door de communisten. In Indonesië speelde het communisme een bescheiden rol.

- De strijd in Vietnam werd onderdeel van de Koude Oorlog, waarbij de Fransen steun kregen van de VS en de communisten steun van China en de Sovjetunie. Nederland kreeg van de VS geen steun, het werd juist gedwongen Indonesië op te geven.

Afrika

8 In Algerije woonden meer dan een miljoen Fransen; Frankrijk zag Algerije als een soort Franse provincie.

9 In 1975 was een groot deel van de wereld gedekoloniseerd; de koloniale machten zagen in dat het koloniale tijdperk voorgoed voorbij. Waar zich nieuwe claims van onafhankelijkheid voordeden, verzetten zij zich niet langer – soms nam de kolonisator zelf het voortouw, zoals Nederland in het geval van Suriname.

De olifant en de tijger

10 a Een olifant zal niet van een tijger winnen omdat de tijger geen rechtstreeks gevecht aangaat maar telkens vanuit het niets toeslaat en de olifant zo langzaam zal doodbloeden. Precies zo was het met de kolonisator, het militair veel sterkere Frankrijk (de olifant) en de guerrillastrijders van Ho Chi Minh (de tijger).

b Bij het bestrijden van de guerrilla stond het Nederlandse leger voor hetzelfde probleem als het Franse: de nationalistische strijders konden snel hun wapens afleggen en zich schuilhouden onder de bevolking. Wie was de vijand, waar was de vijand? Het was vrijwel onmogelijk dat vast te stellen.

Oriëntatiekennis

11 a De koloniserende landen waren door de Tweede Wereldoorlog ernstig verzwakt. De twee nieuwe ‘supermachten’ waren beide tegenstanders van het kolonialisme.

In Azië ontstond na de capitulatie van Japan bovendien een ‘machtsvacuüm’, want het lukte de kolonisatoren niet om snel terug te keren met een leger dat de orde kon herstellen. De nationalisten in de koloniën (gesteund door het grootste deel van de bevolking) maakten daar gebruik van.

b Tussen 1945 en 1979 traden vrijwel alle Afrikaanse en Aziatische landen toe tot de Verenigde Naties. daaruit blijkt dat ze zelfstandig waren geworden.

12 Voorbeelden van vreedzame dekolonisatie: Suriname (1975); grote delen van Afrika (1960-1970); Brits-Indië (1948). Daar verliet de kolonisator na vreedzame besprekingen en een rustige overdracht van de soevereiniteit zijn kolonie

Voorbeelden van gewelddadige dekolonisatie: Nederland verliest Nederlands-Indië (Indonesië) 1945-1949; Frankrijk verliest Vietnam (1945-1945); Frankrijk verliest Algerije (1954-1962). In die gevallen probeerde de kolonisator de kolonie te behouden maar had het geen goed antwoord op de guerrillatactiek die de nationalisten voerden.

13 Vietnam was het toneel van een koloniaal conflict dat tegelijk een strijdtoneel werd van de Koude Oorlog: de onafhankelijkheidsstrijd werd gevoerd door een beweging die zowel nationalistisch als communistisch was. Om die reden kregen zij steun van communistische buurlanden (China, Sovjetunie) en werd de kolonisator juist gesteund door de VS, die het communisme wereldwijd probeerden ‘in te dammen’.

Reflectie

14 Je eigen commentaar. Argumenten, op hoofdlijnen:

Ja, Europese landen hebben hun kolonies eeuwenlang voor eigen gewin gebruikt zonder zich al te veel te bekommeren om de inheemse bevolking. De huidige armoede kun je daar niet los van zien (zonder koloniale overheersing was die aanzienlijk minder geweest).

Nee, er is geen verband tussen kolonialisme en armoede in de wereld; voormalige kolonies hebben in vergelijking met niet-gekoloniseerde landen juist vaak een aantal belangrijke voordelen meegekregen (infrastructuur, onderwijs, handelsvoorrechten).

Samenvatting

15 Je eigen persbericht. Laat het beoordelen door je docent en/of je klasgenoten.

10.2 De Koude Oorlog

Verwerkingsvragen

Oorlogsangst

1 a Gebieden die zij zelf hadden bevrijd kregen zij zelf als ‘invloedssfeer’. Duitsland (en daarbinnen ook Berlijn afzonderlijk) werd in verschillende bezettingszones verdeeld.

b Europa raakte verdeeld in twee machtsblokken, dat rond de VS en dat van de Sovjetunie. Het raakte betrokken in de wereldwijde wapenwedloop die onderdeel was van de Koude Oorlog.

2 a In het gebied dat aan hem als ‘invloedssfeer’ was toegekend, bracht Stalin tussen 1945 en 1948 overal communisten aan de macht die een totalitair systeem met gesloten grenzen invoerden. Stalin gebruikte dus zijn invloed schaamteloos door er gewoon (indirect) de macht te grijpen.

b De VS gaven economische en militaire steun aan landen die door het communisme werden bedreigd. Dit wordt containment (indamming) genoemd.

3 Twee gebeurtenissen die de VS dreven tot wereldwijde containmentpolitiek:

- Eind 1949 bleek de Sovjetunie ook over atoomwapens te beschikken.

- In 1949 kwamen in China de communisten aan de macht.

Vietnamoorlog

4 In 1953 stierf Stalin, die door het westerse machtsblok zeer gewantrouwd werd. In de jaren daarna werd duidelijk dat de VS en de Sovjetunie zich in niet direct met elkanders invloedssfeer in Europa bemoeiden.

5 a In het conflict in Vietnam stonden communisten en anticommunisten tegenover elkaar. Beide partijen kregen militaire en economische steun van respectievelijk de communisten (China, Sovjetunie) en de anticommuninisten (de VS); na 1965 voerden de VS zelf actief oorlog met het communistische deel van Vietnam.

b De VS raakte nooit rechtstreeks in gevecht met China en de Sovjetunie, die de communisten in Vietnam steunden. Geen van de drie was uit op zo’n directe confrontatie – juist uit angst dat het conflict dan in een rechtstreekse oorlog zou uitmonden.

De wapenwedloop

6 a Zij realiseerden zich meer dan ooit dat gebruik van deze wapens tot vernietiging van de mensheid zou kunnen leiden. Een directe militaire confrontatie tussen de VS en de Sovjetunie was daarmee minder waarschijnlijk geworden; die zou immers de ondergang van beide betekenen.

b Beide supermachten geloofden in het afschrikken van de vijand door zo goed mogelijk bewapend te zijn: je moest altijd in staat en bereid lijken je wapens te gebruiken – dus ook bereid zijn daar steeds een schepje bovenop te doen.

Kruisraketten

7 De nieuwe generatie raketten die toen geplaatst werd, had een veel groter bereik. De Sovjetunie kon heel West-Europa treffen, de VS kon vanuit West-Europa het Europese deel van Rusland vernietigen (zonder daarbij zelf gevaar te lopen).

8 Drie factoren die een rol speelden:

- In Vietnam hadden de VS laten zien dat zij in (naam van) de strijd tegen het communisme bereid waren heel ver te gaan: massale bombardementen, ook op burgerdoelen. Voor velen leek de rol die de VS in Vietnam speelden meer op die van een agressor dan die van een beschermheer.

- Door de nieuwe wapens waren de VS in staat een Europese kernoorlog te ontketenen – dus zonder zelf doelwit te worden. Mede door Vietnam, maar ook door de plannen voor een ruimteschild om de VS te beschermen, was niet iedereen er gerust op dat de VS daar uiteindelijk wel voor zou terugschrikken.

- Het optreden van president Reagan (opvoeren van de bewapening, felle anticommunistische taal) wekte de indruk dat hij uit was op een confrontatie met de Sovjetunie.

Ondergang van de Sovjetunie

9 (stap 1) De nieuwe Sovjetleider Gorbatsjov realiseerde zich dat zijn land economisch aan het eind van zijn Latijn was en niet in staat om de wapenwedloop vol te houden. Toenadering zoeken en ontwapenen was verstandiger. De Amerikaanse president Reagan bleek bereid om afspraken te maken.

(stap 2) Toen Gorbatsjov liet merken dat de Sovjetunie Oost-Europa niet langer zijn wil zou opleggen, kwam het communisme in die landen daar in korte tijd ten val – en daarna ook in de Sovjetunie zelf.

10 a Gorbatsjov had laten blijken dat hij zich niet meer zou bemoeien met Oost-Europa – dus ook de communistische regimes niet zou steunen in geval van een volksopstand. Toen dat duidelijk werd, was de bevolking niet te houden en durfden de Oost-Europese regimes daar ook niet meer krachtig zelf tegen op te treden.

b De politieke en economische hervormingen van Gorbatsjov leken de problemen in de Sovjetunie alleen maar te verergeren. De economie stortte in en de Sovjetunie viel uiteen. Voor de communisten in de Sovjetunie viel daarmee hun machtsbasis (economisch heerschappij, militaire dominantie) weg.

Michaïl Gorbatsjov

11 a De ramp in de kerncentrale van Tsjernobyl. Deze doordring hem ervan hoe doodziek het communistische systeem was (te arm voor onderhoud en veiligheid, te bang voor de waarheid).

b Er kwam vrijheid van meningsuiting, bedrijven werden afgerekend op hun resultaten, particuliere bedrijven werden toegestaan en er kwamen vrije verkiezingen.

c De nieuwe aanpak leidde in eerste instantie tot verslechtering van de economische toestand. Dat maakte Gorbatsjov onder de eigen bevolking weinig geliefd. Er was meer steun voor veel radicaler hervormingen en voor terugkeer naar de harde hand van het communisme dan voor de gematigde koers die Gorbatsjov voerde.

Oriëntatiekennis

12 De verschillen tussen de democratische vrijemarkteconomie van de westerse wereld (de ‘kapitalistische’ Verenigde Staten voorop) en het communisme waren zo groot dan aanhangers van beide systemen – in elk geval in propaganda – een strijd op leven en dood aangingen.

Doordat na 1945 in een flink aantal landen de communisten de macht grepen (of door de Sovjetunie in het zadel geholpen werden) terwijl in andere landen de VS er militaire bases op nahielden, was het wederzijds wantrouwen groot: beide kampen dachten dat het andere kamp uit was op wereldheerschappij. Dit wantrouwen kwam voort uit de ideologische tegenstellingen: de (kapitalistische, communistische) vijand was uit op wereldheerschappij en niet te vertrouwen.

13 Deze drie regeringsleiders waren de hoofdspelers (aan geallieerde kant) in de Tweede Wereldoorlog en ‘regelden’ in het laatste oorlogsjaar de verdeling van Europa in twee invloedssferen. Hun optreden leek dus beslissend voor de toekomst van Europa.

14 Het testen van nieuwe atoombommen was onderdeel van de Koude Oorlog: door succesvolle tests te houden, kon je aan de tegenstander duidelijk maken hoe krachtig je wapenarsenaal was (en hoe intensief je bezig was dat te verbeteren). Het testen was ook een ‘bewijs’ dat je serieus van plan (of in elk geval: bereid) was die wapens in het echt te gaan gebruiken, mocht dat nodig zijn.

15 In de eerste naoorlogse jaren werden de Amerikanen gezien als bevrijders (Tweede Wereldoorlog) en beschermers (Koude Oorlog), als kampioenen van de democratie. In de jaren 1960 groeide een generatie op die kritischer en afstandelijker naar de VS keek, daarin gestimuleerd door het agressieve optreden van de VS in Vietnam dat in de media steeds meer aandacht kreeg, en door de angst dat de VS het desnoods wel op een kernoorlog op Europees grondgebied wilde laten aankomen.

16 Nee. Het sluiten van een akkoord over wapenvermindering zorgde voor ‘ontspanning’ in de Koude Oorlog, maar betekende nog niet het einde: de beide machtsblokken hielden nog steeds imposante hoeveelheden atoomwapens op elkaar gericht.

Pas met de val van het communisme in Oost-Europa werd de Koude Oorlog definitief beëindigd.

17 Je eigen commentaar. Over de argumenten is te zeggen:

- Hoe lang de Sovjetunie stand had gehouden zonder de koerswijziging van Gorbatsjov is moeilijk te zeggen (laat staan te ‘bewijzen’), maar de economische problemen leken zo ernstig en onherstelbaar, dat ineenstorting van de Sovjetunie eerder een kwestie van jaren dan van decennia lijkt te zijn geweest.

- Daar staat tegenover dat vóór het aantreden van Gorbatsjov en zelf vóór de val van de Muur maar weinig mensen het nabije einde van het communisme durfden te voorspellen. De Sovjetunie had het met dat beroerde economische systeem immers al zeventig jaar gered – waarom niet nog eens zeventig jaar? Achteraf zag iedereen natuurlijk dat de Sovjetunie ‘al jarenlang doodziek was’ – maar achteraf voorspellen is niet moeilijk.

Reflectie

18 Je eigen commentaar.

Argument voor: De Koude Oorlog heeft in Europa voor stabiliteit gezorgd: 45 jaar zonder oorlog.

Argument tegen: Nogal wat Europeanen, vooral in Oost-Europa, hebben de communistische heerschappij bepaald niet als zegen ervaren. Ook de oorlogsdreiging werd op veel momenten helemaal niet als ‘zegen’ gevoeld, veel mensen waren bang en/of pessimistisch.

Samenvatting

19 Je eigen persbericht. Laat het beoordelen door je docent of door een klasgenoot.

10.3 Welvaart en cultuur

Verwerkingsvragen

Welvaart

1 Twee zaken die na de oorlog voorrang kregen van de rooms-rode kabinetten:

- Opbouw van de industrie.

- Opbouw van de sociale zekerheid (voorzieningen voor mensen zonder eigen inkomen)

2 Voorbeelden van overvloed en massaconsumptie:

- Autobezit nam toe van één procent tot 25 procent van alle Nederlanders.

- Tv-bezit nam toe van géén (nog niet te koop) tot bijna honderd procent.

- Van persoonlijke bediening bij kruideniers tot een groot aantal supermarkten waar voedsel in grote hoeveelheden en met veel keuzemogelijkheden lag.

- Gebruik van genotmiddelen als koffie, wijn en bier verveelvoudigde.

- Buitenlandse vakanties werden normaal in plaats van uitzonderlijk.

3 Veel werk verdween naar lagelonenlanden of werd overgenomen door machines. (Achtergrond hiervan, zou je kunnen zeggen: in Nederland waren de lonen te hoog om goed te kunnen concurreren met buitenlandse bedrijven. Werk dat elders goedkoper gedaan kon worden, vooral in de industrie, begon uit Nederland te verdwijnen.)

4 Een samenleving waarin (bijna ) iedereen toegang heeft tot (wereldwijde) informatiestromen.

Seksuele revolutie

5 Normen en waarden uit de jaren 1950:

- Gezagsgetrouwheid (respect, gehoorzaamheid).

- Vaste rolverdeling: de man is kostwinner, de vrouw verzorgt het huishouden.

- Trouw aan de kerk; kerkbezoek hoort.

- Verbondenheid met de eigen zuil.

- Geen seks voor het huwelijk.

6 a Sociaal-culturele veranderingen vanaf de jaren 1960:

- Van gezagsgetrouw (respect, gehoorzaamheid) naar mondig, brutaler, vrijer.

- De traditionele rolverdeling man-vrouw kwam stevig ter discussie te staan en begon te veranderen.

- Kerkbezoek nam af, ontkerkelijking.

- Minder voelden zich minder verbonden aan hun zuil en klasse, dus ook minder gebonden aan de daar geldende normen en waarden: individualisering, ontzuiling.

- Een vrijere seksuele moraal.

- Meer dan voorheen stonden bij deze sociaal-culturele veranderingen de jonge en oude generatie tegenover elkaar.

- Ontstaan van een jeugdcultuur (met daarbinnen subculturen).

b De jeugd was opgegroeid in een land waar welvaart en vrijheid vanzelfsprekend waren en vond de normen en waarden van haar ouders ‘ouderwets’, kortzichtig (‘benepen’ ): ‘zo was het misschien in jullie tijd, maar wat moeten wij daarmee?’ Door verlenging van het onderwijs bleven jongeren ook langer onder elkaar, ze hoefden zich minder snel aan de ‘volwassen’ wereld aan te passen dan hun ouders destijds hadden moeten doen.

Individualisering

7 De strijd van feministen om gelijke kansen op de arbeidsmarkt en een gelijke verdeling van huishoudelijke taken en de zorg voor de kinderen.

8 a Drie kenmerken van individualisering:

- Het individu en zijn wensen staan centraal.

- Minder verbonden aan (woon)wijk of dorp: meer verhuizingen.

- Door televisie bleven mensen meer binnen en meer op zichzelf gericht (vooral toen er steeds meer zenders kwamen).

b Wie zijn eigen behoeften centraal stelt, kijkt naar programma’s die hij of zij zelf interessant of ontspannend vindt. Tv-kijken is geen sociale bezigheid meer. Doordat mensen hun eigen tv-aanbod samenstellen, delen ze minder ervaringen en indrukken met anderen. Dat draagt op zichzelf weer bij aan verdere individualisering.

Nozems

9 Arbeidersjongeren (die meestal ook zelf al werkten) die op straat rondhingen en zich stoer en onverschillig gedroegen – in plaats van thuis bij pa en ma op de bank te zitten. Nozems creëerden uiterlijk een eigen, herkenbare stijl; ze voelden zich dus tot op zekere hoogte onderdeel van een groep.

10 Werkende jongeren beschikten eerder dan schoolgaande jongeren over een eigen inkomen.

Oriëntatiekennis

11 a Colijn bezuinigde op de overheidsuitgaven, verder bemoeide de overheid zich zo min mogelijk met de economie. De rooms-rode kabinetten bemoeiden zich met de lonen en de prijzen, en ze gaven veel geld uit om de industrie te bevorderen. De overheid kreeg dus een heel andere rol: van toeschouwer naar regisseur.

b Nederland was en verzorgingsstaat geworden: mensen die hun inkomen verloren, konden terugvallen op een uitkering van de overheid (sociale uitkeringen) of hadden zich voor de gevolgen daarvan kunnen verzekeren (sociale verzekeringen). Zij vervielen dus in veel mindere mate tot uitzichtloze armoede dan in de jaren 1930.

12 a Mensen voelden zich niet langer gebonden zich vooral binnen de eigen zuil te organiseren en op te houden. Er was grotere vrijheid om zèlf te kiezen waar je wel en niet bij wilde horen.

b Gevolg Mensen gingen anders aankijken tegen (bijvoorbeeld) het huwelijk en voelden zich minder thuis in een kerk waar het huwelijk de enig geaccepteerde samenlevingsvorm was.

Oorzaak Doordat mensen niet meer (of veel minder) in de kerk kwamen en met geloofsgenoten omgingen, werden ze minder beïnvloed door de opvattingen die daar heersten; ze gingen (nog) meer uit van eigen ervaringen en opvattingen – wat de individualisering versterkte.

13 De maker wilde het nieuwe benadrukken. Dat zie je aan:

- Het ‘strakke’, moderne interieur (dit lijkt helemaal niet op de huiskamer van een gezin uit de jaren 1950).

- Er staat een televisie. Dat was in 1960 nog vrij bijzonder (een op de vijf huishoudens had er een).

- De huiskamer staat vol ‘suggesties’ van welvaart, er brandt bijvoorbeeld overal licht.

- Aan de muur hangt moderne, abstracte kunst (geen landschapje of zigeunermeisje): dit zijn moderne mensen.

14 a De pil werd massaal gebruikt, de opvattingen over seksualiteit veranderden ingrijpend (binnen enkele jaren).

b Gevolgen op langere termijn:

- Gezinnen werden kleiner.

- (onder meer) Doordat gezinnen kleiner werden, gingen vrouwen meer werken; daardoor en daarmee veranderden de man-vrouwrelaties.

- Het huwelijk was niet langer de enige algemeen geaccepteerde samenlevingsvorm

15 Je eigen voorbeeld. Bijvoorbeeld:

Mensen waren (en voelden zich) minder gebonden door de plaats waar zij geboren en opgegroeid waren. Als zij een andere baan wilden, of een huis met tuin, of in een grote stad wonen of juist in de rust van de provincie – dan verhuisden zij; soms meerdere malen achter elkaar. (De komst van de auto maakte de gevolgen daarvan ook veel minder ingrijpend.)

Reflectie

16 Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:

(Zulke commentatoren kunnen bedoelen:) Mensen zijn egocentrischer en materialistischer, ze gaan hun eigen gang en houden minder rekening met anderen; er is minder solidariteit en saamhorigheidsgevoel; consumeren is het hoogste doel geworden; er wordt niet zuinig en verantwoord omgesprongen met energie en het milieu; Nederland wordt volgebouwd met eengezinswoningen – enzovoort.

Samenvatting

17 Ingevuld schema 1:

Welvaart Neemt toe

Opleidingsniveau Neemt toe (vooral onder meisjes)

Verzorgingsstaat Sociale wetten zorgen voor sociale zekerheid

Televisie Brengt mensen in aanraking met veel verschillende ideeën

Kenmerken andere mentaliteit, andere verhoudingen:

Minder gehoorzaamheid aan gezagsdragers, meer mondigheid

Minder gebonden aan kerk of sociale klasse (secularisatie)

Andere normen en waarden, bijvoorbeeld over levensstijl

Vooral onder jongeren en vrouwen

Versterkt proces van: Ontzuiling < > Individualisering

10.4 De Europese eenwording

Verwerkingsvragen

Kolen en staal

1 a Angst voor herleving van het Duitse militarisme. Het was beter om met Duitsland samen te werken dan om het te isoleren.

b Ook hij was beducht voor een opleving van het militarisme of van revanchegevoelens onder zijn landgenoten. Adenauer vond samenwerking met het westen ook nodig om de dreiging van de Sovjetunie te weerstaan.

On-Engels

2 Aanvankelijk niet enthousiast. Duitsers hadden geen goede ervaringen met het verschijnsel democratie. Bovendien zou te innige samenwerking met het Westen de hereniging met Oost-Duitsland in gevaar kunnen brengen. Toen in de jaren 1950 de welvaart spectaculair toenam, veranderde de houding van de West-Duitsers; zij vertrouwden de man die hen Europa binnenleidde, kanselier Adenauer.

3 a Met de EGKS plaatsten zes landen hun staalindustrie onder gemeenschappelijk gezag. In de EEG ging het economische samenwerking op veel meer economische terreinen (al ging die minder ver dan de EGKS).

b Ook andere Europese landen (dan de zes oprichters) wilden lid worden, zoals Groot-Brittannië – nota bene het land dat zich altijd wat afzijdig had gehouden van het continent Europa.

c Europa raakte economisch achterop bij de VS en Japan. Alleen nauwere economische samenwerking kon de Europese landen weer voldoende concurrerend maken.

Duitse eenheid

4 Verschillende Europese landen waren bang dat een herenigd Duitsland toch weer zo machtig zou worden dat het een eigen koers zou varen en misschien in ‘oude fouten’ zou vervallen. Nog nauwer samenwerken in Europa (inclusief een herenigd Duitsland) was een manier om dat te voorkomen.

5 Afspraken die in 1992 in Maastricht werden gemaakt:

- De Europese instellingen kregen meer macht (de nationale staten leverden dus macht in).

- De naam werd veranderd in Europese Unie, om de eenheid te benadrukken.

- Er zou een gemeenschappelijke munt komen die alle nationale munten verving: de euro. (Om dat te kunnen doen moesten de EU-landen nog nauwer gaan samenwerken; zo kwam er een Europese Centrale Bank.)

6 a Om de EU, die inmiddels 25 lidstaten telde, bestuurbaar te houden en het eenheidsgevoel te versterken.

b In Frankrijk en Nederland werd de grondwet in een referendum (volksstemming) afgewezen. Bij een groot deel van de bevolking bleek het wantrouwen tegen Europa groot: Brussel werd te machtig, en de toetreding van grote, arme landen als Polen werd gezien als bedreiging voor de eigen welvaart.

Helmut Kohl

7 Hij wist de Franse president ervan te overtuigen dat hij Duitsland als onderdeel van Europa beschouwde en niet uit was op Duitse hegemonie. Hij voegde de daad bij het woord door zelf voorstellen te doen voor verdergaande samenwerking binnen de EU. (Dit laatste staat niet in het kader maar in de tekst onder het kopje ‘Euro’.)

Oriëntatiekennis

8 (West-)Europa ging samenwerken om te voorkomen dat het opnieuw in oorlog zou raken. De Amerikanen steunden Europese samenwerking omdat dit Europa minder kwetsbaar maakte (economisch, politiek, militair) voor het communisme. Op afbeelding 10.15 is de samenwerking afgebeeld als een paraplu die de communistische regen tegenhoudt - dat kon ook worden uitgelegd als bescherming tegen de Russische (kern)raketten.

9 Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:

Op het Congres van Wenen (1815) maakten de Europese landen politieke afspraken, bedoeld om een machtsevenwicht te bewaren. Verder bemoeiden ze zich niet met elkaar; ze leverden ook geen macht in bij gemeenschappelijke bestuursorganen. In de tijd van televisie en computers werden economische afspraken gemaakt en stonden de nationale staten een beetje van hun eigen macht (‘soevereiniteit’) af aan Europese bestuursorganen (Europese Commissie, Europees Parlement, Europees Hof van Justitie).

10 a Een goede titel, want:

- De samenwerking in Europa gaat zo ver dat je langzamerhand kunt spreken van Europa als politieke eenheid, die ook kan optreden als ‘Europa’.

- Steeds meer landen gingen meedoen aan de EEG (later EU); de EU is niet langer een club rijke West-Europese landen maar omvat vrijwel heel Europa.

- In deze paragraaf wordt ook de Duitse hereniging en het einde van de Koude Oorlog besproken; in plaats van twee Europa’s kwam er één Europa – ook een vorm van eenwording.

b Een slechte titel, want:

- Het woord ‘eenwording’ suggereert dat Europa op weg is één land te worden (of zelfs al is geworden). Dat is zwaar overdreven – het klopt niet.

- Alleen op economisch gebied is de samenwerking tussen Europese landen geslaagd; op politiek of militair gebied is dat veel minder. Uit de titel wordt die nuance niet duidelijk.

c Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:

Europese samenwerking. Het woord samenwerken geeft beter weer wat er gebeurt dan het woord eenwording.

Naar een Europese markt. Die titel laat zien waar het eigenlijk om gaat: economische samenwerking, om vrij verkeer van goederen en personen (handel en toerisme).

Reflectie

11 Je eigen antwoord.

12 Drie voorbeelden:

- De Europese samenwerking ontstond vooral om de nationale veiligheid te garanderen: zorgen dat Duitsland met ons is en niet tegen ons.

- Toen het 1973 economisch slechter ging, braken onmiddellijk ruzies uit over geld.

- Een deel van de bevolking in Frankrijk en Nederland (maar ook daarbuiten) ziet toetreding van nieuwe, arme landen eigenlijk niet zitten: ze zijn bang er zelf op achteruit te gaan.

- Uit de referenda in Frankrijk en Nederland bleek dat een meerderheid van de stemmers vond dat Europa te veel macht kreeg in de lidstaten zelf; het was wel even mooi geweest met alsmaar méér samenwerking.

Samenvatting

13 Ingevuld schema 2, vanaf boven:

Tweede Wereldoorlog

Koude Oorlog

economische wederopbouw

EGKS

EEG

Europese Unie (15 lidstaten)

Europese Unie (25 lidstaten)

10.5 Pluriforme en multiculturele samenlevingen

Verwerkingsvragen

Indische Nederlanders

1 Deze stroom immigranten vond werk in een snel groeiende economie en werd daardoor relatief moeiteloos opgenomen in de samenleving. (Dat behoud van eigen cultuur werd ontmoedigd en dat de immigranten bewust over het land werden verspreid, kan die assimilatie hebben bevorderd.) ‘Voordeel’ was ook dat voor deze groep immigranten terugkeer naar Indonesië vanaf het begin geen serieuze optie meer was: ze besloten er hier wat van te maken, het kon niet anders.

2 De Molukkers wilden een zelfstandige staat. Ze bleven daarom ook na hun gedwongen overkomst naar Nederland hopen op een toekomst in een vrije en onafhankelijke republiek – hun verblijf hier zou maar tijdelijk zijn. Toen duidelijk begon te worden dat dit geen haalbare kaart was (volgens veel Molukkers omdat Nederland daar niet genoeg werk van maakte), raakten veel Molukkers gefrustreerd. Jonge Molukkers kozen voor radicale middelen om aandacht voor hun zaak te vragen.

Surinamers

3 (Naast de al genoemde Indische Nederlanders en Molukkers waren dat:

- Gastarbeiders uit Zuid-Europa.

- Gastarbeiders uit Marokko en Turkije, gevolgd door hun gezinnen.

- Surinamers.

Onvrede

4 Asielzoekers en illegalen. Hun integratie verliep moeizaam; een deel van de Nederlanders begon zich zorgen te maken over de komst van immigranten: immigratie zou tot overlast leiden en de Nederlandse (of westerse) manier van leven onder druk zetten.

Over de tienduizenden (of meer) illegalen zou je ook cynisch kunnen zeggen dat hun integratie geslaagd is: ze zijn min of meer ‘ongezien’ in de samenleving opgenomen.

5 Dat kwam doordat de onrust over het groeiende aantal asielzoekers en illegalen (veelal afgewezen asielzoekers) toenam. Er werd anders naar vreemdelingen gekeken dan voorheen, vooral naar immigranten met een islamitische achtergrond. Dit had ook gevolgen voor de manier waarop naar Turken en Marokkanen gekeken werd: de nadruk kwam te liggen op de problemen, voor alles wat goed ging (met een grote meerderheid) was minder oog.

6 a Veel immigranten waren moslim; de islam vond Fortuyn een achterlijke cultuur die de westerse (liberale, democratische) samenleving bedreigt. Ook vond hij dat er teveel nieuwe immigranten bleven komen; dat bemoeilijkte volgens hem de integratie van immigranten die er al waren.

b De integratie van allochtonen en de rol daarin van de islam worden gezien als grote kwesties van de komende tijd. Je kunt dus zeggen dat (mede) door Fortuyn dit probleem bovenaan de agenda is gekomen.

Ali Bouali

7 a Omdat hij zonder zijn Marokkaanse achtergrond te verloochenen succes had als rapmuzikant in Nederland.

b Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:

Ali B. laat zien dat Marokkanen in Nederland succesvol kunnen zijn zonder zich helemaal aan te passen; dat zou andere Marokkaanse jongeren kunnen aanmoedigen. Ali B. relativeert het probleem van de moeizame integratie van Marokkanen in de Nederlandse samenleving door er grappen over te maken.

Oriëntatiekennis

8 In het spoor van de dekolonisatie kwamen grote aantallen inwoners van de koloniën naar Europa. Soms hadden zij met de Europeanen samengewerkt en voelden ze zich – waar om onafhankelijkheid gevochten moest worden, zoals Indonesië en Vietnam niet meer veilig; soms kregen zij in de laatste jaren van de kolonie de kans om zich in Europa te vestigen omdat ze strikt genomen inwoners van het koloniserende land waren, zoals Surinamers.

9 De omvang van het aantal asielzoekers was toen toegenomen tot ongeveer 50 duizend. Hoewel die lang niet allemaal werden toegelaten, werd door Nederlanders steeds vaker de vraag gesteld of Nederland dit wel aankon. Immigranten werden als ‘lastig’ gezien: vaker werkloos, vaker crimineel. Meest eenvoudige oplossing voor dat probleem was volgens een deel van de Nederlanders ‘gewoon geen nieuwe immigranten toelaten’.

10 Je eigen antwoorden.

Reflectie

11 a Je eigen antwoord.

b Je eigen antwoord.

Samenvatting

12 Ingevuld schema 3, vanaf boven:

A dekolonisatie Nederlands-Indië

B Molukkers

C gastarbeiders uit Zuid Europa

D gastarbeiders uit Turkije en Marokko

E dekolonisatie Suriname

F gezinshereniging

G asielzoekers en illegale gelukszoekers

H Opkomst Pim Fortuyn / oplaaien discussie over integratie allochtonen en positie islam

Kennisquiz

1 De meest passende combinaties:

I Personen II Begrippen/zinnen

Adenauer Wirtschaftswunder

Chroesjtjov vreedzame coëxistentie

Churchill Jalta

Gorbatsjov perestrojka

Ho Chi Minh guerrillatactiek

Kohl Westbindung

Reagan wapenwedloop

Schuman EGKS

Soekarno dekolonisatie

Truman containment

2 a De Britten verlieten Brits-Indië juist wel snel (1948) en juist die snelle terugtrekking leidde tot geweldsexplosies.

b Dit gebeurde twee dagen ná de Japanse capitulatie.

c Niet de Amerikanen maar de Fransen leden een nederlaag bij Dien Bien Phu. De Fransen verlieten Vietnam; de VS namen hun rol over.

d Het was Stalin zelf die midden in het door de Grote Drie (VS, Groot-Brittannië en Sovjetunie) verdeelde Europa een ijzeren gordijn neerliet. West-Europa bleef een open samenleving waar je vrij in en uit kon reizen; Oost-Europa werd afgeschermd door de Sovjetunie.

e Na Stalins dood namen de spanningen juist af. Zijn opvolger Chroesjtjov zetten een politiek van vreedzame coëxistentie in.

f Niet deze protesten leidden tot het einde van de Koude Oorlog, maar de economische stagnatie in de Sovjetunie. Deze deed Gorbatsjov inzien dat de Sovjet unie de (door de VS opgevoerde) wapenwedloop niet kon volhouden, waarna het verrassend snel tot wapenakkoorden kwam. Het kon de ineenstorting van het communisme niet meer voorkomen; daarmee eindigde de Koud Oorlog definitief.

g Niet het uitblijven van welvaart maar juist die welvaart zelf speelde daar een belangrijke rol in.

h Kohl presenteerde zijn plan Duitse hereniging (drie weken) ná de val van de Berlijnse Muur.

i Nederland is wel een multiculturele samenleving geworden: een samenleving waarin verschillende culturen naast elkaar en door elkaar leven.

3 De juiste volgorde:

D 1947

K 1948

H 1949

M 1953

G 1957

l 1962

N 1965

C 1973

A 1975

B 1985

E 1989

I 1990

F 1992

J 2001

4 Tevoorschijn komt het woord: welvaart.

a wapenwedloop (w)

b Koude Oorlog (e)

c Pluriform (l)

d individualisering (v)

e dekolonisatie (a)

f guerrilla (a)

g Europese Unie (r)

h containment (t)

Historisch denken

1 Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:

a Het nut van de indeling in tien tijdvakken is dat je een duidelijke indeling hebt van de geschiedenis, waardoor je de geschiedenis makkelijker kunt leren en begrijpen.

b De tijdvakkenindeling is tijdgebonden, omdat er dingen inzitten die we nu belangrijk vinden, zoals de wereldoorlogen en de wereldcrisis. Het kan zijn dat mensen over een tijdje andere dingen belangrijk vinden.

2 Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:

- Bij de levenswijze van jager-verzamelaars is Ötzi een goed voorbeeld van een nomade die in de Alpen leefde van jagen en voedsel verzamelen.

- Ötzi was geen boer, maar door het brood van graan in zijn maag weten we dat hij wel contact had met landbouwers. Tijdens zijn leven was de opkomst van de landbouw een belangrijk verschijnsel, waardoor er een heel andere samenleving ontstond.

3 Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:

Bij de tijd van Grieken en Romeinen kies ik de klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.

Ik heb hiermee te maken omdat ik ouderwetse gebouwen en beelden mooi vind, en omdat ik het leuk vind om erover te leren bij geschiedenis en CKV.

4 Je eigen antwoord. Bijvoorbeeld:

De ontwikkeling van jodendom en het christendom als eerste monotheïstische godsdiensten is belangrijk voor politici van christelijke partijen in Nederland. In de partijprogramma's en de standpunten van deze politici spelen de normen en waarden van de bijbel een grote rol.

Toepassen

1 a Nederland erkende de onafhankelijkheid van Indonesië eind 1949. Dat gebeurde na een vierjarige vrijheidsoorlog van Indonesische nationalisten, die met hun guerrillatactiek weinig militaire successen boekten maar wel voor voortdurende onrust en onveiligheid zorgden. Nederland moest Nederlands-Indië opgeven onder politieke druk van met name de Verenigde Staten, en niet zozeer omdat in Nederland zelf de oppositie de regering daartoe dwong of doordat de militaire toestand onhoudbaar was geworden.

b Nederland erkende de onafhankelijkheid van Suriname vooral op eigen initiatief, omdat het zijn verleden als ‘kolonisator’ definitief wilde afsluiten zoals bijna alle Europese landen dat in de jaren 1950 en 1060 al hadden gedaan – en niet zozeer omdat de roep om onafhankelijkheid in Suriname zelf onhoudbaar was geworden. Voor die onafhankelijkheid was in Suriname nauwelijks een politieke meerderheid. De dekolonisatie van Suriname was in zekere zin vooral een formele aangelegenheid, die zich zonder geweld voltrok en zonder grote hoogoplopende politieke discussies in Nederland zelf werd afgewikkeld. Dit laatste kwam mede doordat Suriname economisch nooit een factor van belang was geweest voor de Nederlandse economie en in die zin geen gevolgen van betekenis gevreesd werden.

c Op de foto bij bron 1 kijken alle aanwezigen met strakke, serieuze gezichten; alleen de Indonesische vertegenwoordigers rechts stralen een zekere tevreden opwinding uit – de Nederlandse gezichten stralen vooral berusting uit.

Op de foto bij bron 2 is het eerde omgekeerd: de Nederlandse ondertekenaar en zijn aangever kijken tevreden, de Surinaamse vertegenwoordigers kijken zakelijk.

Verklaring: aan de ondertekening bij bron 1 was jaren van bittere strijd vooraf gegaan; het loslaten van Nederlands-Indië gebeurde niet vrijwillig maar onder politieke druk. Aan de foto is dat af te lezen. Het loslaten van Suriname werd door Nederland met een zekere trots gepresenteerd: het gebeurde vrijwillig, alsof er ‘een cadeau’ werd uitgedeeld. De Surinamers, zou je kunnen zeggen, behouden hun waardigheid door niet te kijken als mensen die een cadeau krijgen, maar als mensen die krijgen wat ze toekomt – ze kijken ‘normaal’, zakelijk.

2 a In de Koude Oorlog zijn de VS de agressor, want de vredesengel is niet welkom in het ‘Marshallparadijs’ – een tot de tanden bewapend hol van kapitalisten, (voormalige) fascisten en katholieken waar de VS de dienst uitmaken.

b Omstreeks 1948-1949. In die jaren begonnen de VS met het verlenen van Marshallhulp. De (communistische) Oost-Europese landen kregen geen Marshallhulp – volgens de Sovjetunie was dat een teken van agressie (in werkelijkheid verbood de Sovjetunie zijn satellietstaten om Amerikaanse hulp te vragen).

c Prenten als deze moesten het vijandbeeld versterken: de tegenstander werd voorgesteld als een immorele, agressieve bandietenbende.

3 a De spotprent verwijst naar de slag bij Dien Bien Phu in Vietnam in 1954, waar de Fransen de oorlog tegen de Vietnamese communisten definitief verloren. Beeldelementen:

De (1) Vietnamese soldaat rechts houdt de (2) Franse koloniale soldaat links (3) bij de keel; hij verstikt hem. In de hand draagt de Franse soldaat een (4) thermometer, dat verwijst naar het Vietnamese klimaat en waar in de titel van de prent een cynische toespeling op wordt gemaakt: veel te heet voor die Fransen.

b In deze prent rekenen de communistische nationalisten af met hun kolonisator, ze bevrijdden zichzelf. In de Sovjetunie en in China werd de dekolonisatie gepresenteerd als een klassenstrijd van onderdrukte volken tegen hun kapitalistische, imperialistische onderdrukkers. De tekenaar staat waarschijnlijk aan de kant van de communisten, want hij maakt de Fransen belachelijk.

4 a In de jaren 1950 of begin jaren 1960. In die periode vonden de meeste Nederlanders het normaal dat vrouwen thuisbleven zodra zij kinderen kregen; dat de poster daartoe oproept, geeft aan dat er kennelijk discussie over was. Die discussie was er ook later nog wel, maar de mensen op de poster, vooral de kinderen, zien er ‘ouderwets’ uit (netjes gekleed, jongens kort geknipt, enz); eind jaren 1960 en later waren kinderen niet op deze manier afgebeeld.

b In de late jaren 1970 of 1980. Het streven van ‘emancipatie’ van vrouwen was toen zo vanzelfsprekend dat ook de overheid dit probeerde te ondersteunen met dit soort posters. De boodschap van de poster is dat vrouwen nu wel werken, maar dat ze nog wel achterlopen in het soort banen dat zij krijgen – wat mede de schuld is van de mannen, want het is de vader van dit meisje, zogenaamd, die tandartsassistente al heel wat vindt. Tegen zijn zoon zou hij zoiets nooit zeggen.

c Steeds meer vrouwen gingen werken en werden daardoor economisch veel zelfstandiger. Hun achterstand op de arbeidsmarkt (minder leidinggevende banen, minder salaris voor hetzelfde werk als mannen) was echter niet in één klap verdwenen, daar moest, onder meer door de overheid, op een actieve manier aan gewerkt worden.

d Door de groeiende economie en groeiende welvaart was er behoefte aan meer arbeidskracht en voldoende geld voor meer onderwijs. Er kwamen steeds meer vrouwen met een hoge opleiding. Die wilden iets met die opleiding doen en niet thuis gaan zitten. Dat was ook niet noodzakelijk, want het aantal kinderen per gezin nam af en de komst van steeds meer tijdbesparende huishoudelijke apparaten maakten het bestaan van huisvrouw steeds minder vervullend. Bij een grote groep vrouwen zorgde dat voor een gevoel van onbehagen: zij wilden méér met hun leven (zonder moederschap op te geven).

5 a Er is televisie, en die is er al een tijdje, want televisie heeft ‘tot verlossing uit haar traditionele element bijgedragen’. Dat wijst op: niet eerder dan 1955. Trimbos noemt de huiskamer het ‘domein’ van de vrouw en beschrijft haar als ‘gebonden aan grote of kleine kinderen’ – dus niet bepaald als werkende moeder, maar nog als huisvrouw. Dat wijst op (het op deze manier over vrouwen spreken): voor 1965. De tekst komt uit de periode 1955-1965.

b Vrouwen maakten door de tv kennis met andere ideeën en gebruiken, ze zagen dat de wereld er niet overal zo uitzag als die waar ze zelf in leefden. Dat gaf vrouwen moed en inspiratie om de ‘normale’ toestand ter discussie te stellen: was die wel ‘normaal’?

Ook goed: De woorden van Trimbos zijn welwillend, maar voor vrouwen die meer wilden met hun leven dan huisvrouw zijn, klonken ze ook neerbuigend: hun plaats, zegt hij eigenlijk, is nu eenmaal thuis bij de kinderen (die zij ‘zoveel moeilijker verlaat dan de overige gezinsleden’: het is haar ‘natuur’ om thuis te zitten en te zorgen).

6 Door de pil werd het mogelijk te vrijen zonder het risico van zwangerschap. Daardoor veranderde binnen enkele jaren het denken over seksualiteit. Vrouwen konden zich zelfstandiger opstellen: zij bepaalden zelf, door wel of geen pil te slikken, of zij seksueel actief wilden zijn. Het werd ook beter mogelijk om de gezinsplanning (hoeveel kinderen, en wanneer precies) beter af te stemmen op de wensen van de vrouw. Al snel werden de gezinnen kleiner. Vrouwen gingen meer werken; de traditionele rolverdeling begon te veranderen. Ook was het huwelijk niet langer de enige algemeen geaccepteerde samenlevingsvorm

7 a Van het afnemen van de gezagsgetrouwheid: (een deel van) de jongere generatie stelde de normen en waarden van hun ouders ter discussie en daagden hen uit / trokken zich weinig meer van hen aan.

b Op de industrialisatie, bevolkingsgroei en welvaartsgroei in Nederland, die ook milieuvervuiling met zich meebracht; en op het pluriformer worden van de Nederlandse samenleving – de jonge vaders op het onderste plaatje hebben lange haren, de moeders dragen minirok en mini-jurk.

c Beide ontwikkelingen kunnen verklaard worden door de groeiend welvaart in Nederland – gestut door de groei van de industrie (die door de overheid werd gestimuleerd) en de opbouw van sociale zekerheid. Door de welvaart nam het autobezit toe. Ook de sociaal-culturele verschillen namen toe, vooral tussen de oudere generatie die geleerd had sober en ‘gehoorzaam’ te leven en de generatie voor wie de welvaart en vrijheid vanzelfsprekend waren.

d Deze ontwikkelingen deden zich in de hele westerse wereld voor: ook daar werden verzorgingsstaten opgebouwd en voltrokken zich grote sociaal-culturele veranderingen.

8 a Het ontstaan van een multiculturele samenleving. De moskee in de polder staat symbool voor de komst van immigranten met een andere cultuur (in dit geval moslims).

b Twee historische feiten:

- Na 2001 nam onder de Nederlandse bevolking het verzet tegen immigratie toe; politici die voorstander waren van strengere immigratiewetten, kregen in verkiezingen veel stemmen.

- Onder immigranten is de werkloosheid groter dan onder autochtone Nederlanders.\

c Twee historische feiten:

- De meerderheid van de immigranten gaat na verloop van tijd relatief probleemloos op in de samenleving.

- Partijen die voor strenge immigratiebeperkingen of ‘tegen buitenlanders’ zijn, hebben nooit grote steun onder de Nederlandse bevolking gekregen.

Verdieping

De Cubacrisis

1 De Verenigde Staten besloten tijden de Cubacrisis het communistische regime van Fidel Castro op Cuba te laten zitten en hun raketten ui Turkije weg te halen. Zonder de Cubacrisis was dit Chroesjtjov niet gelukt.

2 Alle militaire bevelhebbers stonden ‘op scherp’, ze hadden toestemming om aan te vallen bij de eerste aanwijzing dat de tegenstander iets ondernam. Dat punt was erg dichtbij toen een Amerikaans verkenningsvliegtuig het sovjetluchtruim binnenvloog, de sovjets reageerden met gevechtsvliegtuigen en de Amerikanen daarop toestellen met kernraketten lieten opstijgen. Een dag later schoot een sovjeteenheid op Cuba een Amerikaans verkenningsvliegtuig neer, omdat het dacht dat de oorlog was begonnen. Beide incidenten hadden ook op oorlog kunnen uitdraaien.

3 a De twee hoofdrolspelers in de Koude Oorlog, de VS en de Sovjetunie, houden elkaar gevangen in een wapenwedloop die zij zelf niet meer kunnen stopzetten.

b Door de wederzijdse afschrikking durfde geen van beide partijen een oorlog te beginnen. Je kunt de wapenwedloop ook zien als een vorm van conflictbeheersing in de Koude Oorlog: de tegenstander zo imponeren dat die de aanval niet durft in te zetten.

c Dingen die wijzen op de tijd van de Cubacrisis:

Bron 1: De Cubacrisis ging om het plaatsen van raketten – of de angst van beide partijen voor elkanders raketten. In deze prent spelen raketten de hoofdrol en wordt die wederzijdse angst afgebeeld.

Bron 2 De ‘jongens’ op de afbeelding zijn Kennedy en Chroesjtjov; dat waren de leiders van de VS en de Sovjetunie tijdens de Cubacrisis. Overal staan raketten; deze crisis ging kennelijk om raketten. In de Cubacrisis ging het om de raketten die de Sovjetunie op Cuba wilde plaatsen (met als argument dat de Amerikanen ook raketten hadden staan in Turkije, een buurland van de Sovjetunie).

De grenzen aan de groei

4 a Ze berekenden wat er zou gebeuren als de groei van de wereldbevolking, industriële productie, voedselproductie, milieuvervuiling en het gebruik van grondstoffen zou doorgaan in het toenmalige tempo. Dat zag er niet rooskleurig uit: alles zou ‘vastlopen’, de wereldbevolking zou door honger worden gedecimeerd of getroffen worden door een milieuramp.

b Omdat het gemaakt was door wetenschappers, die in het rapport ‘harde’ cijfers opvoerden. Het leek of er bewijs was voor het pessimisme dat bij sommigen al bestond.

c De wetenschappers hadden er geen rekening mee gehouden dat ook de technologie razendsnel groeide. Met die nieuwe technologie kon een deel van de groeiproblemen worden aangepakt.

5 Bij ‘de toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de 20e eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen’. Deze paragraaf gaat over andere gevolgen van die toenemende welvaart, zoals de uitputting van de aarde.

6 a Uitputting van de aarde, het opgebruiken van grondstoffen.

b Na het rapport: pas toen kwam dit probleem serieus op de politieke agenda en ging de overheid de bevolking oproepen tot zuinigheid.

c Het affiche wil mensen minder energie laten gebruiken. Kennelijk gebruikten mensen meer energie dan nodig omdat ze zich niet realiseerden dat de voorraad daarvan niet onuitputtelijk was.

Keuzeopdrachten

Je eigen uitwerkingen.

Laat je antwoorden bekijken door je docent.

................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download

To fulfill the demand for quickly locating and searching documents.

It is intelligent file search solution for home and business.

Literature Lottery

Related searches