Inleiding
SÉBASTIEN BAUDART
2e licentie geschiedenis
Eindverhandeling
Stripverhalen in de
Belgische dagbladpers
(1945 - 1950)
Inventaris en politiek-maatschappelijke analyse
Vrije Universiteit Brussel
Faculteit Letteren en Wijsbegeerte
Vakgroep geschiedenis
Academiejaar 2002-2003
Promotor : Prof. Dr. E. Witte
Inhoudstafel
INHOUDSTAFEL 2
Deel 1 : Inleiding 10
Deel 2 : Strips en Pers 15
I. Het Stripverhaal 15
1. Het probleem van een definitie 15
1.1. Talen en Tijden 15
1.2. Definities 16
2. Historiek 18
2.1. Stripgeschiedenis in een notendop 18
2.1.1. Ontstaan 18
2.1.2. Evolutie 19
2.2. België 20
2.2.1. Inleiding 20
2.2.2. Historisch Overzicht 21
2.3. Nederland 22
2.4. Frankrijk 22
3. Strips en communicatie 23
4. Strips en Politiek 23
II. De Pers 28
1. Algemeen 28
1.1. Historiek 28
1.2. 1945-1950 29
1.3. Typologie 30
1.4. Oplagecijfers 30
1.5. Functies van de pers 30
2. Strips in de pers 31
2.1. Historiek 31
2.2. Functie 31
Deel 3 : Politiek-maatschappelijke context, 1945-1950 33
I. België 33
1. De Tweede Wereldoorlog : strijd, collaboratie en verzet 33
2. Politiek België na de oorlog 34
2.1. De naoorlogse regeringen 34
2.2. De politieke partijen en krachtverhoudingen 35
3. De Koningskwestie 35
3.1. Voorgeschiedenis 35
3.2. De blokkering 36
3.3. De figuren 37
3.4. De situatie zit muurvast 38
3.5. De volksraadpleging 39
3.6. Terugkeer en troonsafstand 40
4. De Repressie 40
4.1. Officiële en volksrepressie 41
4.2. Tempering en politieke factoren 42
5. Vlaamse en Waalse Beweging 43
5.1. Algemeen 43
5.2. De IJzertoren 44
6. Sociaal-economisch 45
6.1. De naoorlog : heropbouw, prijzen en lonen 45
6.2. De sociale zekerheid, de normale prijzen, de "kolenslag" en de belastingen 46
6.3. Huisvesting 47
6.4. Economische teruggang en devaluatie van de Belgische frank 47
7. Dagelijks leven 48
8. België en de buitenlandse politiek 48
8.1. Internationale samenwerking 48
8.2. De Benelux 49
8.3. De Verenigde Naties & Bretton Woods 49
8.4. Het Marshallplan en de blokvorming 49
8.5. Pact van Brussel, Westerse Unie en Navo 50
8.6. De Raad van Europa en de EGKS 50
8.7. De Verenigde Staten, Congo en het uranium 51
8.8. België en de Sovjetunie 51
8.9. De invloed van het buitenland op België 51
8.10. De KPB en de Koude Oorlog 52
II. Nederland 54
III. De Wereld 56
1. De Tweede Wereldoorlog 56
2. De Koude Oorlog 56
2.1. De conferenties en de verslechtering van de relaties 56
2.2. Blokken tekenen zich af 57
2.3. Trumandoctrine, Marshallplan en verdere Russische blokvorming 57
2.4. Duitsland en Berlijn 58
2.5. De atoombom 58
2.6. Anticommunisme en McCarthysme 59
2.7. Joegoslavië, China en Korea 60
2.8. Dekolonisatie 61
Deel 4 : Stripverhalen in de Belgische dagbladpers 1945-1950, Het onderzoek 62
I. Inleiding 62
1. Selectie van het onderzoeksmateriaal 62
1.1. 23 kranten 62
1.2. De oplages 63
1.3. Het onderzoek zelf 64
1.4. Definities 64
1.5. De verdere tekst 65
1.6. Waarschuwingen 66
2. Typologie van de gepubliceerde strips 67
2.1. Publicatiefrequentie en verhaalsoorten 67
2.2. De tekst 67
2.3. Stijlen en genres 68
3. De Agentschappen, een korte voorstelling 69
3.1. Opera Mundi 69
3.2. De Marten Toonder-Studio's en Anton De Zwaan 70
3.3. Stripfilm 71
3.4. Andere 71
3.5. De Artec-Studio's en Standaard Boekhandel 71
II. De kranten 73
1. Het Laatste Nieuws 73
1.1. Historiek en Situering 73
1.2. Strips uit Nederland, de VS en Scandinavië 73
1.2.1. Rikske en De Schepter 73
1.2.2. Hans G. Kresse en Eric de Noorman 74
1.2.3. Steve Canyon en Walt Disney 75
1.2.4. Marten Toonder en zijn Panda 76
1.2.5. Optimist, Adamson en Het hoekje voor de jeugd 77
1.3. Besluit 77
2. Gazet van Antwerpen 79
2.1. Historiek en Situering 79
2.2. Walt Disney, Mik, Marten Toonder en Maz 79
2.2.1. De overijverige medewerkers 79
2.2.2. Kappie, de betweterige kapitein 80
2.2.3. Dick Bos, Nederlandse pulp 81
2.3. Besluit 81
3. Le Matin 83
3.1. Historiek en Situering 83
3.2.Strips voor Franstalig Vlaanderen 83
3.2.1. Gagstroken bij de vleet 83
3.2.2. De Marsianen vallen aan 84
3.2.3. Radio Patrol : de politie, uw vriend 85
3.3. Besluit 86
4. Volksgazet 87
4.1. Historiek en situering 87
4.2. Mickey Mouse en Soldaat Fa Sido 87
4.2.1. Verhalen uit de jaren 1930 87
4.2.2. Het IJzeren Masker, Mickey Mouse als redder van de democratie 90
4.2.3. Fa Sido, de domste soldaat van het Belgisch leger 92
4.3. Besluit 92
5. Het Belang van Limburg 93
5.1. Historiek en situering 93
5.2. "Limburgsche vervolgverhalen" 93
5.2.1. Nantje en Jetje 93
5.2.2. De Stradivarius en de Jood 96
5.2.3. Agentschappen 97
5.3. Besluit 97
6. Le Soir 98
6.1. Historiek en Situering 98
6.2. De strips van Le Soir 98
6.2.1. De eerste strips 98
6.2.2. Cappi 99
6.2.3. Steve Canyon en de oorlog 99
6.2.4. Disney-verstrippingen 100
6.2.5. Eric, l'homme du Nord, Le petit roi, Rasmus en Roy Rogers 100
6.2.6. Pour les enfants 101
6.3. Besluit 101
7. De Nieuwe Standaard / Het Nieuwsblad 103
7.1. Historiek en situering 103
7.2. De doorbraak van Vandersteen 104
7.2.1. Rikki, Wiske, Suske en de Snoeks 104
7.2.2. Willy Vandersteen 105
7.2.3. Suske en Wiske bij De Nieuwe Standaard 105
7.2.4. Politiek in Suske en Wiske 106
7.3. De Verhalen 106
7.3.1. Rikki en Wiske, op spionnenjacht in Chocowakije 106
7.3.2. Op het eiland Amoras : strijd, vergevingsgezindheid, de beschaving en andere verwijzingen 109
7.3.3. De Sprietatoom : uitvindingen en vrede 112
7.3.4. De vliegende aap 113
7.3.5. De Zwarte Madam : Gutt, terrorisme, repressie en verkiezingen 114
7.3.6. Vandersteen en politiek in De Nieuwe Standaard 116
7.4. Besluit 117
8. De Nieuwe Gids / 't Vrije Volksblad 118
8.1. Historiek en situering 118
8.2. De Krantenoorlog 118
8.2.1. Het verlies van Vandersteen 118
8.2.2. Marc Sleen, Hergé en Donald Duck 119
8.3. De avonturen van Detectief Van Zwam 120
8.3.1. Nero als krantenstrip 120
8.3.2. Marc Sleen 121
8.3.3. De aanwezigheid van Nero in de krant 122
8.4. De Matsuoka-trilogie : het gele gevaar 122
8.5. De Koningskwestie 124
8.5.1. De Hoed van Geeraard de Duivel … of van Spaak ? 124
8.5.2. De duivelse socialisten 127
8.5.3. Indië als metafoor voor België 128
8.5.4. De volksraadpleging 129
8.6. De erfenis van Nero, Moea-Papoea en co : de Koude Oorlog 129
8.6.1. De erfenis van Nero 129
8.6.2. Russen en Amerikanen 132
8.6.3. Moea-Papoea : spionage en atoombommen 132
8.6.4. Russen, propaganda en IJzeren Gordijnen 133
8.6.5. Atoomplannen en atoombommen 134
8.6.6. België en het gezond verstand 135
8.6.7. De Koude Oorlog in andere verhalen 136
8.7. Politieke elementen 136
8.7.1. De zorgen van alledag : de belastingen, de tram, de dokters … 136
8.7.2. Politici en verkiezingen 137
8.7.3. Politie, gevangenissen en corruptie 137
8.7.4. Collaboratie, repressie, oorlog en vaderland 138
8.7.5. De Benelux 139
8.7.6. Blanken, inlanders en de beschaving 139
8.7.7. Taaltoestanden 140
8.7.8. De mens 140
8.8. Sleen en politiek 141
8.9. De Scepter van Ottokar 141
8.9.1. Hergé 141
8.9.2. De Scepter 143
8.9.3. Een verhaal dat actueel blijft 144
8.10. Besluit 146
9. De Standaard / Het Nieuwsblad 147
9.1. Historiek en situering 147
9.2. Het stripbeleid van de Standaardgroep 148
9.2.1. Eerst Het Nieuwsblad … 148
9.2.2. … dan De Standaard 148
9.2.3. De gedeelde Vandersteen 149
9.2.4. Vandersteen exclusief 149
9.2.5. Extra's in Het Nieuwsblad 150
9.3. Politieke verhalen … 150
9.3.1. De Koning Drinkt 150
9.3.2. "De Bokkerijder" … of is het "De Collaborateur" 153
9.3.3. De Mottenvanger, of de oorlogstheorie 156
9.3.4. Lambiorix, of de koning is weg 160
9.3.5. De Stalen Bloempot 163
9.3.6. De Witte Uil 167
9.4. … en politieke elementen 168
9.4.1. Benelux, Marshallplan, VN 168
9.4.2. Belastingen 168
9.4.3. De Koningskwestie 169
9.4.4. De IJzertoren, taaltoestanden en andere Vlaamse elementen 170
9.4.5. Niet heel Vlaanderen zat in de collaboratie 171
9.4.6. Officiële en andere prijzen 171
9.4.7. Politici, verkiezingen en wetten 172
9.4.8. Politieagenten, ambtenaren en stakende arbeiders 173
9.4.9. Geld 173
9.4.10. Godsdienst en katholieke geest 174
9.4.11. Oorlog 174
9.4.12. Beschaving 175
9.4.13. De staat van de wegen, compassiebons, het bewijs van burgertrouw en andere alledaagsheden … 176
9.4.14. Rusland en Amerika 176
9.4.15. … en de rest 177
9.5. Vandersteen en de politiek 177
9.6. Besluit 178
10. La Wallonie 179
10.1. Historiek en situering 179
10.2. Nos feuilletons illustrés 179
10.2.1. Mandrake & Annie 179
10.2.2. De Belgische toer op 180
10.2.3. Terug naar de agentschappen 180
10.3. Les Aventures de Folichon dans la Résistance 182
10.3.1. De bloedige avonturen van een verzetsstrijder 182
10.3.2. Fritz, Karl, Wilhelm en Co 184
10.3.3. Hoe maak ik een Duitser onschadelijk ? 185
10.3.4. Superheld Folichon en de geallieerden 186
10.3.5. Folichon, La Wallonie en het verzet 187
10.4. Besluit 187
11. De Nieuwe Gazet 189
11.1. Historiek en Situering 189
11.2. Van "kinderverhalen naar "Geïllustreerde verhalen" 189
11.2.1. "Ons kinderverhaal" 189
11.2.2. Over dodende wolken, goudzoekers en kapoentjes 190
11.3. Besluit 191
12. Le Drapeau Rouge 193
12.1. Historiek en situering 193
12.2. Een beloftevolle start die op niets uitdraait 194
12.2.1. Les Trafiquants de Tchoung-King 194
12.2.2. Sporadische strippublicaties 195
12.3. "La vie héroïque du colonel Fabien" 196
12.3.1. De Feiten 196
12.3.2. Het Verhaal 197
12.3.3. Hagiografische propaganda 199
12.4. Besluit 200
13. De Ro(o)de Vaan 202
13.1. Historiek en situering 202
13.2. Een merkwaardige strippolitiek 202
13.3. Boon en Roggeman maken een strip 203
13.3.1. Louis Paul Boon en Maurice Roggeman 203
13.3.2. Boon en het communisme 204
13.3.3. Boon en Roggeman op De Roode Vaan 205
13.3.4. Proleetje en Fantast 205
13.3.5. Proleetje en Fantast in het land van Koning Trust 207
13.3.6. Proleetje en Fantast Globetrotters 211
13.4. Besluit 215
14. La Dernière Heure 216
14.1. Historiek en situering 216
14.2. Over Egypte, spionnen en detectives 216
14.2.1. Le Secret du Mastaba 216
14.2.2. Monsieur Moustache, L'agent secret X 9 en Buffalo Bill 217
14.2.3. Monsieur Cro 217
14.2.4. Pour les jeunes 218
14.3. L'agent secret X-9 219
14.3.1. Een Amerikaans geheim agent 219
14.3.2. Misdaad en geweld 219
14.3.3. Oorlog en desertie 221
14.3.4. Nazi's en atoomgeheimen 221
14.3.5. Buitenlandse spionnen … 222
14.3.6. … en buitenaardse wezens 224
14.3.7. De vijfde colonne en de buitenlandse dreiging 226
14.4. Besluit 227
15. Het Nieuws van den Dag / 't Vrije Volksblad 228
15.1. Historiek en situering 228
15.2. Nederland 228
15.3. 't Vrije Volksblad 230
15.3.1. De overname 230
15.3.2. Het fenomeen Marc Sleen 231
15.4. Luc Droek en Raf Van Dijck in stripland 231
15.4.1. De interim 231
15.4.2. De avonturen van Kwik en Filidoor : Anna Bouzilowna 232
15.4.3. Ruzië, België en de zevende kolonne 235
15.4.4. Klawieter, de strijd om het uranium : spionnen, uranium en grappen 237
15.4.5. De opvolging : Tijl Uilenspiegel en Aram van de Eilanden 239
15.5. Vlaamse helden 240
15.5.1. De terugkeer van Tijl Uilenspiegel 240
15.5.2. Pittler en zijn Zonnebrillen 241
15.5.3. De voorbereiding van de storm 242
15.5.4. Bob De Moor ontsluierd 243
15.5.5. Speek, de IJzertoren en de Slag der Valse Gebitten 244
15.5.6. De redders van Vlaanderen 248
15.6. Besluit 251
16. La Libre Belgique 253
16.1. Historiek en situering 253
16.2. Stripreeksen volgen elkaar op 253
16.2.1. De eerste strips 253
16.2.2. Jimpy, de kleine tovenaar 254
16.2.3. Panda, Goliath, MacNib en Arsène Lupin 255
16.2.4. La Libre Junior 256
16.3. Mac Nib 256
16.3.1. Avonturen van een Engelse detective 256
16.3.2. Fritzmarck en co 258
16.4. Besluit 259
17. Vooruit 260
17.1. Historiek en situering 260
17.2. Strips uit Nederland, België, Frankrijk en Engeland 260
17.2.1. Voor vrouw en kind 260
17.2.2. Strips in de krant 262
17.3. Bim in de Koude Oorlog 263
17.3.1. Hypnose onder nul 263
17.3.2. Bim's Wereldreis 265
17.3.3. De verborgen vallei 268
17.4. Besluit 268
18. La Lanterne 270
18.1. Historiek en situering 270
18.2. Van valse start tot stripkrant 270
18.2.1. Er zeer vroeg bij 270
18.2.2. Le petit Bob zorgt voor de interim 271
18.2.3. La Lanterne herpakt zich 271
18.2.4. Zes à zeven reeksen per dag 273
18.2.5. Veel is niet genoeg 274
18.2.6. Ohé les jeunes 275
18.3. Besluit 275
19. Het Volk 277
19.1. Historiek en situering 277
19.2. De strips van Het Volk 277
19.3. Thomas Pips 278
19.3.1. Buth, Flanders en Pips 278
19.3.2. De Flanders-verhalen : vliegende schotels en Mysteras 279
19.3.3. Terwijl Pips naar de ronde is … 280
19.3.4. De inbreng van Lod. Lavki 280
19.3.5. Het wondere wapen van Thomas Pips 282
19.3.6. De nieuwe ontdekking van Thomas Pips 285
19.4. Bazielken 286
19.4.1. Rik Clément 286
19.4.2. Een jongen uit Semmerzake 286
19.4.3. Bazielken in Amerika 287
19.4.4. Bazielken redt de frank 289
19.4.5. Bazielken en het levenselixir 291
19.4.6. Bazielken, de held van Mato Grosso 291
19.4.7. La patrie, de prince-régent, Amerikaanse dollars en andere verwijzingen 293
19.5. Tom Poes 295
19.5.1. Marten Toonder 295
19.5.2. Tom Poes en de maatschappij 296
19.5.3. De wereld van Tom Poes 296
19.5.4. Tom Poes en de talisman, de "uitschuiver" 298
19.5.5. Politici, Gorganisten en communisten 301
19.6. De komst van Marc Sleen 302
19.7. Ons Kindervolkje 302
19.8. Besluit 303
20. Le Peuple 304
20.1. Historiek en situering 304
20.2. Strips uit België, Nederland en de VS 304
20.2.1. Donald Duck 304
20.2.2. Tenas & Rali laten Pierre Azur opstijgen 305
20.2.3. Annie, nog altijd op de dool 305
20.2.4. Tom Pouce et Monsieur Bommel 306
20.2.5. Les Jeunes : Histoire illustrée des travailleurs 306
20.3. Besluit 307
21. La Métropole, La Flandre Libérale & L'écho de la Bourse 308
21.1. Historiek en Situering 308
21.2. Striploze kranten 308
III. Algemene beschouwingen 309
1. De publicatie van de strips 309
1.1. Plaats en omvang van de strips in de krant 309
1.2. Vertaling, lettering en remontages 309
1.3. Stoppen van reeksen 310
1.4. Exclusiviteit 310
1.5. Aantal stroken per aflevering 311
1.6. Oorspronkelijke publicatie van de verhalen 311
1.7. Fouten bij de publicatie 312
2. "Vandaag begint ons nieuw tekenverhaal" : aankondigingen 312
2.1. Terminologie 312
2.2. Aantal 313
2.3. Plaatsing, formaat, tekstlengte en uitzicht 314
2.4. De auteur 314
2.5. Inhoud van de teksten 315
2.6. Exclusiviteit 316
2.7. De doelgroep 316
2.8. Politiek 317
2.9. Andere elementen die af te leiden zijn 317
2.10. Het opstellen van deze teksten 318
3. Albumuitgaven 318
3.1. Het publiceren van albums 318
3.2. Advertenties 318
4. "Laat U niet beetnemen" : de campagne voor de normale prijzen 319
5. Het stripbeleid van de Belgische kranten 319
5.1. Het stripbeleid aan de hand van cijfers 319
5.1.1. Het totaal aantal stripstroken per krant 320
5.1.2. De landen van oorsprong en de posities van de agentschappen 321
5.1.3. Stijlen 321
5.1.4. De tekst 322
5.1.5. Publicatiefrequentie 322
5.2. Een korte vergelijking met de jaren dertig 322
5.3. Belgisch en origineel materiaal 323
5.3.1. Algemeen 324
5.3.2. Vandersteen en zijn "opvolgers" 324
5.3.3. De relatie tussen de kranten en de stripauteurs 325
5.3.4. Gebrek aan samenwerking en verzuiling 326
5.4. Het starten van de strippublicaties 326
5.5. De jeugdpagina's 326
6. Genres, stijlen en uitzicht van de strips 327
7. Politieke elementen 328
7.1. Typologie 328
7.2. Politiek en vertelstijl 329
7.3. Binnen- en buitenlands materiaal 329
7.4. De Tweede Wereldoorlog : de strijd, het verzet en de Duitsers 329
7.4.1. De Duitsers 329
7.4.2. Het verzet 330
7.4.3. De geallieerden 330
7.4.4. Verwijzingen naar de oorlog 330
7.4.5. De Duitsers na de oorlog 330
7.4.6. Oorlog in het algemeen 331
7.4.7. Beschaving ? 331
7.4.8. Joden ? 331
7.5. De Koude Oorlog 331
7.5.1. Beeldvorming van Russen en van de Sovjetunie 331
7.5.2. Beeldvorming van de Verenigde Staten 332
7.5.3. De Koude Oorlog volgens de VS 332
7.5.4. De Koude Oorlog volgens Europeanen 332
7.5.5. Spionnen en Russische bendes 332
7.5.6. Amerikaans voedsel en Anti-Amerikanisme 333
7.5.7. De Verenigde Staten als bondgenoot van België 333
7.5.8. Communisme en anticommunisme 333
7.5.9. De tijd van (gevaarlijke) uitvindingen en van de atoombom 334
7.5.10. Houding ten opzichte van de atoombom en andere gevaarlijke uitvindingen 334
7.5.11. De rol van uranium en de plaats van België in de wereld 334
7.5.12. Het Gele Gevaar 335
7.6. Democratie 335
7.7. Maatschappelijke kwesties en misdaadpreventie in de VS 335
7.8. De politie 336
7.9. Instellingen 336
7.10. Dekolonisatie 336
7.11. De Koningskwestie 336
7.12. De politieke tegenstanders van de katholieken 337
7.13. Politieke en militaire leiders 338
7.14. De repressie 338
7.15. Taaltoestanden 338
7.16. Godsdienst en Vlaanderen 339
7.17. Belgisch patriottisme 339
7.18. Wetten en politieke maatregelen 339
7.19. Alledaagse thema's 339
7.20. Reacties op politieke standpunten 340
7.21. Het probleem van de concentratie in de Vlaamse katholieke pers 340
7.22. Politieke inhoud en land van oorsprong 340
7.23. Waarom komen er in bepaalde verhalen wel politieke elementen voor en in andere niet ? 341
Deel 5 : Besluit 342
Deel 6 : Bibliografie 345
Deel 7 : Inventaris 357
I. Werkwijze 357
II. Inventaris 357
1. Het Belang van Limburg 357
2. La Dernière Heure 358
3. Le Drapeau Rouge 361
4. Gazet van Antwerpen 362
5. Het Laatste Nieuws 364
6. La Lanterne 369
7. La Libre Belgique 371
8. Le Matin 375
9. De Nieuwe Gazet 376
10. De Nieuwe Gids 377
11. De Nieuwe Standaard 379
12. Het Nieuws van den Dag 380
13. Le Peuple 383
14. De Ro(o)de Vaan 384
15. Le Soir 385
16. De Standaard 391
17. Het Volk 393
18. Volksgazet 396
19. Vooruit 398
20. La Wallonie 400
Deel 1 : Inleiding
STRIPVERHALEN IN DE BELGISCHE DAGBLADPERS 1945-1950, INVENTARIS EN POLITIEK-MAATSCHAPPELIJKE ANALYSE. EEN LANGE TITEL, VOOR EEN REDELIJK BREED THEMA. IN DEZE VERHANDELING WORDEN NAMELIJK EEN REEKS ASPECTEN IN VERBAND MET STRIPS IN DE BELGISCHE DAGBLADPERS BEHANDELD, EN DIT VOOR DE DIRECTE NAOORLOGSE PERIODE.
Het thema "strips" voor deze verhandeling stond redelijk snel vast. Het is namelijk een onderwerp dat mij al jaren interesseert en zelfs intrigeert, en waarover al bij al weinig uitgebreid onderzoek gedaan wordt, maar hierover verder meer.
Het onderzoeksthema moest natuurlijk meer gepreciseerd worden, en na enig wikken en wegen heb ik uiteindelijk geopteerd voor de dagbladpers. De kranten zijn om verschillende redenen interessant : ze richten zich tot een zeer breed publiek (de krantenlezers) en dus hebben de strips die erin gepubliceerd worden een zeer groot (potentieel) bereik. Iedereen die één of meerdere kranten koopt, krijgt de strips onder ogen, en heeft dus de mogelijkheid ze te lezen. Of dat ook daadwerkelijk gebeurt, is natuurlijk een andere zaak. Ook belangrijk is dat er zich onder dat potentieel publiek een zeer grote groep volwassenen bevindt.
Een tweede reden waarom krantenstrips zo interessant zijn, is dat ze door hun omgeving (de krant en haar nieuwsfeiten) gemakkelijk een maatschappelijke inhoud krijgen. En tenslotte is het onderwerp, op enkele uitzonderingen na, nog zeer weinig bestudeerd. In Vlaanderen is er grote aandacht voor de krantenstrips van Willy Vandersteen en Marc Sleen en in mindere mate van Bob De Moor en Buth, maar daar blijft het ook meestal bij. En daar deze allemaal in de katholieke pers publiceerden, is er in de literatuur weinig of niets terug te vinden over de liberale, socialistische en communistische pers. Hetzelfde voor de Franstalige pers : Franstalige onderzoekers richten zich bijna uitsluitend op de stripweekbladen. Het opvullen van deze lacune is dan ook één van de bedoelingen van deze studie : nagaan wat er in de dagbladpers qua strips gepubliceerd werd en tonen dat er veel meer (ook qua Belgische producties) te vinden is dan Sleen en Vandersteen.
En hieruit blijkt onmiddellijk de relevantie van het onderwerp op striphistorisch vlak. Krantenstrips spelen een belangrijke rol in de stripgeschiedenis, maar worden te weinig onder de aandacht gebracht.
Naast de striphistorische relevantie, is er natuurlijk ook de maatschappelijke relevantie. In het voorwoord van de bundel "Strips, een evocatie van de Middeleeuwen", beschrijft Rafaël De Keyzer strips als "een rijke bron voor mentaliteitsgeschiedenis". Net als andere fictiewerken zoals de film of de literatuur worden strips gemaakt door bepaalde mensen voor een bepaald publiek en worden er dus via dit medium, bewust of onbewust, mentaliteiten, opvattingen, normen, waarden, … doorgegeven.[1] Strips zijn ook producten van hun tijd. Op die manier worden ook allerlei tijdsgebonden elementen doorgegeven.[2] Door de inhoud van strips kan men dus veel leren over de maatschappij en de periode waarin ze geproduceerd werden.
De keuze van deze periode viel al snel op de onmiddellijke naoorlog, meer bepaald op de jaren 1945-1950. Dit om verschillende redenen, die zich weer zowel op striphistorisch als op maatschappelijk vlak bevinden. Laten we beginnen met het striphistorische aspect. Die enkele naoorlogse jaren zijn zeer interessant omdat ze voor een nieuwe dynamiek op stripvlak zorgden, na de "breuk" van de Tweede Wereldoorlog. In de geschiedenis is het zeer moeilijk én gevaarlijk om te spreken van breuken, maar hier is deze breuk wel degelijk aanwezig. Door de oorlog, en vooral tegen het einde ervan, viel het publiceren van strips in de pers volledig stil. De pers zelf draaide onder andere door de papierschaarste op een heel laag pitje, en daarin was geen plaats voor de ontspanning die strips in de pers horen te zijn. Langzaam aan moest alles terug opgebouwd worden. Ten vroegste op het einde van 1944 probeerde een enkeling onder de kranten de publicatie van strips te hervatten. Ook Rik Clément, in de betrokken periode werkzaam bij Het Volk als tekenaar en journalist, spreekt van een duidelijke breuk : "Het was een zeer interessante periode, omdat alles van nul af aan weer moest begonnen worden."[3]
Deze nieuwe beginsituatie maakt het onderwerp niet alleen interessant, maar ook gemakkelijker om aan te pakken. Het is namelijk mogelijk om die nieuwe evolutie vanaf het prille begin te volgen.
En op maatschappelijk vlak valt de keuze van deze periode natuurlijk gemakkelijk te verdedigen. De onmiddellijke naoorlog was op maatschappelijk vlak een zeer rijke periode, waarin België en de wereld met allerlei problemen en nieuwe ontwikkelingen geconfronteerd werden. De repressie, de Koningskwestie, de economische heropbouw, het herschikken van de politieke krachtverhoudingen, de doorbraak van de communisten, het begin van de Koude Oorlog en de ontdekking van de atoombom zijn daar maar enkele voorbeelden van.
Dezelfde tweedeling is ook van toepassing op het onderzoek zelf, dat eigenlijk uit twee grote onderdelen bestaat, die in elkaar overvloeien. Allereerst het stripverhaal op zich, met andere woorden : wat is het stripbeleid van de bestudeerde kranten ? Welke strips worden in deze kranten gepubliceerd ? Wat wordt er als een strip beschouwd ? Hoe worden ze benoemd ? Hoe zien die strips eruit ? Zijn de gepubliceerde strips ballon- of ondertekststrips ? Van waar zijn deze strips afkomstig ? Worden er veel Belgische verhalen gepubliceerd of zoekt men zijn toevlucht bij Amerikaanse agentschapstrips ? Hoeveel strips publiceerde zo'n krant dagelijks ? Zijn er verschillen merkbaar naargelang het doelpubliek en de strekking van de krant ? Hoe gaat zo'n krant om met strips ? Wat is de bedoeling van het publiceren van strips ? Wat is het doelpubliek ? Hoe worden de strips aan de lezers "verkocht" ? Worden de strips gebruikt als verkoopsargument ? En hoe zit het met de relaties tussen krantenredacties en tekenaars of agentschappen ? En meer algemeen : wat was het belang van het medium "strip" in de betrokken periode ? Op al deze en andere vragen zal geprobeerd worden een antwoord te formuleren.
Een tweede onderzoeksdeel richt zich dan op de politiek-maatschappelijke inhoud van die strips. Met andere woorden : hebben de strips in de krant naast een ontspanningsfunctie ook een "opiniëringsfunctie". Proberen de kranten via de strips politieke standpunten over te brengen op hun lezers ? Hoe gebeurt dat dan ? Welke onderwerpen komen aan bod ? Welke kranten maken hiervan gebruik ? Welke auteurs verwerken politieke onderwerpen in hun verhalen ? In welke mate zijn de gepubliceerde strips producten van hun tijd.
En zijn er, vanuit het eerste of het tweede deel, verbanden te leggen tussen bepaalde kenmerken van de strips en bepaalde kenmerken van de kranten. Met andere woorden : bestaat er een verband tussen de doelgroep, strekking, oplage van een krant en het soort strips dat gepubliceerd wordt ?
Ook lag het bij dit onderzoek in mijn bedoeling de stripproductie van de periode 1945-1950 vanuit de tijd zelf te beschrijven. Veel te vaak wordt namelijk vertrokken van de huidige situatie, en wordt bij het beschrijven van het stripverleden de grootste nadruk gelegd op "grote auteurs" of auteurs die nu nog bekend zijn. Andere auteurs en stripreeksen krijgen weinig of geen aandacht.[4] Ik heb dan ook geprobeerd de aandacht zo evenwichtig mogelijk te verdelen, al is dat door de ongelijk verdeelde literatuur niet altijd mogelijk. Er zijn echter twee uitzonderingen : strips die in de krant zeer veel aandacht kregen, werden "bevoordeeld", net als Belgische producties. Dat laatste ligt voor de hand, omdat het meestal om originele producties gaat, die vaak in opdracht van de krant geschreven en getekend werden. De wisselwerking tussen de krant en de auteur is daar dan ook het grootst.
Bij de bespreking van de politieke inhoud was de omvang van deze natuurlijk bepalend voor de eraan te schenken aandacht.
Natuurlijk geen onderzoek zonder bronnen. De bronnen zijn hier vooral de kranten zelf, en dit op verschillende manieren. Allereerst de gepubliceerde strips : op die manier kan achterhaald worden wat er gepubliceerd werd en hoe. Ook voor het politieke aspect zijn de verhalen natuurlijk de hoofdbron. Een tweede "bron" uit de krant bestaat uit de aankondigingen. Deze korte (en soms minder korte) teksten kondigden het begin van een nieuw verhaal aan. Hoewel hiermee moet opgelet worden omdat ze met promotiedoeleinden opgesteld zijn, kunnen ze toch veel bijleren over hoe de krant met haar strips en haar lezers omging.[5]
Voor het overige werd er gesteund op literatuur : gepubliceerde interviews, (auto)biografieën, biografische nota's, monografieën over tekenaars en kranten, naslagwerken over strips, eindverhandelingen, artikels uit striptijdschriften[6], enz.
Ook werden enkele getuigen gecontacteerd : stripauteurs Rik Clément en Anne-Marie Prijs, en journalist Pierre Stéphany bezorgden mij een antwoord, waarvoor dank.
Er werd bij dit onderzoek geen gebruik gemaakt van archieven. Natuurlijk zou dit zeer interessant zijn en het onderzoek vollediger maken, maar tijdsgebrek liet opzoekingen in die zin spijtig genoeg niet toe. Het is meer dan waarschijnlijk ook een werk van zeer lange adem om krantenarchieven na te pluizen op zoek naar stripgerelateerde informatie. Als die al bewaard gebleven is … Enkele archiefcentra en stripspecialisten werden gecontacteerd, maar niemand kon mij enige aanwijzingen in die zin geven. Natuurlijk zijn er ook de "privé-archieven" van stripauteurs, maar daar stelt de toegankelijkheid zware problemen.
Wat de literatuur betreft : over het thema krantenstrips is zeer weinig literatuur te vinden. In Frankrijk heeft een ploeg onder leiding van Alain Beyrand[7] een poging gedaan om een catalogus samen te stellen van Franse krantenstrips uit de Franse pers, maar veel meer dan een opeenvolging van voorbeeldstroken[8] is dit boekje niet. Ook werden enkele verhandelingen gevonden, die echter niet veel bijgebracht hebben aan dit onderzoek. In "Evolution et thématique de la bande dessinée dans 5 journaux quotidiens belges (La Meuse, Le Soir, La Libre Belgique, La Dernière Heure, Le Peuple) de 1945 à 1979"[9] geeft Michel Colot een overzicht van de evolutie van de strips in deze vijf Franstalige kranten. Hij maakt daarbij gebruikt van steekproeven : om de vijf jaar heeft hij één week van deze kranten qua stripinhoud geïnventariseerd en weergegeven in tabellen. Veel meer dan die tabellen is er in die verhandeling dan ook niet te zien. En de verhandeling over Le Soir van Florence Larbalestrier bestaat niet uit veel meer dan lijsten met data en strooknummers.[10]
Algemeen gezien is er redelijk veel literatuur over strips voorhanden, maar de onderwerpen daarvan zijn niet gelijk verdeeld. Heel wat werken vertellen voor de zoveelste keer de stripgeschiedenis in een notendop en brengen eigenlijk niets nieuws aan. En heel wat werken gaan altijd over dezelfde bekende auteurs. Dat is natuurlijk zeer praktisch als men informatie zoekt over bijvoorbeeld Hergé of Willy Vandersteen, maar als men meer wilt weten over minder bekende auteurs, ligt de zaak heel wat moeilijker.
Ook een probleem is het feit dat de stripliteratuur ontstaan is als een product van een groep "liefhebbers" en journalisten, en dat deze mensen zeer vaak te werk gaan zonder enige vorm van bronvermelding. Wat ze schrijven is dan ook niet na te trekken, en vaak blijft het bij het herkauwen van eerder gepubliceerde informatie.
De laatste jaren is er wel een beweging op gang gekomen van werken die steunen op origineel onderzoek en auteurs die hun bronnen vermelden. Voorbeelden zijn de Hergé-biografieën van Pierre Assouline[11] en Benoît Peeters[12], de korte biografie over Jacques van Melkebeke door Benoît Mouchart[13] en de gepubliceerde doctoraatsthesis van Thierry Crépin, "La moralisation de la presse enfantine 1934-1954" [14]. Ook zeer positief is de toename van het aantal interviewbundels, die dan als bron kunnen gebruikt worden. En tenslotte moet nog het tijdschrift Brabant Strip Magazine vermeld worden, waarvan een aantal medewerkers de laatste jaren enkele zeer goede artikels afgeleverd hebben, onder andere over Willy Vandersteen[15] en Belgische tekenaars in de collaboratiepers[16].
Het gebrek aan goede literatuur is zeer lastig, vooral voor het aspect van de achtergrondinformatie. Tim Janssens, auteur van een studie over "De Bommelstrip van Marten Toonder"[17], merkte het al op in verband met zijn specifiek onderwerp : over de contracten tussen Toonder en zijn studio en kranten en weekbladen tijdens de naoorlogse periode, is er zeer weinig geweten of geschreven : "Zelf vonden we het merkwaardig dat we nergens een studie hebben gevonden, waarin de relatie tussen de krant, de aanwezigheid van stripverhalen erin en de krantenlezers onderzocht wordt. Nochtans lijkt het ons niet uit de lucht gegrepen om te zeggen, dat stripverhalen een middel kunnen zijn om lezers aan een krant te binden."[18]
De schaarse literatuur over krantenstrips heeft ook als gevolg dat dit onderzoek eigenlijk vooral op zichzelf staat. Vergelijkingsmateriaal uit andere periodes of landen heb ik niet kunnen terugvinden.
Hoe het onderzoek precies aangepakt werd, hoe de selectie van de kranten gebeurde, wat er onder een "politiek verhaal" verstaan wordt, en hoe tewerk gegaan werd voor de analyse van de politiek geladen verhalen wordt uiteengezet in de inleiding van het derde deel.
En hiermee zijn we beland aan de structuur van deze verhandeling. Het eerste deel heeft als titel "Strips en Pers" en behandelt kort deze twee media. Na een definiëring van wat een "stripverhaal" precies inhoudt, wordt een kort historisch overzicht van het medium gegeven, waarna er ingegaan wordt op de interactie tussen strips en politiek. Het pers-gedeelte bestaat uit een korte historiek, een overzicht van de Belgische perssituatie na de Tweede Wereldoorlog en een afsluitend deeltje over strips in de pers.
Het tweede deel bestaat uit een beknopte contextschets. Op basis van de literatuur worden de ontwikkelingen in België en de wereld kort weergegeven. Wel moet gezegd worden dat dit overzicht geschreven is naar de inhoud van de politieke verhalen toe. Elementen die in de bestudeerde strips aan bod komen, krijgen meer aandacht dan ontwikkelingen die in de verhalen niet aan bod komen.
Het derde deel bestaat dan uit het onderzoek zelf. Eerst wordt in een inleidend hoofdstuk de werkwijze uit de doeken gedaan, waarna een overzicht, krant per krant, volgt. Na een korte situering van de krant wordt er ingegaan op de gepubliceerde strips, en op de eventuele politieke inhoud van de verhalen. Maar zoals al gezegd, meer hierover in de inleiding van het derde deel. Als slot van dat derde deel is ook een vergelijkend hoofdstuk opgenomen, waarin enkele onderwerpen (waaronder de aankondigingen) algemeen behandeld worden en waarin ik geprobeerd heb de ontwikkelingen in de verschillende kranten met elkaar te vergelijken, met elkaar in verband te brengen, om zo een algemeen beeld te krijgen van de "strips in de Belgische dagbladpers".
Als afsluiters van deze studie zijn nog een bibliografie met alle gebruikte bronnen en werken, en als bijlage een inventaris van alle teruggevonden strips opgenomen. Bij de vermelding van de kranten in de bibliografie zijn ook de afkortingen terug te vinden die voor verwijzingen in voetnoot gebruikt worden.
Tot slot nog even vermelden dat deze versie van mijn verhandeling een tekstversie is zonder illustraties. Mijn excuses voor verwijzingen in de tekst naar deze illustraties.
En natuurlijk mag hier het traditionele dankwoordje niet ontbreken. Worden bedankt voor hun hulp en/of hun antwoorden op brieven en e-mails : Anne-Marie Prijs, Rik Clément, Pierre Stéphany, Pascal Lefèvre, Philippe Mouvet, Thierry Martens, Henri Christiaen, Philippe Goddin, Patrick Vranken, Alain Van Passen, Serge Algoet, Erik Kresse, Jef Nuwanda, Nicole Heynen, Jean-Claude de la Royère, Kathleen Baudart, Kurt Verheyden, Tessa Bouquiaux, Anneleen Spans, Philip Thielemans, Bart Mutton, het vriendelijke personeel van de KBR, mijn ouders en alle andere mensen die ik hier vergeet te vermelden. En natuurlijk mijn promotor Prof. E. Witte voor de begeleiding.
Deel 2 : Strips en Pers
I. HET STRIPVERHAAL
1. Het probleem van een definitie
1.1. TALEN EN TIJDEN
Men spreekt nu in het dagelijks leven over stripverhalen en strips, maar daarbij denkt men niet echt na over wat deze termen juist inhouden. Daarom is het nuttig om te beginnen met een deeltje over terminologie en definities. M.a.w. : welke termen worden en werden gebruikt om strips aan te duiden en wat is hun inhoud ?
Als men begint na te denken over wat men eigenlijk met een "stripverhaal" bedoelt, wordt men geconfronteerd met het feit dat het quasi onmogelijk is om één algemeen geldende en allesomvattende definitie te vinden. En daar zijn verschillende redenen voor. Een eerste probleem is de taal : elke taal heeft zo zijn eigen woord(en) om strips aan te duiden, en die woorden dekken niet altijd dezelfde lading. Een tweede probleem is de variatie doorheen de tijd : strips zoals we ze nu kennen werden niet op een bepaald moment "uitgevonden", maar zijn het resultaat van een lang evolutieproces. Een "tekenverhaal"[19] uit het begin van de twintigste eeuw kan sterke verschillen vertonen met een strip uit het jaar 2000. Naargelang de periode worden dan ook verschillende termen gebruikt om strips aan te duiden. Dat kan liggen aan evoluties in de taal (de woordenschat verandert), maar ook aan veranderingen aan het medium "strip". Er moet dus met al die variaties rekening gehouden worden.[20]
Laten we eerst het probleem van de gebruikte taal bekijken. In verschillende talen bestaan er verschillende termen om strips aan te duiden. Dat is natuurlijk één van de normaalste zaken van de wereld. Het "probleem" is echter dat die verschillende termen wijzen op verschillende kenmerken van strips en dus een andere basisbetekenis kunnen hebben.
Nemen we als voorbeeld de Nederlandse termen "stripverhaal" en "beeldverhaal". "Stripverhaal" wijst op het gebruik van "strips", stroken van tekeningen dus, om een verhaal te vertellen. Het meer verheven "beeldverhaal" verwijst echter alleen naar het gebruik van beelden.
In andere talen ligt de nadruk dan weer op andere aspecten. De Italiaanse term "fumetti" wijst op het gebruik van tekstballonnen, de Spaanse "historietas" op het narratieve aspect, terwijl het Engels en het Duits met de benaming "comics" zitten, die nog altijd verwijst naar het humoristische karakter van de eerste verhalen.[21] Het Franse "bande dessinée" leunt dan weer sterk aan bij het Nederlandse "stripverhaal".
Het tweede probleem is, zoals al gezegd, het gebruik van verschillende termen doorheen de tijd. Benoît Peeters vermeldt in zijn synthesewerk "La Bande Dessinée" een aantal termen die in het Frans gebruikt werden en worden. Naargelang de term, ligt ook hier de nadruk op een ander aspect. Zo noemde de Zwitserse tekenaar Rodolphe Töpffer zijn verhalen "histoires en estampes", werd er later gebruik gemaakt van de benaming "illustrés", sprak Hergé om zijn eerste werken (eind jaren 1920) aan te duiden van "cinéma sur papier", enz. De huidige benaming "bande dessinée" is dan eigenlijk vrij recent.[22] In het Nederlands heeft men de termen "mannekensblad", "tekenverhaal", "beeldroman", "stripverhaal" en "beeldverhaal".
In het derde deel zal ik verder ingaan op de termen die tijdens de periode 1945-1950 gebruikt werden. Om praktische redenen zal in deze tekst echter hoofdzakelijk het moderne woord "stripverhaal" of "strip" gebruikt worden.
1.2. Definities
Zoals men dus al kan verwachten, lopen de definities die in de literatuur gegeven worden sterk uiteen. Hieronder worden een aantal voorbeelden geciteerd, zowel afkomstig uit gewone woordenboeken, uit werken over het stripverhaal als uit communicatie-naslagwerken. Zo komen verschillende invalshoeken aan bod.
Allereerst de gewone woordenboeken. Zij richten zich tot een zeer breed publiek en moeten dus proberen een eenvoudige definitie te geven. Het "Van Dale Handwoordenboek Hedendaags Nederlands"[23] vermeldt onder "stripverhaal" : "verhaal dat bestaat uit tekeningen met bijschriften". In de "Petit Larousse illustré"[24] vindt men de volgende uitleg terug : "Bande dessinée : succession de dessins organisés en séquences, qui suggère le déroulement d'une histoire".
Ook "stripologen", zoals mensen die zich met de bestudering van strips bezighouden wel eens genoemd worden, wagen zich aan de moeilijke oefening een definitie op te stellen. Henri Filippini[25] geeft in zijn " Histoire de la bande dessinée en France et en Belgique" de volgende defintie : "Bande dessinée : Histoire en images formée de quelques dessins à plusieurs pages, dans laquelle les personnages s'expriment au moyen de phylactères[26]."
In "Wordt Vervolgd"[27], onder redactie van de Nederlanders Kees en Evelien Kousemaker, wordt het volgende gezegd : "Onder beeldverhaal verstaan we een aantal grafische afbeeldingen, die in een zodanige volgorde ten opzichte van elkaar zijn geplaatst, dat ze een voortschrijdende handeling laten zien. Deze afbeeldingen zijn veelal voorzien van een tekst, die hun verhalend karakter ondersteunt."
Of nog deze definitie van de Belgische striptheoreticus Thierry Groensteen, die vermeld wordt in de bundel "Forging a new medium"[28] : "A visual narrative, a story conveyed by sequences of graphic, fixed images, together on a single support. The concept of sequence in praesentia constitutes the principal basis of the language of the comic strip. No other criteria appears absolutely essential to me."
Maurice Horn[29] schrijft dan weer : "Comics : A distinct blending of visual image and text that borrows elements from both art and literature to produce a narrative told by means of a sequence of pictures, a continuing cast of characters, and the inclusion of dialogue or text within the picture."
In de communicatie-naslagwerken ligt de nadruk natuurlijk op strips als communicatiemiddel : "Bande dessinée : Récit par images dessinées. Système de communication réduisant les difficultés de la communication par l'écrit grâce à la représentation d'images plus faciles à décoder par le lecteur, du fait de sa nature analogique évidente. Si la bande dessinée comporte quelquefois une partie textuelle, celle-ci reste le plus souvent très sommaire. L'histoire, racontée par une suite de dessins, comporte en effet quelquefois des paroles ou des bruits qui sont généralement inscrits dans des bulles ou ballons."[30] Of nog : "Comics : Visual narrative put together with cartoon drawings arranged in horizontal lines, strips, or rectangles called panels, and read from left to right ; dialogue is represented by words encircled by balloons, which issue from the mouth or head of characters."[31]
In het ene geval wordt dus belang gehecht aan de aanwezigheid van tekst (bijschriften), in het andere geval komt tekst helemaal niet aan bod en ligt de nadruk vooral op het verhalende aspect (Groensteen). Sommigen (Filippini en Horn) vinden dat verhalen met ondertekst[32] geen strips zijn (ze vinden tekstballonnen noodzakelijk), anderen (zoals Kousemaker) proberen een brede definitie op te stellen : naast elkaar geplaatste tekeningen die een verhaal vertellen, met meestal een tekst (in eender welke vorm) bij.
De definities zijn dus sterk afhankelijk van de visie van een bepaalde auteur en van de elementen die hij naar voor schuift. Ook de traditie van het land van de auteur kan een rol spelen. Aangezien in Nederland de ondertekststrip lang een belangrijke rol gespeeld heeft, zijn Nederlanders meer dan bijvoorbeeld Amerikanen geneigd om deze vorm als volwaardige strips te beschouwen.
Daarom is de poging van Charles Dierick en Pascal Lefèvre[33] om een "prototype-definitie" op te stellen interessant. In hun inleiding bij de bundel "Forging a new medium" proberen ze te komen tot een beschrijving die algemeen genoeg is opdat er geen "uitzonderingen" uit de boot zouden vallen. Hun definitie luidt als volgt : "The juxtaposition of fixed (mostly drawn) pictures on a support as a communicative act".
Tekst wordt daarbij niet beschouwd als een noodzakelijk kenmerk, alhoewel het meestal voorkomt. Ook wordt geen uitspraak gedaan over het soort tekst : zowel het gebruik van ondertekst als van de tekstballon vallen dus binnen de definitie.
Wat wel uitgesloten wordt, zijn cartoons : zij bevatten (meestal toch) slechts één tekening, waardoor ze niet aan de voorwaarde "pictures" voldoen. Op dezelfde manier kunnen geïllustreerde romans uitgesloten worden, aangezien het hier niet gaat om naast elkaar geplaatste tekeningen.
De drager is dan meestal het papier van een krant, tijdschrift, boek, … De "communicative act" wijst op het feit dat de juxtapositie van tekeningen overkomt als een boodschap, waarover verder meer.[34]
Het probleem of tekstballonnen nu al dan niet noodzakelijk zijn om van strips te kunnen spreken, kan men oplossen met de uitleg van Charles Dierick, die als basis gebruikt wordt voor de organisatie van het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal. Hij maakt een onderscheid tussen "archaïsch" / "ouderwets" stripverhaal en "modern" stripverhaal. Op deze manier kan men al een groot deel van de discussie oplossen. Archaïsch worden de gevallen genoemd waarbij tekst en tekeningen gescheiden worden. Dit is de oudste traditie, die gebruik maakt van onderteksten. Als modern worden de gevallen beschouwd waarbij er een echte integratie is van tekst en beeld, en waarbij er dus tekstballonnen gebruikt worden. De beide soorten vallen zo onder de beschrijving "stripverhaal" en worden een "oude " en een "moderne variant".[35]
2. Historiek
2.1. STRIPGESCHIEDENIS IN EEN NOTENDOP
2.1.1. Ontstaan
Sommige auteurs[36] vinden het nodig de oorsprong van het stripverhaal zeer vroeg in de geschiedenis te situeren. Zo zien ze in de grotschilderingen van Lascaux en Altamira, de Egyptische hiërogliefen, de zuil van Trajanus, het tapijt van Bayeux, Middeleeuws muurschilderingen en miniaturen, of de recentere 17e en 18e eeuwse volksprenten al voorbeelden van "strips", als men dat woord mag gebruiken. Het valt zeker niet te ontkennen dat de verre oorsprong van het medium daar ligt en dat toen ook beelden gebruikt werden om verhalen te vertellen, maar het zoeken naar "illustere voorgangers" is zeker niet ontdaan van bijbedoelingen. In periodes waarin er sterk op deze "verhaaltjes voor ongeletterden" neergekeken werd, was het zeker een poging op het stripverhaal een grotere culturele waarde[37] te geven.[38]
Zoals al blijkt uit het zoeken naar "illustere voorgangers", werd het stripverhaal niet op één bepaald tijdstip "uitgevonden". Een lange evolutie zorgde ervoor dat strips geworden zijn tot wat we nu kennen. Om een lijn te kunnen trekken en dus niet alle voorlopers als strips te moeten beschouwen, hebben sommige auteurs een reeks voorwaarden opgesteld waaraan strips moeten voldoen. Op die manier wordt het ontstaan van de strip in de negentiende eeuw gesitueerd.
Die voorwaarden zijn massaverspreiding en bepaalde striptechnische aspecten. Die massaverspreiding werd mogelijk gemaakt door de evolutie van de reproductietechnieken, en werd in de hand gewerkt door negentiende-eeuwse fenomenen zoals de doorbraak van het liberalisme, het verdwijnen van censuur, de opkomst van een middenklasse, de toenemende democratisering en alfabetisering, … Wat de striptechnische aspecten betreft, legt Benoît Peeters graag de nadruk op het sequentiële aspect van de tekeningen en op de relatie tussen tekst en beeld.[39]
Chauvinisme speelt natuurlijk ook een rol in het debat over het ontstaan van de strip. Zo brengen de Fransen graag de Franstalige Zwitser Rodolphe Töpffer naar voor als "ontwerper" van het stripverhaal, en dat in de jaren 1830. In tegenstelling tot de traditionele prenten bracht hij een zekere vernieuwing door ontspanning en fictie te willen brengen. Hij had ook de duidelijke bedoeling om tekst en beeld complementair[40] te gebruiken.[41]
Om in Franse sfeer te blijven : op het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw had men daar belangrijke namen als Caran d'Ache, Gustave Doré, Christophe, Benjamin Rabier.[42] In Duitsland tekende Wilhelm Busch zijn legendarische "Max und Moritz", een reeks die veel invloed zou uitoefenen op latere Amerikaanse auteurs.[43] Maar al deze tekenaars bleven werken volgens de oude traditie, d.w.z. dat ze de tekst onder de tekeningen plaatsten.
Rond diezelfde periode wordt ook het ontstaan van het "moderne" stripverhaal gesitueerd : op een colloquium dat in 1978 in de Italiaanse stad Lucca gehouden werd, werd de stelling verdedigd dat de eerste moderne strips dateren van het einde van de 19e eeuw en gepubliceerd werden in de Amerikaanse kranten. De Amerikaanse tekenaars waren namelijk de eersten die op een consequente manier gebruik gingen maken van de tekstballon.[44]
Of zoals Benoît Peeters zegt : "Née une première fois à Genève aux environs de 1830, la bande dessinée va connaître un second démarrage à New York à partir de 1896." 1896 slaat op de eerste publicatie van "The Yellow Kid", dat een groot succes kende en wel eens beschouwd werd als de eerste ballonstrip. Dit is ondertussen echter achterhaald.[45]
2.1.2. Evolutie
De geschiedenis van de strip is een verhaal van wederzijdse beïnvloeding tussen Europa en Noord-Amerika. Terwijl de beeldtraditie in Europa ontwikkeld werd, kende het stripverhaal als massamedium haar doorbraak in de Amerikaanse pers. En terwijl de grondleggende tekenaars Europeanen waren, introduceerden de Amerikanen de tekstballon op grote schaal. De rol van Europese immigranten valt hierin zeker niet te onderschatten : zij zorgden mee voor het contact tussen de twee continenten.[46]
Het stripverhaal kwam samen met ladingen Europese immigranten de VS binnen. Al snel kreeg het medium daar een plaats in de pers, waar het tot taak had lezers te lokken. Het fenomeen kende succes, met als bekend voorbeeld de al vermelde "Yellow Kid" van Richard F. Outcault. Andere belangrijke auteurs uit die beginperiode waren Winsor Mc Cay, die een enorm succes oogste met zijn "Little Nemo in Slumberland", en Bud Fisher en George McManus, van wie de reeksen (respectievelijk "Mutt and Jeff" en "Bringing Up Father") tientallen jaren later nog zouden lopen. Er ontstond een echte concurrentiestrijd tussen de krantenbazen William Randolf Hearst en Joseph Pulitzer. Ze probeerden strips te gebruiken om de lezers aan zich te binden. Door deze concurrentie ontwikkelde zich een dynamiek die zeker bevorderlijk geweest is voor de verdere ontwikkeling van de strips. Na de strips die in de zondaagse bijlagen van de kranten gepubliceerd werden, verschenen iets later de dagstrips op het toneel. Deze dagstrips waren gericht op een iets ouder publiek, en dus eigenlijk op de volwassen lezers van de krant.[47]
De verspreiding van de geproduceerde strips was in de beginperiode nog vrij beperkt, zodat de auteurs meestal voor één of andere krant werkten. Maar vanaf de jaren 1910 begon het allemaal grotere proporties aan te nemen en ontstonden er agentschappen, de zogenaamde "syndicates", die zich met de grootschalige verspreiding van strips gingen bezighouden. Dit was een typisch Amerikaans fenomeen : zulke agentschappen verkochten strips (en ook artikels, spelletjes, e.d.), waarop ze exclusieve rechten hadden, door aan allerlei kranten. Het meest bekende agentschap, het King Features Syndicate werd opgericht in 1914, door een zekere Moses Koningsberg, en was verbonden met de krantengroep van W.R. Hearst.[48]
En ondertussen ontwikkelde het medium zich voort : vanaf de jaren 1920 deed er zich in de Amerikaanse strips een verandering in thematiek voor. Waar daarvoor het accent vooral op de humor lag (vandaar ook de benaming "comics"), gingen vanaf dan meer en meer avonturenstrips het licht zien. In de jaren '20 en '30 maakten de lezers kennis met het realistische werk van onder andere Harold Foster (de ridderstrip Prince Vailant), Burne Hogarth (Tarzan), Alex Raymond (o.a. Secret Agent X9) en Milton Caniff (Terry and the Pirates).[49]
De jaren dertig betekenden dan weer de doorbraak van de "comic books". Het uitgeven van populaire krantenstrips in albumvorm mocht dan wel al bestaan vanaf het begin van de 20e eeuw, het fenomeen groeide vooral vanaf de jaren '30. Deze boekjes waren op een iets jonger publiek dan de krantenstrips gericht en gaven aanleiding tot het ontstaan van de superheldenstrips, met Superman als eerste van een lange reeks.[50]
Tijdens de Tweede Wereldoorlog lieten vele auteurs zich meeslepen door het conflict. Ze gingen in hun verhalen standpunten innemen, onder andere tegen het fascisme.[51]
Maar ondertussen zat men in Europa niet stil : de evolutie van de strip ging voort, natuurlijk mede onder invloed van de VS. Door het toenemende commerciële succes van de Amerikaanse ballonstrips, gingen meer en meer Europese tekenaars deze techniek overnemen. In Frankrijk kwam de doorbraak van de tekstballon er in 1925 met Zig et Puce[52] van Alain Saint Ogan, in België stelde Hergé het voorbeeld met zijn Tintin. In de jaren '30 zouden anderen volgen.[53]
2.2. België
2.2.1. Inleiding
België wordt wel eens geassocieerd met strips. Ons landje is niet voor niets "het land met het grootste aantal stripauteurs per vierkante kilometer." En neen, dit blijkt geen grap te zijn, maar het resultaat van een zeer serieuze berekening[54]. Alleszins, het valt niet te ontkennen dat strips een belangrijke rol spelen en gespeeld hebben in België. Een aantal uitgeverijen gooit elk jaar een lading nieuwe albums op de (internationale) markt, een groot aantal legendarische auteurs zijn van Belgische oorsprong, … En nu nog staan er in de meeste Belgische kranten voorpublicaties van stripreeksen. Een aantal Vlaamse kranten publiceren nog eigen werk, de meeste stellen zich tevreden met wat uitgevers hen aanbieden.
Het belang van strips in België wordt geassocieerd met het bestaan van een "Belgische beeldtraditie". Bewoners van onze gebieden zouden namelijk altijd al geneigd geweest zijn beelden te gebruiken om zich uit te drukken, en daarbij wordt wel eens verwezen naar onder andere de schilderkunst. Twee verklaringen worden aangereikt. De eerste is dat het Belgisch grondgebied in het verleden dikwijls bezet en geannexeerd geweest is. Dit gaf zowel problemen met de meningsuiting als met het aspect "vreemde talen". "En wanneer men niet mag spreken of schrijven, kan men het maar beter tonen, met andere woorden : beelden maken, schilderen, tekenen, …"[55]. Dus ontwikkelden de volkeren in wat nu België is, een sterke beeldcultuur. De tweede verklaring is dat België samengesteld is uit twee culturen en drie talen. Het gebruik van beelden zou dan het ideaal middel zijn om de taalbarrière te overschrijden.[56]
2.2.2. Historisch Overzicht
In de 18e en 19e eeuw kende men ook in België al een traditie van volks- of kinderprenten. Turnhout was daarbij een zeer belangrijk centrum : de in deze stad gevestigde drukkerij Brepols groeide uit tot een grote producent van prenten, die verspreid werden in België en Nederland. Op die prenten waren religieuze, didactische, historische en literaire onderwerpen terug te vinden. Deze volksprenten waren in eerste instantie vooral op volwassenen gericht, maar geleidelijk kwam er een evolutie naar een jonger publiek. Vanaf de jaren 1910 kwamen in Vlaanderen enkele geïllustreerde kinderbladen op, zoals "Het Mannekensblad"[57] en "Kindervriend".[58]
Tijdens het interbellum werd die beweging voortgezet. Kranten begonnen langzaam aan strips te publiceren en in Vlaanderen namen tijdschriften als Bravo, Ons Kinderland, Wonderland, Ons Volkske, Zonneland, enz. in de jaren '30 zowel buitenlandse strips op als werk van eigen tekenaars zoals Jan Waterschoot, Pink (pseudoniem van Eugeen Hermans) en Frits Van den Berghe.[59]
Ook in Franstalig België kwam langzaam een beweging op gang. Vlak na de Eerste Wereldoorlog waren strips vooral te vinden in tijdschriften geïmporteerd uit Frankrijk. Voor de doorbraak van een Belgische reeks was het wachten tot 1929, toen Hergé in Le Petit Vingtième, de kinderbijlage van de krant Le Vingtième Siècle, "Tintin au pays des Soviets" begon te publiceren. Een tweede belangrijke datum is 1938, wanneer Jean Dupuis het tijdschrift Spirou oprichtte. Een grote rol was hierin weggelegd voor Jijé (Joseph Gillain), die daarnaast onder andere in Petits Belges (Averbode) publiceerde.[60]
De stripproductie en de strippublicaties kwamen in het interbellum dus wel degelijk tot ontwikkeling. De Tweede Wereldoorlog kwam echter roet in het eten gooien. Wegens de papierschaarste en door problemen met de bezetter, werden tal van publicaties onderbroken. Ook rezen er serieuze problemen in verband met de toevoer van Amerikaanse verhalen. Maar dat betekende niet dat alles stopgezet werd : sommige tijdschriften, zoals Spirou (tot 1943) en Bravo (met o.a. E.P. Jacobs), gingen door en Hergé publiceerde zijn Tintin in de "gestolen" "Le Soir" en "Het Laatste Nieuws". Ook andere tekenaars zoals Leo Debuth (Volk en Staat), Paul Jamin (Le Soir, Le Pays Réel), Jacques Van Melkebeke (Le Soir) en "Kaproen"[61] (Volk en Staat) publiceerden in de collaboratiepers.[62]
De jaren na de Tweede Wereldoorlog betekenden dan weer een echte heropleving : strips waren in allerlei publicaties terug te vinden. Er kwam een explosie van het aantal strip- en jeugdtijdschriften. Zowel Vlaamse als Franstalige publicaties zagen het licht of herverschenen, al dan niet met een versie in de andere landstaal. Daarin kreeg zowel binnen- als buitenlands materiaal een plaats. Enkele voorbeelden : Spirou/Robbedoes, Bravo, Tintin/Kuifje, Heroïc-Albums, Bimbo, Story, Wrill, Ons Volkske, Kleine Zondagsvriend, 't Kapoentje, Zonneland/Petits Belges, … Daarnaast namen ook de zogenaamde "familiebladen" zoals ABC, Ons Volk, Overal en Libelle strips op en begon men werk te maken van albumuitgaven. Zoals we verder nog zullen zien, bleven de Belgische kranten zeker niet achter in verband met het publiceren van "tekenverhalen".[63]
2.3. Nederland
Gezien de vertegenwoordiging van Nederlandse strips in de naoorlogse Belgische dagbladpers, is het zeker nuttig eens te kijken hoe het er bij onze noorderburen aan toeging.
Ook in Nederland lagen de volksprenten (vooral uit Frankrijk, België en Duitsland) aan de basis van de latere beeldverhalen. Stripverhalen verschenen in weekbladen al vanaf het einde van de 19e eeuw, in de kranten was het wachten tot de jaren 1920. Niet alleen werk uit het buitenland werd gepubliceerd, ook eigen tekenaars werden aan het werk gezet. Er wordt zelfs beroep gedaan op de Vlaamse tekenaar Georges van Raemdonck die vanaf 1922 Bulletje en Bonestaak[64] tekende in de socialistische krant Het Volk. In de jaren dertig deden buitenlandse reeksen als Rupert (GB) en Mickey Mouse (VS) hun intrede.
Zoals in andere Europese landen betekende de Tweede Wereldoorlog het einde van de toevoer van Engelse en Amerikaanse strips. Maar dit gaf dan weer kansen aan lokaal talent : in 1941 verscheen Tom Poes van Marten Toonder voor het eerst in De Telegraaf.
Marten Toonder zou na de oorlog een zeer belangrijke rol spelen op de Nederlandse (en Europese) stripscène. Naast zijn eigen reeksen Tom Poes, Kappie en Panda lanceerden de Toonder-Studio's auteurs als Hans G. Kresse (Eric de Noorman) en Henk Kabos (Tekko Taks). Andere belangrijke tekenaars waren Siem Praamsma, Henk Albers, Piet van Elk, …
De krantenstrip kende in de eerste jaren na de oorlog een groot succes. Door het typisch Nederlandse gebruik van onderteksten kregen deze strips een zekere respectabiliteit (er was tenminste iets te lezen). Ook typisch Nederlands is het verschijnsel "beeldromans" waarbij strips met ondertekst in goedkope boekvorm uitgegeven werden. Dit gebeurde op klein formaat en goedkoop papier, zodat die boekjes heel toegankelijk waren.[65]
In 1948 kwam er een hele tegenbeweging op gang, waar zelfs de minister van Onderwijs zich mee ging moeien. De "beeldromans" moesten zoveel mogelijk uit de scholen gehouden worden wegens "een sensationeel karakter zonder enige andere waarde". Daardoor zou zelfs een redelijk veralgemeend anti-gevoel tegenover strips ontstaan zijn.[66]
2.4. Frankrijk
De evolutie van de strip in Frankrijk tijdens de negentiende eeuw en het interbellum is al aan bod gekomen in de algemene historiek. Maar hoe zat het bij onze zuiderburen in de jaren na de Tweede Wereldoorlog ?
Vanaf de bevrijding kende de jeugdpers er een enorme bloei : tussen 1946 en 1949 zagen meer dan dertig nieuwe tijdschriften het licht. Benoît Peeters merkt de volgende merkwaardigheid op ten opzichte van de Belgische situatie : "Il est amusant de constater que les journaux de bande dessinée, soutenus en Belgique par les mouvements cléricaux, le sont en France par les communistes."[67] Het tijdschrift Vaillant kwam bijvoorbeeld voort uit de verzetsbeweging "Front patriotique de la jeunesse" en leunde sterk aan bij de Franse communistische partij. En natuurlijk publiceerden ook de Franse kranten binnen- en buitenlandse strips.[68]
En ook in Frankrijk deed zich een anti-stripbeweging voor. Met als voornaamste argument de "verdediging van het kinderzieltje" kwam er een campagne op gang tegen (vooral buitenlandse) strips. Maar niet alleen deze moraalridders lieten van zich horen. Franse tekenaars oefenden druk uit op de politiek om protectionistische maatregelen te verkrijgen. Uiteindelijk mondde dit alles uit in de stemming van een "censuurwet" in juli 1949. Deze "loi sur les publications destinées à la jeunesse" stelde een controle in over alle jeugdpublicaties die in Frankrijk geproduceerd werden of geïmporteerd wilden worden.[69]
3. Strips en communicatie
HET STRIPVERHAAL IS, NET ALS ZOVEEL ANDERE (MASSA)MEDIA, EEN COMMUNICATIEMIDDEL. COMMUNICATIEMIDDELEN BRENGEN NIET ALLEEN INFORMATIE, ONTSPANNING, … MAAR PRODUCEREN OOK WAARDEN EN BEELDEN. DE VOORSTELLINGEN VAN DE WERKELIJKHEID KUNNEN DE (IN DIT GEVAL) LEZERS BEWUST OF ONBEWUST BEÏNVLOEDEN. DE ONTVANGER BEÏNVLOEDEN HOEFT ECHTER NIET PER SE DE BEDOELING TE ZIJN.[70]
Wat wel belangrijk is, is het feit dat een communicator, een boodschap tracht over te brengen naar een ontvanger. De ontvanger decodeert de boodschap dan en interpreteert ze.[71]
In verband met fictie bestaan verschillende theorieën. Een overzicht : de "afspiegelingshypothese" verkondigt dat de "massamediale inhouden de waardenstelsels van een bepaalde samenleving op een bepaald moment weerspiegelen". Volgens de controlehypothese "reflecteren de media-inhouden de waarden van de maatschappelijke elites". Volgens deze theorie is het de maatschappelijke elite die haar waardenstelsels aan de rest van de samenleving oplegt. Tenslotte is er die kritische hypothese, die het volgende zegt "de dominante functie van de massamediale inhouden ligt in hun bijdragen tot systeemstabiliteit". M.a.w. : ze zorgen voor het behoud van de status quo.[72]
Ik ga me hier niet uitspreken over de waarde van deze theorieën of één ervan naar voor trekken. Ze wijzen alle drie op elementen die van belang zijn. Maar vooral belangrijk is gewoon dat strips als communicatiemiddel boodschappen overbrengen en op die manier de lezer kunnen beïnvloeden.
4. Strips en Politiek
ER BESTAAN GENOEG VOORBEELDEN VAN AUTEURS DIE POLITIEKE ONDERWERPEN BEHANDELEN OF POLITIEKE BOODSCHAPPEN DOORGEVEN IN HUN STRIPS. HET MEEST BEKENDE VOORBEELD IS MISSCHIEN WEL HERGÉ, DIE IN VERSCHILLENDE VERHALEN VAN KUIFJE SERIEUS DE POLITIEKE TOER OPGAAT. DE EERSTE VERHALEN WERDEN IN DE JAREN 1930 GEPUBLICEERD IN DE JEUGDBIJLAGE VAN DE CONSERVATIEVE KATHOLIEKE KRANT LE VINGTIÈME SIÈCLE, EN DAT IS ER AAN TE ZIEN. IN "TINTIN AU PAYS DES SOVIETS" KRIJGT MEN EEN REGELRECHT PAMFLET TEGEN HET COMMUNISME EN DE USSR VOORGESCHOTELD : GETRUKEERDE VERKIEZINGEN, BEDRIEGEN VAN BUITENLANDSE BEZOEKERS, UITVOER VAN GRAAN TERWIJL HET EIGEN VOLK ZIT TE CREPEREN VAN DE HONGER E.D. HET VERHAAL IS DAN OOK GEÏNSPIREERD OP HET BOEK "MOUSCOU SANS VOILES" VAN JOSEPH DOUILLET, DAT HERGÉ ALS DOCUMENTATIE GEKREGEN HAD VAN ZIJN BAAS NORBERT WALLEZ.[73] OOK IN DE VOLGENDE VERHALEN IS EEN DUIDELIJKE POLITIEKE INHOUD TE VINDEN : "TINTIN AU CONGO" IS EEN VERHEERLIJKING VAN DE KOLONISATIE EN VAN DE KATHOLIEKE MISSIES. DE GOEDE BLANKEN GAAN DE KINDERLIJKE ZWARTEN OPVOEDEN EN BESCHAVEN. IN "TINTIN EN AMÉRIQUE" WORDEN DE VERENIGDE STATEN VOORGESTELD ALS HET LAND VAN DE GANGSTERS EN DE KAPITALISTEN, DIE DE INDIANEN VERDRUKKEN. "LE LOTUS BLEU" WIJST DE JAPANSE POLITIEK IN CHINA MET DE VINGER, EN GA ZO MAAR DOOR …
Over de politieke houding van Hergé zijn bladzijden en zelfs boeken vol geschreven. Terwijl biografen als Pierre Assouline en Benoît Peeters[74] proberen de feiten en de verhalen in hun context te plaatsen, gaan anderen resoluut in de aanval. Zo grijpt Maxime Benoît-Jeannin de oorlogsproductie[75] van de tekenaar aan om een echt anti-Hergé pamflet[76] te schrijven. Hij verzamelt en interpreteert alle mogelijke elementen om het racisme, het antisemitisme en het nieuwe-orde-denken van de tekenaar aan te tonen[77].
Kuifje-verhalen en politiek is blijkbaar een onderwerp dat goed in de markt ligt. In februari 1999 namen een tiental Franse parlementsleden deel aan een debat over het feit of het personage van Hergé nu links of rechts was.[78]
Voor de periode na de Tweede Wereldoorlog wordt vaak de reeks Buck Danny van Jean-Michel Charlier en Victor Hubinon aangewezen als sterk politiek geladen. Deze reeks, die in 1947 gestart werd in het weekblad Spirou/Robbedoes, verhaalt de lotgevallen van enkele Amerikaanse piloten doorheen de tweede helft van de 20e eeuw.[79] De eerste verhalen spelen zich af tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarbij de "Amerikaanse helden" het opnemen tegen de "slechte Jappen". Daarna komen onder andere de Koreaanse oorlog, de Koude Oorlog en de eraan verbonden spionage, terroristische organisaties en zelfs de oorlog in ex-Joegoslavië aan bod. Natuurlijk zijn de Amerikanen altijd de goede helden van het verhaal die het opnemen tegen het kwaad en natuurlijk slagen ze er ook altijd in om dat kwaad (of het nu om de Russen of om een spionageorganisatie gaat) te overwinnen.[80]
Ook de Vlaamse strip Nero wordt dikwijls vermeld als het over maatschappij en politiek gaat. Zo schreef Lieven Demedts "De politieke memoires van Nero" over de banden tussen de Nero-verhalen en de actualiteit. En : "Ze zeggen weleens dat je Nero kunt lezen als een geschiedenis van het naoorlogse België."[81], verklaarde Marc Sleen onlangs nog in een interview.
Een aantal politieke elementen van strips zijn door studenten bestudeerd geweest in de bundel "Le message politique et social de la bande dessinée"[82]. De verschillende auteurs beschrijven wat er in de bestudeerde verhalen gebeurt en brengen die gebeurtenissen dan in relatie met de context en de auteur. Uit de bestudering van de Franse pilotenreeks "Tanguy et Laverdure" door Jean-François Canot blijkt bijvoorbeeld het gebruik van stereotiepen om vreemde volkeren te typeren, het verdedigen van de Franse buitenlandse politiek en een karikaturale visie op de Koude Oorlog. Pierre-Louis de Cours Saint-Gervasy nuanceert dan weer de beschuldigingen van racisme en antisemitisme aan het adres van Hergé, door ze in hun context te plaatsen.
In de bundel "Oost West West Best" bekijken Pascal Lefèvre en Els Groessens in een kort artikel de veranderende inhoud van strips naargelang de evolutie van de Koude Oorlog. In hun artikel overlopen ze verschillende verhalen die met de Koude Oorlog in verband staan (o.a. Suske en Wiske, Blake en Mortimer, Nero, Buck Danny) en de spionnen, atoombommen en verzoeningen die daaraan te pas komen. Blijkt dat, zoals men kan verwachten, de strips de maatschappelijke evoluties volgen. Zo zijn bijvoorbeeld de minder gespannen relaties van de jaren zestig en zeventig in de besproken strips terug te vinden.[83]
Een zeer bekend voorbeeld is "Hoe lees ik Donald Duck" van de Chileense auteurs Ariel Dorfman en Armand Mattelart. In dit boek, oorspronkelijk verschenen in 1971, nemen de schrijvers het imperialisme van de Disney-strips op de korrel. Ze behandelen onder andere de omgang met macht, vreemde volkeren en geld. Het feit dat het werk een onderdeel vormde van het verzet tegen de VS-overheersing, zorgde ervoor dat het in Latijns-Amerika een zeker succes kende.[84]
Johan Malcorps en Rik Tyrions schrijven in hun "De papieren droomfabriek" het volgende over strips en ideologie : "Naast datgene wat ekspliciet in het verhaal verteld wordt, is er nog een dieper liggend inhoudelijk niveau. Ook de manier van voorstellen, door gebeurtenissen die al dan niet plaatsvinden, door de gebruikte verhaalthema's en de oplossingen die worden aangebracht, zit er in elke strip eveneens een ideologische stellingname. (…) In de teksten en handelingen, maar evenzeer in de beelden van een strip, wordt dus een visie op mens en maatschappij meegedeeld. Bepaalde rollenpatronen worden steeds meer naar voor geschoven (de man op avontuur, de vrouw aan de haard of de afwas), bepaalde volkeren worden als minderwaardig voorgesteld (de goede blanken versus de wrede indianen of de kinderlijke negers). De geschiedenis wordt vervalst ten behoeve van de huidige machthebbers en de arbeidsverhoudingen in onze tijd worden op een verwrongen wijze weergegeven. De hoofdbedoelingen van dit boek is dit soort stille ideologie op het spoor te komen en na te gaan welk het effekt is van deze verborgen ideologische stellingnamen op de lezer."[85]
In de rest van hun boek zitten de twee auteurs sterk te hameren op het doorgeven van traditionele en conservatieve ideeën in strips. Ze stellen vast dat de gebruikte waarden in strips meestal gericht zijn op het instandhouden van het bestaande systeem en dat strips dus meestal een ideologie naar voor brengen die sterk overeenkomt met die van de bezittende klasse.[86]
Tot zover enkele voorbeelden uit de literatuur. Het is duidelijk dat maatschappelijke evoluties weergegeven worden in strips en dat auteurs samen met hun verhaal ook politieke boodschappen kunnen meegeven.
Wat het doorgeven van die boodschappen betreft, kan men een onderscheid maken tussen bewuste en minder bewuste / onbewuste boodschappen. Onder onbewuste boodschappen kan men die boodschappen verstaan die in een verhaal belanden zonder dat dit de specifieke bedoeling is van een auteur.[87] Dit kan men vergelijken met wat Malcorps en Tyrions de "stille ideologie" noemen. We leven nu eenmaal in een bepaald soort wereld, en als iemand een verhaal maakt, gaan daar sporen in te vinden zijn van die wereld waarin we leven.
Daarnaast heeft men de bewuste boodschappen. Dit zijn de boodschappen die een auteur opzettelijk in zijn verhaal steekt om ze aan de lezer door te geven.[88] Hier spelen persoonlijke opvattingen van de auteur een veel grotere rol.
Over bewuste boodschappen gaat ook de definitie die Steef Davidson van politieke strips geeft in "Wordt Vervolgd" : "het beeldverhaal dat expliciet gemaakt is om politieke propaganda te maken en om politieke denkbeelden, en doctrines te verspreiden".[89] Deze definitie is zeer restrictief, ik zal dan verder ook proberen een iets bredere definitie voor te stellen.
Het onderscheid tussen bewuste en onbewuste boodschappen is natuurlijk niet altijd even gemakkelijk te maken. Men kan niet weten wat nu exact de bedoeling van een bepaalde auteur geweest is. Alleszins moet men goed opletten voor "overinterpretatie".
Zo is er op een internetforum[90] een discussie terug te vinden over de Smurfen en het communisme. De Smurfen leven in een communistisch systeem omdat hun leider de "Grote Smurf" heet en een rode muts draagt. Verder hebben ze elk hun eigen functie en werken ze allemaal voor het heil van hun samenleving. Aangezien het systeem goed werkt, kan men het zien als propaganda voor het communisme … Het ligt voor de hand dat men op deze manier bezig kan blijven en overal iets kan gaan achter zoeken. Als men iets wilt vinden, zal men het wel vinden[91].
Trouwens, sommige auteurs zijn niet zo opgezet met wat bepaalde analisten achter hun verhalen gaan zoeken. Ze zijn soms zelfs verrast over wat er bovengehaald wordt, of het nu over politiek gaat of over andere interpretaties.[92] Ook iemand als Louis Paul Boon deelde die mening : "Soms sta ik verbaasd wat recensenten uit boeken tevoorschijn kunnen toveren. … Ik vertel dit natuurlijk niet om iets op Weverbergh te zeggen ; maar als diepgravers het op de heupen krijgen, halen ze meer uit een boek dan de schrijver erin gelegd heeft."[93]
Ook C.A. Hugins waarschuwt in een artikel in Stripgids voor het te ver gaan met interpretaties. Volgens hem zien sommige analisten in alle verhalen een "imperialistische-racistische-reactionaire" inhoud of uitingen van de "bourgeois-maatschappij". Ook zegt hij dat zulke interpretaties vooral afhangen van wat die critici zelf voorstaan. Als ze links zijn, hebben ze kritiek op rechtse standpunten en omgekeerd. Ook overdreven "politiek correct" denken leidt tot zulke toestanden.[94]
Tot slot nog enkele punten waar men rekening mee moet houden als men politieke boodschappen zoekt in strips. Allereerst moet men opletten voor "traditionele komische effecten" : het is niet omdat een auteur "zwarten met dikke lippen die een negertaaltje spreken" afbeeldt, dat hij beschuldigd moet worden van racisme. Dat is nu eenmaal een grappige manier om onze zwarte medemensen af te beelden. Een auteur die een lange rosse Schot met een kilt en een vreselijk accent ten tonele voert, wordt toch ook geen racist genoemd ?[95]
Een tweede element is de historische context en de beschikbare documentatie. Als een auteur uit de jaren '40 alleen over documentatie beschikt die een traditioneel en koloniaal beeld van Afrika ophangt, is het niet zo verwonderlijk dat hij dat overneemt. Maar daarom is hij nog geen verdediger van het kolonialisme.
Tot zover dit korte overzicht over strips en politiek. In het derde deel zullen deze elementen verder uitgewerkt worden in functie van het eigen onderzoek.
II. De Pers
1. Algemeen
1.1. HISTORIEK
De strijd om de persvrijheid speelde een belangrijke rol tijdens de Belgische revolutie. De persvrijheid werd dan ook opgenomen in de grondwet van de nieuwe staat, wat ervoor zorgde dat België ten opzichte van de omliggende landen een zeer vrij persregime kende. De zegelbelasting betekende echter een rem op de groei van de dagbladpers. Dit was natuurlijk in het belang van de burgerij, die baat had bij deze techniek om de kranten duur te houden en dus een progressievere pers af te remmen. Maar deze situatie zou niet blijven duren. In 1839 werd de zegelbelasting verlaagd, om in 1848, naar aanleiding van de sociale onrusten in dit Europees revolutiejaar, volledig afgeschaft te worden. Er werd uitgegaan van het feit dat de burgers beter geïnformeerd moesten worden. De kranten werden goedkoper en dikker en tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw zag een hele reeks publicaties het licht. De jaren 1880-1900 worden zelfs de "gouden jaren" van de pers genoemd. Het aantal titels nam sterk toe (92 in 1897) en ook de oplagecijfers schoten de hoogte in.
In de beginperiode na de onafhankelijkheid was de pers vooral een zaak van de Franstalige elite. Het eerste Nederlandstalige dagblad, "Vlaemsch België", ontstond pas in 1844 en was geen lang leven beschoren. In datzelfde jaar verschenen al 33 Franstalige dagbladen. Maar met de doorbraak van de massapers zouden de Nederlandstalige bladen een inhaalbeweging uitvoeren.
De doorbraak van de massapers werd door verschillende factoren in de hand gewerkt. Niet alleen de afschaffing van het dagbladzegel zorgde voor goedkopere kranten, ook het aanwenden van reclame, de mechanisatie in de druksector en de daling van de papierprijs maakten goedkope kranten en grote oplages mogelijk. Door de sterke daling van het analfabetisme in de tweede helft van de 19e eeuw kwam er dan weer een grotere vraag naar lectuur. Ook andere factoren zoals de verstedelijking (gemakkelijkere verspreiding) en de uitbreiding van het kiesrecht (de bevolking bij de politiek betrekken) speelden een rol.
Natuurlijk had dit alles ook een invloed op de inhoud van de krant. Om grote delen van de bevolking te bereiken ging men de krant popularisen en kregen sensatie en ontspanning een grotere plaats toebedeeld.
Een eerste breuk werd veroorzaakt door de Eerste Wereldoorlog. De publicatie van kranten ging wel door, maar onder iets gewijzigde omstandigheden. Sommige kranten werden gecensureerd, nieuwe (collaborerende) kranten ontstonden, clandestiene publicaties werden gedrukt door het verzet, …
Tijdens het interbellum zagen nog een aantal nieuwe titels het licht. In 1939 werden 65 titels gepubliceerd in een gezamenlijke oplage van 1 740 000 exemplaren[96].
De Tweede Wereldoorlog had net als de Eerste heel wat gevolgen voor de Belgische dagbladpers. De publicatie van alle Belgische kranten werd op 19 mei 1940 gestaakt. Aangezien de Duisters ernaar streefden een "normale toestand" te herstellen, verschenen sommige titels terug, wél onder controle van de Propaganda Abteilung. De Duitse bezetter hechtte een groot belang aan de rol die de pers kon spelen in het beïnvloeden van de publieke opinie en wilde die pers dan ook onder controle krijgen. Elke publicatie die wou (her)verschijnen had de toelating van de Duitsers nodig. 27 dagbladen (zowel vooroorlogse, nieuwe als "gestolen"[97] kranten) konden op die manier verschijnen, de vooroorlogse gezamenlijke oplage bleef ongeveer gehandhaafd.[98]
1.2. 1945-1950
Dit had natuurlijk zijn gevolgen na de oorlog : zoals de collaborateurs moesten gestraft worden, zo moesten ook de kranten die gecollaboreerd hadden, een afstraffing krijgen. Een aantal "collaboratiekranten" (bv. Volk en Staat, Le Pays Réel, De Dag) kreeg een definitief publicatieverbod, andere kranten werden vervolgd omdat ze onder censuur verschenen waren en konden na een onderzoek en een proces al dan niet terug verschijnen (bv. De Standaard, Het Nieuws van den Dag). Dat alles niet altijd even rechtvaardig verliep, hoeft natuurlijk niet te verwonderen : relaties speelden een rol en naargelang het geval werden wel eens verschillende maatstaven gehanteerd. Gestolen kranten konden alleszins hun publicatie zeer snel hervatten (bv. Le Soir, Het Laatste Nieuws).
Door het verdwijnen van kranten wegens publicatieverbod of financiële problemen[99] konden sommige mensen ervan profiteren om nieuwe titels op te richten. In de eerste jaren na de oorlog was er dan ook een grote dynamiek waar te nemen in de Belgische perswereld. Een hoop nieuwe titels kwam tevoorschijn : tussen 1944 en 1947 ongeveer een twintigtal. Deze lanceringen bleken echter niet altijd even succesvol te zijn. Tegen 1947 waren 16 titels al terug verdwenen. Maar keuze was er alleszins genoeg : in 1945 werden in België 55 krantentitels uitgegeven. In 1950 waren er dat 58.[100]
Kort na het einde van de oorlog betekende de papierschaarste een belangrijk probleem. Daardoor kwam het voor dat kranten niet dagelijks konden verschijnen, op zeer weinig pagina's verschenen of in de meest uiteenlopende formaten. Dit probleem werd na verloop van tijd echter opgelost.[101] De papierschaarste zorgde er ook voor dat kleine kranten een betere concurrentiepositie hadden ten opzichte van de grote. Iedereen had te kampen met een kleine oplage en een beperkt aantal pagina's, zodat kleine kranten (zoals La Lanterne en de communistische pers) de lezers iets evenwaardigs konden leveren als hun grotere collega's. Het publiek wilde kranten lezen, en als de oplage van een bekende krant uitverkocht was, zocht het publiek zijn toevlucht tot een andere krant die nog wel voorradig was. Het spreekt vanzelf dat deze kleine kranten in de problemen kwamen als de papierschaarste opgelost werd.[102]
De prijs van een krant werd eerst vastgelegd op één Belgische Frank.[103] Op 1 juli 1947 werden de prijzen opgetrokken tot 1,25 frank, waarna sommige kranten in januari 1949 overschakelden op een prijs van 1,50 frank.
Het hoeft waarschijnlijk niet gezegd te worden dat de geschreven pers in deze pre-televisieperiode een belangrijke rol speelde in het informeren en ontspannen van de mensen. De kranten bereikten dan ook een groot deel van de bevolking. Pierre Stéphany vermeldt een enquête uit 1946 waarin 76,24 % van de Belgen verklaarden regelmatig een dagblad te lezen. 34 % zei regelmatig meerdere kranten te lezen, waarschijnlijk een combinatie van nationale en regionale pers.[104]
1.3. Typologie
Men kan verschillende criteria gebruiken om de Belgische kranten uit deze periode in verschillende groepen in te delen. Het onderscheid tussen Vlaamse en Franstalige pers lijkt evident. Er waren echter uitzonderingen : er werden in Vlaanderen enkele Franstalige kranten uitgegeven ten behoeve van de Franstalige bevolkingsgroepen.
Een ander criterium is het onderscheid tussen nationale en regionale pers. Nationale kranten zijn kranten die over een volledig taalgebied goed verspreid worden, van regionale kranten is de verspreiding meestal beperkt tot één of enkele provincies of arrondissementen. Natuurlijk is het bij sommige titels zeer moeilijk om ze in een bepaalde categorie te plaatsen.[105]
Men kan ook een onderscheid maken tussen meer elitaire en meer populaire bladen. Terwijl de meer elitaire pers zich meer richt op harde onderwerpen zoals politiek en economie, zal men in de populaire pers meer aandacht besteden aan sport en fait-divers.
Tenslotte is er nog de ideologische strekking van de krant. Eén van de kenmerken van de Belgische pers, vooral in de betrokken periode, is namelijk de verzuiling. De Belgische samenleving op zich was onderverdeeld in verschillende "zuilen" of "werelden", die aansloten bij één of andere politieke strekking. Zo had men bijvoorbeeld een katholieke zuil, een socialistische zuil, een liberale zuil, … Dat was in de pers niet anders : de meeste kranten behoorden tot één of andere zuil en leunden dus politiek en/of ideologisch aan bij een politieke partij, vakbond of organisatie.
Er konden verschillende soorten van banden bestaan. Zo kon de krant eigendom en officiële spreekbuis zijn van een partij (bv. Le Peuple, De Roode Vaan, Le Drapeau Rouge), Ze kon voortkomen uit organisaties die banden hadden met de partij (Volksgazet, Vooruit, Het Volk). Of ze kon gewoon onafhankelijk zijn, maar ideologisch aansluiten bij één of andere zuil (De Standaard, La Libre Belgique, Het Laatste Nieuws). In Franstalig België bestond er ook nog een "neutrale" pers, die bij geen enkele zuil aanleunde (Le Soir).[106]
1.4. Oplagecijfers
Oplagecijfers zijn zeer moeilijk te controleren. Toen de zegelbelasting nog van kracht was, kon men op die manier de oplages van kranten achterhalen. Maar later kwamen de uitgevers zelf met hun oplagecijfers naar buiten en dat heeft zo zijn gevolgen. Spijtig genoeg voor de objectieve informatie werden deze cijfers meer dan eens opgeblazen om meer reclame-inkomsten binnen te halen. In 1951 werd uiteindelijk een controle-orgaan opgericht : de "Dienst voor publicitaire verspreidingsanalyse" (Devea/Ofadi).[107]
Tijdens de periode 1945-1950 bestond er dus nog geen controle. Alle cijfers die verder zullen vermeld worden, komen dus uit publicaties die uitgaan van uitgeverscijfers of schattingen.
1.5. Functies van de pers
Jean Gol vermeldt in zijn "La Presse en Belgique" de drie functies van de pers : informeren, opinies uitbrengen en ontspannen.[108]
De eerste functie lijkt te zijn wat de meeste mensen van een krant verwachten : het nieuws brengen. De krant moet uit alles wat er in de wereld gebeurt een selectie maken, waarover dan in één van de edities geschreven wordt.
Daarnaast brengt de krant opinies uit, neemt ze standpunten in over het nieuws. In een politiek zeer geagiteerde periode zoals de tweede helft van de jaren '40 was dit van groot belang. Kranten namen harde standpunten in en polemiseerden onder elkaar over allerlei onderwerpen, zoals het beleid van de regeringen, de repressie van de collaboratie en de koningskwestie. Redacteurs schrokken er ook niet voor terug om de kranten van een andere zuil (of van de concurrentie) met woorden aan te vallen. De positie van journalist is dus een sterke positie, die in staat stelt ideeën, waarden, standpunten, … aan het publiek door te geven[109]. Standpunten die afkomstig kunnen zijn van de maatschappij, de zuil, de krant of de journalist zelf.
De derde functie van de pers, ontspannen, kan zeer breed geïnterpreteerd worden. Het nieuws brengen kan ook al een vorm van ontspanning zijn, maar daarnaast namen kranten ook specifieke ontspanningselementen op zoals kruiswoordraadsels, prijsvragen, romans en … strips !
2. Strips in de pers
2.1. HISTORIEK
Zoals hoger al vermeld, kregen strips een belangrijke plaats in de Amerikaanse pers vanaf het begin van de twintigste eeuw. Ze zouden er niet meer uit verdwijnen. Europa en België volgden tijdens het interbellum.
Het is echter zeer moeilijk om zich op basis van de literatuur een beeld te vormen van wat er tussen de twee wereldoorlogen in de Belgische pers gepubliceerd werd. De beschikbare informatie is meestal nogal fragmentair. Zo geeft Danny De Laet in zijn "Het Beeldverhaal in Vlaanderen" alleen Vlaamse auteurs en zeer vage tijdsaanduidingen. De volgende auteurs publiceerden bijvoorbeeld tijdens de jaren '30 in de Vlaamse pers : Frans Van Immerseel en H. Kannegieter in Gazet van Antwerpen, Frans Piët in De Nieuwe Gazet en nog eens Kannegieter met "Tom de Negerjongen" in De Volksgazet. Alleszins kan gezegd worden dat men in de Belgische pers vanaf de jaren '20 "tekenverhalen" kan vinden, met een versterking in de jaren '30 met de publicatie van Amerikaans en Nederlands materiaal. [110]
2.2. Functie
Zoals hierboven al gezegd, droegen en dragen strips bij tot de ontspanningswaarde van de krant. Krantenbazen wisten heel goed dat ze via de publicatie van strips een publiek konden aantrekken én dat ze daardoor het publiek trouw konden laten worden aan hun krant. De opdracht van de strips was : het publiek verleiden en binden. Door het publiceren van afleveringen die eindigen met een "cliffhanger" moet het publiek nieuwsgierig gemaakt worden naar het vervolg … en dus de volgende dag dezelfde krant kopen.[111]
Het enorme belang van een populaire stripreeks blijkt goed uit de volgende anekdote. Toen Willy Vandersteen in 1947 met zijn Suske en Wiske overstapte van de NV De Gids naar De Standaard, zouden 20 000 tot 25 000 abonnees gevolgd zijn. Onder voorbehoud van enige overdrijving natuurlijk …[112] Kousemaker schrijft hierover : "de Vlaamse krantenbonzen waren zich zeer bewust geworden van het feit dat de schommelingen van het abonnementsbestand zeer gevoelig waren voor het al of niet opnemen van strips."[113]
Peeters vermeldt een Amerikaanse enquête uit het interbellum waaruit bleek dat zestig percent van de lezers zijn krant opende op de comic-pagina.[114] En ook toenmalig journalist Pierre Stéphany vertelt dat de strips het eerste was wat de lezers in de krant bekeken.[115]
Maar daarnaast konden strips ook nog een andere functie vervullen. Ze konden mee ingeschakeld worden in de opiniëring. Niet alleen journalisten konden opinies doorgeven aan hun lezers, ook stripauteurs konden zelf of onder invloed van de redactie via hun verhalen politieke boodschappen en standpunten overbrengen. Of de redactie kon via de aankoop van buitenlandse reeksen hetzelfde doen. Door de populariteit en de gemakkelijke leesbaarheid van de strips kon de impact op de lezers redelijk groot zijn. Maar dat is stof voor deel drie.
Zoals zal blijken uit de hieropvolgende contextschets, was er in die eerste naoorlogse jaren alleszins geen gebrek aan hete politieke onderwerpen …
Deel 3 :
Politiek-maatschappelijke context,
1945-1950
I. BELGIË
1. De Tweede Wereldoorlog : strijd, collaboratie en verzet
HOEWEL DE DUITSE AANVAL OP BELGIË TE VOORZIEN WAS, EN ER VANAF AUGUSTUS 1939 MEER DAN ZESHONDERDDUIZEND MAN GEMOBILISEERD WERD, WERD HET BELGISCHE LEGER OVERROMPELD DOOR DE DUITSE AANVAL OP 10 MEI 1940. DE BELGISCHE MILITAIREN MOESTEN AL SNEL TERUGTREKKEN EN ONDERVONDEN OOK HINDER DOOR DE ENORME VLUCHTELINGENSTROMEN DIE OP GANG KWAMEN. OP 28 MEI BESLISTE KONING LEOPOLD III VERDER BLOEDVERGIETEN TE VOORKOMEN EN LIET HIJ ZIJN LEGER CAPITULEREN. DE MEERDERHEID VAN DE BEVOLKING WAS OPGELUCHT MET DEZE AFLOOP, WANT OP DIE ACHTTIEN DAGEN TIJD WAREN ER AL MEER DAN TWAALFDUIZEND SLACHTOFFERS GEVALLEN.[116]
België was dus in Duitse handen gevallen en werd samen met twee Franse departementen ondergebracht onder een militair bestuur[117], met aan het hoofd Alexander von Falkenhausen. Koning Leopold bleef als krijgsgevangene in België, terwijl de regering in Londen verzeilde, en daar de strijd verderzette aan de zijde van de geallieerden. De leiding van de ministeries in België werd overgenomen door de secretarissen-generaal. Deze probeerden waar ze konden de Duitse dwangmaatregelen tegen te werken en gingen over tot een voorzichtige samenwerking met de Duitse bezetter, de zogenaamde "politiek van het minste kwaad". Natuurlijk probeerden de bezetters Duitsgezinde secretarissen-generaal aan te stellen.[118]
Collaboratie en verzet doken op. Terwijl sommige mensen om allerlei redenen in min of meerdere mate met de vijand samenwerkten, deden anderen er alles aan om de bezetter het leven moeilijk te maken. Dit verzet nam verschillende vormen aan : gewapende strijd, neerschieten van Duitsers en collaborateurs, sabotages, clandestiene pers, hulp aan joden en geallieerde soldaten, werkweigering, … Verzetslieden werden algemeen aangeduid als "Witten", naar de organisatie Witte Brigade[119], terwijl "Zwarten" een benaming werd voor collaborateurs. Mensen van allerlei ideologische strekkingen gingen in het verzet, zodat zowel "linkse" als "rechtse" organisaties het licht zagen, waaronder het Onafhankelijkheidsfront, de Belgische Nationale Beweging, de reeds vermelde Witte Brigade, de Nationale Koninklijke Beweging, het Leger van België/Geheime Leger en Groep-G. Het kwam ook voor dat verzetslieden zich aansloten bij de geallieerden.
En ook de collaboratie kon veel verschillende vormen aannemen : partijen als Rex en VNV werkten samen met de Duitsers, burgers gingen samen met de Duitsers de Russen bestrijden aan het Oostfront, bedrijven leverden aan de Duitse bezetter, …[120]
Brussel werd bevrijd op 3 september 1944, voor de volledige bevrijding van België was het wachten tot 29 januari 1945.[121]
2. Politiek België na de oorlog
DE TWEEDE WERELDOORLOG LIET IN BELGIË DIEPE SPOREN NA. NAAST DE GROTE MATERIËLE SCHADE WAREN ER OOK VEEL SLACHTOFFERS GEVALLEN. DAARNAAST ZORGDEN PROBLEMEN ALS DE KONINGSKWESTIE EN DE REPRESSIE VOOR EEN GROTE POLITIEKE INSTABILITEIT ÉN DOMINEERDEN ZE HET POLITIEKE LEVEN, ZODAT ANDERE ZAKEN MEER OP DE ACHTERGROND RAAKTEN. EN OM ALLES NOG MOEILIJKER TE MAKEN, HIELDEN DE VERSCHILLENDE PARTIJEN ER STERKE MENINGSVERSCHILLEN OP NA, ZODAT HET LAND OP VERSCHILLENDE MOMENTEN IN ZWARE CRISIS ZAT. DE HELE SITUATIE ZORGDE NATUURLIJK VOOR EEN ENORME REGERINGSINSTABILITEIT : TUSSEN 26 SEPTEMBER 1944 EN 16 JULI 1951 VOLGDEN NIET MINDER DAN TIEN REGERINGEN ELKAAR OP, GEMIDDELD HIELDEN ZE HET MAAR ZEVEN MAANDEN UIT. DAARNAAST KREEG MEN IN DEZELFDE PERIODE DRIE VERKIEZINGEN EN ÉÉN VOLKSRAADPLEGING.[122]
2.1. De naoorlogse regeringen
Bij de bevrijding was de Londense regering-Pierlot een groot deel van haar legitimiteit kwijt. Ze werd dan ook snel uitgebreid met socialisten, liberalen en communisten. Zo kreeg ze als regering van nationale eenheid een breder draagvlak. Onenigheid over ravitailleringsproblemen en prijzenpolitiek leidden echter tot de val ervan. Van 12 februari 1945 tot 2 augustus 1945 leidde de socialist Achille Van Acker een regering met dezelfde samenstelling, waarna hij zichzelf tot 9 januari 1946 opvolgde aan de leiding van een regering zonder de CVP. Haar plaats werd ingenomen door de nieuwelingen van de UDB.
Van 13 tot 19 maart 1946 leidde de socialist Paul Henri Spaak een zeer kortstondige homogene socialistische minderheidsregering, die datzelfde jaar nog werd opgevolgd door twee linkse regeringen (socialistisch-liberaal-communistisch) onder leiding van Achille Van Acker en Camille Huysmans. Tijdens deze periode belandde de CVP in de oppositie, en legde de partij zich vooral toe op de terugkeer van koning Leopold III.
De volgende regering hield het veel langer uit. Van 20 maart 1947 tot 27 juni 1949 leidde Spaak een coalitie van socialisten en katholieken. Een coalitie die Gaston Eyskens na de verkiezingen van 1949 omruilde voor een katholiek-liberale bewindsploeg (11 augustus 1949 – 6 juni 1950).
Na de verkiezingen van juni 1950 haalde de CVP een absolute meerderheid en kwamen homogene katholieke regeringen tot stand. Een eerste onder leiding van Jean Duvieusart (8 juni 1950 – 11 augustus 1950), een tweede met Joseph Pholien aan het hoofd (vanaf 16 augustus 1950).[123]
2.2. De politieke partijen en krachtverhoudingen
De naoorlogse periode zorgde voor een sterke doorbraak van de KPB. De partij kon rekenen op veel bijval en prestige door de rol die ze tijdens de bezetting gespeeld had. Vooral tegen het einde van de oorlog, en ook onder invloed van de overwinningen van het Sovjetleger, kreeg de Communistische Partij een grote aanhang. De KPB werd dan ook de grote concurrent van de socialisten, die vreesden dat ze een groot deel van hun aanhang zouden verliezen. Het succes was ook te danken aan het feit dat de communisten hun programma matigden en op die manier zelfs opgenomen werden in de regering. Een regeringsdeelname werd trouwens door de andere partijen gezien als het beste middel om de KP te neutraliseren. En deze aanpak werd een succes : de impact van de communisten zou met de tijd alleen maar afnemen.[124]
De socialisten van hun kant herstelden zich zo goed ze konden, en ook al waren er meningsverschillen in de partij tussen de "Londenaars" en de leden die in België clandestien aan de partij gewerkt hadden, toch konden de verschillende groepen zich terugvinden in een gemeenschappelijk programma. De partij werd ook vernieuwd, zo werd het individueel lidmaatschap ingevoerd, werd een gematigd sociaal-democratisch programma aangenomen en veranderde de naam "BWP" in "BSP". Het partijcongres werd beheerst door de Franstaligen.[125]
Na de bevrijding kwamen er in Franstalige katholieke kringen ook plannen op om te breken met de verzuiling en een travaillistische partij op te richten : op die manier ontstond de Union Démocratique Belge (UDB). De partij kwam nooit echt van de grond : bij de eerste parlementsverkiezingen haalde ze maar één zetel, daarna verdween ze.[126]
En aan katholieke kant werd er volop vernieuwd : de Christelijke Volkspartij (CVP) werd opgericht, met de bedoeling de progressieve kaart te spelen. De partij werd onder andere gedeconfessionaliseerd en opengesteld voor een ruimer publiek. Dit verhinderde natuurlijk niet dat de katholieke zuil de pijler van de macht van de partij bleef.[127]
De liberale partij was nogal marginaal geworden en kon dus geen eersterangsrol spelen. En natuurlijk waren de vooroorlogse extreem-rechtse partijen zoals Rex en VNV uit het zicht verdwenen.[128]
3. De Koningskwestie
3.1. VOORGESCHIEDENIS
De oorsprong van de Koningskwestie is te vinden tijdens de oorlogsperiode, en eigenlijk al in de jaren 1930. Koning Leopold III was een fervent aanhanger van de neutraliteitspolitiek – hij wilde van België een neutrale staat maken - én hij had daarnaast een nogal autocratische visie op het beleid. Toen Hitler op 10 mei 1940 het Duitse leger België liet binnenvallen, besliste Leopold om zijn regering niet naar het buitenland te volgen en in België te blijven. Dit had verschillende redenen : hij wilde bij zijn volk blijven én op die manier proberen de integriteit van het Belgische grondgebied te vrijwaren. Op 28 mei 1940 nam Leopold een zeer gecontesteerde beslissing : hij liet, tegen de zin van de regering, het Belgisch leger capituleren om verder bloedvergieten te voorkomen. De regering legde zich bij die beslissing niet neer en zette vanuit het buitenland – eerst Frankrijk, dan Londen – de strijd verder.[129]
De koning bevond zich dus wel in België, maar was krijgsgevangen in zijn eigen paleis én vervulde geen enkele politieke functie meer. De regering in ballingschap had hem namelijk in de "onmogelijkheid tot regeren" verklaard. Wat Leopold wel kon doen, was proberen zijn positie te gebruiken om met de bezetter te onderhandelen. Zo trok hij op 19 november 1940 naar Berchtesgaden voor een onderhoud met Hitler. Leopold probeerde er van de Duitse Führer relatieve onafhankelijkheid, een betere bevoorrading van het land en de terugkeer van de gevangenen te bekomen, maar zonder resultaat.[130]
Oorlog of niet, het leven van Leopold stond blijkbaar niet stil. In 1941 trad hij in het huwelijk met Lilian Baels, de dochter van de gouverneur van West-Vlaanderen. Na een kerkelijk huwelijk in september volgde het burgerlijk huwelijk op 6 december 1941. De kritiek bleef niet uit : de koning werd onder andere verweten dat hij alleen aan zichzelf dacht, dat Lilian niet van adel was én dat de ministers geen goedkeuring gegeven hadden voor het huwelijk, wat eigenlijk grondwettelijk verplicht was.[131]
Het einde van de oorlog kwam in zicht, wat de Duitsers ertoe aanzette bepaalde maatregelen te nemen. Drie maanden voor de bevrijding van Brussel in september 1944 werden Leopold en zijn familie naar het Duitse Hirschstein gedeporteerd. Na verloop van tijd belandde de koninklijke familie in het Oostenrijkse Strobl, waar ze in mei 1945 door het Amerikaanse leger bevrijd werden.[132]
Ondertussen zat men in België met een probleem : Brussel was bevrijd, maar de koning was afwezig. Het parlement ging dan maar over tot het aanstellen van een regent : op 20 september 1944 werd Prins Karel, de jongere broer van Leopold, tot regent van België aangesteld. De bedoeling was dat het regentschap van korte duur zou zijn : Karel zou zijn functie uitoefenen tot de bevrijding van zijn broer. Het zou enigszins anders lopen…[133]
3.2. De blokkering
Nadat Leopold door de Amerikanen bevrijd was, staken in België allerlei bewegingen de kop op die zich verzetten tegen de terugkeer van de koning. De politieke partijen waren verdeeld : de BSP verzette zich tegen de automatische terugkeer van Leopold en wilde zelfs zijn aftreden bekomen. Ook de communisten waren tegen een terugkeer. De liberalen waren over de kwestie verdeeld, terwijl de CVP de kant van de koning koos en dus het standpunt verdedigde dat Leopold zijn bevoegdheden moest terugkrijgen.
De negatieve houdingen waren vooral te wijten aan het "politiek testament" van Leopold, dat hij in januari 1944 openbaar gemaakt had. Daarin eiste hij dat de Londense regering haar "fouten" zou toegeven en haar excuses zou aanbieden. Leopold nam ook een redelijk negatieve houding aan tegenover de geallieerden, die hij beschreef als "les autorités occupantes".[134]
Een periode van onderhandelingen tussen de ministers, de partijen en de koning begon. De regering was wel bereid de koning te laten terugkomen, maar op bepaalde voorwaarden : zo moest Leopold hulde brengen aan de geallieerden en moest zijn entourage uitgezuiverd worden. In mei 1945 liet Leopold na een onderhoud met Prins Karel, Achille Van Acker en Paul Henri Spaak weten dat hij zijn terugkeer naar België uitstelde om gezondheidsredenen. Op 14 juni liet hij dan weer weten dat hij wilde terugkeren. De regering Van Acker zag het echter niet zitten daar de verantwoordelijkheid van te dragen en bood haar ontslag aan, een ontslag dat door de regent geweigerd werd. Ondertussen probeerde de koning een nieuwe regering te vormen - wat mislukte - en aan te dringen op het organiseren van een volksraadpleging.[135]
In de daaropvolgende periode zou de zaak blijven aanslepen. In juli 1945 besliste het parlement dat een terugkeer enkel mogelijk was als de Verenigde Kamers een einde stelden aan de onmogelijkheid tot regeren. De terugkeer werd dus afhankelijk gemaakt van een parlementsbeslissing. Daarna geraakte de zaak muurvast : in België waren constant regeringen aan de macht waar de socialisten deel van uitmaakten, zodat een oplossing niet echt in zicht lag. De enige verandering was dat Leopold zich met zijn familie in Zwitserland ging vestigen.[136]
Maar wat werd de koning nu eigenlijk precies verweten door zijn tegenstanders ? Ten eerste zijn "ongrondwettelijk optreden" : hij was zijn regering niet gevolgd naar het buitenland én hij had met Hitler onderhandeld over het politiek statuut van België. Ten tweede zijn houding tegenover de bezetter : Leopold had tijdens de oorlog nooit een oproep tot steun aan het verzet gedaan. En ten derde was er de inhoud van zijn "politiek testament", waarin zijn tegenstanders zijn voorkeur voor een autoritair regime zagen. Daarnaast speelden ook meer persoonlijke factoren een rol, zoals zijn huwelijk met Lilian Baels. Zijn aanhangers hadden natuurlijk tegen al deze argumenten iets in te brengen.[137]
3.3. De figuren
Laten we nu even overlopen hoe de politieke wereld verdeeld was. Een grote meerderheid van de socialisten volgde partijvoorzitter Max Buset, en had dus een vijandige houding tegenover Leopold. Paul Henri Spaak daarentegen had een meer genuanceerde houding : "Hijzelf was ervan overtuigd dat de koning moest terugkeren naar België, maar wilde daar niet toe besluiten uit puur politieke overwegingen." Spaak is in verband met de koningskwestie een ingewikkelde figuur : terwijl hij zich naar buiten toe ontpopte tot één van de leiders van het antileopoldisme, probeerde hij op de achtergrond toch te streven naar een compromis. Niets is dus blijkbaar zoals het lijkt.[138]
Bij de liberalen lag het iets moeilijker : de meerderheid van hen was tegen de terugkeer, maar ze waren gematigder dan de socialisten. Ze hadden het ook veel minder dan de socialisten op Leopold (en Lilian) persoonlijk gericht. De antileopoldistische liberalen waren vooral te vinden in Brussel en Wallonië, terwijl in Vlaanderen een veel voorzichtigere houding aangenomen werd.[139]
Ook bij de CVP was er, ondanks de strijdvaardige leopoldistische houding, een grote interne verdeeldheid. Naast de voorstanders van een onvoorwaardelijke terugkeer en een klein groepje antileopoldisten waren er ook gematigde figuren terug te vinden die dachten in de richting van een tijdelijke overdracht van bevoegdheden aan kroonprins Boudewijn of van een terugkeer gevolgd door troonsafstand. Er was dus een duidelijk verschil tussen wat bepaalde figuren echt dachten en wat de partij als geheel naar buiten bracht.[140]
En ondertussen stond Prins Karel dus aan het hoofd van de Belgische Staat. Vrij onverwacht kwam hij in 1944 op die plaats terecht, die hij veel langer zou bekleden dan voorzien. Hij was een totaal andere figuur dan zijn broer Leopold : veel bescheidener, minder afstandelijk, minder autoritair, … Hij werd vooral sterk gesteund door de socialisten, die hem als de enige oplossing van de koningskwestie zagen. In Vlaanderen en in CVP-kringen daarentegen was hij niet zo geliefd, sommige Vlamingen beschouwden hem zelfs als een usurpator.[141]
3.4. De situatie zit muurvast
Voor- en tegenstanders vochten de strijd natuurlijk niet alleen uit op politiek vlak : ze schakelden de media in voor hun pro- of antileopoldistische campagne. De tegenstanders hamerden op de breuk met de regering, het onderhoud met Hitler, het luxeleventje van Leopold tijdens de oorlog en zijn huwelijk. De voorstanders probeerden de koning zo goed ze konden te verdedigen.[142]
Bij de eerste naoorlogse verkiezingen op 17 februari 1946 boekte de CVP een sterke winst en haalde net geen meerderheid in de senaat. De liberalen verloren fors, de communisten braken door en de socialisten wonnen enkele zetels. Daarop werden enkele linkse regeringen gevormd, die het echter niet lang uithielden. De CVP bleek nodig te zijn om te regeren, en dus vormde Paul Henri Spaak op 20 maart 1947 een CVP-BSP regering. De regering beloofde een oplossing te zoeken voor de koningskwestie, maar daar kwam met deze coalitie natuurlijk niets van in huis. Ook problemen rond de repressie en het onderwijs zorgden voor herhaaldelijke spanningen binnen de bewindsploeg.[143]
De koningskwestie loste deze regering dus niet op, maar een andere belangrijke maatregel werd wel genomen. Op 26 juli 1948 werd het vrouwenstemrecht goedgekeurd. Elf maanden later zouden de Belgische vrouwen effectief voor de eerste keer mogen gaan stemmen.[144]
De regering Spaak-Eyskens viel namelijk op 8 april 1949, na iets meer dan twee jaar regeren. Er kwamen dus verkiezingen, waarvan de datum vastgesteld werd op 26 juni 1949. De campagne werd vooral gevoerd rond twee thema's : de koningskwestie en het financieel beleid van de regering. Terwijl de CVP zich volledig richtte op de terugkeer van de koning, beloofden de liberalen een belastingsverlaging van 25 %, een punt dat Vincent Dujardin omschrijft als "pure demagogie". In verband met de koningskwestie namen de verschillende kampen steeds radicalere posities in. De socialisten streefden naar troonsafstand en "lanceerden in de pers een campagne die alle leden van de koninklijke familie aanviel". De verkiezingsuitslag leverde een CVP-meerderheid op in de senaat, maar net niet in de kamer. De socialisten en de communisten gingen erop achteruit, terwijl de liberalen zetels wonnen.[145]
Na mislukte pogingen van Paul Van Zeeland en Frans Van Cauwelaert, werd Gaston Eyskens als formateur aangesteld. Onderhandelingen voor een driepartijenregering mislukten en uiteindelijk vormde Eyskens op 10 augustus 1949 een CVP-liberale regering. Het regeerprogramma werd een week later voorgesteld. Daarin werden onder andere een nationale oplossing van de koningskwestie door een volksraadpleging en belastingshervormingen opgenomen. Hoewel Gaston Eyskens tot de CVP behoorde, was hij persoonlijk geen voorstander van een onvoorwaardelijke terugkeer van de koning : hij zag troonsafstand zelfs als de enige mogelijke oplossing.[146]
Er volgde een uitgebreide discussie tussen de politici van de verschillende partijen over de organisatie van die volksraadpleging. Ook hier was er interne verdeeldheid in de partijen. Maar de CVP zou er toch in slagen om het plan met de steun van de liberalen te realiseren. Na discussies in de senaat en de kamer werd het wetsvoorstel van Paul Struye op 8 februari 1950 aangenomen. De datum voor de volksraadpleging werd vastgelegd op 12 maart. Er werd beslist er een verplichte stemming van te maken en de resultaten regionaal te tellen. De raadpleging zou echter enkel een adviserend karakter hebben.[147]
3.5. De volksraadpleging
Zoals te verwachten was, voerden de verschillende partijen een harde campagne om hun mening door te drukken bij de bevolking. Vooral de socialisten gingen daarin zeer ver en zetten een grootscheepse campagne op tegen heel de koninklijke familie. Dit terwijl de aanhangers van Leopold er alles aan deden om hem te verdedigen en prinses Josephine-Charlotte zelfs 2 dagen voor de volksraadpleging naar België lieten terugkeren. Dit zorgde voor een opstoot van royalisme, het beoogde effect was dus bereikt.[148]
Op 12 maart 1950 was het dan zover : het volk moest zich uitspreken over de vraag "Zijt U de mening toegedaan dat Koning Leopold III de uitoefening van zijn grondwettelijke machten zou hernemen ?"[149]. Alles verliep rustig. De resultaten zouden echter voor meer problemen zorgen. Landelijk had 57,68 % van de bevolking voor de terugkeer gestemd. Maar als men de resultaten regionaal bekeek, kreeg men het volgende resultaat : de 73 % ja in Vlaanderen staken scherp af tegen de 48 % en 42 % voorstanders in Brussel en Wallonië. Deze uitslag gaf natuurlijk aanleiding tot een hoop problemen : er ontwikkelde zich een hevige discussie over het feit of deze uitslag volstond om de koning te laten terugkeren.[150]
Er was wel degelijk een meerderheid, maar was die wel voldoende ? Daarenboven kreeg men nog de regionale verschillen[151] : men kreeg het beeld van een overwegend katholiek en leopoldistisch Vlaanderen tegenover het antileopoldistische Wallonië. In zo'n omstandigheden vonden de socialisten dat de koning onmogelijk nog de eenheid van het land kon belichamen en alleen nog de koning van het katholieke Vlaanderen zou kunnen zijn.[152]
De regering probeerde de koning te laten terugkeren, maar viel door de tegenstand van de liberale ministers tegen het plan om de Verenigde Kamers een einde te laten stellen aan de onmogelijkheid tot regeren. Daarop probeerden enkele toppolitici een nieuwe regering te vormen, wat mislukte. Uiteindelijk werd overgegaan tot de ontbinding van het parlement en het uitschrijven van nieuwe verkiezingen voor 4 juni 1950.[153]
Ondertussen begon de koningskwestie serieus uit de hand te lopen en de vorm aan te nemen van een politieke massabeweging. Tussen 20 en 24 maart braken in Wallonië stakingsbewegingen los.[154]
3.6. Terugkeer en troonsafstand
De verkiezingen van 4 juni brachten de CVP de absolute meerderheid waar ze op gehoopt had en 4 dagen later vormde Jean Duvieusart een homogene katholieke regering. De socialisten wonnen terug veld, de liberalen en de communisten maakten verlies. De regering-Duvieusart nam de verantwoordelijkheid op zich een einde te stellen aan de onmogelijkheid tot regeren. Na goedkeuring door het parlement, keerde Leopold op 22 juli terug naar België.[155]
De socialistische reactie bleef niet uit. Vooral in Wallonië kreeg men te maken met stakingen, betogingen en sabotages, maar ook in Vlaanderen hadden arbeidersstakingen plaats, bijvoorbeeld in de haven van Antwerpen. Er werd in Waalse syndicale kringen openlijk geprotesteerd tegen een koning die alleen de koning zou zijn van de Vlaamse katholieken. De zaak ontplofte bij een betoging in Grâce-Berleur, waar drie manifestanten door de rijkswacht neergeschoten werden. De spanning werd enorm, de antileopoldisten dreigden zelfs met een mars op Brussel op 1 augustus. Er wordt wel eens gesproken over een "prerevolutionair klimaat".[156]
Socialisten strooiden spijkers op de weg om het verkeer te hinderen, treinen en trams stonden stil, winkels gingen dicht, de post werkte niet meer, socialistische leiders liepen aan het hoofd van betogingen, en de socialistische vakbond ging zelfs zover dat ze een door haar uitgereikt pasje durfde eisen om in Wallonië te kunnen reizen.[157] Gaston Durnez vertelt zelfs het verhaal dat het socialistisch parlementslid Isabelle Blume aan het hoofd van een bende winkels en restaurants binnenstormde om er vanalles kapot te slaan.[158]
Zo kon het niet blijven duren, dat besefte zelfs de katholieke regering. Vooral dat Spaak verderdreigde met harde acties als er geen oplossing kwam. De regering drong bij Leopold dan ook aan op een machtsoverdracht. Tijdens de zogenaamde "nacht van Laken" van 31 juli op 1 augustus viel dan de beslissing : de drie grote partijen bereikten een akkoord over een uitgestelde troonsafstand. Kroonprins Boudewijn zou tot zijn meerderjarigheid in juli 1951 de bevoegdheden van zijn vader overnemen, waarna hij koning zou worden. Leopold stemde in, en dus legde Boudewijn op 11 augustus 1950 de eed af als Koninklijke Prins.[159]
4. De Repressie
NOG ZO'N DELICAAT PROBLEEM, NAAST DE KONINGSKWESTIE, WAS DE REPRESSIE. HOE MOEST ER GEHANDELD WORDEN TEGENOVER ALLE BURGERS DIE TIJDENS DE OORLOG IN MIN OF MEERDERE MATE SAMENGEWERKT HADDEN MET DE DUITSE BEZETTER ? HET PROBLEEM VERTOONDE NIET ALLEEN GELIJKENISSEN MET DE KONINGSKWESTIE, HET WERD ER OOK AAN GELINKT. DE VERSCHILLENDE PARTIJEN DIE TEGENOVER ELKAAR STONDEN KWAMEN OOK ONGEVEER OVEREEN …
In verband met de aanpak van de collaboratie werd de regering Pierlot bij haar terugkeer uit Londen eigenlijk voor een voldongen feit geplaatst. De Londense regering wou de repressie eigenlijk beperkt houden, maar bij haar terugkeer liep ze een beetje achter op de feiten. Als gevolg van de volkswoede en van de activiteiten van verzetslieden, waren al een hoop (echte en valse) collaborateurs opgepakt. Sommige communistische bewegingen (zoals het Onafhankelijkheidsfront) probeerden zelfs van de situatie te profiteren om een "schoonmaak" te organiseren onder de bevolking.[160]
De verzetsbewegingen begonnen dus echt een probleem te worden, ze kregen veel te veel macht in handen. Door een Ministerieel besluit van november 1944 kregen de verzetslieden het bevel hun wapens in te leveren. Na enkele problemen zou dit ook lukken. De regering moest wel toestaan dat leden van het verzet voorrang zouden krijgen voor aanwerving in het leger.[161]
4.1. Officiële en volksrepressie
Als men het over de repressie heeft, moet men een onderscheid maken tussen de officiële repressie en de volksrepressie. De volksrepressie valt volledig buiten de gewone rechtsgang en is het gevolg van de volkswoede tegenover collaborateurs na de bevrijding. Burgers namen het recht in eigen handen en straften wie ze vonden die gestraft moest worden. Dat hier misbruiken aan te pas kwamen en persoonlijke vijandschappen een rol speelden, is evident : men kreeg te maken met executies, mishandelingen, brandstichting, plundering, … Twee grote golven vallen te onderscheiden : net na de bevrijding en bij de terugkeer van de politieke gevangenen uit de kampen in mei 1945. Deze terugkeer uit de kampen zorgde voor een vernieuwde volkswoede tegen iedereen die met de vijand geheuld had.[162] In juli 1945 werden deze scènes nog eens herhaald : "Verdachten van collaboratie worden weer uit hun huizen gehaald en opgesloten in interneringskampen. De inboedel van hun woningen belandt vaak op straat. Vrouwen, verdacht van relaties met Duitsers moeten alweer de vernedering ondergaan in het openbaar kaalgeschoren te worden."[163]
Naast die volksrepressie had men de officiële repressie, georganiseerd door de overheid. Aangezien het land tot juni 1949 nog in staat van oorlog verkeerde, werd de uitvoering daarvan toevertrouwd aan militaire rechtbanken. Gevallen van wapendracht, verklikking en economische collaboratie werden hier behandeld. En ook hier liep duidelijk heel wat mis. Door een gebrek aan personeel werden op de rechtbanken pas afgestudeerde juristen aangesteld, die dus ook geen ervaring hadden. Door dat gebrek aan ervaring, en door de druk die sommige verzetsgroepen uitoefenden om de collaboratie zwaar te bestraffen, kreeg men verschillende mistoestanden. Er werden vergissingen begaan, en de straffen voor dezelfde misdrijven durfden naargelang plaats en tijdstip van de veroordeling wel eens sterk uit elkaar lopen. De straffen varieerden van beroving van persoonlijke rechten en verbeurdverklaring van goederen tot de doodstraf[164], over tijdelijke of levenslange gevangenisstraf. De zwaarste straffen vielen te beurt aan de leiders van terreuracties en van de collaborerende partijen. Deze moesten echter soms bij verstek veroordeeld worden omdat ze gevlucht waren naar Spanje of Latijns-Amerika. Zo dook ex-Rex-leider Léon Degrelle onder in Spanje, en ondanks herhaaldelijk aandringen van de Belgische regering werd hij nooit uitgeleverd.[165]
Ook andere vormen van officiële repressie werden in het leven geroepen. De burgerlijke epuratie zorgde voor de bestraffing van politieke collaboratie en de minder zware gevallen van militaire collaboratie. De straf was hier meestal het levenslang verlies van alle burgerlijke en politieke rechten. De administratieve epuratie zorgde van haar kant voor de verwijdering van ambtenaren en gemeente- en provincieraadsleden die met de bezetters samengewerkt hadden. En daarnaast had men ook nog het fameuze "bewijs van burgertrouw". Dit document, dat voor tal van zaken nodig was en dus noodzakelijk was om normaal te functioneren in de maatschappij, werd uitgereikt door de burgemeesters en politiecommissarissen. Zo konden zij ook mensen die verdacht werden van incivisme buiten de maatschappij plaatsen.[166]
Ook de officiële repressie werd door bepaalde mensen misbruikt. In zo'n woelige omstandigheden was het vrij gemakkelijk met persoonlijke vijanden af te rekenen door ze te beschuldigen van collaboratie. In totaal waren er dan ook meer dan 400.000 verdachten. Een enorm aantal, dat ongeveer één vijfde van het toenmalige kiezerskorps vertegenwoordigde. Een eerste selectie werd doorgevoerd, zodat van slechts 57.000 gevallen een strafrechtszaak kwam. Daarvan werden 53.000 mensen veroordeeld, meestal tot een gevangenisstraf én het verlies van hun politieke en burgerlijke rechten. Daarnaast werden door de burgerlijke epuratie nog eens 22.000 mensen uit hun rechten ontzet en trof de administratieve epuratie ongeveer 10.000 burgers. In totaal werden dus tussen de 90.000 en de 100.000 Belgen gestraft voor hun gedrag tijdens de oorlog. Het enorme aantal dossiers zorgde er wel voor dat alles zeer traag verliep. Tegen eind 1945 was nog geen 10 % van de dossiers behandeld, een percentage dat door het vrijmaken van meer middelen tegen de zomer van 1947 steeg tot 80 %.[167]
Geleidelijk aan zou de situatie rustiger worden, onder andere door het besef dat er excessen gebeurd waren. Vanaf einde 1946 kwamen er al talrijke gratiemaatregelen. En de regering Spaak-Eyskens, die van maart 1947 tot juni 1949 aan de macht was, probeerde de zaak te kalmeren. Eerst werd er geprobeerd een einde te maken aan de uitvoering van de doodstraf. In juni 1948 kwam dan de "eerste wet op de epuratie" tot stand, waarin bepaald werd dat veroordeelden, die geen criminele straf opgelopen hadden, hun politieke en burgerrechten konden terugkrijgen van een correctionele rechtbank. Er kon dus in bepaalde gevallen bijgestuurd worden. Dit had als gevolg dat een ganse hoop veroordeelde collaborateurs genade kregen of voorwaardelijk / voorlopig vrijkwamen. Maar blijkbaar was niet de hele bevolking klaar voor een zachtere aanpak : Minister van Justitie Paul Struye werd gedwongen tot ontslag toen er te veel protest rees tegen een clementiemaatregel : hij had de doodstraf van twee oud-rexisten in levenslange hechtenis omgezet. Ook de Koude Oorlog beïnvloedde de repressie. De communisten waren namelijk een sterke drijvende kracht achter de repressiepolitiek en dus zorgden de toenemende Oost-West-problemen voor een tempering.[168]
4.2. Tempering en politieke factoren
Politiek was er geen eensgezindheid over hoe de repressie moest aangepakt worden. De katholieken waren vooral te vinden voor een snelle en rechtvaardige aanpak, de socialisten, liberalen en communisten zagen meer heil in een snelle en strenge aanpak.[169]
En ook allerlei andere factoren hadden een invloed. Zo werden voor economische collaboratie veel minder zware straffen uitgesproken dan voor politieke collaboratie. De regering stuurde hier zelfs op aan. Het feit dat veel personen die verdacht werden van economische collaboratie, nodig waren bij de heropbouw van het land is daar natuurlijk niet vreemd aan. Ook speelde het feit dat het meestal om invloedrijke personen ging, een rol. Daar kwam nog bij dat de collaboratie van bedrijven kon gezien worden als een "politiek van het minste kwaad" : door aan de vijand te leveren konden ze er onder andere voor zorgen dat de werkgelegenheid gewaarborgd bleef. Ook werden kleine collaborateurs veel strenger bestraft dan grote.[170]
Ook heel belangrijk is de link tussen de repressie en de Vlaamse Beweging. Aangezien een deel van de Vlaamse Beweging zich gecompromitteerd had door te collaboreren, werd die ook zwaar getroffen door de repressie. Dit gebeurde zowel direct als indirect. Direct, aangezien een deel van de aanhang veroordeeld werd en indirect omdat de Vlaamse Beweging gediscrediteerd werd, er kwam een soort smet op te liggen. Vlaamsgezindheid (of zelfs Vlaams zijn) werd in bepaalde (linkse Franstalige) kringen onmiddellijk geassocieerd met collaboratie.[171]
Die negatieve houding van bepaalde, vooral Waalse, kringen werd ingegeven door de andere aard van de collaboratie in Franstalig België. Daar was de collaboratie veel minder politiek van aard en veel brutaler, daarom was er ook veel minder begrip voor.[172]
De repressie werd ook ingeschakeld in de koningskwestie. De tegenstanders van de koning beschreven Leopold wel eens als de grootste collaborateur van allemaal en gebruikten dat argument dan ook tegen zijn terugkeer. Daar tegenover zagen veel aanhangers van Leopold zijn rehabilitatie als een mogelijkheid om meer begrip te doen ontstaan voor de collaborateurs.[173]
Tenslotte moet nog gezegd worden dat de repressie natuurlijk niet zonder gevolgen was. In de collaborerende milieus ontstond een soort rancune over de manier waarop de samenleving hen behandeld had. De vrijgelaten collaborateurs geraakten ook nogal geïsoleerd en begaven zich altijd in hetzelfde wereldje, zodat netwerken en verenigingen ontstonden.[174]
5. Vlaamse en Waalse Beweging
5.1. ALGEMEEN
Op 20 november 1945 vond een Waals Nationaal Congres plaats. Daar circuleerden ideeën zoals een federaal België, een onafhankelijk Wallonië, een aanhechting van Wallonië bij Frankrijk, … Belangrijke Waalse politici waren op dat congres aanwezig. In 1950 nam het Waals Nationaal Congres radicale standpunten in tegen Leopold III, en werd er onder andere opgeroepen zich niet te laten doen door het klerikale Vlaanderen. De Koningskwestie werkte de communautaire tegenstellingen dus duidelijk in de hand.[175]
De Vlaamse Beweging had, zoals al net vermeld, serieuze last van de repressie. Ze kwam zeer verzwakt uit de oorlog, en was zowel politiek als moraal in diskrediet geraakt. De Franstaligen grepen de gelegenheid zelfs aan om een extra anti-Vlaamse houding aan te nemen, met als excuus dat Vlaams-nationalisme gelijk stond met collaboratie. De Vlaamse Beweging sleepte die oorlogslast zeker mee tot het begin van de jaren 1950. Tot een hergroepering van de Vlaams-nationale krachten kwam het in eerste instantie dan ook niet.
De toepassing van de taalwetgeving zorgde voor een extra probleem. De Vlamingen vonden dat die wetgeving op een onbevredigende manier toegepast werd. Kwam daarbij nog de talentelling van 1947, die het verfransingsproces rond Brussel en de rest van de taalgrens duidelijk maakte. Dat (het officieel tweetalige) Brussel altijd maar verder verfranste, was gebonden aan het feit dat het Frans gezien werd als een middel voor sociale promotie. Het Nederlands werd geassocieerd met lagere sociale klassen.[176]
5.2. De IJzertoren
In 1945 en 1946 werden twee aanslagen gepleegd op de IJzertoren, een monument met een zeer grote Vlaamse symbolische waarde. De oorsprong van de toren gaat terug tot de Eerste Wereldoorlog, wanneer Vlaamse intellectuelen zich in de Frontbeweging organiseerden. Bedoeling was te protesteren tegen de mistoestanden in het Belgisch leger, waar Vlaamse soldaten onder bevel stonden van Franstalige officieren. Vanaf 1920 kwamen er bijeenkomsten aan de graven van Vlaamse soldaten, die versierd werden met "heldenhuldezerken". Toen deze in 1925 vernield werden, ontstond uit protest het idee om een groots monument op te richten "als symbool van het lichamelijke en morele lijden van de Vlaamse IJzersoldaten en tevens als getuigenis van hun ideaal, uitgedrukt in de leuze AVV-VVK."[177] Het IJzerbedevaartcomité zorgde voor de inzameling van geld en voor de aankoop van grond in Diksmuide, zodat in 1928 kon gestart worden met de bouw van de toren. In oktober 1929 werd hij afgewerkt en in 1930 ingewijd.[178]
In de beginperiode hadden de bedevaarten vooral tot bedoeling de gesneuvelde soldaten te herdenken en waren ze niet antibelgicistisch. Daar kwam echter verandering in : in de jaren 1930 gingen de jaarlijkse bedevaarten meer en meer gebruikt worden om Vlaamse eisen te formuleren en evolueerde het hele gebeuren meer en meer in Vlaams-nationalistische en VNV-richting. De Tweede Wereldoorlog zette deze beweging voort : de bedevaarten raakten meer en meer bij de collaboratie betrokken. Dit gaf na de oorlog natuurlijk aanleiding tot problemen. Daar kwam nog bij dat bijna alle leden van het IJzerbedevaartcomité veroordeeld werden voor collaboratie.[179]
De IJzertoren kreeg dus een zeer negatieve connotatie. Willy Moons schrijft : "Aan de vooravond van de eerste dynamitering van de IJzertoren (…) was de IJzertoren voor de Vlamingen een toren van Babel geworden en voor de belgicisten een symbool van collaboratie en schande. (…) In de eerste dagen van de repressie waren alle "zwarten" opgepakt, was Vlaams taboe en werd katholiek met Vlaams en collaboratie vereenzelvigd."[180]
Het kwam inderdaad tot een dynamitering. In de nacht van 15 op 16 juni 1945 werd een explosieve lading in de toren tot ontploffing gebracht, met als resultaat een gat van tien op twee meter. De toren stond er dus nog. Het gerechtelijk onderzoek leverde niets op en niemand reageerde : de politiek niet, het gerecht niet en de pers niet. Wel werd gedacht dat verzetskringen wel eens achter de aanslag konden zitten, aangezien deze gedreigd hadden de toren op te blazen.[181]
Tweede keer, goede keer … op zaterdag 16 maart 1946 werd een nieuwe aanslag gepleegd die de toren bijna volledig vernielde. Er kwam een onderzoek en deze keer bleven de reacties niet uit. Er kwam een quasi unanieme veroordeling van de aanslag vanuit de pers, allerlei verenigingen en verantwoordelijken en het parlement, waar alle partijen de aanslag afkeurden.[182]
Het gerechtelijk onderzoek leidde tot de arrestatie van een aantal verdachten. Maar er bleek vanalles mis te lopen : getuigen bleven zwijgen, magistraten werkten elkaar tegen, het onderzoek werd stilgelegd en heropend en de onderzoeksrechter trok zich uit het onderzoek terug. In juni 1951 werden de twaalf verdachten buiten vervolging gesteld.[183]
De aanslag betekende echter zeker niet het einde van de IJzerbedevaarten. In augustus 1948 werd de eerste naoorlogse bedevaart georganiseerd. De bedevaart zelf verliep zonder problemen, maar drie dagen ervoor werd het huis van professor Fransen, voorzitter van het IJzerbedevaartcomité, zwaar beschadigd door een bom. Weer leverde het onderzoek niets op.[184]
De gearresteerde verdachten behoorden allemaal tot de socialistische en liberale partij in Diksmuide, en sommigen van hen zetelden zelfs in de gemeenteraad. Verder werden onder andere Emiel Samyn, ex-bevelhebber van de ontmijningsdienst, en zijn zoon Robert, ook actief als ontmijner, verdacht.[185]
De toren was vernield, er moest dus een nieuwe komen. Maar daarvoor was geld nodig. Op 19 augustus 1950 verklaarde de CVP-regering dat "ruime toelagen zullen verleend worden voor het herstel van het IJzermonument." Door die regeringssubsidie[186] en door ingezamelde giften kon in augustus 1952 gestart worden met de bouw van de nieuwe IJzertoren, die ingewijd werd op 22 augustus 1965.[187]
Hoewel ondertussen gebleken is dat Dovo-militairen de toren opgeblazen hebben in opdracht van één of meerdere officieren, is de zaak officieel nooit opgehelderd. Wel werden bepaalde politici ervan verdacht van de zaak op de hoogte te zijn.[188]
6. Sociaal-economisch
6.1. DE NAOORLOG : HEROPBOUW, PRIJZEN EN LONEN
Na het einde van de oorlog werd het land met allerlei economische problemen geconfronteerd. De oorlog had de economie duidelijk geen goed gedaan : België had sterk geleden onder de oorlog en de Duitsers hadden het land leeggehaald. Maar toch waren er positieve punten te bespeuren : door het feit dat België redelijk snel bevrijd werd, werd er door de terugtrekkende Duitse troepen minder schade aangericht. Een deel van de industriële infrastructuur was bewaard en de haven van Antwerpen was ongeveer intact. Dit zorgde ervoor dat de industriële productie redelijk snel kon hervatten en dat tegen 1948 het productie- en welvaartspeil van 1939 hersteld was. Wat hierbij ook een belangrijke rol speelde, is het feit dat België door de levering van Kongolese grondstoffen aan de geallieerden over buitenlandse deviezen beschikte, zodat voedingsmiddelen en grondstoffen konden aangekocht worden.[189]
Een groot probleem was dat er door de oorlog een situatie ontstaan was van ongelooflijk hoge prijzen en totaal onaangepaste lonen. Deze situatie was tijdens de bezetting voor het grootste deel van de bevolking onhoudbaar, en dus wilde de regering na de bevrijding de situatie zo snel mogelijk rechttrekken : er moest zowel een prijsdaling als een loonsverhoging komen.[190]
In september 1944 werden de lonen aangepast. Er moest echter voorzichtig te werk gegaan worden om te vermijden dat een te sterke loonstijging de prijsdaling zou hinderen. Uiteindelijk stond de Nationale Arbeidsconferentie een stijging van 40 % toe ten opzichte van 1940. Daardoor kregen de gezinnen ruimte om andere producten dan voeding aan te kopen, zoals bijvoorbeeld kleding. Maar door de grote vraag die zo ontstond, werd de prijsdaling toch gehinderd.[191]
Om inflatie te voorkomen ging de regering dan weer over tot een muntsanering. Deze ingreep, die bekend geworden is als de Gutt-operatie[192], had als hoofddoel de geldomloop drastisch te beperken. De geldvoorraad was namelijk tijdens de oorlog veel te groot geworden en totaal niet meer in evenwicht met het mogelijke aanbod van goederen en diensten. Iedereen mocht een beperkt aantal[193] oude bankbiljetten omwisselen, de rest werd op rekeningen[194] geblokkeerd. Deze operatie was op lange termijn nodig, maar was bij de bevolking natuurlijk niet al te populair. Mensen spraken over "Gutt, die ons geld heeft afgepakt."[195]
6.2. De sociale zekerheid, de normale prijzen, de "kolenslag" en de belastingen
In december 1944 bracht Achille Van Acker als Minister van Arbeid en Sociale Voorzieningen de Sociale Zekerheid tot stand. De gesprekken, die al tijdens de oorlog tussen arbeiders- en patroonsorganisaties gestart waren, vonden nu hun weerslag in het zogenaamde "Sociaal Pact". Vanaf nu werd een systeem van pensioenen, kinderbijslag, uitkeringen bij ziekte, invaliditeit, werkloosheid en betaald verlof uitgewerkt. In het verlengde daarvan kwam de oprichting van de paritaire commissies en ondernemingsraden.[196]
De resultaten van de controlepolitiek op de prijzen en de lonen, die de regering probeerde te voeren, bleven beperkt door een gebrek aan middelen. Tot minstens 1945 kon er maar weinig gedaan worden aan de zwarte markt. De blijvende economische problemen zouden in februari 1945 trouwens ook voor de val van de regering Pierlot zorgen.
De daaropvolgende regering Van Acker pakte het anders aan. Een groot deel van het tijdelijk geblokkeerde "Gutt-geld" werd vrijgegeven, en de regering probeerde de verkoopprijzen te controleren. Voor bepaalde vitale producten werden maximumprijzen vastgesteld, voor andere producten "normale prijzen"[197]. Om de landbouw- en kleinhandelprijzen te drukken, werd ook overgegaan tot subsidiëring.[198] Wat de normale prijzen betreft : zoals we verder nog zullen zien, werd in het najaar van 1947 een campagne in de pers opgezet om de mensen voor deze materie te sensibiliseren. Een daarbij vaak gebruikte slogan was "laat u niet beetnemen."
Geleidelijk aan probeerden de regeringen de overheidsbemoeienis in de prijsbepaling terug te schroeven. De rantsoenering werd voor bijna alle levensmiddelen in december 1947 opgeheven. Ook werd de vrije markt in de handel zoveel mogelijk hersteld en werden de maximumprijzen geleidelijk vervangen door normale prijzen. Daarnaast werden ook de subsidies geleidelijk aan afgebouwd.[199]
Dit zorgde echter voor een stijging van de levensduurte. De regering besliste daarop aan gezinnen met een beperkt inkomen te helpen door hen vanaf juli 1947 compensatievergoedingen toe te kennen. Deze vergoedingen werden verleend in de vorm van bons, en kregen onder de bevolking de bijnaam "compassiebons".[200]
Achille Van Acker zette zich als premier sterk in voor het terug op peil brengen van de steenkoolproductie. Dit was belangrijk om de industriële productie verder te stimuleren. Deze zogenaamde "kolenslag" leverde hem zelfs de bijnaam "Achille Charbon" op.[201]
Om iets aan de oorlogsschade te doen, was er natuurlijk ook geld nodig. En geld moet van ergens komen, dus voerde het parlement in oktober 1945 een aantal nieuwe belastingen in : 5 % op het kapitaalbezit en tot 95 % op de oorlogswinsten.[202]
6.3. Huisvesting
Ook op sociaal vlak waren er maatregelen nodig. Door de vernielingen tijdens de oorlog waren heel wat gebouwen vernietigd, zodat er een woningentekort ontstond. In verband hiermee kwamen twee wetten tot stand. Door de "fundamentele wet tot beperking van de oorlogsschade" werden kleine bezitters volledig vergoed voor de opgelopen schade. Bij grotere bezitters werd een gedeeltelijke vergoeding gecombineerd met leningen aan gunstige voorwaarden. Op 29 mei 1948 kwam dan de fameuze "Wet De Taeye" tot stand. Deze moest de bouw van nieuwe goedkope gezinswoningen stimuleren. Premies werden toegekend aan de mensen die een goedkope woning voor eigen gebruik lieten bouwen. Deze wet stimuleerde sterk de particuliere woningbouw en heeft dan ook bijgedragen tot het oplossen van het woningtekort.[203]
6.4. Economische teruggang en devaluatie van de Belgische frank
Na de verkiezingen van 26 juni 1949, waarbij de liberalen een belastingsverlaging met 25 % beloofden, werd een CVP-liberale regering samengesteld. De CVP had de absolute meerderheid waar ze op rekende net niet gehaald en dus moest ze samen met de liberalen regeren. De economische situatie werd in die periode minder rooskleurig. Er was een algemene teruggang van de wereldconjunctuur en de werkloosheid steeg, vooral in Vlaanderen. Het probleem werd efficiënt aangepakt door een politiek van openbare werken.
Een ander probleem was dat België door de heropbouw van andere landen mogelijkheden verloor om naar deze landen uit te voeren. In de eerste jaren na de oorlog had de Belgische uitvoer gezorgd voor het binnenstromen van dollars, die dan konden aangewend worden voor aankopen in de VS.
Daarbij kwam nog dat Europa sinds 1947 kampte met een systematische overwaardering van de munten. Op 21 september 1949 werd het Britse pond gedevalueerd met 30,5 %. En het Engelse voorbeeld werd door andere landen gevolgd : Nederland, Frankrijk, Duitsland en de Scandinavische landen devalueerden hun munten met 22 tot 30,5 %. In België werd eerst afwachtend gereageerd, maar uiteindelijk besliste de regering toch een devaluatie met 12,34 % door te voeren. Dit gebeurde op 21 september 1949. Heftige reacties van de socialistische oppositie bleven natuurlijk niet uit, maar de devaluatie heeft wel degelijk een positief effect gehad op de economie.[204]
Ook het uitbreken van de oorlog in Korea zorgde voor een herleving van de economie als gevolg van een stijgende vraag naar goederen.[205]
7. Dagelijks leven
EEN KORT FRAGMENT UIT "HET NIEUWS VAN DE XXE EEUW" : "DE TOESTAND WAARIN HET LAND ZICH BEVINDT IS VEEL BEROERDER DAN DE GEVLUCHTE REGERING IN LONDEN ZICH HEEFT VOORGESTELD. (…) OOK HET WEGTRANSPORT IS ZO GOED ALS TOTAAL VERLAMD, WANT DE WEGEN LIGGEN ER VERHAKKELD BIJ. BOVENDIEN IS HET WAGENPARK TOT NUL HERLEID EN DE BENZINE STAAT OP DE BON. MAAR DE GROOTSTE HANDICAP BIJ HET OPSTARTEN VAN DE ECONOMIE IS HET GEBREK AAN STEENKOOL. MET DE VOEDSELVOORZIENING IS HET OOK AL TRAGISCH GESTELD."[206]
Die problemen met de voedselvoorziening zorgden ervoor dat producten zoals brood, vlees en boter aan beperkingen onderhevig waren. Tot de situatie herstelde, moesten de mensen zich tevreden stellen met "haring, aardappelen, fruit, groenten en margarine". Toen het herstel van de economie er dan kwam, werden de budgetten van de gezinnen groter : er kon dus meer geld besteed worden aan kleding en verzorging.[207]
Een ander kenmerk van de naoorlogse periode was de "amerikanisering" van de Belgische maatschappij : Amerikaans voedsel, Amerikaanse drank (Coca-Cola), Amerikaanse films, Amerikaanse nylonkousen … vonden de weg naar ons land. De katholieke wereld stond niet zo positief ten opzichte van die evolutie. De katholieke pers stelde die "veramerikanisering" van de maatschappij zelfs gelijk met "zedenverwildering", "materialisme" en "verlies van de nationale (katholieke) identiteit." [208]
En tot slot nog even vermelden dat er in Brussel volop gewerkt werd aan de Noord-Zuidverbinding.[209]
8. België en de buitenlandse politiek
8.1. INTERNATIONALE SAMENWERKING
Tijdens de Tweede Wereldoorlog stelde de Londense regering zich aan de zijde van de geallieerden op, en dit in tegenstelling tot de houding van koning Leopold. In 1942 ondertekende de Belgische regering in ballingschap de "Verklaring van de Verenigde Naties" waarbij de 25 ondertekenende landen er zich toe verbonden om geen afzonderlijk vredesverdrag met Duitsland te sluiten. Ook werkten de Belgische regeringskringen in Londen aan plannen voor de naoorlogse organisatie : onder andere de plannen voor de Benelux-organisatie kwamen daar tot stand. Ook in België zelf bogen verschillende studiegroepen zich over de mogelijke naoorlogse organisatie. Het besef groeide dat na de oorlog samenwerking tussen staten in internationale organisaties nodig werd.[210]
Na de Tweede Wereldoorlog kwam België in een hele hoop internationale organisaties terecht. Aangezien Leopold, die voor de oorlog een grote rol speelde in het internationaal beleid, opzijgeschoven was en Prins Karel, de regent, zich veel minder dan zijn broer met buitenlands beleid bemoeide, hadden de ministers ongeveer vrij spel. Vooral de socialist Paul Henri Spaak toonde zich een zeer dynamieke Minister van Buitenlandse Zaken. In 1949 werd hij opgevolgd door de katholiek Paul Van Zeeland.[211]
Paul Henri Spaak had een duidelijke visie voor de organisatie van de naoorlogse wereld. Die organisatie moest volgens hem bestaan uit drie niveaus. Op het laagste niveau zou men regionale organisaties vinden, zoals de Benelux. Deze regionale organisaties moesten volgens hem steunen op een economische basis. Op het middelste niveau zag hij een iets bredere samenwerking, bijvoorbeeld op het vlak van Europa. Op het hoogste niveau zou men dan een "wereldorganisatie" vinden die de twee andere niveaus zou domineren.[212]
8.2. De Benelux
De Benelux gaat terug tot plannen die de Belgische en Nederlandse regeringen tijdens hun ballingschap in Londen bespraken. Vanaf 1941 kwamen contacten tot stand om de mogelijkheid van een douane-unie tussen de twee landen te bespreken. Daarop kwamen in 1943 een monetair akkoord en in 1944 een douane-akkoord tot stand tussen België, Nederland en Luxemburg. Door problemen werd de uitvoering van het douane-akkoord echter uitgesteld tot 1 januari 1948. De economieën van Nederland en België verschilden nogal sterk, zodat de integratie met veel moeilijkheden gepaard ging. In januari 1946 kwam er wel een Belgisch-Nederlands cultureel akkoord tot stand. Misschien was de idee van de akkoorden wel belangrijker dan de praktische uitvoering ervan. Ze waren een uitdrukking van de wil van de deelnemende landen om na de oorlog nauwer samen te werken, en vormden dus een signaal naar de rest van de wereld. Naast economische samenwerking, was het namelijk ook de bedoeling om op cultureel en politiek vlak nauwer te gaan samenwerken.[213]
8.3. De Verenigde Naties & Bretton Woods
De Verenigde Naties moesten een opvolger worden voor de vooroorlogse Volkenbond. Het doel van de organisatie was de handhaving van de internationale vrede, door overleg tussen de verschillende landen. Tijdens de Conferentie van San Francisco (april-juni 1945) werd het "Charter van de Verenigde Naties" opgesteld, dat door 51 landen, waaronder België op 26 juni 1945 ondertekend werd. Eind december van dat jaar werd België definitief lid, na goedkeuring door het parlement. België zou in de beginfase zelfs een grote rol spelen, aangezien Paul Henri Spaak in januari 1946 aangeduid werd als eerste voorzitter van de Algemene Vergadering.
Tijdens de Conferentie van Bretton Woods (juli 1944) werd dan weer de basis gelegd voor twee belangrijke financiële internationale organen : het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank, die in 1947 erkend werden als gespecialiseerde instellingen van de VN.[214]
8.4. Het Marshallplan en de blokvorming
Op 5 juli 1947 stelde de Amerikaanse staatssecretaris van Buitenlandse Zaken George Marshall een hulpprogramma aan Europa voor, dat bekend zou worden onder de naam Marshallplan. Om deze hulp te verdelen werd in april 1948 de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES) opgericht, waarbij zestien landen, waaronder België, zich aansloten. België kreeg echter maar een klein deel van de Marshallgelden, aangezien de industriële installaties grotendeels onbeschadigd uit de oorlog gekomen waren. Dit zorgde later natuurlijk voor een achterstand tegenover andere landen, die wel meer hulp gekregen hadden en hun industrie ermee vernieuwd hadden.
De Verenigde Staten wilden met dit plan de economische heropbouw van Europa stimuleren en er zo voor zorgen dat de Europese landen weer belangrijke handelspartners van de VS zouden worden. Maar het plan zorgde ook voor een verdere verdeling van de wereld in twee kampen. Op dat ogenblijk was al een zekere blokvorming vast te stellen, door het Marshallplan werd dit alleen maar versterkt : Oost-Europese landen kregen een verbod van Moskou om zich bij het plan aan te sluiten, en voor de West-Europese landen die zich wel aansloten betekende het een definitieve opname in het Westers Blok onder leiding van de Verenigde Staten.[215]
Op die manier kwamen in West-Europa ook de communisten in grote moeilijkheden. Ze organiseerden trouwens vanaf begin 1948 zowel in België als in andere landen, stakingen tegen het Marshallplan.[216]
Het Marshallplan paste ook perfect in de zogenaamde Trumandoctrine. In maart 1947 kondigde de Amerikaanse president Harry Truman aan dat de VS hulp zouden bieden aan alle vrije volkeren, "tegen onderwerpingspogingen door gewapende minderheden of door druk van buitenaf." Er moest dus ten allen prijze vermeden worden dat West-Europa in de invloedsfeer van communistisch Rusland zou komen.[217]
8.5. Pact van Brussel, Westerse Unie en Navo
Aangezien de internationale toestand nogal gespannen was en de neiging had te verslechteren, ging men over tot het sluiten van alliantieverdragen. De Benelux, Frankrijk en Groot-Brittannië zetten een eerste stap op 17 maart 1948, met het afsluiten van het Pact van Brussel. Dit Pact zorgde voor de oprichting van de Westerse Unie. Naast een militaire samenwerking, engageerden de landen zich ook voor een militaire, economische, sociale en culturele samenwerking. Spaak beschouwde deze samenwerking duidelijk als een verdere stap in de Europese samenwerking, na de Benelux en de OEES.
Vrij snel begonnen de vijf landen te onderhandelen met de VS en Canada over de uitbreiding van het Pact. Op 4 april 1949 werd het Noord-Atlantisch Pact in Washington ondertekend door 12 landen : de Verenigde Staten, Canada, België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië, Denemarken, Noorwegen, Portugal en IJsland. Het lot van Europa kwam zo in Amerikaanse handen terecht.[218]
8.6. De Raad van Europa en de EGKS
Ook aan de Europese integratie werd gewerkt. Op 28 januari 1949 werd de Raad van Europa opgericht door de Conferentie van de Ministers van Buitenlandse Zaken van de vijf landen van het Pact van Brussel. En in mei 1950 stelde de Fransman Robert Schuman zijn plan voor om de Franse en Duitse productie van kolen en staal voortaan onder één supranationale autoriteit te stellen, waarbij ook andere Europese landen zouden kunnen aansluiten.[219]
In België zorgde dit voorstel aanvankelijk niet voor al te veel belangstelling, het land was te erg in de ban van de koningskwestie. Ook was de politieke wereld erg verdeeld over het plan. In april 1951 zouden zes landen, waaronder België, het EGKS-verdrag goedkeuren.[220]
8.7. De Verenigde Staten, Congo en het uranium
België beschikte via de Congolese kolonie over een uraniumvoorraad, waar de VS nogal op uit waren. Vanaf september 1942 leverde de "Union Minière du Haut Katanga" uranium aan de Amerikanen, waardoor deze hun atoomwapens konden ontwikkelen. De VS wilden echter een optie op de volledige voorraad Congolees uranium. Onderhandelingen met de VS en Groot-Brittannië leidden op 6 september 1944 tot een compromis met de Belgische regering, waarbij tot februari 1956 aan de twee landen een monopolie toegestaan werd op het uranium uit de Union Minière-mijn van Shinkolobwe. Voor de VS was dit van zeer groot belang : het grootste deel van het uranium waaruit ze hun kernarsenaal opbouwden, haalden ze uit Congo.[221]
De VS waren overgegaan tot het vervaardigen van atoomwapens omdat ze vreesden dat ook Duitsland die beslissing genomen had. En natuurlijk duurde het niet lang voor de Sovjetunie van de plannen op de hoogte was. In 1943 beslisten de Russen om ook met een dergelijk project te starten. Dit zorgde onder andere voor gespannen relaties met België, ondanks de pogingen van Spaak om een verzoenende houding tov de SU aan te nemen.[222]
8.8. België en de Sovjetunie
Na de Tweede Wereldoorlog had Spaak de neiging om een pro-Britse houding aan te nemen. Maar hij wilde ook goede relaties met Rusland onderhouden, en stelde dan ook voor om te onderhandelen over een Belgisch-Sovjet-vriendschapsverdrag. Deze verzoenende houding werd mee bepaald door de aanwezigheid van communisten in de Belgische regering. De toenaderingspogingen liepen echter op niets uit, onder meer door de Belgische uraniumleveringen aan de VS. Door de Russische houding tov het Marshallplan veranderde de Belgische houding en werd Rusland een potentiële vijand.[223]
8.9. De invloed van het buitenland op België
Aangezien België opgenomen werd in het Westers blok, was vooral de invloed van de machtige Westerse mogendheden van belang. Groot-Brittannië oefende een vrij grote invloed uit in de periode 1944-1947, en daar waren de Belgische regeringen vrij tevreden mee.
Maar nog groter was natuurlijk de invloed van de Verenigde Staten. En ook hier is de figuur Spaak van groot belang. De Amerikanen beschouwden Spaak als "de voornaamste Belgische staatsman" en stelden hun vertrouwen in de man. De Verenigde Staten waren voorstander van West-Europese economische samenwerking en probeerden hun cultuur in Europa, en dus ook in België te verspreiden : "Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken geloofde dat de beste manier om het communisme te bestrijden het verspreiden van de "American way of life" was. Vanaf 1948 deed de ambassade dan ook een zeer grote inspanning om de Amerikaanse cultuur te verspreiden. Beurzen werden ter beschikking gesteld om zoveel mogelijk Belgische studenten in de VS te laten studeren. Amerikaanse films en muziek werden gepromoot. Veelbelovende jonge politici kregen een lang verblijf in de VS aangeboden. Op die manier werd getracht een levenslange vertrouwensrelatie met de Verenigde Staten en haar ambassade op te bouwen."[224] In de Koningskwestie probeerden ze zich neutraal op te stellen, maar toch werd er vanuit Washington gedacht dat Leopold zich het best kon terugtrekken.[225]
8.10. De KPB en de Koude Oorlog
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de Communistische Partij in België een "nationale patriottische partij en verzetsorganisatie"[226]. In het verzet werkten de communisten samen met andere ideologische groepen. Zoals al gezegd is, werd de KPB door haar rol in het verzet en door de oorlogsinspanningen van de Sovjetunie zeer populair na de oorlog. Het ledenaantal kende een explosieve groei en de partij trad toe tot de regeringen van nationale eenheid van Pierlot en Van Acker. De verkiezingen van 1946 waren een relatief succes, met als gevolg een nieuwe regeringsdeelname in de linkse regeringen van Van Acker en Huysmans.
De KPB stelde zich in deze periode op als "een onafhankelijke partij die in een breed democratisch front moest voortstrijden tegen nazi-Duitsland en zijn vijfde colonne in eigen land."[227] Deze vijfde colonne werd wel zeer breed geïnterpreteerd : ook de trusts, monopolies en het grootkapitaal behoorden daartoe.
Een eerste botsing in de regering kwam er in november 1944, toen de communisten de opstapten uit onvrede met de gang van zaken in verband met de ontwapening van het verzet. Maar ze keerden na enkele maanden terug. De definitieve breuk met regeringsdeelname zou er pas komen op 12 maart 1947, wanneer de KPB de regering verliet, officieel omdat ze niet akkoord ging met de gevoerde steenkoolprijzenpolitiek. Maar ook het begin van de Koude Oorlog was hieraan zeker niet vreemd.
Hoewel de Komintern in 1943 door Stalin ontbonden was om de relaties met de geallieerden te verbeteren, bleef er toch een controle vanuit Moskou op de communistische partijen in Europa bestaan. In september 1947 werd dan de Kominform opgericht, die als doel had informatie en ervaringen tussen de communistische partijen uit te wisselen en hun activiteiten te coördineren. Het achterliggende doel vanuit Moskou was duidelijk de politiek van de Europese communistische partijen afstemmen op Moskou. De partijen moesten geradicaliseerd worden en moesten optreden tegen de blokvorming in hun eigen land.
De KPB volgde deze richtlijnen en toonde zich een grote voorstander van de onafhankelijkheid. Ze wilde dan ook de inlijving in het Westers blok vermijden. De partij zag dat als vijandig ten opzichte van de Sovjetunie en de vrede en wilde veel liever samenwerken met de Russen dan met Westerse landen. De KPB ging dan ook actie voeren tegen allerlei uitingen van de Westerse blokvorming, die ze zag als een onderwerping aan het Amerikaans imperialisme : Marshallplan, Pact van Brussel, Navo, … Ze hadden duidelijk een visie die tegengesteld was aan die van de Amerikanen : ze zagen de Sovjetunie als de leider van het vredeskamp tegen de "westerse agressor".
De Koude Oorlog zorgde ervoor dat de KPB verder aan invloed verloor. En politieke tegenstanders speelden hierop in. Vanaf eind 1946 gingen andere partijen zich van de communisten distantiëren en probeerden ze hen in een slecht daglicht te stellen. Zo verweet onder andere de socialistische pers hen dat ze de belangen van de Sovjetunie dienden. Een CVP-blad noemde de communistische ministers zelfs agenten in dienst van het buitenland. Hans Depraetere en Jenny Dierickx spreken in hun boek zelfs van "grootse provocatie- en desinformatiecampagnes" in de katholieke en socialistische pers, "opgevoerd om een wig te drijven tussen de bevolking en de KPB".[228] Ook door campagnes die de Sovjetunie in een slecht daglicht stelden, werd de KPB indirect getroffen.
Al deze factoren zorgden voor een halvering van het aantal communistische kamerzetels bij de verkiezingen van 1949, een aantal dat in 1950 nog verder zou dalen.[229] Een opstoot van populariteit in de antileopoldistische campagne en bij de moord op partijvoorzitter Julien Lahaut kon het tij niet doen keren.[230]
II. Nederland
De naoorlogse situatie was is Nederland veel dramatischer dan in België. Economisch was het land veel zwaarder getroffen, zodat een strak economisch beleid nodig was. En daarbij kwamen nog de problemen met de Indonesische kolonie en tewerkstellings- en huisvestingsproblemen door de groeiende bevolking.
Economisch was een dirigistische politiek van soberheid nodig om het land er terug bovenop te helpen. Gebrek aan deviezen en problemen met de betalingsbalans waren ook eigen aan Nederland. Vandaar dat de Marshallhulp, veel meer dan in België, voor het land een zeer belangrijk middel was om de economie op gang te houden.
Op politiek vlak probeerde men met de oprichting van de Nederlandse volksbeweging een progressieve volkspartij in het leven te roepen, maar het bleef bij een beweging. De vooroorlogse partijen namen dan maar weer hun posities in, al dan niet in vernieuwde vorm. Bij de verkiezingen van 1946 haalde de Katholieke Volkspartij 31 % van de stemmen, de Partij van de Arbeid iets meer dan 28 %. De antirevolutionairen haalden bijna 13 % en de liberalen van de Partij van de Vrijheid 6,4 %. Vanaf juli 1946 werd Nederland bestuurd door rooms-rode bewindsploegen, die vanaf 1948 aangevuld werden met andere partijen.
De communistische Partij (CPN) had zich bij de bevrijding opgeheven in de hoop te kunnen deelnemen aan een progressieve volkspartij. Maar toen dat niet mogelijk bleek, werd ze al in juli 1945 terug opgericht en kon ze profiteren van de naoorlogse populariteit van het communisme. Zoals in België bestond er namelijk een "algemeen gevoel van dankbaarheid" ten opzichte van de Sovjetunie voor haar rol in de oorlog, en zoals in België hadden de communisten een belangrijke rol gespeeld in het verzet.
Ondanks een groot succes bij de verkiezingen van 1946 (ze haalden toen 10,6 % van de stemmen) kregen de communisten geen enkele kans om deel te nemen aan het beleid. Hun populariteit zou dan ook gaan afnemen, ook weer beïnvloed door de gebeurtenissen in de Sovjetunie en de Koude Oorlog. De KPN koos in Koude Oorlog-gebeurtenissen de kant van de Sovjetunie en distantieerde zich van het publiek door afwijkende standpunten in te nemen. "In februari 1948 demonstreerden veel Nederlanders met ongekende verontrusting tegen de gebeurtenissen in Tsjechoslowakije en tegen het communisme.", schrijft E.H. Kossmann.
Ook Nederland werd geconfronteerd met een wissel op de troon. Op 6 september 1948 abdiceerde Koningin Wilhelmina ten voordele van haar dochter Juliana.
De repressie verliep in Nederland rustiger dan in België. 66.000 mensen werden door de Bijzondere Gerechtshoven veroordeeld en duizenden anderen werden voor korte of lange tijd uit hun beroep weggezuiverd.
En tenslotte moet nog het geval Indonesië vermeld worden. Tijdens de oorlog werd deze Nederlandse kolonie door de Japanners bezet, en op 7 augustus 1945 riepen de Japanners de Indonesische onafhankelijkheid uit. In Nederland werden verschillende houdingen aangenomen, men wist blijkbaar niet goed hoe te reageren. In 1947 en 1948 zouden er zich interventies van Nederlandse troepen voordoen, maar uiteindelijk zou het land zich, onder druk van de VS en de VN neerleggen bij de onafhankelijkheid, die in augustus 1949 door een rondetafelconferentie in Den Haag geregeld werd.[231]
III. De Wereld
1. De Tweede Wereldoorlog
DE TWEEDE WERELDOORLOG WAS EEN DUIDELIJK GEVOLG VAN DE AGRESSIEVE POLITIEK VAN DUITSLAND EN HITLER. TERWIJL DE ANDERE LANDEN PROBEERDEN DE VREDE TE BEWAREN, STUURDE HIJ AAN OP EEN OORLOG. NAZI-DUITSLAND VERHEERLIJKTE DE OORLOG ZELFS. IN HET VOORJAAR VAN 1940 GING DUITSLAND DAN OOK OVER TOT DE AANVAL. OP ZEER KORTE TIJD WERDEN NOORWEGEN, DENEMARKEN, NEDERLAND, BELGIË EN FRANKRIJK OVERROMPELD. ALLEEN GROOT-BRITTANIË KON OP DAT MOMENT NOG WEERSTAND BIEDEN. HITLER HAD MET ZIJN OORLOG TWEE GROTE DOELSTELLINGEN : MEER LEEFRUIMTE VEROVEREN EN DE JODEN VERNIETIGEN.
Geleidelijk aan evolueerde de strijd tot een echte wereldoorlog. Italië stelde zich aan de zijde van Duitsland, de Sovjetunie profiteerde van de omstandigheden om delen van Oost-Europa te bezetten én in juni 1941 schond Hitler het Duits-Russisch niet-aanvalsverdrag door de Sovjetunie binnen te vallen. De Russen kwamen nu aan de zijde van de geallieerden te staan, en daardoor werd de strijd voor Duitsland extra moeilijk : er moest nu op twee fronten tegelijk gevochten worden
En alsof dat nog niet genoeg was, rolden ook de kolonies in de oorlog, viel Japan de Verenigde Staten aan door een bombardement op Pearl Harbour in december 1941 en verklaarde ook Hitler de oorlog aan de VS.[232]
In Europa zetten de geallieerden de strijd vooral voort door middel van bommenwerpers, maar spijtig genoeg hadden die aanvallen niet alleen weinig resultaat, ze waren ook bijzonder destructief en kostten vele burgerlevens. In mei 1944 gingen de geallieerden dan toch over tot de landing in Normandië, waarna Europa door geallieerde troepen bevrijd werd.
Duitland capituleerde uiteindelijk op 7 mei 1945. Meteen werden ook de Duitse oorlogsgruwelen veel duidelijker : uitroeiingskampen, medische experimenten op gevangenen, … Japan tot capitulatie dwingen was iets moeilijker. Daarvoor bleken twee Amerikaanse atoombommen op de steden Hiroshima en Nagasaki nodig, waarna de Japanners zich op 2 september 1945 overgaven.[233]
2. De Koude Oorlog
LODE WILS BESCHRIJFT DE TWEEDE WERELDOORLOG ALS "NIET ALLEEN EEN MACHTSSTRIJD TUSSEN NATIES, MAAR OOK TUSSEN IDEOLOGIEËN : FASCISME, DEMOCRATIE EN COMMUNISME".[234] HET FASCISME WAS DOOR DE OORLOG VERSLAGEN, MAAR TUSSEN DE DEMOCRATISCHE EN COMMUNISTISCHE OVERWINNAARS ZOUDEN ER AL SNEL PROBLEMEN RIJZEN. DE GEALLIEERDEN WAREN HET ONDERLING NAMELIJK NIET EENS OVER HOE DE WERELD ER NA DE OORLOG MOEST UITZIEN. DE VERENIGDE STATEN STELDEN DE VRIJHEID ONDER DE VORM VAN PARLEMENTAIRE DEMOCRATIE CENTRAAL, DE SOVJETUNIE GELIJKHEID ONDER DE VORM VAN HET COMMUNISTISCH SYSTEEM. EN NATUURLIJK WILDEN ZE BEIDEN ZOVEEL MOGELIJK LANDEN IN HUN INVLOEDSFEER.[235]
2.1. De conferenties en de verslechtering van de relaties
Nog tijdens de oorlog hadden al een reeks conferenties tussen de geallieerde mogendheden plaatsgevonden. In 1945 werd daaraan nog een verlengstuk gebreid, met de conferenties van Jalta en Potsdam. In Jalta (februari 1945) overlegden de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en de Sovjetunie onder andere over het scheppen van Duitse bezettingszones, Duitse herstelbetalingen, de oprichting van de Verenigde Naties en de inlijving van een deel van Polen door de Sovjetunie. Ook werd er overeengekomen dat in de bevrijde staten vrije verkiezingen zouden moeten plaatsvinden om democratische regeringen aan de macht te brengen.[236]
Tijdens de conferentie van Potsdam, gehouden in juli en augustus 1945 (dus na de Duitse capitulatie), werd al duidelijk dat het zeer moeilijk was de mogendheden op dezelfde lijn te krijgen. De onenigheid over het lot van Duitsland zorgde ervoor dat het land in verschillende bezettingszones verdeeld werd. Het wederzijds vertrouwen tussen de grootmachten bleek overigens ook al zoek.[237]
2.2. Blokken tekenen zich af
Snel na deze conferenties zou de sfeer danig verzieken. In de VS leefde het gevoel dat er met de Russen niet te onderhandelen viel, omdat ze enkel op expansie uitwaren. En dat gevoel zou versterkt worden door de berichten van George Kennan, werkzaam om de Amerikaanse ambassade in Moskou. Hij verspreidde begin 1946 het bericht dat men er in de SU van overtuigd was dat er met de VS niet te werken viel.[238]
Maarten Van Rossem schrijft hierover : "Ten behoeve van de veiligheid van de SU op lange termijn was het absoluut noodzakelijk dat de VS vernietigd werden. Kennan schreef dat het niet de minste zin had de Russen uit te leggen dat ze helemaal niet bedreigd werden. Hun angsten, waar ook hun agressie uit voortkwam, waren volkomen irrationeel."[239]
Ook was er een sterke Amerikaanse vrees dat de Russen de democratische staten zouden willen ondermijnen door middel van communistische partijen en organisaties. En die vrees was zeker niet onterecht : in Roemenië kwamen de communisten in februari-maart 1945 door druk vanuit Moskou aan de macht. Rond diezelfde periode deed zich in Polen hetzelfde voor : de niet-communistische leiders werden door Moskou uitgeschakeld en vervangen door communisten. Daarbij kwam nog dat het Rode Leger absoluut niet van plan was om uit de door haar bevrijde gebieden te vertrekken. De Baltische Staten, een deel van Polen en een deel van Oost-Pruisen werden gewoon bij de Sovjetunie ingelijfd.[240]
De Britse ex-premier Winston Churchill zorgde ervoor dat de Sovjetvrees het grote publiek bereikte. In maart 1946 hield hij een toespraak waarin hij waarschuwde voor het "IJzeren Gordijn" dat over Europa neergedaald was, nu een hele reeks Centraal- en Oost-Europese staten onderhevig waren aan controle vanuit Moskou.[241]
2.3. Trumandoctrine, Marshallplan en verdere Russische blokvorming
De reeds vermelde Trumandoctrine en Marshallplan werkten in 1947 de blokvorming verder in de hand. President Truman wou zich met de Verenigde Staten absoluut opwerpen als de verdediger van de vrije volkeren, en dus vond hij het nodig democratische regimes te beschermen tegen de communistische dreiging. De directe aanleiding hiervoor waren de burgeroorlog in Griekenland, waar de communisten de strijd dreigden te winnen, en de Turkse crisis.[242]
Het Marshallplan betekende het economisch verlengstuk van de Trumandoctrine, waardoor West-Europa nu formeel in de invloedsfeer van de Verenigde Staten opgenomen werd. Met de oprichting van de Navo kreeg de samenwerking ook een militair karakter.[243]
Stalin bleef ondertussen niet stilzitten. Oost-Europese staten kregen een verbod deel te nemen aan het Marshallplan en als reactie op het plan werd de Kominform opgericht, een internationaal communistisch partijorgaan dat moest zorgen voor coördinatie tussen de communisten in de verschillende Europese landen. En ondertussen werd er in Oost-Europa ook rustig doorgegaan met communistische machtsovernames. Daarvan zorgde de machtsgreep in Tsjechoslowakije voor de heftigste reacties in het Westen.[244]
2.4. Duitsland en Berlijn
Na de oorlog beslisten de mogendheden dus om Duitsland in bezettingszones te verdelen. De Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk en de Sovjetunie kregen elk een zone. Probleem was dat de hoofdstad Berlijn zich in de oostelijke Sovjetzone bevond. Er werd dan een regeling uitgewerkt waardoor ook Berlijn verdeeld werd, en het westen van Berlijn dus een Westerse enclave werd in Sovjetgebied.
In de lente van 1948 beslisten de Westerse mogendheden tot een samenwerking tussen hun bezettingszones. In het kader daarvan werd in die zones onder andere overgegaan tot een munthervorming, die door de Sovjetunie niet op prijs werd gesteld. Als represaillemaatregel besliste Stalin dan (officieel voor onderhoudsredenen) alle toegangswegen tot West-Berlijn te blokkeren. De Westerse mogendheden lieten het echter niet aan hun hart komen en organiseerden een luchtbrug om de noodzakelijke producten aan te voeren. 277.204 vluchten werden tijdens de duur van de blokkade, tussen 24 juni 1948 en 12 mei 1949, uitgevoerd.[245]
Na dit incident werd vrij snel overgegaan tot de oprichting van de Duitse Bondsrepubliek (Westen) en de Duitse Democratische Republiek (Oosten). West-Duitsland werd opgenomen in de West-Europese samenwerking.[246]
2.5. De atoombom
De Tweede Wereldoorlog stimuleerde het gebruik van nieuwe technologieën. De strijd zorgde er onder andere voor dat de Verenigde Staten overgingen tot het vervaardigen van de atoombom.[247] De VS waren gestart met het vervaardigen van atoomwapens omdat ze vreesden dat ook nazi-Duitsland die beslissing genomen had.[248]
President Truman kreeg kort na het begin van de conferentie van Potsdam het bericht dat de eerste experimentele explosie van de atoombom, in de woestijn van New Mexico, een succes was. Dit gaf de Amerikanen meer zelfvertrouwen, ze kregen het gevoel dat deze bom hun positie in de naoorlogse wereld onaantastbaar maakte.[249] De werking van de atoombom is een kettingreactie op basis van verrijkt uranium. Dat dit uranium zeer gegeerd was, hoeft dan ook niet gezegd te worden.[250]
De eerste echt gebruikte atoombom viel op 6 augustus 1945 op de Japanse stad Hiroshima en had als bedoeling de Japanners tot capitulatie te dwingen. Drie dagen later volgde een tweede bom op Nagasaki. De steden werden met de grond gelijk gemaakt.[251]
En na dit eerste "succesvolle" gebruik ging de ontwikkeling van het kernwapen verder. Vanaf 30 juni 1946 begonnen de Amerikanen met een reeks kernproeven op Bikini, een atol in de Stille Oceaan. Tweehonderd afgedankte schepen deden dienst als proefdoel. De bevolking van het atol werd naar een ander eiland overgebracht.[252]
De Verenigde Staten voelden zich zeer sterk door hun atoommonopolie. Ze waren dan ook niet echt opgezet met het doorbreken van dat monopolie door de Sovjets in 1949. Alleszins werkte het feit dat beide mogendheden nu over een atoombom beschikten, stabiliserend. Een confrontatie zou zeker uitdraaien op wederzijdse destructie.[253]
In deze Koude Oorlogsfeer waren spionageaffaires natuurlijk onvermijdelijk. In maart 1950 werd bijvoorbeeld de Duitse (en tot Brit genaturaliseerde) atoomgeleerde Klaus Fuchs veroordeeld wegens spionage voor de Sovjetunie.[254]
Maar er waren ook wetenschappers die meer aandacht hadden voor het lot van de mensheid en de wereld. Sommigen probeerden de politieke leiders ervan te overtuigen de atoombom niet te gebruiken, maar het mocht niet baten. Andere wetenschappers probeerden het gebruik van atoomwapens aan controle te onderwerpen. In oktober 1950 verklaarde Albert Einstein dat de "vruchten van de wetenschap" zich in handen van de "blinde politiek" bevonden. Volgens hem was een supranationaal gezag nodig om de mensheid voor de totale vernietiging te behoeden."[255]
2.6. Anticommunisme en McCarthysme
Over de schuld van de Koude Oorlog wordt veel gediscussieerd. Wat zeker is, is dat de Amerikanen zeer ver gegaan zijn in het demoniseren van de Sovjetunie. Volgens de revisionistische Koude Oorlog-visie gingen de Amerikaanse politici om verkiezingsdoeleinden en om de bevolking achter hen te krijgen over tot het overdreven demoniseren van de Russische tegenstanders.
Eric Hobsbawn schrijft : "Want het is duidelijk, en het was in 1945-1947 zelfs al aannemelijk, dat de Sovjetunie niet expansionistisch was, zeker niet agressief, en niet uitging van een verdere verbreiding van het communisme buiten de gebieden waarover vermoedelijk op de topontmoetingen van 1943-1945 overeenstemming was bereikt.", "Op geen enkele rationele wijze vormde de SU een direct gevaar voor wie dan ook buiten het bereik van de rode bezettingslegers. Het land was verwoest, geplunderd en uitgeput uit de oorlog te voorschijn gekomen, van de economie in vredestijd was niets over …"[256]
De verdachtmakingen aan het adres van de SU leidden op de duur tot een soort "openbare hysterie". Het hele gedoe leidde tot een ware communistenjacht, waar de republikeinse senator Joseph McCarthy een grote rol in zou spelen.[257]
Het McCarthysme, zoals de beweging die McCarthy op gang bracht genoemd wordt, ontaardde in een echte heksenjacht op echte en vermeende communisten. Al in 1946 staken verdachtmakingen de kop op. Tijdens de campagne voor de tussentijdse parlementsverkiezingen probeerden de Republikeinen de democraten te associëren met het communisme. De democraten reageerden en namen maatregelen om die verdachtmakingen van hen af te schudden. Zo liet president Truman begin 1947 het federaal "Loyalty Program" ontstaan. Dit impliceerde dat er van alle ambtenaren in dienst van de federale overheid zou onderzocht worden of ze geen communistische politieke contacten hadden of in het verleden hadden gehad.[258]
In 1949 ging de regering nog een stap verder. Elf leiders van de Amerikaanse Communistische Partij werden, louter om hun politieke opvattingen, veroordeeld. In februari 1950 trad McCarthy dan op het voorplan : hij uitte in het openbaar de beschuldiging dat er 205 communisten in het State Department werkten. Er kwam een commissie van, voorgezeten door McCarthy, die de jacht op communisten opende. Op die manier ontwikkelde zich een soort politieke terreur, die ook gevoed werd door de Koreaanse oorlog. Deze paste zeer goed in de kraam van de communistenjagers, aangezien het kon gezien worden als een groot offensief vanwege de communisten.[259]
Een Amerikaans rapport uit april 1950 beschreef de SU als een onvoorstelbare dreiging, een Russische verrassingsaanval werd mogelijk geacht en de diplomatieke middelen waren voor de Amerikanen definitief afgeschreven.[260]
Volgende passage illustreert hoe erg de toestand in de VS was : "McCarthy's ongeremde optreden en de ernstige aandacht die er door de media aan werd gegeven, leidden in het hele land tot politieke heksenjachten. Geen putjesschepper of conciërge kon meer in dienst genomen worden voordat een of andere zelfbenoemde communistenjager zijn slonzig en sinister "onderzoek" gedaan had."[261]
In september 1950 kwam er zelfs de "McCarran Security Bill", een wet die alle communisten dwong zich te laten registreren door het Ministerie van Justitie en die de president de bevoegdheid gaf in geval van oorlog de communisten te interneren.[262]
2.7. Joegoslavië, China en Korea
Na de Tweede Wereldoorlog werd Joegoslavië opgenomen in het Sovjetblok, maar na verloop van tijd kwamen er meer en meer problemen. De Joegoslavische leider Tito was naar de mening van de Sovjetunie te populair en te eigenzinnig, en dat zorgde voor wrijvingen. Tito was namelijk niet de man om slaafs de richtlijnen vanuit Moskou op te volgen. In de zomer van 1948 zou het tot een breuk komen. Joegoslavië zocht daarop toenadering tot het Westen, waarna in november 1949 de laatste banden tussen het land en de Sovjetunie doorgesneden werden.[263]
China werd daarentegen in 1949 geconfronteerd met een communistische machtsovername. Al lange tijd was er een strijd aan de gang tussen de nationalistische troepen van Tsjang Kai Tsjek en de communisten van Mao Tse Toeng, die dus uiteindelijk voor de communisten (met steun van de Sovjetunie) gewonnen werd. Op 21 september 1949 riep Mao de Chinese volksrepubliek uit.[264]
In juni 1950 kwam het tot een eerste gewapende confrontatie tussen de twee blokken, en wel in Korea. Communistische Noord-Koreaanse troepen trokken de 38e breedtegraad over en vielen het kapitalistische zuiden binnen. Het Westen liet niet lang op een reactie wachten : de Verenigde Naties[265] werden ingeschakeld. VN-troepen kregen de opdracht het Noord-Koreaanse leger terug over de 38e breedtegraad te drijven.[266]
2.8. Dekolonisatie
Ook kenmerkend voor de naoorlogse periode en eigenlijk een gevolg van de oorlog, is de dekolonisatiegolf.Tussen 1945 en 1949 vonden Syrië, Libanon, Indië, Pakistan, Birma, Ceylon, Palestina en Indonesië de weg naar de onafhankelijkheid. Tegen 1950 was heel Azië, behalve Indochina, gedekoloniseerd. De grootmachten probeerden natuurlijk ook deze landen in hun invloedsfeer te krijgen.[267]
Deel 4 :
Stripverhalen in de Belgische dagbladpers 1945-1950,
Het onderzoek
I. INLEIDING
1. Selectie van het onderzoeksmateriaal
1.1. 23 KRANTEN
Zoals in deel 1 al vermeld is, werden er in de betrokken periode in België meer dan vijftig kranten gepubliceerd. Om praktische redenen werd uit dit rijke aanbod dan ook een selectie gemakt. Bij deze selectie werd geprobeerd verschillende kenmerken aan bod te laten komen. Zowel Vlaamse als Franstalige kranten werden opgenomen, volkskranten naast meer elitaire bladen en natuurlijk een vertegenwoordiging van de verschillende politieke strekkingen (met zowel "gekleurde" kranten als partij- en vakbondspers).
Natuurlijk valt op zo'n selectie altijd iets aan te merken, er is wel altijd één of andere publicatie die om de ene of de andere reden het recht had opgenomen te worden in het lijstje. Tijdsgebrek dwingt echter tot keuzes, en die keuzes hebben geleid tot een lijst van 23 titels. Deze worden hieronder weergegeven, telkens ingedeeld per zuil en met vermelding van de plaats van uitgave.
• Vlaamse Communistische pers : De Ro(o)de Vaan (Brussel)
• Vlaamse Socialistische pers : Volksgazet (Antwerpen), Vooruit (Gent)
• Vlaamse Liberale pers : De Nieuwe Gazet (Antwerpen), Het Laatste Nieuws (Brussel)
• Vlaamse Katholieke pers : Het Volk (Gent), De Nieuwe Standaard/Het Nieuwsblad (Brussel), De Nieuwe Gids/'t Vrije Volksblad (Brussel), De Standaard/Het Nieuwsblad (Brussel), Het Nieuws van den Dag (Brussel), Gazet van Antwerpen (Antwerpen), Het Belang van Limburg (Hasselt)
• Vlaamse Franstalige pers : La Flandre Libérale (Gent, Liberaal), La Métropole (Antwerpen, Katholiek), Le Matin (Antwerpen, Liberaal)
• Franstalige Communistische pers : Le Drapeau Rouge
• Franstalige Socialistische pers : Le Peuple (Brussel), La Wallonie (Liège)
• Franstalige Liberale pers : La Dernière Heure (Brussel)
• Franstalige Katholieke pers : La Libre Belgique (Brussel)
• Franstalige neutrale pers : Le Soir (Brussel), La Lanterne (Brussel), L'écho de la bourse (Brussel, financiële krant)
Gezien het snelle opkomen en weer verdwijnen van sommige titels na de bevrijding, wordt deze selectie nu even bekeken ten opzichte van de situatie van de Belgische dagbladmarkt in 1950.[268] Aan Vlaamse kant zijn in de selectie bijna alle krantengroepen opgenomen. Aan Franstalige kant is de selectie noodgedwongen drastischer : er verschenen in Franstalig België namelijk veel meer kranten dan in Vlaanderen, waarvan een groot deel regionaal. Daarom werden alleen de "belangrijkste" Franstalige kranten opgenomen, wel rekening houdend met het feit dat elke zuil vertegenwoordigd werd. Aangezien de belangrijkste krant (qua oplage) van elke zuil in Brussel verscheen, zijn bijna alleen Franstalige Brusselse kranten opgenomen. De "provinciale" kranten hadden (veel) kleinere oplages.
Aan Vlaamse kant zijn (ten opzichte van de situatie in 1950) 12 van de 18 titels en 11 van de 14 groepen vertegenwoordigd. Aan Franstalige kant zijn 11 van de 30 titels en 8 van de 20 groepen vertegenwoordigd.
Het gaat dus om een selectie, niet heel de Belgische dagbladpers van de betrokken periode is in het onderzoek opgenomen. Het aantal niet opgenomen titels is aan Franstalige kant zelfs vrij groot. Er moet dan ook opgelet worden met algemene conclusies : de conclusies die uit dit onderzoek zullen getrokken worden, gelden voor deze groep kranten, en kunnen een aanwijzing zijn voor de situatie in de volledige dagbladpers.
1.2. De oplages[269]
Het probleem met de oplagecijfers in de betrokken periode is dat ze niet gecontroleerd werden en zeer onvolledig zijn. Goede vergelijkingen maken is in die omstandigheden natuurlijk quasi onmogelijk. De weergegeven cijfers zijn dan ook de gegevens en schattingen die beschikbaar zijn.
De Nieuwe Gazet 1950 : 25.000 - De Nieuwe Gids 1947 : 20.000 - De Nieuwe Gids & 't Vrije Volksblad 1947 : 100.000 - De Nieuwe Standaard 1946 : 60.000 - De Roode Vaan 1945 : 40.000 / De Roode Vaan 1946 : 20.000 / De Rode Vaan 1948 : 10.000 - De Standaard 1947 : 20.000 / De Standaard 1951 : 30.000 / De Standaard & Het Nieuwsblad 1947 : 100.000 / De Standaard & Het Nieuwsblad 1951 : 140.000 - Gazet van Antwerpen 1945 : 120.000 / Gazet van Antwerpen 1949 : 158.000 / Gazet van Antwerpen 1950 : 129.000 - Het Belang van Limburg 1945 : 40.000 / Het Belang van Limburg 1949 : 45.000 - Het Laatste Nieuws 1947 : 290.000 / Het Laatste Nieuws 1949 : 302.000 / Het Laatste Nieuws 1950 : 315.000 - Het Nieuws van den Dag 1948 : 30.000 / Het Nieuws van den Dag & 't Vrije Volksblad 1948 : 110.000 - Het Volk 1945 : 50.000 / Het Volk 1946 : 113.000 / Het Volk 1948 : 128.000 / Het Volk 1950 : 147.000 - La Dernière Heure 1951 : 190.000 - La Flandre Libérale 1949 : 20.000 - La Lanterne 1946 : 20.000 / La Lanterne 1947 : 30.000 / La Lanterne & La Meuse 1947 : 200.000 - La Libre Belgique 1949 : 190.000 - La Métropole 1949 : 35.000 - La Wallonie 1953 : 57.000 - Le Drapeau Rouge 1945 : 60.000 / Le Drapeau Rouge 1951 : 3.000 - Le Matin 1949 : 35.000 - Le Peuple 1949 : 114.000 - Le Soir 1951 : 320.000 - Volksgazet 1944 : 125.000 / Volksgazet 1946 : 136.000 / Volksgazet 1949 : 142.000 - Vooruit 1949 : 60.000
In deze tabel worden de oplagecijfers van de geselecteerde kranten weergegeven. Op basis hiervan kunnen deze ingedeeld worden in verschillende groepen : de monsteroplages (meer dan 300 000, Le Soir & Het Laatste Nieuws), de zeer grote oplages (rond de 200 000, La Lanterne samen met La Meuse, La Dernière Heure & La Libre Belgique), de grote oplages (meer dan 100 000 : Gazet van Antwerpen, Het Volk, Volksgazet, De Standaard samen met Het Nieuwsblad, Le Peuple, Het Nieuws van den Dag samen met 't Vrije Volksblad, De Nieuwe Standaard samen met Het Nieuwsblad en korte tijd hun opvolgers De Nieuwe Gids samen met 't Vrije Volksblad).
Een kleine oplage van meer dan 30 000 exemplaren halen de volgende kranten : Vooruit, La Wallonie, Het Belang van Limburg, La Métropole, Le Matin en Le Drapeau Rouge en De Roode Vaan in hun succesperiode. Zeer kleine oplages van minder dan 30 000 exemplaren vindt men terug bij La Flandre Libérale, Le Drapeau Rouge en De Rode Vaan in de vervalperiode en de volgende titels op hun eentje : De Standaard, La Lanterne, Het Nieuws van den Dag en De Nieuwe Gids. Over De Nieuwe Gazet werden geen oplagegegevens teruggevonden.[270]
1.3. Het onderzoek zelf
De bovenvermelde kranten werden doorgenomen van het moment van herverschijnen na de bevrijding tot het einde van 1950. In 20 van die kranten werden onder één of andere vorm strips gevonden, 3 kranten publiceerden helemaal niets. Deze laatste zijn La Métropole, La Flandre Libérale en L'écho de la bourse.
In het de eerste helft van 2002 werden de kranten oppervlakkig doorgenomen om een voorlopige inventaris op te stellen, en een idee te hebben van wat er allemaal in te vinden was. Vanaf juli 2002 werd dan begonnen met het zorgvuldig doornemen van de kranten, het opsporen van aankondigingen en het lezen van de strips. Strips met een sterke politieke inhoud werden aan een tweede lezing onderworpen en zorgvuldig geanalyseerd. Sommige analyses zijn lang uitgevallen, omdat ze zich daartoe leenden en veel stof voor interpretatie boden. Bij verhalen of elementen uit verhalen die zich daar minder toe leenden, is de interpretatie korter gebleven.
1.4. Definities
Op basis van welke definities werd er nu gewerkt ? In het eerste deel van deze studie werd al geprobeerd tot een definitie van een "stripverhaal" komen. Daar bleek dat het opstellen van een precieze definitie zeer moeilijk is, als men niet wilt dat er te veel gevallen uit de boot vallen. Ik heb dan ook voor dit onderzoek (en voor de inventaris) geprobeerd een brede definitie te hanteren, die aanleunt bij de prototype-definitie van Dierick en Lefèvre. Als strips werden de gevallen beschouwd waarin een verhaal verteld wordt met behulp van naast of onder elkaar geplaatste tekeningen. Zowel ondertekststrips, ballonstrips als stomme strips[271] zijn opgenomen. Wat wel uitgesloten werd, zijn geïllustreerde verhalen en cartoons, omdat deze heel duidelijk niet voldoen aan de definitie. Bij randgevallen heb ik mijn gevoel gevolgd : zo werden "uit de hand gelopen cartoons" niet opgenomen. Ik versta hieronder cartoonrubrieken die soms de vorm aannamen van een stripstrook. Tot slot werden ook reclamestrips[272] uitgesloten.
Een tweede begrip dat moet gedefinieerd worden is een "politieke strip", of de "politieke inhoud" van een strip. Ik heb daarbij gekozen voor een veel bredere definitie dan deze van Steef Davidson die in het eerste deel aangehaald werd. Als politiek heb ik de verhalen beschouwd waar bewust standpunten over een politiek-maatschappelijk onderwerp gegeven worden of waar een politiek-maatschappelijk probleem onder de aandacht gebracht wordt. Het verhaal moet niet met dat doel gemaakt zijn, de eerste bedoeling blijft in de meeste gevallen ontspanning, maar de politieke standpunten moeten aanwezig zijn.
Het is dus een erg brede definitie van "politiek". Van Dale beschrijft politiek enkel als "betrekking hebbend op het parlement, de regering, het regeringsbeleid"[273], hier trek ik de definitie open tot alles wat met maatschappelijke standpunten te maken heeft. Het regeringsbeleid hoort daar zeker bij, en zal, zoals we verder zullen zien, zeer veel aandacht krijgen, maar daarnaast gaat ook veel aandacht naar sociaal-economische, culturele en algemeen-menselijke kwesties zoals het omgaan met technologie en het fenomeen oorlog. Maar natuurlijk staan zeer veel van die items direct of indirect in relatie tot de "enge politiek".
Belangrijk is dat ik op voorhand twee grote onderwerpen opzijgeschoven heb, omdat ze te ver zouden leiden. Dat zijn gender en vreemde volkeren. De man-vrouw-relaties heb ik opzijgeschoven omdat ongeveer elk verhaal op basis daarvan kan geanalyseerd worden : het onderwerp is eigenlijk een studie op zich waard. De beeldvorming van vreemde volkeren zou ook veel te ver geleid hebben. En meestal wordt er om zulke volkeren voor te stellen gebruik gemaakt van stereotiepen zonder achterliggende bedoelingen. Vital Spreuwers, die aan het onderwerp een studie wijdde, schrijft over deze stereotiepen : "En Europe, ces stéréotypes étaient présents partout dans les sources dont pouvaient disposer les auteurs de bandes dessinées : la presse, les expositions ou le cinéma."[274] In één specifiek geval heb ik de vreemde volkeren wel bij het onderzoek betrokken : als er sprake is van bewustwording en dekolonisatieneigingen.
1.5. De verdere tekst
De volgende hoofdstukken van dit deel bestaan uit de besprekingen van de doorgenomen kranten. In het laatste hoofdstuk worden enkele algemene onderwerpen behandeld en wordt er geprobeerd de verschillende kranten op allerlei vlakken te vergelijken en daar algemene lijnen uit te halen.
Zeer interessant is de mogelijkheid om de algemene evolutie van een krant (overnames, financiële problemen, stijging van de oplage) aan de evolutie van de gepubliceerde strips te linken. In enkele gevallen is dat zeer goed mogelijk. Spijtig genoeg zijn het slechts enkele gevallen, omdat de algemene literatuur over kranten meestal te beperkt is.
Hoe wordt die analyse nu precies aangepakt ? Voor de politieke analyse kwamen alleen vervolgverhalen in aanmerking. Gagstroken lenen zich daar niet goed toe (iedere dag wordt een ander verhaal verteld) en zouden het onderzoek veel te complex gemaakt hebben.
Naargelang het verhaal, en de manier waarop politiek aan bod komt, kan de nadruk liggen op samenvattingen van verhaallijnen, citaten van dialogen, analyses van het woordgebruik, weergaven van situaties, … Elk verhaal is verschillend en dient op een verschillende manier aangepakt te worden. Niet-politieke elementen die niet noodzakelijk zijn om het verhaal te begrijpen, worden weggelaten om te lange en onnodige beschrijvingen te vermijden. Nadat de politieke verhaalelementen weergegeven zijn, wordt in de mate van het mogelijke gepoogd om die te linken aan de actualiteit, de standpunten van de krant en van de auteur. Het beste zou natuurlijk zijn om de standpunten uit de strips te vergelijken met de artikels van de krant. Maar tijdsgebrek maakte deze aanpak onmogelijk.
Het linken van de politieke verhaalinhoud aan de standpunten van de krant geldt natuurlijk vooral voor originele strips. Voor buitenlandse agentschapstrips heeft de krant veel minder of geen invloed op de inhoud van de verhalen. Daar zal de nadruk dan ook meer liggen op hoe buitenlandse standpunten België bereiken.
Wat ook een zekere rol speelt bij de interpretaties, is de kennis over bepaalde standpunten van een auteur. Als bijvoorbeeld geweten is dat een auteur bijvoorbeeld tijdens de Koningskwestie een voorstander van Leopold III was, gaat men gemakkelijker bepaalde elementen in het licht van de Koningskwestie interpreteren dan als men niets zou weten over die auteur.
Tot slot nog even iets over de zeer ruime aandacht voor de verhalen Willy Vandersteen en Marc Sleen. Deze zijn al veelvuldig bestudeerd op hun relatie met de actualiteit. Maar omdat ze zo belangrijk zijn[275], konden ze in dit onderzoek natuurlijk niet ontbreken.
1.6. Waarschuwingen
Enkele waarschuwingen in verband met wat volgt zijn hier zeker op hun plaats. Auteurs die strips voor de kranten produceerden, moesten meestal redelijk snel tewerk gaan. Scenario's werden soms zelfs dag aan dag verder opgebouwd. Dit heeft als gevolg dat de verhalen niet altijd even "consequent" of samenhangend zijn. Soms worden verhaallijnen gelanceerd en niet afgewerkt, vraagt men zich af waar de auteur naartoe wil, of raakt de auteur zelf verward in zijn verhaal. Het voordeel is natuurlijk wel dat er op die manier zeer snel op de actualiteit kon ingespeeld worden.
Dezelfde slordigheid geldt trouwens voor namen van personages, plaatsen, en dergelijke, die doorheen een verhaal wel eens van schrijfwijze durven wisselen. Ook moet opgemerkt worden dat tot mei 1947 in Vlaanderen de oude spelling ("Vlaamsche", "groote", "De Roode Vaan", …) in voege was én dan veel Vlaamse auteurs hun verhalen in spreektaal schreven.
Tot slot nog opmerken dat veel ballonstrips volledige in hoofdletters geletterd zijn. Bij citaten werd daar natuurlijk vanaf gestapt : de gebruik van hoofdletters in de tekst komt dan natuurlijk niet overeen met dat in het verhaal. Voor de interpunctie werd geprobeerd deze zo getrouw mogelijk weer te geven.
2. Typologie van de gepubliceerde strips
ALVORENS TE BEGINNEN MET HET OVERZICHT VAN DE KRANTEN, MOETEN ENKELE ELEMENTEN VERDER UITGEWERKT WORDEN : DE PUBLICATIEFREQUENTIE, DE SOORTEN VERHALEN, DE VERSCHILLENDE TEKSTSOORTEN, EN DE VERSCHILLENDE STIJLEN EN GENRES.
2.1. Publicatiefrequentie en verhaalsoorten
Laten we beginnen met de publicatiefrequentie. Die is meestal dagelijks. Op die manier wordt elke dag een aflevering van een bepaalde strip gepubliceerd. Maar ook een tweedagelijkse, wekelijkse en onregelmatige publicatie komen voor. Als er in de verdere tekst niets gespecifieerd wordt, is de publicatie dagelijks.
Wat ook kan variëren is het aantal strips of stroken die per aflevering gepubliceerd worden. Meestal blijft het bij één strook, maar ook twee, drie, of zelfs vier stroken zijn mogelijk. In dit laatste geval kan men ook spreken van een volledige "plaat".
In de verhaalsoorten moet men een onderscheid maken tussen vervolgverhalen en gagstroken. Vervolgverhalen vertellen een verhaal over verschillende afleveringen, van enkele tientallen tot enkele honderden. Gagstroken, ook wel stopcomics genoemd, zijn humoristisch van aard en vertellen in één enkele aflevering een grappig voorval.
2.2. De tekst
Een manier om de strips in "groepen" te verdelen, is na te gaan op welke manier er met tekst omgegaan wordt. Zoals in het eerste deel al kort uitgelegd werd, bestaan er twee grote categorieën : ondertekststrips en ballonstrips.
Ondertekststrips zijn de strips met de oudste traditie, maar vandaag is dat genre ongeveer volledig uitgestorven. Het wordt gekenmerkt door het plaatsen van de tekst onder de strook tekeningen. Zo krijgt men een situatie waarbij de lezer constant moet "switchen" tussen de tekeningen en de tekst. De tekeningen illustreren het verhaal meer dan dat ze het echt uitbeelden. Bij ballonstrips staat de tekst in de tekeningen.
In een derde categorie kan men dan de "stomme strips", zonder tekst dus, onderbrengen. Daarin wordt alles door middel van de beelden uitgedrukt, met als uitzonderingen enkele mogelijke opschriften in het decor, zoals een inscriptie op een uitstalraam of een titel op een boek.
Tenslotte nog een hybride vorm, namelijk het simultaan gebruik van ondertekst en tekstballonnen. Deze gevallen zijn vrij zeldzaam, maar komen wel degelijk voor. Wanneer enkel sommige uitroepen in ballonvorm weergegeven worden, dan is deze combinatie nog vrij begrijpbaar. Soms wordt echter twee keer ongeveer hetzelfde weergegeven, en heeft men het raden naar het eventuele nut van zulke aanpak.
Tekst kan ook voor verschillende doeleinden gebruikt worden. In een ondertekststrip is het simpel, daar wordt er met tekst omgegaan als in een roman : acties en dialogen worden samengesmolten tot een vlotte, doorlopende tekst. Bij ballonstrips ligt dat anders. Allereerst heeft men daar de tekst als de stem van de verteller, die gebeurtenissen beschrijft, tijdsaanduidingen geeft en dergelijke. Daarnaast heeft men de dialogen tussen de personages, die in ballonnen weergegeven worden. Ook gedachten van personages worden op die manier doorgegeven, zij het dan meestal in de vorm van wolkjes. Onomatopeeën dienen om achtergrondgeluiden weer te geven. En een laatste mogelijkheid is het voorkomen van tekst in het decor : op winkelruiten, op kranten, op muren, op affiches, …[276]
Bij ondertekststrips wordt de tekst meestal getypt, bij ballonstrips ligt de zaak iets anders. Meestal worden deze laatste met de hand geletterd, in een lettertype dat nauw aansluit bij drukletters. Dit om twee redenen : de drukletters om de leesbaarheid maximaal te garanderen, en het handmatige om te vermijden dat er zich een breuk of tegenstelling zou voordoen tussen de tekst en de tekeningen, die samen één geheel moeten vormen.[277]
Dat vormen van één geheel is zeer belangrijk, omdat het de leesbaarheid echt ten goede komt. In een ballonstrip kan men de tekst en de tekeningen samen "lezen", zodat men het verhaal continu kan volgen zoals een film. Bij ondertekststrips is het nodig om constant over te schakelen tussen tekst en beeld, en dat kan bij het lezen redelijk storend zijn.[278]
Zoals al gezegd in deel 1, worden deze ondertekststrips nu als iets archaïsch of ouderwets beschouwd. Dit komt door het feit dat zulke strips eigenlijk niet veel meer zijn dan romanteksten waar illustraties bij gemaakt zijn. De interactie tussen tekst en beeld is er nog zeer beperkt. Ondertekststrips zijn de oudste vorm van strips, en in bepaalde milieus heeft het zeer lang geduurd eer men het gebruik van tekstballonnen ging aanvaarden.
Een bekend voorbeeld van het afwijzen van tekstballonnen is de publicatie van de ballonstrip "Tintin au pays des Soviets" in het Franse jeugdblad Cœurs Vaillants vanaf oktober 1930. De verantwoordelijken van het tijdschrift voegden onder elke tekening een beschrijvende tekst toe. Een tussenkomst van tekenaar Hergé was nodig om deze praktijk te doen stoppen. "Ils étaient persuadés que le public ne pouvait pas comprendre ces pages de dessins sans le moindre texte d'explication.", vertelde hij later.[279]
In de late jaren 1920 en de jaren 1930 werden in Frankrijk soms ballonnen van Amerikaanse strips gewist en vervangen door ondertekst.[280] Maar ook bij ons kwamen zulke fenomenen voor. Voor de publicatie van Mickey Mouse (onder de naam Mikkie en Bleskop) in De Standaard tijdens de jaren 1930, werden de tekstballonnen gewist en vervangen door onderteksten.[281]
Twee redenen zijn hiervoor aan te halen. Ten eerste de redenering van sommige mensen dat ondertekststrips waardevoller zijn omdat er meer te lezen is (tekstballonnen zouden namelijk de "leesluiheid" bevorderen). Ten tweede het feit dat het medium ballonstrip nog niet genoeg ingeburgerd was en dus niet goed aanvaard werd.
2.3. Stijlen en genres
De stijl wijst op de manier waarop een strip getekend is, de tekenstijl dus. In grote lijnen kan men twee soorten stijlen onderscheiden, waarvan de grenzen niet altijd even duidelijk zijn. Allereerst heeft men de zogenaamde "realistische" stijl, waarbij de werkelijkheid op een "realistische" manier wordt getekend. Anderzijds heeft men de "niet-realistische", "humoristische" of nog "schematische" stijl, waarbij de werkelijkheid vereenvoudigd, gekarikaturiseerd, … weergegeven is. Onvermijdelijk zijn natuurlijk de randgevallen, die tussen de twee categorieën zweven.
In de loop van de tijd zijn critici ook meer gespecialiseerde stijlen gaan onderscheiden. De bekendste voorbeelden zijn de "Klare lijn" van Hergé en de "Atoomstijl"[282] van Franquin en navolgers.[283]
Het genre heeft dan weer betrekking op de inhoud van het verhaal, net als bijvoorbeeld bij film en literatuur gebeurt. Patrick Van Gompel en Ad Hendrickx proberen in "Strips, aha !" een lijst van de voornaamste genres op te stellen. Het probleem is weer dat een verhaal meestal onder verschillende genres kan ondergebracht worden. Het concept is dan ook niet echt geschikt om verhalen in groepen te verdelen. Voorbeelden van genres zijn : avonturenstrip, biografische strip, detectivestrip, dierenstrip, educatieve strip, familiestrip, fantasy, gagstrip, historische strip, humoristische strip, kinderstrip, literaire bewerking, religieuze strip, ridderstrip, science-fiction, superheldenstrip en western.[284]
3. De Agentschappen, een korte voorstelling
EEN DEEL VAN DE STRIPS IN DE BELGISCHE KRANTEN VAN DE TWEEDE HELFT VAN DE JAREN 1940, ZIJN ORIGINEEL MATERIAAL. DE MEERDERHEID WERD ECHTER GELEVERD DOOR BUITENLANDSE AGENTSCHAPPEN, OOK WEL "SYNDICATES" GENOEMD.
De syndicates zijn een typisch Amerikaans fenomeen, dat ook in Europa tot ontwikkeling gekomen was. Thierry Groensteen beschrijft het als volgt : "Le syndicate est une agence, généralement dépendante d'un groupe de presse, qui diffuse divers matériaux intéressant les journaux (articles, jeux, bandes dessinées …), dont elle détient les droits exclusifs, sur tout le territoire des Etats-Unis et même à l'étranger."[285]
De oorsprong van de verhalen is te herkennen aan het copyright dat op de stroken aangebracht is.
3.1. Opera Mundi
In de Verenigde Staten was het meest belangrijke agentschap het "King Features Syndicate" (KFS). Het ontstaan hiervan werd al besproken in deel 1. Het materiaal van KFS bereikte ook Europa, maar dan via een tussenstap. Verantwoordelijk daarvoor was de joodse Hongaar Paul Winkler, geboren in Budapest, maar sinds 1922 actief in Parijs. Hij was geïnteresseerd in het Amerikaanse fenomeen van de "syndication" en wilde het exporteren naar Europa. Deze man slaagde erin de verdeelrechten van de KFS-strips voor Europa in handen te krijgen en richtte in 1928 zijn eigen agentschap op. "Opera Mundi" was geboren en werd daarmee het verdeelcentrum van Amerikaanse strips in Europa. Dat was tenminste de bedoeling, want veel interesse was er aanvankelijk niet. Winkler startte dan maar zelf met het jeugdtijdschrift "Le journal de Mickey", dat een enorm succes werd. En daardoor nam de belangstelling vanwege andere publicaties sterk toe. Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtte Opera Mundi naar de vrije zone en Paul Winkler naar de VS. De Vichy-regering vond het zelfs nodig hem te denaturaliseren. Na de oorlog keerde de man terug en werden de activiteiten van Opera Mundi verdergezet.
Het belangrijkste voordeel van de Opera Mundi-strips bestond hierin dat ze, door hun ruime verspreiding, zeer goedkoop konden aangeboden worden. Dat is trouwens ook het geval met andere agentschapstrips. Het agentschap verdeelde trouwens niet alleen Amerikaanse strips, het liet ook zelf strips aanmaken, die daarna dan over Europa verdeeld werden. Voorbeelden daarvan zijn de gagstroken Oscar en Nimbus.[286]
Opera Mundi beschikte blijkbaar over een filiaal in Brussel[287], waarlangs de contacten met Belgische publicaties geregeld werden.
3.2. De Marten Toonder-Studio's en Anton De Zwaan
Naast Opera Mundi, beheerste ook een ander "agentschap" de Europese markt, namelijk de Marten Toonder-Studio's. Toonder bouwde tijdens en na de Tweede Wereldoorlog een studio uit voor de productie van zijn strips en tekenfilms. En voor de zakelijke kant van de studio's liet hij zich bijstaan door zakenman Anton De Zwaan. Onder die zakelijke kant viel ook de doorverkoop van de geproduceerde strips aan buitenlandse kranten en tijdschriften. De Zwaan reisde dus heel Europa rond - naar eigen zeggen twee keer per jaar - op zoek naar mogelijke klanten voor zijn strips. Door zijn overtuigingskracht en de contacten die hij na verloop van tijd legde, lukte hem dat blijkbaar goed.[288]
Hoe hij eigenlijk tewerk ging, blijkt het best uit een interviewfragment : "Meestal kwam je daarvoor wel terecht bij de hoofdredacteur, die dan veelal toch wel stripminded was. Je moest zo'n man in een half uur overtuigen – meer tijd had hij niet – dat hij iets zou missen als hij dit niet nam. Die man had geen tijd om eens rustig thuis te gaan zitten en twee of drie verhalen door te lezen. Hij was dus sterk afhankelijk van degene die wat kwam aanbieden en zelf geloofde in wat hij aanbood. (…) Ik zocht ook voor het gesprek uit aan welke strip zo'n krant behoefte zou hebben. Je moest dan weten welke strips ze al hadden, die lijkt teveel op die, etc. Zo van : dan kan ik beter nu een avonturenstrip nemen. Ik wijdde dan mijn krachten daaraan. Dan mocht de man nog wel in het boekje[289] bladeren, en dan moest je verschrikkelijk goed opletten, want het ging om een onderdeel van een seconde, als hij bij de een iets langer dan bij de ander bleef staan, dan wist ik het."[290] Ook verstuurde hij soms brochures over een bepaalde reeks naar buitenlandse kranten.[291]
Bij de prijsbepaling speelden verschillende elementen, zoals verspreidingsgebied, oplage van de publicatie en exclusiviteit, een rol.[292] Volgens Toonder zelf waren de Amerikaanse producties die verdeeld werden door Opera Mundi veel goedkoper dan de Toonderproducties, en betekenden ze dus een lastige concurrentie voor De Zwaan.[293]
Marten Toonder vertelt in zijn autobiografie hoe De Zwaan erin slaagde Tom Poes aan drie Franse kranten te verkopen : "Dat was toch wel een merkwaardig succes; en mijn waardering nam geheel bezit van me toen hij beschreef hoe hij acht uren bij La Nouvelle République gezeten had voordat de hoofdredacteur hem eindelijk wilde ontvangen. "Acht uren !" verzekerde hij triomfantelijk. "Want ik wil alleen met de hoofdredacteur spreken. Al die journalisten en redacteuren houden je voor de gek. Ze zullen wel laten horen, zeggen ze altijd. Ja, ja, ik ken dat. Maar ik heb een mooie smoes. Ik zeg dat ik een drukbezet man ben die morgen in Marseille verwacht wordt voor de exclusieve rechten, en dat ik daarom nu moet weten of we tot zaken kunnen komen of niet. Zo doe ik dat.""[294]
Toonder werd op die manier ook een echte merknaam : "Precies, zo was dat. Dat heb ik vooral gemerkt door de zaken die De Zwaan deed. Zo'n krant in Zweden bijvoorbeeld, of Engeland, daar kwamen genoeg jongens met 3 of 4 stroken strips, maar meer konden ze niet laten zien. "Wat komt hierna ?", wilde zo'n krant weten. De Zwaan had als verkoopsargument : "Achter dit product staat een zaak, de Marten Toonder Studio's. Als een tekenaar wegvalt, kan een andere het overnemen." Het product moest geleverd worden. Die krant wilde iedere dag zijn strook."[295]
Eiso Toonder (zoon van) over de periode net na de oorlog : "Die periode werd echter gebruikt om hem in kranten in heel Europa geplaatst te krijgen. Dat was te danken aan Anton De Zwaan, syndicator van de Toonder Studio's, die met de in de oorlog opgebouwde (en vertaalde) voorraad strips vele landen bereisde. Hij verrichtte ware pioniersarbeid, want veel redacties wisten toen nog nauwelijks wat een beeldverhaal was."[296]
De Toonderstudio's hielden de verspreiding van hun strips blijkbaar goed bij. In een artikel van Rob Van Eijck staat een foto uit 1947 afgedrukt waarop Anton de Zwaan en Jan Gerhard Toonder (broer van) voor een wereldkaart staan. Op de kaart is de verspreiding van de verhalen van de studio aangegeven, boven de kaart hangen uitgeknipte kranten- en tijdschriftentitels.[297]
Tenslotte moet nog vermeld worden dat, aangezien de reproductietechnieken toen nog niet zo efficiënt waren als nu, de Toonderstudio's dikwijls de originele tekeningen naar de klanten stuurde. Op de achterkant werd dan een stempel aangebracht "met het vriendelijk verzoek de tekening onbeschadigd terug te zenden".[298]
3.3. Stripfilm
Tijdens de Tweede Wereldoorlog had de Nederlandse tekenaar Piet van Elk een tekenfilmstudio opgezet, maar door de slechte omstandigheden, heeft die nooit iets voortgebracht. In oktober 1945 richtte hij dan Stripfilm, een "wekelijks strip en tekenfilm blad", op. "De bedoeling was de lezer te informeren over alle facetten die samenhangen met de totstandkoming van een tekenfilm en de techniek van het striptekenen. Dit alles werd opgevuld met stripverhalen van tekenaars, die van Elk in dienst genomen had." Tekenaars Piet van Elk, Siem Praamsma, Henk Albers en Albert van Beek werkten toen voor Stripfilm. Het bleef echter bij vijf nummers van het tijdschrift. Daarna – van november 1945 tot 1949 - legden de al genoemde auteurs, aangevuld met de tekenaars Hans Nije, Willy Kuijper en Frans Piët en de schrijvers Hilarion en Flip van der Schalie zich toe op het produceren van dagstrips voor de Nederlandse regionale pers.[299]
3.4. Andere
Een hele hoop andere agentschappen en uitgevers leverden strips aan de Belgische dagbladpers. Door een gebrek aan informatie zal ik mij voor deze moeten beperken tot een korte opsomming.
Scandinavische strips bereikten België via P.I.B. (Kopenhagen) of Alga (Stockholm), Franse via het "Agence Française de Presse" of "Presse-Services", en sommige Nederlandse via de Amsterdamse Arbeiderspers of het Haagse Ten Hagen. Verder worden nog de volgende copyrights vermeld : "Golden Pictures", "Rinaldo Features", "Europa-Press", "Press Alliance", "Studio Vox", "Cooper Features London" en "Copyright Belgian Trafic Agencies".
3.5. De Artec-Studio's en Standaard Boekhandel
Toen Antwerpenaar Bob De Moor in allerlei kranten en weekbladen begon te publiceren, zette hij samen met zijn zwager John Van Looveren de Artec-Studio's op. Naast De Moor werkten ook "zijn free-lance handlangers" Armand van Meulebroeck en Jef en François Cassiers mee. Van Looveren zelf zorgde voor het administratieve werk en voor het schrijven van sommige scenario's. In het kader van Artec produceerden De Moor & co een hoop reeksen van verschillende genres en stijlen, die geplaatst werden in publicaties van alle strekkingen zoals De Zweep, Week-end, Overal, Ons Volkske, 't Kapoentje, De Nieuwe Gids, De Nieuwe Gazet, … Het kwam regelmatig voor dat hetzelfde verhaal later nog in een andere publicatie terechtkwam. Werkoverlast en spanningen tussen De Moor en Van Looveren zorgden ervoor dat in 1949 een einde gemaakt werd aan Artec.[300]
En tenslotte moet nog de Uitgeverij Standaard Boekhandel vermeld worden, die als tussenschakel fungeerde tussen Willy Vandersteen en de kranten waarin hij publiceerde. Maar daarover verder meer.
II. De kranten
1. Het Laatste Nieuws
1.1. HISTORIEK EN SITUERING
Aan de basis van Het Laatste Nieuws ligt Julius Hoste, een Tieltenaar die in 1857 naar Brussel verhuisde en zich daar in Vlaamse initiatieven engageerde. Hij wilde ook een Vlaamse volkskrant oprichten, en deze kwam er met Het Laatste Nieuws in 1888. Het werd een Vlaamse, liberale, vrijzinnige en volkse krant, en het succes bleef niet uit. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de publicatie stopgezet.
Tijdens het interbellum bleef Julius Hoste directeur terwijl hij de post van hoofdredacteur overliet aan zijn zoon Julius Hoste jr. Bij het overlijden van Vader Hoste in 1933, nam Julius jr. de leiding van het bedrijf over, terwijl Marcel Stijns hoofdredacteur werd. Deze ploeg zorgde ervoor dat Het Laatste Nieuws naar een algemene informatiekrant met veel aandacht voor sport evolueerde. Een enorme stijging van de oplage was het gevolg. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verscheen de krant na een korte onderbreking eerst onder Duitse censuur, later als gestolen krant van VNV-strekking.
Maar na de bevrijding is het oude Laatste Nieuws er terug, en dat vanaf 9 september 1944. Met, net als voor de oorlog, Julius Hoste jr. aan de leiding en Marcel Stijns aan de hoofdredactie. De krant stelt zich onafhankelijk van de liberale partij op en tijdens de naoorlogse periode verdwijnt het antiklerikalisme naar de achtergrond. Tijdens de koningskwestie neemt de krant een voorzichtig standpunt in.[301]
Het Laatste Nieuws zelf vermeldt voor 1947 en 1949 een oplage van respectievelijk 289.741 en 302.000 exemplaren.[302] De krant verschijnt zeven keer per week en evolueert van 6 à 8 pagina's in de beginperiode tot 12 à 16 pagina's in 1950. Strips verschijnen vijf of zes keer per week, afhankelijk van de reeks. Het formaat bedraagt 37 op 53 cm.
1.2. Strips uit Nederland, de VS en Scandinavië
1.2.1. Rikske en De Schepter
De eerste stripfiguur die in Het Laatste Nieuws zijn opwachting mag maken, is "Rikske" van Carl Anderson[303]. Vanaf 13 november 1945 kan de lezer dagelijks de fratsen en belevenissen van dit klein kaal ventje volgen. Deze gagstroken verschijnen meestal zonder tekst en worden verdeeld door Opera Mundi. De reeks loopt op het einde van 1950 nog door.
Op een tweede reeks is het wachten tot mei 1946, wanneer "De gestolen schepter" van start gaat. Deze anonieme[304] ondertekststrip wordt verteld op humoristische toon en wordt uitsluitend geïllustreerd met zwarte schaduwvlakken. Het verhaal begint op de dag dat de scepter van de Middeleeuwse Koning Karel Drakenkop van Drakenburgia gestolen wordt door een neef van hem, de Hertog van Gaapmaar. Een Robin Hood-achtige ridder, Rudolf van Rammelburg, krijgt van de koning de opdracht om de scepter te recupereren. Deze Rudolf is niet erg geliefd bij zijn mederidders en edellieden, omdat hij regelmatig de buit van roofridders afneemt om ze onder het volk te verdelen. Met behulp van een list – hij verkleedt zich als geest – slaagt ridder Rudolf erin de scepter aan de koning terug te bezorgen, waarna de verraderlijke hertog uit zijn kasteel gezet wordt en Rudolf gehuldigd wordt.
1.2.2. Hans G. Kresse en Eric de Noorman
Op 4 juli 1946 eindigt de "Schepter", een dag later kan de lezer al kennis maken met de opvolging : Eric den Noorman. Onderaan de tekeningen prijkt de handtekening van een dan nog onbekende Nederlandse tekenaar, H.G. Kresse. Twintig verhalen worden er in de periode 1946-1950 gepubliceerd, en eind 1950 loopt de reeks nog altijd door.
De Nederlander Hans G. Kresse werd in 1921 geboren en ging vanaf 1943-1944 in de Marten Toonder-Studio's werken. Na een aantal strips getekend te hebben, ontwierp hij na de oorlog het personage Eric de Noorman, die via deze Toonder-Studio's in Het Laatste Nieuws terecht kwam. Daarnaast zou hij ook nog aan andere reeksen werken, zoals Xander en Matho Tonga.[305]
"Heel lang geleden", zo begint het eerste verhaal van Eric de Noorman, "De Steen van Atlantis". Eric, zoon van Koning Wogram van de Noormannen, vertrekt per schip naar Franconia op zoek naar een bruid. Maar hij komt in een futuristisch Atlantis terecht waar vliegtuigen, atoomwagens en atoomwapens de normaalste zaken van de wereld zijn. Hij komt er terecht in een machtsstrijd, waarbij "luipaardmannen" de macht overnemen.
In Atlantis leert hij onder andere de dwerg Pum Pum, die hem geregeld op zijn tochten zou vergezellen en de hoogpriesteres Winonah kennen, die later zijn vrouw zou worden. Uit dit huwelijk komt later de kleine Erwin voort. In een later verhaal zouden ze nog terugkeren naar Atlantis, in de hoop de situatie daar te redden, maar het loopt verkeerd, en Atlantis wordt volledig vernietigd.
Hoe hopeloos de situatie waarin hij terechtkomt ook is, Eric zet altijd door en weet zich altijd te redden. Hij is een soort "Middeleeuwse superheld" die geen opdracht of avontuur uit de weg gaat en die met zijn boog nooit een schot mist. Hij maakt ook geen misbruik van zijn afkomt : hoewel hij op een bepaald moment koning wordt, begeeft hij zich tussen gewone (en minder gewone) mensen en blijft voor hen meestal anoniem. De mensen komen meestal pas achteraf te weten wie hij eigenlijk is. Zijn aanleg om in de meest onmogelijke situaties terecht te komen, is natuurlijk niet zo bevorderlijk voor het familieleven. Maar de opdrachten gaan voor, Winonah en Erwin moeten maar wachten … ook al duurt het soms jaren voor Eric weer eens thuis verschijnt. Het volstaat dat hij nog maar denkt aan naar huis gaan, of er komt weer iets tussen.
Als het geen tovenares is die hem ontvoert, zorgen zeerovers daar wel voor. Of hij komt als slaaf in Rome terecht, waar hij, na Keizer Commodus in een tweegevecht verslagen te hebben, het aanbod krijgt om zelf keizer te worden. Of hij krijgt van een tovenaar de opdracht naar "Goudland" te varen en voor hem een scheepslading goud mee te brengen, waarna een verrader daar natuurlijk mee vandoor gaat. Eric komt zelfs aan het hof van de Chinese Keizer terecht, waar de Keizerin allerlei sombere intriges smeedt. Verder gaat hij onder andere op zoek naar een levenselixir en bestrijdt hij vloeken. En soms blijft het eenvoudig en probeert Eric gewoon een prachtig paard te vangen.
De science-fiction-elementen blijven beperkt tot Atlantis. Maar dat neemt niet weg dat veel magische en fantastische elementen een rol spelen in de reeks : dwergvolkeren, "water des levens", vloeken, een giftige nevel, magiërs en tovenaars, mythologische figuren, en ga zo maar door. En hoewel harde avonturen de hoofdaandacht opeisen, laten personages zich soms van hun gevoelige kant zien : zo zijn er scènes waar Eric en Winonah zich laten gaan, of nog een Chinese prinses die verliefd wordt op Eric.
Mannen moeten echter meestal sterk en stoer zijn, en de waarden die het meest naar voor komen, kunnen omschreven worden als moed, lafheid, trouw, verraad, dapperheid, … Eric komt ook meer dan eens terecht in situaties waarbij verzetsgroepen of samenzweerders de machthebbers willen omverwerpen. Hij kiest dan de kant van het recht, tegen het onrecht, zoals hij ook wraak wilt nemen op de moordenaar van zijn vader.
Eric wordt meer dan eens voorgesteld als "de goede" in de strijd tegen "het kwade". Zo werd na de dood van zijn vader, Koning Wogram, de macht overgenomen door een bloedige neef van hem, die alleen geïnteresseerd leek in rooftochten. Eric doet er dan ook alles aan om de macht terug in handen te krijgen en slaagt daar ook in.
Zoals al gezegd, is "Eric de Noorman" een Nederlandse reeks. Toch kreeg het Belgische Het Laatste Nieuws de eerste publicatie ervan.[306] En blijkbaar is Het Laatste Nieuws de enige krant die de verhalen in de oorspronkelijke vorm gepubliceerd heeft. Andere kranten gingen telkens over tot het inkorten van de (soms zeer lange) teksten.[307]
Tot slot moet nog vermeld worden dat Albert Maertens, die in 1954 directeur-generaal van Het Laatste Nieuws zou worden, over zeer goede contacten beschikte met Anton de Zwaan en de Toonder-Studio's.[308]
1.2.3. Steve Canyon en Walt Disney
Op 12 april 1947 verschijnt er een derde stripreeks in Het Laatste Nieuwe. Deze keer een realistische ballonstrip : "Steve Canyon" van de "bekenden Amerikaanschen kunstenaar"[309] Milton Caniff[310]. Caniff brengt hiermee een typisch Amerikaans avonturenverhaal waarbij misdaadintriges, complotten, liefdesgeschiedenissen en andere gebeurtenissen in elkaar overlopen. Canyon heeft een eigen luchtvaartbedrijfje en komt door zijn klanten in de meest bizarre situaties terecht. Op 15 oktober 1947 stopt de publicatie echter bruusk, zonder dat het verhaal echt ten einde is …
Hierna zal de rol van derde stripreeks soms overgenomen worden door verstrippingen van Disney-tekenfilms. Deze verhalen verschijnen in de krant rond het moment dat de tekenfilms in de bioscoop uitkomen[311]. Pinocchio is de eerste die aan de beurt komt, gevolgd door Bambi, Dumbo, Melodie van het Zuiden, Pieter en de Wolf en Assepoester.
In tegenstelling tot wat men van een product van de Disney-studio's zou verwachten, zien sommige van deze verhalen er ronduit slordig uit. Ook zijn de verhalen meestal vrij kort gebracht. Aan aandacht ontbreekt het echter zeker niet : aankondigingen voor deze verhalen worden bij hopen gepubliceerd. Sommige verhalen zijn ballonstrips, andere ondertekststrips, en nog andere een combinatie van die twee.
1.2.4. Marten Toonder en zijn Panda
In februari 1948 duikt dan Panda van Marten Toonder[312] op. Zoals gewoonlijk in de strips van Toonder, spelen dieren er de rollen van mensen, en wordt er gebruik gemaakt van onderteksten. Panda, een kleine panda (natuurlijk), trekt rond op zoek naar iemand die hem een vak kan leren. Maar ongelukkig genoeg voor hem komt hij telkens terecht bij zonderlinge figuren en bedriegers. Zo wordt hij regelmatig geconfronteerd met de sluwe vos Joris Goedbloed, een dief en bedrieger, die erin slaagt iedereen (inclusief Panda) altijd rond zijn vinger te draaien. Hij en Panda zijn blijkbaar gedoemd om met elkaar om te gaan, want hoezeer Panda ook probeert Joris af te schepen en met hem te breken, het lukt hem niet. Goedbloed, die allerlei beroepen "uitoefent", blijft hem dan ook gebruiken voor zijn snode plannen, en laat niet na de schuld op Panda te schuiven om zelf te ontkomen.
In de loop van de verhalen[313] gaan ze samen op zoek naar de verloren schat van koning Emeric, gaat Panda in de leer bij een detective en lost daarbij een diamantendiefstal op, leert hij vliegen bij een lichtjes gestoorde uil die ook wel piloot is, belandt hij samen met Joris Goedbloed (nu als goochelaar) bij een sultan in Dagbad, probeert hij de diefstal van een smaragd te vermijden, neemt hij met een mechanisch paard deel aan een wedstrijd en belandt hij als leeuwentemmer in een circus.
Deze Toonder-reeks die vooral op jongere lezers gericht is, heeft het nadeel nogal in herhaling te vallen. Een hele hoop personages heeft moeilijkheden om de naam van Panda te onthouden, of spreekt die verkeerd uit. En ook een hele hoop personages (waaronder Joris Goedbloed) zijn eigenwijze types die alles beter weten, de verdiensten naar zich toeschuiven als iets lukt, en de schuld op anderen steken als iets mislukt.
Ook typisch Toonder, zoals uit zijn andere reeksen zal blijken, is het feit dat politieagenten meestal redelijk dom en heel procedure-achtig zijn. Ze vragen een hoop papieren op, maar denken niet verder, houden de achtervolgers aan, en luisteren niet naar wat hen gezegd wordt.
Enkele politieke items komen aan bod, hoewel ze niet veel voorkomend zijn. In "Panda en de meester-vlieger" komt opeens een deurwaarder eisen dat vlieger Oehoe zijn belastingen betaalt. Hij kan echter onmogelijk betalen. Hij besluit dan samen met Panda deel te nemen aan een "reis-rond-de-wereld-wedstrijd", die ze ook winnen. Maar net als ze hun prijs gekregen hebben, staat de deurwaarder al daar. Oehoe moet een pak belastingen betalen, en na ook zijn rekeningen betaald te hebben, blijft er niets meer over om met Panda te verdelen.
Ook uitvindingen spelen een politieke rol. In "Panda en de professor" draait alles rond de diefstal ven een versteningstoestel, dat toelaat mensen volledig te laten verstenen. Op het einde van het verhaal stelt een man van de regering voor om het toestel te kopen. Maar aangezien het zou gebruikt worden voor oorlogsdoeleinden, vindt Panda het zijn plicht de uitvinding te vernietigen. Panda heeft blijkbaar geen vertrouwen in de plannen van zijn regering.
De uitvinding in "Panda en de Meester-geleerde" is dan veel braver. In dit verhaal maakt Panda kennis met professor Kalker, een enorm verstrooide en vergeetachtige geleerde. Twee boeven proberen één van zijn uitvindingen te stelen, maar door hun onhandigheid worden ze door een toestel van de professor gegrepen. Ze komen er mooi ingepakt, in cellofaanpapier en met een strikje rond, terug uit, en worden daarna ingerekend door de politie. En Panda heeft onmiddellijk het nut van de uitvinding ingezien : "Het is een prachtige uitvinding – luister maar goed ! Als ge de krant goed leest, dan leest ge, dat ons land moet uitvoeren. Maar in het buitenland willen ze onze dingen niet kopen omdat ze niet mooi genoeg zijn ingepakt. En wat de professor heeft uitgevonden is nu een verpakkingsmachine voor de uitvoer !"[314] De uitvinding is dus een succes, want zelfs de "Minister van Uitvoer en Verpakkingsaangelegenheden komt professor Kalker bedanken. Of hoe Marten Toonder aan de Nederlandse uitvoerproblemen een humoristische draai geeft, en een oplossing brengt door het aanbieden van mooie verpakkingen.
In hetzelfde verhaal blijkt het syndicalisme ook bij misdadigers te hebben toegeslagen. Een handlanger zit bij zijn baas constant aan te dringen over de regels van de "Boevenbond" die moeten gerespecteerd worden : middagpauze, extra betaling bij risico's, enzovoort.
1.2.5. Optimist, Adamson en Het hoekje voor de jeugd
Twee Scandinavische gagreeksen komen vanaf oktober 1948 het plaatje nog vervolledigen. Dagelijks verschijnt een verticale strook van "Optimist", van de hand van de Deen Ostrup. En elke woensdag wordt deze vervangen door een aflevering van Adamson[315]. Beide reeksen worden verdeeld door PIB.
Nog meer strips zijn er in Het Laatste Nieuws te vinden op de jeugdpagina, die vanaf 1 juli 1948 in de krant opgenomen wordt. Wekelijks worden er meestal twee reeksen gepubliceerd. Naast het meer documentaire "Stanley en Livingstone", een nogal moraliserende biografie van de ontdekkingsreizigers, worden vooral gagstroken en -platen uit de Toonderstudio's gepubliceerd : "De Apenstreken van Sim en Pans" van Wim Lensen[316], "Avonturen van Bas en Van Der Pluim", een olifant en een eekhoorn en "Wat gebeurt er, Baron Bluff ?" van Marten Toonder, waarin een baron zich van zijn domste kant laat zien. Verder ook nog "O'Gust, de dierenoppasser" van een zekere Philipsen.
1.3. Besluit
Het Laatste Nieuws begint strips op te nemen vanaf november 1945, en bevindt zich daarmee in de middengroep van Belgische kranten. Al snel worden dagelijks drie tot vier reeksen gepubliceerd, die in enkele groepen te verdelen zijn. Als eerste groep heeft men de Nederlandse ondertekststrips van de Marten Toonder Studio's (Eric en Panda), daarnaast de Amerikaanse ballonstrips van Opera Mundi (Rikske, Disney, Steve Canyon) en tenslotte de Scandinavische gagstroken Optimist en Adamson.
Het Laatste Nieuws is een krant die ongelooflijk veel aankondigingen publiceert, met aandacht voor de auteurs en de inhoud van de verhalen. Per verhaal publiceert de krant meestal twee/drie, soms tot acht van die aankondigingen. Op de periode 1946-1950 zijn het er 135 in totaal. Geen enkele krant doet hen dat na, en het bewijst dat Het Laatste Nieuws wel degelijk haar strips uitspeelt tegenover de lezers. Bij de strips zelf worden de namen van de auteurs soms in de titel, soms als handtekening vermeld.
Wat politieke inhoud betreft, zijn de gepubliceerde verhalen heel mager. Uitzondering zijn enkele situaties en opmerkingen in Panda. Wel politiek interessant is de volgende opmerking van Henri Christiaen in zijn artikel over Albert Maertens en strips : "Te onthouden valt dat onmiddellijk na de oorlog de directie van de krant – conform haar politiek en filosofisch gedachtegoed – ook een consequent correcte houding hanteerde bij het al dan niet accepteren van stripwerk. Zo werd Willy Vandersteen wandelen gestuurd toen hij zijn tekeningen presenteerde bij de redactie."[317]
2. Gazet van Antwerpen
2.1. Historiek en Situering
Het eerste nummer van de Gazet van Antwerpen verscheen op 3 november 1891 en werd uitgegeven door Napolitaan van Os. Twee jaar later werd de NV De Vlijt gesticht, die de krant zou uitgeven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de publicatie stopgezet, maar de krant verscheen wel als gestolen krant als een orgaan van DeVlag.
Na de oorlog komt Gazet van Antwerpen terug op 6 september 1944. Om de krant te typeren worden wel eens de volgende vier woorden gebruikt : "Vlaams, sociaal, christelijk, conservatief". De krant leunt aan bij de CVP en verdedigt in verkiezingstijd dus het katholieke programma. In de repressiekwestie pleit de Gazet van Antwerpen voor gematigdheid en in de koningskwestie neemt ze, zoals de andere katholieke bladen, een koningsgezinde houding aan.
Vooroorlogs hoofdredacteur Louis Kiebooms neemt na de bevrijding zijn functie terug op, tot hij 1 januari 1947 moet aftreden omdat hij tegelijk een politiek mandaat vervult. Corneel Staes zorgt voor de interim tot Louis Meerts in 1949 tot hoofdredacteur benoemd wordt. Staes blijft wel adjunct-hoofdredacteur. De oplages liggen in die periode tussen de 125.000 en de 130.000 exemplaren.[318]
Gazet van Antwerpen verschijnt zes keer per week, zaterdag en zondag moeten genoegen nemen met één krant. Op alle publicatiedagen worden strips opgenomen. Tijdens de beginperiode telt de krant 10 à 12 pagina's, in 1950 worden er dat 12 tot 16. Het formaat bedraagt 42 op 59,5 cm.
2.2. Walt Disney, Mik, Marten Toonder en Maz
2.2.1. De overijverige medewerkers
De eerste strip die in Gazet van Antwerpen opduikt, is Donald Duck[319], verdeeld door Opera Mundi. Op 9 maart 1946 verschijnt de eerste gagstrook van deze Disney-eend, die samen met zijn drie neefjes Lowie, Jan en Jefke in allerlei vreemde en grappige situaties terechtkomt. Zeer merkwaardig is het gecombineerd gebruik van tekstballonnen en ondertekst : terwijl alles door de tekeningen en ballonnen meer dan duidelijk is, worden de grappen in ondertekst nog eens uitgelegd.
Deze teksten zijn meer dan waarschijnlijk aangebracht door een overijverige medewerker (misschien de vertaler), die naar goede oude gewoonte vond dat de mensen ballonstrips niet kunnen begrijpen zonder bijkomende uitleg. Het wordt zelfs grappig als er op een bepaald moment "zoals uit de tekening blijkt"[320] staat. Deze opmerking wijst er nog eens op dat deze onderteksten totaal overbodig zijn. Vanaf eind juni wordt Donald soms vervangen door Ferd'nand, om eind augustus volledig uit de krant te verdwijnen.
"Hallo ! Hier Ferdinand ! Een groet aan al mijn oude en jonge vrienden ! Ik ben terug en blij U weer te zien."[321], zegt Ferd'nand in de aankondiging van de reeks : hij stond voor de oorlog namelijk al vanaf mei 1937 in de Gazet van Antwerpen[322]. Deze tekstloze gagstrip van de Deen Mik[323], zou - vooral in oktober 1946 - hetzelfde lot ondergaan als Donald : titels worden aangebracht om de grappen uit te leggen. Inge Gijs schrijft in haar boek over de Gazet van Antwerpen het volgende over het personage : "Door zijn eenvoud gespeend van elke vorm van pretentie of ambitie, veroverde Ferd'nand stormenderhand de harten van de lezers. Het succes ligt waarschijnlijk in de herkenbaarheid van het personage. Ferd'nand is een doodgewoon mannetje, dat zich alle pech van de wereld op de hals haalt. Mikkelsen presenteerde de lezers een spiegel waarin éénieder wel iets van zichzelf kan terugvinden."[324] De reeks wordt verdeeld door P.I.B. en loopt op het einde van 1950 nog altijd door.
2.2.2. Kappie, de betweterige kapitein
Om haar medewerkers werk te besparen, plaatst Gazet van Antwerpen dan maar een echte ondertekststrip. De reeks "Kappie", geleverd door de Nederlandse Marten Toonder Studio's, gaat op 28 juni 1946 van start op de voorpagina[325]. Tot einde 1950 zouden 26 verhalen volgen, weliswaar in de binnenpagina's.
Marten Toonder creëerde Kappie voor de Nederlandse kranten Het Vaderland en Het Algemeen Dagblad, die de verhalen vanaf 27 december 1945 publiceerden.[326] Gazet van Antwerpen start de publicatie bij het derde verhaal, waarna ook nog de verhalen 5 tot en met 17 en 21 tot en met 32 opgenomen worden.
Kappie is - zoals zijn naam al laat uitwijzen – kapitein. Kapitein van de sleepboot Kraak dan nog wel, waar hij geen klein beetje fier op is. Vanuit zijn thuishaven Lutjewier vaart hij de wereldzeeën rond, meestal op zoek naar een lading, en ook wel om ladingen te leveren. Hij wordt op zijn tochten vergezeld door "de Maat", een niet al te intelligent heerschap, dat enorm snel bang is en eigenlijk alleen geïnteresseerd is in zijn collectie prentbriefkaarten. Verder maken ook "de Meester" (machinist) en de Chinees Ah Sing (kok met een "splaakgeblek") deel uit van de bemanning. Een zeer verdraagzame bemanning, want Kappie is geen gemakkelijk mens. Hij weet graag alles beter en scheldt zijn bemanning regelmatig uit voor "klonten". Een reeks nevenpersonages komt zich in de loop van de verhalen bij deze kern voegen.
De verhalen zijn sterk uiteenlopend : zo worden Kappie en zijn ploeg geconfronteerd met opiumsmokkelaars, gaan ze op zoek naar een gezonken goudschip, proberen ze diefstallen te vermijden, ontdekken ze in Afrika een olifantenkerkhof, komen ze een "spookschip" tegen, varen ze onder water, komen ze daar een onderzeese stad en zeemeermannen tegen, nemen ze het op tegen een bende zeerovers, vervoeren ze een Afrikaanse keizer en worden ze ontvoerd door een vliegende schotel.
En als de situatie niet vanzelf uit de hand loopt, dan zorgt één van de personages daar wel voor. Signor Rivaldi is zo'n onheilsbrenger : deze overenthousiaste Italiaan doet gegarandeerd alles verkeerd lopen wat hij maar kan doen verkeerd lopen. En met één van zijn spraakverwarringen geeft hij zelfs een politieke knipoog : in "Kappie en de gouden hamer" roept hij opeens "hulplening" in plaats van "hulp"[327]. Het Marshallplan is niet ver weg …
Voor de rest is Kappie qua politiek een zeer brave reeks. Enkele keren wordt er gewezen op de economische noodzaak van werken, en op de moeilijkheden die soms gepaard gaan met het vinden van werk. Zo zit Kappie aan het begin van "De wonderlijke schelp" al drie weken zonder lading. Een andere keer kan hij er echt niet om lachen dat het zo lang duurt om een lading te vinden, want "Iedere dag dat we wachten, kost geld."[328] In het begin van "Kappie en de kolen-lading" ligt de Kraak in de haven uit te rusten, "maar omdat je met uitrusten geen geld verdient"[329], kan dat zo niet blijven duren. Ook moet Kappie de Maat soms zeggen dat ze moeten varen om geld te verdienen.[330]
De wetenschap en haar belang (of gevaar) voor de mensheid komen soms ook aan bod. In "Het geheim van de aardlaag" helpen Kappie en co een zekere Professor Larifix om op een Zuid-Amerikaans eiland een aardlaag "pampiet" te vinden. De ontdekking daarvan zou namelijk zeer belangrijk zijn voor de mensheid.[331] In "Het eiland Koeterwaal" is het dan weer een bende die door de ontginning van een magnetisch erts de macht in handen wilt krijgen.
"Kappie en de vreemde klok" draait zelfs volledig rond een uitvinding van Professor Larifix en Signor Rivaldi. Ze hebben namelijk een speciale klok ontworpen die de tijd kan verzetten. Doordat de Maat zijn handen er niet kan afhouden, belandt het gezelschap onder andere in de Middeleeuwen en bij de Romeinen. Als ze dan uiteindelijk hun eigen tijd terugvinden, vernietigt Kappie de klok : "De gevaarlijkste uitvinding van de wereld ! Die altijd verkeerd gebruikt zou worden ! Dit ding moet vernietigd worden, en ik ben blij, dat ik het gedaan heb. Het was het enige dat ik kon doen. De wereld is nog niet rijp voor dergelijke uitvindingen."[332]
Verder kunnen nog de niet al te snuggere politieagenten vermeld worden die in enkele verhalen voorkomen. Daarbij denken ze ook nog dat ze zich alles mogen permitteren omdat ze "ambtenaren van het recht" zijn, en zijn ze enorm procedure-achtig (in de zin van aan iemand zijn naam vragen, ook al kennen ze die goed).[333] Zowel de domme agenten als het tegendraads doen zijn echter typisch voor de verhalen van Toonder, zodat er niets meer moet achter gezocht worden dan een verhaalelement.
2.2.3. Dick Bos, Nederlandse pulp
Tenslotte moet nog het "detective beeldverhaal" vermeld worden, dat van 13 augustus tot 23 oktober 1948 gepubliceerd wordt. "Hela Cowboy" is een aflevering van de in Nederland zeer bekende "Dick Bos-serie" van Alfred Mazure[334], of "Maz". In dit verhaal doet een alleenstaande vrouw een beroep op deze detective om haar en haar ranch te beschermen. Haar buurman Wild Bill Buster doet er namelijk alles aan om haar tot verkopen te drijven. Dick Bos verklaart "de oorlog aan de onrechtvaardigheid", wordt door de sheriff tot marshall benoemd en gaat in de tegenaanval. Na een ganse reeks schietpartijen en achtervolgingen stort Wild Bill in een ravijn, zodat de rust wederkeert.
Van hoog niveau kan men het verhaal moeilijk noemen. Een ganse hoop clichés worden aangevuld met zeer schetsmatige tekeningen en een getypte tekst in ballonvorm. Misschien is het gebrek aan waardering wel de reden waardoor het bij dat ene verhaal bleef ?
2.3. Besluit
Gazet van Antwerpen blijkt een krant van blijvende stripreeksen te zijn. Zowel Ferd'nand als Kappie starten in 1946 en lopen in 1950 nog altijd door. Enkel Donald Duck (6 maanden) en Dick Bos (2 maanden) maken maar een kortstondig optreden. Op deze manier worden constant twee reeksen gepubliceerd, maar behalve door de publicatie van de stripstroken zelf, wordt er geen aandacht aan besteed. Alleen de start van Ferd'nand heeft recht op een aankondiging. De auteur wordt bij elke gepubliceerde reeks vermeld, hetzij in de titel, hetzij in de tekeningen onder de vorm van een handtekening of copyright. Er komen dus geen anonieme verhalen voor.
De oorsprong van de verhalen is zeer divers (Opera Mundi, PIB, Toonder-Studio's, Ten Hagen) zodat geen enkel agentschap een geprivilegieerde positie blijkt in te nemen. Wel blijkt er een voorkeur voor ondertekststrips te bestaan. Belgische producties komen helemaal niet aan bod, terwijl een krant met zulke oplagecijfers zich dat zeker had kunnen permitteren. En ook qua politieke inhoud vallen de verhalen zeer mager uit.
Met haar reeksen schijnt Gazet van Antwerpen op een dubbel publiek te willen mikken : terwijl men Kappie kan typeren als een reeks die vooral op kinderen gericht is, richt Ferd'nand zich meer tot een volwassen publiek.
3. Le Matin
3.1. Historiek en Situering
Het eerste nummer van Le Matin verscheen in 1894. Het werd een Franstalig Antwerps liberaal blad dat de strijd zou aangaan met het katholieke "La Métropole". Paul de Cauwer, zoon van de stichter, leidde het blad tot in 1949. Hij werd opgevolgd door Georges Desguin. Tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog werd de publicatie onderbroken.
Na de bevrijding is Le Matin er terug vanaf 5 september 1944 ; Willy Koninckx wordt hoofdredacteur. Het publiek van de krant is vooral te vinden bij de liberale (en Franstalige) burgerij van Antwerpen. Campé vermeldt voor 1949 een oplage van 35.000 exemplaren.[335]
Le Matin, die zich voorstelt als een "Quotidien d'union nationale" verschijnt zes keer per week (zaterdag en zondag vormen samen één krant). De strips zijn elke dag dat de krant verschijnt op post. Begin 1950 wordt de prijs van de krant op 1,50 frank gebracht. Het aantal pagina's evolueert van 4 à 10 in de beginperiode tot 10 à 18 in 1950.
3.2.Strips voor Franstalig Vlaanderen
3.2.1. Gagstroken bij de vleet
De eerste strip in Le Matin duikt op in juni 1945, en daarmee is deze krant bij de eersten om na de oorlog terug strips te publiceren. Drie maanden lang, tot 29 september, brengt een zekere Tenivar, gagstroken over "Monsieur Durant". Waarschijnlijk gaat het hier om een originele productie. Het copyright vermeldt "Inédit, tous droits réservés", en de teksten in het decor zijn in het Frans opgesteld. Neem daarbij dat Tenivar voor de rest onbekend is, en de kans is groot dat "Monsieur Durant" speciaal voor Le Matin getekend is.
Na een strippauze van een maand, gaat op 6 november 1945 de opvolger van start : "Narcisse, le petit livreur" door een zekere Eddy. Ook hier gaat het waarschijnlijk om origineel materiaal, om dezelfde redenen[336] als "Monsieur Durant". Deze reeks over de winkeljongen Narcisse en zijn "triporteur" zou bijna een jaar in Le Matin lopen, tot op 21 september 1946 het einde aangekondigd wordt : "Nous publions aujourd'hui la dernière bande de la première série des aventures de Narcisse, le petit livreur, dont les péripéties ont été accueillies avec sympathie par nos lecteurs. D'ici quelques mois, nous reprendrons la deuxième série de ses aventures, qui, nous n'en doutons pas, obtiendront le même succes. A partir de lundi, nous présenterons à nos lecteurs les "Aventures de Pitche", pleines d'humour et d'à-propos."[337]
Die tweede reeks van Narcisse zou er nooit komen, de beloofde avonturen van Pitche echter wel. Deze gagstroken van Aleksas Stonkus, een tekenaar van Litouwse oorsprong[338], bereiken Le Matin via het Franse "Presse-Services". Een hele reeks andere gagstroken zouden elkaar opvolgen of naast elkaar verschijnen : "Les aventures de Félix le chat"[339], "Les aventures de Saladin"[340], "L'Optimiste" van Ostrup, "Ferdinand"[341] van Mik, "Les tribulations du Père Lafraise"[342], "Henry"[343] van Carl Anderson en tenslotte "Oscar" van Jean Leo. Deze stroken worden verdeeld door Opera Mundi, P.I.B. en Presse-Services.
L'Optimiste wordt in de aankondiging beschreven als "un petit bonhomme au chapeau incliné sur l'œil, et qui porte toujours une fleur à la boutonnière. Il ne se prend du reste jamais au sérieux, car il croit que sa mission quotidienne consiste à encourager la bonne humeur et à créer l'optimisme dans ce monde devenu morose."[344]
Oscar is merkwaardig omdat het hier gaat om een reeks van de Belgische tekenaar Jean Leo, die via het Franse Opera Mundi België terug bereikt. De reeks verschijnt onder andere ook in een achttal Franse kranten.[345]
Deze reeksen houden het tussen de 3 maanden en de twee jaar uit, om dan vervangen te worden door andere.Tot het einde van 1947 zou men het bij één strip per dag houden, maar vanaf begin 1948 krijgt men dagelijks vier, en vanaf begin 1949 zelfs dagelijks vijf strips in Le Matin.
3.2.2. De Marsianen vallen aan
Le Matin publiceert niet alleen gagstroken, ook vervolgverhalen komen – zij het in mindere mate – aan bod. Zoals de ondertitel "Un grand roman d'anticipation" al laat vermoeden is "Fred Sander" een futuristisch verhaal, waarbij de aardbewoners het opnemen tegen de Marsbewoners. Dit verhaal van de Zweedse auteur Lennart Ek, wordt verdeeld door het Stockholmse agentschap Alga[346] en staat in Le Matin van december 1947 tot december 1948. Ek brengt zijn verhaal in een realistische stijl, die in de loop van het verhaal altijd maar slordiger wordt. Met de teksten gaat hij op een speciale manier om : soms duikt er een tekstballon op, maar meestal worden de dialogen en beschrijvende teksten gewoon los in de tekeningen geplaatst.
Het verhaal nu … De aarde bevindt zich in het jaar 2000 en Dokter Tide vangt signalen van Mars op. Even later heeft de invasie plaats : de Marsianen landen in Noord-Afrika. De aardbewoners komen snel samen in Wenen voor een militaire conferentie, en het hoofdkwartier van de geallieerde aardbewoners wordt ingesteld in Stockholm. Het verdere verhaal draait vooral rond Fred Sander en Borg, twee medewerkers van dr. Tide die zich engageren in het leger.
De Marsbewoners beschikken over een krachtige straal als wapen en over een groot aantal troepen die aangevoerd worden door Dinaro, de zoon van hun Keizer. Een harde strijd tussen de Marsianen en de "Verenigde legers" van de aardbewoners komt tot ontwikkeling, tot Dinaro een wapenstilstand voorstelt. Zijn vader, de Keizer, is net overleden en hij wilt verder bloedvergieten vermijden. Hij engageert zich al de schade terug te betalen en de aarde te verlaten. En hij stelt ook nog de Marsiaanse ruimtetechnologie ter beschikking van de aardbewoners. De vijanden worden ineens vrienden die gaan samenwerken.
In het tweede deel van het verhaal reizen Sander, Borg, Tide en zijn dochter Ylwa mee naar Mars. Daar worden ze geconfronteerd met generaal Sarto, die de vrede met de aardbewoners niet pikt en een staatsgreep pleegt. Waarna Dinaro en de aardbewoners proberen bondgenoten te vinden in naburige gebieden en planeten, om het bewind van Sarto omver te werpen. Na een lange strijd slagen ze daarin : Sarto verdrinkt tijdens een achtervolging. "Nos amis" de aardbewoners worden ontvangen het op Keizerlijk paleis en keren terug naar de aarde.
Lennart Ek zet hier een science-fictionverhaal neer, waar het niet op een ongeloofwaardigheid meer of minder aankomt. Allerlei planeten worden bewoond door gewone mensen, om nog maar te zwijgen van de dinosaurussen. Ook de Marsianen worden voorgesteld als gewone mensen, het enige verschil is dat er gekleed lopen als Romeinen. Ook maakt hij gebruik van futuristische architectuur en moderne technologie (zoals vliegtuigen op atoomaandrijving, vliegtuigen voor interplanetaire vluchten, een hypnotische straal). Het verhaal is ook opgebouwd volgens een echt feuilletonkarakter, getuige de onheilsberichten en "spannende vragen" in het laatste vakje van een strook. "L'inventeur ignore encore le malheur qui l'attend", "Mais la chance ne dure pas", "Retrouvera-t-on Ylma ?"[347], zijn daar enkele voorbeelden van.
Men kan in het verhaal de boodschap lezen dat het beter is samen te werken dan oorlog te voeren. Als de aardbewoners aangevallen worden door de Marsianen, bewijzen ze met hun "Verenigde legers" dat samenwerken heel goed mogelijk is. En ook Dinaro ziet het nut van samenwerken in : hij vindt het veel nuttiger met de aardbewoners samen te werken en de ontwikkelde technologie te delen, dan verder oorlog te voeren.
3.2.3. Radio Patrol : de politie, uw vriend
Eind juni 1948 gaat een tweede vervolgverhaal van start, die iets meer dan twee jaar zou duren : Radio Patrol[348]. Deze Amerikaanse reeks van Charlie Schmidt heeft als centrale figuren de jongen Pinky en zijn voogd, de politieman Pat. Daarnaast spelen ook Pat's "verloofde" Molly, zijn dikke medewerker, de hond Irish en het buurmeisje Frisette belangrijke rollen.
Zoals men van een politiereeks kan verwachten, worden de personages geconfronteerd met allerlei misdrijven en misdadigers. Ze worden zelfs geregeld door boeven bedreigd, ontvoerd en opgesloten. Gelukkig werkt de politie hier op een iets efficiëntere manier dan bij Marten Toonder. Alle zaken worden vroeg of laat opgelost, de politie overwint altijd, zoals ook een opgepakte moordenaar mag horen : "Votre erreur a été de vous croire plus malin que la police."[349]
Maar tegelijkertijd probeert de auteur ook een heel menselijk beeld van de politie naar voor te brengen. De politie is er om de misdaad te bestrijden, niet om gewone mensen lastig te vallen, én ze zijn redelijk : "Les policiers font leur métier ce qui ne les empêche pas d'avoir du coeur."[350]
Weer komt technologie in een politieke context aan bod. Een misdadiger die alles kwijt is, beklaagt zichzelf : "Il y a peu de temps, j'avais le monde entier à mes pieds … la formule atomique … les bijoux … j'étais riche … maintenant je suis fichu … balafré. Je ne puis trouver la formule atomique."[351] Ook zo op het einde van "Le plastique début". In dit verhaal draait alles rond de uitvinding van een soort plastiek dat aan alles weerstaat. Een bende onder leiding van een zekere Aulgold probeert de uitvinding te gebruiken om bankovervallen te plegen. Maar Pat en zijn medewerker dringen in hun schuilplaats binnen en ontdekken er een geleerde, Dr. Mota.
Deze Dr. Mota ontvoert Molly en vlucht ermee naar een grot in de bergen. Hij vertelt dat dit de schuilplaats was waar tijdens de oorlog aan uitvindingen gewerkt werd. Een ongelukkig gasexperiment maakte van hem de enige overlevende : "Je tenais entre mes mains cette formidable puissance et j'étais maître du monde si je voulais."[352] Hij ging dan samenwerken met Aulgold en zijn criminele organisatie.
Terwijl hij Molly een rondleiding geeft in de grotten vol met plastieken meubels, plastieken kogelvrije platen, enz., vertelt hij verder. En hij voegt eraan toe : "Et je suis le seul au monde à posséder ce secret." Molly kan het niet langer aanhoren en gaat de patriottische toer op : "Mais ce secret ne vous appartient pas ! Il est la propriété de l'état … du pays … de nous tous. C'est un devoir pour vous de livrer ces secrets."[353] Even later wordt Molly bevrijd en Mota opgepakt : hij komt tot inkeer en zal zacht behandeld worden als hij zijn formules afstaat aan de staat.
3.3. Besluit
Het valt op dat een krant als Le Matin, die toch een redelijk beperkte oplage heeft, zoveel strips publiceert. Tot het einde van 1947 blijft het bij één reeks tegelijk, een situatie die snel zou evolueren naar vier, en later zelfs vijf reeksen per dag. Dat brengt Le Matin ook bij de kopgroep wat het aantal samen gepubliceerde reeksen betreft. Opvallend is wel het grote verloop van de reeksen : Radio Patrol, de reeks die het langst verschijnt, houdt het ook amper iets meer dan twee jaar uit, zodat geen enkele reeks echt kan verbonden worden met Le Matin.
De krant schijnt zich bij haar keuze van de gepubliceerde strips wel te richten op een meer volwassen publiek. De oorsprong van de verhalen is zeer verscheiden : zowel eigen als buitenlandse producties worden gepubliceerd. Scandinavische, Amerikaanse en Franse reeksen worden verdeeld door zowel Alga, P.I.B., Opera Mundi en Presse-Services. Ook zijn de meeste gepubliceerde verhalen voorzien van tekstballonnen.
De meeste verhalen die gepubliceerd worden, krijgen een aankondiging. Soms wordt daarbij de auteur vermeld, en één keer zelfs de verkeerde : "un feuilleton dessiné intitulé "Radio Patrol" du au dessinateur américain A.W. Spencer."[354] Bij de publicatie van de reeksen zelf, wordt de lezer op drie uitzonderingen[355] na aangewezen op de handtekening. Als die er niet is, blijft het verhaal anoniem.
In de twee vervolgverhalen komen enkele politieke elementen aan bod, echter zonder uitschieters. Uit Fred Sander blijkt vooral een oproep tot vrede en samenwerking tussen de volkeren. Radio Patrol probeert dan weer een positief beeld te schetsen van de politie, als een efficiënte maar menselijke instelling. Het vermelde patriottisme is, zoals we verder nog zullen zien, typisch aan bepaalde Amerikaanse stripreeksen.
4. Volksgazet
4.1. Historiek en situering
Het socialistische dagblad Volksgazet rolde voor het eerst van de persen op 3 juni 1914. Het kwam voort uit de fusie van twee bestaande arbeidersbladen en het groeide na de Eerste Wereldoorlog uit tot hét blad van de socialistische beweging in Antwerpen. Tijdens het interbellum werd de oorspronkelijke uitgever, de coöperatie "Het Goede Zaad", vervangen door de "CV Ontwikkeling". Ook werd een akkoord gesloten met de Gentse socialistische krant Vooruit : Vooruit zou zich richten op Oost- en West-Vlaanderen, Volksgazet kreeg vrij spel in Antwerpen, Brabant en Limburg. Op deze manier werd concurrentie tussen de twee socialistische kranten vermeden. Tijdens WO II werd de publicatie van Volksgazet stopgezet, op de persen werd toen het collaborerende "Volk en Staat" gedrukt.
Maar op 4 september 1944 verschijnt de Volksgazet terug. Wel, wegens de papierschaarste, op een klein formaat, dat de krant zou blijven behouden. Een nieuwe directeur, Adolf Molter, en een nieuwe hoofdredacteur, Jos Van Eynde, verschijnen op het toneel. Deze laatste zou het blad uitbouwen tot een populaire en algemene informatiekrant, door meer aandacht te besteden aan degelijke reportages, sport en regionaal nieuws en door een lossere band ten opzichte van de BSP aan te nemen. Met succes : voor 1946 en 1949 worden oplages van 136.000 en 142.000 exemplaren vermeld.[356]
De krant verschijnt op een formaat van +/- 42,5 op 28 cm. Het aantal pagina's ligt in 1946 tussen 8 en 12, in 1950 tussen 16 en 20. Er verschijnen zes kranten per week : voor zaterdag en zondag verschijnt slechts één krant. Strips zijn er elke dag dat de krant verschijnt.
4.2. Mickey Mouse en Soldaat Fa Sido
4.2.1. Verhalen uit de jaren 1930
De eerste naoorlogse stripstrook duikt in Volksgazet op in januari 1946. Op 16 januari begint namelijk de publicatie van "Mickey Mouse in de Far West". Het begin van een lange reeks vervolgverhalen : eind 1950 gaat de publicatie van Mickey Mouse nog altijd ononderbroken voort met het veertiende verhaal "Mickey Mouse tegen het IJzeren Masker". Deze ballonstrip, vervaardigd in de Amerikaanse Disney-studio's, bereikt Volksgazet via het Franse agentschap Opera Mundi.
Het Mickey Mouse-personage werd ontworpen door Walt Disney en Ub Iwerks en zag in 1927 het levenslicht als tekenfilmfiguur. Op de stripversie was het wachten tot 13 januari 1930, waarvoor Floyd Gottfredson[357] vanaf mei 1930 het tekenwerk in handen zou nemen. Aan de scenario's werkten een hele hoop mensen mee, terwijl de handtekening van Walt Disney op de stroken mocht prijken.[358]
De verhalen die in Volksgazet gepubliceerd worden, zijn afkomstig uit verschillende periodes. De eerste twaalf verhalen werden voor het eerst gepubliceerd in de jaren 1935-1939 en zijn het werk van Gottfredson aan de tekeningen en Ted Osborne, gevolgd door Merrill De Maris aan de scenario's. Het dertiende verhaal, Mickey en Zorro, stamt uit 1948-1949 en is volledig het werk van Gottfredson. Mickey Mouse tegen het IJzeren Masker werd dan weer oorspronkelijk gepubliceerd van juli tot september 1950, zodat de publicatie in Volksgazet maar enkele maanden meer achterloopt. Het verhaal is geschreven door Bill Walsh en getekend door Gottfredson.[359]
In de Volksgazet beleeft Mickey Mouse samen met een hoop nevenpersonages, waaronder Minnie Mouse, Stoppel, zijn hond Pluto en de slechteriken Jack Pikkel en Klapoor een hoop avonturen. Het oplossen van misdaden, het zoeken naar schatten, het draaien van een film en het experimenteren met nieuwe uitvindingen wisselen elkaar af, met telkens de nodige misverstanden, achtervolgingen en situatiehumor.
Maatschappelijke en politieke onderwerpen worden daarbij niet uit de weg gegaan. De atoombom, spionage, oorlog, economische problemen, ze komen allemaal aan bod, zoals hieronder zal blijken uit enkele voorbeelden. Hoewel de meeste verhalen uit de jaren 1930 stammen, lijken ze in de jaren 1940 nog zeer actueel. Het is echter zeer moeilijk na te gaan of sommige elementen zich al in de oorspronkelijke versie bevonden : aanpassingen tijdens de vertaling zijn namelijk altijd mogelijk.
In "Mickey de speuragent"[360] werkt de held samen met de politie om de diefstal van fototoestellen op te lossen. Uiteindelijk blijkt dat de dief op zoek was naar één bepaald toestel waar een briefje in verborgen zat. Op dat briefje staat een scheikundige formule, ontwikkeld in een laboratorium "hier te lande" – de VS dus -, voor de ontwikkeling van een product dat uranium kan vervangen. Er wordt bijverteld dat men met uranium een atoombom kan maken. De dief blijkt dan ook een agent van een "vreemd syndicaat" te zijn.
Personages komen ook wel eens in geldnood : zo moet Mickey op een bepaald moment van de rechter een schadevergoeding betalen voor de vernielingen die zijn struisvogel aangericht heeft, maar daar heeft hij het geld niet voor.[361] Of nog : een loodgieter vraagt aan een vrouw die geen water meer doorkrijgt of ze haar rekeningen wel betaald heeft.[362] En in "Mickey op walvisvangst"[363] wordt de bemanning van een schip al maanden niet meer betaald omdat ze niets meer kunnen vangen.
Nog meer geldproblemen komen aan bod in "Mickey leert een vak"[364] : als hij terugkomt van een reis merkt Mickey dat hij geld verloren heeft op de beurs. Hij is alles kwijt en moet dus noodgedwongen op zoek naar werk. Dat blijkt niet van een leien dakje te gaan, want de meeste werkgevers stellen dwaze eisen en betalen slecht, als ze al werk aanbieden. Uiteindelijk kan Mickey als leerjongen beginnen bij een loodgieter, en zo komt hij in een diefstalaffaire terecht, die hij, in samenwerking met de politie, natuurlijk oplost. De inbrekers blijken toneelspelers te zijn, die, omdat ze geen werk vonden, geen andere oplossing zagen dan te gaan inbreken. Al deze economische en financiële problemen zijn niet zo verwonderlijk als men bedenkt dat deze verhalen uit de jaren 1930 stammen.
Geldnood is ook meer dan eens de reden om iets te ondernemen : de personages gaan werk zoeken, nemen deel aan een wedstrijd of gaan op zoek naar een schat. Zo bijvoorbeeld in "Mickey als schattenspeurder"[365] : Carmen, een vriendin van Mickey, moet binnen de twee maanden de schulden van haar huis afbetalen en weet totaal niet waar ze het geld vandaan moet halen. Maar op zolder ligt een dagboek van haar grootvader, met een plan naar een schat. Mickey besluit dan maar om de schat te gaan opsporen en zorgt ervoor dat Carmen haar schulden kan afbetalen.
Ook de moderne technologie komt goed aan bod : een "maanraket" waarmee Mickey en het wezentje Zorro naar de planeet Junior vliegen[366] en de "Submarplan" : een toestel dat zowel kan vliegen, varen als duiken[367] zijn er maar twee voorbeelden van.
In "Mickey en het atoomgeheim"[368] speelt die technologie zelfs de centrale rol. Mickey en Stoppel komen, terwijl ze een vliegtochtje maken, een vliegende auto tegen. Ze maken een foto en tonen de afbeelding aan de kapitein van de vliegbasis. Deze besluit de zaak samen met Mickey verder te onderzoeken. Volgens de kapitein heeft de man met de vliegende auto de atoomenergie ontdekt, en in dat geval, zegt hij, kent zijn macht geen grenzen en moet hij gestopt worden.
Mickey en Stoppel slagen erin de man, Dokter Cosinus, terug te vinden : ze worden door hem ontvangen in zijn huis boven de wolken, en krijgen zijn installatie te zien. Mickey biedt 100 miljoen vanwege zijn regering. Cosinus wil er echter niets van horen. Volgens hem kan hij van vreemdelingen miljarden krijgen voor zijn uitvinding, maar het is geenszins zijn bedoeling ze te verkopen. Hij wilt ze zelfs niet bekendmaken, omdat ze dan zou gebruikt worden voor oorlogsdoeleinden in plaats van de mensen te helpen. Mickey probeert de man te overtuigen door te zeggen dat als zijn land de uitvinding zou krijgen, er geen oorlog meer zou komen, maar dat gelooft Cosinus niet. Dan komt plots de buitenlandse spion Jack Pikkel zich in het verhaal mengen. Hij wint het vertrouwen van Mickey en Cosinus en probeert zo de formule in handen te krijgen, maar Mickey slaagt er net op tijd in om zijn plannen te verhinderen én zo de wereld te redden. Cosinus is echter niet van gedacht veranderd : hij wilt de formule niet afstaan, omdat de wereld er volgens hem nog niet klaar voor is. Hij besluit dan ook naar een andere planeet te verhuizen, en Mickey en de kapitein kunnen niets anders doen dan hem gelijk geven. Net als in de verhalen van X-9[369] wordt Amerika hier voorgesteld als vredelievende natie die uitvindingen in handen wilt krijgen om de vrede te bewaren en wilt een buitenlandse spion de uitvinding op een verkeerde manier gebruiken. De professor heeft echter genoeg mensenkennis om de uitvinding aan geen van beiden af te staan.
De wereldvrede komt ook in gevaar in "Mickey en de dictator"[370], waarin onze muis het opneemt tegen een zekere Dokter Vulterman. Niet toevallig een Duitse naam. Er gebeuren rare dingen op zee, schepen worden aangevallen door een zekere "U". Bij toeval is Mickey getuige van zo'n aanval, waarna hij ingelijfd wordt bij de luchtpolitie en een plan opzet om de aanvallers in de val te lokken. Het lukt : het schip waarop hij meevaart, wordt door de bende met een reuzemagneet lamgelegd, waarna een duikboot opduikt. Dokter Vulterman laat alle passagiers in de duikboot overstappen en brengt ze naar een eiland, waar ze worden opgesloten. Blijkt dat Vulterman, of "de dictator", van plan is om de wereld te veroveren. Zijn gevangenen wil hij gebruiken als soldaten. Maar natuurlijk steekt Mickey daar allemaal een stokje voor.
Ook maatschappelijke opmerkingen komen in de Mickey-verhalen aan bod, hoewel niet zo vaak. Twee voorbeelden uit "Mickey en Zorro", waarin de twee titelpersonages met hun maanraket op de planeet Junior belanden. Als Mickey daar twee beren ziet vechten, concludeert hij : "Wel ! Wel ! … Het ziet er net als bij ons uit …"[371]. Bij de terugreis naar de aarde wordt de radio opgezet : "En nu de nieuwsberichten ! Strijd gaat verder in het Verre Oosten … Scherp conflict in de UNO … Golf van misdadigheid over Chicago …", waarop Zorro reageert : "Komt in orde … we bereiken de beschaafde wereld."[372]
Het verhaal met de meest politieke inhoud is zonder twijfel "Mickey Mouse tegen het IJzeren Masker", dat hierna uitgebreid zal besproken worden. In dit verhaal probeert Mickey het land Muizepotamia van haar dictator te verlossen en eerlijke verkiezingen in te richten.
4.2.2. Het IJzeren Masker, Mickey Mouse als redder van de democratie
Het verhaal begint als Mickey wakker wordt in een vliegtuigje. Hij droomde dat hij koning werd, maar het blijkt totaal geen droom te zijn. De twee muizen, Johnny en Gustje, die hem vergezellen spreken hem aan met "Majesteit". Zelf zijn ze blijkbaar eerste minister en hoofd van de spionagedienst. Het vliegtuigje landt in Muizepotamia en het gezelschap wordt ontvangen door "het erecomité" : een trommelaar en een vlag, met daarop "Welkom Koning Mickey."
Waarop ze hun koning in een "koninklijke karos" naar zijn "paleis" brengen. Maar de echte situatie zou snel duidelijk worden. De "karos" is niets anders dan een oude kar, het paleis is een krotachtig huis. Het echte paleis is namelijk bezet. "Een vreemde kerel heeft ons land overrompeld", vertelt Johnny, "en we krijgen hem niet weg !"[373] Het blijkt om het IJzeren Masker te gaan, een "slechte kerel", die in het land een dictatuur gevestigd heeft, en van wie een verkiezingsaffiche aan de muur hangt. Als Mickey opmerkt dat ze toch vrij mogen stemmen, laten ze hem de affiche volledig lezen : "Stem voor het IJzeren Masker. Onversaagd – eerlijk – vriendelijk.", en in kleine letters : "P.S. Diegene die niet voor het IJzeren Masker stemt, zal onthoofd worden."[374] Verkiezingen zijn er dus wel degelijk, maar erg democratisch is het verloop ervan niet te noemen.
En geen wonder dat het Masker de muizen angst bezorgt : hij is twee keer zo groot als hen en ziet er met zijn zwarte masker niet al te vriendelijk uit. Ook Mickey krijgt schrik, en denkt er sterk aan om terug naar huis te gaan. Johnny probeert hem nog te overtuigen : "Blijf toch, majesteit … vecht voor je troon … wij zullen kampen !"[375] Maar net dan vallen twee wachten van het IJzeren Masker binnen, het zijn grote muizen, gehuld in musketierkleding. Ze besluiten Mickey aan het IJzeren Masker aan te bieden als hofnar.
Hij krijgt een narrenpak aan, maar daar blijken gaten in te zitten. Als hij bij een paleiswacht klaagt dat "de mot" erin zit, krijgt hij als antwoord : "Zijn geen motgaten … werd met een degen doorstoken ! De vroegere nar stak zijn neus teveel in politieke zaken !"[376] Hofnar blijkt dus geen al te veilige job te zijn én het Masker blijkt dan nog een enorm arrogant heerschap te zijn : hij geeft zijn nar alleen eten als hij aan het lachen wordt gebracht.
Ondertussen slagen Johnny en Gustje erin terug contact te leggen met Mickey. Via een geheime tunnel onder de troon nemen ze Mickey mee naar een geheime ruimte, waar plannen tegen het IJzeren Masker gesmeed worden. Ze stellen hem aan tot leider van "de lustige muisjes", maar Mickey stelt wel zijn voorwaarden : "In orde … zal je helpen die schurk er onder te krijgen … onder een voorwaarde … ik ben geen koning meer. Zullen een vrije verkiezing houden … Het volk moet de baas van Muizepotamia zelf kiezen. Weg met het IJzeren Masker."[377] Waarop alle aanwezige "lustige muisjes" hun leider toejuichen.
Het verzet organiseert zich dus. De lustige muisjes laten onder de naam "de groenkappen" overal berichten achter ; "Bericht ! De "Groenkappen" maken bekend dat ze het "IJzeren Masker" zullen aanvallen en uitroeien."[378] Zelfs op de koets van de eerste minister en op het hoofdkussen van het IJzeren Masker. En ze laten de eerste minister aanvallen door valken. Het masker voelt zich echter niet bedreigd.
Mickey speelt nu dus een dubbelrol als nar en als verzetsleider. Als plots Johnny en Gustje betrapt worden en opgepakt als spionnen, probeert hij dan ook door allerlei middelen hun executie te doen uitstellen. Zo probeert hij bijvoorbeeld het Masker te overtuigen hen een laatste eetmaal te geven, "Beschaafde staatslieden gunnen iedere terdoorveroordeelde een laatste ontbijt."[379] En aangezien het Masker een beschaafde leider wil zijn, gaat hij op het voorstel in.
En tijdens de executie slaagt Mickey erin om de twee "spionnen" te doen ontsnappen. Achternagezeten door een bende wachters, springt hij door een venster van het paleis en komt terecht in de kamer van een kleine bange muis. In een hoek ligt de uitrusting van het IJzeren Masker : het masker zelf, maar ook een steltenstructuur en vulsel. Mickey's hersenen draaien op volle toeren en komen op het besluit dat het IJzeren Masker eigenlijk een "klein ventje" moet zijn … het klein bang ventje in de kamer dat hem om medelijden en vergiffenis smeekt.
Mickey krijgt hem aan de praat : "Ik was een klein mannetje. Zwak, onbeduidend. Iedereen kon me tergen. En dan liet ik dat afschuwelijk pak maken. Ik voelde me sterk en onvervaard … ze zijn er allen in gelopen. En ik werd de leider … het gevreesde IJzeren Masker … Nu kan ik de anderen beduivelen …".[380]
Waarop Mickey hem vastbindt en zelf in de uitrusting kruipt. Het ex-IJzeren Masker probeert nog te bevelen hem los te maken, maar "het bevelen is afgelopen"[381]. En verkleed als het IJzeren Masker voert Mickey hervormingen door : de gevangenen van het "concentratiekamp" worden bevrijd, het leger wordt ontbonden, wapens moeten weggegooid worden en de eerste minister wordt afgezet (hij wordt terug visverkoper).
Daarna krijgt het Masker zijn uitrusting terug, maar Mickey maakt duidelijk dat hij alles bekend maakt bij de kleinste misstap. En hij vervolgt : "En nu zullen we een vrije en eerlijke verkiezingen inrichten voor de nieuwe baas van Muizepotamia …"[382] Hij stelt Johnny en Gustje voor als kandidaten voor het president- en vice-presidentschap en zet een campagne op : manifesten, affiches, meetings, … Gustje wordt aangeprezen als "eerlijk" en "onvervaard", voor Johnny komt daar "verstandig" bij. Maar ook het IJzeren Masker voert propaganda : hij loopt de straten af met een vlag waarop "Candidaat President. Het IJzeren Masker. Half eerlijk."[383] staat.
Uiteindelijk komen de uitslagen van de verkiezingen binnen. Johnny en Gustje halen 86 000 stemmen, het IJzeren Masker één stem. Mickey wenst de overwinnaars veel succes, neemt afscheid en vliegt weg met een luchtballon.
Met dit verhaal krijgt de lezer een les in democratie en pacifisme. Muizepotamia leeft in terreur, geregeerd door het vreselijke IJzeren Masker. Verkiezingen bestaan wel, maar de terreur zorgt ervoor dat men alleen op de dictator kan stemmen. Mickey, die aan het hoofd van het verzet komt, toont hoe het wel moet : geen koning, geen concentratiekampen, geen wapens of leger én vrije verkiezingen. Op die manier keert de rust weer in Muizepotamia, zonder zijn terreur stelt het IJzeren Masker namelijk niet veel voor.
De medewerkers van de Disney-studio's wisten heel goed dat de verhalen die ze produceerden, verspreid werden over de wereld. Het verhaal kan dan ook gezien worden als het over de wereld verspreiden van een democratisch gedachtegoed : de regeerders moeten vrij verkozen worden en in geen geval mag er gebruik gemaakt worden van druk of terreur.
Een duidelijk signaal in deze jaren van Koude Oorlog waarin het herstel van de democratie een belangrijk punt was. Al zeer lang stelden de Verenigde Staten zich op als de verdedigers van de vrijheid en de parlementaire democratie. En na de Tweede Wereldoorlog stond het herstel van die parlementaire democratie in Europa centraal, samen met het verspreiden van de hele "American way of life". Deze ingesteldheid werd nog versterkt door de toenemende impact van het communisme, die veel Oost-Europese landen in de armen van de Sovjetunie dreef.[384] Het "IJzeren Masker" kan zo trouwens ook gezien worden als een inspeling op het "IJzeren Gordijn".
In deze strip wordt dus aan de lezers getoond dat een democratisch systeem met eerlijke en vrije verkiezingen het enige goede is. Het belang van die boodschap kan één van de redenen zijn waarom het verhaal zeer snel na de originele publicatie in de Volksgazet (en in de rest van de Europese pers ?) verscheen.
4.2.3. Fa Sido, de domste soldaat van het Belgisch leger
Vanaf woensdag 15 oktober 1947 publiceert Volksgazet een wekelijks stripje, Soldaat Fa Sido. Elke week krijgt de lezer een gag van drie strookjes voorgeschoteld. Fa Sido is, zachtjes uitgedrukt, een zeer domme soldaat. Alles wat hij maar verkeerd (of net letterlijk) kan begrijpen, begrijpt hij ook zo. Zijn oversten zijn, wat geestelijke gaven betreft, niet beter voorzien. Het leger wordt in deze strip dus amper belachelijk gemaakt. Voeg daarbij dat Fa Sido ook nog een vrouwenzot is, en de voorraad grappen lijkt onuitputtelijk.
Auteur van dienst is Wally Delsey. Delsey is één van die, blijkbaar Belgische, tekenaars waar bijna niets van geweten is. In 1948 heeft hij een verhaal getekend voor het socialistische weekblad ABC[385], en in 1948 en 1949 publiceert telkens een verhaal in respectievelijk Het Volk en Vooruit.
4.3. Besluit
Het stripbeleid van de Volksgazet is zeer consequent. Begin 1946 start de publicatie van Mickey Mouse, en die reeks blijft gewoon onafgebroken doorlopen. De enige verandering is dat Mickey vanaf oktober 1947 één keer per week het gezelschap krijgt van Soldaat Fa Sido. Op die manier toont de krant dat ze ook in staat is eigen materiaal aan te bieden (al is het maar wekelijks) naast de Mickey Mouse-stroken van Opera Mundi.
De Volksgazet vernoemt telkens de auteurs van de verhalen in de titel, terwijl het werk ook getekend is. Enkele verhalen krijgen een aankondiging, maar lang niet allemaal. Wel wordt Mickey Mouse quasi altijd onderaan pagina 2 gepubliceerd, zodat het voor de lezer een gewoonte wordt zijn dagelijkse strip daar te zoeken. Volksgazet besteed dus wel aandacht aan haar strips, maar zonder te overdrijven.
Politieke elementen komen in de Mickey Mouse-verhalen zeker aan bod. Al is het moeilijk om ze aan de context te verbinden : de eerste verhalen dateren uit de jaren 1930, maar er kunnen altijd, met het oog op de herpublicatie, elementen aangepast zijn tijdens de vertaling. Deze "oude" verhalen blijken alleszins zeer actueel : economische problemen, de mogelijkheden van atoomenergie, een dictator die de wereld wilt veroveren … en Mickey Mouse die het mag oplossen. Maar het meest politiek geladen verhaal is het democratischgezinde "Mickey Mouse en het IJzeren Masker.", waarin vrije verkiezingen het belangrijkste thema zijn.
5. Het Belang van Limburg
5.1. Historiek en situering
Het Belang van Limburg zag in 1933 het levenslicht als de samensmelting van een reeks weekbladen, die opgericht waren door Nicolas Theelen, en later door zijn zoon Frans. In 1926 verhuisde het bedrijf van Tongeren naar Hasselt en nam het de naam "Concentra" aan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de publicatie stopgezet en werd een VNV-publicatie op de persen gedrukt.
Maar na de bevrijding is de krant er weer op 12 september 1944. En zoals de meeste andere kranten, krijgt ook Het Belang van Limburg te maken met personeels- en papiertekort. Hubert Leynen, tijdens het interbellum al hoofdredacteur, keert op zijn positie terug. Aangezien Leynen vanaf 1949 parlementslid wordt voor de CVP, leunt de krant sterk bij deze partij aan. Ook is de krant sterk verbonden met Limburg en wordt ze vooral in deze provincie verspreid. Voor 1945 en 1949 vermeldt Campé oplages van 40.000 en 45.000 exemplaren.[386]
De krant bevat tussen de 8 en de 12 pagina's en begint op een formaat van 29 op 42 cm[387]. Het Belang van Limburg verschijnt zeven keer per week, strips kunnen alle dagen verschijnen, maar dat gebeurt niet noodzakelijk.
5.2. "Limburgsche vervolgverhalen"
5.2.1. Nantje en Jetje
Op 16 september 1945 kondigt Het Belang van Limburg haar eerste naoorlogse strip aan met de volgende tekst : "Mej. Anne-Marie Prijs van Sint Truiden, dochter van den letterkundige Hendrik Prijs, tekende voor ons dagblad een Limburgsch vervolgverhaal : " De avonturen van Nantje en Jetje Pek en van hun hondje Zip". De teekeningen, waaraan groot en klein veel genoegen zullen beleven, vangen aan in ons nummer van morgen. Hierboven ziet u de drie helden uit dit geïllustreerd verhaal."[388]
Tekenares Anne-Marie Prijs werd in 1925 geboren als de dochter van schrijver Hendrik Prijs. Ze volgde les aan de Academie van Sint-Truiden en privé-les bij de schilder Ri Coëm. Naast haar werk voor Het Belang van Limburg, leverde ze ook illustraties voor novellen van haar vader en voor eigen teksten van sprookjes die verschenen in Zonneland en Libelle. Vanaf 20 februari 1948 zou ze ook een strip in Zonneland publiceren, "Tjieke en Jaak".[389]
Anne-Marie Prijs vertelt dat ze bij het zien van de Amerikaanse strips die ons land bereikten, ook zin kreeg om zulke "tekenbanden" te gaan maken. Jeugdverhalen schreef ze op dat moment al. Door de activiteiten van haar vader[390] kwamen veel schrijvers en schilders bij de familie Prijs over de vloer, en daardoor had de familie ook veel contacten met de uitgeverswereld. Anne-Marie ging haar strips dan blijkbaar op eigen initiatief aanbieden bij de hoofdredacteur van Het Belang van Limburg, die ze voor publicatie aangenomen heeft.[391] Het feit dat de tekenares haar werk op de krant is gaan aanbieden, is waarschijnlijk de reden waarom Het Belang van Limburg er zo vroeg bij is met het publiceren van strips.[392]
Annie Gay geeft in haar licentieverhandeling een korte bespreking van Nantje en Jetje. Voor haar is de oneerlijkheid, belichaamd door "Slangmensch" het centraal thema van het verhaal. Ze beschrijft de tekeningen als vrij eenvoudig (wat ook zo is) : "Aan de uitwerking van de gezichten is weinig aandacht besteed. De bewegingen zijn houterig. Ook de omgeving wordt in enkele trekjes voorgesteld. Er wordt wel gebruik gemaakt van tekstballonnetjes."[393]
Het verhaal loopt van 17 september 1945 tot 21 januari 1946, en begint op een eerder droevige manier : "Terwijl de natuur herleeft, sterft de moeder van Nantje en Jetje."[394] De twee kinderen besluiten dan maar de wijde wereld in te trekken. Ze zoeken werk, maar dat loopt slecht af. Ze helpen dieven in te rekenen, en dat levert hen een beloning van 10.000 frank op. Nantje wordt zelfs ontvoerd door bandieten, maar Jetje en enkele rakkers slagen erin hem te bevrijden.
De twee bengels komen terecht in een circus, waar Pipo de clown zich over hen ontfermt en hen kunstjes leert. Maar één van de andere circusartiesten, een zekere Slangmensch, die beschreven wordt als "lief maar (…) valsch en sluw"[395], wordt al snel jaloers op het succes van Nantje en Jetje. Hij zet een "misdadig plan" op en zaagt de koord waarop ze hun kunsten vertonen, door. Tijdens de volgende voorstelling breekt de koord dan ook door en valt Jetje naar beneden.
Jetje herstelt langzaam en Slangmensch wordt uit het circus gezet. Hij belooft echter zich te wreken. Maar momenteel zijn er andere zorgen. De kalender geeft 10 mei aan, "Duitsche vliegtuigen bombardeerden heden morgen Evere, zonder oorlogsverklaring…"[396] De algemene mobilisatie wordt uitgeroepen, "het vaderland roept", zodat ook Pipo de clown moet vertrekken. Pipo is echter zeer optimistisch : "Och Jetje, 't zal niet lang duren, de Moffen raken nooit over het Albertkanaal."[397]
Iets te optimistisch, zoals later blijkt. Enkele dagen later lezen Nantje en Jetje in de krant dat België na 18 dagen "dapper maar vruchteloos verzet"[398] bezet is. Duitse troepen trekken langs, al zingend van "und wir fahren gegen Engeland". "Daarvoor moet ge goed kunnen zwemmen stoefers …"[399], merkt Nantje op, maar Jetje zet hem aan tot voorzichtigheid.
Het hele verdere verhaal speelt zich af tijdens de oorlog, en stopt op het moment dat de geallieerden binnentrekken. Doorheen het verhaal worden de harde oorlogsomstandigheden duidelijk gemaakt. De twee kinderen moeten aanschuiven bij het rantsoeneringsbureel en de rantsoenen volstaan niet voor het circus, zodat ze "op smokkeltocht" moeten naar de boer. "De Moffen pakken alles", "Alles wordt zoo duur"[400], en door het gebrek aan voedsel moet de circusleeuw Sultan geslacht worden. "Alles de schuld van die vuile Pruisen"[401], zegt Nantje.
Slangmensch verschijnt zelfs terug op het toneel, deze keer als collaborateur. Hij zit zonder werk en gaat zijn diensten aanbieden bij de Gestapo. Hij wordt aangenomen, krijgt geld en een revolver en gaat nu op zoek naar slachtoffers. En dat slachtoffer is al snel gevonden : hij gaat Sis, die een varken vetmest in zijn tuin, aangeven bij "Willy den feldgendarm".[402] Maar Nantje en Jetje redden de situatie door Sis te gaan waarschuwen en Willy in de riool te laten vallen.
Slangmensch als collaborateur ? Wel, Nantje en Jetje gaan in het verzet en proberen op hun manier de Duitsers tegen te werken. Ze verven een zitbank waar elke avond een Pruis komt vrijen, zodat na afloop zowel de Duitser als het meisje vol verf hangen. En als de soldaat "ich liebe dich schatz"[403] zegt, voegt de verteller toe dat de liefde blind is … Of Nantje dringt de Feldgendarmerie binnen en tekent naast het portret van Hitler twee varkenskoppen met het onderschrift "dit zijn drie varkens"[404]. Tijdens een wandeling in de bossen komen ze zelfs in aanraking met een bende echte weerstanders. Nantje zweert "trouw aan vorst en België"[405] en wordt opgenomen in het verzet. Als eerste opdracht moet hij een bom leggen op de sporen waar een SS-trein moet doorkomen. De aanslag lukt, maar daar is Slangmensch weer : hij heeft alles gezien. Hij neemt Nantje gevangen en "hopende op een goede beloning draagt de verrader zijn slachtoffer naar de feldgendarmen."[406]
Maar Nantje ontsnapt en slaat samen met zijn zusje op de vlucht. Weer in een bos gekomen, maken ze kennis met een net gelande parachutist. Het blijkt een Franstalige Belg te zijn die ingelijfd is bij de R.A.F., en de twee kinderen brengen hem bij de verzetsstrijders.
Bij hun verdere tocht komen Nantje en Jetje terecht in een dorp dat net gebombardeerd wordt door R.A.F.-vliegtuigen. Enfin, de vliegtuigen bombarderen één bepaald doelwit, maar enkele bommen missen hun doel en vernielen een drietal huizen. Nantje redt een kind uit één van die huizen en valt dan gewond neer, zodat hij voor verzorging naar het ziekenhuis moet. De twee kinderen komen dus als echte helden uit deze gebeurtenissen.
En dan komt tenslotte de lang verwachte bevrijding. Na de winter is het opeens enorm druk op straat, zodat Nantje en Jetje zich afvragen wat al die motors en tanks die voorbijrijden toch wel betekenen. In een dorp horen ze dan wat er aan de hand is : "De geallieerden zijn nog een 20tal km. van hier !"[407] De bevolking laat haar vreugde dan ook duidelijk blijken : "We zijn bijna verlost van de Pruis !!", "Hoera", "de Pruisen die lopen gaan … terug naar hun "Heimat" Haha !", "Bravo".[408]
In het huishouden waar ze opgevangen worden (en waarvan de Opa in de weerstand zit), horen de kinderen op de radio dat de troepen op 30 kilometer van Sint-Truiden zitten. En Nantje kan het niet laten de wegtrekkende Duitsers een laatste hak te zetten. "Ik moet de Duitsers verschalken eer ze weg zijn"[409], denkt hij en die nacht gaat hij de banden van de opgeëiste fietsen platsteken.
En de volgende morgen is het dan zover : ze zijn bevrijd. Nantje en Jetje gaan de straat op en zien aan alle vensters Belgische vlaggen hangen : "Overal … de vlaggen uit. We zullen de eerste zijn om onze bevrijders te groeten ! Dáár … komen ze … geloof ik ! … Hemel! Jááá ! Hoera ! Welkom !"[410]
Een jeep met drie geallieerde soldaten komt aanrijden, en terwijl Nantje en Jetje erbij gaan zitten, worden de soldaten door de bevolking toegejuicht : "Leve de geallieerden", "Will you love cognac ?", "Bravo", "Welkom".[411] En met deze woorden eindigt het oorlogsverhaal van Nantje en Jetje Pek.
Het verhaal blijft tot het uitbreken van de oorlog redelijk onschuldig en draait dan vooral rond de concurrentie tussen Nantje en Jetje en Slangmensch. Na het uitbreken van de oorlog wordt die tweedeling verdergezet : de jaloerse, valse en verraderlijke Slangmensch gaat samenwerken met de Gestapo en zoekt naar slachtoffers, terwijl de twee kinderen enorm te lijden hebben onder de oorlogsomstandigheden. En toch gedragen Nantje en Jetje zich als "helden" : ze werken de Duitsers tegen zoals ze kunnen, maken hen belachelijk, helpen een geallieerde parachutist, … Nantje gaat zelfs in de weerstand en redt een kind uit een gebombardeerd huis.
Op twee momenten in het verhaal is er sprake van het B.N.B. : de weerstanders waarbij Nantje zich aansluit zijn dus leden van de "Belgische Nationale Beweging"[412]. Nantje is trouwens niet de enige die zich bij het verzet aansluit, ook de "Opa" op het einde van het verhaal is actief in de weerstand.
En zoals men bij zo'n verhaal kan verwachten, worden allerlei scheve opmerkingen en grappen gemaakt over de "Moffen" en "vuile Pruisen"[413], terwijl de geallieerde helden in een ongelooflijke patriottische sfeer onthaald worden. Er wordt echter ook gewezen op de fouten van de geallieerden, als hun bommen neerkomen op enkele huizen.
Tot slot moeten nog enkele katholieke elementen vermeld worden, die in het verhaal opvallen. Op een bepaald moment bidden Nantje en Jetje voor een kapelletje tot Maria en als Jetje in het circus gewond raakt, zegt Pipo "Arm Jetje. God geve dat zij geneze !".[414]
Als het verhaal gepubliceerd wordt, is de oorlog sinds enkele maanden definitief gedaan. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat "Nantje en Jetje" in een sterke patriottische sfeer baadt. Het kan dan ook gezien worden als een in herinnering houden van de daden van de Duitsers en van de inspanningen van de geallieerden en het verzet. Ook wordt zo een tweede keer met de Duitsers afgerekend.
5.2.2. De Stradivarius en de Jood
Na een korte onderbreking publiceert Het Belang van Limburg van februari tot mei 1946 een tweede verhaal van Anne-Marie Prijs, met totaal verschillende personages. "De Stradivarius van Prof. Polsky" vertelt het verhaal van de "Bende Grijp" die deze Stradivarius-viool wilt stelen. De bende vlucht met de viool naar de Verenigde Staten, en ondertussen schakelt Polsky een detective in om zijn instrument terug te vinden. Door een efficiënte samenwerking tussen de Belgische en de Amerikaanse politie worden de dieven uiteindelijk opgepakt of gedood. Polsky heeft zijn viool echter niet terug, tijdens een gevecht werd ze volledig vernield.
Merkwaardig in dit verhaal is de rol die een joodse handelaar erin speelt. Eén van de dieven probeert de viool namelijk te verkopen in de joodse muziekwinkel "Abrams". De winkelier koopt de viool, goed wetende dat het om de gestolen Stradivarius gaat. Hij wordt ook erg karikaturaal voorgesteld : een kaalkop, een klein brilletje en een haakneus annex haakkin. En als later de politie en de detective bij hem op bezoek komen, noemen ze hem "dat joodje" en "den jood".[415] Zo kort na de oorlog zulke "jodengrappen" in een verhaal zetten, lijkt nu op z'n minst misplaatst. Blijkbaar was het type van de jood als oneerlijke handelaar en misprezen medemens diep ingeworteld bij een deel van de bevolking.
In zijn antisemitisme-artikel in de NEVB vermeldt Lieven Saerens dat de joodse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog in de onmiddellijke naoorlogse Belgische pers niet op veel belangstelling konden rekenen. In deze omstandigheden is het dan ook niet verwonderlijk dat men joden blijft doortyperen als oneerlijke handelaars en blijft voorstellen met haakneuzen en dergelijke.[416]
5.2.3. Agentschappen
Met Professor Polsky komt blijkbaar ook meteen een einde aan de "Limburgsche" vervolgverhalen. Nadien zou de lezer van "Het Belang" alleen nog buitenlandse gagstroken voorgeschoteld krijgen. Van mei tot oktober 1946 verschijnt Professor Biskott van Steve Donogan[417], waarna een gagreeks zonder titel of auteur[418] tot januari 1947 in de krant verschijnt. Vanaf dan trakteert de krant haar lezers dagelijks op de grappen van Ferd'nand van Mik[419], die eind 1950 nog altijd doorlopen. En tot slot komen daar vanaf juni 1949 de Adamson-gags van O. Jacobson[420] bij. Deze twee laatste worden verdeeld door PIB.
5.3. Besluit
Het Belang van Limburg is door de publicatie van Nantje en Jetje vanaf september 1945 bij de vroege kranten die strips publiceren. Twee originele verhalen worden geleverd door tekenares Anne-Marie Prijs, waarna de krant overstapt naar de publicatie van agentschapstrips. Deze agentschapstrips zijn allemaal gagstrips en worden verdeeld door "Studio Vox", "Ranch" en PIB. Tot juni 1949 zou er dagelijks maar één strip verschijnen, vanaf dan worden het er dagelijks twee. Door de publicatie van die gagstroken kan men ook zeggen dat de krant haar strips meer op volwassenen gaat richten.
Vijf van de zes verhalen/reeksen hebben recht op een aankondiging. Wat de auteurs betreft wordt er vooral aandacht besteed aan Anne-Marie Prijs, die in de aankondiging van Nantje en Jetje aan de lezers voorgesteld wordt. Ook wordt haar naam naast de titel van het verhaal vermeld. Jacobson, auteur van Adamson, wordt in de aankondiging vermeld als een "beroemde tekenaar"[421], en daaronder wordt zelfs zijn foto gepubliceerd. De overige auteurs moeten het doen met hun handtekening in de stroken.
En wat de politiek betreft, vooral het eerste verhaal van Anne-Marie Prijs is sterk politiek geladen. Enkele maanden na het einde van de oorlog wordt deze in het verhaal nog eens overgedaan, waarbij, zoals in werkelijkheid, de slechte Duisters door de geallieerde helden verdreven worden.
6. Le Soir
6.1. Historiek en Situering
Le Soir werd in 1887 als neutrale krant opgericht door Emile Rossel. Oorspronkelijk gratis verdeeld, werd het blad in 1898 betalend. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de publicatie onderbroken, en tijdens de Tweede Wereldoorlog verscheen Le Soir als gestolen krant. Vanuit het verzet werd in 1943 de eenmalige uitgave van de "faux Soir" gerealiseerd.
In 1935 werd de overleden directeur Victor Rossel vervangen door Lucien Fuss, die na zijn dood in 1946 opgevolgd werd door Marie-Thérèse Rossel. Charles Breisdorff werd in 1937 hoofdredacteur en zou dat (uitgezonderd tijdens de oorlog) blijven tot 1968.
Na de bevrijding wordt de publicatie hernomen vanaf 6 september 1944. Le Soir kenmerkt zich door een neutrale opstelling, los van de zuilen, maar in verband met bepaalde thema's kan de krant zich wel degelijk engageren. Voor 1951 vermeldt Campé een oplage van 320.000 exemplaren.[422]
Le Soir stijgt van 6 à 8 pagina's in de beginperiode tot 6 à 18 pagina's in 1950, en dit op groot formaat. De krant verschijnt eerst zes keer per week (niet op maandag), vanaf 1949 komt er wel een editie op maandag. Strips blijven dan gewoon verschijnen van dinsdag tot zondag.
6.2. De strips van Le Soir
6.2.1. De eerste strips
""L'homme masqué" et "Les aventures de Mr Subito". Le Soir commence aujourd'hui la publication de deux dessins qui divertiront désormais, au jour le jour, nos lecteurs, petits et grands. L'homme masqué, de Bob Green, plaira aux amateurs de drames mouvementés du Far-West, tandis que Les Aventures de M. Subito décriront les tribulations comiques d'un original personnage."
Met deze woorden zet Le Soir op 30 oktober 1945 de naoorlog op stripgebied in. In "L'homme masqué" zorgt een gemaskerde ervoor dat de gerechtigheid in een Far West-streek gerespecteerd wordt. Zo zorgt hij er bijvoorbeeld voor dat een bende veedieven door de mand valt of dat een gevaarlijke bende opgepakt wordt. De publicatie stopt echter bruusk in september 1946 zonder dat het verhaal afgelopen is.
"Les aventures de Mr Subito" van Bozz[423] zou in december 1950 nog altijd in de krant staan. Deze tekstloze gagstroken vertellen de belevenissen van een raar mannetje dat altijd rondloopt met vlinderdas, bolhoed en monocle. De twee reeksen worden verdeeld door Opera Mundi, net als de meeste andere reeksen in Le Soir.
In september 1946 wordt "L'homme masqué" opgevolgd door Rip Kirby van Alex Raymond[424]. Niet voor lang, want deze net gedemobiliseerde amateur-detective blijft maar iets minder dan twee maanden in de krant.[425] In dit verhaal moet hij een moordzaak oplossen, wat hem na allerlei moeilijkheden natuurlijk ook lukt.
6.2.2. Cappi
Vanaf november 1946 publiceert Le Soir "Cappi" van de Marten Toonder-Studio's. De reeks wordt op 29 oktober 1946 aangekondigd met een artikeltje op de voorpagina, vergezeld door een foto van Marten Toonder, die "le célèbre dessinateur hollandais Martin Toonder"[426] wordt genoemd en wiens reputatie vergeleken wordt met die van Walt Disney. Kappie werd al besproken in het deel over de Gazet van Antwerpen, maar Le Soir publiceert enkele verhalen extra[427], waaronder "Cappi et les drôles de pirates"[428].
In dat verhaal ontdekt Kappie een eiland in de Stille Oceaan, waar inderdaad een merkwaardige soort piraten zijn intrek genomen heeft. Duitse soldaten, die blijkbaar niet goed beseffen dat de oorlog voorbij is, zetten van daaruit de strijd op hun eigen manier voort. Door gebruik te maken van de modernste apparatuur, slagen ze erin voorbijvarende schepen lam te leggen en de bemanningen gevangen te nemen. Deze worden dan als gevangenen op het eiland aan het werk gezet, onder toezicht van Duitse soldaten. Gelukkig kunnen Kappie en zijn bemanning roet in het eten strooien en ervoor zorgen dat de Duitsers opgepakt worden.
De Duitsers hebben het eiland trouwens gepersonaliseerd. Op verschillende plaatsen zijn gebeeldhouwde adelaars te zien. En natuurlijk verwijst Toonder verschillende keren naar de voorbije oorlog. De eerste keer dat Kappie een adelaar opmerkt, laat hij hem zeggen : "Ce n'est pas la première fois que je vois ça (…) Nom d'une pipe ! C'est l'aigle allemand!"[429] En bij het zien van een colonne gevangenen, merkt de Maat op : "Ce n'est pas la première fois que je vois ça, mais c'était l'année dernière et maintenant ces choses-là ne sont plus permises !"[430] Of nog : "Tu vois que Cappi réussit et tu vois aussi pourquoi Cappi était étonné. C'est que c'était un soldat allemand qui montait la garde, tu sais bien, un de ces hommes qui portent des bottes ; peut-être en as-tu déjà vu."[431] Deze soldaat wordt afgebeeld met een grote helm, een geweer op zijn schouder en een serieus smoelwerk.
Zoals men al kan verwachten, worden de Duitsers voorgesteld als arrogant, dom, oorlogszuchtig en onsympathiek. De Duitsers roepen nog regelmatig "Heil Hitler" en spreken ofwel Duits, ofwel Frans met een verschrikkelijk Duits accent, genre "Ach so, bromener un peu, hein ?"[432] Orders worden strikt opgevolgd, maar als ze de keuze hebben tussen twee zaken, twijfelen ze zo sterk dat ze uiteindelijk niets doen.
En blijkbaar is de tijd voor deze mensen echt een paar jaar stil blijven staan. Op het eiland is namelijk ook een geleerde aanwezig die een zogezegd totaal nieuw wapen aan het ontwikkelen is : "Dout à fait nouveau. Je fabrique une pombe d'atomes. Je l'appelle pombe atomique."[433]
Kort na het einde van de oorlog laat Toonder dus een nieuwe overwinning op de Duitsers plaatshebben. Maar tegelijk blijkt uit het verhaal dat er ergens ter wereld misschien nog Duitsers zijn die de oorlog verderzetten. Men kan nooit weten …
6.2.3. Steve Canyon en de oorlog
Ook in Steve Canyon[434], dat Le Soir van april 1947 tot maart 1948 publiceert, zijn verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog terug te vinden. Op een bepaald moment wordt een bemanningslid van Canyon er stil van : "Mais je ne peux m'empêcher de penser à mes bons copains qui auraient (…) et que les Japonais ont envoyés dans l'autre monde."[435]
Op een ander moment heeft de oude man Happy Easter een gesprek met Steve Canyon :
- Easter : "Steve, tous vos hommes se mettent à plaisanter quand je leur demande ce qu'ils ont fait à la guerre."
- Canyon : "Ils n'aiment pas jouer aux héros, Happy. La guerre est une chose affreuse. Ils préfèrent n'en plus parler."
- E : "Croyez-vous qu'il y aura une autre guerre ?"
- C : "Non Happy … … Je pensais seulement à la nuit de Pearl Harbor le 6 décembre 1941 …"[436]
En tijdens een gesprek met een jong bemanningslid, die tijdens de oorlog nog te jong was om mee te strijden, zegt Easter : "Je sais. Steve m'a parlé de tout cela … Moi non plus je n'ai pas fait cette guerre. Mais si j'avais su, je me serais engagé dans l'aviation pour flanquer une bonne correction à ces Japonais de malheur et leur faire payer cher leur attaque de Pearl-Harbor !"[437]
De oorlog wordt dus voorgesteld als iets vreselijks, waarvan zelfs de stoerste mannen stil worden, en dat vooral door het feit dat veel jonge Amerikaanse soldaten gesneuveld zijn. De Japanners worden daar trouwens verantwoordelijk voor gesteld, Pearl Harbor zit nog altijd heel diep.
Verder in het verhaal vertelt Easter tegen twee mannen die hem ontvoeren het laatste nieuws over de atoombom : "Nos savants viennent d'en constituer une qui ne tuera que les gens ne parlant pas Anglais."[438]
6.2.4. Disney-verstrippingen
Net als Het Laatste Nieuws, publiceert Le Soir bij het verschijnen van Disney-tekenfilms een stripversie in de krant. Pinocchio, Bambi, Dumbo, José Carioca, "Oncle Remus raconte"[439], Pierre et le loup en Cendrillon komen zo aan bod. En ook zoals in Het Laatste Nieuws kunnen deze verhalen op een grote aandacht rekenen, door de publicatie van een groot aantal aankondigingen.
José Carioca vertelt het verhaal van een Braziliaanse papegaai die zich graag voordoet als een man van de wereld en die allerlei truukjes verzint om die schijn op te houden. Oncle Remus bestaat uit een reeks kortverhalen met telkens dezelfde personages, "Boer Konijn", "Broer Beer" en "Broer Vos", die elkaar altijd te slim af willen zijn. Elk verhaaltje wordt besloten met een kleine moraal zoals "La paix est belle … si elle est respectée par les deux partis … en même temps !"[440] of nog "Les choses iraient bien mieux si chacun ne s'occupait que de ce qui le regarde."[441]
6.2.5. Eric, l'homme du Nord, Le petit roi, Rasmus en Roy Rogers
Ook Eric de Noorman van Hans G. Kresse duikt op in Le Soir. Met "Prisonniers de Rome" beginnen in februari 1948 de avonturen van deze Viking. Dit verhaal, eigenlijk het zesde uit de reeks, werd speciaal gemaakt om als nieuwe start te kunnen dienen in kranten en tijdschriften die later aan de publicatie van Eric de Noorman begonnen.[442]
Van juni tot oktober 1948 krijgt Eric ook het gezelschap van "Le petit Roi". Met dit personage zou Otto Soglow[443] de lezer dagelijks trakteren op drie stroken met de grappige voorvallen van deze kleine en atypische koning.
En het moeten niet altijd Opera Mundi en de Toonder-Studio's zijn, Le Soir haalt ook strips bij de Denen van PIB. Van juli tot oktober 1949 duikt Rasmus van Jorgen Clevin[444] op. Le Soir stelt de reeks als volgt voor : "Lundi prochain l'autruche Rasmus aura l'honneur de se présenter à vous dans les colonnes du "Soir". L'autruche est omnivore. Rasmus n'hésite jamais un moment, elle dévore tout ce qui lui paraît nouveau et intéressant, tant comme elle se jette à corps perdu dans toutes sortes d'aventures même les plus hasardeuses. Nos lecteurs, petits et grands, s'amuseront des aventures extraordinaires que Rasmus aura en compagnie des deux petits nègres Sim et Sam, et de tous les animaux d'Afrique."[445]
En tenslotte moet nog "Roy Rogers, roi des cowboys" vermeld worden. Le Soir publiceert deze reeks van "Al Mckinson"[446] vanaf eind januari 1950. Roy Rogers is zo'n typische cowboy die ter hulp snelt waar men hem nodig heeft. In één van de verhalen zorgt hij voor het vrijpleiten van een Indianenstam. Een groepje ongure types probeerde deze Indianen te valselijk te beschuldigen van diefstal, om zo de regering te overtuigen ze van hun grond te verdrijven. Er zit namelijk petroleum onder de grond.
6.2.6. Pour les enfants
Op zaterdag 11 december 1948 gaat de jeugdrubriek "Pour les enfants" van start. Wekelijks zou een halve pagina gewijd worden aan de jongste lezers van Le Soir. Medewerker Paul Caso stelt in een korte tekst de nieuwe rubriek voor : "Le "Soir" est heureux d'apporter une heure de joie à tous ses petits amis, en leur offrant une page qui réunira des histoires amusantes, des études consacrées à la vaillance de l'homme, des notes sur les mystères de la nature et des jeux divers."[447]
Ook strips worden in deze rubriek opgenomen. De meeste "strips" zijn echter niet meer dan bewerkte sprookjes of geïllustreerde geschiedenislessen, waarbij gebruik wordt gemaakt van onderteksten. Auteurs hiervan zijn onder andere Jean-Leon Huens[448], Claude Lyr[449], Robert Liard[450] en Leon Van Roy[451].
Maar ook meer moderne strips komen aan bod. Peyo[452] publiceert enkele gagstroken van Poussy, Patrick O'Sheridan[453] levert twee kortverhalen van "Annik en Dikky" en uit Frankrijk komen de gagstroken van Pif le chien, door Arnal[454].
6.3. Besluit
Met het begin van de strippublicaties in oktober 1945 is Le Soir er redelijk vroeg bij. Het begint met twee reeksen per dag, maar na verloop van tijd zouden dat er vier, en soms zelfs vijf worden.
De strips in de krant zelf worden allemaal uit het buitenland gehaald, meer bepaalde bij de agentschappen Opera Mundi, Marten Toonder-Studio's en PIB. Eigen auteurs komen dan weer aan bod in de jeugdrubriek, maar in vergelijking met de dagelijkse reeksen is dit ongeveer verwaarloosbaar.
De opgenomen strips zijn wel zeer gevarieerd : strips met ondertekst of met tekstballonnen, Amerikaanse avonturenstrips, Disney-verhalen, het "historische" Eric de Noorman of gagstroken. Daarmee wordt waarschijnlijk geprobeerd met de strips een zo groot mogelijk publiek te bereiken. Merkwaardig is ook dat er qua gepubliceerde strips grote overeenkomsten bestaan met Het Laatste Nieuws.
Aankondigingen verschijnen regelmatig : bij het begin van een nieuwe reeks worden er één of meerdere geplaatst, maar niet bij de start van elk verhaal. Daarbij worden de auteurs soms uitgespeeld. Auteurs die trouwens meestal netjes in de titel vermeld worden.
De politieke inhoud van de verhalen is vrij mager. Behalve het Kappie-verhaal over de Duitse piraten en enkele oorlogsopmerkingen in Steve Canyon, valt er niet echt veel op te merken.
7. De Nieuwe Standaard / Het Nieuwsblad
7.1. HISTORIEK EN SITUERING
Voor de Eerste Wereldoorlog werden de eerste stappen gezet die naar de oprichting van De Standaard zouden leiden. Door de vijandelijkheden moest de publicatie echter uitgesteld worden tot 4 december 1918. Vanaf het einde van de jaren 1920 ging de krant een sterk flamingantische koers varen en in 1929 zag de volkseditie Het Nieuwsblad het licht. Deze zou een breed publiek aanspreken en zo de financiële basis van de krant versterken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stopte de publicatie van De Standaard, en gaf het bedrijf Het Algemeen Nieuws uit, wel onder Duitse controle. Dit zorgde ervoor dat de krant na de bevrijding onder sekwester geplaatst werd en dus niet meer mocht verschijnen.[455]
Al tijdens de Tweede Wereldoorlog voorzagen enkele mensen dat de NV De Standaard na de bevrijding in de problemen zou komen. Deze mensen, afkomstig uit de kringen rond de West-Vlaamse industriëlen Tony Herbert en Léon Bekaert "wilden een poging wagen om de onderneming te redden en haar dienstbaar te maken aan de door hen in Vlaanderen en België nagestreefde vernieuwingen". Nog tijdens de oorlog benaderden ze de familie Sap, eigenaar van de krant, die inzag dat met deze mensen samenwerken de enige oplossing was. En zo werd een huurovereenkomst gesloten voor de gebouwen, de drukkerij en de titels, die zou lopen tot begin 1947.
En zo komt het dat op 5 oktober 1944 De Standaard terug verschijnt. Camille Van Deyck wordt directeur, Betsy Hollants hoofdredacteur. Maar Tony Herbert is en blijft het "brein" achter de hele onderneming, terwijl zijn collega Bekaert vooral voor de financiële kant zorgt. Om de krant uit te geven wordt op 8 november 1944 de NV De Gids opgericht.
Twee dagen later verandert de titel in De Nieuwe Standaard, terwijl de ondertitel uitgebreid wordt tot "Dagblad voor staatkundige, cultureele, sociale en economische belangen". Een terechte wijziging, want het gaat inderdaad om een nieuwe krant, die afstand neemt van het Vlaams-nationalisme van haar vooroorlogse voorganger. Tegenover de oude Standaard is De Nieuwe Standaard nogal Belgicistisch te noemen : er wordt gepleit voor Belgische solidariteit en voor de ontvoogding van Vlaanderen binnen België via taalwetten. Verder wordt er onder andere gepleit voor een humane bestraffing van de collaboratie, voor trouw aan Leopold III, voor sociale rechtvaardigheid en solidariteit, voor economische samenwerking, enz. De eigenzinnige standpunten zorgen natuurlijk voor kritiek, zowel uit linkse als uit Vlaams-nationalistische hoek.
Zoals al gezegd, wordt de geest van de krant vooral bepaald door de industrieel Tony Herbert, hij speelt op zijn manier ook een beetje hoofdredacteur. En het minste wat over hen kan gezegd worden, is dat hij heel ambitieus is. Hij ziet alles heel groot, zijn droom is om een soort "Vlaamse Times" te maken. En daarvoor neemt hij een hoop mensen in dienst zonder te veel na te denken over het prijskaartje van al die aanwervingen.
De aanwerfpolitiek van Herbert zorgt ervoor dat allerlei mensen op De Nieuwe Standaard terechtkomen : oud-VNV'ers, verzetlslieden, staatskatholieken, linksen, vrijzinnigen, … Maar toch is er een zeer sterke band met de CVP : "Door de nauwe binding met een belangrijke groep in de nieuwe partij, was de krant vanzelfsprekend CVP-conformistisch. "Er bestond inderdaad een interactie tussen partij en krant", getuigde Jan De Spot. "Zolang hij leefde, was De Nieuwe Standaard, op enkele nuances na, eigenlijk een partijblad.""[456]
In mei 1945 wordt Betsy Hollants vervangen door Maurice Roelants, maar deze blijft ook niet zo lang aan. Als dan ook nog Camille Van Deyck zijn directeurspost verlaat, gaan de functies van hoofdredacteur en directeur samen uitgeoefend worden door Jan De Spot.
Maar het Nieuwe Standaard-avontuur zou niet blijven duren. In oktober 1946 wordt het sekwester op De Standaard opgeheven, en rond diezelfde tijd loopt ook de overeenkomst tussen de NV's De Standaard en De Gids af. De mensen van De Gids willen echter hun verworven positie behouden, zodat ze proberen de overeenkomst te verlengen of te vernieuwen. Spijtig genoeg voor hen lukt dat niet en na een conflictueuze periode stopt op 11 april 1947 de publicatie van De Nieuwe Standaard.
De NV De Gids zou niet alleen De Standaard nieuw leven inblazen. Naast dat "blad voor de bovenlaag" is ook de volkseditie Het Nieuwsblad van de partij. De oplage en het drukken van de kosten zijn daarbij de voornaamste redenen : "Om een goede Standaard te kunnen maken, was een sterk Nieuwsblad nodig. Het dure blad voor intellectuelen moest worden gedragen door de populaire editie waarmee men een breed publiek kon bereiken."[457] Er wordt dan ook veel aandacht besteed aan deze volkseditie. En om het grote publiek te bereiken, wordt er veel belang gehecht aan sport. Hoofdredacteur van dienst is Paul De Ryck. De "De Gids-versie" van het Nieuwsblad stopt op 31 maart 1947.[458]
Op het hoogtepunt bereiken de oplages 60.000 voor De Nieuwe Standaard en 140.000 voor Het Nieuwsblad.[459] In de beginperiode verschijnt de krant zes keer per week, vanaf mei 1946 wordt dat zeven keer. De strips verschijnen (meestal) van maandag tot zaterdag. De Nieuwe Standaard bevat tussen de 4 en de 8 pagina's op groot (40/60) formaat, terwijl Het Nieuwsblad, dat op een kleiner formaat (30/43) verschijnt, tot 12 pagina's telt.
7.2. De doorbraak van Vandersteen
7.2.1. Rikki, Wiske, Suske en de Snoeks
Dat De Nieuwe Standaard ambitieus is, blijkt ook uit de strips. Al op 30 maart 1945 verschijnen de eerste twee stroken van "De avonturen van Rikki en Wiske" van Willy Vandersteen, en daarmee is De Nieuwe Standaard één van de eerste[460] kranten om na de bevrijding strips op te nemen. Een dag voordien werd in een kadertje op pagina 4 het verhaal aangekondigd : "Ter Verpoozing. In ons nummer van morgen begint in "De Nieuwe Standaard" een spannend vervolgverhaal in prentenvorm. Wij zijn er van overtuigd dat jong en oud aan : "De Avonturen van Rikki en Wiske veel genoegen zal beleven. Het loont werkelijk de moeite dit onverschrokken paar op zijn avontuurlijke wegen van nabij te volgen."[461] Het verhaal zou, redelijk onregelmatig, tot december van dat jaar lopen.
De opvolgers van Rikki en Wiske worden … Suske en Wiske, nog altijd door Vandersteen. "Op het eiland Amoras" gaat op 20 december 1945 van start, en twee dagen later start een tweede reeks van Vandersteen : De Familie Snoek[462]. De lotgevallen van deze familie worden vanaf dan verhaald door middel van een wekelijkse gagplaat, die gepubliceerd wordt op zaterdag, zondag of maandag.
Na "Op het eiland Amoras" volgen in De Nieuwe Standaard nog twee volledige verhalen van Suske en Wiske : De Sprietatoom en De Vliegende Aap. Het vierde Sus- en Wisverhaal, De Zwarte Madam, wordt gestart in De Nieuwe Standaard en loopt door in De Nieuwe Gids.
7.2.2. Willy Vandersteen
Willy Vandersteen werd op 15 februari 1913 geboren in Antwerpen als zoon van een houtbewerker. Hij groeide op in de Seefhoek, de Antwerpse arbeiderswijk. Hij volgde zijn lagere school aan het Sint-Eligiusinstituut, waarna hij, in de voetsporen van zijn vader, het vak van beeldhouwer en ornamenteur leerde. Eerst als avondcursus aan de Antwerpse Academie voor Schone Kunsten, later in het bedrijf waar zijn vader werkte. Vanaf 1928 was hij actief in de katholieke scoutsbeweging[463], waar hij aangemoedigd werd zijn tekentalent verder uit te werken.[464]
Aangezien de vraag naar ornamentkunst er in de jaren dertig op achteruitging, werd Vandersteen verplicht zijn kost te verdienen met andere karweitjes. Zo werd hij in 1936 etaleur bij de "Innovation", waar hij in het personeelsblad "Entre Nous" in 1940 zijn eerste tekeningen zou publiceren.[465]
Vanaf 1939 was hij namelijk begonnen op een serieuzere manier strips te tekenen, met de bedoeling ze gepubliceerd te krijgen. De oorlog kon daarbij blijkbaar geen al te grote rem zijn. Hij werd wel gemobiliseerd, maar keerde in september 1940 al terug naar bezet België en bood zijn diensten aan als tekenaar.[466]
Biograaf Peter Van Hooydonck vertelt : "In de oorlogsperiode hadden de weinige kranten die aan het publicatieverbod van de Duitse bezetter konden ontsnappen, een nijpend gebrek aan tekenstrips. De Amerikaanse strips die vóór de oorlog Europa overspoeld hadden, konden het continent niet meer bereiken. Naarstig keek men uit naar plaatselijke tekentalenten om de dagbladen wat op te frissen met illustraties. Vandersteen liet deze kans uiteraard niet voorbijgaan."[467]
Zo tekende hij tijdens de oorlog onder andere "Tor de holbewoner" voor "De Dag", illustreerde hij het blad van de Landbouw- en Voedingscorporatie en publiceerde hij vanaf 1943 in het jeugdblad Bravo de strips "Tori", "Simbad de zeerover" en "Lancelot". Een groot deel van de publicaties waarvoor hij tijdens de oorlog werkte, stopten bij de bevrijding. Alleen Bravo overleefde, en Vandersteen bleef ervoor werken tot in 1946.[468]
Maar Vandersteen zou wel meer uitgespookt hebben tijdens de oorlog. Hij wordt namelijk wel eens geassocieerd met de tekenaar Kaproen, die in de collaboratiepers (Volk en Staat, De Nationaalsocialist) anti-joodse en anti-geallieerde cartoons en strips tekende. De associatie blijkt alleszins erg waarschijnlijk te zijn, onder meer door de contacten tussen Vandersteen en VNV-er Bert Peleman, die hij leerde kennen op de Landbouw- en Voedingscorporatie.[469]
Na de oorlog zou Vandersteen terug in een reeks tijdschriften publiceren, waaronder Franc Jeu, Perce-Neige, Le Petit Monde, Ons Volk en Ons Volkske, 't Kapoentje, Kuifje/Tintin, …[470]
7.2.3. Suske en Wiske bij De Nieuwe Standaard
Begin 1944 liep Vandersteen zijn jeugdvriend Stan Govaerts tegen het lijf. Via diens broer Jan kwam hij in contact met de N.V. Standaard-Boekhandel. Op het einde van 1944 maakte de directie (directeur Maurits de Meyer en onderdirecteur Wim Goderis) een afspraak met de tekenaar, met als plan het uitgeven van een reeks kinderboekjes. Vandersteen kwam dan ook met zijn eigen plannen naar voor : een verhaal in een krant voorpubliceren en het na afloop uitgeven onder de vorm van een album. De directie zag er blijkbaar wel wat in en zocht contacten om het verhaal in een krant te publiceren : "Een dagelijkse publicatie van twee stroken in een Vlaamse krant moest de lezer nieuwsgierig maken zodat hij de volgende dag de krant opnieuw zou kopen. Het kwam erop neer de spanning erin te houden, en elke dag te eindigen met een vraagteken. Dat nodigde uit tot lezen, besloot hij."[471] Vandersteen besefte dus heel goed dat de publicatie van een strip een meerwaarde voor een krant kon betekenen.
Zijn tekeningen kwamen terecht op de krant De Nieuwe Standaard, bij directeur Tony Herbert. Maar ondanks het positieve oordeel van huistekenaar Marc Sleen, vroeg Herbert bedenktijd. Enkele maanden later was het echter zo ver : Rikki en Wiske verschenen in de krant. En blijkbaar met succes : "De strip werd zeer gunstig onthaald. Het publiek reageerde enthousiast op de dagelijkse portie humor die het 's morgens bij het ontbijt voorgezet kreeg."[472] En Tony Herbert was blijkbaar ook enthousiast, want hij vroeg aan Vandersteen een tweede reeks op te zetten : het werd de Familie Snoek.[473]
7.2.4. Politiek in Suske en Wiske
Zoals men van een bekende reeks als Suske en Wiske kan verwachten, is al zeer dikwijls de aandacht gevestigd op de politieke inhoud van de verhalen. Zeer interessant is de artikelenreeks "De voorzichtige Vandersteen"[474], die Patrick Vranken in 1997-1998 in Brabant Strip Magazine publiceerde. In deze artikels gaat hij in op enkele verhalen uit de beginperiode. Een tweede voorbeeld is de licentieverhandeling van Jeroen De Schuyteneer[475], die de band met de maatschappij van vijf volledige Vlaamse stripreeksen bestudeert.
Het spreekt voor zich dat de analyses die hierop volgen, volledig op de verhalen zelf gebaseerd zijn, al kan lectuur natuurlijk inspiratie leveren. Als elementen echt uit deze of andere analyses overgenomen worden, zal dat ook vermeld worden.
7.3. De Verhalen
Vandersteen zou er van bij de start op politiek vlak goed invliegen. De meeste van zijn verhalen staan vol met politieke verwijzingen, als ze al niet opgebouwd zijn rond een politiek thema. Hieronder zullen de vijf verhalen besproken worden die in De Nieuwe Standaard verschenen : "Rikki en Wiske", "Op het eiland Amoras", "De Sprietatoom", "De Vliegende Aap" en "De Zwarte Madam". De andere verhalen zullen behandeld worden in het deel over De Standaard.
7.3.1. Rikki en Wiske, op spionnenjacht in Chocowakije
De hoofdpersonages van dit eerste verhaal zijn de bokskampioen Rikki, zijn zusje Wiske en hun tante Sidonie. Tijdens een wandeling ontdekken Rikki en Wiske dat een geheimzinnige spion de villa van ingenieur Wargaren bespioneert.
Wargaren werkt voor het Ministerie van Landsverdediging aan een nieuwe uitvinding, de "Rakettank". Hij geeft Rikki uitleg : "Kijk Rikki, mijn uitvinding is een zegen voor de menscheid. Door haar hooge snelheid zal de rakettank de oorlogen veel verkorten. Is een. En ten tweede. Hoe sneller er ook een nieuwe kan volgen. Hetgeen dan weer goed is voor de zwarte markt."[476]
Ondertussen komt de spion thuis en neemt hij via radio contact op met zijn chef, die het volgende laat weten : "Hallo !… Hier Chocowakije … Praak Vierkantenowitz ezelkopski van 'n X 29 … Orders van den chef … Plannen moeten kostwakotchka in onze pollevieskis komen … Anders zal 't stinkowitz. Gebruik de groote middelen … Eropski en eroverowitz !! Compriska ?!?"[477]
Die nacht breekt de man bij Wargaren binnen om de plannen te stelen, waarna hij naar de Chocowakijsche hoofdstad Praak vlucht. En vanaf dat de politie merkt dat de Chocowakijsche spionagedienst erachter zit, trekt ze samen met Rikki (en Wiske) naar de Minister van Bewapening. Deze doet Rikki een voorstel : aangezien hij toch naar Praak moet voor een boksmatch, kan hij beter wat vroeger vertrekken en een onderzoek instellen naar de gestolen plannen.
In Chocowakije wordt Rikki ontvangen door de Belgische detectief-generaal, J. Jansens. Maar de Chocowakijsche spionagedienst heeft hen in de gaten, en heeft opdracht gekregen de Belgen uit te schakelen. Ondertussen heeft Rikki ook Wiske, die hem achternagereisd was, teruggevonden.
En ook Sidonie houdt anoniem de boel in het oog. Maar ze wordt al snel opgepakt door een agent van de Gestaco (Geheimenos Staatscontrolowitz), en in de gevangenis opgesloten. Ze kan echter snel weer ontsnappen.
Ondertussen zetten Rikki en Wiske hun onderzoek voort. In Praak dringen ze binnen op een receptie van de president. Daar blijkt ook een vergadering over de rakettank gepland te zijn. Het moment om in te grijpen : Rikki valt de vergadering binnen en bedreigt de bende met een pistool : "Wij Belgen laten ons zoo maar niet vloeren hoor !! Hier die plannen, en van den eerste die verroert blaas ik zijn kaars uit !!"[478] En even later ontsnappen Rikki en Wiske mét de plannen.
"In de residentie is het groot alarm. De gansche Chocowakijsche spionagedienst is gealarmeerd om onze vrienden op te sporen. Vliegende brigades doorkruisen de stad. Overal loeren agenten der Gestaco. Paspoort-controle is aan de orde van de dag. Alles echter vergeefsch. Onze helden houden zich schuil in een woud niet ver van Praak. De chef der Chocowakijsche spionnagediensten is om gek te worden van razernij."[479]
De spionagedienst probeert het dan maar op een andere manier : de boksmatch van Rikki wordt vervroegd om hem te laten opduiken. Er wordt gehoopt dat Bukovin, zijn tegenstander, hem knock-out zou slaan. Maar natuurlijk gebeurt net het omgekeerde : Bukovin wordt neergeslagen en Rikki, Wiske en Sidonie vluchten met de rakettank. "Het Chocowakijsche legerbevel kondigt de staat van oorlog af. Het leger wordt gemobiliseerd en krijgt opdracht te beletten dat de rakettank Chocowakije verlaat."[480]
Zelfs jachtvliegtuigen en bommenwerpers worden ingezet, maar tevergeefs : de Belgen zijn de Chocowakijers telkens te slim af. En tenslotte bereiken ze de Belgische grens. "In volle vaart raast de rakettank door het Vlaamsche landschap naar Antwerpen. Te Antwerpen defileert de feestelijk getooide rakettank door de straten, geestdriftig door een dichte menigte toegejuicht."[481] Waarna ze uit onoplettendheid het stedelijk zwemdok induiken.
De Tweede Wereldoorlog en de naoorlogse situatie hebben Vandersteen hier duidelijk geïnspireerd. Het verhaal draait rond het recupereren van raketplannen die door de Chocowakijsche spionagedienst werden gestolen. Maar de Belgen laten zich duidelijk niet doen : niet alleen krijgen ze de plannen terug, ze slagen er ook nog in de rakettank mee naar België te nemen. Op het einde van het verhaal slagen enkele Belgen erin het hele Chocowakijsche leger- en politieapparaat voor schut te zetten.
Voor de interpretatie van Chocowakije zijn verschillende mogelijkheden. Sommige elementen, waaronder het opvoeren van de Gestaco (vervorming van Gestapo), wijzen op Duitsland[482]. De namen Chocowakije en Praak wijzen dan weer op Tsjechoslowakijke / Praag. Sommige namen[483] en uitgangen[484] uit het verhaal klinken alleszins erg oosters.
Het beeld van Chocowakije dat uit het verhaal voortkomt, is niet zo positief te noemen. Op een bepaald moment leest Rikki een boek over het land. De nationale spreuk luidt "Meeroz dopitz Minderoz werkitz", de industrie bestaat vooral uit het uitvoeren van tutters, en de landbouw draait op macaroniplantages. De staatsvorm is "Kopperatifski"[485]. Verder is het land een republiek, die over een spionagedienst beschikt me een departement "plannenpikeroz".[486]
"Kopperatifski" als staatsvorm wijst ook weer duidelijk naar de Sovjetunie. Het land is alleszins goed georganiseerd op gebied van spionage, ze hebben zelfs een speciale dienst om plannen te stelen. Ze zijn blijkbaar zelf niet in staat om plannen uit te werken. Trouwens, overdreven zin voor initiatief kan men de Chocowakijers moeilijk aanwrijven : zowel de legerleiding als de president zijn bang voor het minste gevaar. Bij de finale achtervolging durven ze alleen naar de plaats van de rakettank gaan, als ze zeker zijn dat er geen gevaar meer is.[487] Dit is dan ook weer een algemene kritiek op legerleidingen die graag orders geven, maar zelf geen enkel risico willen lopen.
Tenslotte speelt Vandersteen nog in op de reacties van de bevolking tijdens een oorlog. Als in Chocowakije de mobilisatie uitgeroepen wordt, geeft hij enkele reacties van bewoners mee. De ene gaat bij de viswinkel al aanschuiven voor haring[488] en een boer denkt onmiddellijk aan het profijt dat hij uit de situatie kan slaan : "Ha ! Haowitz ! Direct mijn boterochka opslaan en mijn patattenowitz wegsteken." En een gemobiliseerde zegt tegen zijn vrouw : "Niet weenen vrouw ! Wij krijgen toch 30 centiemenowitz per dag en het PAK van den soldaatowitz !!!"[489] Oorlog gaat duidelijk gepaard met rantsoenering en aanschuiven bij de winkels, en natuurlijk met zwarte markt : de boer in kwestie wil boter en patatten wegsteken om die later tegen veel hogere prijzen te kunnen verkopen. De soldaat die tevreden is met 30 centiemen[490] dagloon lijkt dan weer ironisch bedoeld, en te wijzen op de lage vergoeding van gemobiliseerden. Net als de uitleg van Wargaren aan het begin van het verhaal zeer ironisch is : het nut van zijn uitvinding is oorlog verkorten. Maar niet opdat het sneller voorbij zou zijn. Nee, opdat er sneller een nieuwe kan volgen en de zwarte markt weer eens kan bloeien. Alternatieve geesten vindt men blijkbaar overal.
In dit verhaal staan dus vooral de Oost-West-tegenstelling en de vrees voor een nieuwe oorlog centraal. Door hun moed slagen Rikki en Wiske er echter in de Chocowakijsche bewapening te stoppen en zo (voorlopig) de vrede te redden. En ze tonen dat de Belgen zich niet (meer) laten doen.
7.3.2. Op het eiland Amoras : strijd, vergevingsgezindheid, de beschaving en andere verwijzingen
In "Op het eiland Amoras" gaan Wiske en Tante Sidonie[491], die ondertussen de stotterende Professor Barabas hebben leren kennen, op zoek naar het eiland Amoras. Een fles in de Schelde, met een bericht van een zekere Sus Antigoon, bracht hen op het spoor van het eiland. Tijdens een expeditie in 1541 strandde deze galjoenkapitein met zijn schip Antverpia op een verlaten eiland. "Ik doop het eiland "Amoras" en sticht met mijn lotgenoten een staat waar wij de tradities en den geest van het Vlaamse volk in ere houden."[492]
Na een lange reis met de gyronef, een helikopterachtige uitvinding van Barabas, bereikt het drietal het eiland. Amoras ziet eruit als een middeleeuws stadje, en lijkt ook wel erg op Antwerpen. Maar er blijkt iets merkwaardigs aan de hand te zijn op het eiland. In de stad wonen "Vetten", die een vijandige houding aannemen tegenover de bezoekers. De "Mageren" wonen in "nederige hutten" buiten de stad, en zijn wel erg gastvrij.
Eén van de Mageren is de jonge Suske, die de bezoekers uitleg geeft over het eiland. Hij vertelt dat hij de enige overlevende afstammeling van Sus Antigoon is. Die had een staat gesticht waar iedereen gelukkig was, maar na zijn dood zetten de Vetten de Mageren de stad uit, en sindsdien durven deze laatste zich niet meer in de stad te vertonen. De Vetten worden geregeerd door stadhouder Jef Blaaskop.
Samen met Suske besluiten Wiske, Sidonie en Barabas iets aan die situatie te doen. Ze bereiden allerlei plannen voor om de Mageren in opstand te laten komen en Blaaskop, de "tyran", van de troon te werpen. Ze worden daarbij zelfs geholpen door het spook van Sus Antigoon.
De plannen slagen : de bestorming van de stad door de Mageren is een succes ! "Bij het krieken van de dag zijn de Mageren meester van de stad en wordt Wiske tot koningin van Amoras uitgeroepen."[493] Jef Blaaskop en zijn kornuiten kunnen echter ontsnappen, en laten een vijfde colonne in Amoras achter om "zoveel mogelijk herrie te schoppen". Dat in afwachting dat ze herbewapend terug zouden komen om de Mageren uit te roeien.
De regering van Wiske begint echter slecht : voor hun vertrek hebben de Vetten alle voedselvoorraden vernietigd. De kersverse koningin besluit dan maar allerlei plechtigheden te laten plaatshebben om de aandacht af te leiden. Ze benoemt Suske, Sidonie en Barabas tot minister en verheft hen in de adelstand.
Maar ondertussen verslechtert de sfeer : de honger laat zich voelen én de Vetten dreigen met een "vreselijk offensief". Het volk begint te betogen voor minder werk en meer eten. Ze betogen zelfs voor het paleis, maar daar is ook niets te eten. En ja : "Tengevolge van den nijpenden honger breken op Amoras overal werkstakingen uit. Wiske begeeft zich tussen het volk om dezes moraal op te monteren."[494]
Ondertussen krijgt de vijfde colonne, een bende mysterieuze gemaskerden in een lang gewaad die elkaar aanspreken met nummers, een opdracht van Jef Blaaskop. De opdracht, een bomaanslag op Wiske, mislukt echter. En volgende opdracht lukt echter wel : de vijfde colonners slagen erin Barabas te ontvoeren. "Na de ontvoering van den Professor neemt de onrust op Amoras toe. De voedselschaarste doet zich meer en meer voelen en de vijfde colonne zaait overal paniek."[495]
De winkels zijn volledig leeg, en de colonners lachen ermee. Ze brengen borden aan met allerlei opschriften : "Heden geen brood", "Bestrijdt de zwarte markt. Eet meer gras.", "Proeft onze fijne aardappelschillen", "Doet een kuur met boomschors", "Ha ! Ha ! Ha ! Vijfde colonne."[496]
Ondertussen is Jef Blaaskop klaar voor zijn tegenoffensief. Hij vaart met zijn vloot naar Amoras en bombardeert het eiland. De Mageren slaan eerst op de vlucht, maar door toedoen van Suske en Wiske worden de Vetten verslagen, waarna het leven terug opgebouwd wordt. Professor Barabas ontwerpt een nieuwe vistechniek en een systeem voor kunstmatige besproeiing en beschijning van het land.
En als het voedselprobleem opgelost is, wordt er overgegaan tot het proces van de "Vette Boosdoeners". Ze komen er vanaf met een heropvoedingscursus. Blaaskop en co vliegen dus terug naar de schoolbanken … met resultaat, want na enkele lessen volgt een verzoening met Wiske, die hem alles vergeeft.[497] En dan komt de tijd van het afscheid. "Onze vrienden verlaten Amoras en zetten koers naar Vlaanderen"[498], en Suske besluit mee te reizen. Bij hun landing op de Antwerpse Grote Markt worden ze door de bevolking begroet.
En ondertussen gaat op Amoras het leven vredig voort. Jef Blaaskop is een brave tandentrekker geworden, en wapens werden omgesmolten tot landbouwgerief. "Voor hen was één les voldoende"[499], besluit de verteller.
Vandersteen gebruikt hier allerlei elementen uit de Tweede Wereldoorlog. Allereerst al het gegeven "oorlog" zelf. De Mageren en de Vetten op Amoras, eigenlijk allemaal van hetzelfde volk, nemen het tegen elkaar op. En waarschijnlijk weten ze niet eens goed waarom. Maar op het einde van het verhaal lijkt de vrede definitief hersteld. "Voor hen was één les voldoende", schrijft Vandersteen. Hij geeft hiermee de tegenstelling aan met de mensen in de gewone wereld, die het waarschijnlijk nooit zullen leren naast elkaar in vrede te leven. Het is ook een les in nederigheid. De arrogante en zelfzekere Vetten worden verslagen door de onderdrukte Mageren.
De tweestrijd tussen Mageren en Vetten kan ook gezien worden als de tweestrijd ten gevolge van de Koningskwestie in België. Vooral de twee groepen uit hetzelfde volk kunnen daarop wijzen, al is deze link in dit verhaal nog niet zo duidelijk.[500] Maar als men deze lijn doortrekt, kan men enkele elementen in het licht van de Koningskwestie interpreteren. Koningin Wiske die in haar paleis ook niets te eten heeft en die zich onder het volk begeeft om morele steun te verlenen. Dat kan zeer goed geïnterpreteerd worden als een steun aan de houding van Leopold tijdens de oorlog.
Een ander belangrijk element van het verhaal is de vergevingsgezindheid. De toespraak van Koningin Wiske zet daarbij de toon : "Ik, Wiske, Koningin van Amoras, besluit dat, aangezien het onmogelijk is een land weer op te bouwen in haat, de Vette boosdoeners een heropvoedingscursus zullen moeten volgen, tot ze weer hun normaal gewicht en een fatsoenlijke moraal herwonnen hebben !"[501] De Vetten worden na hun nederlaag niet echt gestraft, ze moeten alleen heropgevoed worden.
Dit verwijst duidelijk naar de repressie. Volgens Wiske (en Vandersteen) kan een land niet heropgebouwd worden in haat, maar dat is net wat er gebeurt als men alle (grote en kleine) collaborateurs veroordeelt. Een veel betere oplossing is van deze mensen hun daden uit het verleden te vergeven en terug op te nemen in de samenleving.
Op verschillende momenten wordt er verwezen naar Amerikaans voedsel. Voor hun reis naar Amoras neemt het gezelschap dozen eierpoeder mee : "eggs U.S.A.", staat er op de verpakking.[502] En op het eiland zelf geeft Koningin Wiske aan Barabas – de nieuwe Minister van eten en drinken - de opdracht om in Amerika voedsel te gaan kopen. Ze zegt er nog bij "En vooral geen eierpoeder, hé ?"[503] Een tijdje later komt Barabas dan terug, met de langverwachte voedselpaketten : "Ik .. Ik .. heb veel eten bij, en ze vr… vr… vragen of we geen f… f… f… films willen kopen !"[504] Het enthousiasme van de bevolking over de voedselpaketten is echter van zeer korte duur : er blijkt alleen "chewing gum" in te zitten.
De Amerikaanse import blijkt dus niet zo populair te zijn. Het eierpoeder zou in latere verhalen trouwens nog enkele keren voorkomen. Maar het toont wel duidelijk aan dat de invloed van de Verenigde Staten na de oorlog belangrijk was. Zo wordt er ook verwezen naar de Amerikaanse films die ons land binnendringen.
Merkwaardig is dat het thema "beschaving" regelmatig terugkomt. Een eerste keer tijdens een tussenstop op een "paradijslijk eiland". Barabas vraagt zich af waarom hij verder zou zoeken naar Amoras : "'t is hier een echt paradijs. Onbeschaafde maar echt hartelijke mensen ! En wie weet wat ik op Amoras vindt ?" Maar Sidonie weet raad : "Treur niet, professor ! Op Amoras zullen de mensen ook niet helemaal beschaafd zijn dus er is veel kans dat ze ook nog erg vriendelijk zijn !"[505] Hier blijkt al duidelijk dat Vandersteen geen al te hoge dunk heeft van de invulling die aan het begrip "beschaving" gegeven wordt.
En als enkele Mageren om een been vechten, probeert Sidonie hen de les te lezen, voor ze zich bedenkt : "Schaamt U, magere sukkelaars. Gij zoudt elkander verscheuren om een been ! De Vetten profiteren van Uw onderlingen twisten om U te onderdrukken … Dat is zelfs in de beschaafde … Hm ! Brrr ! Pardon, ik verslik mij !…"[506] Inderdaad, bij ons is het niet beter, de "beschaafde wereld" is dus zo beschaafd nog niet.
Ook tijdens de eerste ontmoeting van de reizigers met Jef Blaaskop, komt de beschaving ter sprake : "Ha ! Gij komt van Antwerpen, en de beschaving is daar al veel verder ! Zo ! Zo ! Ik heb nog geen concentratiekampen, zover …… is de beschaving hier nog niet ! Maar sluit hen op in de kelders van 't Steen !"[507] En ook op bij de terugkeer naar Antwerpen komt de "beschaving" eraan te pas. Voor de landing waarschuwt Wiske Suske dat hij met de beschaving kennis gaat maken. "Ja, ik zie het al !"[508], merkt Suske op. Door een verrekijker ziet hij een "Tentoonstelling van Moderne oorlogstuigen". Het is dus zeer triestig gesteld, als "beschaafde wereld" geassocieerd wordt met concentratiekampen en moderne wapens.
Tenslotte moeten nog twee verwijzingen vermeld worden. Zo ontsnapt de Gutt-operatie niet aan een grapje. Tijdens de reis geraakt de schroef van de gyronef geblokkeerd, waarop Sidonie zegt : "Ja, dat ken ik, Professor. Zo gelijk mijn geld op de Bank. Maar zo gemakkelijk krijgt ge dat niet los, hoor !"[509]
En ook op Amoras willen de mensen niet te lang werken. Wiske besluit één van haar toespraken met de volgende woorden : "En nu, mijn liefste onderdanen, besluit ik deze plechtigheid met de volgende woorden !.. .. … Omdat wij … arbeiders zijn !!……zullen … wij ons leven lang …… arbeiden !" Tot haar grote verbazing verandert het hoera- en bravo-geroep van de bevolking dan ineens in een hoop "awoe's", maar ze herpakt zich : "Heu !.. Hm !.. Heu !.. Heu !.. Tot 65 jaar dan !!"[510]
7.3.3. De Sprietatoom : uitvindingen en vrede
In De Sprietatoom ontwerpt Professor Barabas een nieuwe uitvinding door het splitsen en terug aan elkaar plakken van sprietatomen. "Professor Barabas legt uit hoe hij een geheime formule ontdekte, volgens dewelke hij met bestraling van gloeiende sprietatomen er in gelukte mensen, dieren en voorwerpen tien tot honderd maal kleiner te maken, naargelang den duur der bestraling."[511]
Wiske vindt de uitvinding fantastisch, omdat belastingsbrieven ermee kunnen verkleind worden. Maar iemand anders gebruikt de uitvinding op een minder aangename manier. De helper van Barabas, een zekere Savantas, heeft namelijk de formule gestolen en terroriseert nu de Kempen met de uitvinding. Voorlopig blijft het bij de Kempen, maar de man is blijkbaar van plan om gans België te verkleinen.
Wiske besluit ten strijde te trekken : "Vooruit Suske, ten strijde !!.. Spriet en vaderland !! … Niets kan ons weerhouden !"[512] En ter plaatse maken ze kennis met Lambik, een slungelachtige "loodgieter-detectief", door Barabas ingehuurd om de formule terug te vinden. Samen werken ze een strijdplan tegen Savantas uit, waarna er een achtervolging doorheen heel België tot ontwikkeling komt.
Bij de achtervolging wordt Savantas verkleind en opgeslokt door een vogel. Zijn geest dient zich aan in de hel, maar daar mag hij niet binnen omdat hij geen kolenkaart bijheeft.[513] In de hemel krijgt hij de opdracht eerst op aarde een goed werk te gaan verrichten en dan eens terug te komen. Van de hemelportier krijgt hij de tip dat hij misschien kan gaan helpen op de Vredesconferentie.[514]
Maar Savantas gaat een bezoek brengen aan Barabas. Hij vindt dat het de uitvindingen van Barabas zijn die van hem een slecht mens gemaakt hebben, en nu wilt hij dat hij ze vernietigt omdat "zij de wereld slechts onheil kunnen brengen."[515] Barabas is heel moeilijk te overtuigen, maar geeft uiteindelijk toch toe : "Spookachtig overblijfsel van Savantas, ge hebt gelijk !!! Zolang onze uitvindingen het mensdom niet ten goede komen en slechts gebruikt worden om het te vernietigen, zouden wij geleerden beter doen op het gemeentehuis zegeltjes te plakken ! Vaarwel Savantas ! Ik ga grote kuis houden in mijn laboratorium !"[516]
Waarop Barabas een hoop maakt met al zijn uitvindingen en de ganse boel opblaast. Savantas heeft zijn goede daad volbracht en Sidonie begrijpt de reactie van de prof : "Ik begrijp het, kinderen, de Professor wil niet dat zijn uitvindingen voor slechte doeleinden dienen … en de mensen zijn nu eenmaal niet slimmer !"[517]
En naast een tekening van een vredesduif spreekt Barabas het slotwoord uit : "Voortaan ga ik gedichten schrijven …… Luister Laten wij elkaar beminnen en elkanders lasten dragen. Zo zullen wij de eendracht winnen en zal de zon van den vrede dagen !"[518]
Het belangrijkste politieke element van dit verhaal is de moraliserende vredesboodschap op het einde. Uitvindingen moeten gebruikt worden om de mensen ten goede te komen, en aangezien de mensen daarvoor niet slim genoeg zijn, en uitvindingen dus altijd verkeerd gebruiken, moeten deze vernietigd worden. In het verhaal wordt toch een nuttige uitvinding gedaan : het autootje Vitamitje, dat niet op benzine rijdt, maar op eender welk voedsel. Maar de andere uitvindingen, met voorop de sprietatoom, worden misbruikt.
Het feit dat er atomen aan te pas komen, is natuurlijk niet toevallig. De atoombom is op het moment van de publicatie niet uit de actualiteit weg te denken. Eind juni 1946 beginnen de Amerikanen trouwens weer met kernproeven op het Bikini-atoll. Maar hier wordt atoomkracht voor iets anders gebruikt, en dat kan wijzen op een sterk geloof in allerlei mogelijke toepassingen van atoomsplitsing.
Verder is er in het verhaal sprake van het verkleinen van belastingsbrieven, het tekort aan kolen en de zwarte markt, de Vredesconferentie, controles op voedsel[519], de rantsoenering[520], lage lonen[521] en de prijs van treinkaartjes[522].
Vandersteen gebruikt in zijn eerste verhalen ook soms katholieke elementen, maar deze blijven vrij onopvallend. In De Sprietatoom vindt men in een huis een heiligenbeeldje op de kast en een wijwatervat aan de muur.[523] En de inwoners zeggen bij nachtelijk geklop op de deur : "God beware ons !!"[524]
7.3.4. De vliegende aap
In De Vliegende Aap gaan Suske, Wiske en Lambik op zoek naar Arthur, de vliegende broer van Lambik, die in de wouden van "de kolonie" Dongo leeft. Daarbij komen ze in contact met inboorlingen die een negertaaltje spreken, zeer snel bang zijn, enz. Het gezelschap krijgt hulp van het zwarte meisje Banana, terwijl ze tegengewerkt worden door de blanke Serpentos, die absoluut Arthur wilt vangen.
Bij de Jambaba's, een stam die rondloopt in rokjes, met knoken in hun haar, en met oorbellen, arm- en enkelbanden, belanden ze in de kookpot. Maar de inboorlingen reageren zo vijandig omdat ze in de macht van Serpentos zijn. Zoals ik in de inleiding gezegd heb, zal ik niet verder ingaan op de beeldvorming van deze en andere vreemde volkeren.
Wel belangrijk is dat Banana vroeger koningin van de Jambaba's was, maar Serpentos zette haar stamgenoten tegen haar op. Met de hulp van Suske en Wiske en co , die Serpentos verslaan, wordt ze terug koningin. Dit lijkt vrij onschuldig, maar gezien de dubbele bodems die Vandersteen in zijn verhalen legt, kan het gezien worden als een steun voor Leopold III.
En om wraak te nemen op Serpentos, wilt ze hem aan de tijgers laten werpen. Wiske is het daar echter niet mee eens : "Nee hoor ! Hij heeft al lang berouw over zijn streken. Wij zullen hem meenemen en er een goeie van maken. Al wat hij noodig heeft is vast werk."[525] Serpentos wordt zo bewaker in de zoo van Antwerpen. Net als in "Op het eiland Amoras" is Vandersteen hier weer enorm vergevingsgezind, de anti-repressielijn kan dus doorgetrokken worden.
Vandersteen grijpt het verhaal ook aan om enkele politieke grapjes te plaatsen. Als het moment om naar België terug te keren aangebroken is, beslist Arthur in de wildernis te blijven : "Waarom zou ik weggaan en een onnoozele lastenbetaler worden ?"[526] En op een bepaald moment luisteren de personages in de wildernis naar de radio : "Geachte luisteraars ! Thans volgt een spreekbeurt over "De rantsoenering der menseneterij in onze kolonie op tekst van Mr Lemans !"[527]
En hij gaat nog verder, een neger vertelt tegen het gezelschap in de kookpot : "Gij veel geluk hebben ! Wij soep van u maken !… En nu nog margarine kunnen vinden hebben op de zwarte markt. Mmm ! Gij lekker zijn zullen !"[528] Maar hoewel de negers ook een zwarte markt hebben, vindt Wiske zichzelf nog altijd beschaafder. Vanuit de kookpot komt ze in opstand : "Mijne heren, ik vertegenwoordig hier de wet ! En mijn vrienden zijn het symbool van mensenrecht en beschaving ! Ik eis dat wij …"[529] En wat dan juist als "beschaving" beschouwd wordt, blijkt uit de volgende opmerking van Sidonie : "Daar begint die nikker zwaar te swingen !… Hij is beschaafder dan ik dacht !"[530]
Tenslotte moet nog een grapje over de Brabançonne vermeld worden. Als Lambik aan zijn broer vraagt om zijn hoed eens af te doen, vraagt deze : "Waarom ? Ze spelen toch nergens de "barbaçon" !"[531]
7.3.5. De Zwarte Madam : Gutt, terrorisme, repressie en verkiezingen
In "De Zwarte Madam" maakt een bende spoken België onveilig. De schuldigen zijn De Zwarte Madam zelf (ook wel de "kwade hand" genoemd), Kludde en Lange Wapper. Ze kwellen de bevolking door water uit de gasleiding en inkt uit de waterleiding te laten stromen, en andere streken van dezelfde aard.
Maar ze gaan ook veel verder, op een dag stelen ze het goud van de Nationale Bank. De radio verspreidt het bericht : "Geachte luisteraars ! Het Ministerie van Lood en Centen deelt mede dat het goud van de Nationale Bank op geheimzinnige wijze verdwenen is. Tevens wordt gemeld dat een golf van onverklaarbare voorvallen ons land teistert !"[532] Een man zet als gevolg van dit bericht zelfs vuilnisbakken met bankbiljetten aan de deur, het geld heeft toch geen waarde meer.
De spoken besluiten Lambik in te schakelen om hun verder plannen uit te voeren. In de kelders van het Antwerpse Steen komt hij met hen in contact. Lambik is hun "uitverkorene" en even later krijgt hij een opdracht. Ze laten hem het Belfort van Kortrijk opblazen met een lading dynamiet. Ze maken hem echter wijs dat het voor een goed doel is : de toren zou scheefstaan en door die dynamiet zou hij recht te trekken zijn. Lambik is zo overtuigd om voor de "geheime wederopbouw" te werken.
En ondertussen gaan de spoken door : in Antwerpen verdwijnt het standbeeld van Rubens, in Brugge vliegt een tram rond het Belfort, in Brussel komt er een knoop in de Congreskolom. Maar Suske en Wiske krijgen Lambik aan hun kant, tegen de spoken. Waarvoor de Zwarte Madam en haar kornuiten natuurlijk wraak willen nemen : ze proberen de bevolking tegen Lambik op te zetten.
Suske en Wiske besluiten op zoek te gaan naar het goud van de Nationale Bank. En ondertussen worden ook de verdere plannen van de Zwarte Madam duidelijk. Ze wilt "oorlogen en revoluties" ontketenen, en het mensdom voor haar doen "bibberen en beven". Het goud willen de spoken de dag nadien per schip naar Dendermonde varen.
Suske en Wiske dringen het schip binnen en een gevecht ontwikkelt zich, waarbij het schip zinkt. De spoken vliegen op hun bezems weg naar het stadhuis van Dendermonde, waar het "spokenparlement" bijeenkomt. Daar wilt de Zwarte Madam absoluut herkozen worden tot "Algemeen Spookleider", maar ze verliest de verkiezing van haar tegenkandidaat Sus Antigoon.
Er komt een algemene verzoening en alles komt dus uiteindelijk goed. Lambik, Suske en Wiske halen het goud uit het gezonken schip en "Een weinig later doen Suske, Wiske, Lambik en Tante Sidonie met hun kostbare vracht hun plechtige intrede te Brussel om het goud aan de Nationale Bank af te leveren."[533] De bevolking juicht hen toe, terwijl twee vrouwen de zaak bespreken : "Marie-Angèle ze zaan doe !", "Wie es da, Yolande ?", "He ben ! Se sont dij kadeejeune uit de presse flamin newoe !", "'k Paasde al da ze den argent blokké gelibereerd hadden !"[534]
Die laatste opmerking geeft een extra betekenis aan het verhaal. Er wordt zo verwezen naar het geld dat door de Gutt-operatie geblokkeerd werd en door latere regeringen geleidelijk aan terug vrijgemaakt werd.
Uit de (mislukte) aanslag van Lambik op het Belfort van Kortrijk kunnen twee elementen naar voor gebracht worden. Allereerst kan men de link leggen met de IJzertoren, die een jaar voordien tot puin herleid werd. En ten tweede wordt ermee verwezen naar de moeilijkheden die met de wederopbouw gepaard gaan. Lambik vertelt tegen Suske en Wiske : "Wel, kinderen, ge kent me nu al lang, hé ? En ge weet ook dat ik zo maar … de eerste de beste niet ben, hé ? Wel, de Zwarte Madam, de Lange Wapper en Kludde de waterduivel, hadden dat seffens gezien. Ze kozen mij uit om mede te helpen aan de geheime wederopbouw van het land. Als geesten beschikken zij over wondere krachten en hebben dus geen bergen paperassen nodig voor ze iets wederopbouwen …"[535] Met andere woorden, de ganse administratieve rompslomp zorgt ervoor dat de heropbouw van het land niet op een efficiënte manier kan verwezenlijkt worden.
Ook de repressie speelt in dit verhaal weer een grote rol. Om de bevolking tegen Lambik op te zetten, wijst de Zwarte Madam hem langs de radio aan als de dief van het goud van de Nationale Bank en lanceert ze een oproep tot : "alle mannen die gaarne met een hele hoop iemand aframmelen om de genaamde Lambik op te sporen, te verklikken, te vangen te radbraken of van kant te maken. "Bien compris" om de rust in het land te verzekeren ! En avant, waarde medeburgers, dood aan Lambik ! Ik dank u !"[536]
En het resultaat blijft niet uit : een ganse bende woestelingen bestormt het huis van Sidonie, waar Lambik zich bevindt. Gewapend met hamers, rieken en ander gereedschap, roepen ze "Awoe !.. Awoe !.. Awoe ! Dood aan Lambik !" Wiske probeert ze nog tegen te houden : "Ge zijt een bende misleide leeglopers. Ga naar huis met de duiven spelen dat zal u beter staan !"[537] Maar de bende valt toch het huis binnen en voert Lambik mee : "Komt, mannen ! We gaan hem ergens een paar keren rustig fusilleren !"[538] Lambik wordt vastgebonden aan een paal, de aanvallers richten hun geweren en … Lambik kan door het gebruik van een toverspreuk ontsnappen.
Als aanklacht tegen de (overdreven en onterechte) volksrepressie kan dat tellen. Het volstaat dat iemand aan oproep lanceert, en zonder de feiten ook maar te controleren, wordt het slachtoffer uit zijn huis gehaald en (bijna) gefusilleerd. Om aan de volkswoede te ontsnappen moet Lambik zelfs, verkleed als aap, in de Antwerpse dierentuin in veiligheid gebracht worden. Maar de aanvallers kunnen toch rekenen op verzachtende omstandigheden : ze zijn "misleide leeglopers". Misleid, en dus zelf niet volledig schuldig, anderen zetten hen aan zo te handelen.
J. De Schuyteneer geeft een gelijkaardige interpretatie[539] voor Lambik die het belfort wilt opblazen. Lambik zou daar symbool staan voor de Vlaamse collaboratie. Hij is zelf niet schuldig omdat hij door de spoken misleid werd. Zo werden ook de collaborateurs door de nazi's misleid. Als we die lijn doortrekken, kan men stellen dat Vandersteen de verantwoordelijkheid telkens doorschuift. Mensen die aan de straatrepressie deelnemen, worden misleid door opjutters, net als de collaborateurs tijdens de oorlog misleid werden.
En ook in dit verhaal duikt de Vandersteen-vergevingsgezindheid weer op. Op het einde smeken de drie spoken Sus Antigoon om vergiffenis, en deze laat zijn goed hart zien : "Allee, allee ! 't Is al lang goed ! Als ge belooft voortaan slechts bij stoute kinderen en ontvangers van belasting te spoken, is alles vergeten !"[540] En Wiske voegt er nog aan toe dat ze bij eierpoederfabrikanten ook mogen langsgaan.
De bedoelingen van de spoken worden zeer duidelijk op het einde van het verhaal. De mensen moeten getreiterd worden, oorlogen en revoluties moeten losbarsten. Ook in haar toespraak tot het spokenparlement, gaat de Zwarte Madam dezelfde toer op : "Waarde spookgenoten. "Gardavoe" ik heb goed nieuws ! Het goud van de Nationale Bank is verzonken ! De mensen gaan beginnen te sukkelen ! Stemt allen voor mij ! Ik zal er voor zorgen dat ze meer kanonnen dan margarine krijgen !"[541]
Sus Antigoon is het daar echter niet mee eens : "nu ik de baas ben moet het gedaan zijn met brave mensen te plagen !", "Als ex-mensen past het ons niet de stervelingen te judassen ! Ze hebben ondereen al last genoeg. Atoombommen, tramstakingen, enz…!…"[542]
De boodschap is wel duidelijk. De mensen hebben genoeg van oorlog, bewapening en atoombommen, en het is tijd om zich met de echte problemen van de mensen bezig te houden. Wie precies geviseerd wordt door de spoken op te voeren, is niet zo duidelijk. Opvallend is wel dat de Zwarte Madam constant allerlei Franse woorden tussen haar Nederlands mengt : "Alabonneur", "Gardavoe", "nespa", "imbécile", "arriveert", "mes amis", "zut", "bien compris", …
Verder worden ook weer de traditionele grapjes gemaakt. Suske, Wiske en Lambik rijden vanuit België Nederland binnen en zien het onmiddellijk aan de staat van de weg : "We zijn aan de grens. 't Is gedaan met op kinderkeikopkens te rijden !"[543] En inderdaad, op de tekening worden de kasseien vervangen door een mooie vlakke weg. Aan de Belgische wegen is er blijkbaar veel werk.
En bij de Nederlandse douaneovergang verschijnt Lange Wapper uit de valies van Lambik. "Lange Wapper de kwelgeest", zegt Lambik. En tegen de verschrikte douanebeambte geeft hij meer uitleg : "Wel ja … heu … een … dingens … allee … zoiets als een Indonesiër, he !"[544] Nederland bevindt zich op dat moment in volle Indonesische onafhankelijkheidsstrijd.
Verder komen nog de vrije prijzen op textiel[545], voedselzegels[546], belastingsontvangers[547] en de import van Amerikaanse "Corned Beaf"[548] aan bod.
7.3.6. Vandersteen en politiek in De Nieuwe Standaard
We zagen al in het deel over Het Laatste Nieuws dat het werk van Vandersteen bij deze krant geweigerd werd. Bij De Nieuwe Standaard heeft men blijkbaar geen problemen met het collaboratiepersverleden van de tekenaar. Dat past perfect in het plaatje dat mensen van allerlei afkomst en strekkingen op deze krant terechtkwamen.
De verhalen van Vandersteen zijn zeer politiek getint. Hij kan het niet laten in verhaallijnen, situaties en uitspraken naar allerlei maatschappelijke toestanden te verwijzen. In deze eerste verhalen vallen vooral de volgende elementen op : de dreiging vanuit het Oosten in "Rikki en Wiske", het gevaar van moderne wapens en de toespelingen op de repressie. Vandersteen probeert duidelijk te maken dat verzoening de beste oplossing is en dat (vermeende) collaborateurs niet gedemoniseerd mogen worden. Hij sluit hierbij aan bij de lijn van de krant, die een humane bestraffing van de collaboratie voorstond. Ook het feit dat Vandersteen zelf in de collaboratiepers getekend heeft en dat mensen uit zijn omgeving (Bert Peleman) in collaboratiemilieus gebaad hebben, speelt daar ongetwijfeld in mee.
Een ander element dat de krant nauw aan het hart ligt, de steun aan Leopold in verband met de Koningskwestie, komt nog niet echt uitgebreid aan bod, maar is toch al aanwezig in de verhalen. Verder komen ook toespelingen op belastingen, de Gutt-operatie, Amerikaans voedsel, de zwarte markt, en andere dagelijkse aangelegenheden regelmatig voor. Al deze elementen zullen aan de hand van de volgende verhalen verder uitgewerkt worden.
7.4. Besluit
De Nieuwe Standaard begint dus zeer vroeg strips te publiceren, waarschijnlijk omdat ze het materiaal van Vandersteen en Standaard Boekhandel aangeboden kregen. Het blijft echter bij één dagelijkse reeks (die wel op twee stroken verschijnt), aangevuld met een wekelijkse aflevering van "De Familie Snoek". Vandersteen monopoliseert de krant dus op stripgebied, buitenlands materiaal krijgt totaal geen kans.
De naam van Vandersteen wordt telkens netjes in de titels vermeld, in de aankondigingen wordt zijn naam soms uitgespeeld. Deze aankondigingen blijven beperkt, alhoewel ze na verloop van tijd de neiging krijgen frequenter te worden. En wat politiek betreft, zoals hierboven blijkt, laat Vandersteen zich op dat vlak volledig gaan.
8. De Nieuwe Gids / 't Vrije Volksblad
8.1. Historiek en situering
Het verlies van de strijd tegen De Standaard betekent een zeer zware slag voor de NV De Gids. Maar ze gaan door, zij het onder nieuwe titels. De Nieuwe Standaard wordt De Nieuwe Gids (vanaf 12 april 1947) en Het Nieuwsblad wordt 't Vrije Volksblad (vanaf 1 april 1947). De lezer wordt nog in de oude kranten via advertenties van die titelveranderingen op de hoogte gebracht.
Door de concurrentie van De Standaard daalt de oplage op een rampzalige manier. Toenmalig hoofdredacteur Jan De Spot zegt hierover : "Op twee of drie weken tijd kregen wij fatale klappen. In onze beste periode bedroeg de oplage van De Nieuwe Standaard bijna 60.000, die van Het Nieuwsblad 140.000 exemplaren. Te samen dus ongeveer 200.000. Daar verloren wij nu op weinige dagen de helft van."[549]
De Nieuwe Gids probeert te concurreren, evolueert onder invloed van De Standaard meer in Vlaamse richting, hecht meer belang aan sport, laat Marc Sleen een strip tekenen, … Maar toch moet er een reorganisatie doorgevoerd worden en volgen er afdankingen.[550]
De genadeslag zou volgen wanneer de volkseditie 't Vrije Volksblad (met een oplage van 80.000 exemplaren) in de lente van 1948 volledig kosteloos overgelaten wordt aan de overburen[551] van Het Nieuws van den Dag. Enig voordeel voor De Nieuwe Gids is dat Het Nieuws van den Dag hen sport- en gemengd nieuws zou leveren. Voor deze laatste krant betekent de operatie waarschijnlijk de redding, voor De Nieuwe Gids een nieuwe ramp. In 1950 wordt de krant, die dan nog een oplage heeft van 13 à 14.000 exemplaren, overgenomen door Het Volk.[552]
De Nieuwe Gids verschijnt zeven keer per week, met strips van maandag tot zaterdag. De krant telt tussen de 6 en de 8 pagina's en heeft een formaat van 41 op 59 cm. Op 16 mei 1950 wordt de prijs op 1,50 frank gebracht.
8.2. De Krantenoorlog
8.2.1. Het verlies van Vandersteen
De NV De Gids heeft wel de strijd tegen De Standaard verloren, maar ze heeft één sterke troef in handen : de strips blijven (voorlopig) op post. Het Suske en Wiske-verhaal De Zwarte Madam loopt gewoon door en ook De Familie Snoek blijft elke week op post. In de advertentiecampagne[553] die 't Vrije Volksblad tegen Het Nieuwsblad opzet, worden Suske en Wiske dan ook vermeld.
Maar die situatie zou niet blijven duren. Vandersteen biedt zijn verhalen ook aan bij De Standaard, en daar gaan deze mensen natuurlijk op in.[554] Met als resultaat dat het volgende Suske en Wiske-verhaal in vier kranten[555] tegelijk verschijnt. De Nieuwe Gids blijft toch de aanwezigheid van Suske en Wiske promoten. Voor de start van "De Koning Drinkt" verschijnen niet minder dan zes aankondigingen.
Het zou echter het laatste verhaal van Vandersteen in de Gids-kranten zijn. Ondanks de moeite die men bij De Gids doet om hem te behouden, stapt Vandersteen even later definitief over naar De Standaard, die nu de exclusieve publicatie van Suske en Wiske in handen krijgt. Zoals we verder zullen zien, laten ze dat bij De Standaard niet onopgemerkt voorbijgaan.
Vandersteen over deze hele kwestie in enkele interviews : "Om beurten kwamen Bekaert en De Smaele[556] met voorstellen aandraven. Ik wreef me de ogen uit, bij het horen van hun aanbiedingen"[557], "Ik kende niet veel van de pers, maar ik leerde in één klap hoe belangrijk beeldverhalen geworden waren. Het was ongehoord, wat zich toen afspeelde. De verkopers van de twee groepen vlogen elkaar soms in de haren om hun krant aan de man te kunnen brengen."[558] "In die tijd was er een enorme strijd tussen De Nieuwe Gids en De Standaard. Allebei de kranten wilden Suske en Wiske hebben. Op een schone moment had ik ze zover gekregen dat ze alletwee, vier maanden lang, een volledig verhaal samen publiceerden. Het leverde mij dubbele inkomsten op. … Ik heb gezegd : alle twee of ik stop ermee. Ze konden niet anders en ze deden het, maar na een tijd, daar werd om gevochten, tussen de krantenverkopers. Het publiek ging denken allee, die twee kranten liggen steeds met elkaar overhoop, en dan toch hetzelfde verhaal brengen, dat ging toch niet meer, dat voelde ge wel. Ik had mijn spel gespeeld en heb me toen laten voorlichten wie de meeste kansen had om te overleven. Dat bleek toen De Standaard te zijn. Daar wist ik niets van, ik kwam uit de bouwvak, op een stellingske staan en stenen kappen, dat was het."[559] Marc Sleen vertelt hierover : Toen kwam de breuk in de krant en een beetje verbaasd stelde ik vast dat Willy Vandersteen in dure restaurants werd geïnviteerd en in de watten gelegd om hem mee te krijgen naar De Nieuwe Standaard."[560]
Eigenlijk moest het allemaal zo aflopen. Suske en Wiske verschenen in de krant via de NV Standaard Boekhandel, die de rechten op de reeks in handen had. En aangezien de NV De Standaard hoofdaandeelhouder was van Standaard Boekhandel, was de overstap van Vandersteen naar De Standaard niet meer dan logisch.[561]
8.2.2. Marc Sleen, Hergé en Donald Duck
Bij De Gids blijft men echter niet bij de pakken zitten. Er wordt zelfs op het einde van Suske en Wiske geanticipeerd. Op 3 oktober 1947, een maand voor De Koning Drinkt afloopt, start De Nieuwe Gids namelijk met een nieuwe strip : De Avonturen van Detectief Van Zwam.
Hiervoor staat huiskarikaturist Marc Sleen in, die door hoofdredacteur Jan De Spot werd aangezocht om een verhaal te maken.[562] De start blijft heel sober : slechts één aankondiging wordt gepubliceerd om het eerste Van Zwam-verhaal, Het geheim van Matsuoka, aan de lezers voor te stellen.
Maar blijkbaar volstaat dat nog niet voor Tony Herbert en co. Hoe goed Sleen ook zijn best doet, Van Zwam heeft niet de bekendheid van Suske en Wiske en weegt dus niet genoeg door om met De Standaard te kunnen concurreren. Dus moet er een strip gezocht worden die de concurrentie met Vandersteen aankan …
Op 4 november 1947 wordt er "een nieuw tekenverhaal dat tot nog toe zijn weerga niet heeft"[563] aangekondigd, echter zonder verdere preciseringen. Verder wordt de lezer ook nog aangezet zich niet te laten beetnemen (door De Standaard, nu ze Suske en Wiske hebben) en wordt er de volgende dag op gewezen dat de personages van Marc Sleen "in geen andere nieuwsblad te vinden zijn"[564].
Op 6 november wordt het mysterie dan eindelijk uit de doeken gedaan : "Aan onze lezers. Morgen nemen wij afscheid van onze vrienden Suske en Wiske, waarmee onze lezers reeds zo lang vertrouwd zijn. Over enkele dagen brengen wij U een nieuw tekenverhaal. Waarom ? Omdat wij de hand hebben weten te leggen op het beste dat tot nog toe in België verschenen is. Eenieder kent de juweeltjes van tekenkunst, welke onze landgenoot Hergé over de hele wereld populair hebben gemaakt. Van zijn hand bieden wij U binnen kort een klein meesterstukje, dat voor de eerste maal, in het Nederlands, alleen in onze dagbladen zal verschijnen. Nog twee, drie dagen geduld en geniet dan iedere dag van De Scepter van Ottokar."[565]
In totaal zouden zes aankondigingen het verhaal voorafgaan. Van 10 november 1947 tot 22 maart 1948 publiceert De Nieuwe Gids dan De Scepter van Ottokar. Weliswaar een verhaal uit 1938-1939, maar nooit eerder in het Nederlands verschenen. Na de bespreking van de Van Zwam-verhalen zal hier verder op ingegaan worden.
Kuifje vervangt dus Suske en Wiske, maar wat met De Familie Snoek, die ook naar De Standaard verhuisd is ? Simpel : de Artec-Studio's van Bob De Moor en John Van Looveren worden aangezocht om een andere familie te doen opdraven : De Familie Kibbel. Leonard Snoek wordt zo vervangen door Evarist Kibbel, vrouw Marie door Hortense, dochter Gaby door Tinneke en ga zo maar door. Het betreft hier wel degelijk een nieuwe strip, en dus zeker geen plagiaat, maar het basisgegeven – de familie – blijft hetzelfde.
Wat Kuifje betreft, het zou bij één verhaal blijven. Na afloop wordt het verhaal vervangen door gagstroken van Donald Duck "zodat wij binnen enkele dagen wederom twee tekenverhalen in ons blad zullen publiceren, getrouw aan onze leuze "steeds meer en beter voor onze lezers"[566].
Onder dezelfde leuze krijgen de lezers van 't Vrije Volksblad vanaf 24 april 1948 "een derde tekenverhaal" voorgeschoteld, namelijk het Fred Sander-verhaal "De strijd met Mars"[567]. In De Nieuwe Gids is er van dit verhaal geen spoor te zien.
Steeds meer en beter : het klinkt mooi, maar het zou niet blijven duren. Op 1 juni 1948 verliest De Nieuwe Gids haar populaire editie 't Vrije Volksblad. En tegen het einde van de maand verdwijnen zowel Donald Duck als De Familie Kibbel uit de krant. Er is blijkbaar geen geld of belangstelling meer voor een tweede strip, zodat voortaan alleen nog Van Zwam voor het stripgedeelte van de krant zou instaan.
8.3. De avonturen van Detectief Van Zwam
8.3.1. Nero als krantenstrip
De Van Zwam-verhalen, vanaf het negende die van Nero[568], worden, veel meer dan andere krantenstrips, algemeen gezien als een stripreeks waarin de actualiteit verwerkt is, die een politieke inhoud heeft. Zo heeft Lieven Demedts een boek geschreven over Nero en de actualiteit onder de titel "De politieke memoires van Nero". Hij schrijft daarover in zijn inleiding : "50 jaar Nero betekent niet alleen een halve eeuw grappige en spannende stripavonturen. 50 jaar Nero is ook een weerspiegeling van een halve eeuw (inter)nationale maatschappelijke en politieke gebeurtenissen. De strip Nero is een dagbladstrip. Bewust en onbewust slopen dus Sleens meningen en indrukken over de wereld binnen in de verhalen. Soms inspireerden bekende figuren hem tot het maken van stripkarakters. Een andere keer waren het Nero & Co zelf die politieke of sociale insinuaties en commentaren hadden. Soms pasten decor en omgeving zich aan aan de zich veranderende maatschappij. Altijd was er de milde spot, een cartoonist waardig. Deze grappige politieke en sociaal-economische beschouwingen bestemd voor de dagelijkse krantenlezer, gaven -en geven nog steeds- een belangrijke meerwaarde aan de Nero-avonturen."[569]
Ook Yves Kerremans en Pascal Lefèvre leggen in hun "Kroniek van een dagbladverschijnsel" de link tussen de Nero-verhalen en de wereld : "De krant lijkt wel de ideale "biotoop" van Nero. meer dan andere krantenstrips is de Nero-strip immers aan de actualiteit gebonden. Wil men een Nero-verhaal van pakweg dertig jaar geleden goed tot zijn recht laten komen, dan dient men de toenmalige context te kennen."[570]
Jan Smet schrijft in zijn boek dan weer het volgende : " Enerzijds stellen wij vast dat Marc Sleen voortdurend inhaakt op de actualiteit en dat de avonturen van Nero doordoor een levendig sfeerbeeld geven van de tijd waarin zij zich afspelen. Anderzijds hebben wij vastgesteld dat de kritiekjes en opinietjes die Sleen daarbij weergeeft, niet diepgravend zijn."[571]
Veel elementen uit de volgende analyse zijn dan ook reeds vermeld in deze werken[572], maar het spreekt voor zich dat de analyse volledig op de verhalen zelf gebaseerd is. Als bepaalde elementen echt op deze werken gebaseerd zijn, zal er ook naar verwezen worden.
8.3.2. Marc Sleen
Marc Sleen werd op 30 december 1922 in Gentbrugge geboren als Marcel Neels. Hij was de laatste in een gezin van vier kinderen. Zijn vader, Alois Neels, baatte een groot café, annex biljart- en vergaderzalen uit. De schoolcarrière van de jonge Sleen speelde zich, na twee jaar op een "nonnenpensionaat", vooral af op de "Broederschool"[573] van Sint-Niklaas. Zijn jeugd was dus zeer katholiek getint, want ook zijn moeder was zeer gelovig. Als Marc veertien was, moedigde één van zijn broers hem aan om zondagslessen te gaan volgen aan de Academie van Sint-Niklaas. Later volgde hij ook lessen aan het Gentse Sint-Lucasinstituut en de Gentse Kunstacademie. De jonge Sleen was ook een tijd actief in de scoutsbeweging. Vader Alois overleed in 1939, waardoor het gezin het moeilijk kreeg, en tot overmaat van ramp brak de oorlog uit. Als de Duitsers tegen het einde van de oorlog zijn broer Roger, die actief was in het gewapend verzet, zochten, maar niet konden vinden, namen ze Marc en zijn broer Nestor mee. Zo kwamen ze in de Gentse gevangenis en het concentratiekamp van Leopoldsburg terecht. In september 1944 werden ze bevrijd. Waarna Marc niet lang daarna bij De Nieuwe Standaard aan de slag ging.[574]
Nog in oktober[575] 1944 begon hij te werken bij De Nieuwe Standaard, als tekenaar en politiek karikaturist. Sleen geraakte bij De Gids binnen via Paul De Ryck, hoofdredacteur van Het Nieuwsblad[576]. Voor allerlei illustratiewerk werd een beroep op hem gedaan : politieke karikaturen, portretten van betrokkenen bij processen, moppen, illustraties voor artikels en verhalen, landkaarten, …[577]
Over die periode vertelt Sleen : "Ik was journalist geworden, ik had een perskaart, ik had tijdens de oorlog ellende meegemaakt, en die tijd behoorde nu definitief tot het verleden. Mijn eerste wedde bedroeg 7.500 frank. Ik voelde me gevleid dagelijks mijn werk in de krant te zien verschijnen, ik kon echt niet klagen over gebrek aan succes."[578]
Maar geleidelijk begon hij voor de publicaties van de NV De Gids ook strips te tekenen. Op 24 december verscheen de eerste aflevering van "De avonturen van Neus" in Ons Volk, en later zouden reeksen als Tom en Tony, Piet Fluwijn en Bolleke en Stropke en Flopte volgen in Ons Volkske. Ook in de opvolger van Ons Volkske, 't Kapoentje zou Sleen actief zijn.[579]
8.3.3. De aanwezigheid van Nero in de krant
Zoals al gezegd, verliep de start van het eerste Van Zwam-verhaal redelijk discreet. Eén aankondiging werd gepubliceerd die bestond uit een tekstje van drie regels en een tekening van Van Zwam. Aan de volgende verhalen zou de krant meer aandacht besteden. Vanaf het tweede verhaal worden telkens aankondigingsstroken of één grote aankondigingstekening in de krant geplaatst, vergezeld van een tekst die op de krant geschreven wordt. Maar de verhalen worden ook aangekondigd in de rubriek "Van dag tot dag", waarin op pagina 2 allerlei kleine berichten gepubliceerd worden. Dit is vrij uitzonderlijk, aangezien aankondigingen meestal gepresenteerd worden als advertenties. Hier worden de nieuwe verhalen van Van Zwam aangekondigd tussen andere nieuwsfeiten. Meestal wordt daarin verteld dat Marc Sleen de laatste tijd wat raar doet, en wordt zo de link gelegd naar het volgende verhaal.
Ook verschijnen er soms berichten terwijl een verhaal gewoon loopt. Op 24 maart 1950 wordt in de lezerstribune een "Open brief van Nero"[580] gepubliceerd waarin hij uitlegt hoe hij in het verhaal op een ijsberg heeft kunnen ronddobberen. Een ander bericht verschijnt in "Van dag tot dag" tijdens de publicatie van "De hoed van Geeraard de Duivel". Dit verhaal wordt blijkbaar zeer belangrijk geacht. Het wordt niet minder dan vijf keer aangekondigd.
Er ontwikkelde zich blijkbaar ook een grote identificatie tussen De Nieuwe Gids en de personages van Marc Sleen. In juni 1948, maart 1949, juni 1949 en september 1949 worden tekeningen van Van Zwam, Nero en co (of andere tekeningen van Sleen) gebruikt als illustraties bij de advertentiecampagnes voor abonnementen.
Enkele verhalen zullen nu apart besproken worden, waarna thema's zullen bekeken worden die in verschillende verhalen voorkomen.
8.4. De Matsuoka-trilogie : het gele gevaar
De Matsuoka-trilogie bestaat uit drie verhalen waar de slechte Oosterling Matsuoka[581] een hoofdrol speelt. Het zijn tevens ook de drie eerste Van Zwam-verhalen.
In Het Geheim van Matsuoka[582], gepubliceerd van 3 oktober 1947 tot 8 januari 1948 probeert Matsuoka België in zijn macht te krijgen. Hij heeft namelijk "een drank uitgevonden, die persoonsveranderingen teweegbrengt. Om geen argwaan te wekken bij de slachtoffers heeft hij zijn uitvinding de smaak van een lekker biertje gegeven."[583]
De helden van het verhaal, detectief Van Zwam, Jef Pedal en een zekere Schoonbaard, horen bij de eerste slachtoffers van Matsuoka en worden respectievelijk Karel de Kale, Jan met de Hamer en Keizer Nero. Bij Van Zwam is het effect gelukkig maar van korte duur, zodat hij de strijd tegen de Chinese uitvinder in goede banen kan leiden. Schoonbaard zou echter Nero blijven. Onze Chinees van dienst wordt zeer typisch voorgesteld : een gezicht als een masker, een lang gewaad en een hoed, snorretje, spleetogen, …
Om zijn plannen groot aan te pakken, koopt Matsuoka een watertoren op, met de bedoeling daarin zijn bier te brouwen. En zijn plannen zijn inderdaad niet van de minste : "Zij die zullen gedronken hebben, zullen in mijn macht zijn. En het bier zal zo lekker zijn, dat iedereen (behalve een paar weduwen en wezen) er zal van drinken. Gent zal drinken, dan geheeld België. Ik maak er een machtige staat van, we vallen Frankrijk binnen, Nederland en dan … de invasie op Engeland !"[584]
Hitler heeft dus een opvolger… De band met Hitler wordt nog duidelijker door de aanwezigheid van een dubbelganger, slachtoffer van het Matsuokabier, die denkt dat hij de Führer is. Ook de uitspraken van Van Zwam in een "Karel de Kale"-bui wijzen daarop : als hij opgepakt wordt door de politie begint hij gans de stamboom van Karel de Kale op te sommen, en hij besluit met : "Ik was de meester over heel het Germaanse Rijk !! … Jaja, het verleden !"[585]
Om zijn bier te promoten zet Matsuoka een grote propagandacampagne op gang. En ja : "De ramp gebeurt. Gent drinkt … en hoe !"[586] Rijen mensen schuiven bij cafés aan voor Matsuokabier, manifestaties hebben plaats en zelfs het standbeeld van Van Artevelde wordt vervangen door een beeld van Matsuoka. Matsuoka wordt gewoon aanbeden.
Gent is gevallen, nu op naar Brussel. Matsuoka stuurt zijn mannen met bier naar de hoofdstad : "Manschappen, uw opdracht is uiterst gewichtig ! Het is om zo te zeggen ; een staatsgreep. Het hangt van u af, of we de macht in handen krijgen, ja dan neen !"[587]
Maar detectief Van Zwam stuurt alle plannen in het honderd. Hij zorgt ervoor dat de vrachtwagen met bier Brussel niet bereikt en doet de watertoren annex brouwerij ontploffen. Door de schok van de ontploffing wordt heel Gent terug normaal. En dat is aan de reacties van de Gentenaars te zien : de mensen komen op straat, het huis van Matsuoka wordt belegerd en zijn inboedel wordt kort en klein geslagen.
Matsuoka zelf blijkt verdwenen te zijn, maar door het opzetten van een valstrik slagen detectief Van Zwam en de politie er toch in om hem gevangen te nemen. Drie weken later wordt hij door het assisenhof "veroordeelt tot levenslange hechtenis plus een frank schadevergoeding voor de burgerlijke partij."[588]
Sleen haakt in dit verhaal duidelijk in op de oorlogsgebeurtenissen : het gevaar komt nog altijd uit het oosten, maar dan van het Verre Oosten[589]. De geflipte Matsuoka (of hij nu een Chinees of een Japanner is, doet er weinig toe), gebruikt zijn uitvinding en de nodige propaganda om de macht in handen te krijgen. Er bestond na de Tweede Wereldoorlog niet alleen een vrees voor de Sovjetunie, ook China, waar een strijd tussen nationalisten en communisten aan de gang was, werd in het oog gehouden. Japan stond na de oorlog enkele jaren onder Amerikaanse controle, zodat er van die kant niets te vrezen was. Tenzij natuurlijk van alleenstaande individuen als Matsuoka.
Matsuoka begint op kleine schaal met Gent, maar droomt ervan Brussel in te nemen en zo een staatsgreep te plegen. Vanuit de machtige staat die België dan onder zijn bewind zou worden wilt hij Frankrijk, Nederland en zelfs Engeland binnenvallen. De opvolging van Hitler lijkt verzekerd, ook wat de persoonscultus betreft : Matsuoka slaagt erin de bevolking voor zijn bier op straat te krijgen en krijgt zelfs een standbeeld.
Na de bevrijdende ontploffing volgt dan de repressie. Als de Gentenaars de inboedel van Matsuoka kort en klein slaan, vraagt één van de omstaanders zich af waar hij dat nog gezien heeft … Waarschijnlijk enkele jaren voordien. Gelukkig wordt Matsuoka veroordeeld en raakt de rust hersteld.
Sleen geeft in dit verhaal aan hoe één persoon door middel van goed gerichte propaganda (en een "toverdrankje") de mensen achter zich kan krijgen om zijn megalomane plannen uit te voeren. Iedereen laat zich meeslepen, er is geen ontkomen aan … Wat de repressiescène betreft, hierin kan een afwijzing van de volksrepressie gezien worden.
Blijkbaar heeft hij niet lang in de gevangenis gezeten, want in Het B-gevaar[590] maakt Matsuoka het land terug onveilig met een nieuwe uitvinding. Het "B-gevaar" is namelijk een draaistoel waarmee men mensen kan laten verjongen en verouderen, en zelfs mensen kan doen verschijnen uit lege kleding. Matsuoka probeert op die manier en legertje samen te stellen, maar door toedoen van Nero en co worden die plannen verijdeld. Weer komen de mogelijkheden van propaganda aan bod. Matsuoka zegt over zijn gekloond legertje : "Ziezo ! Ik heb nu een flink legertje. Zeven en twintig sterke kadee's. Als ik hun nu elk een dikke knuppel en een beetje propaganda geef, zijn ze bereid voor mij te sterven."[591] Ook slaagt de Oosterling erin Nero te laten "collaboreren" door hem een vriendelijkheidsserum toe te dienen.[592]
In "Het Zeespook"[593] maakt onze Chinees de Belgische kust onveilig. Hij boort schepen de grond (of liever de zee) in, zodat heel de vissersvloot bedreigd wordt. Daarbij slaagt hij er ook nog in om met een nieuwe uitvinding overstromingen te veroorzaken. Van zo'n overstroming maakt hij gebruik om Oostende te plunderen. Weer wordt redding gebracht door Van Zwam, Nero en de rest van de bende : na een lange strijd slagen ze erin Matsuoka te verslaan en sturen ze hem met één van zijn uitvindingen, de vliegende handschoen, terug naar China of Japan[594]. Ook de nieuwe ondernemingen van Matsuoka zijn dus tot mislukken gedoemd.
8.5. De Koningskwestie
8.5.1. De Hoed van Geeraard de Duivel … of van Spaak ?
De Hoed van Geeraard de Duivel wordt in De Nieuwe Gids gepubliceerd van 3 april 1950 tot 4 september 1950. Het is ook het eerste verhaal dat ook in Het Volk verschijnt en niet meer in 't Vrije Volksblad – Het Nieuws van den Dag. Al van bij de aankondiging in de rubriek "Van dag tot dag" weet de lezer dat hij zich aan een politiek getint verhaal mag verwachten. Hierin wordt verteld dat Marc Sleen de laatste tijd veel met hoeden bezig is, waarvan er één de initialen P.-H. S. draagt. "De versie dat de hoed in kwestie aan dhr. P.-H. Spaak zou toebehoren is natuurlijk te fantastisch om ernstig in overweging genomen te worden". En als even verder in de tekst een collega aan Sleen vraagt of het echt de hoed van P.H. S. is, antwoordt hij "Neen, het is de hoed van de duivel"[595]. De lezer is dus gewaarschuwd …
Het begint allemaal als de hoofdpersonages Nero, Jef Pedal en detectief Van Zwam een bezoek brengen aan de kermis. Nero koopt een hoed van een goochelaar en dat blijkt het begin te zijn van een hoop miserie. Nero heeft de hoed nog maar net gekocht, of zijn nieuwe aanwinst vliegt al weg. Tot in Gent loopt hij erachteraan en als deze het Geeraard-Duivelsteen binnenvliegt, dringt ook Nero er binnen. Blijkt die hoed van Geeraard de Duivel te zijn, die hem al 300 jaar kwijt was.
Nero laat zich niet doen, en slaagt erin met de hoed weg te vluchten. Geeraard dreigt ermee hem de duivel aan te doen als hij de hoed niet teruggeeft. Wat ook gebeurt : Nero's fortuin wordt gestolen, hij verliest al zijn huizen en zijn vrienden Van Zwam, Jan Spier en Jef Pedal verdwijnen. Tenslotte wordt Nero doodziek opgenomen in het ziekenhuis.
Bij een ziekenbezoek aan Nero verliest Geeraard zijn notaboekje. Nero kan zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en vindt in het boekje de persoonlijke telefoonnummers van Jozef Stalin, Edgar Lalmand en Kamiel Huysmans.[596] Maar in het boekje staat ook de gebruiksaanwijzing van de hoed, waardoor Nero erin slaagt om zijn "tweede ik" uit het hoofddeksel te toveren. Aan deze geest mag hij alles vragen wat hij maar wilt.
Nero wilt graag van zijn tweede ik weten wat Geeraard met die hoed eigenlijk van plan is. De uitleg blijkt nogal duidelijk te zijn : "Wel, dat zit zo. Zoals u, uw tweede ik uit deze hoed kunt toveren, zo kan Geeraard de Duivel dat ook, als hij de hoed in zijn bezit heeft. En het tweede ik van Geeraard is Satan, Lucifer, de oppermachtige, de heerser over het kwaad. Zolang gij de hoed in uw bezit houdt kan Satan niets op aarde komen uitrichten."[597]
Nero's tweede ik vertelt ook hoe hij zijn vrienden weer kan laten verschijnen. Hij heeft daarvoor een toverspreuk nodig die op de steen van een Indische tempel gegraveerd is. Nero besluit in actie te schieten en vertrekt samen met Madam Pheip, die hij in het ziekenhuis heeft leren kennen, naar Indië via de haven van Antwerpen. Na enkele moeilijkheden, te wijten aan het feit dat er een staking onder de matrozen aan de gang is, slagen ze er toch in naar het Oosten in te schepen.
Maar ook Geeraard de Duivel trekt naar Indië. Hij laat zijn baard afscheren, hult zich in Indische kleren en laat zich voortaan Kham-el-Amil noemen. De verwijzing is duidelijk, vooral als die Kham-el-Amil aan Nero en Madam Pheip een olifantentaxi aanbiedt en Madam Pheip zegt : "'k Betrouw hem niet. Hij trekt te goed op Kamiel Huysmans."[598]
Haar voorgevoel was juist, want Geeraard laat haar van de olifant vallen en slaat Nero bewusteloos : hij heeft de hoed nu in handen. Waarna hij Nero gaat afleveren bij de "Sjamfoeters-sekte"[599], een Indische sekte die koeien en krokodillen aanbidt en blanken haat. Madam Pheip wordt ondertussen opgepikt door een vriendelijke Maharadja en zijn gevolg. Samen proberen ze Nero nog van de krokodillen te redden, maar de Sjamfoeters laten zich natuurlijk niet doen. "Eerst worden de bedienden van de Maharadja onschadelijk gemaakt. Madam Pheip verdedigt zich dapper. Nero vecht als een leeuw. Maar wat kan men tegen de volstrekte meerderheid aanvangen ? …"[600] Uiteindelijk worden de twee toch gered door een tijger.
Maar de Maharadja is zijn personeel kwijt : "De bedienden van de Maharadjah hebben zich bij de geheime sekte der Sjamfoeters aangesloten. Ze vinden het regime democratischer dan bij hun vorige meester."[601]
Door toedoen van een aap krijgt Nero zijn hoed terug en samen met Madam Pheip begeeft hij zich naar de tempel. Daar probeert Geeraard hen uit te schakelen, maar tevergeefs. Nero vindt de spreuk en slaagt erin detectief Van Zwam, Jan Spier en Jef Pedal terug te doen verschijnen waar ze verdwenen waren, in België dus.
Geeraard krijgt er dan ook serieus van langs van Lucifer, zijn grote baas : "Halve gedraaide ! Verbrodder van de stiel ! Ge zijt niet waardig een duivel te zijn. Vooruit ! Terug naar de hel ! Ge zijt gedemobiliseerd ! … Wel, voor uw straf zult ge voortaan als een nietige aardworm ronddolen. Van nu af zijt ge een doodgewone mens met veel slechte gebreken en weinig goeie, vol nijd en afgunst om een andermans wedde, enfin een normaal mens. En laatste raad, sluit u aan bij de communistische partij, daar kunt ge misschien nog carrière maken. Basta. Adieu !"[602]
Na hun herverschijnen trekken Van Zwam en Jan Spier naar Indië. Daar aangekomen, horen ze spreken over een zekere Pandit Nero, die in een paleis zou wonen. Inderdaad, Nero blijkt ondertussen, omringd door onmetelijke rijkdommen, in een paleis te verblijven. Na veel moeilijkheden slagen ze erin door Nero ontvangen te worden.
Maar in het paleis is er een samenzwering tegen Pandit Nero aan de gang. Tijdens een wandeling door de gangen hoort Jan Spier gefluister achter de gordijnen. Geeraard zit te overleggen met een ander verdacht heerschap, met een gezicht dat erg doet denken aan Edgar Lalmand : "Het moet gedaan zijn met die Vlaamse overheersing ! Vannacht om 2 u. sluipen we zijn kamer binnen en … zwzwzw."[603] En inderdaad, die nacht ondernemen de twee samenzweerders een moordpoging op de Pandit, een poging die, gelukkig voor Nero, mislukt.
Er worden ordemaatregelen genomen. Jan Spier wordt tot hoofd van de lijfwacht benoemd en slaagt er perfect in zijn mannen te doen gehoorzamen. Wat aan Nero de volgende opmerking ontlokt : "Knap werk ! Zo moesten ze het in België ook doen !"[604]
Maar de situatie loopt uit de hand. Van Zwam komt Nero waarschuwen : "Nero ! Nero ! 't Loopt scheef ! Ze betogen voor uw paleis ! Ze prediken opstand ! De menigte wordt opgezweept door een onguur type. Hij beveelt hen te staken ! U te verjagen ! Het paleis te plunderen !" Waarop Nero reageert : "'t Is ne socialist zeker ?!"[605] Geeraard de Duivel voert de bende aan, maar de "hevigste lawaaimaker is toch die dikke daar !"[606] Die "dikke" lijkt natuurlijk verdacht veel op Paul-Henri Spaak. En meer nog, de menigte blijkt ook Frans te spreken : "Nero au poteau ! Weg met de Pandit ! Allons enfants de la patrie. A bas la culotte ! Nero naar de maan."[607]
Dat geroep, tot daar aan toe, maar wanneer de menigte met kasseien begint te gooien, is voor Nero de maat vol : "Ze werpen met doorslaande argumenten. 'k Heb er genoeg van. Ik vlucht !" Van Zwam probeert hem te overhalen : "Allee Allee Nero ! Gaat ge aan het schorremorrie, aan het gepeupel van de straat toegeven ?"[608]
De menigte gaat door, breekt de poorten van het paleis open en stormt binnen. Nero ontsnapt nog net aan een moordpoging van "Spaak", maar even later loopt hij toch in de val. De twee aanvoerders hebben Nero in handen. Maar hun doel is nog maar pas bereikt of ze beginnen al onderling ruzie te maken.
- Spaak : "We hebben hem ! We zijn baas !! Indië is van ons ! Ik wordt ministerpresident van de republiek India !"
- Geeraard : "Ha nee ! Ik !"
- Spaak : "Gij ? Gij krijgt richtlijnen uit het buitenland. Nee nee, ik zal ministerpresident zijn !"[609]
Het wordt uiteindelijk een hoogoplopende ruzie, die Nero de kans geeft te vluchten.
Het groot alarm wordt afgekondigd. De "dikke", die door zijn mannen aangesproken wordt met "chef", coördineert de acties vanuit zijn "Hoofdkwartier der straatschuimers". Op zijn tafel staat een bom. De chef ontwikkelt een plan : hij probeert de "Vlamingen" te vergiftigen door biertonnen te verspreiden met vitriool in. Van Zwam en Madam Pheip drinken ervan, maar worden gered door een tegengif uit de hoed van Nero.
Uiteindelijk reizen Nero en co allemaal terug naar Europa. Van Zwam heeft voor Indië nog een afscheidswoord : "Vaarwel Indië. Schoon maar triestig land waar verdeeldheid onder de bevolking heerst !"[610]
8.5.2. De duivelse socialisten
Marc Sleen gaat de royalistische toer op, maar volgt eigenlijk gewoon de standpunten van zijn krant en de katholieke wereld : Leopold is de rechtmatige vorst en moet terugkeren. Interessant is het feit dat, hoewel het verhaal vol verwijzingen staat naar de koningskwestie, het probleem niet rechtstreeks aangewezen wordt : over Leopold is er in heel het verhaal geen sprake. Het wordt allemaal veel subtieler aangepakt. De publicatie van het verhaal gebeurt volledig na de volksraadpleging en loopt nog als de machtsoverdracht plaatsheeft.
Zowel socialisten als communisten worden in dit verhaal hard aangepakt. Sleen voert daartoe Geeraard de Duivel op, samen met zijn baas "Satan" of "Lucifer". De associatie met de "roden" begint al wanneer Nero in het notaboekje van Geeraard de telefoonnummers van de socialist Huysmans, de communist Lalmand en Sovjetleider Stalin terugvindt. Zij kennen de duivel dus persoonlijk. Maar het wordt nog erger : verder in het verhaal neemt Geeraard gewoon de gedaante van Kamiel Huysmans aan en wordt hij Kham-el-Amil.
Maar Kham-el-Amil is een knoeier : Nero is hem telkens te slim af en dat wordt hem door zijn chef niet in dank afgenomen. Satan maakt van hem een doodgewone mens vol gebreken, en raadt hem aan zich aan te sluiten bij de communisten. Blijkbaar konden ze bij de communisten nog knoeiers gebruiken …
Ook de vrijmetselarij wordt bij de hele zaak betrokken. Als Madam Pheip op een bepaald moment Geeraard onder handen neemt, maakt ze hem niet alleen uit voor "bokkebaard", en "pachakroet", maar ook als "logeman"[611]. Het feit dat socialistische en liberale politici, zoals bijvoorbeeld een zekere Kamiel Huysmans, wel eens lid durven zijn van een vrijmetselaarsloge[612] zal daar niet vreemd aan zijn.
Het wordt dus allemaal een strijd tussen goed en kwaad. Nero moet als goede katholiek verhinderen dat de "duivelse socialisten" hun plannen ten uitvoer kunnen brengen. Zo krijgt heel het verhaal er een religieus tintje bij.
8.5.3. Indië als metafoor voor België
"Schoon maar triestig land waar verdeeldheid onder de bevolking heerst." In het verhaal Indië, in de realiteit België. In het Indische gedeelte van het verhaal probeert Sleen de Belgische gebeurtenissen aan te kaarten aan de hand van Indië. Indië werd in 1947 onafhankelijk. De voormalige Britse kolonie werd dan verdeeld in twee delen, Indië en Pakistan. Mountbatten werd gouverneur-generaal en Jawaharlai Nerhu (Pandit Nerhu) minister-president van Indië. Op 26 januari 1950 werd uiteindelijk de republiek uitgeroepen, met Nerhu als staatshoofd.[613]
Bij hun gevecht tegen de Sjamfoeters-sekte verkeren Nero en Madam Pheip in de minderheid en kunnen ze tegen de "volstrekte meerderheid" van de sekteleden niets aanvangen. De meerderheid wint, zo gaat dat nu eenmaal, en de bedienden van de Maharadja vinden deze gang van zaken zelfs zo democratisch dat ze zich bij de sekte aansluiten. Als deze passage einde juni 1950 gepubliceerd wordt, is de volksraadpleging al een tijdje achter de rug én heeft de CVP een "volstrekte meerderheid" in het parlement verworven. Maar hoewel de meerderheid van de bevolking zich voor de terugkeer van Leopold uitgesproken heeft, zit de situatie nog altijd vast.
In het laatste deeltje blijkt Nero ineens Pandit Nero geworden te zijn. Hij werd "in de mogelijkheid gesteld tot regeren, door toedoen van de Indiërs"[614] : op democratische wijze (door een meerderheid ?) aan de macht geraakt dus. Maar niet iedereen is opgezet met deze gang van zaken. En wat doet men in zo'n geval ? Een samenzwering opzetten …
Geeraard de socialist en Edgar de communist overleggen om een einde te stellen aan de "Vlaamse overheersing".[615] Als die aanpak niet lukt, wordt de bevolking ingeschakeld. Daarvoor heeft Geeraard een nieuwe medewerker gevonden : de "kleine dikke", ofwel Paul Henri Spaak[616]. Betogingen worden opgezet en de leiders roepen op tot opstand, staking en verjaging van de vorst. Elke gelijkenis met bestaande gebeurtenissen en personen berust niet op toeval …
De methodes van de socialisten (en communisten) worden hier duidelijk aangeklaagd. Ze respecteren de wil van de meerderheid van de bevolking niet, willen hun eigen plannen doorvoeren, en ruien daarvoor hun achterban op. Ze blijken zelfs bereid te zijn tot moord. Nero kent zijn wereld en besluit uit de gebeurtenissen dat de leider zeker een socialist is …
Wanneer deze stroken eind augustus 1950 gepubliceerd worden, is het eigenlijk al te laat : Leopold had in de nacht van 31 juli op 1 augustus troonsafstand gedaan ten gunste van kroonprins Boudewijn. Maar Nero mag niet toegeven. Hij wilt vluchten, maar Van Zwam overtuigt hem om niet aan het gepeupel van de straat toe te geven. Ook niet als ze beschikken over "doorslaande argumenten". Deze doorslaande argumenten, die niets anders zijn dan geworpen stenen, zijn een verwijzing naar het feit dat straatherrie in de uiteindelijke beslissing blijkbaar meer doorgewogen heeft dan de (democratische) volksraadpleging, en dat de socialisten met het aftreden van Leopold eigenlijk op een oneerlijke manier hun slag hebben thuisgehaald.
In het verhaal verwijt Sleen Spaak ook een republiek[617] te willen instellen, zodat hij dan zelf "ministerpresident" kan worden. Want daar draait het gewoon om : de leiders van de opstand willen zelf de macht in handen krijgen en gebruiken daartoe alle mogelijke middelen. En dat ze meer bekommerd zijn om hun eigen macht dan om het welzijn van de bevolking blijkt uit het feit dat Spaak en Geeraard, vanaf dat ze de macht in handen hebben, onderling ruzie beginnen te maken. Een gevecht moet zelfs uitmaken wie nu ministerpresident mag worden. "Spaak" vindt alleszins dat hij alleen in aanmerking kan worden omdat Geeraard de Duivel richtlijnen krijgt uit het buitenland. Alleszins deinzen ze er alle twee niet voor terug om samen te werken met communisten om hun doel te kunnen bereiken.
Op veel respect van de auteur moet het Spaak-personage dan ook niet rekenen : hij wordt afgeschilderd als de chef van een bende straatschuimers, die absoluut de macht in handen wilt krijgen.
Ook de tegenstelling tussen Vlamingen en Franstaligen komt in het verhaal aan bod. Een deel van de opstandelingen laat van zich horen in het Frans terwijl Nero, die aan de macht is, overduidelijk een Vlaming is. Weer is de link snel gelegd : Leopold werd vooral gesteund in Vlaanderen, het verzet tegen zijn terugkeer kwam vooral uit Wallonië. "Lalmand" wil een einde stellen aan de Vlaamse overheersing en "Spaak" wilt de Vlamingen vergiftigen. Op deze manier worden ook de Belgische acties van de socialisten voorgesteld als tegen de Vlamingen gericht. Geeraard de Duivel wordt op een bepaald moment door Nero zelfs uitgescholden voor "separatist"[618] : m.a.w. de socialisten brengen door hun houding de eenheid van België in gevaar.
8.5.4. De volksraadpleging
Ten tijde van de volksraadpleging werd het vorig verhaal, "De man met het gouden hoofd", gepubliceerd. Ook hierin werd al indirect verwezen naar de koningskwestie. In dit verhaal, waarin Nero, Jan Spier en Van Zwam proberen Amedee, een jongen met een gouden hoofd, uit de handen van misdadigers te houden, belanden de personages in Alaska. Na dagen geen levend wezen gezien te hebben komen ze een colonne pinguïns tegen, met "Ja"-borden op hun buik.[619] En dat de week voor de raadpleging : de stempropaganda, die
al zeer duidelijk aanwezig was in de krant, heeft dus zelfs de stripstroken ingepalmd. Ze komen uiteindelijk toch terecht in een Eskimodorp, waar ze voorgesteld worden aan het opperhoofd : "Mag ik u voorstellen. Nico Paapa, in 1895 tot ons opperhoofd verkozen met 55 ten honderd der stemmen …"[620] Ook wel duidelijk … Het feit dat er 55 (en niet 57 of 58) staat, komt doordat deze strook al op 13 maart gepubliceerd werd (één dag na de stemming) en de tellingen dus nog niet volledig afgerond waren.[621]
En op het einde, als Nero en Amedee, door een eindeloze vlakte zwerven, komt een zeer dubbelzinnige scène voor. Terwijl Amedee aan Nero blijft zeggen dat het vliegtuig terugkeert, blijft Nero zeggen dat het allemaal propaganda is. Ook nadat het reddende vliegtuig geland is, blijft Nero enkele plaatjes zagen over propaganda.[622] Nero heeft de zaak dus duidelijk begrepen : hoewel de volksraadpleging uitgewezen heeft dat een meerderheid van de bevolking te vinden was voor zijn terugkeer, blijft elk bericht over de terugkeer van koning Leopold voorlopig pure propaganda …
8.6. De erfenis van Nero, Moea-Papoea en co : de Koude Oorlog
8.6.1. De erfenis van Nero
In dit verhaal erft Nero 80 miljoen van zijn "excentrieke nonkel uit Amerika", maar om het geld effectief te krijgen, moet hij vijf opdrachten uitvoeren binnen de twee maanden. De opdrachten zijn : één ronde weerstand bieden aan bokskampioen Joe Louis, "een volwassen neushoorn schieten in Midden Kongo", "een pluim trekken uit de hoofdtooi van het enige, nog levende Sioux-opperhoofd", "een gesplitste atoom bemachtigen uit de laboratoria van de U.S.A." en "een stuk uit het ijzeren gordijn (minstens 25 x 25 cm)" meebrengen.[623]
Nero zal de opdrachten vervullen met de hulp van Van Zwam (manager) en Jef Pedal (cameraman). De eerste opdracht wordt vervuld in een typisch New York van wolkenkrabbers, opdringerige journalisten, misdaad en boksmatchen.
Waarna ze per vliegtuig naar het Wilde Westen reizen. Na een noodlanding komen ze terecht op een sterk beveiligde plaats in een bos. Overal zijn prikkeldraad en borden als "Keep out", "Warning", "Stop" en "Danger" te zien. Het zal echter vlug duidelijk worden waar het om gaat, want even later rent er iemand buiten met een pakje in zijn hand. Deze man, een karikatuur van Stalin, struikelt met de hulp van Nero en wordt even later door een paar soldaten opgepakt. Het blijkt om een "spion van een vreemde natie" te gaan die net een atoom gestolen heeft. De drie vrienden worden door Prof. Heilenbein "in naam van de wetenschap en de vredelievende naties" bedankt en mogen als waardering het pakje met het atoom houden.[624]
Opmerkelijk is de wijze waarop het atoom wordt voorgesteld : het ziet eruit als een ongevaarlijke erwt. En aangezien Nero een gesplitste atoom moest bemachtigen, splitst hij de erwt maar met een bijl… Het woud is daardoor wel verkoold, maar niemand raakt gewond … Met Stalin als spion van een vreemde natie is de Sovjetunie duidelijk de vijand, terwijl Van Zwam als Belg en dus bondgenoot zomaar het pakje meekrijgt dat de spion probeerde te stelen. En daarbij worden de VS en België voorgesteld als vredelievende naties.
Na een korte transit in een westerndorp komen ze in een verlaten dorp een oude Amerikaan tegen die de Koude Oorlog maar flauwe kost vindt : "Aha, dat was de goeie ouwe tijd ! We schoten de Indianen met duizenden van hun paarden en zij kittelden ons de schedel met hun tomahawks. Dat was wat anders, dan Kouwe Oorlog …"[625]
De derde proef lukt, met wat geknoei, ook : Nero heeft de pluim kunnen bemachtigen. Tijdens de daaropvolgende tocht door de woestijn ziet Nero plots een "vliegende telloor" in het zand liggen. Van Zwam waarschuwt er nog voor dat het een "Amerikaans geheim wapen"[626] is, maar uiteindelijk vliegen ze er alle drie mee naar Afrika.
De zwarten zijn niet echt opgezet met dat vijandelijk tuig boven hun gebied en vuren dan ook met hun kanon, een "gift van het Marshallplan", zoals op een plakkaatje naast "Opgepast luchtafweer" en "Leve het Atlantisch Pact" te lezen staat.[627] Dit komt zeer grappig over : Afrikanen die in het kader van het Marshallplan en de Navo uitgerust worden met ouderwetse wapens. Het is echter ook een illustratie dat de Verenigde Staten proberen zoveel mogelijk landen in hun invloedsfeer te krijgen.
Door de luchtafweer stort de schotel neer en zetten Nero en co hun reis verder op de rug van een nijlpaard. "Na een zware rit op de rug van het tamme nijlpaard, door de Afrikaanse wildernis, bereiken de drie vrienden eindelijk een blanke nederzetting. Belgisch Kongo, om zo te zeggen terug thuis."[628] In enkele scènes wordt hier gewezen op de Belgische taaltoestanden. Het Franstalig karakter van Belgisch Congo wordt aangekaart door het tekenen van eentalige uithangborden : "Maison du gouverneur", "Hopital", "Champ d'aviation. Pour les flamands la même chose"[629]. Terug thuis dus ? Nero twijfelt er alleszins aan bij het horen en lezen van al dat Frans en vraagt : "Zeg Van Zwam, Belgisch Kongo, is dat een Franse kolonie ?"[630]
Enfin, ze zijn hier niet om te klagen over het taalgebruik, wel om een neushoorn te schieten. Wat ook gebeurt : vierde opdracht volbracht. Maar een tijdje later sukkelt Nero in een valkuil voor wilde dieren. Als de inlanders hem vinden, vinden ze die blanke niet zo interessant, maar het opperhoofd denkt daar anders over : "Een momentje !! De blanken spelen nu al jaren lang met ons voeten, laat ons nu de rollen eens omkeren. Wij, zullen nu eens met hun voeten spelen. Haalt hem uit de put !" "Smeer hem voor modder, kleefstof, pluimen en dergelijke !! Laat die selder maar achter zijn oren zitten, dat doet hem er nog wilder uitzien." "We brengen hem naar de blanke geleerde die in ons dorp is en die vreemde dieren zoekt. We maken hem wijs dat het een nieuw soort mensaap is !!"[631] Sleen laat de bewustwording en de dekolonisatiekoorts dus ook in Kongo plaatshebben, en neemt daarmee een standpunt in tegen de kolonisatie.
Die blanke geleerde waar Nero als aap naartoe gebracht wordt, blijkt een Russische professor te zijn. Nero protesteert, waarop de prof. reageert : "Allemachtig ! Hij spreekt ! 't Is maar een broebeltaaltje maar het benadert toch sterk de menselijke taal !!" Een vertelkader voegt eraan toe : "P.S. De prof. is een Rus. Russen verstaan geen Vlaams."[632] Walen ook niet, zoals Lieven Demedts in zijn boek opmerkt.[633]
Waarop professor Podoroski Nero naar de dierentuin van Moskou stuurt. Van Zwam en Jef Pedal gaan er met een oude Duitse bommenwerper achteraan. Stukje voor stukje valt het toestel tijdens de reis uiteen, en nadat Jef Pedal per ongeluk Moskou gebombardeerd heeft, wordt het vliegtuig natuurlijk neergehaald door Russische jagers. Ze springen met hun parachutes : Van Zwam komt terecht op een toren van het Kremlin, Jef Pedal valt in de Wolga. Moskou wordt voorgesteld aan de hand van de typische Russische torens. Maar Van Zwam slaagt erin vanop de toren een kamer binnen te dringen, waar hij aanzien wordt als een nieuwe generaal. De oude generaal is namelijk net ontslagen om "gezondheidsredenen". Van Zwam speelt het spelletje mee en komt zo twee soldaten tegen die Jef Pedal opgepakt hebben : "We komen zo juist een spion te snappen, mijne generaal. Hij beweert van België te zijn, uit Kongo te komen en in de Wolga gevallen te zijn. Maar als dat waar is ben ik een ezel, mijne generaal. Die westerse spionnen zijn allemaal dikke leugenaars mijne generaal !!"[634]Waarop Van Zwam de gevangene meeneemt voor persoonlijke ondervraging, hem een Russisch uniform bezorgt en ze samen naar buiten stappen. Generaal Van Zwam : "Korporaal, rijd ons naar de dierentuin ! We hebben ontspanning nodig ! Die Kouwe Oorlog werkt op onze zenuwen."[635]
In de dierentuin bevrijden ze Nero, waarna ze een tank stelen op het Rode Plein. Ze rijden door alles door, tot ze uiteindelijk doorheen het IJzeren Gordijn rijden. En er hangt zelfs een stukje aan het kanon : vijfde opdracht volbracht ! Alles gaat dus perfect, tot Nero een vreugdeschot lost dat terecht komt in een Amerikaans kamp in de buurt. Amerikaanse soldaten snellen toe om de drie in de gevangenis te zwieren, tot Van Zwam zegt : "Maar, wij kozen de vrijheid !!"[636] Opeens worden ze hartelijk verwelkomd, een hoop journalisten snelt toe. Ze kunnen gaan schrijven dat er "weer drie Russen overgelopen" zijn … Tenslotte reizen Nero, Van Zwam en Jef Pedal terug naar Brussel, waar ze de tachtig miljoen kunnen gaan incasseren.
8.6.2. Russen en Amerikanen
Over het hele verhaal worden al opmerkingen gemaakt op de Russen. Enkele voorbeelden : als Nero van de IJzeren Gordijn-opdracht hoort, krijgt hij schrik : "Als ik aan de Russen denk … J'ai peur."[637] Een duidelijke allusie op de VN-rede van Spaak. Als Nero opmerkt dat een nijlpaard toch geen snel vervoermiddel is, merkt Van Zwam op : "Langzaam maar zeker Nero, gelijk de Russen !"[638] En op de luchthaven vertelt de pakjesdrager dat er geen vliegtuigen naar Moskou zijn, want "Wie wil er nu naar Rusland !?"[639] Ook in Het Rattenkasteel, waarin Van Zwam op een bepaald moment tegen Nero zegt dat Ratsjenko met hun voeten aan het spelen is. Nero antwoordt : "Ja, 't is een Rus hé ?!"[640]
Rusland en de Russen worden dus niet al te positief voorgesteld. Men wordt er "ontslagen" om gezondheidsredenen (waarschijnlijk bemoeizucht of nieuwsgierigheid), de soldaten zijn ervan overtuigd dat westerse spionnen allemaal leugenaars zijn. En met de denkvrijheid van de bevolking is het niet beter gesteld : bij hun ontsnapping rijden Nero en co met hun tank door een huis. De inwoners protesteren zelfs niet en groet hen met een gezamenlijk : "Heil ons machtig leger ! Heil Lenin heil Stalin !.."[641]
De Amerikanen zien Russen dan weer graag overlopen. Dat is inderdaad minder schadelijk dan als ze als "spion van een vreemde natie" de Amerikaanse atoomgeheimen gaan stelen. De Amerikaanse atoomonderzoeker stelt zijn werkzaamheden alleszins voor als puur wetenschappelijk en in dienst van de vrede.
En wat te denken van deze scène waarin een vriendelijke man in New York aan Van Zwam een bankbiljet dat hij verloren was, terugbezorgt. "Meneer, ik dank u.", zegt Van Zwam, "Ik heb al veel goeds over u, Amerikanen horen vertellen, maar dat u zo eerlijk waart, wist ik niet !" En tot zijn verbazing antwoordt de man : "Ik geen Amerikaan mister, ik Rus zijn !"[642]
Het hele verhaal baadt in een duidelijke Koude Oorlog-sfeer, en dat zet zich door tot in Afrika. De Verenigde Staten leveren wapens aan Afrikaanse stammen om hen aan hun kant te krijgen. Maar niet alle Afrikanen laten zich nog zo gemakkelijk doen, zoals blijkt uit de reactie van het opperhoofd dat Nero gevangen zet omdat de blanken al lang genoeg met hun voeten spelen. In Kongo zou het nog eventjes duren, maar op allerlei andere plaatsen in de wereld is het einde van de kolonisatie effectief aangebroken.
8.6.3. Moea-Papoea[643] : spionage en atoombommen
"Een dramatisch spionageverhaal dat zich afspeelt op een onbekend eiland in de Stille Zuidzee"[644], zo wordt Moea-Papoea in de aankondigingsstrook aan de lezers voorgesteld. Het verhaal wordt gepubliceerd vanaf 6 september 1950, en loopt op het einde van dat jaar nog door. "De nieuwe avonturen van Nero en zijn hoed" is nu de reeksnaam.
Op het schip waarmee hij terugkeert uit Indië[645], maakt Nero kennis met een zekere "professor doctor Schweinenburg, Amerikanich atoomgeleerde".[646] Als hij Nero met zijn hoed ziet kaarten, vraagt dit rare heerschap, dat Nederlands spreekt met Duitse uitgangen, een Frans accent en Engelse woorden, aan Nero of hij uit zijn hoed ook een atoombom zou kunnen toveren. Nero doet dat, de bom ontploft, en het schip zinkt …
Waarop Nero en de prof in volle oceaan ronddrijven op de hoed. Atoomgeleerde Schweinenburg blijkt eigenlijk voor de Russen te werken, want de kapitein van de Russische duikboot die hen oppikt, lijkt "kameraad Sweinenburg" goed te kennen. Ze worden naar het vasteland gebracht en in een havenstad aan de Zwarte Zee, waar de professor op bezoek gaat bij een hoge Russische officier, die blijkbaar zijn opdrachtgever is. En dan loopt het allemaal in het honderd : in het gebouw zit een Amerikaanse spion, de atoomplannen van Sweinenburg zijn in de jas van Nero beland en tot overmaat van ramp besluit Nero te vluchten. Na een tocht per straaljager en per schip belandt hij op het eiland Moea-Papoea, zogezegd onbewoond, maar toch bevolkt door een oude blanke man en een ganse stam inboorlingen. In het verder verloop van het verhaal komen zowel Sweinenburg, de Amerikaanse spion Pullmann, als Jan Spier, Madam Pheip en detectief Van Zwam op het eiland aan, en komt het tot een grote zoektocht naar de atoomplannen.
8.6.4. Russen, propaganda en IJzeren Gordijnen
In de stad aan de Zwarte Zee laat Nero zich beïnvloeden door een Russisch charmeoffensief. Hij krijgt er nieuwe kleren en een overvloedige maaltijd voorgeschoteld, en hij geniet er duidelijk van : "'t Is hier allemaal nog niet zo slecht zeg ik. Allemaal propaganda wat ze vertellen ! En hunne vodka is er ook niet neven !"[647] Propaganda komt trouwens verder in het verhaal ook aan bod, als blijkt dat het bericht dat Moea-Papoea onbewoond is maar "propaganda"[648] is.
De echte toestand in de Sovjetunie is allesbehalve rooskleurig. Nero en Sweinenburg worden in een auto met neergelaten rolluiken naar een "somber gebouw"[649] gebracht, waar overal portretten van Stalin hangen. Niet meteen een sfeer die veel vrijheid laat vermoeden. En de officier die Sweinenburg ontvangt ziet er allesbehalve vriendelijk uit, hij wilt Nero zelfs naar Siberië sturen.
Bij de vlucht van Nero uit de Sovjetunie, laat Sleen zich volledig gaan. Op het vliegveld neemt Nero "een ferm pak roebels uit zijn hoed" en probeert hij een piloot te "overhalen de vrijheid te kiezen."[650] En Nero wilt van zijn piloot blijkbaar echt een opvolger maken van de auteur van "Ik verkoos de vrijheid" : "Tegen vanavond zitten we met ons kniebollen onder tafel. Gij schrijft uw memoires en vertelt over de gruwelen die ge meegemaakt hebt …"[651]
Maar zover komt het niet. Snel na het opstijgen "duiken 34 UNO-straaljagers van achter de wolken"[652] op. "Ze hebben weer eens een rode ster gezien"[653], merkt de piloot op. Waarna ze door die overmacht natuurlijk neergeschoten worden.
Er wordt dus een zeer karikaturaal beeld van de Sovjetunie opgehangen, dat dan ook nog grappig aangebracht wordt. Sleen drijft eigenlijk de spot met de clichés, zowel het de Russische regime als met de houding van die VN-vliegtuigen. Ook het IJzeren Gordijn wordt redelijk grappig voorgesteld. Om te proberen Nero buiten de luchthaven te houden, laat een generaal het IJzeren Gordijn neerlaten. Op de tekening ziet men een soldaat die het Gordijn neerlaat alsof het een rolluik was.[654]
8.6.5. Atoomplannen en atoombommen
De Russen blijken niet zo goed in staat te zijn zelf atoombommen in elkaar te steken. Op de Russische duikboot wordt Nero bijna overboord gegooid, maar "hij heeft een wondere hoed die ons atoombommen kan leveren"[655], en dus mag hij mee.
Tijdens zijn onderhoud met een Russische officier, blijkt dat Sweinenburg in Amerika gezeten heeft om voor de Russen te spioneren. Twee jaar verblijf in Washington op kosten van Moskou. En hij is erin geslaagd atoomplannen mee te smokkelen. Het feit dat hij een Duitse naam[656] heeft, en met Duitse uitgangen spreekt, verwijst naar de Duitse geleerden die in de Verenigde Staten hun werk gingen verderzetten. Verder in het verhaal wordt trouwens de link gelegd met een aantal echt gebeurde spionageaffaires : hij vertelt dat hij als atoomgeleerde "aktereenvolgens prof. Lamelee, Pontecorvo, Fuchs en Sweinenburg"[657] was. Klaus Fuchs werd in maart 1950 tot veertien jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens spionage voor de Sovjetunie, en ook Pontecorvo werd verdacht van spionage voor de Russen.[658] Sweinenburg blijkt trouwens geobsedeerd te zijn door atoombommen. Als Nero er in het begin van het verhaal eentje uit zijn hoed tovert, gaat hij op zijn knieën zitten en zegt : "Eine Atoombombe ! Kom in mijn hand ho teergeliefd !" Nero van zijn kant laat weten dat hij niet houdt van "dat spul".[659]
Maar ook de Amerikanen blijken spionnen in te zetten om de Russen in het oog te houden. John O. Patt. Pullmann, zo heet deze slungelachtige Amerikaanse spion, heeft ook als opdracht gekregen atoomplannen in handen te krijgen. En als Amerikaan pakt hij de zaak zeer groots aan. Hij heeft er ook de middelen toe, aangezien hij rechtstreeks communiceert met het Witte Huis en bij het slagen van zijn opdracht een miljoen dollar. Geld is dan ook het enige dat hem interesseert.
Pullmann, ook wel Pul genoemd, bereikt Moea-Papoea per minihelikopter en begint meteen de inboorlingen te Amerikaniseren. Om de eilandbewoners het menseneten af te leren, leert hij hen "Pola Pola" drinken, en de Papoeanen blijken die "heerlijke ambetante smaak" wel te appreciëren. Het komt zelfs zo ver dat er reclameborden in het dorp opduiken.
En om de Papoeanen aan zijn kant te krijgen, heeft hij het volgende te bieden : "Yes, als ge me helpt die man vinden die ge zo goed beschrijft, zorg ik er voor dat ge Marshallkredieten en dollarhulp krijgt en dat ge opgenomen wordt in de Atlantische verdedigingsgordel."[660] Natuurlijk allemaal verwijzingen naar de Amerikaanse aanpak in Europa, inclusief de invasie van niet altijd geapprecieerd Amerikaans voedsel.
Hij is ook nogal verwaand : als men hem bezighoort, kan een Amerikaan gewoonweg alles. En als iets hem niet goed lijkt, begint hij over "bij ons in Amerika …". Ook ziet hij de Amerikanen als de redders in alle situaties, "Moesten er geen Amerikanen zijn hé !?"[661] Op een ander moment verklaart hij zelfs : "Waarde vriend. De Amerikaanse inlichtingendiensten weten alles wat er gebeurt op al de eilanden van de wereld."[662] Maar langs de andere kant zegt hij ook wel dat de Amerikanen beginnen te wennen aan aftochten.[663]
Uiteindelijk gaan de twee spionnen samen op zoek naar de atoomplannen, maar allebei zijn ze van plan de tegenpartij uit te schakelen zodra ze de plannen in handen hebben. Als de atoomplannen dan uiteindelijk gevonden worden, raken ze door een gevecht in twee gescheurd. En die nacht hebben Pullmann en Sweinenburg hetzelfde idee : de andere helft stelen en er vandoor gaan. Ze komen elkaar tegen en Pul doet een voorstel : "Luister, we zullen een compromis sluiten. Er zijn zo veel partijen die dat doen. Ik geef u de helft van het miljoen dat ik krijg, in ruil voor het deel dat u hebt."[664] Schweinenburg vindt het een goed idee, waarna ze samen met de helikopter opstijgen. Met geld lost men alles op, zeker ?
In deze laatste opmerking kan men trouwens ook een verwijzing zien naar de Belgische situatie. Partijen die een compromis sluiten, het zou goed kunnen slaan op de oplossing van de Koningskwestie, maar ook andere verwijzingen zijn mogelijk.
8.6.6. België en het gezond verstand
De spionnen zijn er echter niet met de echte plannen vandoor. Die had Van Zwam namelijk vervangen door waardeloze papieren. De echte plannen scheurt hij aan stukken en steekt hij in brand : "Voila, daarmee zijn die atoomplannen vernietigd en kan er geen groot kind meer mee spelen !"[665] Sleen typeert de twee grote mogendheden hier als kinderen die voor hun plezier met het lot van de wereld spelen.
Ook Nero ziet het belang van de plannen in, als hij ze voor het eerst in handen krijgt : "Het enigste wat ik er van snap is, dat dit zeer gewichtige documenten zijn die beter niet in handen vallen van mensen die er misbruik van zouden kunnen maken."[666] Verder in het verhaal vertelt hij tegen de kleine inboorling Petoetje : "Ik heb een pak papieren verloren, die ik absoluut wil terugvinden. Zeer belangrijke papieren die volgens Einstein over het lot van de wereld beslissen."[667]
Maar soms overwint het patriottisme in de geest van Nero. Op een bepaald moment vraagt Van Zwam of hij wel beseft wat hij in zijn bezit heeft, waarop Nero antwoordt : "Toet toet ! 'k Besef het maar al te goed ! 'k Ben niet zo dom als ik er uitzie. In België geef ik die papierkes aan ons regering en vanaf morgen kunnen we met de fabrikatie van atoombommen beginnen. En wij Belgen zullen eens op onze poot gaan spelen en de wereld doen schudden op zijn grondvesten van 't verschieten. Uit onze Kongo halen we uranium en we maken bommen, bommen."[668] Nero wil hier duidelijk van de plannen en de Kongolese uraniumvoorraden gebruik maken om België een eersterangsrol op wereldvlak te laten spelen. Sleen maakt alleszins duidelijk dat het bezit van het atoomwapen een grote machtsbasis betekent.
Het hele verhaal is eigenlijk een karikatuur van de Koude Oorlog en de atoomwedloop. Met zowel Russen[669] als Amerikanen wordt er gespot, ze zijn allebei even slecht. Ook met de atoombom zelf wordt er gespot. Zo wordt er in het begin van het verhaal gesproken over het "recept van de A-B en C-Bom".[670] Wat men verder zeker uit het verhaal mag afleiden, is dat Sleen vindt dat best geen van de partijen de atoomplannen in handen krijgen, ze zouden er toch alleen het lot van de wereld mee in gevaar brengen. En dat de internationale situatie iets te gespannen is, blijkt uit volgende uitspraak bij het verschijnen van de Russische duikboot : "Jaja. De zeven wereldzeeën zijn tegenwoordig zo bevolkt met vijandelijke duikboten dat ge niet eens meer rustig kunt verdrinken."[671]
8.6.7. De Koude Oorlog in andere verhalen[672]
De vredelievende bedoelingen van de mensen schijnen soms plots te verdwijnen. In "De man met het gouden hoofd" spreekt een hoogwaardigheidsbekleder een dankwoord uit : "En het is met tranen van ontroering in mijn stem dat ik de Amerikaanse vrienden van België bedank voor dit prachtig geschenk – het eerste reactie-vliegtuig – zo mild geschonken, in het kader van de grootscheepse aktie voor de vrede." Maar als Nero en Jan Spier per ongeluk met dit vliegtuig opstijgen, blijkt de vrede plots heel veraf : "Het eerste straalvliegtuig in het teken van de vrede. Ze hebben het gestolen.", "Schiet hen dood !!", "Oorlog !", "Spionnen !"[673] Op deze manier blijft de vrede natuurlijk zeer veraf…
In Het Zeespook wordt een confrontatie tussen de Russische en Amerikaanse corridorpolitie weergegeven. De piloten van een Amerikaans en een Russisch vliegtuig schelden elkaar uit omdat ze in elkaars sector vliegen : "Hela, Kamerodski ! Of zijt ge misschien een vliegende schotel ? Ge zit hier in de Russische corridor. Ik zie me verplicht u neer te schieten !", "Hei You ! What's the matter ! You are in the American sector now !! Scram !"[674] Op deze manier wordt de Koude Oorlog herleid tot een grap.
In Het Zeespook loopt een hond rond die Tito heet. Op het einde van het verhaal wordt hij door Matsuoka naar Joegoslavië gestuurd.[675] En dat net op het moment dat het tot een breuk komt tussen de Joegoslavische leider en de Sovjetunie.
In Het B-gevaar maken twee personages ruzie, waarop Nero opmerkt : "Zo gaat het altijd ! Van zodra de gemeenschappelijke vijand overwonnen is, beginnen ze onder elkaar ruzie te maken !"[676] Een duidelijke verwijzing naar de spanningen tussen de VS en de Sovjetunie na de nederlaag van Duitsland.
Verder komen ook gevechten in Berlijn[677] en het letterlijk (!) afbreken van de Berlijnse luchtbrug[678] aan bod.
8.7. Politieke elementen
8.7.1. De zorgen van alledag : de belastingen, de tram, de dokters …
Ook schijnbaar minder belangrijke elementen, die de mensen in het dagelijks leven bezighouden, komen in de verhalen aan bod. Zo wordt er verwezen naar opgebroken wegen[679], de onteigeningen en het enorme lawaai door het aanleggen van de Noord-Zuidverbinding[680], het plaatsgebrek op en het gebrek aan regelmaat van de Brusselse trams[681], de onbekwaamheid en het winstbejag van sommige dokters[682], rantsoenkaarten[683], het opvragen van het bewijs van burgerdeugd[684], …
Dat laatste gebeurt natuurlijk volledig buiten de context, aangezien het opgevraagd wordt door een Indiaan in de Verenigde Staten en een Indische paleiswacht. Daardoor wordt het nut van dit document duidelijk in twijfel getrokken en wordt het eigenlijk belachelijk gemaakt.
De administratie wordt dan weer vertegenwoordigd door een slapende loketbediende en een hoop formulieren die Nero moet invullen om zich in te schrijven aan de universiteit.[685] Maar ook de armoede[686], de levensduurte[687], de lage lonen van journalisten en de hoge van beenhouwers en koolhandelaars[688] en de belastingen komen aan bod.
De personages krijgen enkele keren een belastingsbrief in de bus[689], Nero bekent in de gevangenis dat hij zijn belastingen niet betaald heeft[690] en een baron moet zijn kasteel verkopen omdat de belastingen te hoog liggen.[691] In "De man met het gouden hoofd" neemt Nero goud mee uit Alaska om de belastingen te betalen op het geld dat hij in het vorige verhaal verdiend heeft.[692] Belastingen worden bijna gezien als georganiseerde diefstal door de staat, net zoals de werking van de douane.[693]
Verder zijn er verwijzingen te vinden naar de zwarte markt[694] en smokkelwaar.[695]
8.7.2. Politici en verkiezingen
Politici komen er al niet beter van af dan hun belastingen. Hun rol in "De hoed van Geeraard de Duivel" is al besproken geweest, maar ook in andere verhalen kan Sleen het niet laten het gedrag en de wisselende houding van politici aan te klagen of hen belachelijk te maken. Zo draait Nero zich in De juwelen van Gaga-Pan om om een stormloop van gevangenen te ontwijken : "Eventjes keren ! Gelijk sommige politiekers."[696] Een oude professor vertelt tegen zijn studenten : "Beste studenten, ik voel me oud, stram en verstrooid worden. Het is het ogenblik om me terug te trekken. Ik ga me lanceren in de politiek."[697] Aan de kassa op de kermis is het "kinderen en ministers halve prijs"[698] en op het einde van De Erfenis van Nero wilt deze met een scheurlijst opkomen.[699]
In "De Blauwe Toekan" lijkt Nero wel geobsedeerd door de verkiezingen. Als hij op de stroken 94 en 114 terug bij bewustzijn komt na een flauwte en een slag op zijn hoofd, vraagt hij zich af of de verkiezingen al voorbij zijn. Deze stroken werden einde juli en begin augustus 1949 gepubliceerd, dus meer dan een maand na de verkiezingen van 26 juni 1949.
8.7.3. Politie, gevangenissen en corruptie
De politie is in de verhalen van Sleen nogal zoals het weer : wisselvallig. Soms werkt het politieapparaat normaal en soms loopt alles mis. Zo worden twee agenten bang als ze horen schieten en durven ze niet meer in te grijpen. Als ze dat dan toch doen, nemen ze de verkeerde op.[700] Een Franse agent ziet Nero niet staan omdat hij druk bezig is met telefoneren. Ook als Nero met zijn pistool begint te schieten, grijpt de agent niet in. Dat doet hij echter wel als Nero een "verboden op het gras te lopen"-regel overtreedt. Hij moet mee naar het commissariaat maar komt er vanaf met een "Ziet dat het niet meer gebeurt hé !"[701]
Corruptie in de gevangenis blijkt heel gemakkelijk te zijn. Een opgesloten Van Zwam geeft in "Het geheim van Matsuoka" een cipier 500 frank om een brief aan Marc Sleen te laten bezorgen.[702] Nog erger gebeurt in "De juwelen van Gaga-Pan" : de directeur van de maatschappij die de gestolen juwelen verzekerd heeft, en die zelf de opdrachtgever van de diefstal is, wilt absoluut Nero laten bekennen en veroordelen, om dan zelf buiten schot te kunnen blijven. Hij biedt de gevangenisdirecteur geld om Nero te doen praten, hem een waarheidsserum toe te passen en hem zo ter dood te veroordelen. En de gevangenisdirecteur gaat daarop in. Ook de andere methodes in de Franse gevangenissen zijn niet al te fraai : harde ondervragingen, gebruik van geweld, en het zomaar ter dood veroordelen. En als Nero ontsnapt krijgen de bewakers opdracht om onmiddellijk te schieten, "Hij is toch ter dood veroordeeld !"[703]
8.7.4. Collaboratie, repressie, oorlog en vaderland
Een prentje met uitleg over het kasteel van Rupelmonde in Het B-gevaar kan in het licht van de repressie bekeken worden : "Het kasteel van Rupelmonde werd dikwijls belegerd. Het werd gebouwd door de graven van Vlaanderen en diende gewoonlijk de politieke misdadigers tot gevangenis." Waarop enkele Middeleeuwse voorbeelden gegeven worden. Op de tekening zegt een man wiens hoofd net afgehakt is : "Is er sindsdien al iets veranderd ?"[704]
Waarschijnlijk ook een verwijzing naar de te harde repressie, is de scène in De juwelen van Gaga-Pan, waarin de net ontsnapte Nero de andere gevangenen bekijkt en denkt : "Dat zijn er waarschijnlijk ook allemaal die onschuldig vastzitten ! Sukkelaars !"[705], waarop hij ze allemaal bevrijdt. "Collaborateur" of "collaboratrice" vallen wel eens als scheldwoord voor personages met verraderlijk gedrag.[706] Daaruit kan men afleiden dat Sleen wel de te harde repressie aanklaagt, maar zeker het gedrag van de collaborateurs niet goedpraat.
Doorheen de verhalen zijn ook enkele verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog te vinden. In het B-gevaar vermeldt Nero dat het net "viktoriedag" is[707], en in De erfenis van Nero vertelt Jef Pedal dat hij tijdens de oorlog "Geschader-fuhrer" geweest is bij de R.A.F.[708]
Ook in De erfenis wordt er twee keer ingespeeld op "sneuvelen voor het vaderland". Als Jef Pedal aan het stuur van zijn vliegtuigje in moeilijkheden komt, zegt hij tegen zijn vrienden : "Adieu makkers ! Denkt dat ge in een zelfmoordvliegtuig zit en dat ge u gaat offeren voor het vaderland …" Tegelijk vertelt hij ook : "Beste vrienden, doet uw ogen toe ! Denkt op uw zonden ! Bidt een akte van berouw, vergeef me mijn dommigheden … en ik ga landen !"[709] En verder in het verhaal valt dezelfde Jef Pedal naar beneden omdat zijn parachute vol gaten zit, wat Van Zwam doet opmerken : "Was het nu nog maar voor het vaderland dat hij viel ! Maar nee ! Just omdat de mot erin zat !! Wat een ramp ! Wat een ramp !!"[710] Het "vaderland" wordt hier op een zeer humoristische manier gebruikt, echt patriottisme kan men dat moeilijk noemen.
8.7.5. De Benelux
De Benelux komt aan bod doorheen een passage waarin de Nederlandse waterpolitie het schip van Van Zwam, Nero en Jef Pedal doorzoekt. "Nederlandse watergrenskustpolitsie !! Papiere ! Paspoorte ! Geen Kolorado Kevers aan boord ?", roepen twee agenten terwijl ze van schip overstappen. Eén van hen, Kees, doet zeer lastig. Maar Van Zwam kan hem kalmeren : "Kom kom Kees, we benne toch allemaal van de Beeneeluxelande !!" Met als resultaat dat ze mogen doorvaren. Of beter, dat ze mochten doorvaren, want de twee Nederlanders veranderen van mening bij het zien van een coloradokever op de kleding van Nero : "Allemachtig ! Mot je me nou ! Deze boot komt niet in ons vaderland !!"[711] Tot zover het resultaat van de Benelux-akkoorden. De Benelux verhindert trouwens ook niet dat er grappen gemaakt worden over de "Hollanders".
Even verder in het verhaal staat Nero op een Nederlandse markt haring te verkopen. Vanaf het moment dat hij zijn kraampje verlaat, springen drie dolenthousiaste Hollanders op zijn haringvoorraad.[712]
8.7.6. Blanken, inlanders en de beschaving
In "De Blauwe Toekan" worden Nero en de zijnen geconfronteerd met de Paraba's, een Zuid-Amerikaanse stam koppensnellers. Ze worden meestal aangeduid als "wilden"[713]. Nero en co vallen in hun handen en worden naar het dorp gebracht. De dorpschef is, net als het opperhoofd uit "De erfenis van Nero", niet van gisteren. Want als de helden van het verhaal vertellen dat ze op zoek zijn naar hun vrienden, antwoordt hij : "Zever in pakskens ! Ge komt om ons te beschaven, hé ? Om hier koffie- en rubberplantages op te richten en met ons zwart geld te verdienen. Weet ge wat we met u gaan doen, hetgeen we met onze vijanden doen."[714], waarna hij de koppensnel-techniek uitlegt. De Paraba's denken dus "beschaafd", maar houden hun oude gebruiken in ere. Ze houden ook van prullaria (col-knopkes, radio, …), zijn dol op whisky, maar spreken normaal.[715] Een andere inboorling, die Nero gered heeft, wordt iets respectueuzer aangeduid als "Indiaan"[716], maar spreekt dan weer een negertaaltje en is erg bijgelovig. Alleszins zeggen ze (daarom doen ze het nog niet) dat ze zich niet meer door blanken laten doen.
Dat het opperhoofd uit "De erfenis van Nero" niet "met hun voeten laat spelen", heb ik al vermeld, maar voor de rest worden deze inwoners van onze kolonie ze niet al te slim en eerlijk voorgesteld. Ze lopen voorovergebogen, zingen altijd hetzelfde liedje, storten zich op de net gedode neushoorn om hem op te vreten en durven wel eens iets stelen. Een zwarte in de stad wordt afgebeeld met een lendendoek en manchetten aan zijn enkels, terwijl hij met een bril op de "Gazette du Congo" ondersteboven leest. Een andere draagt een das op zijn bloot[717] bovenlijf.[718]
De "beschaving" komt ook aan bod in Moea-Papoea, in een scène waarin Madam Pheip onder invloed van verdovende middelen een rede uitspreekt als koningin van de Papoeanen. "Wat zijt ge met een opperhoofd dat alle vijf voet de pijp uit is ? Die, als hij omvalt niet eens meer recht kan ! En wat heeft hij u voor uwe klaas gegeven ? Waar blijven uw macadamwegen ? Waar uw havens en electrische centrales ? Waar is uw Noord-Zuidverbinding ? En uw actiecomitee en uw steungeld en uw taksen ? Kijk naar Engeland, Elisabethje ! Kijk naar Holland, Willemientje en kijk naar mij en ge zult moeten toegeven dat ik de geschikste koningin ben, die ge ooit kondt dromen !!"[719] Beschaving en vooruitgang worden dus gelijkgesteld aan deze zaken. De oude dorpswijze is alleszins onder de indruk en benoemt haar tot koningin. Maar het giftige goedje raakt uitgewerkt, zodat ze zich al snel afvraagt wat ze daar op de troon doet : 'Ikke koningin !? Ik abdiceer !"[720] De abdicatie kan zowel slaan op Wilhelmina, in 1948, als op Leopold enkele maanden terug.
8.7.7. Taaltoestanden
Niet alleen in Congo, maar ook in België zijn er taaltoestanden die aangekaart mogen worden. Matsuoka laat een tekenaar affiches ontwerpen om zijn bier aan te prijzen : "Zeer goed ! Zeer goed ! Maar maak ze in 't Frans. We hebben met Gentenaars te doen, zie je."[721]
"Lina ta ? Lina va ? Nyet ? Mja Mja ?", zeggen twee Eskimo's in De Man met het gouden hoofd. Nero begrijpt er niets van en reageert : "Hela ! In Vlaanderen Vlaams he ?!"[722] Een Franse gevangenisbewaker leest alleen de Libre Belgique, "omdat ik een Vlaming ben", zegt hij.[723]
De Leuvense studenten nemen in Het Rattenkasteel echter het voortouw. Ze "stelen" de huifkar van de waarzegster "Madame Blanche" : "Dat zal haar leren haar naam in 't Frans te schrijven."[724] En even verder ontwikkelt zich een gevecht tussen Vlaamse en Franstalige studenten. "Weg met de zokken.", "Cornichons ! Langoustes ! Imbéciles. On les aura !"[725], klinkt het daar.
Tenslotte hangt aan de muur van de "zaal der zwaar gekwetsten" in een ziekenhuis een bordje met "Silence a.u.b."[726]
8.7.8. De mens
Sleen maakt in zijn verhalen wel eens niet al te positieve opmerkingen over "de mens" in het algemeen. Er wordt wel eens gewezen op de gebreken van de wezens die we zijn. Zo confronteert Sleen de lezer met egoïsme, jaloezie, ruziënde mensen, …[727] En als er eens iemand met goede bedoelingen rondloopt, wordt er op gewezen dat er zo niet veel zijn.[728] Zo zegt Petoetje in "Moea-Papoea" tegen Nero : "'t Is niets meneer, ge hebt ook mijn leven gered. En een beetje dankbaarheid kan de wereld geen kwaad."[729] In Moea-Papoea wilt een kapitein niet stoppen voor een man overboord : "het komt op een mensenleventje min of meer niet meer opaan, de dag van vandaag."[730]
In Het Rattenkasteel bereikt deze mensenkritiek haar hoogtepunt. De gestoorde Russische professor Ratsjenko wilt in dit verhaal namelijk mensenhersenen transplanteren op ratten. Iets waar hij met één rat ook in slaagt : hij transplanteert de hersenen van een "man gestorven aan hoogmoed". Met als resultaat dat deze rat zijn soortgenoten aanzet tot opstand : "Kameraden ! Vrienden rasgenoten ! We zijn onderdrukt … We durven het daglicht niet aanschouwen … We leven in riolen. Waarom ?!! Waarom het knechtschap nog langer dragen ? Waar halen de mensen hun wijsheid ? Uit de boeken halen ze hun verstand ! Wel, waarop wacht ge ? Vannacht klokslag twaalf halen we al de boeken uit de klassen, brengen ze hier en leren !!"[731] Een rat leest het boek : "Moderne oorlogsstrategie elastische terugtocht en dergelijke". Even later komt het tot een gevecht tussen de ratten en Van Zwam en Nero. De rattenaanvoerder roept : "Laten wij die aardwormen de strot oversnijden ! Weg met hen !"[732] "Ja, ge hebt me goed verstaan ! Bijt ze de strot over ! Geen angst ! Moorden is aan de orde van de dag. Beziet de mensen, ze geven het goede voorbeeld !"[733]
Maar zoals ook bij de mensen wel eens gebeurt, wordt onze rat even later op zijn plaats gezet door zijn vrouw : hij moet mee naar huis. "De kuddegeest is bij de ratten al even sterk ontwikkeld als bij de mensen, zonder leider zijn ze futloos, aan hun lot overgelaten. Ze wenden zich af van hun slachtoffers en keren terug naar hun riolen."[734]
Sleen tekent doorheen deze ratten de mens af als een oorlogszuchtig wezen dat zich zeer gemakkelijk laat meeslepen door leidende figuren. Misschien zit daar wel een verklaring voor de Tweede Wereldoorlog ?
8.8. Sleen en politiek
Zoals we uitgebreid hebben kunnen zien, geeft Marc Sleen de politiek een zeer grote plaats in zijn verhalen. Volledige verhalen worden zelfs rond politieke thema's opgebouwd. Zo is De hoed van Geeraard de Duivel één groot pamflet tegen de houding van de socialisten in de koningskwestie. Figuren als Paul Henri Spaak en Camille Huysmans worden zelfs rechtstreeks geviseerd en met de duivel geassocieerd.
In de verhalen over en de verwijzingen naar de Koude Oorlog wordt het thema vrij ludiek behandeld, zodat de lezer in de verhalen de ernst van de situatie niet helemaal terugvindt. Maar op een heleboel elementen, zoals de wapenwedloop, de atoomspionage en de blokvorming wordt er duidelijk ingespeeld. Russen worden niet echt als vijanden afgeschilderd, maar eerder als grappige types. En Amerikanen worden niet verheerlijkt.
Verder besteedt Sleen aandacht aan het Gele Gevaar, aan de mogelijkheden van propaganda, aan de dekolonisatie, de taaltoestanden en aan allerlei alledaagsheden zoals de belastingen, het bewijs van burgerdeugd en de Noord-Zuidverbinding.
"Toen ik van 1944 tot 1951 op de krant politieke cartoons tekende, moest ik de socialisten en andere politieke tegenstrevers altijd extra hard aanpakken, maar ik deed dat niet graag. Dat ligt niet in mijn natuur."[735] Dit interviewfragment van Marc Sleen wijst erop dat er vanuit de krant wel degelijk aangedrongen werd om de politieke tegenstrevers een slechte rol te bezorgen. Het gaat hier wel over de cartoons van Sleen, maar de verklaring geldt even goed voor verhalen als De hoed van Geeraard de Duivel, waarin socialisten op dezelfde manier behandeld worden.
8.9. De Scepter van Ottokar
Van 10 november 1947 tot 22 maart 1948 publiceren De Nieuwe Gids en 't Vrije Volksblad, het Kuifje-verhaal "De Scepter van Ottokar". Zoals we al gezien hebben, was het de bedoeling het verlies van Suske en Wiske op te vangen en De Standaard te overtroeven. Maar ook op politiek vlak komt het verhaal goed van pas.
8.9.1. Hergé
Hergé werd op 22 mei 1907 in Etterbeek geboren als Georges Remi. Na zijn lagere school aan een atheneum, volgde hij een jaar neutraal beroepsonderwijs, waarna hij, onder druk van de werkgever van zijn vader, overgeplaatst werd naar een katholieke school om daar zijn middelbare studies te volgen. Tezelfdertijd volgde een overstap van de neutrale naar de katholieke scouts. Deze overstap is niet zonder belang, want zoals Benoît Peeters, één van zijn biografen, het verwoordt : "cette décision inscrira durablement Hergé dans un milieu catholique et traditionaliste"[736]. De conservatieve katholieke wereld dus.[737]
Zijn activiteiten in de scoutsbeweging zorgden ervoor dat hij na verloop van tijd tekeningen begon te publiceren in de scoutspers. Zijn eerste strip, Totor, zou trouwens van 1926 tot 1929 lopen in "Le Boy-Scout". Na zijn studies ging de jonge Georges Remi solliciteren bij de Brusselse katholieke krant Le Vingtième Siècle, waar hij vanaf september 1925 ging werken op de abonnementendienst. Na zijn legerdienst (1926-1927) werd hij door diezelfde krant aangeworven als tekenaar voor illustraties en lay-out. Le Vingtième Siècle werd toen geleid door Norbert Wallez, een priester met nogal rechtse[738] ideeën.[739]
Eind 1928 werd Hergé verantwoordelijk voor de nieuwe jeugdbijlage van de krant : Le Petit Vingtième, waarin hij in januari 1929 "Tintin au pays des Soviets" lanceerde, een jaar later gevolgd door de grappen van het Brusselse duo "Quick & Flupke". Tot de Tweede Wereldoorlog zouden nog zeven volledige verhalen van Tintin volgen.[740] Zoals in deel 1 al gezegd is, bevatten de meeste van die verhalen een duidelijke politieke inhoud.
Het katholiek milieu waarin hij werkte bracht hem tijdens de jaren dertig in contact met allerlei figuren die later zouden bekend worden door hun niet al te zuivere rol tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zo bijvoorbeeld Léon Degrelle, Raymond De Becker en Paul Jamin, om maar deze drie te noemen. Hij baadde dus in een sterke rechtse sfeer en had zelfs een zeker geloof in de Nieuwe Orde. Maar toch hield hij een bepaalde afstand : als Degrelle in 1936 Le Pays Réel oprichtte, weigerde Hergé hem te volgen.[741]
Toen de inval van de Duitsers ervoor zorgde dat Le Vingtième Siècle van de markt verdween, ging Hergé in op het aanbod van (de gestolen) Le Soir (toen onder leiding van Raymond De Becker) in om in deze krant de publicatie van zijn verhalen voort te zetten[742]. De bezetting was op commercieel gebied trouwens een vruchtbare periode voor de tekenaar : naast Le Soir, publiceerden ook de kranten Het Laatste Nieuws (Kuifje[743]) en Het Algemeen Nieuws (Kwik en Flupke) zijn werk, zodat hij ook in Vlaanderen een grote naambekendheid kreeg. Er is veel gediscussieerd over de draagwijdte van die deelname aan de collaborerende pers. Onschuldig was zijn houding zeker niet, en een zekere invloed van zijn entourage staat buiten kijf … Kenmerkend is alleszins dat de verhalen van tijdens de oorlog, op één geval[744] na, politiek volledig neutraal blijven, terwijl de vooroorlogse verhalen sterk geëngageerd waren. Het oorlogsklimaat zette de auteur duidelijk aan tot voorzichtigheid.[745]
Na de bevrijding kreeg de tekenaar natuurlijk last met zijn activiteiten tijdens de oorlog. Hij kreeg een publicatieverbod in de pers en werd vier keer opgepakt. Een onderzoek werd gevoerd naar zijn publicaties in Le Soir, Het Laatste Nieuws en Het Algemeen Nieuws, maar hij werd uiteindelijk niet vervolgd.[746]
Een slechte reputatie had hij door de oorlog wel opgedaan. De man die Hergé terug op de voorgrond bracht, werd Raymond Leblanc. Deze zakenman, die tijdens de oorlog actief was in het verzet, zorgde ervoor dat Hergé zijn bewijs van burgertrouw kreeg, waardoor hij terug kon publiceren. En samen richtten ze het weekblad Tintin/Kuifje op, waarvan het eerste nummer op 26 september 1946 verscheen.[747]
8.9.2. De Scepter
In het verhaal[748] maakt Kuifje kennis met de sigillograaf Nestor Spiritus. Hij vertelt aan Kuifje dat hij weldra naar Syldavië reist om daar de zegelcollectie van de Rijksarchieven te gaan bestuderen. Syldavië is een staatje in de Balkan, dat in de elfde eeuw door de naburige Borduren veroverd werd. Maar in de dertiende eeuw werden deze Borduren door een opstand terug buitengezet en werd Ottokar I tot koning uitgeroepen. Sindsdien regeren zijn erfgenamen over het land. Deze maken ieder jaar, op de dag van Sint Wladimir, een tocht door de stad, met in hun hand de historische scepter van hun voorganger. Zonder deze scepter zouden ze het recht om te regeren verliezen.
Spiritus overtuigt Kuifje om als secretaris mee naar Syldavië te reizen. Een geheimzinnige organisatie houdt hem echter in het oog en probeert zijn vertrek te verhinderen. Als dat niet lukt, laten ze hem tijdens de vlucht uit het vliegtuig vallen. Kuifje komt echter in een hoop stro terecht, zodat hij de val overleeft.
Al snel wordt duidelijk wat er aan de hand is. Een organisatie, waartoe belangrijke personen behoren (onder andere een rijkswachtcommandant en de adjudant van de koning), is van plan de Koninklijke scepter te stelen en zo Koning Muskar XII van zijn macht te beroven.
Daarop besluit Kuifje te proberen Muskar van deze plannen op de hoogte te brengen, maar zijn tegenstanders slagen er telkens in dat te verhinderen. Uiteindelijk komt hij door een auto-ongeval toch met de Koning in contact en doet hij zijn verhaal : "Ik ben ervan overtuigd dat prof. Spiritus die zogenaamd naar Syldavië kwam om het koninklijk archief te bestuderen, een bedrieger is. Hij en zijn medeplichtigen hebben tot doel zich van de scepter van Ottokar meester te maken en u aldus te verplichten troonsafstand te doen."[749]
Daarop rijden ze samen naar het kasteel waar de scepter bewaard wordt, maar het is al te laat. De scepter is verdwenen, en dat betekent een grote ramp voor Koning Muskar : "Heren, het voorwerp moet binnen de drie dagen terug zijn ! Indien ik op de dag van Sint Wladimir de schepter niet in de hand draag, kan ik alleen nog van de troon afstand doen."[750]
Maar Kuifje gaat achter de dieven aan. Hij achtervolgt de man die de scepter wegbrengt, en net op de grens met Bordurië slaagt hij erin deze te overmeesteren het waardevolle voorwerp te recupereren. In de zak van de man vindt hij ook een briefje dat ondertekend is met "Müsters" en waarin richtlijnen gegeven worden voor de Bordurische inval in Syldavië. Het stelen van de scepter was blijkbaar maar de eerste stap, daarna zou een legerinvasie volgen.
Ondertussen bespreken Koning Muskar en zijn ministers de toestand : "De toestand is ernstig, Sire ! Het volk is ontevreden. Het zegt dat we de waarheid verbergen en dat de scepter verdwenen is. Daarenboven .. werden gisteren nog Bordurische winkels geplunderd. Wij weten dat deze incidenten het werk zijn van uitdagingsagenten in dienst van het buitenland. Maar dit alles veroorzaakt een gevaarlijke atmosfeer van onrust. Indien, in deze omstandigheden, uwe majesteit zich morgen zonder scepter aan de menigte vertoont, vrees ik".[751] Maar Muskar onderbreekt zijn minister, hij is van plan om af te treden …
En net op dat moment komt Kuifje binnen met de scepter : de koning is gered. En als hij hem de papieren van Müsters toont, regeert Muskar : "Müsters, leider van de partij der Stalen Garde !.. Geen tijd verloren !.. Laat onmiddellijk Müsters en zijn medeplichtigen arresteren !"[752]
Op Sint-Wladimir wordt de optocht van Muskar een echte triomf. En Kuifje wordt onderscheiden, hij wordt "ridder van de gulden pelikaan". Tenslotte krijgt Kuifje van de Minister van Binnenlandse Zaken nog een verslag van het onderzoek : "'t Is U bekend dat Müsters, hoofd van de Stalen Garde, en het merendeel van zijn medeplichtigen, gearresteerd werden. De Stalen Garde was eigenlijk de schuilnaam van de ZZRK, hetgeen betekent, Zyldav Zentral Revolutionär Komitzät, hetgeen de val van de monarchie en de inlijving van ons land bij Bordurië ten doel had." Ook komt dan uit dat de professor Spiritus die naar Syldavië afreisde, eigenlijk de tweelingbroer van de echte professor was en zelf ook tot de bende samenzweerders behoorde.
8.9.3. Een verhaal dat actueel blijft
De Scepter van Ottokar werd voor de eerste keer gepubliceerd in Le Petit Vingtième van 4 augustus 1938 tot 10 augustus 1939 onder de titel "Tintin en Syldavie". Het verhaal verscheen in november 1939 voor het eerst in album. Dit gebeurde enkel in het Frans.[753]
In de toenmalige context was het verhaal zeer actueel en politiek geëngageerd. De linken naar de werkelijkheid zijn overduidelijk en veelvuldig naar voor gebracht. Hergé zelf zei van zijn verhaal : "Elle raconte un Anschluss avorté"[754]. In maart 1938 waren de Duisters namelijk Oostenrijk binnengevallen, waarna Hitler het land annexeerde. In september van datzelfde jaar deed zich hetzelfde voor met Tsjechoslowakije.
Verschillende auteurs leggen duidelijke linken met de toenmalige situatie. In Bordurië wordt algemeen Duitsland gezien. Niet alleen door de agressieve en expansionistische ambities van het land, maar ook door de aanwezigheid van Duitse elementen (uniformen, vliegtuigen, SS-kentekens, namen). Naast deze link met het fascisme kan men ook communistische elementen in Bordurië zien (de "Stalin-snorren" van bepaalde personages). Voor de naam Müsstler (de oorspronkelijke naam van Müsters) zijn er verschillende verklaringen mogelijk : een samentrekking van Hitler en Mussolini, of geïnspireerd op de Engelse en Nederlandse Mosley en Mussert. Syldavië kan dan weer gezien worden als Oostenrijk of één van de Balkanlanden.[755] Het verhaal is dus een duidelijke aanklacht tegen het Duitse expansionisme en tegen totalitaire regimes, of ze nu fascistisch of communistisch zijn.
Benoît Peeters ziet in Syldavië zelfs een metafoor van België : "Si la Syldavie est un condensé de plusieurs pays des Balkans, c'est d'abord une métaphore de la Belgique, menacée dans son neutralisme. Le roi Muskar XII, dont Tintin sauve le trône, n'est pas sans ressemblance avec le jeune Léopold III. Plus encore qu'un album antifasciste, Le Sceptre d'Ottokar propose donc une exaltation de la monarchie constitutionelle à la belge. Il est même possible de lire l'histoire comme une prémonition de cette "Question royale" qui allait secouer la Belgique après la guerre."[756]
Michael Farr zet de tekening van het paleis van Klow en een foto van het paleis van Brussel naast elkaar.[757] Hoewel Klow zeker geen replica van Brussel is, is toch de verleiding groot om bij het zien van de tekening aan het paleis van Brussel te denken.
In 1938 was het verhaal misschien een "prémonition" van de koningskwestie, tijdens de publicatie in De Nieuwe Gids zit men er middenin. CVP-BSP-regeringen zorgen er op dat moment voor dat de zaak muurvast zit. De lezer uit 1947-1948 kan dan ook moeilijk anders dan de link leggen tussen het verhaal en de koningskwestie : de koning wordt bedreigd, wordt bijna gedwongen tot troonsafstand, maar wordt uiteindelijk toch gered ! Zo verloopt het verhaal en de voorstanders van Leopold hopen dat het in werkelijkheid niet anders zal lopen. Op die manier krijgt het "mislukte anschluss-verhaal" een tweede betekenis.
En die tweede betekenis past perfect bij de denkbeelden van Hergé. We hebben al gezien dat Hergé uit een rechts katholiek milieu kwam en er niet voor terugschrok om contacten te onderhouden met collaborerende kringen. Maar hij was ook een overtuigde aanhanger van Leopold III en van de koninklijke familie in het algemeen. Zelfs tijdens de oorlog spande hij zich in om aan de prinsen zijn albums in speciale uitvoering te bezorgen.[758]
Al op het einde van de jaren dertig stond hij als één blok achter de koning, en dat zou zo blijven. Benoît Peeters over 1939 : "Dès cette époque, il est probable que la profession de foi d'Hergé est strictement léopoldiste." Zoals hij altijd de houding van zijn collaborerende vrienden zou verdedigen, zo zou hij ook altijd op zijn standpunt blijven in verband met de koningskwestie, de houding van de koning was juist, punt uit.[759]
Of zoals Pierre Assouline schrijft : "Aux yeux d'Hergé, le régent est le régent, et le roi est Léopold III. Malgré son estime pour le Prince Charles, avec lequel il entretient des relations très cordiales, il est de ceux pour qui l'exil du monarque doit prendre fin au plus tôt. Se demander si le roi a eu raison de signer la capitulation et de rester en Belgilque occupée relève déjà du crime de lèse-majesté."[760]
Tijdens een verblijf in Zwitserland (in mei-juni 1948), bracht Hergé zelfs een bezoek aan Leopold in Prégny, ze zouden zelfs samen gaan vissen zijn. Na de troonsafstand zou hij Leopold trouwens nog een paar keer terugzien.[761]
Waarom publiceert De Nieuwe Gids nu net dit Kuifje-verhaal ? Verschillende elementen spelen hierin mee. In februari 1942 beslisten Hergé en zijn uitgever Casterman om de oude verhalen, die meestal over meer dan 100 pagina's in zwart-wit gepubliceerd werden, terug te brengen naar albums van 62 pagina's en te zorgen voor inkleuring. Om hem bij die taak te helpen, trok Hergé assistentie aan. Eerst werd hij geholpen door Alice Devos, en van januari 1944 tot mei 1947 door Edgar P. Jacobs. Tussen 1942 en 1947 werden negen verhalen herwerkt, waaronder De scepter van Ottokar.[762]
Ook nog tijdens de oorlog rijpten plannen om de Tintin-albums in het Nederlands uit te geven. Door de publicatie van vijf verhalen in Het Laatste Nieuws was het moment wel geschikt, maar de papierschaarste kwam er een stokje voor steken.[763] De eerste Nederlandstalige albums zouden moeten wachten tot eind 1946 en zouden onmiddellijk in kleur verschijnen.[764] De kleurenversie van De Scepter van Ottokar verscheen, zowel in het Nederlands, als in het Frans, in 1947.[765] De krantenpublicatie kan dus als publiciteit gezien worden voor de albumversie[766].
Maar ook andere verhalen verschenen in 1947 of waren al in 1946 op de markt gebracht. Het is dan ook mogelijk dat men bij De Nieuwe Gids zijn voorkeur voor dit verhaal uitgesproken heeft, of dat Hergé of zijn uitgever dit verhaal uitgekozen hebben voor de krantenpublicatie vanwege de band met de actualiteit. Gezien zijn pro-Leopoldistische houding kon de tekenaar er moeilijk iets op tegen hebben dat zijn verhaal tijdens de koningskwestie in een katholieke pro-Leopoldistische krant verscheen.
Het verhaal kan echter ook gezien worden in het licht van de Koude Oorlog. De binnenlandse tegenstanders van Muskar willen namelijk het buurland Bordurië Syldavië laten binnenvallen. Leden van deze organisatie lopen rond met Stalin-achtige snorren, en zoals al gezegd wijzen sommige elementen van het Bordurische regime naar de Sovjetunie. De link naar de Sovjetdreiging en de vijfde colonne is dan ook snel gelegd. Vooral omdat in februari 1948, dus tijdens de publicatie van dit verhaal, Tsjechoslowakije in communistische handen valt.
Er valt trouwens ook een politiek getint grapje te bespeuren. Als Kuifje op een bepaald moment tegen de Jansen(s)-detectives zegt dat een man misschien aan amnesie lijdt, weet één van hen niets beter te zeggen dan "Wat heeft amnestie met deze zaak te maken ?.."[767]
We hebben hier dus te maken met een verhaal dat negen jaar oud is, maar toch zeer goed past in de politieke context van de periode waarin het hergepubliceerd wordt. Het krijgt op die manier een tweede betekenis, die de auteur zeker niet zou verloochend hebben. Werd dit verhaal er daarom uitgekozen, of is het allemaal puur toeval ? Wie zal het zeggen …
8.10. Besluit
Het verlies van Vandersteen wordt dus zeer goed opgevangen door De Nieuwe Gids. De avonturen van detectief Van Zwam gaan van start, De Familie Snoek wordt vervangen door De Familie Kibbel én zelfs Hergé wordt erbijgesleurd om toch maar De Standaard op stripvlak te kunnen overtreffen. Maar tegen juni 1948 zou alleen Van Zwam overblijven.
Aankondigingen worden tijdens de strijd met De Standaard bij hopen gepubliceerd, later wordt het aantal ingeperkt tot een tweetal per nieuw verhaal. Auteurs worden in de titels vermeld, en Marc Sleen groeit zelfs (ook door zijn werk als karikaturist voor deze krant) uit tot een echt begrip. Elke De Gids-lezer moet gewoon weten wie Marc Sleen is.
De Nieuwe Gids geeft duidelijk voorrang aan eigen materiaal. De Vandersteen-verhalen worden niet vervangen door agentschapstrips. Marc Sleen mag een nieuwe reeks starten en als men dan toch een al bestaand verhaal gaat publiceren, blijft men het in België zoeken, met Hergé. De enige agentschapstrip, Donald Duck, heeft het niet lang uitgehouden.
Op politiek vlak zijn de strips van De Gids een echte goudmijn. De Scepter van Ottokar past zeer goed in de politieke context van het ogenblik. Maar vooral de Van Zwam-verhalen barsten van de politieke verhaallijnen, toespelingen en grappen. Hiermee gaat Sleen dezelfde toer op als zijn voorganger Vandersteen. Sleen schenkt vooral aandacht aan de koningskwestie, de Koude Oorlog, het Gele Gevaar en allerlei alledaagse problemen.
9. De Standaard / Het Nieuwsblad
9.1. Historiek en situering
Al voor het conflict tussen de Standaard- en de Gidsgroep in volle hevigheid losbarst, onderzoekt een groep Vlaamsgezinden de mogelijkheid een krant op te richten, als reactie tegen de redactionele lijn van De Nieuwe Standaard. Deze mensen gaan samenwerken met de Standaardgroep en richten op 22 maart 1947 "De Schakel" op, die mee aan de basis zou liggen van de herboren Standaard.
Hoewel het sekwester op De Standaard opgeheven wordt, en het contract met de mensen van De Gids ten einde is, zijn deze laatste zeer moeilijk uit de gebouwen te krijgen. De herlancering van de Standaardbladen gebeurt dan ook vrij chaotisch. Op 2 april verschijnt Het Nieuwsblad terug, eerst op klein[768], en na drie weken op groot formaat. Op De Standaard is het nog even wachten.
Maar niet alleen de infrastructuur en de titels moeten gerecupereerd worden, ook het publiek moet teruggebracht worden naar de oude Standaardstal. Een sterke concurrentiestrijd ontwikkelt zich dan ook tussen de vertegenwoordigers en verkopers van de twee groepen.
Op 1 mei is het dan zover en verschijnt De Standaard terug. Ondertitel wordt weer "Dagblad voor staatkundige, maatschappelijke en economische belangen" en de leuze "AVV-VVK" is ook weer op post. Willem Melis wordt aangesteld tot hoofdredacteur, maar verlaat die post al in de herfst van 1947. Jozef Uytterhoeven zorgt dan als redactiechef voor de "dagelijkse gang van zaken", maar een echte nieuwe hoofdredacteur komt er niet.[769]
Gaston Durnez schrijft : "In die bewogen tijden werd de redactionele politiek van de Standaardbladen bepaald door Albert De Smaele, de directeur-generaal, in overleg met Elie Serruys, die de editorialen schreef, Albert d'Haese, die (bijna altijd) de rubriek "Feiten en beschouwingen" leverde en, in mindere mate, door Jozef Uytterhoeven, administratief redactiechef, die zelf niet schreef."[770]
Al van bij het begin gaat De Standaard een harde houding aannemen tegen de repressie. Op de redactie werken ook een aantal mensen die eigenlijk beroofd zijn van hun burgerlijke rechten en dus niet mogen publiceren. De reputatie van de krant is zelfs zo erg dat de concurrentie De Standaard het "blad der zwarten" noemt.[771] De repressie is een zeer belangrijk gegeven voor het blad : "Na hun terugkeer hadden de twee kranten van de groep zich opgeworpen als de stem van de Vlaamsgezinden in het algemeen en van de door de naoorlogse repressie getroffenen in het biezonder. De twee kranten beschouwden deze repressie voor een groot deel als niet zozeer tegen echte nazi's en collaborateurs gericht als wel tegen de Vlaamse Beweging. De Standaard-kranten kantten zich evenwel tegen een Vlaams-nationalistische partijvorming en ijverden vurig voor een versterking van het Vlaamse element in de CVP, die door een van de voornaamste politieke redacteurs, Bert d'Haese, "het schild en het zwaard van Vlaanderen" werd genoemd."[772]
In de Koningskwestie staat de krant volledig achter Leopold. De Standaard ziet de koning als een symbool dat de Vlamingen en Walen kan verzoenen. De kwestie wordt trouwens ook gelinkt aan de repressie : de houding van Leopold wordt gezien als een excuus voor de houding van sommige collaborateurs tijdens de oorlog. "In DS zowel als in andere bladen groeide het beeld van Leopold tot een heroïsche, bijna mythologische figuur, het beeld van een ridder of een engel die met een vlammend zwaard de mensheid zou kunnen redden."[773]
De troonsafstand wordt dan ook niet geapprecieerd : ""Leven wij nog in een democratisch land ?" vroeg het Standaardhoofdartikel van 1 augustus zich verbijsterd af. De koning, die "andermaal blijk gegeven (heeft) van zijn grote genegenheid voor zijn volk en zijn toewijding aan het land", was teruggedeinsd voor het revolutionaire optreden en voor de schandelijke chantage. Hem werden geen verwijten gemaakt. Maar dat het wettige gezag de duimen had moeten leggen voor "de linkse opstandelingen" zou een gevoelige slag zijn voor de CVP-regering, voor de democratie en voor de Belgische eenheidsstaat. "Het zal bewezen zijn dat de werkelijke macht niet bij het parlement berust en dat de Vlamingen, alhoewel zij de meerderheid zijn, hun rechtmatige eisen niet kunnen doorvoeren. De Walen dreigden met revolutie. Hoelang zal het duren eer de Vlamingen tot het inzicht komen dat zij er niet zullen komen met voort braaf te zijn ?"[774]
De Standaard heeft als ondertitel "Dagblad voor staatkundige, maatschappelijke en economische belangen", en telt tussen de 6 en de 8 pagina's. De krant verschijnt zeven keer per week, met strips van maandag tot zaterdag. Ook Het Nieuwsblad verschijnt dagelijks op 6 à 8 pagina's, en publiceert geen strips op zondag.
9.2. Het stripbeleid van de Standaardgroep
9.2.1. Eerst Het Nieuwsblad …
Een week na het herverschijnen, op 9 april 1947, kondigt Het Nieuwsblad haar eerste strip aan : "De Zwarte van Mijnheer De Wit. Eindelijk ! Maar ook voor goed start heden het teekenverhaal van "Het Nieuwsblad". Alle lezers, zoo groote als kleine, grijpen heden eerst naar blz. 8 voor "De Zwarte van Mijnheer De Wit.""[775]
Geen repressiethema echter in dit verhaal. De Zwarte in kwestie is gewoon de Afrikaanse begeleider van Mijnheer De Wit, die na lange tijd in de kolonie terugkeert naar zijn dorp. Al komt er wel een politiek grapje in het verhaal voor. Als de Zwarte met een leeuw in het dorp aankomt, zegt hij : "Gij leeuw goed verzorg : gij vriend leeuw blijf. Soms leeuw wild wordt, lijk Vlaamsche leeuw …"[776]
De strip is echt een noodzaak om te kunnen concurreren met 't Vrije Volksblad, waartegen allerlei berichten gepubliceerd worden. Het verhaal verschijnt volledig anoniem. Auteurs van dienst zijn Willy Vandersteen (schetsen), Eugeen Van den Broeck (scenario en inkting) en Pol Heyns, hoofdredacteur van Ons Volk (scenario).[777] Het verhaal loopt tot 30 april. Vanaf 1 mei volgt Het Nieuwsblad op stripvlak De Standaard, die dan herverschijnt.
9.2.2. … dan De Standaard
Vanaf 1 mei 1947 verschijnt de oude Standaard terug en vanaf de eerste dag is er al een strip op post. Tot 24 juli publiceert De Standaard op de donderdagse pagina "Jeugd en gezin" wekelijks vier stroken van het verhaal "Sikkie en zijn Baasje" van Gert Ronde[778]. Hierin lost de krantenjongen Baasje (Sikkie is zijn aapje) de ontvoering van Professor Wystick op, die op het punt stond "een uiterst belangrijk medecijn samen te stellen tot heil van gans het mensdom"[779] En natuurlijk worden de ontvoerders door de politie opgepakt.
Vanaf 2 mei loopt ook het Britse verhaal "Zonnedal"[780]. Dagelijks worden twee stroken van deze humoristische ballonstrip gepubliceerd. Het verhaal gaat over een stadje waar vanalles misloopt. De brandweer is incompetent, de burgemeester weigert de stadsschuld af te lossen, de bankdirecteur heeft met het geld van de bank illegaal gegokt, … Ook wordt een zeer speciale humor gebruikt, zoals een begrafenisondernemer die graven gaat aanbieden aan zieken en het belachelijk maken van Schotten. Engels klinkende namen, het decor, het voorkomen van Schotten en overblijvende stukjes Engelse tekst wijzen erop dat het verhaal waarschijnlijk uit Groot-Brittannië afkomstig is. De publicatie wordt – zonder dat het verhaal gedaan is – afgebroken op 27 juni. Het is maar al te duidelijk waarom Zonnedal zo abrupt afgebroken wordt.
9.2.3. De gedeelde Vandersteen
Op zaterdag 7 juni verschijnt de eerste aflevering van De Familie Snoek in De Standaard. Elke zaterdag zou er een plaat van vier stroken volgen, met uitzondering van een kleine onderbreking tijdens de zomer van 1950. In het laatste prentje van de plaat van 15 juli 1950 vertelt de buurman van Snoek aan de lezers : "Zeg, gazetlezers … Zult een paar weken zotte Snoek mankeren … is met vacantie … ga hetzelfde doen …"[781] Op 5 augustus is de Snoek-familie echter weer van de partij. In de reeks worden er net als in Suske en Wiske allerlei opmerkingen gemaakt over politiek en actualiteit. In het begin van 1949 wordt Leonard Snoek zelfs een tijdje staatssecretaris.
En vanaf diezelfde 7 juni worden ook Suske en Wiske al aangekondigd. Tien aankondigingen volgen tegen de start van het eerste verhaal, De Koning Drinkt. Kroon op de propaganda is het artikel "Op bezoek bij Willy Vandersteen" van L. H. dat op 27 juni 1947 verschijnt. Het gesprek gaat onder andere over het Antwerpse karakter van zijn verhalen, zijn kindertekeningen op de voetpaden, zijn opleiding en zijn vroegere realisaties. Er worden zelfs lezers uit alle werelddelen en een professor bijgesleurd : "Ik hoorde vertellen van een hogeschoolprofessor, onderbreek ik hem, die bijna elken dag, 's morgens, vooraleer naar de cursus te gaan een heroïsch gevecht levert met zijn kinderen om het eerst de verdere lotgevallen van Suske en Wiske te kunnen nagaan. Die professor wacht nu met spanning op het nieuwe avontuur van "De Koning drinkt"."[782]
9.2.4. Vandersteen exclusief
Bij het volgende verhaal wordt het feit dat het alleen nog in de kranten van de Standaardgroep verschijnt, volop uitgespeeld : "Dit tekenverhaal werd door de bekende tekenaar alleen aan De Standaard afgestaan."[783], "De Standaard heeft de exclusiviteit van dit verhaal, met uitsluiting van elk ander blad."[784] En deze boodschap wordt een tiental keer herhaald. Het Nieuwsblad gaat nog verder en publiceert een regelrecht "propaganda-offensief" om de mensen duidelijk te maken dat de verhalen van Vandersteen "alleen in Het Nieuwsblad" verschijnen. Hiernaast wordt een tekst afgedrukt.[785]
Bij De Standaard vinden ze altijd iets. Bij de start van "De Bokkerijder" plaatsen ze onder andere de volgende boodschap : "Wil U Suske en Wiske weer in actie zien ? Neem uw voorzorgen om geregeld dag aan dag dit boeiende verhaal te volgen. Bestel dus tijdig uw abonnement."[786] Aan dit verhaal wordt zelfs een wedstrijd gekoppeld.
En in juni 1948 gaat Het Nieuwsblad over tot het publiceren van uitgebreide samenvattingen "ten bate van wie thans voor 't eerst "Het Nieuwsblad" in handen krijgt".[787]
9.2.5. Extra's in Het Nieuwsblad
Het Nieuwsblad publiceert ook strips die niet in De Standaard staan. Dat gebeurt op de donderdagse pagina Ons Volkske. De eerste reeks die daar, naast het al vermelde "Sikkie en zijn baasje" opduikt, is "Pietje Slim". Deze strip bestaat uit losstaande afleveringen met ondertekst, die telkens een voorval van Pietje vertellen. De teksten staan op rijm.
In mei en juni 1947 verschijnen enkele afleveringen van "De Rakkersclub", gagplaten met de kinderen Rakker, Krul, Krol, Lieveke en Drolleke in de hoofdrol. De reeks moet van Belgische oorsprong zijn.[788] Verder verschijnen van juli tot oktober 1947 nog afleveringen van "Dikkie Dapper" en van "De wonderlijke lotgevallen van Snolleke en Snuffel".
Daarna krijgt Vandersteen de krant voor hem alleen, en publiceert Ons Volkske wekelijks een gagplaat van De Vrolijke Bengels, aangevuld met een plaat uit een vervolgverhaal. Twee zulke vervolgverhalen komen achtereenvolgens aan bod. "Tussen water en vuur" vertelt het verhaal van de prehistorische jongen Soltar. En "De jonge brigand" speelt zich af ten tijde van de boerenkrijg, een verhaal waarin "God, Vrijheid en Vaderland" centraal staan.
Begin 1949 wordt Ons Volkske een onafhankelijk weekblad en verdwijnt de pagina uit de krant.
9.3. Politieke verhalen …
In dit deel zullen enkele Suske en Wiske-verhalen uitgebreid besproken worden, die opgebouwd zijn rond een politiek thema. "De Koning Drinkt", "Lambiorix" en "De Stalen Bloempot" rond de Koningskwestie, "De Bokkerijder" rond de repressie en "De Mottenvanger" rond het thema oorlog.
De overige verhalen[789] (en elementen uit de net vernoemde) komen samen aan bod in een volgend deel, waarin politiek getinte elementen per thema zullen gegroepeerd worden.
9.3.1. De Koning Drinkt[790]
In dit verhaal belanden Suske en Wiske via een oude spiegel 600 jaar terug in de tijd, meer precies in het jaar 1347. Als moderne mensen kunnen ze het gebeurde heel moeilijk geloven, "maar tegenwoordig maken ze ons toch van alles wijs, … dus …"[791]
Suske en Wiske komen daar het Middeleeuwse evenbeeld van hun Tante tegen, die Sidonia heet. Zij is één van de lijfeigenen van Koning Poefke en maakt allerlei brouwsels om zieken te genezen. Sidonia vertelt wat er in het land aan de hand is : "Tot voor enkele tijd ging alles hier goed want koning Poefke is een brave man die nooit oorlog voert voor zijn plezier !"[792] Maar nu is Poefke ziek, en niemand kan vinden wat er scheelt.
Daarop trekken Suske en Wiske naar het kasteel, waar ze vaststellen dat Poefke last heeft van een droge lever. De remedie is simpel : bier drinken. En aangezien dat er niet is, besluiten de twee er zelf te brouwen. Met als resultaat dat de koning na het drinken ervan beter wordt. Hij kan zelfs niet meer stoppen, en doopt zijn volk om tot "Kannekijkers".
Tijd voor een beetje aardrijkskunde : "In het woud nabij de stad zit een draak met 2 koppen die bijna gans het jaar slaapt en soms eens wakker wordt om zijn honger te stillen."[793] Dan eet hij alles op wat hij tegenkomt. Maar veel belangrijker is dat achter het gebied van de draak een ander land ligt : het land van Koning Cactus. Poefke heeft echter geen al te hoge dunk van zijn buur en collega : "In verre land, voor ons niet te bereiken, want we zouden dra bezwijken, ligt trots het fiere slot van koning Cactus, d'halve zot !. Zonder dat zij 't wensen, judast hij zijn mensen. Met belastingen en boeten, speelt hij dapper met hun voeten !" En Wiske moet er weer iets aan toevoegen : "Allee allee Poefke ! Ik dacht dat alleen bij ons de …"[794]
Maar Poefke heeft een idee. Hij wil bier sturen naar zijn collega Cactus, om hem wat te laten bijdraaien. Suske, Wiske en Sidonia gaan met een lading bier op weg, en schakelen onderweg de gevaarlijke draak uit. En al snel blijkt dat het regime van Cactus zeer "democratisch" is. Op een plakkaatje staat te lezen : "Rijk van koning Cactus. Zwoegen ! Zweten ! Zwijgen !!!"[795]
Cactus is opgetogen over het bier, maar denkt er niet aan de voorraad te kopen. Hij wilt het geheim kennen : "Wat !?!.. Kopen !?!.. En mijn deviezen laten gaan !?! Gij gaat hier niet buiten of ge moet mij de bierformule bekend maken !"[796] Het bier moest vrede brengen, maar brengt alleen maar ruzie. "De wrede Cactus" zet de bezoekers gevangen : "Werpt ze allen in de diepste kerker en haar de wreedste beul ! Wacht !.. Beter nog !!! Haal een sergeant van 't leger !!!"[797]
Maar het drietal kan vluchten en laat een boodschap achter voor het volk van Cactus : "Volk van Cactus ! De draak is dood ! De weg naar 't land der Kannekijkers is vrij ! Komt tot ons, gij allen die dorstig zijt en zorgen hebt ! Bier ! Dans ! Zang ! De Kannekijkers."[798] Waarna ze in triomf door Poefke ontvangen worden, Poefke die zijn buurvolk trouwens herdoopt tot "de Droge Levers".
Cactus is ondertussen niet meer te houden : "Ik moet en zal bier hebben ! Anders zal het volk naar de Kannekijkers overlopen ! Zij zullen niet meer sparen en onze deviezen 't land uitsmokkelen ! Desnoods ontketen ik de burgeroorlog !" Zijn mannen zijn alleszins bereid om te vechten, maar Cactus wil "eerst een ander middel beproeven". "Tenslotte is iedere man die op 't slagveld valt een belastingsbetaler minder."[799]
En ondertussen komen er regelmatig droge levers tijdens de nacht naar het land van de Kannekijkers om de bloemetjes buiten te zetten, "en er wordt hartelijk verbroederd".[800]
Maar op een dag staat Cactus met zijn leger voor het kasteel van Poefke. "Inderdaad, Cactus heeft besloten de bieroorlog te ontketenen. Na de vredelievende drooglevers in kampen te hebben opgesloten, komt hij met een leger van leeglopers het kasteel van Poefke belegeren. De Kannekijkers hebben zich allen in de burcht teruggetrokken en de belegering begint."[801]
En na een lange belegering met wisselende kansen, slagen Suske, Wiske en Sidonia erin Cactus te verslaan en gevangen te nemen. En alles komt goed : bij een finaal tweegevecht sukkelen Poefke en Cactus in het bier, waarna ze verbroederen. "Alzo kwam de vrede tot stand. De Droge Levers specialiseerden zich in het maken van tonnen die in ruil voor bier aan de Kannekijkers geleverd werden." Het bier wordt naar de vier windstreken uitgevoerd : "Deviezen stroomden binnen en daar Amerika nog niet ontdekt was, werden zij niet gebruikt om kauwgom in te voeren."[802]
En daarmee is het verhaal ten einde. Koning Poefke trouwt met Sidonia en Suske en Wiske vliegen door de spiegel terug naar 1947, bij hun eigen Tante Sidonie.
Dit eerste Suske en Wiske-verhaal dat in De Standaard verschijnt, is zeer rijk aan allerlei verwijzingen. Twee landen met vijandige koningen liggen naast elkaar. Het volk van Poefke is vrolijk en geniet van het leven, terwijl het volk van Cactus moet "zwoegen, zweten en zwijgen". Daar komt nog bij dat Cactus zijn volk "judast" door hen belastingen en boeten te laten betalen, en zo "met de voeten van de inwoners speelt". Dat Vandersteen iets heeft tegen belastingen, zal verder nog duidelijk blijken. Wiske legt de band naar de echte wereld door te zeggen dat ze dacht dat dat alleen bij ons voorkwam.
De enige reden waarom Cactus twijfelt het land van Poefke aan te vallen, is trouwens dat hij vreest dat er belastingsbetalers zouden sneuvelen. Als hij dan toch aanvalt, sluit hij eerst zijn vredelievende onderdanen op in kampen. Waarmee nog eens het repressieve van zijn regime benadrukt wordt, en een link gelegd wordt naar de Tweede Wereldoorlog.
De situatie waarbij de Droge Levers uitgenodigd worden om naar het land der Kannekijkers te komen, kan ook gezien worden als een uitnodiging aan inwoners van onvrije (Oost-Europese ?) landen om zich naar de vrije wereld te begeven.
Koning Cactus blijkt ook erg gesteld te zijn op zijn deviezen. Hij doet er alles aan om ze maar niet te moeten uitgeven. Buitenlandse deviezen waren in de zich heropbouwende Europese landen inderdaad zeer belangrijk om goederen te kunnen importeren. Daarom is het ook zo positief dat op het einde deviezen binnenkomen door de uitvoer van bier. En Vandersteen profiteert ervan om de Amerikaanse kauwgom nog eens te laten opdraven.
Doorheen het verhaal worden ook enkele rake opmerkingen gegeven. Zo luidt de bierwet van Poefke : "Overdaad, leidend tot dronkenschap, wordt alleen toegestaan aan houders van een droogleveringsbewijs. (Niet te vergissen met bewijs van burgertrouw !)"[803]
Tijdens de belegering van het kasteel wordt Poefke neerslachtig : "Het lot is mij niet goed gezind ! 'k Drink veel liever een goeie pint dan met 't scherpe zwaard te zwaaien en Drooglevers weg te maaien !" Wiske waarschuwt hem : "Ja maar, zeg, Poefke ! Het niet afstappen en de grote jan komen uithangen als de oorlog voorbij is, he ?"[804] De Londense regering-Pierlot dus, die bij Vandersteen blijkbaar niet op veel krediet kan rekenen.
En als Cactus de burcht binnenraakt, ziet hij het helemaal niet meer zitten. "Wat kan onze weerstand hier nog baten," zegt Poefke, "'k geloof dat ik beter had gedaan mijn volk niet alleen te laten !!" Wiske verbetert hem : "Dat is maar een gedacht, Poefke ! Begin dan maar al met een villa in Zwitserland te huren !" Maar Poefke jammert gewoon verder : "Mijn volk ! Mijn volk ! Ik houd u wel in de gaten !.. Maar ik heb u toch verlaten ! Beter dan hier staan te kreunen zou ik in uw midden zijn om u met mijn raad te steunen !"[805] Dat hier ingespeeld wordt op de kwestie of Leopold III tijdens de oorlog al dan niet in België moest blijven, is wel duidelijk. Net als die villa in Zwitserland …
En die nacht houdt Poefke het niet langer uit en gaat hij de stad in om zich onder de bevolking te begeven. Maar hij komt ontgoocheld terug : "Ik kwam tot mijn volk om 't met mijn woord te sterken ! maar ze zijn haast allen naar 't Cactusland gaan werken ! Maar, ach ik ben daarover niet gram ! Ze doen het enkel voor hun boterham !"[806] Ook hier wordt er verwezen naar de Tweede Wereldoorlog. Waarschijnlijk speelt Vandersteen hier in op de mensen die tijdens de oorlog (vrijwillig) in Duitsland gingen werken. Hij verdedigt hen door te zeggen dat ze het enkel deden om hun brood te verdienen.
9.3.2. "De Bokkerijder"[807] … of is het "De Collaborateur"
Het verhaal begint op een morgen dat Wiske net gedroomd heeft. Tante Sidonie interpreteert de droom en daaruit blijkt dat iemand haar hulp zal inroepen, maar dat ze daardoor in moeilijkheden zal geraken.
Het wordt allemaal nog mysterieuzer door het rare gedrag van Lambik. Hij verstuurt een mysterieuze brief, hij doet of hij niet thuis is … kortom, hij doet zeer raar.. Als Suske en Wiske eens gaan zien of alles wel in orde is, reageert hij geprikkeld : "Wat doet gij hier, onschuldige wichten ? Verlaat dit huis dat ik met mijn aanwezigheid bezoedeld heb."[808], "Bekommer u niet om een verworpene der aarde ! Ieder woord scheurt de driegdraad van mijn hart verder open ! Laat mij gaan ! Ik zal de schande uitwissen !"[809] Daarna verdwijnt hij, hij heeft duidelijk iets te verbergen.
Suske en Wiske besluiten dan maar de zolder van Lambik te doorzoeken en vinden er een kistje met perkamenten in. De documenten werden in 1772 geschreven door Johan Matheus Lambik, "den droetsten roever der wrede bokkerijdersbende uit den lande van Limburg"[810], en voorvader van de hedendaagse Lambik.
De man heeft spijt van zijn leven en tekent daarom alles op. Hij was al een ruziestoker, zat aan de drank, sukkelde in de gevangenis, en na een ontsnapping werd hij door een gemaskerde uitgenodigd om bokkerijder te worden. Dat deed hij ook, zodat hij samen met andere bokkerijders op rooftocht ging. Eén van hun bezigheden was het stelen van zilver uit kerken, zilver dat ze op een zekere dag omsmolten tot een bok.
Maar bij het smelten kwamen de voorvader van Lambik en een andere bokkerijder een beeld van de Heilige Barbara tegen. Ze weigerden dat het gesmolten zou worden omdat het de patrones van hun moeder was. "Ende plots beseften wij dat wij seer snode sondaers ende heiligschenners waeren. Ende wij stortten tranen van berouw ende wilden ons seere bekeeren."[811]
Ze wilden zich dus gaan aangeven, maar werden door de andere bendeleden als verraders beschouwd en vastgehouden. Zonder hen werd de Zilveren Bok dan toch gemaakt en werd de "Geest van den Boze ende het Kwaad" opgeroepen om in de bok te komen, zodat het beeld kon praten.
Johan Matheus Lambik en zijn gezel Thijs slaagden er toch in om te ontsnappen, maar door een onvoorzichtigheid ontplofte het rovershol. Lambik was de enige overlevende, en ging zichzelf aangeven : "Dwaze rechteren vonden het niet noedzakelijck Thijs ende de Silveren Bok op te graven ende spraeken mijn vonnis uit."[812] Hij wordt veroordeeld "tot het levenslange plakken van sakskens !"[813]
Dit verhaal schreef hij net voor zijn dood op. Aan zijn nazaten, die dat zouden lezen, vraagt hij twee dingen : Thijs terugvinden en de zilveren bok laten opgraven om het zilver aan de gestolen kerken terug te geven.
Voor Sidonie wordt alles helder na het lezen van dit verhaal : "Wel, dat verklaart veel. Lambik is beschaamd omdat een van zijn voorouders een Bokkerijder was en is op zoek gegaan naar die Thijs Sprinkhaan en die Zilveren Bok !" "Maar dat is toch al te belachelijk", reageert Wiske, "Wie heeft er nu al eens geen bokkerijder in zijn familie ?"[814]
Vandersteen legt in dit verhaal duidelijk de band naar de naoorlogse repressie. Hij gebruikt een verhaal over bokkenrijders om de houding ten opzichte van collaborateurs aan te klagen. De net vermelde opmerking van Wiske moet dan ook in die zin geïnterpreteerd worden. Men hoeft zich niet te schamen als men een bokkenrijder in de familie heeft, net zoals dat niet nodig is als men een collaborateur in de familie heeft.
De houding van Lambik is dus verkeerd, maar toont wel goed hoe hij zich voelt ten opzichte van de buitenwereld. Hij schaamt zich, hij bezoedelt zijn huis door zijn aanwezigheid, moet de "schande" uitwassen en beschouwt zich als een "verworpene der aarde". Daaruit kan men besluiten dat Vandersteen vindt dat verwanten van collaborateurs te veel met de vinger gewezen worden.
Ook het leven van Lambiks voorvader kan men door de bril van de repressie bekijken. Door een ongelukkig leven sukkelt hij per ongeluk in die bokkenrijdersbende, die hem meesleept om allerlei misdrijven te verrichten. Maar in het diepste van zichzelf blijft hij "goed", want hij komt door een heilgenbeeldje uiteindelijk tot inkeer. Hij gaat zich zelf aangeven, maar op een zachtere behandeling moet hij daarom niet hopen : hij krijgt geen eerlijk proces, en wordt door dwaze rechters tot levenslang veroordeeld. Omgezet naar de repressie betekent dit : collaborateurs hebben niet altijd gekozen voor de collaboratie, en zijn er soms onvrijwillig "ingerold". En eens men erin zit, is het moeilijk zich eruit te bevrijden. En ook al komt men tot inkeer en geeft men zichzelf aan, dan kan men nog niet op een rechtvaardige behandeling rekenen, want de rechters (dwaas, want met te weinig ervaring) spreken veel te zware straffen uit.
Even terug naar het verhaal. Lambik is verdwenen en Suske en Wiske gaan naar hem op zoek in de Limburgse mijnstreek. En daar gebeuren rare dingen … Zo worden ze bijna ontvoerd door een vliegende zilveren bok en blijkt Thijs Sprinkhaan, de bokkenrijder-collega van Johan Matheus Lambik de streek nog onveilig te maken. Zowel Lambik als Suske en Wiske vallen in zijn handen, en met behulp van zijn zilveren bok tovert hij dubbelgangers te voorschijn. Deze dubbelgangers zijn de "slechte ik-en" van de personages, en samen met Thijs gaan deze op rooftocht om de mensen hun spaarcenten af te pakken.
Maar op het einde komt alles terug in orde. Lambik, Suske en Wiske kunnen zich bevrijden en hun dubbelgangers verdwijnen. De zilveren bok, met Tijs op zijn rug, slaat op hol, vlucht en komt terecht in een moeras. Suske en Wiske tonen hem het beeld van de Heilige Barbara, en met resultaat, want Tijs wilt zich terug bekeren. Het is echter allemaal verloren moeite, want even later zinkt hij in het moeras.
En die nacht verschijnt "de goede en berouwvolle geest van Thijs !"[815] Hij brengt de zilveren bok terug en vraagt om het zilver aan de kerken terug te schenken. Zijn laatste woorden zijn een waarschuwing : "Indien de beproevingen van het leven u verplichten bankier, doktoor, dagbladbestuurder, minister, uitgever of een ander bekoorlijk ambt te bekleden, gedenk dan de laatste ende wijze woorden van Thijs "Gestolen ende gepikt goed gedijt ende rendeert niet !""[816]
In het verhaal zijn nog enkele zeer duidelijke verwijzingen naar de repressie te vinden. Op een bepaald moment zien Suske, Wiske en Lambik opeens een brandende wagen in de lucht vliegen. De wagen moet landen omdat hij een wiel verliest. De aanvoerder van de wagen vertelt tegen een nieuwsgierige Wiske : "Gij kent zeker de legenden van uw volk niet ? Op 10 September van den jare 1743 werden hier op de heide mensen ende personen door redeloze magistraten onschuldig als Bokkerijders veroordeeld ende aan den galg opgeknoopt !" "Ieder jaar voer ick, Bertus den Haze, deze onschuldige ende jammerende geesten in dezen vurigen wagen over de heide tot stichting ende waarschuwing voor de lichtvaardige magistraten !"[817] Maar Wiske heeft nog iets toe te voegen : "Met één wagentje ? Maar jongen toch, de dag van vandaag zoudt ge beter met een trein komen !"[818]
Met andere woorden : in 1948 kan men een trein vullen met onschuldige mensen die door te strenge magistraten als collaborateurs veroordeeld zijn. De repressie is dus veel te hevig, en allerlei mensen die het (volgens Vandersteen) niet verdienen, worden gestraft.
Patrick Vranken legt in zijn artikel over De Bokkerijder de link tussen deze "Bertus den Haze" en Bert d'Haese, Politiek journalist van De Standaard, die "in zijn artikels een polemiek tegen de misvattingen en onrechtvaardigheden van de repressie" voert.[819]
Dezelfde houding neemt Vandersteen aan tegenover journalisten die slachtoffer zijn van de repressie. In het verhaal wilt Thijs een "eenzame wandelaar" beroven. "Halt ende uw geld of uw leven !", roept hij. Maar de man reageert rustig : "Pf !.. Zo'n leven ! En daarbij ik ben maar een dagbladschrijver. Kultuur en zo … Heb geen geld !"[820] Thijs krijgt zelfs medelijden met de man : "Arme kerel ! hier is vijf frank ende ga in vrede ende tracht liever koereur te worden !"[821]
Deze journalist zou volgens Vranken ook Bert d'Haese kunnen zijn. En ook voor het "tracht liever koereur" te worden heeft hij een uitleg. Tijdens de oorlog wilden de Duitsers dat feestelijkheden, en dus ook sportwedstrijden, gewoon doorgingen. En wielerploegen werden wel eens gesponsord worden door collaborerende kranten. Natuurlijk kregen deze wielrenners geen last met de repressie, in tegenstelling tot de sport- en cultuurjournalisten van diezelfde collaborerende kranten.[822] Deze journalisten kwamen na de oorlog natuurlijk wel in de grootste problemen terecht.
Verder vermeldt hij ook de grote populariteit van het Bokkenrijdersthema in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Het werd op den duur een traditionele manier om indirect over de repressie te schrijven.[823]
Om te besluiten, nog enkele dubbelzinnige uitspraken die door Vranken vermeld worden en die inderdaad in het kader van de repressie kunnen geïnterpreteerd worden. Op een bepaald moment zegt Tante Sidonie : "Lambik is misschien niet slim maar heeft een goed hart. Men vraagt zijn hulp en hij gaat … zonder er bij na te denken !"[824] Dit kan begrepen worden als een verdediging van de Oostfronters, die zo naïef waren zich te laten misleiden door de Duitse propaganda tegen het communisme.
Of nog het liedje waarmee de hoofdpersonages het verhaal afsluiten : "Wij rusten niet uit ! … Want wij willen vooruit ! Daar de toekomst aan ons behoort !"[825], wat kan gelezen worden als : "we moeten niet blijven stilstaan bij wat gebeurd is, laat ons deze zwarte bladzijde omdraaien, de toekomst is belangrijker dan het verleden."[826] Net als in de laatste woorden van Thijs een verwijzing kan gezien worden naar de onbestrafte economische collaboratie.
9.3.3. De Mottenvanger[827], of de oorlogstheorie
De centrale thema's van dit verhaal zijn oorlog en propaganda. Met een in de Ardennen neergekomen Amerikaanse maanraket reizen Suske, Wiske, Sidonie en Lambik naar de achterkant van de maan. Ze komen terecht in een aarde-achtig landschap, maar "'t zal later uitkomen dat het er geen haar beter is dan bij ons !"[828]
Het ziet er daar allemaal erg Grieks uit op de maan : Griekse tempels sieren het landschap, Griekse goden lopen er rond. En de godin Diana maakt al snel duidelijk welke overeenkomsten er zijn tussen maan- en aardbewoners : "Ik ben van de godenwereld ! Maar ginds ver achter de bergen zijn mensen als gij en steeds als gij aardbewoners in twist en tweedracht levende !"[829]
Suske, Wiske, Sidonie en Lambik worden op de rug van een gevleugeld paard naar een stad gebracht die op Athene lijkt. "Het blijkt dat er twee volkeren met een Oudgriekse beschaving het maanhalfrond bevolken. De Feniksen, bij wie onze vrienden verblijven, bewonen de stad Feniksia. Deze worden door een zee van de stad Orakia gescheiden waar de bewoners Orakels heten. Beide volkeren drijven in de beste verstandhouding handel en hebben beide op het gebied van kunst, geest en lichaamscultuur een hoog peil bereikt."[830]
En de aardbewoners vinden al snel hun draai op de maan. Zo neemt Lambik deel aan de Olympische Spelen in de ploeg van de Feniksen, die een vijfkamp moeten winnen tegen de Orakels. Maar een geheimzinnige figuur, de Mottenvanger, heeft duistere plannen. Hij laat Lambik onbewust vals spelen door zijn schijf te saboteren en zet na de wedstrijd de twee volkeren tegen elkaar op.
"Hun sportfeest dat in vriendschap zal betwist worden, zal in haat, wrok en wapengekletter eindigen"[831], dat was de bedoeling van de Mottenvanger, en dat gebeurt ook. De Orakels en de Feniksen beginnen onder elkaar te vechten. De gevechten houden maar op door de tussenkomst van Zeus, die hevige donder en bliksem tevoorschijn tovert.
De situatie loopt echter nog verder uit de hand. De Feniksen roepen Sidonie uit tot hun Keizerin, onder de naam Sidonihera. Lambik is enorm jaloers, gaat kwaad weg … en wordt even later ontvoerd door de Mottenvanger. "De Mottenvanger verdwijnt met Lambik in de duisternis. Dit feit zou een omwenteling worden in de geschiedenis van Feniksia."[832]
De betrekkingen tussen Oraklia en Feniksia verslechteren met de tijd. En ondertussen blijkt dat de Mottenvanger van Lambik - of Lambikares - zijn "groot orakel" gemaakt heeft : "Ik heb hem hier gebracht en door mijn invloeden door de Orakels tot Keizer laten uitroepen opdat hij mij thans zou helpen ! Mijn Glorioldrank en zijn afgunst op Sidonihera maken hem gehoorzaam !"[833]
Als de Mottenvanger ook Keizerin Sidonie in zijn macht krijgt, is de situatie helemaal om zeep. Er komt een regelrechte oorlog tussen Feniksia en Oraklia. En ook een echte propagandaoorlog ontketent zich : de bevolkingen worden tegen elkaar opgehitst, vredelievendheid wordt niet getolereerd, …
Uiteindelijk komt het toch weer in orde. Lambik wordt door een tegengif terug normaal en Wiske slaagt erin de twee kampen te verzoenen door de Feniks-vrouwen op de slagveld te brengen. Ineens denken de mannen aan andere dingen dan aan vechten en een verbroedering volgt.
De Mottenvanger onderneemt nog een laatste poging om de rust te verstoren en vuurt een V1-raket af. Hij wordt echter door de vliegende bom meegetrokken en beleeft even later zijn laatste momenten. Hij vertelt zijn verhaal en toont spijt over zijn daden.
En daarop keren Suske, Wiske, Sidonie en Lambik terug naar de aarde met de maanraket : "Joepieee !!… Terug naar de aarde ! Daar zijn tenminste geen Mottenvangers !", "Nee ??… Dat is maar een gedacht ! Wat zijn anders die ……", "Ssssst !.. Zwijgen Wiske !!"[834]
De Mottenvanger is een geheimzinnige figuur die verantwoordelijk is voor de oorlog op het maanhalfrond. De lezer krijgt een eerste keer meer over hem te weten als hij door Sidonie neergeslagen wordt : "Ik ben … een geest … mijn naam is … Pro-Pagandex … ik ben de voornaamste dienaar van mars, god van de oorlog ! Ik kreeg van mijn meester de toelating om op aarde te gaan leren hoe men een oorlog kan ontketenen !"[835] Sidonie reageert verbolgen : "Ellendeling !.. Ge hadt beter gaan doppen ! Maar op die ene dag zult ge toch niet veel geleerd hebben !" "Toch wel", reageert de Mottenvanger, "Ik hoorde een gesproken dagblad en las enkele kranten ! Ik snapte dadelijk dat er tegenwoordig maar een middel is … de Leugencampagne !!"[836]
Hier wordt al veel duidelijk. De oorzaken van de oorlog (en van oorlogen in het algemeen ?) zijn propaganda en leugens. Met die leugencampagne doelt Vandersteen waarschijnlijk op de campagnes rond de koningskwestie, maar ook andere zaken zijn mogelijk.
De Mottenvanger bewerkt zijn slachtoffers met Glorioldrank, jaloezie, Gouddorst en Sanscrupules-elixir. Zo zorgt hij ervoor dat de vredelievende Lambik en Sidonie zich ontwikkelen tot wrede oorlogvoerders. Sidonie wordt een wrede veroveraarster : "Mottenvanger, ik zou bloed willen zien ! Ik zou willen grenzen verleggen, volkeren uitroeien en goud vergaren !"[837] en Lambik en Sidonie kunnen elkaar niet meer uitstaan : "Lambik, de jaloezigaard", "Sidonie, de valse tik !!"[838], klinkt het.
Hier komt nog een element bij. Sidonie en Lambik, leiders van de twee strijdende volkeren, zijn zelf niet verantwoordelijk voor de oorlog, ze worden opgehitst door de propaganda en de middeltjes van de Mottenvanger.
De Mottenvanger heeft dan weer wel een reden om oorlog te voeren : zichzelf verrijken door aan de twee partijen wapens te leveren. "Gij moet uw volk laten vechten en het zelf de oorlogskosten doen betalen ! Hits respectievelijk de Feniksen en Orakels tegen elkaar op en doe hen veel belastingen betalen waarmee gij dan bij mij wapens … zult kopen ! Helmen, zwaarden, pijlen. Ik lever alles aan de beide partijen en laat aan u, mijn stromannen, een flinke percent ! Elke druppel bloed met mijn zwaarden vergoten, brengt u elk een slordig 5 fr. stuk op."[839]
En de aanpak werkt : "Mijn Orakels staan vechtens gereed ! Lever mij direct twee stootwagens !", zegt Lambik. Sidonie blijft niet achter en bestelt ook. De Mottenvanger doet er zelfs een schepje bovenop : "Als de zaak goed gaat, geef ik zelfs een heel klein pensioen aan de weduwen der gesneuvelden !"[840]
De kosten van de oorlog blijken ook later nog eens, als Sidonie opmerkt : "Verdorie, aan die zware stukken is een schone stuiver verdiend ! Voor de prijs van zo een kan men zeker 20 werkmanswoningen bouwen."[841]
En dat de Mottenvanger voordeel heeft bij de oorlog en echt geen geweten heeft, blijkt duidelijk op het einde van het verhaal. Net als de vrede nabij is, lanceert de Mottenvanger een nieuw offensief. Hij zet raketbommen in en bombardeert er gebouwen mee. "Gevuld met brandstof en voortbewogen met een opgedraaide schroef is dit tuig het geschikte wapen om een doodbloeiende oorlog nog wat te rekken ! Dat verbittert de vredelievenden en geeft de verliezers nieuwe moed ! He ! He ! Waar zou deze nu terecht komen ?"[842]
Op het einde van het verhaal geeft de stervende Mottenvanger dan toch een uitleg voor zijn daden : "Toen ik nog in leven was, oefende ik het winstgevend bedrijf van wapenfabrikant uit ! En de Feniksen en de Orakels, die toen nog halve wilden waren, voerden oorlog om de tijd te doden ! De zaken draaiden goed … maar toen kwam de crisis …… ze werden beschaafd … ze lanten niet meer af … en ik bleef met een formidabele stock wapens zitten … Ik ging dood van honger en hartvreterij … Maar mijn geest …… kon geen rust vinden en keerde weer om die stock wapens te likwideren ! Na mijn reis naar de aarde wist ik dat ik met een goed gevoerde leugencampagne er nog middel was om beschaafde volkeren in 't harnas te jagen ! En gij hebt gezien hoe die massa ondanks haar beschavingsvernis, zich liet vangen … stomweg … door wat … leugens … Maar nu is mijn …… pijp uit… Ik ga deemoedig voor de Hoogste Goden verschijnen … om recht te laten spreken over mijn afschuwelijke drijverijen ……"[843]
Als Wiske opmerkt dat hij nog niets gezegd heeft over dat mottenvangen, gaat hij verder : "Och, dat Mottenvangen … Luister … Ik besefte dat ondanks al mijn oorlogsstokerij de ogen van de mensen TOCH eens zouden opengaan en mijn voor de mensheid schandelijk bedrijf zou stilvallen ! Geen mensen meer kunnen vangen … zou voor mij de verveling betekend hebben … In dit vooruitzicht oefende ik mij in 't motten vangen …… om als de oorlogen uitgeschakeld waren … een bezigheid te hebben, waarvangen en doden mee gemoeid waren ! Vaarwel ! En mogen alle stokers van mijn soort met twee molenstenen aan de hals …… Fwt… Vaarwel !!"[844]
De twee volkeren van het maanhalfrond hebben eigenlijk weinig redenen om vijandig tegenover elkaar te staan. Propagandaredevoeringen spelen dan ook een grote rol. Zoals deze van Lambik : "… zodus, volk en mensen van Oraklia, wij zijn het rijkste volk van het maanhalfrond en moeten verdekke zien dat we't blijven ! Maar … en hier krijgt mijn stem een holle klank …… dat zal bloed, zweet en tranen kosten !"[845] "Er zal moeten afgelapt worden ! Sedert wij de Feniksen blokkeren om de vrede te bewaren, maken zij alles in erzats ! Zij maken al katoen uit gedroogde botermelk en volksstrijdwagens uit gekauwd papier ! maar wij zullen naar de wapens grijpen en er zolang op rammelen dat ze terug onze producten kopen ! En omdat wij geen sukkels hebben om 't voor ons te doen, roepen wij dus zelf "Oorlog aan Feniksia" !!!"[846] De toespraak heeft effect, want de omstaanders beginnen allemaal "oorlog" te roepen. Lambik gebruikt hier vooral economische argumenten, de Feniksen moeten overwonnen worden omdat ze belangrijk zijn als afzetmarkt.
En Lambikares is zeer zeker van zichzelf. Enkele jonge meisjes komen hem iets vragen : "Lambikares, machtig Nieuw Orakel, waarom het bloed vergieten van onze echtgenoten, broeders en verloofden ?"[847] Maar zijn antwoord is kortweg : "Troost u, maskes van Oraklia. 't Is 't bloed van de Feniksen dat zal vloeien ! Want ons kunnen ze niet raken ! Wij zijn de beste krijgers onder alle krijgers !"[848]
En "ondertussen begint Sidonie haar oorlogspropaganda". Ze schreeuwt het uit tegen de bevolking : "Wij zijn de goei en de rest zijn de slechten ! We zullen voortaan geen honing, vijgen of brood meer kopen maar …… zwaarden, speren en strijdwagens !"[849] Ze weet zelfs een middel om de bevolking tot een oorlog te krijgen : "… als ik hen wijsmaak dat het voor de vrede is !"[850] En ja, "de propaganda van Sidonie en enkele goed betaalde posten deden de Feniksen oorlogszuchtig worden."[851]
Vredelievendheid wordt niet echt op prijs gesteld. Na de agressieve toespraak van Keizer Lambik heeft één van de toehoorders een vraag : "… ik zal zelfs niet vechten ! Ik ben lid van "'t Gebroken Zwaard" en heb aan mijn kinderen geleerd "Gij zult niet aflappen" ! " Lambik kan er niet echt mee lachen : "Ja, maar ge moet niet beginnen te zeveren, he ! Wacht eens … Als gij zo vredelievend zijt, moet ge uw gebroken zwaard weer aan elkaar plakken, want … vrede is een periode tussen twee oorlogen ! Dus moeten we eerst oorlog voeren om vrede te bekomen ! Simpel, he ?"[852]
Ook Suske en Wiske moeten van Sidonie meedoen : "Hewel ?.. Niks anders te doen dan verzen lezen en duiven te verzorgen ?!? Ik ga naar Oraklia de oorlog verklaren, verstaan !?! En ik reken op u beiden om zelfs de onnozele kinderen naar de wapens te doen grijpen !"[853]
Wiske ziet dat echt niet zitten : "Maar … heu … Keizerlijke Tante … wat hebt u nu ? … Ik speel liever met de duifjes !" Sidonie reageert kwaad : "Ha gij weigert ?.. Gij wilt mij een affaire van 5 fr. de bloeddruppel doen missen, he ? Saboteurs ! Separatisten ! Staatsgevaarlijke elementen ! Kom hier dat ik u de vaderlandsliefde inklop."[854] Waarop Sidonie haar zwaard trekt en Suske en Wiske laat opsluiten.
In de gevangenis hebben Suske en Wiske een gesprek : "Ik begrijp alleen niet hoe ze de Feniksen er zal toe krijgen lasten te betalen om oorlog te voeren." "Dat is nogal 't simpel. Degene die niet betaalt of niet wil vechten zal door de Gendarmarmex worden opgeschept !" "Dat is allemaal goed en wel ! Maar waarmee zal ze dan de soldaten van de Gendarmarex …… betalen ?" "Pf Ook met het geld der lastenbetalers, natuurlijk ! 't Zit goed in elkaar, jong !"[855] Het volk betaalt het repressieapparaat dat hen verplicht te betalen, het zit inderdaad goed in elkaar, en dat zint Vandersteen duidelijk niet.
Het belang van propaganda blijkt misschien nog het meest uit de volgende uitspraak van Sidonie : "Seffens komt de Mottenvanger mij leren wat ge aan de mensen moet wijsmaken als ge een slag verloren hebt !"[856]
Het verhaal bevat ook duidelijke kritiek op de houding van (leger)leiders in oorlogssituatie. Zo vraagt Lambik op een bepaald moment of de generaals nog op hun posten zijn. Ze zijn er nog, en daaruit concludeert hij : "Dan is er nog geen gevaar ! Ik zal dan eens efkens heldhaftig gaan zijn !"[857] Of nog deze : "Jakkes ! 't Wordt hier te gevaarlijk ! Ik ga de leiding van het Ver-van-achter-thuisfront nemen !"[858], "Oei ! Liever bange Lambik dat gevangen Lambik !"[859]
En ook met Sidonie is het net hetzelfde. Haar terugtrekkende troepen maakt ze uit voor lafaards, maar zelf durft ze niets te ondernemen : "Al wat ik zou kunnen doen is zelf het voorbeeld geven en in eerste lijn gaan vechten !
Patrick Vranken legt in zijn artikel[860] over De Mottenvanger de link tussen Feniksia en Engeland en tussen Oraklia en Duitsland. Sidonie staat dan voor de Engelse "Queen", Lambik voor Hitler. Dit laatste wordt nog versterkt door de fysieke gelijkenis tussen Lambik en de Duitse Führer. Zoals altijd bij Vandersteen, kloppen bepaalde elementen niet volledig bij deze interpretatie. Zo vinden de Olympische Spelen plaats in Feniksia (Engeland) en niet in Oraklia (Duitsland), waar ze in 1936 effectief plaatsvonden.
De benaming "'t Nieuw Orakel" kan gezien worden als een verwijzing naar de "Nieuwe Orde". En ook enkele gestrekte armen bij een oorlogstoespraak van Lambik wijzen naar het nazi-regime.
Ook een hoop andere elementen zijn geïnspireerd op de Tweede Wereldoorlog. Een aanvalsscène van de Feniksen lijkt geïnspireerd op de landing in Normandië (en net als Hitler slaapt Lambik tijdens deze landing). Het mislukte tegenoffensief van de Orakels tegen de Feniksen kan gezien worden als een verwijzing naar het mislukte Duitse Ardennenoffensief. En om het helemaal volledig te maken vuren de Orakels tegen het einde V1-bommen af.
Tot besluit is het verhaal heel gemakkelijk samen te vatten. De mens is zeer gemakkelijk tot oorlog te verleiden, ook al is hij "beschaafd". En externe invloeden spelen daarin een zeer grote rol : propaganda, leugens, stoken, repressie tegen vredelievenden, …
En door verschillende opmerkingen is het duidelijk dat Vandersteen doorheen de maanbewoners eigenlijk de aardbewoners viseert. Zo zegt hij in het begin van het verhaal al dat het er geen haar beter is dan bij ons. Of nog de opmerking van de godin Diana die zegt dat zowel maan- als aardbewoners constant in "twist en tweedracht" leven. En ook in het afsluitende gesprek wordt die link gelegd. Het gebruik van de Griekse beschaving op de maan wijst er dan weer op dat "beschaafde" volkeren met een hoog cultuurpeil heel goed in staat zijn om wrede oorlogen te voeren.
Achter deze oorlog zit de Mottenvanger, alias Propagandex, een wapenhandelaar die rijk wordt door aan beide partijen te leveren. Leveringen waar de leiders ook percenten van krijgen. De leiders verrijken zich dus met de belastingen van de bevolking.
In het verhaal zijn beide partijen even slecht, ze zijn allebei even dom zich in een oorlog te storten. En uiteindelijk komt alles weer goed dankzij een grote verbroedering. Vandersteen schuift de schuld van de oorlog ook volledig af op de Mottenvanger, Sidonie en Lambik hebben zich alleen laten meeslepen. Weer een verborgen verdediging van de collaboratie … En als men de link legt naar de Tweede Wereldoorlog, de vaststelling dat beide partijen even slecht waren.
9.3.4. Lambiorix, of de koning is weg[861]
"Het verhaal begint in het jaar 54 voor Chr. Julius Caesar, de Romeinse veldheer, verovert Gallië maar krijgt ambras met de Belgen, een volk van Kelten en Germanen, die van niks bang waren, ondereen veel ruzie maakten, veel met de teerlingen speelden en geren een pot pakten en nog veel liever twee."[862] De oude Belgen hebben de reputatie dapper, barbaars en twistziek te zijn, hoewel ze dat laatste niet graag horen.
Lambiorix, stamhoofd van de Eburonen, belegt een vergadering met de naburige stamhoofden om te praten over het Romeinse gevaar. Hij wil tegen de Romeinen gaan vechten, maar een druïde ziet dan wel een probleem : "Lambiorix, mijn vorst, als gij tegen de Juul Cesar ten strijde trekt, wie zal dan de Eburonen regeren ?" "Wel heu, … dat kan Arrivix doen, he ! Die kan toch niet mee met zijn verstuikte knoesels !", weet Lambiorix. Maar toch is het een gevaarlijke oplossing, vindt de druïde : "Hm ! Dan zoudt ge bij uw terugkeer de troon wel eens bezet kunnen vinden want …… Arrivix loert al lang op een vaste djob !"[863]
De druïde lost het op door voor een plaatsvervanger te zorgen. Hij laat Suske, Wiske, Tante Sidonie en Lambik uit 1949 naar zijn eigen tijd slingeren. Even later geeft Lambik zijn vrienden een beetje uitleg : "Wel ja, he ! Ik ben zo wat ver weg familie van de Lambiorix en nu hij ten strijde moet gaan …… heeft hij mij omwille van mijn intelligentie tot voorzitter van het College der Generale Secretarissen benoemd !"[864]
En dan loopt het mis… Lambiorix is nog maar pas weg of Arrivix begint met Lambik te dobbelen. De druïde is er niet gerust in en vreest voor de toekomst van zijn volk en voor zijn vaste job. De dobbelaars spelen om de macht, en een eerste keer gooien ze gelijk. Arrivix wil nog eens spelen, maar Lambik is zeer terughoudend. "Lambik, speel niet met de teerlingen en de voeten van 't volk !!", probeert Sidonie op hem in te praten. Maar dat heeft geen enkel effect : "Waarom niet, Sidonie ? 't Is zo plezant !"[865] Hij laat zich dus overtuigen, want "Als ik verlies, kan ik nog altijd ambras zoeken !"[866]
Het onvermijdelijke gebeurt : Arrivix krijgt de macht in handen. Suske en Wiske kunnen al vechtend uit het dorp ontsnappen, maar alle andere Lambiorixgezinden worden aangehouden. "t Is er een hel !!"[867] De situatie loopt volledig uit de hand. "Ondertussen heeft Arrivix zijn slag geslagen. Onder zijn leiding heeft het uitschot van de stam de huizen der Lambiorixgezinden geplunderd en voert nu karrenvrachten buit en gevangenen weg."[868]
Arrivix besluit te gaan regeren vanuit een Romeinse burcht : "Van daar uit zal ik, Arrivix, nieuwe koning der Eburonen, regeren met ijzeren vuist !"[869] En "vanaf die dag brak voor de Eburonen een vreselijke lijdensweg aan."[870]
Lambik probeert ondertussen dubbel spel te spelen : door onderdanig te doen tegenover Arrivix mag hij het dorp blijven besturen, en zo kan hij de situatie toch een beetje onder controle houden.
De enige hoop van de Eburonen is een mysterieuze figuur, de Vrijschutter, die het tegen de Arrivixisten opneemt. Suske en Wiske en de Eburonen sluiten met hem een bondgenootschap en zetten samen de strijd in. Met resultaat, na een tijdje wordt Arrivix verslagen door de Vrijschutter, die niemand minder dan Lambiorix zelf blijkt te zijn.
De Eburonen hebben hun koning terug en het komt tot een algemene verzoening. En tovert de druïde Suske, Wiske, Lambik en Sidonie terug naar hun eigen tijd : "Dat het dondere en blikseme ! Het hemelse vuur zal gen terugvoeren naar 't land van patekens en frites … en …… klein kasteeltjes !!"[871]
Dat dit verhaal inspeelt op de koningskwestie, moet niet gezegd worden. Situaties worden geprojecteerd op de oude Belgen, die net als de moderne Belgen tijdens de Koningskwestie onderling veel ruzie maken. De basissituatie is vrij duidelijk. Lambiorix, de koning, moet omwille van een oorlog zijn land verlaten, en Arrivix profiteert ervan om zijn plaats in te nemen. Maar uiteindelijk wordt de usurpator verslagen en keert de enige echte koning terug op zijn troon.
Ook in allerlei opmerkingen wordt er ingespeeld op de koningskwestie. Als Lambik net benoemd is als vervanger van Lambiorix, vraagt Sidonie hem : ""Oeijoei ! Lambik, is dat geen ondankbare taak, jongen !"[872] Inderdaad, koning zijn in oorlogssituatie is zeer ondankbaar, en regent in de periode erna misschien nog meer. En op een ander moment laat Lambik weten : "Ik ben Generale Secretaris en moet bij mijn volk blijven ! [873] Weer een verdediging van Leopold, die tijdens de oorlog bij zijn volk bleef. Hetzelfde gebeurt ook verder in het verhaal. Lambik wilt naar zijn vrienden gaan zoeken, maar bedenkt zich en zegt tegen de druïde : "Lambik, blijf hier ! Denk aan uw volk !" ?"[874]
Ook wordt er verschillende keren verwezen naar de terugkeer van de koning : "Wij zullen hier een leger van boogschutters vormen om de koning bij zijn terugkeer bij te staan !"[875], "Daar de koning nu niet kan weerkomen, …"[876]
En dat koning zijn geen zekerheid biedt, blijkt uit het volgende. Sidonie wijst een huwelijksaanzoek van Arrivix af met de woorden : "Pf … sukkelaar ! Als ik ooit zal trouwen, zal het met iemand met een vaste positie zijn en niet met een koning !"[877]
Ook de eindscène van het verhaal gaat over de terugkeer van de koning. Nadat de personages terug aangekomen zijn in hun eigen tijd, vindt Sidonie op straat een oud stuk "gazet". Ze kijkt eens wat er tijdens hun afwezigheid gebeurd is : "Wel verdorie ! Hij is lang weg geweest maar eindelijk terug !" "Wat ??… Volksraadpleging geweest ??!! Eindelijk terug !! Hoera leve de koning !", reageert Lambik al enthousiast. Maar Sidonie moet hem teleurstellen : "Ach nee, Lambik … 't Is jammer dat ik u moet teleurstellen … Het gaat hier over Opsinjoorke !"[878] In december 1949 werd het Mechelse beeldje Opsinjoorke inderdaad "gekidnapt", en na een maand teruggebracht.
Door het verhaal De Bokkerijder wordt zeer veel verdacht. Zo ook de volgende zin : "En na een rijp beraad wordt besloten : Dat Lambik als Generale Secretaris verder het dorp zal besturen omdat anders Arrivix het zelf zou doen."[879] Als men De Bokkerijder in het achterhoofd houdt, kan dit gelezen worden als een verdediging van de politiek van het minste kwaad. Op post blijven (en meewerken) om te verhinderen dat de bezetter alle macht in handen krijgt. De link naar de oorlogssituatie wordt nog duidelijker door het feit dat Lambik aangesteld is als "secretaris-generaal".
Politieke leiders krijgen er in het verhaal ook van langs. Lambik denkt alleen aan zichzelf laat duidelijk horen dat hij het plezant vindt met de voeten van het volk te spelen. En Arrivix is het alleen te doen om de macht.
Bij de machtsovername door Arrivix komt het land terecht in een echte oorlogssituatie. Het leven wordt een hel, Lambiorixgezinden worden gevangengenomen en hun huizen geplunderd. De goede burgers die trouw blijven aan hun koning hebben dus sterk te lijden. En tot overmaat van ramp wordt er voedsel opgeëist : "Ondertussen is Lambik, vergezeld van Arrivixisten in het dorp de patatten gaan opeisen. De oude Belgen, die zo goed als de nieuwe, al niet veel te eten hadden, zijn natuurlijk razend."[880]
De medewerkers van Arrivix noemt Vandersteen "uitschot". Ze mishandelen de Lambiorixgezinden, plegen een moordaanslag op de druïde, steken het dorp van de Eburonen in brand. Zij kunnen alleszins op minder begrip van Vandersteen rekenen dan de echte collaborateurs.
Arrivix is dan ook nog een onbetrouwbaar heerschap. Tegen het einde van het verhaal komt hij zogezegd tot inkeer : "Ik heb berouw over mijn kemelstreken ! Laten wij vrede sluiten, er is al ambras genoeg geweest in ons klein apenland ! Komt met al uw vrienden naar 't kasteel, we zullen dat eens zonder veel zever op papier zetten !"[881] En dat terwijl hij gewoon van plan is ze in de val te lokken.
En ook de repressie komt aan bod. Lambiorix zet na zijn overwinning onmiddellijk de toon : "En nu, opstandelingen, de wapens neer !… Ik wil mijn overwinning niet met bloed vieren. Daarom verleen ik u allen amnestie alvorens u te veroordelen : er is al zever genoeg geweest !"[882] Geen repressie-toestanden dus, alhoewel : "De orde is nogal gauw hersteld. Hier en daar verwijt de ene Belg de andere dat hij barakken heeft gezet voor de Arrivixisten, maar dat is dan maar uit kleingeestige broodnijd … en dat heeft en dat zal altijd bestaan."[883] En ook Arrivix gaat vrijuit, hij "heeft besloten met zijn "bon sens de belge" en een schup, koolzaad te planten, om eerlijk aan zijn brood en vitaminen te komen."[884] Het repressie-aspect wordt nog versterkt door de vermelding van het "Klein Kasteeltje", dat na de oorlog dienst deed als gevangenis voor incivieken[885].
Ook andere politieke grappen sluipen het verhaal binnen. Sidonie probeert Lambik ervan te weerhouden zijn macht te verspelen door te dobbelen. "Denk "au bon sens des belges" !", zegt ze. Maar Lambik wil daar niet van horen : "Sidonie, moei u niet en spaar dat slagwoord tegen dat ik moet devalueren !"[886] Drie dagen voordien werd de Belgische frank gedevalueerd, waarschijnlijk met deze woorden.
Of nog dit gesprek waarin Lambiorix de "nieuwe Belgen" bedankt voor hun optreden. "Och, onder Belgskens verstaat men zich wel, he, Sire de Koning !", relativeert Lambik. Maar Wiske wilt het laatste woord : "Als er geen konings-, school-, taal-, loon-, belastings- en repressie-, devaluatie- en werkloosheidskwesties zijn, dan gaat dat wel, he !"[887]
9.3.5. De Stalen Bloempot[888]
De Stalen Bloempot is een vervolg van Op het eiland Amoras. Weer staan twee groepen tegenover elkaar, alleen ziet de situatie er iets anders uit. Amoras wordt nu geregeerd door stadhouder Alowisius Blaaskop, broer van Jef uit het vorige Amoras-verhaal. Er is blijkbaar geld te veel in de staatskas en daarom zet hij een plan op : hij wilt de kathedraal van Antwerpen op Amoras laten nabouwen. Spijtig genoeg voor hem heeft een geheimzinnige groepering zich opgeworpen als tegenstander van het plan. De Stalen Bloempotters, zoals ze zichzelf noemen, doen er alles aan om de bouw van de kathedraal te verhinderen.
En natuurlijk geraken Suske, Wiske bij de zaak betrokken. Ze worden ontvoerd door de Stalen Bloempotters, waarna Tante Sidonie en Lambik hen achterna reizen. Uiteindelijk slagen ze er samen in de rust en orde op Amoras te herstellen
De Koningskwestie, en vooral het verloop ervan, is het centrale element van het verhaal. Het begint allemaal al in de eerste strook, waar een dialoog tussen twee regenwormen het verhaal opent : "Opgepast ! Daar is de Mens ! Het is Zondag : hij zal weer gaan vissen !", "Bijlange niet ! Als 't Zondag is, moet hij naar de stembus !", "Allee, dat kan niet ! De Mens is pas naar de stembus geweest !", "Pf !… Ge ziet die dingens waar hij op loopt he !.. Hewel, dat heet de Mens "voeten" .. en .. Ho !.. Als ge moest weten hoe daar mee gespeeld wordt !!!"[889]
De verkiezingen volgen elkaar inderdaad nogal snel op : 26 juni 1949, volksraadpleging op 12 maart 1950 en weer verkiezingen op 4 juni 1950. En veel meer dan met de mensen hun voeten spelen lijkt Vandersteen dat niet te vinden. De Volksraadpleging wordt trouwens gewoon "volksbeetneming"[890] genoemd. Vandersteen klaagt hiermee het feit aan dat er twee maanden na de volksraadpleging (en de ja-meerderheid) nog altijd geen oplossing is.
Al snel komt het element "koning" in het verhaal aan bod. De Stalen Bloempotters ontvoeren Suske om hem koning te laten worden en zo meer macht in handen te krijgen : "Na de regering van Wiske ging het op Amoras geruime tijd goed ! Nu zijn er nieuwe moeilijkheden gerezen en het volk wil weer een koning om een oplossing te brengen."[891] En ook stadhouder Blaaskop ziet een nieuwe koning wel zitten om zijn plan te steunen.
In allerlei dialogen wordt ingespeeld op de situatie in België. Zo zegt Sidonie : "Ik ben nu toch eens kurieus wat er hier mag gaande zijn ! Het is niet zeker dat Suske als koning overal welkom zal zijn !"[892] En twee roddeltantes voeren een dubbelzinnig gesprek : "En hewel he, Farajilde … en hewel he … ze zeggen dat hem terug komt … en hewel he … ze zeggen dat hij het "Plan" zal doen uitvoeren zeggen ze !"[893]
Wat "het plan" precies inhoudt, komt de lezer later te weten. Op een bepaald moment gaan Wiske, Sidonie en Lambik op bezoek bij stadhouder Blaaskop, die hen vertelt wat er precies aan de hand is. "Alowisius Blaaskop vertelt dan dat iedereen op Amoras welvarend is en geld te veel heeft daar de barbaarse gewoonte van belastingen te betalen reeds lang is afgeschaft."[894]
"De bevolking", vertelt hij, "heeft spontaan het teveel aan geld in de Staatskas gestort en mij verzocht er iets mee aan te vangen en de Hemel te danken voor onze welvaart ! Ik heb dan een Plan uitgewerkt dat echter door een meerderheid in de Raad moet gestemd worden ! En hier begint het spel scheef te lopen."[895] En het loopt scheef omdat, "de duivel weet waarom"[896], de Stalen Bloempotters tegen het plan zijn. En daarom vreest hij dat zijn plan niet zal kunnen doorgaan : "De Bloempotters hebben een lastercampagne op touw gezet ! Het volk zal "Neen" stemmen ! Alleen de steun van een nieuwe koning kan mij reden !"[897]
Over de afkeer van Vandersteen voor belastingen, kom ik verder nog terug. Wat hier merkwaardig is, is het religieuze aspect. De Kathedraal moet gebouwd worden om de hemel te danken, een mooie illustratie van het katholieke (Vlaamse) karakter van de inwoners van Amoras, en dan vooral van de aanhangers van Blaaskop.
Maar nu terug naar de campagne : Sidonie, Wiske en Lambik schieten in actie en zetten "een grootscheepse propaganda ten voordele van het plan" op. Een enorme affiche wordt opgehangen : "Burgers van Amoras. Suske, onze nieuwe koning zal morgen de troon bestijgen ! Zijn ordewoord is "Voor een politiek van dankbaarheid steunt het plan Blaaskop."[898] Met als resultaat dat de bevolking zingend door de straten begint te dansen : "Hoera ! De Koning komt !", "Leve de Koning !", "Stemt het plan !", "Wij eisen een kathedraal !"[899]
De situatie evolueert echter in het voordeel van Blaaskop en zijn kathedraal. "Suske doet zijn intrede, bestijgt de troon en eer het avond is, is de kiezing uit de voeten en het plan gestemd."[900] Er wordt dus gestart met de bouw van de kathedraal en de Bloempotters verhuizen naar een naburig eiland. De hoofdbloempot blijft aan het hof met enkele getrouwen om zo verder de werken aan de kathedraal te saboteren.
Uiteindelijk proberen de Bloempotters vanop zee een aanval op Amoras te doen. De aanval is vooral bedoeld als afleidingsmanoeuvre, om de aandacht af te leiden en zo toe te laten dat Bloempotters de kathedraal kunnen ondermijnen.
Maar uiteindelijk komt alles goed. Ondertussen is de kwakzalver Kanegem erin geslaagd een "aqua ameliorates" te maken. Bedoeling is om van de Hoofdbloempot een beter mens te maken. Het lukt, want hij draait volledig bij, waarna alle Bloempotters ingespoten worden en er een algemene verzoening komt.
De Stalen Bloempotters zijn een bende geheimzinnigen die rondlopen in tunieken en een omgekeerde bloempot op hun hoofd dragen. Ze typeren zichzelf als een "klein maar machtig stel samenzweerders"[901]. Hun leider, de Hoofdbloempot, draagt boven op zijn bloempot nog een bloem. Zoals al gezegd, verzetten ze zich tegen het plan van Blaaskop om op Amoras een kathedraal te bouwen. En om dit te verhinderen, zijn ze tot alles in staat. Ze plegen een aanslag op de stadhouder, willen de voormalige koningin Wiske uitschakelen, willen Lambik, de bouwmeester van de kathedraal, vergiftigen en blazen de haven op, zodat aanvoer van bouwmaterialen niet meer mogelijk is.
Ze hebben trouwens ook een alternatief plan. In plaats van een kathedraal willen ze een toren van Babel laten bouwen. De Hoofdbloempot geeft uitleg bij zijn plannen : "Kijk, Sire, dat is het waar wij voor strijden en uw stem verlangen !" En terwijl een voorwerp onder een doek de ruimte binnengebracht wordt, gaat hij verder : "Wel, de bevolking heeft geld teveel en Blaaskop de Stadhouder wil daarmee een kathedraal bouwen om de Hemel te bedanken voor de Welvaart op Amoras ! Maar ik … Hoofdbloempot van de Bloempotters van de Stalen Bloempot zal dat beletten !"[902] "Al de leden van de Stalen Bloempot zijn of waren parlementsleden, ministers, senatoren, volksvertegenwoordigers !!! En wij beweren dat de welvaart op Amoras niet te danken is aan de hemel maar ……… aan ons onverdroten, hardnekkig en uren lang gepraat ! Onze redevoeringen !! Onze slagwoorden …… ons gezever … pardon .. ons gebabbel !! En wij besloten de eredienst van 't babbelen in te richten en hier ziet ge onze hoop …… Babellar !!!"[903]
Net op dat moment trekt de Hoofdbloempot het doek van het voorwerp : er blijkt een mini-reproductie van de toren van Babel onder te zitten. "Dit is natuurlijk maar een model van wat eens een machtig bouwwerk zal zijn … De toren van Babellar ! Een hulde aan het resultaat van het gebabbel !!! Hoog zal hij rijzen !!! Een nieuwe toren van Babel !!! Hoger dan de wolken !! Hoger dan de hemel !!!"[904]
Suske reageert geprikkeld : "Daar komt niks van ! Dat is heidense prietpraat en tegen de geest van de bevolking die naar Vlaamse tradities leeft !… Op Amoras komt geen toren van Babel, maar een kathedraal !!!"[905]
Die nacht plakken de Stalen Bloempotters "de muren van de stad vol met een geraffineerde propaganda."[906] Een ganse hoop affiches gaan zo het straatbeeld bepalen : "Burgers, laat u niets wijsmaken ! De koning zal de troon niet bestijgen ! Hij is zelfs niet in 't land. STOP het plan Blaaskop ! STEMT NEEN.", "Hoe hoger de kathedraal hoe lager de frank van Amoras ! Stemt Neen !"[907]
Hun plannen met Suske als koning zijn ook niet van de poes : "De Stalen Bloempotters zijn een klein maar machtig stel samenzweerders ! Gij zult slechts koning worden als gij onze geheime plannen dient … zo niet … zullen uw vrienden een wrede dood sterven !"[908] Een koning moet hen dus dienen of uit de weg geruimd worden, zoals verder nog blijkt : "Allee, ga-de-weg, met een koning doet ge nu toch wat ge wilt, zeker ! Als hij niet naar onze pijpen danst, wippen we hem buiten ! Dat is de oplossing !"[909]
De tegenstelling tussen de twee partijen is duidelijk, en de link naar de echte wereld niet moeilijk te leggen. Stadhouder Blaaskop en de bevolking die hem steunt symboliseren het katholieke Vlaanderen. Zij willen een koning, maar zijn er niets slecht mee van plan.
Daar tegenover staan de "heidense" Stalen Bloempotters, tegenstanders van de kathedraal. Deze Bloempotters staan natuurlijk voor de Belgische "neen"-stemmers, met andere woorden : de socialisten. Zij vinden de hemel maar zever en willen een toren ter ere van hun gebabbel. De groepering bestaat uit ministers en parlementsleden, en is tot alles in staat : laster- en leugencampagnes, aanslagen, en zelfs oorlog. De neen-propaganda stelt dan nog niet zoveel voor. En misschien wel het belangrijkste : een koning is voor hen wel OK, zolang hij maar naar hun pijpen danst. Hoewel er dus duidelijk een link gelegd wordt naar de Belgische politiek, worden er geen politici persoonlijk geviseerd.
De link met de Belgische koningskwestie wordt nog benadrukt door een broer-kwestie. De stadhouder (Alowisius Blaaskop) en de Hoofdbloempot (Dokus Blaaskop) zijn tweelingbroers.
De stemming over het plan staat duidelijk voor de volksraadpleging, temeer omdat het plan met een meerderheid goedgekeurd wordt. Maar de Bloempotters leggen zich (net als de socialisten in het werkelijke leven) niet neer bij de uitslag en beginnen een oorlog om toch de kathedraal te saboteren : "Ge kunt doen wat ge wilt maar die kathedraal komt nooit klaar ! Nooit, hoort ge !! Wij Bloempotters zullen haar tot de laatste steen weer afbreken en er een toren van Babellar mee bouwen die een tempel zal zijn voor degenen die liever babbelen dan bidden !"[910] Ze drijven hun wil dus door, tegen die van de meerderheid.
Over die meerderheid die niet gerespecteerd wordt vallen trouwens enkele venijnige grappen, zoals wanneer Suske de Hoofdbloempot wilt laten oppakken : "Ha ! Deze keer hebben we hem ! Hij is alleen ! Maar pas op, dat we geen rammel krijgen want wij hebben de volstrekte meerderheid !"[911] Of nog deze meer algemene opmerking : "Alhoewel men de laatste tijd niet te veel kan rekenen op orde en wetten is de wet van de zwaartekracht nog altijd van tel en Lambik die zich mistrapt dondert naar beneden."[912]
J. De Schuyteneer gaat redelijk ver met het interpreteren van de Stalen Bloempotters. Het staal legt volgens hem de link naar Wallonië, gezien de niet onbelangrijke Waalse staalindustrie. Verder schrijft hij : "Het idee van de bloempot die deze mannen omgekeerd op het hoofd dragen verwijst waarschijnlijk naar het feit dat ze, volgens Vandersteen, doof en blind zijn voor het goede dat de Koning gedaan heeft voor België. Het zal dan ook geen toeval zijn dat de Hoofdbloempot en de koningsgezinde stadhouder broers zijn van elkaar : ze staan symbool voor Wallonië en Vlaanderen die allebei kinderen zijn van de Belgische staat. Vandersteen gelooft er blijkbaar in dat de anti-koningsgezinden kunnen overtuigd worden van hun ongelijk."[913]
Tenslotte moeten de Belgische ministers het ook rechtstreeks ontgelden. Op het einde van het verhaal vraagt Lambik aan de kwakzalver of hij geen spuitjes "aqua ameliorates" mag meenemen naar zijn vaderland. Kanegem moet hem echter teleurstellen, " op ministers pakt het niet !"[914]
9.3.6. De Witte Uil[915]
Interessant aan "De Witte Uil" is de situatie waar de personages in terechtkomen. Basis van het verhaal is de tweestrijd tussen twee volkeren van het "Verborgen Rijk" in China. De Kortstaarten worden er onderdrukt door de Langstaarten en hun leider Sjam-Foe-Tchek.
Een legende doet de Kortstaarten geloven dat er ooit een witte vogel zal komen om hen uit hun slavernij te verlossen. En uit vrees voor die legende laat Sjam-Foe-Tchek alle "zonderlinge vliegende wezens" over de wereld gevangen nemen, waaronder Arthur, de vliegende broer van Lambik uit "De Vliegende Aap".
Aan de zijde van Prinses Tchi-Tchi nemen de hoofdpersonages het tegen de Langstaarten op, waarbij Lambik zich zelfs voordoet als de reddende "Witte Uil". Maar de vrede wordt maar gebracht door het verschijnen van de echte vredesvogel : een kleine duif die een grote atoombom meesleept. Suske begrijpt het niet : "Maar duifke toch ! Die atoombom zal de goeden en de slechten samen vernietigen ! Dat is toch geen oplossing !"[916] Maar de duif stelt hem gerust, deze atoombom is niet door mensenhanden[917] gemaakt.
Door een pijl die Sjam-Foe-Tchek afschiet, valt de bom neer : "Met een vreselijke knal ontploft de atoombom van de Goede Geest. De duistere harten der Langstaarten worden hierdoor uit hun borst gerukt zodat ze eigenlijk steendood moesten zijn mar de resten van de Gouden Pagode smelten door de radioaktiviteit tot gouden harten die in de lege borstkassen der Langstaarten neerdalen."[918]
"Ge hebt er geen gedacht van hoe zo'n gouden hart de mensen verandert. Gedaan met haat, nijd, vechten en aflappen, één atoombom (zo een als daarjuist, he !) en Kort- en Langstaarten verbroederen dat het een aard heeft."[919] Sjam-Foe-Tchek en Tchi-Tchi besluiten om voortaan samen te regeren, waarna ze aan de wederopbouw beginnen.
Zoals zo dikwijls bij Vandersteen, gaat het verhaal over een strijd tussen twee partijen die uiteindelijk tot een grote verzoening komen. Interpretatie in het licht van de koningskwestie kan, hoewel moet opgelet worden voor overdreven interpretaties. Prinses Tchi-Tchi neemt het op tegen Sjam-Foe-Tchek omdat deze haar opzijgeschoven heeft na de dood van haar vader, de Mandarijn. Suske en Wiske kiezen natuurlijk haar kant, de kant van de opzijgeschoven vorst. Ook het klassieke oorlogspatroon strijd-verbroedering-wederopbouw is aanwezig.
De naam van de slechte Sjam-Foe-Tchek is niet onschuldig gekozen. Hij verwijst niet alleen naar de nationalistische Chinese leider Tsjang Kai Tsjek, men kan er ook het woord "sjamfoeter" in herkennen, wat zoveel betekent als "schelm".
Merkwaardig is het gebruik van de atoombom voor vredelievende doeleinden. Vandersteen zweert het gebruik van de echte atoombom duidelijk af, en laat Suske zeggen dat dat geen oplossing is. Een atoombom die door mensen gemaakt is kan alleen grote schade aanbrengen. Maar deze is dus een speciale soort, en daarvan ziet Vandersteen het gebruik wel zitten. Uitvindingen die vrede kunnen brengen mogen er voor hem dus zeker komen.
9.4. … en politieke elementen
Vooraleer te beginnen, moet er gezegd worden dat wat volgt geen exhaustieve lijst is. De meeste elementen staan erin, maar bij te veel herhaling werden sommige onderdelen achterwege gelaten. Elementen die in verschillende categorieën konden ondergebracht werden, zijn geplaatst waar ze het best pasten.[920]
9.4.1. Benelux, Marshallplan, VN
Zowel over de Benelux als het Marshallplan worden er grapjes gemaakt, zonder dat er verder op ingegaan wordt. Het heeft wel elke keer met dromen te maken. Op een nacht heeft Wiske heel slecht geslapen door een nachtmerrie. Suske weet er niets beter op te zeggen dan : "Zeker weer van de economische voordelen van de Benelux gedroomd, he ?"[921] En even later is het weer zover : "Maar Wiske toch, hoe komt gij aan zo'n rare dromen ? Is dat soms omdat ze dat fameus "Marcheer-maar-al"-plan hebben gestemd ?"[922] Heel positief klinkt dat niet, als de economische voordelen van de Benelux een nachtmerrie zijn. En het Marshallplan wordt op die manier amper belachelijk gemaakt.
Ook de Verenigde Naties komen aan bod, en in nog negatievere zin. Op een bende vechtende rovers zegt Wiske : "Mensenlief, ziet al die rovers onder elkaar vechten ! Precies een vergadering van de UNO !"[923]
9.4.2. Belastingen
Het bleek al uit de reeds besproken verhalen : Vandersteen heeft iets tegen belastingen. Hij vindt het een barbaarse gewoonte om de mensen hun geld te ontroven. Een hele hoop belastingsopmerkingen kleuren dan ook alle verhalen.
Waarom gaat Lambik in Bibbergoud op zoek naar een goudmijn ? : "Wel om mijn belastingen te kunnen betalen, natuurlijk !" [924] En na aftrek van die (veel te hoge) belastingen, hoopt hij nog millionnair te zijn.[925]
De radiotaks is ook populair. In Prinses Zagemeel gelooft Lambik dat hij de enige is die zijn radiotaks betaald heeft.[926] En in hetzelfde verhaal kijkt Lambik in volle woestijn rond om na te gaan of er geen controleurs in de buurt zijn "want vool dat "plotatifke" is nog geen taks betaald !"[927]
Nu het toch over de woestijn gaat, een man wordt daar opgepakt omdat hij op een paard zonder taksplaat reed.[928]
Een huwelijksinzegening bij de Indianen klinkt zo : "Dan verklaar ik u voor Wacondha en de Fiscus tot …"[929] En een magische spreuk "die het vuur-dat-alles-tot-niets- herleidt zal doen ontbranden !" klinkt als volgt : "Af-Pers-Fiscu-Salem-So-Cialem-Taxamet !!"[930]
En ook de belastingsontvangers moeten het ontgelden. Als Wiske in De Koning Drinkt aan een beul vraagt of hij dan geen hart heeft, antwoordt deze gewoonweg : "Wie ? Ik ? Bijlange niet ! Ik was vroeger belastingsontvanger."[931]
De ergste opmerkingen staan echter in De Bokkerijder. Als Suske en Wiske horen wat de Bokkenrijders van plan zijn, namelijk "De onnozele lieden brandschatten en hun spaarcenten afpakken !", merken ze op : "Wat nu ? Zouden ze een belastingskantoor willen openen ?"[932]
En Bokkerijder Thijs ondervindt de gevolgen van belastingen aan den lijve. Een man die hij wilt overvallen, laat zich niet doen. "Ik ben controleur van Taksen en afdokken !", zegt hij, "Hoe zwaar is die Zilveren Bok ? Hoe lang hebt ge hem en hebt ge er al luxetaks voor betaald ?" "Taksen ende afdokken ? Wat is dat ?", vraagt Thijs zich af. "Wel luister dan goed en beantwoord mijn vragen ! en ziezo ! Een Zilveren Bok van 80 kgr, met 200 jaar terugwerkende kracht plus boete is samen 250.000.000 fr. ! Betaalbaar binnen de vijf dagen !"[933]
De sprekende Zilveren Bok is verontwaardigd : "'t Is wreed ende krimineel ! Een officiële dienst voor het opsporen ende afpakken van centen ! Wij Bokkerijders kunnen beter gaan stempelen ende doppen ! Wat baat het dat wij roevers ende Bokkerijders zijn als de mensen zelf stelen ?"[934]
Samengevat : de belastingen zijn veel te hoog en zijn een goed gevonden middel van de overheid om het geld van de burgers op geïnstitutionaliseerde wijze af te nemen. Belastingen zijn niet alleen barbaars, maar ook crimineel en worden geïnd door gevoelloze ambtenaren.
9.4.3. De Koningskwestie
De Koningskwestie is al uitgebreid aan bod gekomen, maar ook in andere verhalen sluipt het thema binnen. In Prinses Zagemeel is Lambik het gedoe rond voddenpop Schalulleke meer dan beu : "En dat allemaal vool een plinses uit 't zagemeel ? Als 't niet was vool mijn lugploblemen zou ik wel iets betels weten ! Ik weet een hele Koninklijke familie in de belgen zitten !"[935] En als Schalulleke in het zelfde verhaal tegen Wiske zegt dat ze zich moet haasten, krijgt ze als antwoord : "Niet zagen, he zagemeelke ! Ik ken prinsenkinderen die er zo erg aan toe zijn als gij maar die nogal wat meer geduld hebben !"[936]
In Bibbergoud wordt de Sachem, die "weg is", vervangen door "een halve gare Sachem-regent".[937] Vandersteen schijnt regentschappen niet erg te appreciëren. En in De Stierentemmer blijven Lambik en Wiske met hun parachute hangen aan een rotspunt. Lambik kan zich niet houden : "Hopla !! Wij stuiken er in ! Nu zijn we gelijk de koningskwestie !" "Hoe dat, Lambik ?", vraagt Wiske. "Wel, we zijn een hangende zaak, he !"[938]
Maar het meest opvallend is het einde van De Stierentemmer, waarin de personages per vliegtuig vanuit Spanje terug naar België reizen. "Het vliegtuig verlaat weldra het land waar de appelsienen groeien …… en zweeft na een goede reis boven het land van Ja en Neen.", schrijft Vandersteen. In volle vlucht gooit Lambik een spandoek door de ruit, waarop te lezen staat : "Ja … Morgen begint ons nieuw avontuur : De Stalen Bloempot !" En Wiske voegt eraan toe : "Zou dat OOK zo lang duren, Lambik ?"[939]
De verwijzing naar de koningskwestie is wel duidelijk, net als de kritiek op het aanslepen van de zaak. Deze twee laatste stroken worden gepubliceerd op 15 mei 1950, dus tussen de volksraadpleging en de verkiezingen. De situatie kondigt trouwens ook het koningskwestie-karakter van De Stalen Bloempot aan.
9.4.4. De IJzertoren, taaltoestanden en andere Vlaamse elementen
De IJzertoren, het Vlaamse element bij uitstek, mag bij Vandersteen zeker niet ontbreken. Zo droomt Lambik op een keer dat de toren er weer staat. Als hij wakker wordt, is hij natuurlijk diep ontgoocheld omdat het maar een droom was.[940]
Nadat Lambik en zijn broer Arthur in De Witte Uil zogezegd verdronken zijn, zegt Wiske : "En nu is de zee hun graf ! maar .. snik .. daar zullen ze toch geen gendarmen moeten bijzetten om het te doen eerbiedigen !"[941] De verwijzing naar de geschonden graven van "oorlogshelden" aan de IJzertoren is hier ook wel duidelijk.
De heropbouw is belangrijk. Op het einde van Prinses Zagemeel vliegen Suske, Wiske en Lambik met de gyronef over Vlaanderen. Wiske vraagt zich af of er tijdens hun afwezigheid veel veranderd zou zijn. Maar neen, de IJzertoren ligt nog altijd in puin.[942]
En een grapje over het aanslepende onderzoek sluipt Lambiorix binnen. Als Arrivix absoluut wilt weten wie de Vrijschutter is, antwoordt Wiske hem : "Zo simpel is dat niet, Vixke ! Zie eens hoelang ze nu al de daders van de IJzertoren aanslag zoeken !"[943]
Ook aan de Belgische taaltoestanden wordt aandacht besteed. Bijvoorbeeld in Het Zingende Nijlpaard, waarin een Egyptische prins in een glazen bol kijkt om een gouden trompet terug te vinden : "Zij werd door blanken gevonden en pronkt thans in een museum … De bewakers spreken Frans …… dat moet in … Vlaanderen zijn !"[944] In Vlaanderen spreekt men Frans, dat is bekend.
In Bibbergoud schrijft Vandersteen het volgende : "Maar even voor de waterval staat een beer te vissen. Met een slag van zijn voorpoot werpt hij de vissen aan wal. Dat is intelligent, he ? Maar 't ziet er een slimme uit want hij spreekt zelfs Vlaams."[945] Dieren die Vlaams spreken, zijn duidelijk een bedreigde soort, blijkt uit de volgende reactie van Wiske : "Hewel, ik ga zien ! Een zilveren bok die Vlaams spreekt, dat bestaat niet ! Ik ken teveel ezels die het zelfs niet willen spreken !"[946]
De Franstaligen die geen Vlaams kunnen of willen spreken worden hier duidelijk op de korrel genomen. En als ze het toch proberen, loopt het verkeerd : "Hotel Gaulois men spreken de Vlaams"[947], kan men langs de weg lezen in De Mottenvanger. Verder wordt Chinees in De Witte Uil vergeleken met "Brussels-Frans".[948]
En op verschillende momenten komt het Vlaamse karakter van Suske en Wiske duidelijk naar voor. In De Stalen Bloempot filosofeert Lambik over het Vlaamse volk : "Als ge dat zo eens na gaat dan zijn wij toch nogal eens een volk, he ! Havens, dijken en torens bouwen ! Mannen als Artevelde, Jan Breydel, Tijl Uilenspiegel zijn zonen van ons volk en …" Wiske voegt er wel aan toe : "Als ge maar niet vergeet dat de makker van Uilenspiegel … Lamme Goedzak heette moogt ge voort declameren, Lambik !"[949]
Na een gevaarlijke scène voor Suske en Wiske, schrijft Vandersteen : "Doch Suske en Wiske zijn niet dood. Bijlange niet ! Rasechte Vlamingen worden zo maar niet door de eerste de beste stomme reus verpletterd."[950] Een duidelijke boodschap dat de Vlamingen zich zomaar niet laten doen.
Verder wenst "Vliegende Aap" Arthur voor zijn terechtstelling nog eens Pallieter te lezen en lost Suske als Chinese aanvalskreet : "Wat lang van staart is, vals is ! Sla half lam !"[951]
Veel meer politiek getint is de volgende opmerking van Wiske bij hun landing op de maan : "Hoera ! Vlamingen veroveren de maan ! Laat ze nu maar komen met hun "geografisch parlement !!"[952]
9.4.5. Niet heel Vlaanderen zat in de collaboratie
De collaboratie komt niet alleen in De Bokkerijder aan bod. In De Mottenvanger komen Suske en Wiske op de maan een leeuw tegen. Suske wilt ingrijpen, maar Wiske raadt hem aan niet te hard te zijn, "'t Is misschien familie van onze Vlaamse Leeuw !" "Dat kan niet, Wiske, dan zou hij vastzitten !"[953], antwoordt Suske. Vandersteen klaagt hier duidelijk aan dat de Vlaamse Beweging hard aangepakt werd bij de repressie, hij insinueert zelfs dat al wie met de Vlaamse Leeuw te maken heeft, in de gevangenis zit.
In een interview verklaart Vandersteen over deze scène : "Verbolgen lezers hebben daar heftig op gereageerd in de aard van : Als u soms denkt, dat wij, Vlamingen, allemaal zwarten zijn ! En de krant heeft er heel wat abonnementen door verloren."[954] De man overdreef wel eens graag, maar het voorval illustreert mooi de impact die de opmerkingen van Vandersteen kunnen hebben.
9.4.6. Officiële en andere prijzen
De officiële prijzen blijken Vandersteen wel bezig te houden. In de openingsscène van Prinses Zagemeel gaan Suske en Wiske naar de markt : "Suske, nu gaan we naar de groentenmarkt en we laten ons niet beetnemen, he !" De verkoper garandeert hen dat hij aan officiële prijzen verkoopt, maar het "radioke" van Suske oordeelt daar anders over : "Hier comité voor opleiding van mensen die veel willen kopen voor weinig geld ! Officiële prijzen van groenten en fruit ! …… Peren 4 tot 12 frank het kgr !.. Ajuin 7 fr. …"[955] Waarop Suske en Wiske naar huis gaan met een ganse zak groenten :"Ha ! Ha ! Die prijzen waren rap veranderd, he, Wiske !"[956]
Ook het volgende speelt waarschijnlijk in op de normale prijzen-campagne : de reus "Poze-khes-oep, die nog nooit met een propaganda van twintig miljoen fr. is bewerkt, laat zich beetnemen en verkleint zich om zich in de kruik te verbergen."[957] En ook in de Mottenvanger wordt er ingespeeld op de campagne, door middel van de slagspreuk "Laat u niet beetnemen".[958]
De andere vermeldingen van de prijsregeling komen ook allemaal uit Prinses Zagemeel. Het feit dat het verhaal gepubliceerd werd ten tijde van de "normale prijzen"-campagne is daar natuurlijk niet vreemd aan. Een Oosterling die Lambik een deken wilt verkopen tegen honderd frank, krijgt als antwoord : "Ik laat mij niet beetnemen ! Dat is onder de officiële prijs !"[959] Een andere Irakese verkoper verzekert Suske dat hij "alles tegen normale prijzen"[960] verkoopt. En Wiske vertelt een mop tegen een mossel, in de hoop dat die van het lachen zou opengaan : "Zeg eens, mossel, kent ge die mop van dat boerke die naar de stad ging om alles aan de laagste prijzen te kopen omdat hij een opgeleide koper was ? Hewel, hij is niet geweest ! Nee … de treintarieven waren te hoog !"[961]
Dat brengt ons meteen naar tram- en andere tarieven die volgens Vandersteen te hoog zijn. Zo hangt Lambik de held uit door in volle vlucht het wiel van een vliegtuig te gaan deblokkeren, want "ik heb betaald om aan te komen en ik heb geen goesting om nog eens tram te betalen !"[962]
In De Bokkerijder wilt Wiske de "dood" van Lambik aankondigen. "O, Suske, 't is toch zo'n triestig nieuws !", zegt ze. "'k Weet het al Wiske !", reageert hij, "'s Zondags een frank meer op de tram, he ?"[963] En op de Amerikaanse maanraket uit De Mottenvanger reageert Lambik : "Pf ! Nu willen ze weer naar de maan !.. Wat gaat dat weeral kosten ?… 50 meter tram kost Zondags al 3 fr !"[964]
En ook dokters (die niet altijd even bekwaam zijn) durven veel geld vragen. Geïmproviseerde tandarts Lambik tegen een stier met tandpijn : "Oeijoeijoej ! Een rotte kies ! Met twee gouden kransen en een "bridge" in plastic komt u dat op 1500 fr., makker !"[965]
9.4.7. Politici, verkiezingen en wetten
Als een Sachem hem ervan verdenkt met een "gespleten tong" te spreken, reageert Lambik geprikkeld : "Gespleten tong … Gij denkt zeker dat ik een politieker ben ?"[966] Dit vat de houding van Vandersteen ten opzichte van politici perfect samen. Ook in De Stalen Bloempot worden politici afgeschilderd als leugenaars.
En op het bericht dat in De Mottenvanger de Amerikaanse maanraket aankondigt, zegt hij : "Maar dat is allemaal zever ! Gazettenvulsel ! Als dat moest waar zijn, zouden er al veel grote kopstukken per raket naar de maan gevlucht zijn en vandaar langs de radio zeggen dat we maar moeten berusten ! Nee, nee ! Lambik vangen ze daar niet mee !"[967] Een duidelijke kritiek op de Londense regering-Pierlot …
Verkiezingen[968] komen maar terloops aan bod, net als propaganda[969]. Ook het vrouwenstemrecht wordt vermeld, zij het in een iets andere context. Tegen een Sachem die Lambik op een brandstapel wilt terechtstellen, zegt een oude Indiaan : "De Sachem … hij het stemrecht der squaws vergeten ! Gevangene … hij mogen leven … als meisje van onze stam … zij hem nemen als echtgenoot !"[970] En dit twee dagen na de eerste verkiezingen met vrouwenstemrecht.
"Maar bij de Flatfeets is een wet nog een wet en weldra komen de squaws van de stam Lambik in ogenschouw nemen."[971] En ook Lambik kan de wet niet ontduiken : "Donders ! Daar heb ik niet aan gedacht ! En ik mag hier de wetten niet schenden want die kerels zijn nog niet beschaafd !"[972] Zo reageert Vandersteen op de situatie. In België en andere "beschaafde" landen durven politici en andere mensen volgens hem wel eens hun de wet aan hun laars lappen.
De populairste wet van het moment blijkt trouwens de Wet De Taeye te zijn. Op de bouwvergunning voor de kathedraal van Amoras wordt de wet vermeld[973], en ook in Het Zingende Nijlpaard komt de wet aan bod. Wel in negatieve zin. Nadat hij in een piramide door de vloer gezakt is, wijt Lambik dat aan het feit dat het bouwwerk zeker met de "wet de Taaie" gezet is.[974]
En ook de operatie-Gutt krijgt ervan langs. Bij een overval door de Bokkenrijders, reageert Sidonie : "Geld ! Geld ! Gijlie hebt zeker nooit van Gutt horen spreken ?"[975] Gutt is hier dus duidelijk niet de man die de inflatie voorkwam, maar de man die de mensen hun geld afnam.
9.4.8. Politieagenten, ambtenaren en stakende arbeiders
In De Witte Uil stopt een agent een achtervolging omdat zijn diensttijd om is : "Wat een geluk dat ik dat gezien heb of 'k zou nog overuren gemaakt hebben !"[976] Waarmee de politie zich dan tijdens de uren mee bezighoudt, zien we in Het Zingende Nijlpaard, waarin een agent aanbelt om te zeggen dat ze de vuilnisbak moeten binnen zetten.
Ambtenaren krijgen hetzelfde etiket van mensen die zich niet meer uitsloven dan nodig. In De Stierentemmer dringt een rover de kamer van Wiske binnen ; hij probeert haar wakker te krijgen : "Een karabijnschot zou een bediende van 't ministerio wekken !"[977]
Ook arbeiders zijn lui en gaan liever in staking dan te werken. Zo zegt een arbeiders eens : "Verdorie, zo'n zware zak ! Ik zal hem hier afkappen en eens gaan horen of 't soms geen staking is !"[978] En als op een dag een blik tegen het hoofd van de postbode schopt, reageert die bijna dankbaar : "'t is niks, Wiske ! Nu kan in eens in assurantie gaan om in mijn hof te werken !"[979]
9.4.9. Geld
In Bibbergoud vallen enkele opmerkingen over geld. Een Amerikaan zegt tegen Lambik dat geld niet gelukkig maakt, maar Lambik vindt dat allemaal "praatpriet" : "Ik wil rijk zijn ! Schatrijk ! … Millionnair !!.. Zo dat ik er niet meer op moet zien om een tramkaart te kopen ! Ik wil het gouden kalf der moderne beschaving !… Geld !"[980]
En niet alleen voor het kopen van tramkaarten is geld nuttig : "Met goud koopt ge de boter en ik nog geen margarine ! Saluut !"[981] Boter is blijkbaar nog altijd een luxeproduct.
Maar de algemene houding tegenover geld in het verhaal is toch overwegend negatief. Zo verklaart een betoverde totem tegen Lambik : "Blanke man, hij mijn goud willen ! Maar ik boze geest, ik niet met zij, mijn voeten laten spelen ! Ik weten, blanken, zij niet edel genoeg om zij edel goud te beheren ! Zij beginnen met goud grote zaken om zij arme lieden uit te zuigen en zij te worden nog rijker ! Goud maakt, blanken zij hardvochtig en wreed ! Maar ik, eeuwenoude goudbewaker dat weten en ik met zij, al mijn toverkrachten, blanken bestrijden !"[982] Hier neemt Vandersteen vooral het grootkapitaal op de korrel. Mensen die geld in handen krijgen, doen er alles aan om nog rijker te worden ten nadele van de armen.
En Lambik besluit het verhaal met deze filosofische noot : "Och ja … ik heb natuurlijk weer de ezel uitgehangen … Maar ik heb nu toch begrepen dat rijk worden zonder werken een mens stommiteiten laat doen … Maar allee … einde alles, goed is goed, he !"[983]
9.4.10. Godsdienst en katholieke geest
We hebben al gezien hoe op Amoras de bouw van de kathedraal de katholieke Vlaamse geest van de bevolking symboliseert. Maar ook op andere momenten gaat Vandersteen de "religieuze" toer op. Zo steekt Sidonie een kaars aan voor een heiligenbeeldje nadat ze een brief gelezen heeft van Lambik waarin hij vertelt dat hij naar het vreemdelingenlegioen vertrokken is.[984]
In Bibbergoud verspreiden rooksignalen de boodschap dat Lambik met een Indiaanse gaat trouwen. Suske en Wiske lezen ze : "Wiske, dat moeten we beletten. Als Lambik ooit trouwt, zal het in de kerk zijn !"[985]
En in sommige uitspraken wordt verwezen naar het religieuze : "Alsof de duivel hen op de hielen zat"[986], "Wiske, als ik u niet meer moest zien, "rendez-vous" aan de poort van de hemel he !"[987], "Wiske ! Laat mij toch nog eerst eens bidden !"[988], "Als ge voor mij in de hemel zijt …"[989], "De hemel wee wat we er gaan vinden."[990] Ook doen personages in nood wel eens hun akte van berouw[991] en wordt "het goede"[992] geassocieerd met de hemel.
En in De Bokkerijder, bij de ontdubbeling van Suske in een goede en een slechte "ik", schrijft Vandersteen : "Al het kwaad dat in Suske zit en dat hij jarenlang met bidden en braaf zijn bedwongen heeft, komt door het draaien aan de staart van de bok onder de vorm van een tweede Suske te voorschijn."[993]
Hetzelfde gemoraliseer komt ook voor in De Stierentemmer, waar Wiske de kleine Sprotje (na zijn avondgebed) duidelijk maakt dat hij zijn vijanden niet mag haten, maar hen in tegendeel moet vergeven.[994]
9.4.11. Oorlog
Doorheen de verhalen staan verschillende verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog. Zo worden een "luftschutzraum"[995], "Carpet-Bombing"[996], een luchtalarm[997] vermeld, natuurlijk allemaal buiten de context.
Tegenover oorlog in het algemeen wordt een zeer negatieve houding aangenomen. Niet zo verwonderlijk in een tijd waarin er net een vreselijke achter de rug is. Zo wordt Koning Poefke geprezen als een brave man die nooit oorlog voert voor zijn plezier !" Maar Wiske heeft er weer iets op te zeggen : "Dat is dan niet zoals bij ons ! De laatste oorlog is maar pas gedaan of een vredesconferentie komt bijeen om de "allerlaatste" te organiseren."[998]
De vredesconferenties kunnen bij Vandersteen blijkbaar op niet veel krediet rekenen. Net als de geallieerden trouwens. Doorheen enkele opmerkingen neemt Vandersteen een negatieve houding aan ten opzichte van de geallieerden. Zo bijvoorbeeld in De Koning Drinkt, waarin Suske, Wiske en Sidonie in een magische spiegel de Middeleeuwse Sidonie zien die lastiggevallen wordt door een soldaat. Suske reageert geprikkeld : "He ! Ambrasmaker !.. Dat was zeker een vijandelijke of een geallieerde bezetter, Tante ?"[999] De geallieerden als bezetters, ook Leopold III maakte deze vergelijking in zijn politiek testament. Maar ook bombardementfouten worden de geallieerden aangewreven. Als Wiske in De Mottenvanger vertelt dat de kraters op de maan het gevolg zijn van inslagen van brokstukken, verbetert Lambik haar : "Bijlange niet ! Dat zijn trechters van bommen die onder de oorlog naast de wereld zijn gevolgen bij het bombarderen van militaire-burger-objectieven !"[1000]
Verder wordt er gezegd dat mensen die vechten altijd stom doen[1001], benadrukt Wiske dat ze niet op mensen schiet, ook al zijn ze vijanden zijn[1002], en vindt diezelfde Wiske : "Een weerloze vijand laat ge met rust …… als ge een mens zijt !"[1003] Elementaire regels vegen machtige leiders onder tafel. Zo negeert Sjam-Foe-Tchek een witte vlag : "Pf !… Als ik me dat allemaal moest aantrekken zou ik nooit zo machtig geworden zijn !"[1004]
De atoombom wordt vermeld, volledig buiten de context. In Prinses Zagemeel krijgt een reus van zijn baas een "atoombommeke om op te zabberen !" als beloning. "Whoehahaha.. haha !! Een atoombommeke !! Wat zal ik snoepen !"[1005]
9.4.12. Beschaving
In De Mottenvanger bleek al dat de beschaving zeker geen garantie is voor vrede. Volgens Lambik is er een oplossing om de mensen in vrede te doen leven : hen allemaal paardenmanieren leren : "'t Is toch waar, he ?.. Als we konden leven als een paard zouden we niets dan haver moeten kopen ! Geen zware huishuur meer, geen expansiezucht meer ! We breken alle huizen af en dan ieder zijn stukske weiland ….. en aan meststoffen zal het niet ontbreken, he ! En dan nooit geen oorlog meer … deze keer echt .. want hebt … … ge al eens paarden gezien die atoombommen uitvinden, of ambras maken op een vredesconferentie ? Nee he !. Dus …"[1006]
Later bedenkt hij zich, hij gaat zijn plannen laten vallen : "Want ik zou dan eerst in de Volkeldingens moeten gaan en dan als een paald met al die ezels diskutelen, nee hool !!"[1007] Met andere woorden : de Verenigde Naties staan gelijk met ezels die ruzie maken op vredesconferenties !
Wapenfabrikanten zijn onverbeterbaar. Barabas vertelt over een man : "het was een agent van een wapenfabriek die de Stalen Stier wou kopen om hem met springstof te vullen … … en er in serie oorlogsmateriaal van te maken. Die heren zijn er altijd als de kippen bij om van een prachtige uitvinding een moordtuig te maken !"[1008]
En blanken zijn niet beter dan anderen, ze zijn volgens Vandersteen zelfs wreder. "Aan uw wreedheid zou men zeggen dat ge een blanke zijt !"[1009], merkt Lambik op in Bibbergoud. De auteur vindt wreedheid en geweld zelfs een modeverschijnsel. Zo wil het arenapubliek in Spanje absoluut een stier zien doden : "Wij zijn proper gesteven burgers maar 't is de mode, wij willen bloed zien !!"[1010]
In De Koning Drinkt wilt Sidonia een vleermuis neerschieten, maar Wiske wijst haar op de dierenbescherming. "O ! Wat is dat edel ! Een bond voor dierenbescherming !!!", reageert Sidonia. Maar Wiske weet wel beter : "Ja… De dag dat ze nu nog een bond voor mensenbescherming stichten is alles O.K.!"[1011]
Tenslotte nog deze, waaruit blijkt dat Suske en Wiske niet erg in de wereld meer geloven. Terwijl ze in Amoras als vagebonden gekleed rondlopen, krijgen ze een mantel "om uw armoede te stoppen die een schande is voor onze welvarenden staat !" Wiske reageert echt verbaasd : "Een welvarende staat !?. Lieve edelmoedige mensen !?. Het is juist een sprookje !"[1012]
9.4.13. De staat van de wegen, compassiebons, het bewijs van burgertrouw en andere alledaagsheden …
Lambiorix, 54 v.C., Suske vraagt aan Wiske waar ze ergens zouden zitten : "Aan de slechte wegen te zien nog altijd in België Suske !"[1013]
In hetzelfde verhaal zet Lambik bij het dobbelen heel zijn "dop" en al zijn "compassiebons" in. "Maar het spel is Lambik niet gunstig gezind en hij verliest zelfs het mandaat van zijn frontstrepen en zijn tramkaart ![1014]
En nog gaat hij door met dobbelen : "Allee, nog één spelleke met de teerlingskes ! 'k Heb nog iets heel zeldzaam en kostbaar !", "Ik draag het aan een lintje op mijn borst en 't is ingekaderd ! Laten wij er om dobbelen !.. 't is mijn bewijs van burgerdeugd !" Maar tegenspeler Arrivix moet er niet van weten : "Ik ken dat niet ! Ik speel alleen voor iets dat waarde heeft !"[1015] Het bewijs van burgerdeugd, dat voor Belgen anno 1949 zo veel betekent, heeft voor buitenstaanders dus geen enkele waarde. Vandersteen geeft op die manier zijn kritiek op de maatregel. In Prinses Zagemeel vergelijkt Sidi-ben-Moka trouwens het "fantastische" verhaal van de pop Schalulleke met "de geschiedenis van een bewijs van burgertrouw !"[1016] En bij een ondervraging in De Witte Uil vraagt Arthur : "Moet ge soms mijn bewijs van apendeugd zien ?"[1017]
De kathedraal van Antwerpen en haar stelling zijn nog zoiets. Bij de voorstelling van de plannen voor de kathedraal van Amoras, merkt Lambik op dat het voornaamste ontbreekt : "Een stelling, makker !!.. Een gebinte van zware balken moet jaar in jaar uit aan de slanke toren hangen !!… Met eeuwfeesten en zo kunt ge die wel eens binnen pakken !… Maar anders is het slagwoord …… Een kathedraal !!… Een stelling !"[1018] Het is misschien een traditie, maar Lambik schijnt ze niet erg te appreciëren. Op het einde van het verhaal neemt hij een zaag mee naar Antwerpen "om in Antwerpen de stelling van de kathedraal te zagen !"[1019]
Tenslotte worden de woekeraars en hamsteraars aangepakt. "Lambikske, er is geen suiker in uw koffie, hoor ! De woekeraars zijn weer aan 't stockeren !", zegt Sidonie. En de reactie van Lambik is verre van mals : "Is 't weer zo, ja ? Die bloedzuigers moesten een nek hebben als ik ! Daar kunnen vijf stroppen ineens rond !"[1020]
9.4.14. Rusland en Amerika
"Saluut ! .. Ik verkies de vrijheid !!"[1021], roept Lambik al vluchtend voor een oude Indiaanse die met hem wil trouwen. Deze verwijzing naar het bekende boek is ongeveer het enige wat er over Rusland te lezen valt.
De Verenigde Staten komen veel meer aan bod. De import van Amerikaans voedsel, een belangrijk thema in de eerste verhalen, duikt nog eens op, deze keer in de woestijn, met "de oase van Cacocalo".[1022] Ook de Amerikaanse kolen worden vermeld[1023], en ze blijken van zeer slechte kwaliteit te zijn. "Hij zal ons in een betoverde vuurhaard werpen waarin zelfs Amerikaanse kolen zouden branden !" [1024], wordt er in Prinses Zagemeel gezegd.
Verder komt in Bibbergoud vooral een traditioneel Far West-beeld van de VS naar boven. En Vandersteen neemt het daarbij blijkbaar op voor de Indianen. Zo zegt Wiske vanuit het vliegtuig dat ze dacht dat het New Yorkse vrijheidsbeeld een "grafzerk was voor de uitgeroeide Indianen !"[1025]
9.4.15. … en de rest
"Vene ! Vindi ! Vichy "[1026], roept Lambik uit in De Stierentemmer. Het Latijnse "vici" kan in moderne uitspraak als "vichy" uitgesproken worden, maar ondertussen staat het woord "Vichy", hoofdstad van het collaborerende Frankrijk, er toch maar. En de link naar de collaboratie wordt nog duidelijker als Lambik enkele stroken verder aan Wiske uitlegt wat voor een land Spanje is. Hij begint natuurlijk over appelsienen, Carmen, enzovoort en zegt dan "Dat is al wat ik … … er van weet ! .. Ha, ja … Er komen toeristen, die soms Leon heten !"[1027] De familienaam van die Leon is soms ook Degrelle, en soms is die persoon in België ter dood veroordeeld voor collaboratie …
In De Stalen Bloempot komt Wiske bij het zien van een vogel op het idee een luchtbrug te maken om materiaal voor de kathedraal aan te voeren.[1028] En in De Witte Uil heeft de vredesvogel vertraging omdat hij uit het Westen komt : "De luchtcorridor, waar hij door moet, is nog niet geschuurd !"[1029]
9.5. Vandersteen en de politiek
Zoals we hebben kunnen zien, zijn de Suske en Wiske-verhalen van Vandersteen zeer politiek geladen. Hij klaagt de te strenge repressie aan, verdedigt zelfs de collaborateurs, kiest de kant van Leopold III in de koningskwestie, ontleedt de oorlog als een groot propagandaspel, enz. Verschillende verhalen draaien echt rond een politiek thema, in andere blijft het bij allerlei knipogen en situaties.
Politici worden afgeschilderd als leugenaars die de mensen vanalles "wijsmaken", belastingen worden als barbaars en veel te hoog beschouwd, maatregelen als het bewijs van burgertrouw worden amper belachelijk gemaakt, de IJzertoren moet duidelijk heropgebouwd worden, de oorlog wordt afgekeurd en de geallieerden bekritiseerd, de "beschaving" van de mens wordt in twijfel getrokken en enige godsdienstige elementen zijn nooit ver weg.
In de repressie-, de konings- en andere kwesties volgt de auteur duidelijk de lijn van de krant De Standaard. Vandersteenkenners houden zich dan ook bezig met de vraag of Vandersteen zelf echt zo politiek geëngageerd was, of gewoon de geest van de krant volgde.
Peter van Hooydonck, biograaf van Vandersteen, vertelt in een interview dat het feit dat de tekenaar in 1947 voor de "zwarte gazet" De Standaard ging werken, helemaal niet zo evident was. Maar toch relativeert hij het politiek engagement van de auteur zeer sterk : "Ik denk dat je Vandersteen veel meer moet zien als iemand die op dat moment zijn broodheer dient en zegt : dat is het standpunt van de krant, we gaan daarin mee.", "Dat is trouwens ook zo met de koningskwestie. Hoe meer mensen ik gesproken heb die hem goed gekend hebben, hoe meer me duidelijk werd dat hij zelf volledig a-politiek was. Eigenlijk had hij geen echte gefundeerde standpunten, of toch geen echte op literatuur en nadenken gebaseerde overtuiging. Hij was volledig gedesinteresseerd in alles wat politiek was, trouwens ook wat godsdienst betreft. Hij was een workaholic, hij wou creëren, vertellen van 's morgens tot 's avonds en daarna pintelieren. Ik stel het karikaturaal voor, maar daar komt het in essentie op neer. Hij is nooit partijgebonden geweest. Je kan hem misschien kwalijk nemen dat hij zich bepaalde zaken in de mond heeft laten leggen, maar ik denk dus dat je het moet zien in de context van de krant waarin zijn strips verschenen. Het gaat tenslotte om commentaartjes tussendoor, die passen in de krant van die dag."[1030]
Over de koningskwestie, waaraan toch enkele verhalen gewijd werden zegt hij dat dit onderwerp blijkbaar toch wel dieper zat : "Ik denk dus dat die zaak hem persoonlijk meer aangegrepen heeft en ik kan me nauwelijks inbeelden dat zoiets in opdracht zou geweest zijn, dat de Standaard zou zeggen : "maak eens een Suske en Wiske rond de koningskwestie"."[1031]
Ook Patrick Vranken schrijft de politieke stellingnamen in de verhalen vooral toe aan de invloed van de krant. Vandersteen bleek namelijk twee gezichten te hebben : in De Standaard publiceerde hij kritiek op de repressie en de geallieerden, in het tijdschrift "Franc Jeu" leverde hij in 1945 pro-geallieerde en anti-collaboratietekeningen. Zijn stelling is dan ook dat Vandersteen zich gemakkelijk aanpaste aan zijn werkgever, en in De Standaard dus de standpunten van "rechts katholiek Vlaanderen" volgde. Maar dat verhinderde niet dat hij zich daar dan echt voor engageerde.[1032]
Vandersteen zelf gaf in een interview uit 1984 toe vroeger politiek geëngageerd geweest te zijn : "Ik heb wel zo'n periode gehad, zoals elke jonge mens. Ik was zeer Vlaams gericht in de tijd. Maar je komt daar vlug van terug."[1033]
Wat ook de precieze ideeën van Vandersteen en de invloed van de krant waren, doet er al bij al niet zo veel toe. Veel belangrijker is dat deze politiek zwaar geladen verhalen in De Standaard en Het Nieuwsblad gepubliceerd werden en zo via fictie de standpunten van de krant versterkten.
9.6. Besluit
Het "echte" Nieuwsblad en De Standaard verschijnen in april en mei 1947 terug op de markt en beginnen onmiddellijk na hun herverschijnen strips te publiceren. Het Nieuwsblad begint met het primitieve "De Zwarte van Mijnheer De Wit", waarna de twee kranten samen het Britse Zonnedal publiceren.
Daarna slagen de kranten erin Vandersteen te laten overstappen, en dat zorgt ervoor dat deze de kranten op stripvlak gaat monopoliseren : dagelijks Suske en Wiske, wekelijks De Familie Snoek en ook wekelijks reeksen in Ons Volkske. Eén dagelijkse reeks is vrij weinig, maar er verschijnen wel telkens twee stroken.
Vandersteen is een begrip. Zijn naam wordt dan ook volop uitgespeeld in aankondigingen, en wordt steevast in de titels van de reeksen vermeld. Aankondigingen verschijnen vooral in de beginperiode bij de vleet (tot negen per verhaal), als de strijd met de Gids-groep nog hevig woedt. Na het derde verhaal wordt er geleidelijk afgebouwd, zodat de laatste verhalen maar één keer aangekondigd worden. Bij de start van een verhaal wordt ook twee keer een volledig artikel gepubliceerd. En ook buiten de verhalen wordt er aan Vandersteen aandacht besteed. Eind juli 1949 verschijnt tussen de korte berichten de aankondiging van de geboorte van zijn dochter.
Politiek gezien zijn de verhalen van Vandersteen zeer rijk. In de konings- en repressiekwestie worden ze mee ingeschakeld in de propaganda van de krant. En ook over een hele reeks andere zaken neemt Vandersteen standpunten in, zodat men kan zeggen dat hij de meest politiek geladen stripauteur is in de Belgische pers van dat moment. Andere tekenaars leveren soms (of over een korte periode) zulke politieke verhalen af, bij Vandersteen is het blijkbaar een handelsmerk.
10. La Wallonie
10.1. Historiek en situering
La Wallonie verscheen onder deze titel vanaf 1923. Door verschillende initiatieven vanaf het begin van de 20e eeuw, ontstond ze als Luikse editie van de socialistische krant Le Peuple. De Brusselse redactie had dan ook een grote invloed op de inhoud van de krant. Tijdens het interbellum steeg de oplage mede door het feit dat de Luikse afdeling staal van de socialistische vakbond, voor de vakbondsleden een abonnement op La Wallonie verplicht maakte.
Na een onderbreking tijdens de Tweede Wereldoorlog, verschijnt de krant terug op 11 september 1944. Ze wordt meer en meer een product van de vakbondsbeweging, die de krant in 1951 zou overnemen. Directie en hoofdredactie zijn in 1950 in handen van Isi Delvigne. Voor 1953 vermeldt Campé een oplage van 57.000 exemplaren.[1034]
De krant stelt zich voor als "Quotidien belge illustré" en verschijnt zes keer per week (zaterdag en zondag vormen samen één krant), waarbij er telkens strips opgenomen worden. Het aantal pagina's klimt van 4 à 6 in 1946 tot 6 à 10 in 1950. Het formaat van de krant bedraagt 42 op 58 cm.
10.2. Nos feuilletons illustrés
10.2.1. Mandrake & Annie
De eerste stripstroken duiken in La Wallonie op in december 1945. Over zes afleveringen wordt een kortverhaal van Tarzan verteld, als reclame voor een bioscoopfilm. Daarna is het echter vier maanden wachten op het echte begin van de strippublicaties, die op woensdag 24 april 1946 van start gaan.
Op die dag starten namelijk de Amerikaanse reeksen "Mandrake le Magicien"[1035] en "La petite Annie Rooney"[1036], die gedurende zes maanden (tot begin november) de lezers van de krant zouden bezighouden. De twee reeksen zijn ballonstrips en zijn getekend in een realistische stijl. Mandrake is een gemaskerde onrechtbestrijder die over magische krachten beschikt. In de twee gepubliceerde verhalen verslaat hij een geleerde en zijn robot en zorgt hij ervoor dat een meisje voor haar 21e met de man van haar leven kan trouwen, en dit ondanks de tegenstand van haar voogden omwille van een erfeniskwestie.
Annie Rooney is dan weer een weesmeisje dat mishandeld wordt door haar voogdes en daarom constant op de vlucht slaat. Ze moet dan ook zelf voor haar onderhoud zorgen en probeert werk te vinden : maar het vinden van werk is zeer moeilijk voor zo'n meisje, en als ze al iets vindt, wordt ze ofwel uitgebuit, ofwel na korte tijd bedankt. Moeilijk is ze niet, ze wilt voor iedereen goed doen, ze wilt altijd iedereen helpen, wilt nooit een last zijn, en is ondanks alles altijd tevreden. Op een dag komt ze terecht bij de miljonair Billion, die zich over haar ontfermt. Hij overlaadt haar met luxe en cadeautjes, maar Annie blijft hetzelfde eenvoudige meisje : ze besluit een hoop andere kinderen van die rijkdom mee te laten profiteren. Soms slaat ze zelfs aan het filosoferen : "Bien sûr, j'aime toutes ces jolies choses que j'ai – et mes beaux habits et les servantes qui s'occupent de moi – Mais je crois que les gens peuvent être heureux même s'ils n'ont pas des tas d'argent."[1037] En haar goede geest gaat blijkbaar over op Billion, want op een dag besluit hij aan alle arme gezinnen van de stad een huis te schenken, gevolgd door andere weldaden. De publicatie van Annie eindigt met een scène waarin Annie en Billion naar de sterren kijken, en deze laatste zegt : "Les actions des hommes ne sont que futilités. On devrait forcer les hommes à étudier les planètes jusqu'à ce qu'ils comprennent qu'ils ne sont pas plus gros qu'un grain de poussière."[1038]
10.2.2. De Belgische toer op
Op 30 oktober 1946 komen daar twee reeksen bij, zodat La Wallonie gedurende een week 4 stripstroken publiceert. En deze keer gooien ze het over een andere boeg, met de publicatie van Belgisch materiaal.
In "Le sept de trèfle" vertelt Marleb - een toenmalig pseudoniem van Jacques Martin[1039] - de avonturen van Kapitein O.W. Hard van Scotland Yard, de jonge Jack, en zijn kat Minne. Ze moeten het opnemen tegen de bende van de "sept de trèfle". Deze bende bedreigt alle hoofdsteden van de wereld met vernietiging door een nieuw atoomwapen als ze binnen de 24 uur geen miljard in goud krijgt. Maar de klaverenbende had blijkbaar zonder O.W. Hard en Jack gerekend : hun schuilbasis wordt vernietigd en de bende ingerekend. Het verhaal, dat soms een beetje verwarrend is, wordt gebracht in een zeer nette klare-lijnstijl.
De tekenaar zou daarover later in een interview verklaren : "Très vite, j'ai executé des dessins pour des agences de publicité, mais aussi pour des journaux comme L'indépendance de Charleroi et La Wallonie de Liège. Le premier personnage que j'ai créé pour une aventure intitulée Le Hibou Gris s'appelait Jack et son petit chat blanc : Minne, héros inspiré de Tintin. Avec ce personnage, là, j'ai entrepris une autre histoire : Le Sept de Trèfle."[1040] Voor zover bekend is de publicatie in La Wallonie de eerste[1041]. Het verhaal zou op de krant beland zijn door een man die Martin leerde kennen op een Brussels reclamebureau, en die zijn werk aan verschillende uitgevers was gaan voorstellen.[1042]
Het tweede Belgische verhaal dat La Wallonie publiceert, is getiteld "Les aventures de Folichon dans la résistance", en zou meer dan een jaar lopen. Zoals de titel het al aangeeft, worden hierin de avonturen van een verzetsstrijder verhaald door een onbekende auteur. Op dit verhaal zal verder dieper ingegaan worden.
10.2.3. Terug naar de agentschappen
Spijtig genoeg houdt La Wallonie het voorlopig bij deze twee verhalen van Belgische oorsprong. Daarna zou de krant vooral agentschapstrips publiceren, en dit voorlopig aan het ritme van 2 stroken per dag. In november 1948 zouden het 3 verhalen en vier stroken worden, om dan in december bij 4 verhalen, met telkens één strook, te belanden. Ze worden samengezet in de rubriek "Nos feuilletons dessinés".
Daarbij zitten zowel avonturenverhalen als gagstroken, in een mengelmoes van grafische stijlen. Een overzicht … "La Famille Flop"[1043] loopt van mei 1947 tot juni 1949. Deze gagstrip van Swan bestaat uit de traditionele familiegrappen, de man die seksistische grappen maakt over zijn vrouw, de jongen die thuiskomt met een slecht rapport, enzovoort. Vanaf december 1948 duikt ook de gagstrip Oscar[1044] van Jean Leo in La Wallonie op.
Jim Harvey (november 1948 – juni 1949) is dan weer een politieverhaal bestaande uit een aaneenrijging van achtervolgingen, schietpartijen en afrekeningen, waarbij de New Yorkse detective Jim Harvey de misdadigers bestrijdt. Het verhaal is getekend in een zeer slordig realisme, en op dezelfde slordige en onhandige manier geletterd. Auteur is een zekere "Ruzi" en het verhaal is waarschijnlijk origineel[1045]. De tekenstijl vertoont op sommige momenten zelfs overeenkomsten met die van Folichon (dat anoniem gepubliceerd wordt). Het is dan ook mogelijk dat de twee verhalen door dezelfde auteur ("Ruzi") getekend zijn, maar ik durf mij hier niet met zekerheid over uit te spreken.
Van april tot oktober 1949 verschijnt een vijfde strip in La Wallonie : Le Capitaine Fracasse. Deze ondertekststrip van de Fransman Robert Bressy[1046] vertelt het verhaal van een geruïneerde baron ten tijde van Louis XIII, die op rondreis gaat met een toneelgroep. Maar onze baron wordt verliefd op de mooie Isabelle van het gezelschap. Als uiteindelijk dan blijkt dat Isabelle de verloren dochter is van een rijke Hertog, eindigt het verhaal met een sprookjeshuwelijk. Het verhaal is een verstripping van de roman van de Franse negentiende-eeuwse auteur Théophile Gautier[1047].
Popeye[1048] (juli – december 1949) komt niet verder dan een aaneenschakeling van flauwe grappen, en wordt na zes maanden abrupt afgebroken met een kort bericht[1049], waarin het verder verloop van het verhaal verteld wordt.
Rip Kirby[1050] (vanaf juni 1949) is een detectivereeks van de Amerikaanse grootmeester Alex Raymond, en is één van de beste Amerikaanse reeksen die op dat moment in de Belgische pers gepubliceerd worden. Het zeer verzorgde realisme van Raymond steekt fel af tegenover de slordigheid van sommige andere reeksen. Zoals in de meeste Amerikaanse detectives, wisselen het oplossen van misdaden en liefdesaffaires elkaar af. Een verdwenen model, een erfeniskwestie, een edelstenensmokkel, Rip probeert het allemaal op te lossen. Politiek komt in de gepubliceerde afleveringen niet echt aan bod. Wel ontlokt een als schilder vermomde Rip Kirby de volgende uitspraak aan enkele voorbijgangers : "Regarde-donc c'type là ! Il a une tête de bolschévique !"[1051]
"Le roi de la police montée"[1052] loopt van november 1947 tot november 1949 en vertelt de avonturen van de "Mountie" King, die, zoals men kan verwachten, zichzelf constant in nesten werkt. Hij lost een moordzaak op, wordt geconfronteerd met een uit de hand lopende concurrentie tussen autocoureurs, onderzoekt de oplichting van Indianen en wordt zelf door hen verdacht, en hij vindt in een hut een overlevende van een vliegtuigcrash, die ook de diamanten bewaart die dat vliegtuig vervoerde. In het laatste gepubliceerde verhaal komt hij in aanraking met een mysterieuze, en waarschijnlijk Russische[1053], bende. Een professor heeft een elektronisch wapen uitgevonden en is blijkbaar ook van plan het te gebruiken : "Avec quelques de ces tubes, je peux anéantir des armées entières ! Je suis le maître du monde !"[1054], roept hij uit. Maar uiteindelijk wordt hij zelf gedood door zijn uitvinding.
Deze reeks wordt in november 1949 opgevolgd door "Luc Bradefer"[1055], in de oorspronkelijke versie "Brick Bradford". Met hun vliegtuig maken Luc en zijn gezelschap een noodlanding in de tropen, waar ze gevangen genomen worden door een stam "wilden". Maar dankzij de blanke tovenaar en via veel slachtoffers bij de inboorlingen slagen ze erin te ontsnappen en terug de bewoonde wereld te bereiken. Op te merken is een klein gesprek over Hitler aan het begin van het verhaal. Luc en zijn vriendin Béryl komen net terug van de maan en hebben sinds voor de oorlog geen nieuws van de aarde meer gehad. Béryl vraagt zich dan ook af wat "ce fou d'Hitler" zou geworden zijn. Waarop Luc antwoordt : "Les Allemands se sont certainement débarrassés de lui !"[1056]
Tenslotte wordt vanaf december 1949 Mickey Mouse gepubliceerd, meer bepaald het verhaal dat onder de titel "Mickey en Zorro" ook in de Volksgazet gepubliceerd werd.
10.3. Les Aventures de Folichon dans la Résistance
Zoals hierboven al aangehaald, verschijnen "Les aventures de Folichon dans la résistance" van 30 oktober 1946 tot 6 november 1947 in La Wallonie. Het verhaal wordt volledig anoniem gepubliceerd, er is geen enkele aanduiding van een auteur of een copyright te vinden, en in de tekeningen zelf is geen enkele handtekening te bespeuren. Ook vergelijking met andere tekeningen in de krant levert niet echt iets op : de strip is te klein afgedrukt om echt de tekenstijl te kunnen vergelijken, én de meeste andere tekeningen zijn ook niet ondertekend.
Maar aangezien het begin van het verhaal zich afspeelt in België, en het geheel er nogal slordig uitziet, kan men besluiten dat het verhaal speciaal voor La Wallonie gemaakt werd, of toch tenminste van Belgische oorsprong is.
10.3.1. De bloedige avonturen van een verzetsstrijder
Het verhaal begint met Folichon, een jonge Belg, die vanuit zijn zetel naar de radio luistert. Radio Londen doet een oproep : "Allo allo ici Londres … Belges venez combattre avec vos alliés." Waarop Folichon denkt : "L'idée n'est pas mauvaise ? Je vais y réfléchir : allons dormir."[1057] De volgende dag krijgt Folichon een anonieme brief van "een vriend", die hem waarschuwt dat de Felfgendarmerie opdracht gekregen heeft hem op te pakken. Folichon maakt zich klaar en vlucht weg. En terwijl hij uitdagend denkt : "Vous pouvez toujours essayer de me retrouver Ms. les Allemands"[1058], neemt hij de trein naar Mons.
Dan begint een - voor de Duisters - bloedige achtervolging : Folichon bevrijdt zich van twee Feldgendarmen die de trein wilden controleren, schiet een Gestapo-man neer en steelt zijn auto. Hij kan nog enkele achtervolgers van zich afschudden, valt zelfs even in handen van de Duitsers, maar natuurlijk slaat of schiet Folichon zijn bewakers neer en vlucht hij verder. Langs een venster springt hij op een vrachtwagen die stro vervoert, en op deze manier geraakt hij probleemloos de grens over, Frankrijk binnen.
Net over de Franse grens springt Folichon van de vrachtwagen en wordt hij opgepikt door een motorrijder, die hem mee naar huis neemt. Daar toont de motorrijder hem een krant waarin over hem geschreven wordt : er wordt 500 frank beloning uitgeloofd voor wie inlichtingen kan verschaffen over zijn persoon : "Ce bandit a abattu deux soldats de la noble Allemagne … Ce crime ne … impuni. Tous bon … Belges sont priés de nous donn … renseigner."[1059] De man, duidelijk een weerstander, geeft Folichon zijn motor en zijn pistool mee, zodat hij kan verdervluchten.
Even later krijgt hij – natuurlijk - weer de Gestapo achter zich aan. Maar zoals te verwachten, slaagt hij er door een list in hen hun auto afhandig te maken en door te rijden tot in Bordeaux. Onderweg rekent hij weer met een paar Gestapo's af.
Als hij langs de kant van de weg een Duitse vlieger-officier opmerkt, geeft hij hem een lift, om hem dan even later koelbloedig neer te schieten, zijn uniform aan te trekken en het lijk in een ravijn te gooien. Verkleed als Duitse officier rijdt Folichon nu probleemloos het vliegveld van Bordeaux binnen. Daar stapt hij uit, begeeft hij zich naar een vliegtuig, zet de motor in werking en stijgt op. Met groot alarm als gevolg; Duitse vliegtuigen stijgen op en een luchtgevecht ontstaat. Folichon haalt wel een achtervolger neer, maar wordt zelf ook geraakt, zodat hij moet landen. Een Duits vliegtuig landt in de buurt om Folichon gevangen te nemen, en natuurlijk vlucht deze met het toestel van zijn achtervolgers naar Engeland, het doel van de reis. Als de Engelse kust in zicht komt, roept hij dan ook "Enfin ! Quelle joie !"[1060].
In Engeland gaat Folichon na een korte rustperiode aan de slag bij het Engelse leger. Hij wordt piloot van een bommenwerper die vliegvelden bombardeert en Duitse toestellen neerhaalt. "Avec calme et précision, la forteresse commence son oeuvre de déstruction. Les bombes trouent l'air avec un sifflement lugubre. L'anéantissement de l'aérodrome allemand, se poursuit d'un façon systématique."[1061] Op een dag volgt een speciale opdracht : de stuwdam van een elektriciteitscentrale opblazen. Daarbij vallen weer een hoop Duitse slachtoffers. En na enkele moeilijkheden slaagt Folichon erin terug te keren naar zijn basis.
En omdat hij zo goed werk geleverd heeft, besluit de kolonel hem te belasten met een heel speciale opdracht : "Sans perdre de temps, je tiens à vous confier une mission beaucoup plus périlleuse encore. Voyez cette carte. Dans cette île, les Allemands ont installé une station secrète. Tous nos avions qui passent à proximité sont descendus au moyen d'une nouvelle arme. Cette base importante doit être anéantie."[1062] Folichon krijgt hiervoor een nieuw vliegtuig met inklapbare vleugels, dat gelanceerd wordt met een katapult, dat automatisch schiet en dat onraakbaar is voor kogels. Het kan ook aan het nieuwe Duitse wapen, de V-straal, weerstaan.
Maar er bevinden zich blijkbaar verraders in de rangen van de geallieerden. Een "domestique félon" van de basis vindt het zijn taak om de "vijfde colonne" te waarschuwen van de opdracht van Folichon.
Folichon landt op het eiland, wordt gepakt, maar kan natuurlijk vluchten. Hij saboteert de apparatuur van de Duitsers en lanceert een oproep tot de geallieerden om het eiland te komen bombarderen. Dit lukt blijkbaar goed, want als Folichon het eiland gaat nakijken merkt hij op : "Tout m'a l'air consciencieusement aplati."[1063]
Hierna krijgt Folichon nog een derde opdracht : een mysterieuze bende werkt de geallieerden tegen en hij wordt belast met een onderzoek. Hij trekt daarvoor weer naar een eiland, maar wordt door de Duitsers verrast. Hij wordt opgesloten, samen met een jonge vrouw van de IS[1064]. Maar hij slaagt er natuurlijk weer in te ontsnappen, een hoop Duitsers naar een andere wereld te helpen, het munitiedepot op te blazen, een dokter die medische experimenten uitvoert, dood te schieten, een gefolterde gevangene te bevrijden, en ga zo maar door. Uiteindelijk nadert de Britse vloot en even later bombarderen de geallieerden het eiland vanuit de lucht en vanuit de zee. Het eiland wordt volledig kapotgeschoten, en de Duitsers beginnen te panikeren. De geallieerde overmacht is te groot : de Duitsers geven zich over. De taak van Folichon is volbracht en de volgende dag keert hij terug naar Engeland, "l'invincible refuge de la liberté"[1065].
In verhouding tot de verhaalde feiten wordt het verhaal van Folichon op een zeer luchtige manier verteld. Duitsers worden gedood zoals men vliegen doodmept. Het verhaal is volledig in een eenvoudige realistische stijl getekend, behalve voor het hoofd van Folichon, dat nogal simpel getekend is, waarschijnlijk om de herkenbaarheid van het personage te vergroten. Folichon loopt ook meestal rond met een glimlach op zijn gezicht en een pijp in zijn mond. Voor gevoelige zielen is het verhaal ook niet echt geschikt : er wordt meestal uitgelegd hoe een Duister gedood wordt (kogel in de nek, door het hart, hoofd tegen een boom gekwakt) en dat wordt op de tekeningen ook effectief getoond. Hierna zullen een aantal elementen verder uitgediept worden.
10.3.2. Fritz, Karl, Wilhelm en Co
Zoals men wel al kan verwachten, worden de Duitsers in dit verhaal zo slecht mogelijk voorgesteld. Dit komt ook tot uiting in de woorden die gebruikt worden om de Duitsers aan te duiden. Soms blijft de auteur vrij braaf ("l'Allemand", "le nazi", "le policier", "le gestapiste", "le SS"), en soms laat hij zich blijkbaar gaan : "les boches", "saligauds", "bandits", "tueurs", "traitre", "reptile". Sommige opmerkingen van Folichon gaan trouwens dezelfde toer op : "ils ont l'air de deux grenouilles", "Tas d'idiots ! Ils ne valent même pas la corde pour les pendre."[1066]
En natuurlijk ontbreekt ook het traditionele idiote taaltje van de Duitsers hier niet : "Ach ! C'est danger monter ici. Beaucoup vent", "Ya pas bon.", "Vous bien regarder. Fritz lui peut-être pistolet."[1067] En inderdaad : Fritz !
Om het geheel volledig te maken worden de meeste Duitsers met dezelfde typische namen aangeduid : Fritz en Karl komen veelvuldig voor, voor de rest verschijnt soms ook een Max, Wilhem of Franz.[1068]
De Duitsers worden ook voorgesteld als arrogant en overtuigd van hun gelijk. Zo reageert bijvoorbeeld een Gestapo-man die wilt gaan telefoneren in een boerderij : "Gestapo. il faut que je télephone tout de suite." En als de boer antwoordt dat hij geen telefoon heeft, dreigt de Duitser met zijn wapen en zegt "Vous avez menti. Je ne sais ce qui me retient de vous descendre. Otez-vous que je passe."[1069] Of nog deze uitspraken tegen Folichon : "On finit toujours par se faire prendre, mon petit ami !"[1070], "Ah ! Ah ! On va t'apprendre ce qu'il en coûte de s'en prendre aux soldats du grand Reich !"[1071]
Hun houding contrasteert natuurlijk met de resultaten die ze bereiken. Hoe zelfverzekerd en arrogant ze zich ook voordoen, hun mislukkingspercentage ligt zeer hoog, met als resultaat dat de Duitsers nogal dom en idioot overkomen : de keren dat Folichon er met Duitse vliegtuigen en auto's vandoor gaat, zijn ontelbaar. En als ze voelen dat de grond te heet onder hun voeten wordt, slaan ze op de vlucht[1072].
Ook de Duitse oorlogspraktijken worden onder de aandacht gebracht. Op het eiland van zijn laatste opdracht ontdekt Folichon ook een verborgen laboratorium waar een "Herr Doktor" experimenten uitvoert. Als Folichon binnendringt, wilt de "dokter" net een transplantatie uitvoeren op het zenuwstelsel van een baby van zes maanden. Het kind wordt aan de muur vastgeketend. Folichon kan dit natuurlijk niet laten gebeuren : "Horrible ! Voila les crimes auxquels se livrent des savants allemands !! J'empêcherai cet assassinat, coûte que coûte". Hij schiet dan ook de "misdadiger"[1073] neer.
Even later hoort Folichon in hetzelfde gebouw hulpgeroep. Hij gaat kijken en ontdekt een gevangene die gefolterd wordt. De gevangene, die met de handen boven het hoofd vastgebonden is, is zelfs bewusteloos gevallen door de folterpraktijken. Maar net als een Duitser de gevangene een zweepslag wilt toebrengen, schiet Folichon de zweep kapot, waarna hij de gevangene bevrijdt. En als hij dan ook nog ziet dat er op de binnenkoer gevangenen geëxecuteerd worden, twijfelt Folichon niet en schiet hij de officier, die de executie leidt, neer. Even later bevrijdt hij de terdoodveroordeelden.
Over de grafische voorstelling van de Duitsers is weinig te zeggen, omdat de tekeningen vrij slordig, klein en niet altijd even duidelijk zijn. Op het einde van het verhaal is wel een Duitse officier te zien met een snor en een monocle.[1074]
En niet alleen de Duitsers zelf, ook bijvoorbeeld de collaboratiekrant "Cassandre" krijgt ervan langs. In het begin van het verhaal leest Folichon deze krant, waarna hij opmerkt : "Un beau torchon ce journal. Je vais écouter les conseils de Londres."[1075] De krant waarin later het opsporingsbericht[1076] van de held Folichon verschijnt, is waarschijnlijk Cassandre.
10.3.3. Hoe maak ik een Duitser onschadelijk ?
Een voorbeeld. Als Folichon in het begin van het verhaal de trein neemt, wordt hij gewaarschuwd door de treincontroleur, dat twee Feldgendarmen aan het volgende station zullen opstappen om controles uit te voeren. Folichon is dus gewaarschuwd, en als de Duitsers opstappen, vlucht hij op het dak. Maar dat is niet genoeg, hij daagt ze uit. De twee soldaten proberen hem te volgen, maar dat duurt niet lang : Fritz is het eerste slachtoffer. Folichon schiet een kogel door zijn lichaam, net onder zijn hals. Fritz valt dan ook van de trein : "Touché l'Allemand tombe … et s'écrase au sol où il reste étendu dans une mare de sang." Waarop Folichon opmerkt : "En voilà un de liquidé. Au tour du second maintenant." Bij de tweede, Karl, gaat het nog gemakkelijker. De trein nadert een tunnel en Folichon heeft net de tijd om op het dak te gaan liggen. Karl hing echter nog aan de zijkant van de trein : "Le policier n'ayant pas le temps de se garer, s'écrase contre la maçonnerie et tombe sur le sol où il reste étendu dans une mare de sang." Waarop Folichon, die niet goed snapt wat er gebeurd is, opmerkt : "Où est-il donc bien passé ? S'il pouvait s'être démoli le portrait. Ce serait une chance pour moi."[1077]
Op deze manier gaat het het hele verhaal lang door. Andere uitspraken van Folichon bij het neerschieten van Duitsers zijn bijvoorbeeld : "Avale cette prune et digère la, si tu sais"[1078]. Of de vertellerstekst als Folichon net aan de hand van een granaat zijn Duitse achtervolgers in een ravijn heeft doen rijden : "Un sourire ironique aux lèvres, notre ami contemple son ouvrage.", waar Folichon nog aan toevoegt : "Encore deux boches de moins sur cette terre."[1079]
Soms lijkt het verhaal wel op een handleiding "Hoe maak ik een Duitser onschadelijk". Tips zijn er alleszins genoeg te vinden : vanop afstand schieten (als verdediging of als aanval), gewoon koelbloedig een ongewapende Duitser neerschieten, door het hart of in de nek schieten, met een granaat gooien, slaan met een fles, een auto door middel van een granaat in een ravijn doen storten, Duitsers zonder parachute uit een vliegtuig in volle vlucht gooien, of een Duitser bewusteloos in het water werpen, vanuit een vliegtuig neerkogelen, een Duitser met zijn hoofd tegen een boom kwakken, een rots bovenop een Duitser laten vallen, met een ijzeren staaf in het gezicht slaan, of nog de buik doorsteken met een bajonet.
Soms wordt het dan nog op een echt humoristische, of beter gezegd sarcastische, manier behandeld. Folichon komt een Duitse soldaat tegen en denkt "Encore un ? Ca pullule par ici. Allons, soyons généreux ! Il ne pourra que m'être reconnaissant de l'envoyer dans un monde meilleur."[1080] Folichon gooit een grote rots naar beneden, recht op de soldaat die net denkt "J'ai le pressentiment qu'il me tombera un de ces jours une tuile sur la tête". Wat dus ook gebeurt : "Atteint au milieu du dos, le boche s'écroule."[1081]
Of nog deze : Folichon krijgt weer last met een Duister en zegt met een glimlach op zijn gezicht "Sans être Japonais, je vais lui enseigner la pratique du Hara-Kiri". Waarop hij de Duitser wilt neersteken, maar deze merkt de aanwezigheid van Folichon op en roept om hulp. Dus knijpt Folichon maar zijn keel dicht en zegt "Assez de tintamarre ! Dans quelques instants tu ne souffriras plus." Het dode lichaam ziet hij dan weer als een "Succulente nourriture pour les vers !".[1082] Folichon zegt zelfs eens "Ce ne fut qu'un jeu !" als hij net twee Duitsers neergeschoten heeft.[1083]
Enfin, over het hele verhaal helpt "notre ami" Folichon meer dan veertig Duitsers op één of andere manier naar een andere wereld. Daarnaast zorgt hij voor de vernieling van een tiental vliegtuigen, een tweetal auto's, een duikboot en een schip.
10.3.4. Superheld Folichon en de geallieerden
Een Duitser kan niet slecht genoeg zijn, maar Folichon is natuurlijk dé held. Hij wordt dan ook meestal aangeduid met "notre ami"[1084] of "notre héros"[1085]. Hij ontpopt zich in de loop van het verhaal tot een soort superman die alles aankan en zichzelf uit de meest onmogelijke situaties kan redden. In geen tijd verwisselt hij een autoband, bij luchtgevechten raakt hij probleemloos de vijandige toestellen, zodat ze brandend neerstorten, … Terwijl zijn eigen toestel hoogstens licht geraakt wordt aan de motor zodat een herstellanding nodig is. Een vuurgevecht vertoont meestal hetzelfde patroon : terwijl de Duitsers er gegarandeerd naast schieten, schiet Folichon altijd raak. Ook is het voor hem geen enkel probleem een mes in volle vlucht kapot te schieten. Hij overleeft een val in een ravijn door zich vast te houden aan een uitstekende struik, waarna hij dan op een rotsplatform belandt. Uit die positie wordt hij gered door een touw vast te grijpen dat voortgesleept wordt door een vliegtuig. Ook het onoverwinnelijke vliegtuig dat hij van de Engelsen tot zijn beschikking krijgt, past perfect in dit rijtje.
Naast Folichon, zijn de Engelsen in het algemeen natuurlijk ook de helden van het verhaal. Engeland wordt voorgesteld als het "beloofde land", het land van de vrijheid, waar Folichon absoluut naartoe wilt. Als hij met zijn vliegtuig de Engelse kust bereikt, krijgt men een tekening van de rotskust te zien met daarboven in koeien van benadrukte letters "Angleterre" geschreven[1086]. En radio Londen wordt als de enige betrouwbare informatiebron naar voor gebracht.
Folichon prijst trouwens ook het organisatietalent van de Engelsen aan : "Sapristi ! Ces Anglais vont vite en besogne quand le besoin s'en fait sentir."[1087] Maar uit het verhaal is wel duidelijk genoeg dat het Engelse leger veel sterker en beter georganiseerd is dan het Duitse, zodat over de afloop van de oorlog geen twijfel kon bestaan.
We hebben hier dus te maken met een zwart-witverhaal waarbij de grote Belgische held Folichon het aan de zijde van de geallieerden opneemt tegen de verraderlijke en door en door slechte Duitsers. Folichon is "notre ami" die de Duitsers tegenwerkt en vernietigt, de Duitsers zijn arrogante idioten en mislukkelingen die folteringen en medische experimenten uitvoeren, en Engeland is het verzetsland dat Folichon zal helpen zijn plannen te verwezenlijken. Het verhaal is eigenlijk een echte lofbetuiging aan het adres van Folichon, en via dit personage aan het Belgische verzet en de Britse geallieerden.
10.3.5. Folichon, La Wallonie en het verzet
Dit verhaal dat de rol van een verzetsstrijder de hemel in prijst, kan niet los gezien worden van de repressie en de problemen waarmee het verzet na de oorlog te maken kreeg. Verzetsgroepen speelden een grote rol in de repressie onmiddellijk na de bevrijding. Ze eisten een harde aanpak en moeiden er zich ook daadwerkelijk. De maatregelen die hun macht inperkten, zagen ze dan weer niet graag komen. Eind 1944 stootte de oproep van de regering om de wapens in te leveren nog op groot verzet. Na de twee regeringen van nationale eenheid, kwam er na augustus 1945 een linkse regering tot stand, die er in zou slagen enkele maatregelen in verband met het verzet te nemen. Vooral de communistische minister Jean Terfve[1088] zorgde ervoor dat de regelingen met betrekking tot de weerstand verder uitgewerkt werden.[1089]
Ook belangrijk is het feit dat vooral de linkse partijen zich met deze materie gingen bezighouden. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de socialistische krant La Wallonie dit verhaal, dat een duidelijke benadrukking is van de weldaden van het verzet, publiceert in de periode dat de regering zich met deze zaken bezighoudt.
Maar er is meer. Isi Delvigne, hoofdredacteur van La Wallonie, was tijdens de oorlog actief in de sluikpers, als redactielid van de socialistische clandestiene bladen Combattre en Vaincre. Delvigne was trouwens niet alleen actief in de sluikpers, hij was ook voorzitter van de Metaalbewerkersbond van Luik. En hij had alle redenen om wrok te koesteren tegenover de Duitsers : "Eind maart 1942 werden in een gezamenlijke actie niet minder dan zes van de zeven regionale secretarissen van de metaalvakbond aangehouden en gedeporteerd naar Duitse concentratiekampen." Delvigne had dus van zeer dicht te maken gehad met Duitse repressieve maatregelen ten opzichte van het Duitse verzet. De socialistische vakbeweging had tijdens de oorlog trouwens ook af te rekenen met de "Unie van Hand- en Geestesarbeiders", opgericht door Hendrik De Man, die de kaart van de syndicale collaboratie koos.[1090]
Men zou kunnen zeggen dat het mogelijk is dat Delvigne mee aan de basis lag van het Folichon-verhaal. Voorzichtiger is te zeggen dat hij als hoofdredacteur de inhoud van het verhaal zeker niet kon afkeuren, gezien zijn situatie tijdens de oorlog.
10.4. Besluit
La Wallonie begint bescheiden met twee strips per dag, een aantal dat in december 1948 stijgt tot vier per dag. Van april tot oktober 1949 worden het er zelfs vijf. Daarmee plaatst La Wallonie zich bij de kranten die de meeste strips publiceren. De groepering van alle strips onder de rubriek "nos feuilletons dessinés", die meestal op de laatste pagina verschijnt, maakt dat het geheel de lezer zeer snel opvalt.
De verhalen zijn van verschillende oorsprong, maar toch is er een duidelijk overwicht van het agentschap Opera Mundi, en dus van Amerikaanse strips, waar te nemen. Opmerkelijk is dan weer de korte poging om Belgische strips te publiceren. Er is ook een verpletterend overwicht aan ballonstrips : Le Capitaine Fracasse is de enige strip met ondertekst. Qua genres en stijlen is La Wallonie zeer gevarieerd : zowel realistische als humoristische vervolgverhalen komen aan bod naast gagstroken.
Auteurs worden, op uitzondering van Mandrake en Annie, niet in de titel vermeld. De lezer die de auteur wilt identificeren, moet zich dus op de handtekening richten. De meeste verhalen krijgen een aankondiging, en vaak zelfs meer dan één : zo worden voor de start van de gagstrip Oscar niet minder dan zeven aankondigingen gepubliceerd, telkens op de voorpagina. Maar meestal blijven deze tekstjes vrij kort en wordt er geen aandacht besteed aan de auteurs.
De politieke inhoud is bij de meeste verhalen aan de magere kant : elementen komen voor in Annie (omgaan met rijkdom), Le sept de trèfle (een bende die de wereld bedreigt met een atoomwapen) en Le Roi de la Police Montée (een gevaarlijke Russische bende). Folichon is dan ook op politiek vlak zeer opvallend : in deze naoorlogse jaren wordt fictie ingeschakeld om nog eens af te rekenen met de voormalige Duitse vijand én om de rol van het verzet te verheerlijken. La Wallonie publiceert hiermee één van de meest politiek geladen verhalen die ik bij dit onderzoek tegengekomen ben.
11. De Nieuwe Gazet
11.1. Historiek en Situering
De Nieuwe Gazet zag op 1 december 1897 het levenslicht als Antwerpse liberale krant. In 1904 werd August Monet hoofdredacteur, een functie die hij gedurende vijftig jaar zou blijven uitoefenen. Zowel tijdens de Eerste als tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de publicatie stilgelegd. Tijdens het interbellum nam de krant een sterk afwijzende houding tegenover het Vlaams-nationalisme aan en stelde ze zich antiklerikaler op dan haar Brusselse liberale collega Het Laatste Nieuws.
Op 7 september 1944 verschijnt De Nieuwe Gazet dan terug. De standpunten die de krant dan inneemt, worden die van de "progressieve, vrijzinnige richting in de Antwerpse liberale partij". Monet is dan nog altijd hoofdredacteur, directeur is Jules Henri Burton. In de literatuur werden geen oplagecijfers teruggevonden.[1091]
Tijdens de beginperiode na de oorlog bevat de krant tussen de 6 en de 8 pagina's, een aantal dat tegen 1950 stijgt tot 8 à 14 pagina's. De Nieuwe Gazet is één van de kranten die in januari 1949 overschakelen op een tarief van 1,50 frank, wat kan wijzen op een eerder beperkt publiek. Er verschijnen zes kranten per week, dagelijks van dinsdag tot zaterdag en één krant voor zondag en maandag. Aan ambitie ontbreekt het De Nieuwe Gazet zeker niet : in een advertentie in het "Officieel jaarboek van de Belgische Pers" stelt de krant zich voor als "Het beste Vlaams dagblad."[1092]
11.2. Van "kinderverhalen naar "Geïllustreerde verhalen"
11.2.1. "Ons kinderverhaal"
Pas op 6 december 1946 - zeer laat in vergelijking met de andere kranten – publiceert De Nieuwe Gazet haar eerste "kinderverhaal". Onder de titel "De Bewogen avonturen van den vroolijken Ab", gaat een verhaal van start dat het midden houdt tussen strip en geïllustreerd verhaal. Reden daarvan is de plaatsing van de begeleidende teksten tussen de twee prentjes. Maar aangezien deze lay-out waarschijnlijk het werk was van Nieuwe Gazet-medewerkers, en gezien de continuïteit tussen dit verhaal en de latere strips, zal het hier toch besproken worden.
De titel "De Bewogen avonturen van den vroolijken Ab" wordt vergezeld van een tweede titel, "Ons kinderverhaal". De krant probeert met de publicatie van dit verhaal dus vooral jonge lezers aan te spreken. Ook de aankondiging[1093] richt zich duidelijk op het jonge publiek : "Ter gelegenheid van het Sinterklaasfeest knoopen wij opnieuw aan met een oude traditie, en vergasten wij onze jonge lezers op een prachtig kinderverhaal." Het verhaal wordt ook nog voorgesteld als "iets eenigs, iets buitengewoon avontuurlijks" en "om van te snoepen".
Een jaar lang zou de lezer drie dagen per week de lotgevallen van Ab kunnen volgen. Deze kleine jongen reist de wereld rond en belandt daarbij in China, wordt overvallen door zeerovers, gaat mee op expeditie naar de Noordpool, enz. Het verhaal is getekend in een zeer eenvoudige realistische stijl en wordt volledig anoniem gepubliceerd.
Na afloop wordt de opvolging verzekerd door de Nederlandse auteur Henricus Kannegieter[1094] en zijn "Tom de Negerjongen", "een nieuwe vrolijke historie, die de fratsen van een kleine nikker verhaalt"[1095]. Het verhaal wordt op dezelfde manier gebracht als zijn voorganger, namelijk twee prentjes per aflevering, en met de tekst tussen deze prentjes in.
11.2.2. Over dodende wolken, goudzoekers en kapoentjes
Vanaf 10 november 1948 gooit men het over een andere boeg. Het titeltje "Ons Kinderverhaal" wordt vervangen door "Ons geïllustreerd verhaal", en De Nieuwe Gazet gaat onder deze titel strips publiceren met een meer volwassen inhoud, in een realistische stijl en met gebruik van tekstballonnen. Dat de krant een meer volwassen publiek wilt aanspreken, blijkt ook uit de aankondiging : "Dit verhaal zal iedereen sterk boeien."[1096], wordt daar gemeld. "De dodende wolk" is zo de eerste echte strip die in deze krant verschijnt. Tekenaar van dienst is Bob De Moor[1097], die via de Artec-Studio's zijn verhaal aan de krant levert.
In "De dodende wolk" nemen twee professoren, Martin Golloway en Hillary Helm, het op tegen de kwaadaardige Professor Nun. Deze Nun, uitvinder van een "dodende wolk"[1098], is van plan zich met de hulp van die wolk tot meester van de wereld te maken. Zijn medewerker Helm steekt daar een stokje voor door met de uitvinding te vluchten, maar Nun neemt wraak door zijn ex-medewerker ter hoogte van een brug van de weg te rijden. De auto stort neer en schiet in brand. Maar Helm heeft het overleefd en wordt opgevangen door Golloway, die daar toevallig voorbijkwam.
Golloway en Helm gaan op zoek naar de schuilplaats van Nun en vinden die ook, maar ze worden gevangen genomen. Echter niet voor lang, want even later worden de installaties gebombardeerd door "regeringsvliegtuigen". De hele bende van Nun slaat op de vlucht, terwijl ze Golloway en Helm meevoeren. Eerst per tank, dan per vliegtuig, slagen ze erin te ontsnappen en Zuid-Amerika te bereiken.
Ondertussen stelt Nun aan de twee gevangen professoren voor om mee te werken aan de heropbouw van zijn uitvinding, nu zijn installaties vernield zijn. Ze aanvaarden, in de hoop de uitvinder op die manier te kunnen tegenwerken.
Maar ondertussen bereikt hen het bericht dat een geleerde van de regering erin geslaagd is - op basis van resten uit het vernielde laboratorium - een dodende wolk aan te maken. Daarop doen Golloway en Helm een voorstel aan Nun : ze willen de wolk van de regering onschadelijk maken - omdat de regering die die wolk bezit "machtsdronken" zou worden – op voorwaarde dat Nun de zijne alleen voor vredelievende doeleinden zou gebruiken. Nun aanvaardt.
Maar de situatie wordt nog dramatischer. Golloway en Helm krijgen thuis te horen dat hun land in conflict is met een ander land, dat sterker is. Maar de regering voelt zich veilig door het bezit van de wolk en wilt niets toegeven. Daarop besluiten Golloway en Helm de Minister van Oorlog te gaan opzoeken, én ze slagen erin hem te overtuigen ermee op te houden. Ondertussen bereikt hen ook het bericht dat Nun in een Zuid-Amerikaanse revolutie gedood werd, zodat de dodende wolk definitief tot het verleden behoort.
Bob De Moor levert met dit verhaal een strip in Amerikaanse stijl af die zeker niet moet onderdoen voor de transatlantische voorbeelden. Hij introduceert moderne technologie in zijn verhaal, waaruit blijkt dat nieuwe uitvindingen best voor vredelievende doeleinden gebruikt kunnen worden. En dat is in deze tijden van wapenwedloop zeker niet onbelangrijk.
Uit het verhaal is niet duidelijk af te leiden op welk land de auteur inspeelt, maar het is zeer aannemelijk dat de Verenigde Staten hier met de vinger gewezen worden. De namen van de professoren wijzen op een Engelstalig land, en in de reële wereld bekleden de Verenigde Staten een zeer sterkte positie door hun atoommonopolie.
"De dodende wolk" wordt in oktober 1949 opgevolgd door "Het land zonder wet", een Belgische western. Jozef Dresser, kassier in een grote Antwerpse bank anno 1880, wordt door twee mannen bestolen terwijl hij een belangrijke geldvoorraad naar de Nationale Bank in Brussel brengt. De politie verdenkt hem en op zijn werk wordt hij voorlopig geschorst. Hij besluit dan maar zijn "kozijn Piet" te vergezellen naar Amerika.
Als de twee overvallers inschepen op hetzelfde schip als Jozef en Piet, en Piet over de kaart van een goudschat blijkt te beschikken, is de basis van het verhaal gelegd. De overvallers deinzen nergens voor terug en schakelen zelfs een Indianenstam in om de kaart te veroveren. Maar hun geluk blijft niet duren : net als ze de vindplaats van het goud gevonden hebben, worden de twee door Jozef en Piet neergeschoten. Dit anoniem gepubliceerd verhaal is eveneens van de hand van Bob De Moor, die trouwens ook nog eens voor de opvolger zou zorgen.
In juli 1950 wordt de lezer namelijk geconfronteerd met "Petrus en zijn rakkers", een reeks die bestaat uit gagplaten die verdeeld worden over vier stroken. Vier dagen per week krijgt de lezer één strook te lezen, stroken die dan samen een geheel vormen. Iedere week wordt er dus één afgerond verhaaltje gepubliceerd over het kattenkwaad van de rakkers Janus, Petrus, Eefje, Bertus en Benjamin en de volwassenen Dorus en Agent Parker.
En om te besluiten nog even de Scandinavische reeks "Ali Baba"[1099] vermelden, waarvan vanaf mei 1948 dagelijks een verticale gagstrook gepubliceerd wordt. Deze verhaaltjes van auteur Ostrup gaan over een klein oosters jongetje met een tulband, dat zijn tover- en hypnosekunsten voor vanalles en nog wat aanwendt.
11.3. Besluit
De Nieuwe Gazet wil blijkbaar net als alle andere kranten strips publiceren, maar kan zich waarschijnlijk door gebrek aan financiën[1100] niet te veel veroorloven. De vier vervolgverhalen worden tweedagelijks gepubliceerd : er verschijnen alleen afleveringen op woensdag, vrijdag en zondag. "Petrus en zijn rakkers" verschijnt vier keer per week, van woensdag tot zondag. Met uitzondering van "Ali Baba", wordt ook altijd maar één strip tegelijk gepubliceerd. Dat wat de zuinigheid betreft.
Nu de recyclage … De gepubliceerde verhalen kunnen in twee groepen verdeeld worden. In de eerste groep horen de twee eerste verhalen thuis, in de tweede de producties van Bob De Moor. Wat de eerste groep betreft : "Tom de Negerjongen" werd al in 1933-1934 in de Nederlandse pers gepubliceerd[1101] en ergens in de jaren 1930 in de Vlaamse Volksgazet[1102]. Over "de vrolijken Ab" heb ik verder niets teruggevonden, maar qua stijl sluit het verhaal meer aan bij de productie van de jaren 1930 dan bij die van de jaren 1940.
En wat de tweede groep - de verhalen van Bob De Moor - betreft, deze werden al eerder in andere publicaties opgenomen. "De dodende wolk" stond al in "Overal"[1103] in 1948, "Het land zonder wet" in "'t Kapoentje"[1104] van 1948 (nr. 42) tot 1949 (nr. 17). En "Petrus en zijn rakkers" is niets anders dan een andere titel voor De Lustige Kapoentjes, die De Moor van 1947 tot begin 1949 voor datzelfde "'t Kapoentje" tekende. [1105] De term "De Kapoentjes" is trouwens regelmatig in de tekst terug te vinden[1106].
De Nieuwe Gazet stelde zich dus zowel tevreden met vooroorlogse strips als met strips die recent in de katholieke pers verschenen waren. Origineel is wel dat ze voor dat bestaand materiaal een beroep doen op de Belgische Artec-Studio's, in plaats van op de buitenlandse agentschappen. Ook interessant om op te merken is de plotse verandering in het stripbeleid van de krant. Na de twee "kinderverhalen", kiest De Nieuwe Gazet duidelijk voor reeksen die een groot publiek kunnen aanspreken.
Politiek komt in de gepubliceerde verhalen, op enkele uitzonderingen na, niet echt aan bod. In "De dodende wolk wordt er wel gewezen op het gevaar van uitvindingen die verkeerd gebruikt worden en op het gevaar voor oorlogen als bepaalde landen zich door het bezit ervan onaantastbaar voelen.
Om dit deel te besluiten, nog even iets over de vermelding van de auteurs in De Nieuwe Gazet. Bij geen enkel verhaal wordt naast de titel de auteur vermeld, en ook in de aankondigingen, waarvan er per verhaal 1 à 4 verschijnen, wordt over de auteurs gezwegen, op een kleine "onze tekenaar"[1107] na. Handtekeningen zijn alleen terug te vinden in "Tom de Negerjongen" (H.K., H. Kannegieter), "De dodende wolk" (Bob, Artec Studio's) en soms in "Het land zonder wet" (idem).
12. Le Drapeau Rouge
12.1. Historiek en situering
Le Drapeau Rouge, de publicatie van de "Parti Communiste de Belgique" is in oktober 1921 ontstaan als weekblad, een maand na de oprichting van de PCB. Vanaf 1 januari 1924 werd de publicatie dagelijks, om in 1929 weer wekelijks te worden. In 1936 deed Joseph Jacquemotte een nieuwe poging om een communistisch dagblad op te richten, en de titel werd "La Voix du Peuple". In oktober 1939 werd deze krant echter door de regering van Nationale Unie verboden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verscheen Le Drapeau Rouge als clandestiene krant.
Op 5 september 1944 verschijnt het dan terug als dagblad. Le Drapeau Rouge zou echter nooit een grote krant worden door een gebrek aan financiële middelen. Om de krant in leven te houden moet er al snel beroep gedaan worden op bijdragen van militanten. Met ingezamelde gelden wordt in 1948 een eigen drukkerij opgericht. Met de oplage gaat het ook al snel de verkeerde richting uit. Volgens Rode Vaan-hoofdredacteur Bert Van Hoorick had Le Drapeau Rouge in 1945 een oplage in de 60.000 exemplaren. Een schatting van Het Laatste Nieuws-medewerker Marcel Stijns geeft voor 1951 nog 3000 exemplaren.[1108]
Net zoals haar Vlaams broertje De Roode Vaan, kent Le Drapeau Rouge onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog dus een redelijk succes, onder andere door het feit dat alle kranten door het papiertekort in een gelijke concurrentiepositie terechtkomen. Als het papiertekort ten einde is, moet de communistische pers het afleggen tegenover de andere kranten, die al snel meer te bieden hebben. Maar ook andere elementen zijn verantwoordelijk te stellen voor het tanend succes van de communistische pers : het anti-communisme dat gepaard gaat met de opkomende Koude Oorlog en het onvermogen van de krant om zich af te stemmen op de verwachtingen van haar publiek.[1109]
De communistische pers verschilt namelijk van de andere kranten, in die zin dat ze eigenlijk vooral een propaganda-instrument is voor de politiek van de Communistische Partij. De bedoeling is niet alleen het nieuws te brengen, maar vooral de lezer te overtuigen van het gelijk van het communisme.[1110] Het "Jaarboek van de Belgische Pers" vermeldt voor 1950 Jean Terfve als directeur[1111] en Pierre Joye als hoofdredacteur van de krant.[1112] Voor de onmiddellijke naoorlog vermeldt Aloïs Gerlo (oud-hoofdredacteur van De Roode Vaan) Felix Coenen als hoofdredacteur, maar deze werd snel aan de kant gezet.[1113]
De eerste twee weken verschijnen Le Drapeau Rouge en De Roode Vaan nog samen, elk op een kant van een blad. Vanaf 18 september gaan ze als ééntalige publicaties verder. Le Drapeau Rouge vermeldt als ondertitel "Organe Central du Parti Communiste de Belgique" of een variant[1114] ervan. In 1946 telt de krant dagelijks 4 pagina's, in 1950 4 à 6 pagina's. De prijs wordt al op 1 juli 1949 op 1,50 frank gebracht, nog maar eens een illustratie van de slechte financiële positie van het blad.
12.2. Een beloftevolle start die op niets uitdraait
12.2.1. Les Trafiquants de Tchoung-King
De eerste sporen van strips in Le Drapeau Rouge vinden we in juni en juli 1945, wanneer enkele gagstroken van een zekere Arno gepubliceerd worden. Deze tekstloze strookjes zijn echter geen lang leven beschoren, en het zou wachten zijn tot december van dat jaar om weer een strip tegen te komen.
Op donderdag 6 december 1945 worden namelijk de eerste twee stroken van "Les Trafiquants de Tchoung-King" gepubliceerd op een pagina met als titel "Bonjour St-Nicolas !". De publicatie zou wekelijks voortgezet worden tot einde maart 1946 op de pagina "Femme et Famille" van de krant. "Les Trafiquants" is een ballonstip die in een zeer nette "klare lijn"-stijl getekend is en er heel aantrekkelijk uitziet.
Het verhaal draait rond Ming-Ho en Dick, twee bemanningsleden van de Amerikaanse cargo "Tenessee" die in januari 1938 aanlegt in Hong Kong. In een Amerikaanse bar komt het tot een gevecht tussen de twee bemanningsleden en een zekere Julius, waardoor ze in het ziekenhuis belanden. Als ze drie weken later het ziekenhuis mogen verlaten en de intrige eindelijk schijnt te beginnen, stopt plots de publicatie van het verhaal. Het is dan ook moeilijk uit te maken waar de auteur naartoe wou … Spijtig, want het verhaal zag er kwalitatief heel goed uit.
De auteur, een zekere "Saint Thiers", wordt alleen vermeld door middel van zijn handtekening. Er zijn in de krant verder geen aankondigingen over het verhaal of andere tekeningen van zijn hand te vinden en het pseudoniem "Saint Thiers" is verder onbekend. Verschillende elementen[1115] wijzen echter uit dat het verhaal waarschijnlijk origineel materiaal is.
BCB-medewerker Jean-Claude de la Royère schrijft het verhaal met zekerheid toe aan Maurice Tillieux, een Belgische tekenaar die in de jaren 1940 zijn eerste stappen in de stripwereld zette en in de jaren 1960 zeer bekend zou worden door zijn werk voor Uitgeverij Dupuis. Een vergelijking van de stijl van "Les Trafiquants" en van het vroege werk van Tillieux bevestigt inderdaad die toeschrijving. Zowem de lettering als de tekenstijl (vooral dan de manier om neuzen en monden te tekenen) komen overeen met ander werk van Tillieux.
Maurice Tillieux werd op 8 augustus 1921 geboren in het Waalse stadje Huy. Zoals van bekende tekenaars wel eens gezegd wordt, toonde hij al op zeer jonge leeftijd een grote interesse in schrijven en tekenen. En tegen het einde van de jaren 1930 slaagde hij erin tekeningen te publiceren in de Dupuis-tijdschriften Le Moustique en Spirou. Dit gebeurde via Spirou-hoofdredacteur Jean Doisy, buurman en vader van één van de klasgenoten van Tillieux. Zijn echte passie was echter de scheepvaart. Na zijn middelbare studies volgde hij lessen op de scheepvaartscholen van Oostende en Antwerpen, waar hij in 1940 zijn diploma van aspirant-officier behaalde. Maar de oorlog kwam een stokje voor zijn plannen steken.
Tijdens de oorlog probeerde hij de verplichte tewerkstelling te ontwijken door naar Frankrijk te vluchten, maar hij kwam al snel terug. Hij kwam tijdens deze oorlogsperiode op verschillende manieren aan de kost : zo was hij decorator, publicitair schilder, maakte hij illustraties voor de Dupuis-publicaties en schreef hij een roman, "Le Navire qui tue ses capitaines", die zich natuurlijk afspeelt op een schip.
In 1945 publiceerde hij de strip Browil in het verzetsblad Le Pavé. En in hetzelfde jaar ging hij zich op aanraden van Jean Doisy aanbieden bij "Studio Guy". Deze studio, onder leiding van Guy Depière, gaf toen het jeugdblad Bimbo uit. En een jaar later kwamen daar de titels Jeep en Blondine bij. In Bimbo publiceerde Tillieux onder een ganse hoop Amerikaans klinkende pseudoniemen : John Cliff, James Jhames, Ronald Scott, Jill Morisson. Bij zijn tekeningen liet hij zich beïnvloeden door de stijl van Hergé en van Amerikaanse voorbeelden. Hij publiceerde in 1945 ook drie kinderboeken en werkte vanaf 1947 mee aan de nieuwe publicatie Heroic-Albums, waarvoor hij het personage Bob Bang zou scheppen, niet toevallig een zeeman.[1116] Net zoals de hoofdpersonages van "Les Trafiquants" zeelieden zijn.
De eerder vermelde Jean Doisy zou de link kunnen zijn tussen Maurice Tillieux en Le Drapeau Rouge. Doisy, eigenlijk een pseudoniem voor Georges Evrard, was een "militant communiste convaincu"[1117] , was lid van de KPB en bezat er blijkbaar goede connecties[1118]. Het is dus heel goed mogelijk dat iemand van Le Drapeau Rouge Doisy benaderd heeft met de vraag of hij een striptekenaar kende die iets wilde maken voor de krant.
Voor de vroegtijdige stopzetting van het verhaal zijn er verschillende mogelijkheden. Besparingen zouden de reden kunnen zijn, een eigen tekenaar kost natuurlijk wel iets. Maar heel wat andere redenen[1119] zijn mogelijk. Zo is het heel goed mogelijk dat het verhaal de verantwoordelijken van Le Drapeau Rouge niet beviel, of dat ze inspraak[1120] eisten in de inhoud van het verhaal, en dat Tillieux dit weigerde.
Het gebruik van het pseudoniem Saint Thiers[1121] kan een middel zijn om niet met zijn naam in de communistische pers te verschijnen, maar het kan ook gewoon een gewoonte zijn, zoals hij zijn werk in Bimbo ook ondertekende met pseudoniemen.
12.2.2. Sporadische strippublicaties
Na dit verhaal zouden strips slechts nog sporadisch in Le Drapeau Rouge opduiken, en dan nog alleen op de jeugdpagina. Vanaf 26 april 1946 wordt namelijk op donderdag de pagina "Ohé, les jeunes" gepubliceerd. "Femme et Famille" verhuist naar de zaterdag en zal verder geen strips meer bevatten.
"Ohé, les jeunes" wordt meestal gevuld met allerlei artikels en neemt dus ook soms strips op. Van september tot november 1948 worden vijf afleveringen van "Renard" gepubliceerd. Deze afleveringen vertellen telkens een streek van Reinaert de Vos. Deze stroken met ondertekst, en een nogal extravagante lay-out, zijn van de hand van de Fransman Roger Bussemey[1122], die vanaf 1946 voor Franse kranten en tijdschriften werkte, waaronder het communistische l'Humanité.
Verder duiken ook nog vier gagstroken (twee in 1948, twee in 1950) van R. Mas[1123] op (met de personages Anatole, Barbichette en Bec d'Or) en de geïllustreerde verhalen[1124] van Bec d'Or. Deze verhalen, die soms in de vorm van strips gemonteerd worden, zijn geïllustreerd door diezelfde R. Mas of door C. Arnal. Deze Bec d'Or-verhalen werden oorspronkelijk gepubliceerd in de wekelijks jeugdbijlage van L'Humanité.
12.3. "La vie héroïque du colonel Fabien"
De laatste strip die moet vermeld worden heeft een hoog propagandagehalte. In januari en februari 1950 wordt in "Ohé, les jeunes" het verhaal "Fabien, héros de légende" gepubliceerd, het verhaal van een Franse verzetsheld tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het gaat om een verstripte biografie, of beter hagiografie van de Franse communistische verzetsman Pierre Georges, ook wel bekend als "Colonel Fabien". In zeven afleveringen[1125] van twee stroken geeft auteur Maurice Damois een overzicht van zijn heldendaden.
In 1945 publiceerde Albert Ouzoulias, strijdmakker van Fabien, het hagiografische "La vie héroïque du colonel Fabien" in boekvorm[1126]. Het is dan ook niet uitgesloten dat auteur Maurice Damois zich hierop baseerde om zijn stripadaptatie te maken. Damois was in de jaren 1950-1952 als striptekenaar actief in de Franse communistische dagbladpers (Ce Soir, L'Humanité, Le Patriote), en werkte daarbij samen met verschillende scenaristen.[1127]
12.3.1. De Feiten
De Franse Communistische Partij ontstond in 1920. In het midden van de jaren 1930 integreerden de communisten in het Franse politiek leven, door hun deelname aan de Volksfrontregering van Leon Blum. Tijdens de Spaanse burgeroorlog stuurde de PCF vrijwilligers naar Spanje, om er samen met de republikeinen te vechten tegen de troepen van Franco. Frankrijk bleef ondertussen een non-interventiebeleid voeren.
Maar tegen de vooravond van de Tweede Wereldoorlog raakten de Franse communisten meer en meer geïsoleerd. Toen het parlement moest stemmen over de akkoorden van Munchen, waarin Tsjechoslowakije werd opgeofferd aan Duitsland, verzetten de communisten er zich als enigen tegen.
De Franse communisten werden verrast door het Molotov-Von Ribbentrop-akkoord, een niet-aanvalspact tussen Duitsland en de Sovjetunie, waarin ook een verdeling van Polen geregeld werd. Aangezien ze aan de kant van de USSR stonden, konden de Franse communisten het akkoord niet veroordelen. Ze kwamen dan ook in een zeer netelige positie terecht en wisten eigenlijk niet goed hoe ze antifascisme en communisme in zo'n context met elkaar moesten verenigen. De officiële richtlijnen luidden dat de oorlog een imperialistische oorlog was waar ze eigenlijk niets mee te maken hadden, en waar ze zich dus moesten buitenhouden.
Vooral omdat Hitler op 1 september 1939 nu ook Polen binnenviel, na Oostenrijk en Slowakije het zoveelste slachtoffer van de Duitse expansiedrang. Twee dagen later verklaarde Frankrijk Duitsland de oorlog en werd de algemene mobilisatie afgekondigd.
Eerste minister Daladier verbood de PCF op 26 september 1939, na een maand eerder de communistische pers al verboden te hebben. Communistische parlementsleden werden afgezet en communistische militanten gingen ofwel clandestien, ofwel de gevangenis in. Duizenden communisten werden toen gearresteerd. Maar clandestien probeerde men onder andere het verspreiden van pamfletten en kranten verder te zetten. Ondertussen werd het anticommunisme nog versterkt door de Russische inval in Finland, eind november 1939.
Op 10 mei 1940 was het dan zover : Hitler zette de westelijke aanval in en overrompelde België, Nederland en Frankrijk. De Franse regering was verdeeld over de houding die ze moest aannemen tegen de Duitse overmacht : capituleren betekende enkel dat het leger de strijd opgaf, een wapenstilstand betekende echt een politieke onderwerping aan de Duitsers. De tweede mogelijkheid haalde het. Op 22 juni 1940 aanvaardden de Fransen de Duitse voorwaarden : het land werd onder andere in twee zones verdeeld. Het Noordelijk en het Atlantisch gebied (met o.a. Parijs) werden bezet door de Duitsers. Het Zuidelijk gebied was een "vrije zone", waarin zich het zogenaamde "Vichy-regime" ontwikkelde onder leiding van de bejaarde maréchal Pétain. Dit niet al te democratische regime ging samenwerken met de Duitsers. Pro-Duitse, anti-joodse en anti-communistische maatregelen werden genomen, de interne oppositie uitgeschakeld, de individuele vrijheid beperkt, …
Het verzet geraakte in een eerste fase zeer moeilijk georganiseerd. Vanaf 1940 ontstonden clandestiene kranten en organisaties. Het feit dat Engeland aan de Duitsers kon weerstaan en dat generaal De Gaulle vanuit Londen het verzet verderzette, gaf de Fransen weer hoop.
Lange tijd waren de communisten de enige goed georganiseerde verzetsgroep. Maar tot 22 juni 1941 was hun houding op z'n minst dubbelzinnig te noemen. Op die dag vielen de Hitler-troepen namelijk, ondanks het niet-aanvalspact, toch de USSR binnen. Tot dan toe waren er wel communisten actief in het verzet, maar was de partijleiding er niet bij betrokken. Nu stortten de Franse communisten zich volop in het verzet. Ze vormden een "Front National de lutte pour l'indépendance de la France, die zowel een geheime organisatie als gewapende groepen (de "Francs-Tireurs Partisans Français") bevatte.
Op 21 augustus 1941 schoot Pierre Georges, de latere "colonel Fabien", een Duitse militair neer in de Parijse metro. Het zou het begin zijn van een ganse reeks aanslagen, die de Duitsers zouden aanzetten tot bloedige represailles (onder andere het executeren van gijzelaars). Ondertussen ging het Vichy-regime altijd maar nauwer samenwerken met de Duitsers. Naast Pétain kwam er een tweede sterke man op, Pierre Laval, die veel meer aanleunde bij de Duitsers. Tegen het einde van de oorlog versterkte het verzet zich en probeerden de verschillende organisaties zich te hergroeperen. De communisten hielden echter een grote autonomie.
In juni 1944 had dan de landing in Normandië plaats, waarna Frankrijk langzaam aan bevrijd werd. In Parijs wachtte men echter niet op de troepen. De bevolking en de verzetsgroepen kwamen er op 18 augustus 1944 in opstand, en wipten met de hulp van de een paar dagen later gearriveerde troepen de Duitsers buiten.[1128]
12.3.2. Het Verhaal
"Pierre Georges, futur Colonel Fabien, est un enfant du peuple, né un jour de janvier 1919, dans un faubourg de Paris." Zo luidt de inleiding van het verhaal, dat begint in de jeugdbeweging. Daar worden de leiderscapaciteiten de populariteit van de latere verzetsheld al goed in de verf gezet. De andere jongens duiden hem aan als leider en willen absoluut in zijn ploeg zitten, want "il n'y en a pas deux comme lui pour organiser les sorties et les jeux."[1129]
Maar als sociaal geëngageerde jongere denkt hij niet alleen aan spelen : "Camarades, ce n'est pas tout de jouer ! Nos frères sont en grève. Les vrais pionniers iront collecter pour eux."[1130] Zijn initiatief wordt met enthousiasme onthaald.
En zijn sociale overtuiging zit blijkbaar diep : in de leer bij een bakker, geeft Fabien zijn ontslag omdat zijn baas heeft durven zeggen dat alle arbeiders luieriken zijn. Hij gaat dan maar in een fabriek werken en neemt daar actief deel aan het syndicaal leven. Daarnaast gaat hij 's zondags ook nog leuren met "L'avant-garde", "le journal des jeunes travailleurs."[1131]
Als de burgeroorlog in Spanje uitbreekt, biedt hij zich aan om aan de kant van de Republikeinen van het Volksfront te gaan vechten, maar wordt er zwaar gewond. Terug in Frankrijk gaat hij werken op de luchtvaartfabriek Bloch.
"Il se marie et après la honteuse trahison de Munich, c'est la guerre …"[1132] Fabien wordt echter, door zijn "Spaanse" verwondingen, niet toegelaten in het leger. Maar hij is vastbesloten om te strijden : "Mon rôle est maintenant de lutter contre l'ennemi intérieur." Een vriend waarschuwt hem echter : "Fais attention, Pierre, tu sais qu'ils vont profiter de cette guerre pour prendre la revanche de nos victoires de 1936."[1133]
Maar hij zet door en wordt een clandestiene militant van de Communistische Partij. Hij houdt zich onder andere bezig met het drukken en verdelen van de krant "L'Humanité", sinds september 1939 verboden (door de Franse regering). Maar de (Franse) politie valt binnen en Fabien wordt opgepakt. Hij wordt gefolterd om hem te doen klikken, ze beloven hem de vrijheid als hij informatie geeft, "mais le mépris se lit sur son visage malgré les coups qui cingles ses cicatrices à peine refermées."[1134]
In mei 1940 wordt hij in het kamp van Baillet opgesloten, maar dat moet ineens ontruimd worden omdat de Duitsers Parijs naderen. De gevangenen worden echter gewaarschuwd : "gare à ceux qui en profiteraient pour fuir, ils seraient abattus comme des chiens !"[1135] Maar de machinisten van de trein die de gevangenen wegvoeren, denken daar blijkbaar anders over : "Tu sais que ce sont des prisonniers politiques, des copains quoi !" Fabien en een hoop andere kunnen dan ook ontsnappen : "Grâce à ces cheminots patriotes, Pierre Georges retrouve la liberté pour reprendre le combat ! Mais la police est aux aguets …"[1136]
"En 1941, à Toulouse, où Pétain vient prêcher la collaboration."[1137] Fabien en zijn mannen werken een plan uit om de menigte te overladen met pamfletten : ze worden in een dakgoot geplaatst om op het juiste moment naar beneden getrokken te worden. "Peu après, le sinistre Pétain et sa bande passent dans un nuage de tracts à la grande fureur des officiels !"[1138]
Maar daar blijft het niet bij : "Les nazis tuent et martyrisent des milliers de nos camarades. Nous allons leur prouver que les Français n'acceptent pas la défaite !"[1139] Fabien schiet in een Parijs' metrostation een Duitse officier neer en geeft daarmee het beginsignaal voor de gewapende actie. Zelf trekt hij, omdat hij in Parijs gezocht wordt, naar het Oost-Franse departement Doubs om er de F.T.P. te organiseren.
Als hij en zijn mannen daar horen dat er een trein Duitse soldaten op komst is, besluiten ze "het noodzakelijke te doen". Ze blazen de spoorweg op, net als de trein erop voorbijrijdt, maar ze moeten vluchten voor de politie. Fabien wordt gewond, maar wordt opgevangen door een boerenfamilie die het blijkbaar gewoon is verzetslieden in huis te nemen. "Ainsi, recueilli et soigné, Fabien, au milieu d'une brave famille de paysans patriotes, reprend vite des forces, mais il repart trop tôt pour Paris où il est obligé de se faire hospitaliser."[1140]
In Parijs wordt hij echter opgepakt, na eerst nog twee agenten neergeschoten te hebben. Hij wordt naar de "sinistre brigade spéciale" gebracht en geeft daar fier zijn daden toe : "Oui, je suis franc-tireur. J'ai vengé les patriotes que vous avez assassinés en j'en suis fier !"[1141] Daarna wordt hij uitgeleverd aan de Duitsers en, met zijn voeten aan het plafond hangend, geslagen : "Livré aux Allemands, Fabien subit héroïquement les pires tortures que lui infligent les brutes SS. Mais un F.T.P. ne trahit pas."[1142]
En weer ontsnapt hij én weer gaat de strijd voort. "En 1943, l'action des F.T.P. dont il est un des animateurs se décuple. Dans la seule nuit du 11 novembre, 30 déraillements et 156 sabotages sont enregistrés. L'armée clandestine est prête aux combats décisifs !"[1143]
Augustus 1944. "Tandis que l'armée rouge poursuit sa formidable offensive, le deuxième front, enfin créé, rejette les débris de la 7ème armée allemande vers la Seine. Depuis 3 jours, le peuple de Paris insurgé tient les principaux points stratégiques de la capitale … Désemparés, isolés, les Allemands refluent vers le sud de Paris, secteur que commande Fabien."[1144]
Plots wordt er op straat opgeroepen het vuren te staken omdat er een bestand met de Duitsers afgesproken is. Maar Fabien gelooft niet in goede Duitse bedoelingen : "Cette trève est une trahison ! Elle va permettre aux nazis de se regrouper et d'anéantir Paris. Mais regarde la réponse des Parisiens : les barricades et la lutte jusqu'au bout !"
En als blijkt dat een 300-tal Duitse soldaten nog op het "îlot du Luxembourg" zitten, besluiten de mannen weer het noodzakelijke te doen : "Après un combat acharné, les F.T.P. entrent dans la place. Tandis que flotte le drapeau tricolore, les allemands se rendent. Les autres îlots sont à leur tour nettoyés. Paris s'est libéré lui-même !"[1145]
Parijs is bevrijd, maar de troepen van Fabien organiseren zich als een regulier leger en gaan de Duitsers achterna zitten. "Fabien est partout, talonnant vers l'est les Allemands en déroute." De ex-troepen van Pétain zien die concurrentie echter niet helemaal zitten, en de verzetslieden moeten doorzetten om hun deel van de strijd op te eisen. Met succes : "le "Groupe Tactique Lorraine" que crée ensuite Fabien, devient bientôt le plus combatif de l'armée !"[1146]
Maar aan alles komt een eind, ook aan verzetshelden. Fabien wordt in december 1944 gedood door de ontploffing van een mijn. "Fabien est mort ! Mais la jeunesse progressiste de France fait sienne la fière devise de légendaire héros : Vaincre et vivre !"[1147]
12.3.3. Hagiografische propaganda
In dit verhaal staan de solidariteit onder de arbeiders, het patriottisme, het communistisch verzet en de heldendaden van Fabien centraal. Al zeer snel wordt de nadruk gelegd op "het volk" en op solidariteit. Fabien wordt aangeduid als een "enfant du peuple", laat geld inzamelen voor de "broeders" die staken, laat de arbeiders niet beledigen, is syndicaal actief, steunt de communistische pers (L'avant-garde, L'Humanité), en gaat bij het uitbreken van de oorlog onmiddellijk het verzet in.
Hij wordt voorgesteld als plichtsbewust[1148] en fier, is enorm strijdvaardig, en zet ondanks het harde leven, de arrestaties, de folteringen en de opgedane verwondingen altijd door. In de inleidende samenvattingen die elke aflevering voorafgaan, worden zijn daden verheerlijkt : "Après un repos nécessité par les graves blessures reçues en Espagne …"[1149], "Après avoir glorieusement combattu …"[1150], "Après une brillante conduite en Espagne dans les brigades internationales, Fabien, des 1930, se lance dans la lutte contre la 5ème colonne, puis contre l'occupant Hitlérien en abattant le premier nazi au métro Barbès. Fabien donne le signal de la lutte armée."[1151] Voor de lezer lijkt Fabien tot zijn dood wel een onoverwinnelijke strijder die alles doorstaat en die alles aankan, op het einde wordt zelfs gezegd "Fabien est partout". Door het niet vermelden van andere verzetsorganisaties lijkt het ook alsof het communistische verzet op haar eentje voor de bevrijding van Frankrijk gezorgd heeft. Een "formidable offensive" van het Rode Leger wordt nog vermeld, maar van de geallieerden is totaal geen sprake.
Het spreekt voor zich dat men in zo'n verhaal elke objectieve weergave van de feiten mag vergeten. De rol van het communistische verzet wordt verheerlijkt, die van de nazi's en het Pétain-regime zo slecht mogelijk voorgesteld. Verzetsstrijders verrichten heldendaden, Duisters moorden … Ook het Frans regime van voor de Duitse inval moet het trouwens ontgelden, en dit mede door een selectieve weergave van de feiten. Dat de akkoorden van Munchen als een "honteuse trahison" voorgesteld worden is conform aan het communistische standpunt van toen. Maar over het door de communisten niet afgekeurde Molotov-Von Ribbentrop-akkoord wordt er met geen woord gerept. Het verbieden van de krant L'Humanité, en het oppakken van communisten, die daar een gevolg van waren, worden dan ook uit hun context gerukt.
De Communistische Partij wordt in het verhaal niet bij naam genoemd. Waarschijnlijk is het voor de lezer duidelijk genoeg waar het over gaat : de figuur van Fabien, de FTP, het drukken van L'Humanité, het veelvuldig gebruik van het woord "camarades". En aangezien het verhaal oorspronkelijk in de Franse communistische pers gepubliceerd werd, was alles voor de lezer wel duidelijk.
Het verhaal past ook zeer goed in de politieke context. In 1950 bevindt de Koude Oorlog zich namelijk op een hoogtepunt en hebben de communisten het in verschillende Europese landen moeilijk. De Fabien-biografie kan dan ook gezien worden als een in herinnering brengen van wat de communisten tijdens de Tweede Wereldoorlog gedaan hebben voor het land. Ook kan er een link gelegd worden tussen het anticommunisme van het einde van de jaren 1930, dat aan bod komt in het verhaal, en het anticommunisme anno 1950.
12.4. Besluit
Le Drapeau Rouge is er net na de oorlog zeer vroeg bij om strips te publiceren. Door de gagstroken die in juni en juli 1945 opgenomen worden, is de krant zelfs bij de eerste waarin strips verschijnen. Ook de publicatie van het originele verhaal "Les Trafiquants de Tchoung-King" laat veel goeds voorspellen, spijtig genoeg is het verhaal na enkele afleveringen afgelopen. Daarna zouden alleen nog enkele Reinaert-stroken en gagstroken gepubliceerd worden én het Colonel Fabien-verhaal. Het stripbeleid van La Drapeau Rouge is dan ook zeer pover te noemen. Waarschijnlijk waren een gebrek aan financiële middelen en een gebrek aan interesse voor strips vanwege de leiding van de krant daar de oorzaak van.
Les Trafiquants is speciaal voor de krant gemaakt, de andere verhalen haalt Le Drapeau Rouge gewoon bij de collega's van de Franse communistische pers. Dit toont aan dat, als men maar wilde, er genoeg strips waren die men uit Frankrijk kon importeren om in Le Drapeau Rouge te publiceren. De Franse communisten publiceerden strips in hun dagbladpers en in het populaire jeugdtijdschrift "Vaillant", zodat er zeker geen gebrek was aan strips in overeenstemming met de partij-ideologie[1152].
Politieke elementen komen eigenlijk alleen in het Fabien-verhaal voor, maar dan wel in overgrote dosis, zodat het meer "propaganda" wordt dan "verhaal". Deze strip is althans het bewijs dat men strips kon publiceren en tegelijkertijd communistische propaganda voeren. Aankondigingen heb ik in Le Drapeau Rouge niet kunnen terugvinden. En wat de auteurs betreft, deze worden alleen vermeld door middel van hun handtekening.
Tot besluit kan dus gezegd worden dat Le Drapeau Rouge op verschillende momenten wel pogingen gedaan heeft om strips te publiceren, maar dat heeft nooit lang geduurd. Van een echt stripbeleid kan dus geen sprake zijn.
13. De Ro(o)de Vaan
13.1. Historiek en situering
De Roode Vaan[1153] werd in september 1921 opgericht als officieel Vlaams orgaan van de Communistische Partij van België. Het verscheen als weekblad tot 1937, jaar waarin de titel veranderd werd in "Het Vlaamsche Volk" om een groter publiek te kunnen bereiken. Tijdens de oorlog verscheen De Roode Vaan illegaal, om vanaf 5 september 1944 officieel terug zijn intrede te doen in de Belgische perswereld. Tijdens de eerste jaren na de oorlog wordt nauw samengewerkt[1154] met de Franstalige tegenhanger "Le Drapeau Rouge".[1155]
Hoofdredacteurs in de naoorlogse periode zijn : Gerard Van Moerkerke, Bert Van Hoorick (vanaf mei 1945), Aloïs Gerlo[1156] (vanaf november 1945), Bob Dubois (vanaf mei 1946) en terug Gerard Van Moerkerke (vanaf oktober 1947).[1157] Wat de oplages betreft, worden voor de succesperiode (onmiddellijk na de bevrijding dus) cijfers vermeld tussen 30 en 40 000. Tegen midden 1946 zouden die dan gezakt zijn tot 20 000, om nog later eerder naar de 10 000 te neigen. Het hoogtepunt van de krant valt dus nauw samen met het hoogtepunt van de KPB. Bij de neergang van de communistische partij zou ook De Rode Vaan in de klappen delen.[1158]
Ondertitel van de krant is onmiddellijk na de bevrijding "Orgaan der Vlaamsche Kommunistische Partij", om na verloop van tijd te evolueren tot "Dagblad der Kommunistische Partij van België". De krant verschijnt zes keer per week, zodat zaterdag en zondag samen één krant vormen. De Ro(o)de Vaan telt dagelijks tussen de 4 en de 6 pagina's op groot formaat en schakelt, net als Le Drapeau Rouge, vanaf 1 juli 1949 over op een tarief van 1,50 frank.
13.2. Een merkwaardige strippolitiek
De eerste strip in De Roode Vaan duikt zeer laat op, meer bepaald op 1 mei 1946. Dan verschijnt de eerste aflevering van "De Wonderlijke Avonturen van Proleetje en Fantast", die de ondertitel "In het land van Koning Trust" meekrijgt. De politieke geladenheid van dit verhaal valt onmiddellijk op, het zal dan ook even verder uitgebreid besproken worden. Proleetje en Fantast wordt volledig anoniem gepubliceerd. Auteurs zijn de Roode Vaan-medewerkers Louis Paul Boon en Maurice Roggeman.
Eind september 1946 worden Proleetje en Fantast opgevolgd door een Nederlandse ondertekststrip. In "Jochem Jofel" in de Slummerdamse bergen, van de hand van Siem Praamsma, gaat het hoofdpersonage op reis naar de bergen. Hij wordt er geconfronteerd met een merkwaardige figuur : Piet Petat, waard van een herberg en in zijn vrije uren ontvoerder van professoren en verzamelaar van uitvindingen. Bedoeling is op deze manier de wereld te veroveren. Maar gelukkig slaagt Jofel er samen met de politie ("dienaren van de staat") in deze plannen te verijdelen. Allerlei uitvindingen komen in het verhaal aan bod : een mechanische muis, de klapgiro (half-vliegtuig, half-helikopter) en een geheugenverliesmachine.
Van 16 november 1946 tot 20 januari 1947 komen Proleetje en Fantast nog eens terug. Maurice Roggeman verzorgt nu alleen zowel scenario en tekeningen, maar een auteursvermelding is er nog altijd niet te bespeuren. "Proleetje en Fantast Globetrotters" is in alle opzichten het vervolg van het eerste verhaal, en komt dus ook verder uitgebreid aan bod.
Na afloop van dit verhaal is het op stripvlak echter volledig windstil bij De Rode Vaan : er valt geen strip meer te bespeuren. Enige uitzonderingen zijn enkele stroken op de donderdagse jeugdpagina "Wij zijn jong en dat is fijn". Op 14 en 21 oktober 1948 verschijnen twee afleveringen van Reinaert van Roger Bussemey, een reeks waarvan Le Drapeau Rouge rond dezelfde periode vijf afleveringen publiceert. En op 11 en 18 november wordt er telkens een tekstloze gagstrook van Roger Mas gepubliceerd, identiek aan deze in Le Drapeau Rouge, maar wel met een week vertraging. Ook verschijnen in de krant geïllustreerde verhalen van Goudbekje (Bec d'Or in Le Drapeau Rouge), maar in tegenstelling tot deze laatste worden ze nooit in stripvorm gemonteerd. Tenslotte staat er in september 1950 nog één tekstloze gagstrook in de krant.
Tot zover de "grote" hoeveelheid strips in De Ro(o)de Vaan. Op dit gebrek aan strips en op de relatie met Le Drapeau Rouge zal later in de tekst en in het besluit verder ingegaan worden.
13.3. Boon en Roggeman maken een strip
De strip Proleetje en Fantast is het werk van twee medewerkers van de Roode Vaan : Louis Paul Boon en Maurice Roggeman. Ze leveren hiermee een verhaal af dat gebruik maakt van ondertekst en tekstballonnen. De verklaring hiervoor is eenvoudig. Boon schreef de teksten, die door zijn collega Roggeman geïllustreerd werden. En Roggeman kon het blijkbaar niet laten soms enkele tekstballonnen toe te voegen. Ze worden dan ook aan hem toegeschreven. [1159]
Het verhaal wordt verschillende keren en goed op voorhand aangekondigd. Op 13, 15 en 16 april 1946 wordt er op de voorpagina telkens een kleine tekening gepubliceerd met het bericht dat Proleetje en Fantast weldra gepubliceerd zullen worden. Tussen 23 en 30 april verschijnen nog berichten waarin het verschijnen van Proleetje en Fantast aangekondigd wordt naast andere vernieuwingen die voorzien zijn voor de krant van 1 mei. Daaronder reportages van Georges Sadoul en Louis Paul Boon.
Het feit dat de twee verhalen volledig anoniem gepubliceerd worden, is merkwaardig aangezien Boon en Roggeman door hun ander werk in de krant bij de lezer bekend waren. De vermelding van de auteurs had zeker kunnen bijdragen tot het succes van de strip.
13.3.1. Louis Paul Boon en Maurice Roggeman
Louis Paul Boon zag het levenslicht in Aalst op 15 maart 1912. Na tot zijn veertiende lager onderwijs gevolgd te hebben, ging hij lessen volgen aan de Kunstacademie van Aalst en werkte hij, net als zijn vader, als auto- en gevelschilder. Hij begon te schrijven in 1939. Zijn eerste werk, "De voorstad groeit", werd gepubliceerd in 1942. Hiervoor kreeg hij zelfs de Leo Krynprijs. Deze prijs betekende het echte begin van zijn schrijverscarrière : hij kreeg een zekere erkenning en werd gestimuleerd verder te gaan met schrijven. In 1944 en 1946 volgden "Abel Gholaerts", "Vergeten Straat" en "Mijn kleine oorlog". Maar al snel werd duidelijk dat hij van de verkoop van zijn boeken alleen niet kon leven : zo kwam hij ertoe te publiceren in verschillende tijdschriften en kranten als Zondagspost, De Roode Vaan, De Vlaamse Gids en Front.[1160]
Boon kende Maurice Roggeman al vanaf zijn kindertijd. In 1928 leerden ze elkaar kennen op de kunstacademie van Aalst[1161], waar ze samen schilderlessen volgden. Roggeman, geboren in 1912, en opgegroeid in een typische Aalsterse arbeiderswijk, kwam al snel in contact met communistische en andere linkse groeperingen en was de stichter van de linkse jongerengroep "De Vlam". Hoewel Boon een zeer sterke band met Roggeman ontwikkelde, en hij wel enige sympathie had voor linkse groeperingen, heeft hij nooit echt deelgenomen aan activiteiten van zulke groepen. Het interesseerde hem blijkbaar niet. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd Roggeman actief in het verzet[1162] : zo bracht hij onder andere in zijn schildersatelier een illegale drukkerij onder en liet hij in datzelfde atelier gezochte verzetslieden onderduiken. In tegenstelling tot zijn vriend heeft Boon niet actief deelgenomen aan verzetsorganisaties, maar hij hielp Roggeman[1163] wel door zijn woning te laten fungeren als onderduikadres en doorgeefpost voor wapens.[1164]
13.3.2. Boon en het communisme
In tegenstelling tot wat hij zelf wel eens verklaarde, werd Boon pas lid van de KP door zijn toetreding tot de redactie van De Roode Vaan. Hij wordt dan ook niet beschreven als een "echte" of "conventionele" communist, maar eerder als een "speciaal geval". Of zoals hij zelf zei : "Ik ben altijd een beetje kommunist geweest, zo een van die buitenbeentjes van de partij."[1165] Dit wordt nog eens versterkt door Bert Van Hoorick, die zegt dat : "Boon in de periode bij De Roode Vaan veel sympathie had voor de Sovjet-Unie en voor Stalin. Maar in de grond is Boon nooit een communist geweest, zelfs geen socialist, hij was hoogstens iemand met anarchistische tendensen, maar zoals vele anarchisten was hij wel wat kleinburgerlijk. Hij had wel een lidkaart op zak omdat hij zich communist "voelde" op dat moment. Hij was meer een gemoedscommunist."[1166] Of zoals Maurice Roggeman verklaarde : "Boon heeft zich nooit als revolutionair geuit. Hij had wel humanistische gevoelens en ideeën, maar zelfs na de oorlog, toen hij op De Roode Vaan werkte, was hij geen echte kommunist. (…) Kommunisme was voor hem geen zaak van partijpolitiek maar van humanisme, hij stond er niet boven, maar erbuiten."[1167]
Boonkenners Geert Goeman en Kris Humbeeck geven vier redenen voor zijn aanhang aan het communisme : angst voor een Derde Wereldoorlog, haat ten opzichte van het burgerlijk-kapitalistisch bestel, haat tegenover het fascisme én het zoeken naar bestaanszekerheid. Die bestaanszekerheid vond hij door te gaan werken op de redactie van De Roode Vaan.[1168]
E. Bruinsma e.a. vermelden dat Boon de partij als een verzamelplaats zag "voor opposanten tegen een al te zelfgenoegzame burgerlijke wereld met haar vermolmde waarden en ijdel getater over democratie. Boons keuze voor het communisme is dus niet positief-utopisch, hier kiest een partijloze tegen de restauratie van de vooroorlogse orde en een bourgeois ideologie van negentiende-eeuwse makelij."[1169]
Om het allemaal kort samen te vatten : Boon had wel degelijk communistische ideeën, maar was zeker geen radicale partijman.
13.3.3. Boon en Roggeman op De Roode Vaan
Louis Paul Boon werd op De Roode Vaan binnengehaald door de toenmalige hoofdredacteur Bert Van Hoorick. Hij werkte er vanaf juli 1945, maar mocht zijn werk pas ondertekenen vanaf oktober 1945. In de beginperiode hield hij zich bezig met redactioneel werk. Na een tijdje krijg hij een vaste rubriek en werd hij zelfs verantwoordelijk voor de pagina "Kunsten en Letteren".
Dezelfde Bert Van Hoorick zorgde ook voor de aanwerving van Maurice Roggeman, die op de redactie de lay-out en tekeningen verzorgde. Roggeman werkte, naast Proleetje en Fantast, ook samen met Boon aan een aantal reportages.
Maar aan de bloeiperiode van De Roode Vaan kwam blijkbaar snel een einde. In de loop van 1946 begon de oplage al serieus te dalen, zodat besparingen nodig werden. Van besparingen komen ontslagen, zodat Boon in september 1946 bedankt werd voor bewezen diensten. Dankzij de opzegtermijn kon hij echter blijven publiceren tot januari 1947. In de zomer van 1947 zouden trouwens ook Maurice Roggeman en andere medewerkers[1170] ook aan de deur gezet worden.
Over het ontslag van Boon wordt in de literatuur veel gespeculeerd. Financiële redenen blijken de hoofdzaak te zijn, maar er valt zeker niet te ontkennen dat het feit dat hij weinig partijdiscipline toonde en niet echt in het partijkader paste (hij was nogal alternatief), ervoor zorgde dat hij het eerste slachtoffer van de besparingen werd. Boon had het namelijk moeilijk met de strenge controle[1171] die de partij instelde op alles wat er in de krant verscheen en was niet echt gediend met doctrines.[1172] De waarheid ligt dus waarschijnlijk in een samenspel van deze twee factoren.[1173]
13.3.4. Proleetje en Fantast
Over Proleetje en Fantast is al bij al weinig geschreven. Alhoewel, mocht Louis Paul Boon er niet bij betrokken geweest zijn, was het verhaal waarschijnlijk, zoals zoveel andere strips, in de vergeethoek beland.
Als we de auteurs zelf mogen geloven, kende hun verhaal een zeker succes. "Samen met mijn vriend Roggeman begonnen we ook aan een stripverhaal. Ik schreef de tekst en hij maakte de tekeningen, het heette : "Proleetje en Fantast", en in het begin waren duizenden lezers erop verzot."[1174] Maurice Roggeman was zich blijkbaar wel bewust van de slordigheid van zijn product : "Het stripverhaal Proleetje en Fantast met de mooie teksten van Louis had veel succes, ondanks de onbehouwen tekeningen van mij. Ik had er trouwens niet voldoende tijd voor en deed dit tussen mijn ander werk door en beschikte soms over minder dan een uur, zonder de minste documentatie."[1175] "We hebben daar goed samengewerkt, de reportage Brussel een oerwoud en dat stripverhaal. Proleetje en Fantast – alhoewel ik dat laatste toch van mindere kwaliteit vind, ik was daar niet bedreven genoeg in."[1176]
Ook Bert Van Hoorick vermeldt de strip in een interview en in zijn "herinneringen" : "Met Maurice heeft hij verder dat merkwaardige stripverhaal gemaakt, Proleetje en Fantast. Dat is een van de eerste Vlaamse realisaties in dat genre, echt vooruit op zijn tijd."[1177] "Ik slaag erin Louis Paul Boon en Maurice Roggeman voor de redactie aan te werven, want ik wil de krant wat leesbaarder maken met reportages van hen beiden zoals Holland door de voorruit gezien en Brussel, een oerwoud. Zij zorgen ook voor een eigen stripverhaal, want de door buitenlandse agentschappen aangeboden stripverhalen kunnen we niet betalen. Zo worden "Proleetje en Fantast" geboren, waarvoor Boon de teksten maakt en Roggeman de tekeningen."[1178]
Dit laatste aspect klinkt nogal paradoxaal. Meestal wordt de hoge kostprijs van eigen producties en de lage prijzen van agentschapstrips vermeld als reden om geen eigen auteur(s) aan het werk te zetten. Dat De Roode Vaan zich toch een eigen strip kon permitteren, ligt waarschijnlijk aan het feit dat het verhaal nogal snel geproduceerd werd[1179], door twee mensen die op de redactie werkten.[1180] Dat leidde natuurlijk tot een zekere slordigheid (vooral in de tekeningen), maar of de lezers zich daar iets van aantrokken ?
Over het ontstaan van het tweede verhaal, zonder Boon, schrijft Willem M. Roggeman in de inleiding van de albumuitgave van Proleetje en Fantast het volgende : "Tegen het tijdstip dat het eerste verhaal ten einde liep, werd Boon ontslagen. Maar toen kwamen er talloze brieven op de redactie van lezers, die er zich over beklaagden dat de avonturen van P&F niet meer verschenen. De toenmalige redactiesecretaris Maarten Thijs besliste dat het stripverhaal voortgezet zou worden door Maurice Roggeman. Deze moest nu ook voor de teksten zorgen, die door Rosa Michaut zouden worden nagelezen en verbeterd."[1181]
In een artikel in "Stripschrift" wordt het volgende vermeld : "Als elk dagblad moest ook De Roode Vaan naar Amerikaans voorbeeld een strip. Er was uiteraard geen sprake van dat er een kapitalistische strip gekocht zou worden. Er kon trouwens uit geldgebrek niets gekocht worden. Op verzoek van de redactie bedacht Boon de hoofdfiguren Proleetje en Fantast. Illustrator Maurice Roggeman maakte er de tekeningen bij."[1182]
Aan deze uitleg blijkt vanalles te schorten. Niet zozeer naar Amerikaans voorbeeld, maar eerder om de concurrentie met de andere Vlaamse kranten aan te kunnen, was een strip nodig. De Roode Vaan was op het moment van de start van Proleetje en Fantast namelijk ongeveer de enige Vlaamse krant die geen strip(s) publiceerde. En er werd wel iets gekocht : het Jochem Jofel-verhaal dat het gat tussen de twee "Proleetje en Fantast"-verhalen opvult, werd in Nederland aangekocht.
13.3.5. Proleetje en Fantast in het land van Koning Trust
Het eerste verhaal van Proleetje en Fantast[1183] is het verhaal van een klassenstrijd, van een arbeidersvolk dat in opstand komt tegen de wrede koning Trust. Dankzij de kinderen Proleetje en Fantast slaagt de bevolking erin de wreedaard uit de weg te ruimen en een nieuwe wereld op te bouwen.
Al vanaf de eerste strook wordt de sfeer gezet door de sterke tegenstelling tussen Trust en zijn volk. Koning Trust zit op een troon, met een dikke mantel aan, een staf in de hand en een grote sigaar in de mond. En dat terwijl zijn volk van slaven, dat in krotten woont en amper genoeg te eten heeft zich voor hem "krom en blind" moet werken.
Trust staat natuurlijk niet alleen : hij wordt in zijn macht bijgestaan door een leger. Een leger dat bestaat uit Vleiers - met als wapens spuittoestellen die een bedwelmende geur verspreiden -, Dommerikken – "zo gedachteloos dat ze bij het kleinste bevel om zich heen beginnen te slaan"[1184] - en tenslotte de Bedriegers. Deze bedriegers (ook wel spiegelmannen genoemd), afgebeeld als goed in het vet zittende bourgeois, met hoge hoed en bril, hebben als taak de arbeiders bedriegende spiegels voor te houden, waarin de wereld er veel beter uitziet. Als een arbeider erin kijkt, ziet hij zichzelf in burgerlijke kleren en met geld op zak.
Tegen deze overmacht beslissen enkele kinderen, waaronder natuurlijk "onze kleine helden" Proleetje en Fantast, samen te werken en in opstand te komen : "Laten wij ons verenigen en sterk worden"[1185], laten ze horen. De kinderen gaan leden werven, schilderen het teken van de Sovjetunie op de muren en gooien pamfletten binnen bij de mensen. Maar hun "grote plan" of "grote doel" is natuurlijk Koning Trust uit de weg te ruimen. Proleetje en Fantast gaan samen hun leven wagen voor het "geluk en de vrijheid der anderen".
De twee jongens dringen dus de burcht van de koning binnen, en na een gevecht met Trust en een achtervolging door de Dommerikken, komen ze terecht in de handen van Dr. Apokalipsus, ook wel Apenkop genoemd. Deze geleerde, gekleed als een tovenaar in een lang zwart kleed met afbeeldingen van manen en sterren, werkt voor Trust. Hij heeft namelijk vloeistoffen samengesteld om mensen te vergroten en te verkleinen. De bedoeling is de macht van koning Trust te versterken door van zijn soldaten echte reuzen te maken. Dat het mengsel onder andere samengesteld is uit briefjes van 1000 frank, wijst er nog maar eens op hoezeer de wrede koning in het geld zwemt.
Maar Proleetje en Fantast slagen erin het goedje te bemachtigen en groeien dus als reuzen, waarna ze Apokalipsus zijn "rechtvaardige straf" geven door hem tot de afmetingen van een muis terug te brengen.
Louis Paul Boon vindt het blijkbaar grappig om Trust volledig belachelijk te maken. Na een gevecht ligt de koning hulpeloos in bed, volledig ingepakt met verbanden, waarbij het commentaar luidt : "Maar lieve deugd, waar is der oud'ren fierheid en de sigaar van koning Trust heengevaren ?"[1186]. En als hij probeert te vluchten, komt hij zelfs terecht in zijn onderbroek … het begin van zijn ondergang. De vernedering gaat verder als Proleetje en Fantast hem als projectiel voor hun "nieuw geheim wapen" gaan gebruiken … en Fantast na gebruik ervan duidelijk zijn handen afkuist. Trust wordt dus nog eens afgebeeld als iets "vuil".
Een groot gevecht tussen de reuzen Proleetje en Fantast en de mannen van Trust ontplooit zich, waarbij onder het Trustleger zelfs doden vallen. Vervolgens dringen de twee jongens de gangen van het kasteel binnen, maar niet vooraleer ze een waarschuwingsbriefje voor de lezer geschreven hebben, waarin te lezen staat : "Lieve vrienden ; zoals bij de aanvang moet hier nogmaals gewezen worden op de meer ernstige ondertoon van dit verhaal. Vergeef ons omdat het weer wat droevig wordt, maar ook gij zult weldra bemerken dat het in het leven niet altijd koek en deeg is. Proleetje en Fantast."[1187] Boon legt met deze boodschap duidelijk een link naar de werkelijkheid en maakt zijn lezers duidelijk dat ze het verhaal ook zo moeten lezen.
De waarschuwing was enigszins op haar plaats, want in de kelders bemerken ze graatmagere, zelfs skeletachtige mannen, allemaal vastgeketend aan de muren : de slaven van koning Trust, die duidelijk mishandeld geweest zijn. Alle slaven worden bevrijd, en de wraak wordt voorbereid : "de optocht der slaven" komt op gang. De slaven verenigen zich "eensgezind in een vrijheidsleger" "om een einde te stellen aan het duizendjarig rijk van koning Trust". Proleetje wordt aangesteld als aanvoerder en de aanval wordt ingezet.
Maar de verleidende kracht van de Vleidampers en Spiegelmannen is groot, zodat sommige slaven aan de vijand niet kunnen weerstaan. Dit belet echter niet dat de slaven het leger van Trust verslaan. Maar zowel koning Trust als Dr. Apokalipsus kunnen ontsnappen. Trust kan zijn lot echter niet ontkomen : terwijl hij probeert weg te geraken in zijn vliegende sigaar, wordt hij neergeschoten. Het doel is dus bereikt, de wrede koning is uit de weg geruimd. Apokalipsus heeft meer geluk, en kan werkelijk ontkomen.
Om het einde van de koning te vieren, wordt er ter ere van Proleetje en Fantast, die als echte helden ontvangen worden, een groot "proletarisch feest" georganiseerd. Fantast laat daar de volgende speech horen : "Eeuwen lang hebben ze ons uitgehongerd … Maar … door onze stalen wil en ons gouden geloof hebben wij het volk van het Land van Koning Trust van slavernij en uitbuiting … van ellende van kerkers van knoeten, van Dommerikken van Vleidampers van Bedriegerspiegels van Apenkoppen van Trusten en … van de honger vrijgevochten …! En, waarde strijdmakkers, met de wens dat het maal u goed bekomt sluit ik mijn rede. Smakelijk."[1188]
Waarna de "vrijgevochten Trustslaven" hun familie terugvinden. Na deze ontroerende scène, zet iedereen zich aan het werk om een nieuwe stad te bouwen, "hun wonderlijke droom die nu werkelijkheid wordt". "Nieuwe moderne woningen, mooie theaters en cinemazalen, prachtige speelpleinen en fabrieken met radiomuziek worden gebouwd. Einde goed alles goed."[1189]
Tenslotte wordt het verhaal besloten door een nawoord : "Beste vriendjes. Hier komt een punt aan de wonderlijke avonturen van Proleetje en Fantast in het land waar de geniepige Trustkoning tyran was en de verschrikkelijke Apenkop zijn rechterhand. Ge weet hoe het volk moest zwoegen als een trekhond om de sigaren van de luie koning te betalen, en zelf de wapens vervaardigde waarmee het onder de duim gehouden werd. Als enige voldoening mocht het zijn kinderen zien sterven van de honger. Maar onder de dappere leiding van Proleet en Fantast is daar een eind aan gemaakt, mits veel bloed en zweet te vergieten. Het volk is baas over zijn eigen en heeft zich een wereld gebouwd zonder krotten, waar de zon bij elkeen binnen kan en de een geen stro in de andere zijn weg legt. In dat aards paradijs blazen ze nu uit van de zware karwei, roken zelf een sigaartje, halen hun herinneringen op en als ze niet dood zijn leven ze nog. Proleetje en Fantast."[1190]
In het verhaal wordt duidelijk de tegenstelling tussen kapitalisme en communisme uitgespeeld. Proleetje, Fantast en de rest van het gewone volk staan voor het communisme, terwijl Trust en de zijnen voor het (burgerlijke) kapitalisme staan. Boon staat duidelijk aan de kant van het volk, wat trouwens perfect in overeenstemming te brengen is met zijn toenmalige politieke ideeën. Natuurlijk staat het verhaal in zijn geheel voor die tegenstelling, maar dat wordt door een aantal elementen nog eens extra in de verf gezet.
Zo schilderen Proleetje en Fantast in het begin van het verhaal "het teken" op de muren, een teken dat bestaat uit een sikkel en een hamer, overduidelijk het kenteken van de Sovjetunie. Ook valt onder de opstandelingen wel eens het woord "kameraad".
Samenwerking wordt door Boon verheerlijkt, het is duidelijk ook één van de elementen die de opstand doet slagen. Bij het begin zeggen de kinderen al "Laten wij ons verenigen en sterk worden". Samenwerking, de kracht van een massa : "Om een einde te stellen aan het duizendjarige rijk van koning Trust, moeten de slaven zich eensgezind in een vrijheidleger, een massaleger, verenigen."
Het gaat echter niet alleen om de strijd tussen kapitalisme en communisme, men kan alles zelfs herleiden tot een strijd tussen goed en kwaad. Laten we even het taalgebruik in verband met de verschillende (groepen) personages vergelijken. Proleetje en Fantast, "onze kleine helden", zijn "de redders", worden "strijdmakkers" genoemd en worden gekenmerkt door hulpvaardigheid, moed en uithoudingsvermogen. Zij slagen erin hun volk van "arme slaven" te doen opstaan en om te vormen tot "flinke soldaten". Dit in tegenstelling tot de soldaten van het leger van koning Trust, die worden afgeschilderd als "gedachteloos", "niet veel meer dan machines" en steunend op "brute macht". Op die manier wordt het imago van het "machtige leger" van koning Trust met de grond gelijk gemaakt.
Onze koning Trust, die er zeker niet beter uitkomt dan zijn leger, is wreed, sluw en wordt naast "tyran" ook "monsterachtige uitwas" en "grote bedrieger" genoemd. Zijn "machtig paleis" blijkt een "sombere burcht" te zijn. Ook Apokalipsus, de rechterhand van Trust, wordt een "monster" genoemd.
Ook belangrijk om aan te stippen, is hoe bepaalde attributen gebruikt worden om Trust en de zijnen te kenmerken. Trust met zijn staf, mantel, hoge hoed, dikke sigaar ; de bolhoeden van de Spiegelmannen. Andere elementen die geassocieerd worden met Trust, staan in verband met geld en het kapitalisme. De naam "Trust" alleen al … In zijn kamer staan dan ook nog een brandkast en hangen er statistieken met een enorm stijgende lijn aan de muur. En dan zit hij nog uit te rekenen hoe hij meer rendement uit zijn slaven kan halen. Ook het feit dat Dr. Apokalipsus zijn vergrotingsmiddel maakt uit briefjes van duizend, terwijl het volk zit te creperen van de honger, versterkt nog de sociale tegenstellingen.
In het verhaal zijn ook een aantal verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog terug te vinden. Zo heet één van de bevrijde slaven van koning Trust "Jef Buchenwald"[1191], waardoor een duidelijke link gelegd wordt tussen de kerkers van de wrede koning en de nazi-concentratiekampen. Als Proleetje en Fantast op een bepaald moment vluchten, staat er : "En dan … op zoek naar levensruimte !", zoals de Nazi's in de tijd"[1192]. Het rijk van Koning Trust wordt net als Duitsland het "Duizendjarige Rijk" genoemd. En een vrouw, die een "weg met koning Trust"-pamflet ontvangt, vraagt zich af of dat niet naar de "kommandantur van koning Trust"[1193] moet. Op basis daarvan kan men stellen dat Boon een link probeert te leggen tussen de Duitse bezetting en het regime van koning Trust. De haat van Boon (zie hoger) tegenover het fascisme maakt deze stelling alleen maar sterker.
Een link Trust – burgerlijk kapitalisme – nazi-Duitsland is in het verhaal dus zeker aanwezig en is ook nog in overeenstemming met de marxistische theorie. De traditioneel-marxistische benadering ziet het fascisme namelijk als een instrument van het bourgeoiskapitalisme. Het fascisme is volgends deze benadering dus een complot van de burgerij om hun kapitalistische belangen veilig te stellen en de arbeidersmassa onder de knoet te houden.[1194] Ook de doelstellingen van de KPB net na de Tweede Wereldoorlog liggen in die lijn : die doelstellingen waren namelijk het opzetten van een breed democratisch front om de strijd tegen nazi-Duitsland en zijn vijfde colonne in het eigen land verder te zetten. Die vijfde colonne werd zeer breed gezien, ook de trusts en het grootkapitaal behoorden daartoe.[1195]
De Tweede Wereldoorlog was voorbij, het fascisme verslagen. Nu nog het kapitalisme, zou men kunnen denken. Boon laat het Proleetje en Fantast alleszins realiseren. En ook hier kan men een link maken naar de marxistische theorie. Daarin staat de klassenstrijd namelijk centraal. Een klassenstrijd waarbij een elite via dwang, sociale controle en ideologie-overdracht haar macht oplegt aan de massa. De staat is een instrument in handen van de elite die het gebruikt om haar belangen veilig te stellen : de staat bevordert dus de kapitalistische productieverhoudingen. Aan dit systeem kan alleen een einde gemaakt worden door een totale omvorming van de productiewijzen.[1196] In het verhaal verslaat het volk de kapitalistische koning Trust en grijpt het zelf de macht.
Een gelegenheid om de koningskwestie aan te kaarten, vindt Boon blijkbaar ook. Als één van de bevrijde slaven in handen van de Spiegelmannen valt, schrijft Boon : "Daar staat hij nu … de dapperste aller slavensoldaten, zijn spiegelbeeld-met-de-goudzak te bekijken gelijk Leopold zijn eigen aan de poort van Berchtesgaden"[1197]. In volle koningskwestie-periode is dit natuurlijk geen onschuldige uitspraak. Zoals al vermeld in de contextschets, was één van de zaken die de anti-Leopoldisten de koning verweten, dat hij een onderhoud met Hitler gehad heeft in Berchtesgaden in 1940. Niet alleen wordt Leopold door deze uitspraak belachelijk gemaakt, ook belangrijk is het feit dat er "Leopold" en niet "koning Leopold" of "de koning" staat. Boon neemt hier dus een duidelijk anti-Leopold standpunt in.
Het hele verhaal kan trouwens gezien worden als anti-Leopold en anti-CVP, als men naar de standpunten van De Roode Vaan kijkt. In verschillende artikels van de krant worden de trusts aangevallen als de vijand nummer één. En deze trusts worden gelinkt met de CVP (de partij van de "reaktie") en Leopold III. In de hiernaast afgebeelde tekening ziet men duidelijk hoe Leopold afgebeeld wordt als de koning van het burgerlijke grootkapitaal. In verkiezingspropaganda uit januari 1946 wordt Leopold zelfs voorgesteld als de man die de hand gereikt heeft aan Hitler, die de collaborateurs aangemoedigd heeft, die zich aan het hoofd stelde van "alle reaktionnaire en neo fascistische krachten", …[1198]
Hoewel de thematiek van "Proleetje en Fantast" zeer ernstig is, blijft het verhaal toch sterk gekenmerkt door een humoristische inslag. Getuige daarvan de ontelbare scènes waar Trust zelf of zijn leger zich door hun stommiteiten hopeloos belachelijk maken. Toch blijft de realiteit van het leven aanwezig : Boon zorgt daar onder andere voor door de boodschappen tot de lezer die hij inlast. Ook blijkt dat de wapens die gebruikt worden wel degelijk in staat zijn te doden, in de vrijheidsstrijd vallen slachtoffers. De wapens richten wel niet de schade aan die ze verondersteld zijn aan te richten, er wordt bijvoorbeeld zonder al te veel gevolg gebruik gemaakt van atoombommen en –kanonnen.
Louis Paul Boon heeft blijkbaar een "boontje" voor het gebruik van "atoom" als voorvoegsel. Zo vindt men in het verhaal naast atoombommen en –kanonnen ook nog "de atoomridder". Andere auteurs maakten trouwens ook graag gebruik van het woord "atoom", waaronder Maurice Roggeman in het volgend verhaal. Daarin vraagt Proleetje op een bepaald moment aan Fantast of hij nog leeft, waarop deze antwoordt : "nog een atoompje"[1199]. De atoombom stond op dat moment dan ook sterk in de actualiteit.
Louis Paul Boon en Maurice Roggeman hangen in dit verhaal dus geen al te mooi beeld op van de kapitalistische maatschappij. Kapitalisme wordt geassocieerd met uitbuiting, machtsmisbruik, onderdrukking, waarbij het gewone arbeidersvolk bedrogen wordt door valse discours. Alleen door zich te organiseren (leden werven, pamfletten verspreiden, …) en in opstand te komen kan het volk een einde maken aan deze onrechtvaardige situatie. Dan kan een nieuwe wereld ontstaan waar niemand iets tekort komt. Dit blijft natuurlijk een ideaal …
Een ideaal, maar een ideaal dat verwezenlijkt wordt. En deze optimistische afloop is eerder merkwaardig voor Boon, omdat hij in zijn ander werk meestal een veel pessimistischer houding aanneemt. In zijn roman Vergeten Straat uit 1946 bijvoorbeeld, waar de bewoners van een afgesloten straat een communistische gemeenschap proberen op te richten, maar waarin het experiment mislukt.[1200]
Ook in zijn andere bijdragen aan De Roode Vaan was Boon blijkbaar pessimistischer, zoals Jos Muyres vermeldt in zijn boek : "Maar zijn bijdragen aan De Roode Vaan missen de voor die naoorlogse communistische journalistiek typerende opportunistische en euforische toonzetting. Onder andere Oud-Rode-Vaan-collega Rosa Michaut heeft er later op gewezen dat Boon qua levenshouding eigenlijk niet bij De Roode Vaan thuishoorde, omdat hij niet in veranderingen en al helemaal niet in een communistische samenleving geloofde. Zijn indertijd in boekvorm verschenen werk bevestigt deze veronderstelling : daarin overheerst een diepgeworteld ongeloof in maatschappelijke veranderingen."[1201]
Twee mogelijkheden stellen zich dan ook : ofwel heeft Boon zich voor Proleetje en Fantast in optimistische richting laten gaan[1202] ofwel heeft hij de richtlijnen van de redactie opgevolgd. Uit al geciteerde interviewfragmenten blijkt dat het verhaal duidelijk in opdracht van de redactie van De Roode Vaan gemaakt werd. En de redactie zal meer dan waarschijnlijk een propagandaverhaal verwacht hebben waarin het voorbeeld getoond wordt, waarin getoond wordt dat en hoe een klassenstrijd kan gewonnen worden door de arbeidersmassa en hoe het volk dan een nieuwe, betere, maatschappij kan opbouwen[1203]. Een pessimistisch einde zou hierin zeker niet passen. En het feit dat zeer veel elementen uit het verhaal perfect aansluiten bij de standpunten van de krant, bevestigt deze redenering alleen maar.
Het "druk-vanuit-de-redactie"-argument kan trouwens ook gebruikt worden om te verklaren waarom er geen auteurs vermeld worden voor het verhaal. Misschien vond Boon het te zeer bestellingswerk en te weinig persoonlijk om er zijn naam onder te zetten.
13.3.6. Proleetje en Fantast Globetrotters
Het verhaal "Proleetje en Fantast globetrotters" bestaat uit twee onderverhaaltjes, die ik afzonderlijk zal behandelen. Het eerste deel is volledig nieuw, terwijl het tweede deel een variatie is op de strijd tegen Koning Trust.
Proleetje en Fantast blijken hun nieuwe "land-van-belofte" een beetje saai te vinden, want ze vervelen zich. Ze besluiten dan maar op reis te gaan. Ze vertrekken met het vliegtuig en ter hoogte van het eiland Bikinino springen ze naar beneden. Bikinino is dan ook een "prachtig eiland" met "goudkleurig strand, kokospalmen en bananenstruiken". Maar de twee jongens zijn nog maar net geland op het eiland, of ze worden al door de inboorlingen naar het dorp gebracht. En tegen al hun verwachtingen in, worden ze niet in de ketel gestopt, maar een hut binnengeleid.
Ondertussen blijkt ook dat er een ganse hoop Amerikaanse militairen op het eiland aanwezig zijn. Dit wordt niet expliciet gezegd, maar de "PM" die ze op hun helmen hebben staan, en het soort Engels dat ze spreken ("handsoep"[1204]), zeggen genoeg. De soldaten vinden Proleetje en Fantast verdacht en sluiten hen op.
Opeens zijn Proleetje en Fantast getuige van een merkwaardig tafereel, dat hun "bloed aan het koken" brengt : "De inlanders worden uit hun hutten gesleurd, op het strand in een troepken gezet en door de mitrailletten in bedwang gehouden. Een groot schip komt rechtstreeks op hen aangestevend. Nauwelijks geankerd wordt de grote valdeur neergelaten en de inboorlingen als een kudde schapen in het water gedreven. Overal gekerm en gehuil, alles wat hen lief is moeten ze verlaten, hutten bossen, bananen, kokosnoten, papegaaien, apen en andere lekkere dingen."[1205] De naam van het schip, "Liberty shop", is minstens ironisch te noemen.
Proleetje en Fantast besluiten te vluchten, en ondanks het feit dat ze beschoten worden door mitrailleurvuur, raken ze met een kano weg over de Stille Zuidzee, terwijl ze in de verte kruisers zien liggen. Maar : "Eensklaps schijnen hemel en aarde open te scheuren. Proleetje vliegt van 't verschot de lucht in en zijn muts wordt bijna van zijn hoofd gerukt… In de verte zien ze een reuzepaddestoel de lucht in groeien."[1206] Een atoombom dus …
Dit eerste deel is één en al anti-Amerikaans en anti-atoombom te noemen. Ook de inboorlingen worden naar hedendaagse normen niet al te fraai voorgesteld. Proleetje en Fantast vrezen in de kookpot terecht te komen, de "zwarte mannekens" spreken "koeterwaals", en één van de zwarten wordt zelfs eens beschreven als "schoenkreemsandwichman". Maar voor die tijd is dit totaal niet buitengewoon en dit is zeker niet het belangrijkste element.
Veel belangrijker is dat de inboorlingen worden opgedraafd om een rol van slachtoffers te spelen. Slachtoffers van de Amerikaanse atoomproeven en van de Amerikaanse agressie. De voorstelling van de Amerikaanse soldaten is niet al te vleiend : ze worden beschreven als "zwartkijker", "donkerwolk" of nog "man van de openbare wanorde"[1207]. Met de chef van de Donkerwolken is het nog erger gesteld : deze doet niets dan roepen en ziet in Proleetje en Fantast spionnen, zodat hij ze wil laten doodschieten.
De Amerikanen worden voorgesteld als agressievelingen die alles doen om hun doel te bereiken, ook al moeten ze daarvoor de inlandse bevolking hun huizen en omgeving ontnemen en hen op een mensonwaardige manier samendrijven naar de "Liberty Shop". Men kan de situatie zelfs ook zien vanuit ecologisch standpunt : de Amerikaanse donkerwolken helpen, ten behoeve van hun atoombom, een prachtig eiland om zeep.
Hier wordt natuurlijk verwezen naar de Amerikaanse atoomexperimenten op het eiland Bikini in de Stille Oceaan. Vanaf 1946 hielden de Amerikanen op dit eiland atoomproeven, nadat ze de bewoners verwijderd hadden. Ook merkwaardig is het feit dat, daar waar in het eerste verhaal nogal speels met atoombommen omgegaan werd, het hier bittere ernst is.
Ten tijde van de atoomproeven op Bikini neemt De Roode Vaan een sterke negatieve houding aan tegenover de Amerikaanse experimenten. Ook wordt er "gelachen" met de tegenvallende resultaten van de eerste proeven. Daarnaast wordt de Amerikaanse houding inzake atoomwapens afgekeurd, en de Sovjethouding als alternatief naar voor geschoven.[1208] Ook de voorstelling van de Amerikanen als agressievelingen die de vrede en de openbare orde bedreigen, past perfect hij de communistische denkbeelden.
In het tweede onderdeel ziet een schip de kano van Proleetje en Fantast varen, en ze worden opgepikt. De bemanning blijkt echter uit een hoop rare gevallen te bestaan. Naast Kapitein King Kong of Eenoog[1209], bestaat ze uit de "kaffer" en de "eierenkakker".
Een storm steekt op en de twee jongens gaan zich verstoppen in het ruim, waar een kist staat die hun aandacht trekt. "Proleetje slaat zijn pollekens open van verbouwereerdheid bij het lezen van het bestemmingsadres. Ik wil er mijn nieuwe muts bij verwedden dat daar kiekentaartjes en atoomsigaren in zitten, peinst hij."[1210] Op de tekening valt een deel van het adres te lezen : "Apokalipstru … naaim … nes … via … b … aire". Natuurlijk blijken er in die kist geen naaimachines te zitten, maar wapens : "Brownings, kolts, trommelrevolvers, automatische pistolen, traangaspistolen van de allernieuwste modellen."[1211]
Aangezien in het ruim ook een lading worsten ligt, verwisselen Proleetje en Fantast de inhoud van de twee kisten en kruipen zelf in een lege ton. Even later komt het schip aan in de haven van bestemming en wordt de lading uitgeladen.
De twee jongens houden vanuit hun ton de omgeving in het oog en "Als de duisternis ingevallen is willen Proleetje en Fantast hun schuilplaats verlaten om de omgeving te verkennen, maar juist op dat ogenblik komt er een luxewagen aansuizen en stopt vlak voor hun ton. Een zwarte vent stapt er uit en loopt op zijn sokken naar het schip toe."[1212] De "zwarte vent" en Kapitein Eenoog wisselen "pampieren"[1213] uit, waarna een stel vrachtwagens de verkochte kisten komen opladen. Kapitein King Kong en zijn bende doen dus duidelijk aan wapensmokkel.
Proleetje en Fantast reizen ongezien mee met de vrachtwagens, die door een kaal landschap met kaktussen rijden. Fantast denkt dat ze zich in "Kakadoezië" bevinden, dat één of ander Spaanssprekend Zuid-Amerikaans land[1214] moet voorstellen. Uiteindelijk rijdt het konvooi een domein binnen, waar boven de ingang "Haciënda del Trusto" te lezen staat. De jongens springen snel van de vrachtwagen af en zien een "mooie luxeauto" voorbijrijden waar sigarenrook uitkomt. Hun nieuwsgierigheid wordt geprikkeld, en ze dringen de "prachtige haciënda" binnen. Daar zien ze Koningos Trustos met zijn mannen niet al te zuivere plannen smeden : "Afgedankte generalen en mannen met goud en zilver bestikte frakken zitten rond een vierkante tafel een komplot te fabriceren."[1215]
Maar Proleetje en Fantast worden opgemerkt, "de zilver- en goudverstikten stuiken uit hun hol en een verschrikkelijke achtervolging begint."[1216] Maar ze slagen erin te ontsnappen en trekken verder tot ze aankomen bij een krotwoning, waarvan ze "haast niet geloven dat daar mensen kunnen wonen". Proleetje merkt dan ook op : "Dit zullen in geen geval vrienden van onze vijanden zijn".[1217]
Hier wordt weer, zoals in het eerste verhaal, de scherpe tegenstelling uitgespeeld tussen het arme volk en de rijke Koningos Trustos, met als enig verschil dat de Trust-aanhangers (nog) niet aan de macht zijn. Ze proberen alleen via een complot de macht in handen te krijgen. Trustos en de zijnen roken dikke sigaren, beschikken over een luxueuze haciënda, rijden in luxeauto's en dragen met goud en zilver versierde uniformen. Die uniformen worden trouwens ook gebruikt om de mannen van Trustos belachelijk te maken, als ze benoemd worden als "de goud- en zilververstikten".
Ook in het woordgebruik wordt duidelijk aangegeven wie aan welke kant staat : Proleetje en Fantast worden beschreven als "onze onoverwinnelijken", terwijl de mannen van Trustos de "rebellos" zijn die de macht willen grijpen[1218].
Om verder te gaan met het verhaal : Proleetje en Fantast worden door de Indianen die de krotwoning bewonen, hartelijk ontvangen. Maar plots wordt heel de omgeving opgeschrikt door een grote rookontwikkeling. Ze haasten zich naar de plaats van het onheil en "Weldra vinden ze de verschrikkelijke sporen van de bloeddorstige bende die de opstand ontketend heeft. Overal rokend puin en in de pampas verspreide lijken van vermoorde inlanders."[1219]
De twee jongens gaan dan maar de inwoners van de dichtstbijgelegen dorp verwittigen, waar iedereen juist staat aan te schuiven voor de rantsoenering. Maar natuurlijk zitten er in de aanwezige tonnen niet de voorziene worsten, wel de wapens die Proleetje en Fantast op het schip van ton verwisseld hadden. De dorpelingen kunnen dus bewapend worden en het verzet tegen Trustos wordt georganiseerd. Ondertussen zijn ook de "rebellos" aangekomen : "Geen onraad vermoedend stormen ze al brullend "Viva Trustos" op de stad toe en verknallen nutteloos hun buskruit dat het stof in de geburen vliegt"[1220]. Ook hier worden de rebellen weer duidelijk voorgesteld als "de slechten" : niet alleen richten ze een enorme schade aan onder de lokale bevolking, hun actie is ook totaal nutteloos, aangezien Proleetje en Fantast toch onoverwinnelijk zijn.
Maar de dorpelingen (ook wel "peones"[1221] genoemd) slagen erin de overmacht te behalen. Bij de rebellos gaat het dus wat minder goed : "De kommandantos, die natuurlijk buiten schot gebleven was, ziet zijn soldeniers lijk vliegen wegmaaien. Rapos, helpos, of wij zijn naar de vaantjes ! telegrafeert hij, terwijl het overschot van zijn rebellos met hun benen onder de armen komt teruggestoven."[1222] De rebellen die proberen te vluchten worden door Proleetje en Fantast, die zich gedragen "als echte guerrillapartizanen"[1223] tegengehouden. Hier krijgt men een serieuze kritiek op de legerleiding, die buiten schot blijft, terwijl de gewone soldaten zich laten afmaken. Bij de beschrijving van Proleetje en Fantast als guerrillapartizanen krijgt men dan weer een verheerlijking van het communistisch verzet.
De rebellie wordt dus gestopt, maar Trustos kan ontsnappen met een vrachtwagen. Proleetje en Fantast nemen afscheid van de peones en gaan bij een zonsondergang achter Trustos aan.
In dit verhaal gaat het dus niet meer om een regime dat de jonge communisten Proleetje en Fantast afzetten, maar om een rebellie die ze voorkomen. Welk gezag er dan wel is in dat land, daar kan men alleen maar raden. Dat het er niet zo goed gaat, is wel duidelijk, zie daarvoor de krotwoningen en de rantsoeneringen. Opmerkelijk is ook het "open einde" : de rebellie is wel neergeslagen, maar Trustos is kunnen ontsnappen. De kans bestaat dus dat hij elders weer plannen gaat smeden om de macht te grijpen. De lezer weet alvast dat hij op zijn hoede moet zijn …
13.4. Besluit
De Rode Vaan begint zeer laat met het publiceren van een strip. Pas in mei 1946 wordt er gestart met Proleetje en Fantast. Waarschijnlijk door gebrek aan financiële middelen worden Boon en Roggeman, als medewerkers van de krant, aan het werk gezet.
Hoewel de auteurs bekend zijn door hun ander werk voor de krant, worden hun namen nooit genoemd in verband met Proleetje en Fantast. Toch krijgen de verhalen aandacht : het eerste verhaal heeft recht op een aantal aankondigingen, die de lezer al enkele weken op voorhand op de hoogte brengen van de publicatie.
Voor het verdere gebrek aan strips zijn er verschillende verklaringen mogelijk. Vooral het gebrek aan financiële middelen en het ontslag van Boon en Roggeman lijken plausibele verklaringen. Want De Roode Vaan was goed bezig om zich naast de andere kranten te plaatsen en zelfs zich tot een kwaliteitskrant te ontpoppen : verzorgde lay-out en lettertypes, veel aandacht voor cultuur en een eigen strip die met de nodige aandacht aangekondigd wordt.
Maar ook verschillende verklaringen zijn onmogelijk. De uitleg die soms aangevoerd wordt dat een communistische krant geen strips publiceert omdat ze geen Amerikaanse agentschapstrips wilt kopen, slaat nergens op. Er waren genoeg andere mogelijkheden om aan strips te geraken. De Roode Vaan publiceert zo bijvoorbeeld een Nederlands verhaal en enkele strips uit de Franse communistische pers.
En hiermee komen we aan de relatie tussen de twee communistische "zusterkranten", De Rode Vaan en Le Drapeau Rouge. Aangezien er een nauwe samenwerking tussen deze twee kranten bestond (er wordt soms zelfs gesproken van De Rode Vaan als de vertaling van Le Drapeau Rouge), is het zeer merkwaardig dat er niet nauwer samengewerkt werd op het vlak van strips. Slechts zes stroken afkomstig uit de Franse communistische pers staan in de twee kranten. En dat terwijl een propagandaverhaal als Proleetje en Fantast zeker goed gepast had in Le Drapeau Rouge. Deze krant publiceert op dat moment totaal geen strip. Samenwerken op het vlak van strips had ook de financiële middelen kunnen versterken. Waarom het niet tot samenwerking gekomen is, is dan ook zeer moeilijk te achterhalen …
Politiek gezien staat Proleetje en Fantast vol met communistische propaganda. De strijd tegen de trusts en het grootkapitaal, de bevrijding van de arbeiders, de kritiek op de Amerikaanse atoomproeven, enz. Ook wordt er in het eerste verhaal een duidelijke link gelegd tussen de trusts, nazi-Duitsland, Leopold III en (indirect) de CVP. De relatie tussen de auteurs en de krant werkte dat propaganda-gehalte natuurlijk in de hand. Als werknemers van De Roode Vaan konden Boon en Roggeman moeilijk anders dan de partijlijn en de richtlijnen van de redactie op te volgen.
14. La Dernière Heure
14.1. Historiek en situering
La Dernière Heure werd in 1906 opgericht door enkele jonge liberalen. Het was de bedoeling om een andere soort krant te maken : de opmaak was geïnspireerd op de toenmalige Britse populaire pers en er werd ruime aandacht besteed aan sportverslaggeving. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stopte de krant haar publicatie en drukten de Duitsers op de persen de "Brüsseler Zeitung".
Op 5 september 1944 verschijnt La Dernière Heure dan terug. De leiding van de krant is in handen van Fernand Oedenkoven en Georges Bouché, en bij de dood van Oedenkoven in 1949 zorgen Marcel en Maurice (jr) Brébart voor de opvolging. Raymond Hustin wordt hoofdredacteur, en wordt na zijn dood in 1947 opgevolgd door A. Volont ("chef des services de rédaction") en Gaston Williot ("directeur des services d'information et de reportages"). De naoorlogse periode wordt gekenmerkt door een enorme groei van de krant. Voor 1951 vermeldt Campé een oplage van 190.000 exemplaren.[1224]
De krant verschijnt zeven keer per week, in de beginperiode op 6 à 8 pagina's, tegen 1950 op 8 à 12 pagina's, én op groot krantenformaat. Strips verschijnen eerst alle dagen, behalve op maandag. Vanaf november 1949 verschijnen strips wel op maandag, om dan in juni 1950 tot een systeem te komen waarbij twee strips niet op maandag verschijnen en een derde strip[1225] wel.
14.2. Over Egypte, spionnen en detectives
14.2.1. Le Secret du Mastaba
De publicatie van strips in La Dernière Heure begint op 19 december 1945 met "Le Secret du Mastaba". Als auteur wordt een zekere "Luc" vermeld, wat niet echt veel is om de auteur te achterhalen. In 1942 publiceerde schilder Max Servais echter al een strip met de titel "Les aventures de Jacquy et Marcou, Le secret du Mastaba"[1226]. Meer dan waarschijnlijk gaat het om hetzelfde verhaal, al blijft het een raadsel waarom de publicatie niet onder de naam van Servais kon gebeuren.
Max Servais werd in 1904 geboren in Brussel in een burgerlijk milieu. In 1924 werd hij, na een transit via de marine, bediende op het Gemeentekrediet. In datzelfde jaar leerde hij de dichter Nougé kennen, die een vriend was van René Magritte en Servais introduceerde bij de Brusselse surrealisten. Hij begon dan ook te schilderen, om zich na zijn huwelijk in 1930 vooral toe te leggen op collages. In 1938 begon hij terug op Magritte geïnspireerde schilderijen af te leveren en begon hij te schrijven. Dit resulteerde vanaf 1941 in de publicatie van een reeks politieromans. Hij maakte trouwens ook humoristische tekeningen voor verschillende kranten en tijdschriften. Eén van die tekeningen zorgde ervoor dat hij in 1942 zes maanden in de gevangenis belandde. Na de oorlog werkte hij mee aan de kranten La Flamme en Le Peuple.[1227]
Le Secret du Mastaba lijkt nogal snel getekend te zijn : de stijl is eerder slordig, decors zijn weinig uitgewerkt, … Het verhaal loopt drie maanden lang over 95 stroken. De Brusselse jongens Jacquy en Marcou zijn de tweelingszonen van de bekende archeoloog Pierre Capon, die in Egypte aan het werk is. Met een valse brief van hun vader worden de jongens naar Egypte gelokt en tijdens de reis wordt Marcou ontvoerd. Jacquy bereikt wel zijn vader en even later krijgt deze een dreigbrief : Marcou wordt vastgehouden om vader Capon te verplichten zijn opgravingen te stoppen. In de zoektocht naar zijn broer komt Jacquy in de "Cité des sables" in contact met oude Egyptenaren, in historische kledij, maar wel in het bezit van tanks, mitrailleurs en motors. Blijkt daar een strijd aan de gang te zijn tussen de farao en de rebellen onder leiding van een opstandige prins. Maar opeens vergaan alle oude Egyptenaren terug tot stof, het magisch effect is blijkbaar uitgewerkt. Daarop keren Jacquy, Marcou en hun vader terug naar huis, waar niemand hun verhaal gelooft.
14.2.2. Monsieur Moustache, L'agent secret X 9 en Buffalo Bill
Een dag later dan "Le Secret dus Mastaba", op 20 december 1945, begint de publicatie van "Les avatars de M. Moustache". Deze gagstroken zijn getekend door Fola[1228] en worden verdeeld door Press Alliance en Opera Mundi. Hoofdpersonage M. Moustache loopt, zoals men al kan verwachten, door het leven met een grote witte snor. En natuurlijk komt hij in de meest rare situaties terecht. Eind 1950 loopt de publicatie nog altijd door.
En als op 17 februari 1946 "Le Secret du Mastaba" afloopt, wordt het twee dagen later vervangen door "L'agent secret X9". 1780 stroken van deze reeks vol spionnen, misdadigers, geheime agenten en amoureuze intriges zouden tegen eind 1950 gepubliceerd worden. De reeks zal even verder uitgebreid behandeld worden.
Op 1 juli 1947 komen er een derde en een vierde reeks bij. Eén daarvan is "Les aventures de Buffalo Bill", door Lennart Ek. Het verhaal loopt dagelijks tot november van dat jaar, waarna het naar de jeugdpagina verhuist en wekelijks wordt. Het is een verhaal van complotten, achtervolgingen en strijd, zowel tussen blanken en Indianen als tussen blanken onderling. Net als bij het Fred Sander-verhaal[1229] van dezelfde auteur worden de tekeningen in de loop van het verhaal altijd maar slordiger.
14.2.3. Monsieur Cro
En samen met Buffalo Bill start ook de reeks "Les enquêtes de M. Cro, détective", door Ray Reding. Het gaat hier om een speciaal voor La Dernière Heure vervaardigde reeks. Auteur van dienst, Raymond Reding, werd in 1920 geboren in Normandië, als zoon van een Belgische vader en een Franse moeder. Maar hij kwam al op elfjarige leeftijd in België terecht. Na allerlei noodjobs te hebben uitgeoefend, werkte hij van 1944 tot 1946 als schrijver en illustrator mee aan het tijdschrift Bravo en vanaf 1950 kwam hij ook bij Tintin terecht.[1230]
De verhalen draaien rond M. Cro, detective in de stad Merleville. Hij is een welkome hulp voor commissaris Ara, die het meestal alleen niet redt. In het tweede verhaal trouwt Cro trouwens met de nicht van de commissaris, Péruchette. Andere personages zijn onder andere Professor Nocturne en de misdadiger Gorilla Bing. Alle personages hebben het hoofd van dieren, maar het lichaam en het gedrag van mensen. De auteur gaat geen woordspelingen uit de weg voor het kiezen van namen voor zijn personages, getuige namen als P. Lican en May Lisande. Ook verwijzen namen meestal naar diersoorten.
M. Cro is een humoristisch getekende ballonstrip, die in de loop van de verhalen steeds beter getekend wordt. Wat de verhalen betreft, laat Reding zijn hoofdpersonage in contact komen met allerlei misdaden, die hij dan mag oplossen. Hij reist daarbij heel wat landen af. De humoristische tekenstijl verhindert niet dat het er in de verhalen ernstig aan toe gaat, zo vallen er bijvoorbeeld echte doden.
In het eerste verhaal, "La formule volée", wordt er een formule gestolen bij professor Nocturne. Het gaat om de formule van een verlammend gas, dat de eigenaar in staat zou stellen de meester van de wereld te worden.[1231] Cro en commissaris Ara onderzoeken de zaak. Ze verdenken eerst de buitenlanders, maar dat levert niets op. Uiteindelijk blijkt de schuldige een concurrerende professor te zijn.
In "Les 7 corbeaux" wordt Cro ontboden door de Minister van Buitenlandse Zaken, die hem vraagt naar het Rijk van Sinus te reizen. Er is namelijk een oorlog aan de gang tussen de "Kimonianen" en de "Sinusianen". Het zou een ramp betekenen als Sinus zou verliezen, want het land is een belangrijke cacaoproducent. De minister vertelt : "Les Kimoniens ne sont plus qu'à 200 km. de ces immenses plantations qui font notre richesse ! … L'empire du Sinus nous demande notre aide … très bien … mais officiellement nous devons rester neutres car la Kimonie est une de nos clientes. Ce qui sape l'empire c'est avant tout l'incroyable réseau d'espions qui s'y est installé ! … Seul un service de contre-espionnage efficace peut arrêter le désastre … Et là, nous pouvons aider les Sinusiens. C'est pourquoi j'ai pensé à vous pour aller sur place déjouer les plans des 7 corbeaux ! …"[1232] Cro reist er naartoe en mede door zijn interventie en die van de Sinusiaanse Keizer, die incognito gids speelt voor Cro, worden de Kimonianen overwonnen en de spionnen ontmaskerd.
In dit verhaal zetten economische belangen het land van Cro dus aan tot interventie in een extern conflict. De interventie moet echter stil gehouden worden om de relaties met het tweede land niet te schaden. Reding verwerkt hier op een speelse manier kritiek op de hypocriete houding van sommige gezagsdragers.
Verder lost Cro nog twee valsemunterszaken op, verhindert hij in het oosters land Kalpygië een staatsgreep tegen de groothertog door diens eigen broer , lost hij een zaak van bedreigingen in een hotel op, onderzoekt hij de mysterieuze dood van een bokser, vindt hij een gestolen halssnoer terug, neemt hij het in Noord-Afrika op tegen een mysterieuze sekte, lost hij diefstallen op, ontmaskert hij een "spook", rolt hij een illegale wapenhandel op, lost hij ontvoeringen op, … De misdadigers worden meestal gearresteerd, tenzij ze ontsnappen of verdrinken, zich te pletter rijden of in een ravijn storten.
Een origineel element is dat de auteur in de verhalen soms op bezoek gaat bij zijn personage. Cro vertelt dan wat hij meegemaakt heeft, zodat zijn "cher auteur" het in een strip kan gieten.[1233]
14.2.4. Pour les jeunes
Tenslotte moet nog "Pour les jeunes" vermeld worden, een halve jeugdpagina op donderdag, waarin vanaf 3 januari 1946 strips gepubliceerd worden. In de beginperiode (1946-1947) zijn dat zowel gagstroken als korte vervolgverhalen van de hand van onder andere Wal, Sea Ranger, Peyo[1234], Alka[1235] en B. Prim, waarschijnlijk allemaal Belgische tekenaars.
In "Le trésor du pendu" van B. Prim staat een mysterieus kasteel centraal dat tijdens de oorlog bevolkt werd door Duitsers. Een bende nazi's wil nu de boekencollectie van het kasteel kopen, omdat in één van de boeken het plan van een schat verborgen zit. Maar twee kampeerders kopen net dat boek, dat dan natuurlijk door de nazi's gestolen wordt. Uiteindelijk laten de kampeerders de nazi's oppakken door de politie.
Peyo legt op deze pagina met zijn "Johan" de basis van zijn latere succesreeks "Johan en Pirrewiet", en Alka, die de pagina zeker tot 1950 van illustraties zou blijven voorzien, probeert het met twee verhalen van Tom Pol.
Op deze pagina wordt dus veel origineel materiaal gepubliceerd, maar ook buitenlandse strips komen aan bod. Van mei 1949 tot april 1950 loopt "Le Bossu ou le "Petit Parisien"", een stripadaptatie (met ondertekst) door de Franse tekenaar Calvo[1236] van de roman van Paul Féval[1237]. En tenslotte duiken in december 1950 gagplaten van de hand van Bozz[1238] op, met de hond Plouk als hoofdpersonage.
14.3. L'agent secret X-9
14.3.1. Een Amerikaans geheim agent
Zoals al gezegd, publiceert La Dernière Heure vanaf 19 februari 1946 "L'agent secret X-9". De titel vermeldt Leslie Charteris als auteur, in de tekeningen vindt men de handtekening van Mell Graff[1239]. Deze Amerikaanse reeks, oorspronkelijk "Secret Agent X-9" is in 1934 ontstaan uit een samenwerking tussen schrijver Dashiell Hammett en tekenaar Alex Raymond. In 1935 werd Hammett echter al opgevolgd door Leslie Charteris. Ook de tekenaars wisselden elkaar af, in november 1935 werd Raymond al vervangen door Charles Flanders, en na een transit via twee andere tekenaar kwam de reeks in 1940 uiteindelijk terecht bij Mell Graff. Rond 1938-1940 liet ook Charteris de reeks vallen, en werd hij door verschillende mensen opgevolgd. Blijkbaar schreef Graff in de tweede helft van de jaren 1940 zijn verhalen zelf, soms geholpen door ingehuurde schrijvers.[1240]
Centrale figuur is geheim agent Philippe (Phil) Corrigan, ook wel X-9 genoemd. Hij wordt bijgestaan door misdaadschrijfster en FBI-medewerkster Wilda Murray, met wie hij ook zal trouwen. Ook de broer van X-9, Jacques Corrigan, duikt in de verhalen op. Hij trouwt zelfs met een ex-verloofde van Phil, een zekere Linda.
De gepubliceerde verhalen lopen meestal in elkaar over zonder titelvermeldingen, zodat de reeks een hoog soap-gehalte heeft. Voor een intrige afgerond is, wordt al een nieuwe verhaallijn gelanceerd, waarop dan verder kan gegaan worden. Misdaadverhalen en sentimentele verhalen wisselen elkaar af, of lopen gewoon door elkaar. Veel aandacht wordt op die manier besteed aan Wilda's Tante Mildred, die er alles aan doet om de relatie en het huwelijk van haar nicht met Phil Corrigan te doen mislukken : zo speelt ze constant voor stoorzender, probeert ze andere vrouwen op Phil af te sturen, gaat ze mee op vakantie en moet ze op de meest ongepaste momenten opeens naar de dokter.
14.3.2. Misdaad en geweld
Wat de misdaadbestrijding betreft, komen Phil en zijn omgeving met de meest uiteenlopende misdaden in contact : ontvoeringen, moorden, bookmakers die het treinverkeer in de war sturen, een ex-gevangene die zich op Phil wilt wreken, een overledene die vingerafdrukken achterlaat, een bende wapensmokkelaars, een misdadiger en een dokter die samenwerken om criminelen plastische chirurgie aan te bieden, … Het minste dat kan gezegd worden is dat de politie efficiënt werkt. Misdadigers worden vroeg of laat opgepakt of neergeschoten, of lopen zelf in hun ongeluk.
Soms lijkt het wel of de reeks speciaal gemaakt is om misdadigers op betere gedachten te brengen. Enig gemoraliseer wordt dan ook niet gemeden. Zo wordt de gevangene Tom Pathé na tien jaar vrijgelaten, hij heeft spijt van zijn gedrag en ziet zijn fouten in. Hij wou namelijk rijk worden zonder te werken. Bij de vrijlating zegt de gevangenisdirecteur dat hij hoopt dat Pathé een "homme d'honneur" zou worden. En terwijl de verteller zegt : "Tom Pathé a gaspillé dix belles années derrière les murs d'une prison.", zit hij zelf ook na te denken : "Puisse cette longue réclusion être pour moi la bouée de sauvetage contre les mauvais courants de la vie." Hij is dus echt van plan zijn leven te beteren : "Oui, je sais, j'ai gaché ma vie jusqu'ici … Mais il est en mon pouvoir de la bien terminer …".[1241] De lezer krijgt dus de goede raad niets te mispeuteren, hij zou wel eens een paar jaar in de gevangenis kunnen belanden.
Ook lijkt het soms of Amerikaanse politiemannen niets liever doen dan misdadigers op de elektrische stoel te krijgen : zo wordt er onder andere gezegd : "une bonne petite chaise électrique"[1242], of nog "il ne ratera pas la chaise électrique"[1243]. Ofwel dreigt de politie gewoon met de elektrische stoel tegenover misdadigers[1244].
Het geweld dat aan de reeks te pas komt, zoals in elk politieverhaal, betekent nog niet dat het geweld aangemoedigd zou worden. Zelf heeft Phil Corrigan het zeer moeilijk met het zomaar beschieten, en dus doden van mensen, hij schiet alleen als het niet anders kan.[1245] En tijdens een vliegreis slaat hij zelfs aan het filosoferen over mensen, oorlog en vrede : "Comme tout est calme ici dans cet avion au milieu de ces nuages à plus de 1000 m du sol. Dire que les hommes pourraient si bien s'entendre tous s'ils le voulaient. Ca serait tellement simple. Il y a de la place pour tous. Si les hommes consentaient à ne plus se battre, sauf sur les terrains de football, s'ils voulaient bien regarder un peu les nuages qui depuis toujours leur indiquent de vivre en paix les uns avec les autres. Si les hommes acceptaient enfin d'être des hommes et non plus des loups qui s'entre-dévorent."[1246]
Op zaterdag 16 november 1946 gebeurt er iets merkwaardigs. Het verhaal wordt onderbroken door een speciale strook, waarop een man achter een bureau te zien is. Met een Amerikaanse vlag op de achtergrond, spreekt hij de lezer toe : "Et voici une petite interruption. Ce message vous est adressé à tous. Ecoutez … Nous sommes actuellement submergés par une vague de crimes. Le danger est mondial et ne fait que croître … Ne pouvant supprimer le crime, nous devons tenter de le limiter. Pour cela, il faut améliorer le foyer, développer l'influence de l'école et de la morale … Un peuple uni, travaillant dans la paix avec le même esprit de sacrifice qu'il a su montrer dans la guerre, voilà ce que nous voulons et ce qui gardera au pays la vie, la liberté et le bonheur !"[1247]
De strook in kwestie heeft geen enkele functie in het verhaal en is dus wel degelijk bedoeld om "het land toe te spreken". De boodschap is eigenlijk een beetje naïef : via meer invloed van school en moraal de misdaad indijken … Daarnaast wordt de bevolking aangezet om in vrede samen te werken, en wordt er daarbij verwezen naar de oorlog. Als men deze strook leest, dan krijgt men nog een sterkere indruk dat de reeks echt bedoeld is als anti-misdaadpropaganda. Ga de misdaad niet in : de politie werkt efficiënt, misdadigers worden opgepakt en krijgen vroeg of laat toch spijt over hun daden. Mensen kunnen trouwens veel beter samenwerken dan de strijd met elkaar aan te gaan in de misdaadwereld.
14.3.3. Oorlog en desertie
In mei en juni 1946 loopt een verhaal waarin een deserteur een centrale rol speelt. Een zekere François komt na lange tijd terug thuis, maar doet raar. Hij ontwijkt de vragen van zijn vader over de oorlog en vertelt dat hij afgekeurd werd voor het leger. Hij heeft ook een bijgewerkte neus en is in het bezit van valse papieren. Zijn vader ruikt onraad en blijft zijn zoon uitvragen. Hij wrijft hem ook het verhaal van een andere soldaat onder de neus : "Tom ami Charles est rentré la semaine dernière … Amputé d'une jambe .. Quand il s'est présenté à sa place, une femme l'occupait."[1248]
Er wordt in het verhaal heel zwaar getild aan desertie. Niet alleen zijn vader doet er lastig over, ook in het misdaadmilieu brengt het problemen mee. Want inderdaad, een bende misdadigers ontdekt zijn valse papieren en verplicht François voor hen te werken. De leider van de bende : "Si je n'écoutais que mon patriotisme, je te signalerais …".[1249] Maar hij stelt uiteindelijk voor om mee te werken.
François voelt zich echter niet gelukkig, op een avond zit hij te piekeren : "Je ne deviens rien de propre .. Je n'ai pas eu le courage d'être soldat comme tout le monde … maintenant je suis acculé au pire."[1250] En zijn desertie brengt hem ook ongeluk in de liefde. Als hij de vriendin van de bendeleider probeert te verleiden, speelt zijn verleden hem parten : "Ce n'est pas ça François, on vous recherche pour désertion ! Je ne peux pas épouser un homme dont la photo risque d'être affichée partout ! Les Japonais ont tué mon père. Vous devez comprendre ce que je ressens en pensant aux déserteurs …"[1251]
Het verhaal gaat hier duidelijk de patriottische toer op. Niet zo verwonderlijk, want op het moment van de originele publicatie[1252] zijn de VS nog in oorlog met Japan. Opmerkelijk is wel dat de auteur met dit verhaal de deserteurs een "moraliserend lesje" geeft, net als in andere verhalen gebeurt met gewone misdadigers.
14.3.4. Nazi's en atoomgeheimen
In 1946[1253] duiken enkele nazi's op in het verhaal. Een zekere Otto Krudd stelt aan X-9 en Wilda[1254] voor om achter een begraven schat te gaan zoeken op een eiland in de Bahamas. Maar ze komen in een echt wespennest terecht. Voor het vertrek gaat Krudd een nazi-deserteur, waarmee hij nog samengewerkt had, neerschieten. En Eva, de zogenaamde vrouw van Krudd, die ook meereist, blijkt een zekere Kapitein Kroeger te zijn. Tijdens de oorlog was hij kapitein van een Duitse duikboot en samen met Krudd bewaarde hij de schat van enkele rijke Duitsers. Na de oorlog zouden ze die schat dan verdelen, maar ze blijken niet meer zo goed met elkaar op te schieten. Op het eiland schiet Kroeger Krudd neer, waarna hij Phil en Wilda bedreigt. Ze worden echter gered door een plots opduikende Jacques Corrigan, broer van X-9.
Om de reeks spannend te houden, kan X-9 natuurlijk nooit lang op vakantie gaan zonder dat er iets gebeurt. Terwijl hij op vakantie samen met Wilda rustig aan het vissen is, ontdekt hij plots een lijk onder water. Maar het koppel wordt in het oog gehouden, en even later worden ze door gewapende mannen meegenomen en bij hun baas, de "professor", gebracht. Phil herkent de man : "Il est un des ces savants nazis qui ont disparu après la chute de Berlin."[1255] Deze professor Swein, blijkt een nieuw wapen uitgevonden te hebben : een atoomgeweer dat atoomkogels, eigenlijk mini-atoombommen, afvuurt. Phil geraakt met hem in gesprek :
- Swein : "Il est évident que si j'avais tourné mon arme vers le führer avant les dernières semaines de la guerre les résultats auraient été tout autres."
- Phil : "Pourquoi ne l'avez-vous pas fait ?"
- S : "Je cherche la richesse et non pas la gloire. Et je savais qu'après la guerre on me paierait le prix … Et c'est en Amérique que je négocierai aux plus belles conditions."
- P : "Avez-vous présenté votre invention au gouvernement des Etats-Unis ?"
- S : "Je veux d'abord savoir quelles offres me seront faites ailleurs. J'attends d'un instant à l'autre les délégués d'une puissance étrangère."[1256]
En terwijl de "buitenlandse agenten" dichterbij komen, gaat het gesprek verder :
- P : "Vous me dites qu'un agent étranger doit venir ? Que déciderez-vous s'il vous fait une offre très avantageuse ?"
- S : "Alors je ne prendrai pas contact avec votre gouvernement. Après tout à mon âge je n'ai pas besoin de sommes fabuleuses."
- P : "Pourquoi avez-vous supprimé cet homme que vous appelez Carl ?" (Het gaat hier over het lijk.)
- S : "C'était un de mes assistants. Il était effrayé des résultats de mon arme et il m'avait menacé de me dénoncer à la police."[1257]
Uiteindelijk komen de buitenlanders, Prokrast, Kralek en Vonner[1258], aan. Maar Prokrast blijkt van de politie te zijn … Professor Swein wordt gevangen genomen en zijn assistent neergeschoten. Het wapen valt dan ook in handen van de Amerikanen, die heel goed weten welk belang het heeft. "L'invention de cette balle atomique peut changer tout le cours des événements."[1259], vertelt "Prokrast". Inderdaad, in de wapenwedloop met de Sovjetunie is zo'n wapen van zeer groot belang.
Atoomonderzoek en atoomgeheimen spelen ook een belangrijke rol in andere verhalen. Op een dag wordt Wilda op de hoogte gebracht dat haar oom Lenson al een maand verdwenen is. Hij heeft meegewerkt aan een atoomonderzoek en de politie vreest dat hij verraad zou plegen. Hij blijkt door een bende ontvoerd te zijn, maar weigert te praten. Als ze even later ook Wilda in handen krijgen, blijkt hij daar wel toe bereid te zijn. Maar X9 komt de ganse boel redden. Achteraf verklaart Lenson dat hij nooit zijn atoom-eed zou verbroken hebben.[1260] Op een ander moment wordt een vermoorde geleerde ervan verdacht samengewerkt te hebben met de Japanners.[1261]
14.3.5. Buitenlandse spionnen …
En hiermee komen we aan de Koude Oorlog en de buitenlandse agenten en spionnen. Hoewel er geen enkel probleem van gemaakt wordt nazi's nazi's te noemen, wordt Rusland nooit rechtstreeks vermeld. Uit allerlei informatie blijkt dat de "buitenlandse spionnen" die Amerika bedreigen meer dan waarschijnlijk Russen zijn, en de lezer zal dat dan ook wel gemerkt hebben, maar hen bij naam noemen gaat blijkbaar iets te ver. Voorzichtigheid vanwege de auteurs ? Of is het gewoon zo evident dat het niet moet vermeld worden ?
In augustus en september 1949 is het weer zover. De geheime politie heft een nieuwe speciale opdracht voor Phil en Wilda uitgewerkt : het is de bedoeling dat ze voor assistent en dochter van een professor gaan spelen. Zo kunnen ze discreet een oogje in het zeil houden. Maar het loopt mis : "Phil Corrigan a été attaqué et kidnappé par des éléments de la cinquième colonne. Un homme qui a une ressemblance frappante avec Phil a pris sa place …"[1262]. Een organisatie, betaald door het buitenland, heeft dat plan uitgedacht om de Amerikaanse atoomgeheimen in handen te krijgen.
Wilda heeft de persoonswissel echter door en praat erover met de professor, die antwoordt : "Si cet homme est le sosie de Phil, c'est qu'il est un des membres de cette 5eme colonne que nous cherchons à capturer."[1263] En ondertussen blijft de valse Phil zijn opdrachtgevers op de hoogte houden van de vorderingen van de professor. Zijn baas reageert enthousiast : "Parfait, nos agents étrangers vont nous payer une fortune pour cela ! Dès que l'homme aura terminé son rapport, enfermez-le !"[1264]
En als de prof hem laat geloven dat zijn werkzaamheden klaar zijn, slaat de dubbelganger de prof neer en gaat er vandoor met de plannen. Maar dat was de opdracht niet : hij moest de prof doden, maar dat zag hij echt niet zitten : "Il me suffit de trahir mon pays. Je ne veux pas être un assassin."[1265]
De documenten worden overgeleverd aan de opdrachtgevers, die echter duidelijk maken dat ze niets betalen voor ze alles gecontroleerd hebben : "Oui, il faut se méfier de ces Américains."[1266]
En op het juiste moment kan de echte Phil zich bevrijden en dringt Wilda binnen. De dubbelganger kan vluchten, maar de rest van de bende wordt opgepakt door de politie.
Ook in een ander verhaal[1267] spelen spionnen de hoofdrol. Op een dag ontdekt X9 een lijk in een chalet. Het slachtoffer is moeilijk te identificeren, maar de politie denkt dat het om de verdwenen wetenschapper Bansk gaat. En ook de dader wordt opgespoord : via vinderafdrukken komt men tot de conclusie dat de moordenares een zekere Josephine Nillots is. Vóór de oorlog maakte ze deel uit van de spionagedienst, maar sindsdien is ze een andere toer op gegaan. Phil gaat eens informeren bij haar voormalige werkgever : "Elle a travaillé ici pendant un an. C'était une bonne employée et intelligente mais très avancée dans ses idées politiques et cela empoisonnait mon personnel."[1268] "Joséphine Nillots était employée ici, et nous a quittés il y a un mois alors que je songeais à m'en débarrasser. C'est une femme anti-Américaine. Elle faisait partie d'un comité qui organisait des conférences par des étrangers propagandistes. Red Bludjun pourrait facilement vous renseigner … s'il veut bien." En die Red is volgens de ex-werkgever "Encore un de ces individus qui cherchent à mettre notre pays dans la panade. Red et Joséphine sont des êtres dangereux."[1269]
Ondertussen is ook gebleken dat Nillots Banks wou stoppen, omdat hij volgens haar te ver ging : "C'était une grave erreur de mes chefs de laisser le professeur Bansk organiser une série de conférences dans cette région. 15 jours ont suffi à notre frère Bansk pour réaliser que ce pays n'avait aucun désir de fomenter une guerre. Mais quand il m'a dit hier soir qu'il dirait à son auditoire toute la vérité sur les découvertes atomiques j'ai compris qu'il fallait le faire taire. Ce serait une trahison trop folle.[1270]
Maar Red kan het initiatief van Joséphine niet echt appreciëren : "Alors tu a tué le professeur simplement parce qu'il désertait notre cause ? Quelle plaisanterie ! Tu ne crois tout de même pas à toutes ces idioties qui nous viennent de l'étranger ?"[1271] Red werkt duidelijk voor het geld, het ideologische aspect kan hem veel minder schelen : "J'avais très bien mené ma barque. Ces étrangers pervertis me payaient bien sans que j'aie trop d'ennuis. Mais avoue que c'est plutôt une sale marchandise que tu leur fais importer chez nous."[1272]
Joséphine Nillots is blijkbaar serieus geïndoctrineerd. Ze vindt het haar plicht om de houding van Red te verklikken aan de "leader régional". De top van de organisatie besluit dan Joséphine zelf uit te schakelen, omdat ze geen diensten meer kan bewijzen aan hun "zaak". Ze vrezen dat hun aanwezigheid in Amerika door haar in gevaar kan komen, als de politie haar ontmaskert als de moordenares van Bansk. Twee mannen schieten haar dan ook neer. En net op dat moment valt X9 binnen : hij schiet de twee mannen neer en wordt zelf geraakt. Even later vraagt hij aan een politieman wat er met Nillots gebeurd is : "Morte … du bon travail Corrigan …"[1273]
14.3.6. … en buitenaardse wezens
In een ander verhaal[1274] komen twee mannen, Anton en Goobich genaamd, naar Amerika om te controleren of de geruchten die circuleren over vliegende schotels waar zijn of niet. Terwijl hun vliegtuig de Amerikaanse kust nadert, hebben ze al een interessant gesprek :
- "… Des faits de ce genre sont invraisemblables ! Et je me demande s'il n'y a pas là un bluff sensationnel de la part des yankees."
- "C'est justement pour découvrir ce qu'il en est qu'on nous a délégués." … "les yankees ont nié toute chose et il est possible que ces soucoupes volantes aient d'autres expéditeurs. Mais peut-être ceux-là sont-ils d'accord avec les yankees pour détruire nos plans de conquête du monde."
- "Oui, des prévisions de ce genre sont bien possibles par les temps qui courent."[1275]
En aangekomen in hun hotelkamer gaan de twee buitenlandse spionnen[1276], want dat zijn ze blijkbaar, door met hun gepraat :
- "C'est incroyable, Anton. Voilà 6 heures que nous sommes en Amérique et leur fameuse police secrète ne nous a pas encore rejoints."
- "Oui, Goobich, et cela donne une sensation désagréable de se sentir aussi libre." "Je trouve ces Américains sots en insouciants du fait qu'ils n'ont pas la sagesse de faire surveiller leurs policiers secrets par d'autres agents contrôleurs."
- "Evidemment c'est étonnant que ces idiots-là aient prospéré à un tel point." "Voyez leurs constructions grandioses et combien leurs femmes sont élégantes. On n'est pas fier quand on les compare à celles de chez nous."
- "Nous modifierons cela bientôt. Et les femmes yankees paraîtront aussi moches que les nôtres."[1277]
Anton vindt het zelfs nodig zijn collega te waarschuwen voor de Amerikaanse schijn, die het land aantrekkelijk maakt, maar die niet kan blijven duren.
- "Je vous rappelle les instructions, Goobisch. Ne vous laissez pas égarer par tout ce que vous verrez en Amérique. Tout cela n'est que temporaire et c'est un succès factice."
- "Oui mais ce succès temporaire n'en existe pas moins depuis 330 années."
- "Oubliez donc ce que l'on vous a raconté étant enfant. Nos historiens modernes ont récrit à ce sujet."
- "L'histoire est une vérité. Elle n'est pas une description."
- "Vos raisonnements confinent à la trahison. Mais n'oublions pas pour quelle mission nous avons été envoyés ici."
- "Ah, oui ! Ces fameuses et fugitives soucoupes volantes."[1278]
Uit volgende gesprekken blijkt dat hun land plannen heeft om de wereld te veroveren en dat ze vinden dat de Amerikanen gemakkelijk te bedriegen en te misleiden zijn. Zo vraagt Goobich bijvoorbeeld aan Anton of hij wel zeker is dat ze niet in het oog gehouden worden. Waarop hij antwoordt : "Mais non, les Américains sont tellement faciles à duper."[1279]
Ondertussen krijgt de lezer de ruimtewezens te zien. Het zijn kleine wezentjes met grote oren. Acht dode wezens worden in alcohol bewaard en twee nog levende wezens worden bestudeerd in een laboratorium. De twee spionnen worden op de hoogte gebracht door een informant , een "sympathisant du parti"[1280].
En terwijl de twee spionnen een vrouw, Gaye Summer, inschakelen om een labo-medewerker te verleiden, schakelt de geheime politie X9 in om lokaas te spelen voor de spionnen. Hij zal die fameuze labo-medewerker worden. "Une semaine a passé et la 5e colonne anti-Américaine a travaillé sans répit."[1281] En uiteindelijk ontmoeten X9 en Gaye Summer elkaar in een café. Phil laat zich verleiden en verklaart zich bereid informatie door te spelen én met haar te trouwen. Voor tien miljoen verkoopt Phil foto's van de schotels en de ruimtewezens aan de spionnen. De volgende opdracht wordt één van de buitenaardse wezens zelf in handen krijgen, waarna ze X9 en Gaye willen uitschakelen.
Die nacht schrijft Anton een brief aan de "chef de la cellulle du parti dont il dépend" om zijn land op de hoogte te brengen van zijn ontdekkingen : "Chefs, je vous écris cette lettre au cas où Goobich et moi-même ne pourrions pas revenir. Les soucoupes volantes sont une réalité. Elles proviennent d'une autre planète et quelques-uns de leurs pilotes sont entre les mains des étrangers. Ils sont très petits et on essaie de converser avec eux. Si une entente se fait entre eux tous nos projets sont anéantis. Les étrangers ont déjà fabriqué des disques volants suivant les modèles trouvés … et ces instruments sont tellement en avance sur tout ce que nos ingénieurs humains ont pu inventer que ce serait folie de provoquer un nouveau conflit mon (…)"[1282].
En het voorgevoel van Anton was juist, hij zou niet terugkeren. Bij de levering van een "ruimtewezen" proberen hij en Goobich Phil en Gaye in een ravijn te doen storten. Maar ze vallen er zelf in en verdrinken.
Uiteindelijk blijkt dat de Amerikaanse geheime politie de zaak van in het begin gemanipuleerd heeft. De vliegende schotels en de ruimtewezens blijken vals te zijn (iets waarvan zelfs X9 niet op de hoogte was), spionne Gaye Summer blijkt niemand minder dan Wilda te zijn. En op de vraag van X9 waarom de overlevering van een plastieken ruimtewezen nodig was, antwoordt zijn overste : "C'est dans le but d'exciter la curiosité de certaine nation au sujet de ces soucoupes. Nous étions sûrs que l'information serait retransmise à un centre d'espionnage et elle l'a été par un message que nous avons laissé transmettre mais dont nous avons noté le contenu et la destination."[1283]
14.3.7. De vijfde colonne en de buitenlandse dreiging
De verhalen met buitenlandse spionnen bereiken in 1949-1950 hun hoogtepunt. Op dat moment bevond de Koude Oorlog, die zich sinds 1947 duidelijk afgetekend had, zich op een hoogtepunt. De twee blokken hadden zich afgetekend, landen vielen in communistische handen en de blokkade van Berlijn zorgde voor verhoogde spanningen. Ook het doorbreken van het Amerikaans atoommonopolie door de Sovjetunie in september 1949 was niet echt bevorderlijk voor de sfeer.[1284]
Zeer interessant is de manier waarop de auteur die organisaties voorstelt. Zoals al gezegd, wordt de Sovjetunie niet bij naam genoemd, maar allerlei elementen zorgen ervoor dat de lezer begrijpt over wie het gaat. De vijandige organisaties zijn blijkbaar in de VS zelf actief, en vormen dus de zogenaamde vijfde colonne, waartegen de republikeinse senator Joseph McCarty vanaf februari 1950 een hevige campagne zou beginnen[1285]. De leden van die organisaties handelen ofwel uit winstbejag, ofwel om ideologische redenen. Maar in dat laatste geval zijn ze meestal serieus geïndoctrineerd. En wie verraad pleegt of niet meer nuttig is, moet uitgeschakeld worden.
Doorheen de gesprekken van de buitenlandse agenten wordt een beeld van de Verenigde Staten opgehangen, zoals zij dat zien. En daar komen merkwaardige zaken uit voort. Zo vinden Anton en Goobish het raar om "vrij" te zijn, en begrijpen ze niet waarom de Amerikaanse politie niet door allerlei mensen nog eens gecontroleerd wordt. Wat erop wijst dat het in hun land wel zo is, natuurlijk. Ook vinden ze dat Amerikanen niet te vertrouwen zijn. En ze zijn jaloers op de situatie in de VS, maar hun officiële (en herschreven) geschiedenis heeft hen geleerd dat dat allemaal maar schijn en tijdelijk is.
Ook blijkt duidelijk dat het land van Anton en Goobish een derde wereldoorlog wilt ontketenen om zo de wereld te veroveren. In hun land wordt het voorgesteld alsof de VS op een oorlog aansturen, maar dat wordt in de verhalen ontkracht : de VS blijken een vredelievende natie, die liever geen oorlog wilt, maar zich door de buitenlandse dreiging toch in staat moet stellen zich te verdedigen. Daarom moeten de Amerikanen ook proberen de uitvindingen die ontwikkeld worden, zelf in handen te krijgen. Niet om er anderen mee aan te vallen, maar om te verhinderen dat anderen op zulke ideeën zouden komen.
Die anderen (de SU) zijn blijkbaar ook niet in staat om op eigen kracht atoomwapens te ontwikkelen, aangezien ze spionnen naar de VS moeten sturen om atoomgeheimen in handen te krijgen. En de spionnen mogen soms wel lachen met de Amerikaanse inlichtingendiensten, deze laatsten zijn hen altijd te snel af. Voor ze het weten zijn ze geïnfiltreerd, worden ze in het oog gehouden of lopen ze met open ogen in een minutieus voorbereide valstrik.
Het is duidelijk dat hier een beeld opgehangen wordt van de goede en vredelievende VS, die (zelfs op hun eigen grondgebied) bedreigd worden door het buitenland, en zich daarom moeten verdedigen. In de VS zelf was het waarschijnlijk de bedoeling de lezers aan te zetten tot meer patriottisme en hen te waarschuwen voor de "gevaren" van binnen- en buitenlandse (communistische) organisaties. Maar ook de publicatie in Europa, of zoals hier, in België, geeft de lezer het beeld van het bedreigde Amerika met de goede bedoelingen en de verraderlijke Sovjetunie die probeert de wereldvrede om zeep te helpen. Of hoe fictie kan helpen de NAVO-bondgenoten Amerikanisme en anti-communisme in te lepelen.
14.4. Besluit
La Dernière Heure bevindt zich, met een start van de strips in december 1945, ten opzichte van de andere kranten in de middengroep. Al snel zou het aantal gepubliceerde strips stijgen tot drie (en tijdelijk vier), met als extra's de strips die soms opgenomen worden in de wekelijkse jeugdpagina.
De krant blijft zeer trouw aan haar strips. De meeste reeksen die opgestart worden, gaan jaren mee. En daarbij wordt niet nagelaten een beroep te doen op lokaal talent. Na de publicatie van "Le Secret du Mastaba" krijgt ook Raymond Reding de kans om een eigen reeks uit te bouwen in de krant. En ook op de jeugdpagina staat werk van Belgische auteurs. Voor de andere strips wordt een beroep gedaan op de agentschappen Opera Mundi, Presse Services, Alga en SDDF.
Auteurs worden meestal bij de titel vermeld, in de aankondigingen veel minder. Deze aankondigingen blijven meestal vrij kort en verschijnen telkens één keer bij het begin van een grote reeks. Alleen M. Cro heeft soms recht op een aankondiging voor een apart verhaal. La Dernière Heure lijkt trouwens een voorkeur te hebben voor politie- en detectivestrips. Naast M. Moustache, een gagreeks, spelen de twee grote reeksen van de krant, Monsieur Cro en L'agent secret X 9, zich af in dat milieu.
Deze laatste reeks is de meest politiek geladen die in de krant verschijnt. En zoals we gezien hebben komen verschillende thema's erin aan bod. Naast het bestrijden van de misdaad, krijgt ook de Koude Oorlog een grote rol in de verhalen. De reeks is ook een goed voorbeeld van hoe Amerikaanse anti-communistische propaganda Europa bereikt.
15. Het Nieuws van den Dag / 't Vrije Volksblad
15.1. Historiek en situering
Het Nieuws van den Dag werd in 1885 opgericht door Jan Huyge, die een Vlaamse katholieke volkskrant in Brussel nodig vond. Het blad besteedde aandacht aan faits divers en plaatselijke berichten en werd al vlug zeer populair bij een volks publiek. In 1888 zou het te maken krijgen met de concurrentie van Het Laatste Nieuws, eveneens Brussels, volks en Vlaams, maar dan liberaal.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef de krant verschijnen onder Duitse censuur, wat gerechtelijke problemen meebracht bij de bevrijding. Het bedrijf en de directie werden uiteindelijk niet vervolgd, maar het duurde wel tot 28 mei 1946 voor de krant terug kon verschijnen. Dat was veel later dan de andere kranten, zodat deze de markt al hadden ingepikt en Het Nieuws van den Dag zich tevreden moest stellen met een oplage van 30.000 exemplaren. De krant kreeg ook nog, net als De Standaard, moeilijkheden met haar reputatie : ze werd gezien als een "zwarte" krant.
Vanaf 1940 was de onderneming in handen gekomen van Marie Huyge en haar zoon Jan Duplat, die eigenlijk ook de hoofdredactie in handen hielden. Politieke commentaren moesten voor het verschijnen aan de directie voorgelegd worden. Dat leidde tot een krant die nauw bij de Kerk en de CVP aanleunde (met stemadvies voor de CVP) en Vlaamsgezinde standpunten innam, hoewel ze daarin niet zover ging als De Standaard. In de Koningskwestie koos Het Nieuws van den Dag onvoorwaardelijk de kant van Leopold III.
In het begin van 1948 zou de krant een nieuwe stimulans krijgen door de kosteloze overname van 't Vrije Volksblad, de populaire editie van De Nieuwe Gids. Door dit "cadeau" van de overburen van de Zandstraat, komen Het Nieuws van den Dag en 't Vrije Volksblad samen aan een comfortabele oplage van 110.000 exemplaren. De twee titels zouden afzonderlijk blijven bestaan, maar krijgen identiek dezelfde inhoud.[1286]
In de beginperiode na de bevrijding telt de krant tussen de 4 en de 6 pagina's, tegen 1950 krijgt de lezer dagelijks 8 pagina's te lezen. Per week verschijnen zeven kranten, dus ook op zondag. Tot oktober 1946 zouden de strips ook op zondag gepubliceerd worden, daarna alleen van maandag tot zaterdag. Vanaf januari 1948 wordt deze leegte opgelost door op zondag een wekelijkse gagstrip te publiceren. Het Nieuws van den Dag verschijnt eerst op middelmatig formaat, om na de overname van 't Vrije Volksblad over te schakelen op het grote krantenformaat.
15.2. Nederland
Gezien de late herverschijningsdatum, wacht men bij Het Nieuws van den Dag niet lang om strips op te nemen. Na amper twee striploze dagen, verschijnt op 30 mei 1946 de eerste aflevering van het mini-stripje "Kaspar de Stier" op de jeugdpagina "De blijde bende". De twee opeenvolgende weken zouden nog twee afleveringen van deze tekststrip volgen.
Een dag later, op 31 mei, start dan de eerste dagstrip : Bim in Amerika. De Nederlander Piet Van Elk[1287] vertelt hierin hoe de jongens Bim en Billy in het Amerika van de cowboys terechtkomen. Ze gaan op zoek naar een schat, en moeten daarbij afrekenen met de streken van oneerlijke concurrenten. Na afloop van dit verhaal wordt Piet Van Elk afgelost door Willy Kuijper[1288] en zijn "Tobias Sloom en Binky", die op hun reis naar China bestolen worden, zodat hun reis uiteindelijk neerkomt op het terugvinden van hun bagage.
En de verschillende verhalen blijven elkaar opvolgen. Van augustus 1946 tot februari 1947 loopt "Sambo de olifant"[1289] van Mies Deinum, zonder enige vermelding van auteur of copyright. Het is een sprookjesverhaal over twee jongens, die door toedoen van de olifant Sambo lange oren krijgen en zo dierentaal kunnen verstaan. Maar als Sambo wegloopt uit de dierentuin en naar Indië reist, moeten de jongens er achteraan om weer normale oren te kunnen krijgen …
Ronny en Donny, van de Nederlander Albert Van Beek[1290], gaan net als Bim op zoek naar een goudschat. "De verborgen goudschat" loopt van februari tot april 1947. Zeven maanden later publiceert Het Nieuws van den Dag nog een tweede verhaal over deze twee jongens. Daarin belanden ze per toeval op een schip dat naar Afrika vaart, waar ze samen met de detective Mac Brekum naar de Russische ontdekkingsreiziger Iksie Wajijnisie zoeken. Op hun zoektocht worden ze zelfs door inboorlingen gevangen genomen, maar ze slagen er gelukkig in te ontsnappen en heelhuids naar huis terug te keren.
"Myra, het elfje en de booze kabouter Zwartvoet", van dezelfde – en nog altijd anonieme – auteur als Sambo, gaat verder de sprookjestoer op. Het vertrekpunt van het verhaal is heel eenvoudig : Kabouter Zwartvoet is jaloers op het elfje Myra omdat iedereen altijd haar hulp inroept. Hij smeedt dan ook met andere slechte kabouters plannen om Myra uit het bos te doen verdwijnen. Maar uiteindelijk komt alles goed : Zwartvoet en zijn kornuiten worden gestraft en Myra wordt elfenkoningin.
Ook de opvolger van Myra blijft Nederlands. Op 27 september 1947 starten namelijk de avonturen van Tekko Taks, getekend door Henk Kabos[1291], en verdeeld door de Marten Toonder Studio's. Net als in de reeksen van Toonder zelf spelen dieren hier de rol van mensen. In het eerste verhaal belandt Tekko Taks, hond en rentenier, op de maan. Tijdens een duiktocht komt hij namelijk, naast een schildpad, een oester en een zeemeermin, ook een niet-ontplofte V2-bom tegen. Daarmee wil hij terug naar de oppervlakte geraken, maar het ding schiet iets verder omhoog … naar de maan. Maar : "Op de aarde had men ondertussen ook niet stil gezeten en de wetenschap, in dienst van de vrede, maakte grote vorderingen. Mensen, als bijvoorbeeld prof. Uranus splitsten atomen bij dozijnen, terwijl anderen als bijvoorbeeld professor Starreveld, het heelal afzochten …"[1292] En even later vliegt ook professor Uranus naar de maan, met een atoomraket. Hij landt en haalt een Nederlandse vlag tevoorschijn. Hij ziet Tekko op de maan en neemt hem als "homo luna" mee naar de aarde. Na een "demagogische" redevoering van de burgemeester keert Uranus met prof. Starreveld naar huis met zijn "atoommobiel".
In het tweede verhaal, dat onmiddellijk op het eerste volgt, belandt Tekko via een geheime trap in zijn tuin in de Middeleeuwen, waar hij op het kasteel van Fulko Taks belandt. Als hij daar veroordeeld wordt en in een ravijn gestort, komt hij zelfs in de prehistorie terecht. Maar achteraf bleek het allemaal maar een droom te zijn.
Op het derde verhaal is het zeven maanden wachten. Op 31 december 1948 start "Tekko, de held van het legioen". Hierin komt Tekko terecht in Noord-Afrika, waar hij uitgehongerd en zonder geld zit. Tot het moment dat een zekere Reindert Rattensnor hem zijn portefeuille geeft. Tekko denkt dat hij gered is, maar de problemen beginnen pas. De portefeuille blijkt van een deserteur te zijn, zodat hij al snel opgepakt en naar de kazerne gevoerd wordt. Daar krijgt Tekko een korte opleiding, waarna hij mee moet gaan vechten om de orde en rust in het koloniaal rijk te herstellen. Er is dus blijkbaar onrust in het rijk : het woestijnvolk, onder leiding van deserteur Reindert Rattensnor, wilt heel Noord-Afrika veroveren. Onder andere dankzij Tekko slaagt het legioen erin de vijand te verslaan, waarna hij verlof krijgt en terugkeert naar Nederland.
Henk Kabos presenteert met dit verhaal een heel traditioneel beeld van het leger, met oversten die roepen, dom en zelfingenomen zijn, met soldaten die alleen plichten hebben en geen rechten, enzovoort. Het verhaal speelt zich blijkbaar af in Algerije. Personages gebruiken geregeld Franse woorden en het woestijnvolk wordt aangeduid als "Rif-Kabylen". Algerije werd na de Tweede Wereldoorlog geconfronteerd met toenemende onrust ten opzichte van de Franse kolonisatie. Ook Nederland zat toen met koloniale problemen in verband met Indonesië. Het verhaal lijkt dan ook een indirecte manier om in Nederland een verhaal te brengen over onrust in de kolonie.
Tot slot van dit deeltje nog even vermelden dat de zondagskrant, die het vanaf oktober 1946 zonder de dagstrip moet stellen, vanaf 4 januari 1948 opgevrolijkt wordt met de tekstloze gagstrip "Simbad de zeeman" van C.R. Holt.[1293]
15.3. 't Vrije Volksblad
15.3.1. De overname
Vanaf 1 juni 1948 neemt Het Nieuws van den Dag 't Vrije Volksblad over. De inhoud van de kranten moet identiek worden, en dat schept dus enkele problemen in verband met de strips. In Het Nieuws van den Dag loopt op dat moment Tekko Taks (en Simbad op zondag), 't Vrije Volksblad publiceert op dat moment De avonturen van detectief Van Zwam, Fred Sander en Donald Duck.
Alleen Donald Duck sneuvelt bij de samensmelting, want de andere reeksen worden nu in de twee kranten gepubliceerd. De lezer krijgt nu even dagelijks drie vervolgstrips voorgeschoteld. Om hem met de nieuwe reeksen vertrouwd te maken, wordt op 1 juni bij elke strip een kort "wat voorafgaat" gepubliceerd, verdere uitleg[1294] wordt er niet gegeven.
Tekko Taks loopt echter op z'n einde en wordt niet vervangen, wat het aantal vervolgverhalen op twee brengt. En terwijl Van Zwam een hele tijd zou blijven doorlopen, wordt de tweede reeks telkens ergens anders gehaald. Fred Sander[1295] houdt het niet lang uit : begin augustus wordt de publicatie al gestopt, om enkele dagen later vervangen te worden door het Dick Bos-verhaal "Hela, Cowboy !" van Maz, dat trouwens op hetzelfde moment ook in Gazet van Antwerpen verschijnt. En om 1948 af te sluiten : in november en december komt Piet Van Elk nog eens terug, nu met "Terry en Berry", twee beren die in opdracht van een rijke verzamelaar in Zuid-Amerika naar een reuze-orchidee gaan zoeken. Hierna loopt nog tot begin mei 1949 het al vermelde derde verhaal van Tekko Taks, waarna het voorlopig afgelopen is met de publicatie van twee reeksen.
15.3.2. Het fenomeen Marc Sleen
De overname van 't Vrije Volksblad brengt dus mee dat ook Het Nieuws van den Dag de Van Zwam-verhalen van Marc Sleen gaat publiceren. Voor de bespreking ervan, verwijs ik naar het deel over De Nieuwe Gids, waarin de verhalen ook blijven verschijnen.
De reeks wordt heel belangrijk voor de krant, zodat vanaf mei 1949 de tweede reeks wegvalt en er alleen nog Van Zwam-verhalen gepubliceerd worden. Marc Sleen en zijn figuren krijgen een sterke band met de krant. In het najaar van 1949 verschijnen regelmatig advertenties[1296] voor abonnementen op Het Nieuws van den Dag, die geïllustreerd worden met tekeningen van Nero, Van Zwam of andere figuren van Sleen.
Het Nieuws van den Dag gaat qua stripbeleid zo'n beetje op automatische piloot varen, maar een andere overname zou de krant wakker schudden. Begin 1950 wordt De Nieuwe Gids, die in moeilijkheden verkeerd, namelijk overgenomen door Het Volk. Dit betekent ook dat Marc Sleen vanaf dan alleen nog in De Nieuwe Gids en Het Volk zou publiceren en niet meer in Het Nieuws van den Dag – 't Vrije Volksblad.
De krant zat dus met een probleem en probeerde blijkbaar Marc Sleen in eigen stal te houden. Gaston Durnez, die toen op Het Nieuws van den Dag werkte, zegt hierover : "Toen ontstond en eerste betwisting over het auteursrecht, die echter niet naar de rechter leidde. Het Nieuws van den Dag zag met lede ogen het populair geworden stripverhaal naar de concurrentie verdwijnen. Ik herinnerde mij hoe de directie zich inspande om getuigenissen te verzamelen bij ons, oud-collega's van Marc Sleen, om te kunnen betogen, dat zijn figuren en verhalen eigenlijk een soort van gemeenschappelijke creatie waren en "dus" geestelijke eigendom van die krant! Die argumentatie sneed geen hout en Marc Sleen bleef goed en wel bij Het Volk."[1297]
15.4. Luc Droek en Raf Van Dijck in stripland
15.4.1. De interim
Er moest dus ingegrepen worden, want blijkbaar had de publicatie van Van Zwam wel enige invloed op het lezersbestand. Maar hoe ? Allereerst wordt de publicatie van het laatste Van Zwam-verhaal, De man met het gouden hoofd, gerekt. Het verhaal eindigt vier dagen later dan in De Nieuwe Gids, die op dat moment al de eerste stroken van het volgende verhaal publiceert. Maar dat kan natuurlijk geen oplossing zijn.
Dan maar de aanpak van De Nieuwe Gids na het vertrek van Vandersteen : anders en beter. Van Zwam naar Het Volk ? Wel, dan krijgen de lezers twee verhalen in de plaats ! Verschillende tekenaars werden blijkbaar aangezocht om Marc Sleen te vervangen, waaronder de schilder Octave Landuyt[1298], die een verhaal over de koningskwestie voorbereidde, maar uiteindelijk niet op het aanbod inging[1299].
Twee andere tekenaars werden wel bereid gevonden een verhaal af te leveren : het werden Raf Van Dijck en Luc Droek. Met een ongezien aantal aankondigingen worden hun verhalen voorgesteld. De tekenaars worden voorgesteld als "een geroutineerde, zeer befaamde kunstenaar, alsook een nieuwe, bottende, talentvolle kracht"[1300]. De reputatie van de krant blijkt op die manier gered, want "Zijn traditie getrouw, blijft aldus ons blad het Vlaams dagblad dat U de meeste en de beste tekenverhalen biedt."[1301]
Op respectievelijk 23 en 24 maart, dus anderhalve week voor het einde van Van Zwam, gaan de nieuwe verhalen van start. Raf Van Dijck creëert als hoofdpersonages Kwik en Filidoor, een spook en een slungelachtige kerel, en levert hiermee een verhaal af in een goed verzorgde en een eenvoudige stijl. En hij heeft blijkbaar goed naar zijn voorbeelden gekeken, want het verhaal steekt vol met politieke elementen.
Hetzelfde geldt, alhoewel in mindere mate, voor Luc Droek en zijn Klawieter, die even later "De strijd om het uranium"[1302] als extra titel krijgt. Droek tekent in een veel slordigere stijl dan zijn collega, en ook het verhaal is minder verzorgd, het lijkt nogal snel in elkaar gestoken te zijn.
Luc Droek is meer dan waarschijnlijk een pseudoniem voor de "tekenaar-illustrator-garficus-aquarellist" Lucien De Roeck. Deze kunstenaar, die later onder andere bekend zou worden door het ontwerp van het "expo '58"-logo, was na de Tweede Wereldoorlog verantwoordelijk voor lay-out en illustratiewerk bij verschillende Belgische kranten, waaronder het Brusselse La Lanterne.[1303] Zoals hiernaast te zien is, komt het Klawieter-verhaal qua stijl perfect overeen met ander werk van De Roeck. Zijn collega Raf Van Dijck blijkt verder onbekend te zijn.
15.4.2. De avonturen van Kwik en Filidoor : Anna Bouzilowna
"Te Moska, stad in Ruzië aan het hof van de Tzaar een paar dagen vóór de Tzaarverkiezing … ".[1304] Zo begint "Anna Bouzilowna", het eerste en enige verhaal van Kwik en Filidoor. Hoofdpersonages zijn, naast de titelhelden, Tzaar Bouzilow, zijn dochter Anna Bouzilowna, zijn eerste minister Chandellow en de mysterieuze zevende colonne. Het verhaal speelt zich af in 1950.
Tzaar Bouzilow laat zijn eerste minister Chandellow ontbieden om het kiesprogramma voor te lezen : "1e punt afschaffing van ministerie van arbeid, oprichting van ministerie van werkloosheid. Punt 2 …"[1305], "3e punt nationalisatie van de gruyèrekaasmijnen …"[1306] Waarop Bouzilow en Chandellow beginnen te discussiëren over de uitslag : "… als ik 42 % behaal ?", vraagt Bouzilow. Chandellow antwoordt : "met 42 % op m'n examen kreeg ik thuis een pak slagen". Maar de Tzaar is nog straffer : "met 42 % zou ik niet naar huis durven gaan !"[1307] Waarna het gesprek onderbroken wordt door een bomaanslag : de Tzaar en zijn eerste minister liggen onder het puin, maar zijn verder ongedeerd. De paleiswachten worden blijkbaar slecht betaald : als twee wachters de Tzaar vanonder het puin wegdragen, zegt één van hen : "als onze pree zo zwaar woog als onze Tzaar he Jefski …"[1308]
Even later "komen twee soldaten terug uit een ver land waar zij met een speciale opdracht waren belast …"[1309] Ze hebben twee zakken mee, en daar blijken mensen in te zitten. De ontvoerden komen tevoorschijn : het blijken Teun Schlamm, een geleerde, en "Filidoor uit de gazet"[1310] te zijn. Tzaar Bouzilow weet echter niet wat een geleerde is. Hij vraagt dan ook uitleg aan Prof. Schlamm, die antwoordt : "… heu, ineenzetten, maar eerder weinig … veel uiteendoen."[1311]
En daarop krijgt eerste minister Chandellow een idee : "Majesteit, dat is de man die we moeten hebben ! Hij moet een procédé zoeken voor de splitsing van gruyèrekaas in kaas en gaten …"[1312] Bouzilow vindt het goed en laat de prof. opsluiten in een laboratorium. Met Filidoor wil hij liever kaarten, maar als blijkt dat deze daar niets van kan, mag hij Prof. Schlamm gezelschap gaan houden.
De lezer komt nu eindelijk meer te weten over de mysterieuze bommenlegger, die zich verbergt achter een witte kap en een wit gewaad. "In de avond gaat de gestalte die de bom had gelegd naar 'n huisje waar 4 verstokte doppers ondergedoken leven in vreze voor de werkpolitie en in deugdelijk en zuiver tijdverdrijf hun uren slijten."[1313] Ze zitten namelijk te dobbelen … En aangezien de bommenlegger hen vertelt dat de Tzaar dood is, lossen ze (met een glas in de hand) vreugdekreten : "leve de 7e ko .. ko .. kolonne", "de Tz .. tzaar is d .. dood !"[1314]
Deze doppers blijken de vijanden van het regime van Bouzilow te zijn. Doppen is hun levensdoel en hun bron van rijkdom, zoals onder andere blijkt uit de uitspraak : "Ik ben nog niet zo rijk als gij, ik dop nog maar 14 dagen."[1315] En ze deinzen er blijkbaar niet voor terug geweld te gebruiken : de bommenlegger noemt de bom zelfs zijn "visitekaartje".
Ondertussen slaat Filidoor in het laboratorium aan het experimenteren, tot plots uit een fles het spook Kwik tevoorschijn komt. Samen slagen ze erin te ontsnappen. Even krijgen ze de "kazakken-keurtroepen van de Tzaar"[1316] achter zich aan, maar ze kunnen toch de vrije natuur bereiken. Na een lange tocht komen ze aan bij het huisje van de doppers. Deze slaan op de vlucht voor Kwik omdat ze denken dat het de geest van de Tzaar is : "Geen twijfel mannen. Het is de geest van de Tzaar, hij eet zich weer dik op onze kosten. Onze pap opeten, akkoord, onze kelder leegdrinken nooit !"[1317] Dat laatste – hun wijnkelder redden - zet hen aan om toch terug naar binnen te gaan, maar nu nemen ze Filidoor voor een spion van de "GéPéRoe".
Het komt echter allemaal goed als Kwik en Filidoor hun verhaal vertellen. Alhoewel, goed ? De doppers komen zo te horen dat de Tzaar nog leeft en gooien de mislukte bommenwerper buiten. Waarna de drie overgebleven doppers samen met Kwik en Filidoor besluiten een tweede aanslag op de Tzaar te plegen. Het lot wijst Filidoor aan om de klus te klaren. Hij trekt terug naar Moska en gaat aan een wachter het dodelijke pakje afgeven : "Dat is voor de Tzaar, mijnheer, met de complimenten van de 7e kolonne !.."[1318] Maar de aanslag mislukt weer : Anna, de dochter van de Tzaar, maakt het pakje onschadelijk.
Maar Filidoor denkt dat de klus geklaard is en gaat uitrusten bij een fonteintje. Daar wordt hij echter opgemerkt door de "werkpolitie die steeds op ronde is"[1319]. De politiemannen overmeesteren hem en nemen hem mee naar een "somber gebouw", het Ministerie van Arbeid[1320]. Filidoor wordt verplicht tewerkgesteld, hij moet "Stemt voor Bouzilow"-affiches plakken voor de volgende Tzaarverkiezingen. Maar de doppers houden hem in de gaten : hij was nog maar pas bezig met plakken, of er kwam al een pijl naast hem aangevlogen, met een briefje aan : "… gij zult uw verraad met uw leven bekopen … de 7e kolonne … zeg Kwik, menen die dat nu serieus ??"[1321]
De doppers schijnen het inderdaad te menen : "Een geheimzinnige stem zendt de Tzaar langs de telefoon een ultimatum !". De doppers eisen een statuut, maar dat ziet eerste minister Chandellow niet zitten : "Ha neen, dat kan niet kunnen, ze hebben al genoeg pretentie."[1322] Bouzilow wilt na de verkiezingen een klopjacht houden !
Die nacht proberen de doppers trouwens ook een aanslag op Filidoor uit te voeren, maar die mislukt natuurlijk. Ze slagen echter wel in een ander plan : de ontvoering van Anna, waarna ze de dochter van de Tzaar naar hun schuilplaats brengen, waar het wachtwoord luidt : "doppen of sterven !"[1323].
Ondanks de ontvoering van zijn dochter wordt het toch nog een goede dag voor Tzaar Bouzilow : hij behaalt een overweldigende verkiezingsoverwinning[1324] én hij krijgt Filidoor te pakken. Bouzilow wilt hem "als voorbeeld voor de andere 7e kolonners"[1325] op de grote markt levend villen. Maar Filidoor kan zich redden : hij belooft samen met Kwik naar Anna te gaan zoeken. De doppers hebben namelijk weer iets laten horen : als ze geen statuut krijgen zal Anna nooit meer terugkomen.
Ondertussen wordt de toestand in de Ruzische gruyèrekaasmijnen heel zorgwekkend. Niet alleen worden de gaten in de kaas groter en groter[1326], ook op sociaal vlak loopt het uit de hand : er breekt een "wilde staking" los waarbij werkloosheid het hoofddoel schijnt te zijn. Als een spreker de menigte toespreekt en zegt dat hij 365 dagen verlof per jaar eist, roept een man in het publiek : "Lelijke reactionair ! Gij wilt ons foppen voor 1 dag alle 4 jaar !"[1327]
Kwik en Filidoor werden op hun zoektocht naar Anna gevangen genomen, maar kunnen zich bevrijden en gaan de Tzaar waarschuwen. Deze roept zijn troepen bijeen en "onder het zingen van het nationaal strijdlied[1328] trekt het leger op weg …"[1329]
En terwijl de doppers zich klaarmaken voor de strijd, proberen de regeringstroepen nog te "onderhandelen" : "In naam van de Tzaar, vader van alle Ruzies, geef u over !"[1330] Maar daar heeft de tegenpartij geen oren naar zodat de strijd ingezet wordt. "Na een vreselijk gevecht met wisselende kansen moeten de doppers eindelijk het onderspit delven."[1331]
Anna wordt bevrijd en vindt, na een "triomfantelijke intrede" van het leger in Moska, haar vader terug. Tzaar Bouzilow veroordeelt de leden van de 7e kolonne tot "levenslang werken in de gruyèrekaasmijnen !"[1332], waarna hij Filidoor uit dank de hand van zijn dochter schenkt. Maar Filidoor wijst het aanbod af : "Majesteit, ik verkies de vrijheid. Ik zou liever niet trouwen."[1333] Anna trouwt dan met Popotski, een groothandelaar in ijzeren gordijnen[1334].
En daarmee loopt het verblijf in Ruzië op zijn einde. Filidoor heeft namelijk net een brief gekregen, die hij voorleest : "… u te verzoeken u, voorzien van deze oproepingsbrief en uw identiteitskaart … amaai zondag gaan kiezen !"[1335] Te voet keren Kwik en Filidoor dan weer naar huis, maar onderweg zit Filidoor met een probleem : "ik weet niet voor wie ik moet stemmen." Kwik weet echter raad : "Er is maar 1 partij die 100 % voldoening geeft … de liberalen geven 25 % vermindering van belastingen en 75 % vermindering van zetels; welke kiezer zou daarmee niet tevreden zijn ?"[1336] Waarna ze thuisgekomen in de huiskamer zitten uit te rusten …
15.4.3. Ruzië, België en de zevende kolonne
Zoals hoger al gezegd, staat dit verhaal vol met politiek. Heel duidelijke verwijzingen verschijnen naast dubbele bodems, die blijven opduiken als men begint te zoeken. Het verhaal speelt zich af in "Ruzië", wat men in eerste instantie kan lezen als Rusland. Allerlei elementen verwijzen namelijk naar Rusland : de stad Moska, de typisch Russische torens in de tekeningen, de vermelding van roebels, de figuur van de Tzaar, de "kazakken-keurtroepen", het vernoemen van de "GéPéRoe" (vervorming van de Sovjet-inlichtingendienst GPOE), de namen van de personages, … Maar Ruzië kan ook als een projectie van België gezien worden. In België worden namelijk net als in Ruzië verkiezingen georganiseerd rond het monarchale staatshoofd, alleen noemen ze zoiets in België een volksraadpleging. Het verhaal loopt dan ook in de periode tussen de volksraadpleging en de verkiezingen van juni 1950. De vergelijking wordt nog versterkt door het feit dat Tzaar Bouzilow bij de verkiezingen de enige kandidaat is.
Uit de discussie rond de percentages blijkt dat 42 % een beetje weinig is om gelijk te halen, duidelijk een verwijzing naar de tegenstanders van Leopold, die de ja-score van bijna 58 % niet voldoende vonden. Waarom zouden zij dan gelijk krijgen met een score van 42 % ? Ook de naam Ruzië en de uitspraak "Tzaar van alle Ruzies", wijzen erop dat er in het land niet echt sprake is van eensgezindheid.
De Tzaar is een redelijk dikke figuur met een sikje en een kroon op z'n hoofd, hij wordt aangesproken met "majesteit". Verschillende keren toont hij dat hij niet al te slim is, zoals wanneer hij vraagt wat een geleerde eigenlijk is. Wel heeft hij veel geluk, hij ontsnapt aan alle aanslagen die op zijn persoon gepleegd worden. Dubbelzinnig is de uitspraak van een waarzegster die zegt dat ze niets kan voorspellen omdat de Tzaar vuile handen[1337] heeft. De Tzaar heeft blijkbaar ook last aan zijn been. Op een bepaald moment is de Tzaar in gesprek met een zekere dokter Worstonow, die het beschadigde been van de Tzaar wilt vervangen door een apenbeen. Na twijfel stemt Bouzilow toch in : "Akkoord, maar op straffe van verbanning naar de gruyèrekaasmijnen van Bessinië blijft dit een staatsgeheim."[1338]
De 7e kolonne bestaat uit een bende doppers die het opnemen tegen het regime van de Tzaar. Van Dijck probeert daarmee in te spelen om de zogenaamde "vijfde colonne", de aanhang van de vijand in het eigen gebied, een term waarmee de communisten in West-Europa en Amerika aangeduid werden. Zij nemen het alleszins op tegen het regime van de Tzaar en gaan daarbij geweld niet uit de weg : voor aanslagen en ontvoeringen draaien ze hun hand zeker niet om. Blijkbaar nemen ze het de Tzaar vooral kwalijk dat hij zich dik eet op hun kosten. Ook met zijn sociaal beleid zijn ze niet echt gediend : ze willen een doppersstatuut ! Enkele dagen voor de staking in de gruyèremijnen houden ze een "grote raad", waarbij hun chef hen toespreekt : het dikke heerschap is echter alleen in achteraanzicht te zien. Wie in hun organisatie mislukt, vliegt buiten zoals de mislukte bommenwerper. En wie hen verraadt – lees : gaat werken – loopt een groot risico uitgeschakeld te worden. Het Ministerie van Arbeid afschaffen en er een van werkloosheid oprichten moet bij deze mensen dan wel een programma-element zijn dat goed aanslaat. Verder moeten de doppers verborgen leven omdat de werkpolitie van het Ministerie van Arbeid constant jacht maakt op werkonwilligen. Ook deze situatie kan men in het licht van de Koningskwestie zien. De doppers nemen het net als de socialisten en communisten in België op tegen de regerende vorst. En ze verplichten andere mensen om mee te doen. Een kritiek op de aanpak van de antileopoldisten in België was inderdaad dat de georganiseerde stakingen ook werkwillige arbeiders verhinderden te werken, en dat de werkers door de stakers uitgemaakt werden voor verraders. Als men het verhaal op deze manier bekijkt, kan men zelfs zeggen dat de auteur insinueert dat het de evenbeelden van de doppers in de echte wereld om niets anders te doen is dan niet te hoeven werken.
De industrie van Ruzië blijkt vooral te bestaan uit de ontginning van gruyèrekaasmijnen. Alle aandacht van de staat gaat er alleszins naartoe. Men wilt ze nationaliseren, men wilt de kaas en de gaten scheiden, en het groter worden van de gaten blijkt een nationale ramp te zijn. De situatie doet alleszins denken aan Achille Van Acker en zijn "kolenslag". In 1945-1946 hield deze socialistische minister zich namelijk vooral bezig met de stimulering van de steenkoolmijnen en hun rol in de heropbouw van het naoorlogse België, het leverde hem zelfs de bijnaam Achille Charbon op. En ook in de periode 1949-1950 stonden de mijnen sterk in de actualiteit, door de crisis waarmee de sector te kampen had.[1339]
Het feit dat Professor Schlamm en Filidoor uit een ver land ontvoerd worden, kan gezien worden als een insinuatie dat de Sovjetunie wetenschappers uit het buitenland ontvoert. Ook interessant is de reactie van Bouzilow als hij hoort dat Schlamm een geleerde is : "Laat onmiddellijk in alle dagbladen zetten dat de eerste geleerde een Ruziër was."[1340] Het land loopt dus hopeloos achter, ontvoert dan maar mensen uit het buitenland, en voert dan propaganda om de buitenwereld te laten geloven dat ze de eersten zijn. Trouwens, het splitsen van gruyère in kaas en gaten kan ook gezien worden als een verwijzing naar kernsplitsing en atoombommen. De gruyèremijnen van Bessinië, waarnaar mensen verbannen worden, kunnen dan weer als een soort Siberië gezien worden.
Ook de figuur van Chandellow is merkwaardig. De Tzaar heeft blijkbaar geen al te positief beeld van zijn eerste minister. Als hij na de mislukte bomaanslag samen met Chandellow tussen het puin ligt, denk Bouzilow : "Ben ik in de Hemel ? ha neen want Chandellow is ook hier !"[1341]
Verder komen nog enkele grappen voor over de luchtbrug[1342], het betalen op krediet[1343], het strijken van plooien in ijzeren gordijnen[1344] en de wet op de huishuur[1345] voor.
Raf Van Dijck heeft blijkbaar ook een goede timing voor de publicatie van zijn stroken. Als de slede van Kwik en Filidoor het begeeft, krijgen ze hulp van een "rondreizende mekanieker", die echter snel weer wegmoet omdat hij een kaart heeft voor de wedstrijd België-Holland en die niet wilt missen. De strook wordt gepubliceerd op 15 april, op 16 april 1950 wint de Nationale Belgische voetbalploeg met 2-0 van Nederland[1346]. Ook het voorkomen van de verkiezingen in het verhaal is goed getimed. Op 1 en 2 juni 1950 worden ze in het verhaal vermeld, op 4 juni 1950 hebben ze plaats.
Tot slot nog even de eindscène over de verkiezingen vermelden. Kwik geeft Filidoor de raad om op de liberalen te stemmen. De katholieke lezer zal wel doorgehad hebben dat het om een grap gaat. Die belastingsvermindering met 25 % is een niet ingelost programmapunt van de verkiezingen van 1949. En die 75 % vermindering van zetels, dat is dan het verlies aan zetels voor de liberalen waar langs katholieke kant op gehoopt wordt. In werkelijkheid zouden de liberalen inderdaad verliezen (van 29 naar 20 kamerzetels), maar niet genoeg om aan de katholieken die 100 % voldoening te geven.
Een aandachtige lezing van dit verhaal levert dus allerlei verwijzingen naar de Belgische en Russische situaties op. Wel houdt Van Dijck het, op de laatste passage in verband met de verkiezingen na, op verwijzingen. Zoals we verder zullen zien, kan het ook veel explicieter. Spijtig is dat Van Dijck is zijn verhaal soms te veel elementen naar voor brengt, die hij dan niet ten volle gebruikt. Zo worden bijvoorbeeld de verkiezingen herleid tot de korte bespreking in het begin, Filidoor die affiches plakt en de uitzending van de resultaten door de radio. Ook andere elementen lijken niet ten volle uitgewerkt. Dit is waarschijnlijk te wijten aan de snelheid waaraan het verhaal gemaakt werd en aan het gebrek aan stripervaring van Van Dijck. Maar ondanks deze minpunten, is zijn prestatie met dit verhaal zeer verdienstelijk.
15.4.4. Klawieter, de strijd om het uranium : spionnen, uranium en grappen
Ook Droek heeft bij zijn verhaal last van te weinig zichtbare rode draad, zodat het geheel een beetje verwarrend overkomt. Zo komt de auteur soms met nieuwe elementen aandraven alsof het allemaal vanzelfsprekend is en kan de lezer zich soms afvragen waar het allemaal toe leidt.
In de aankondiging van 23 maart worden de personages voorgesteld : "Jef Klawieter, de slimme piet, die overal doorklawietert. "de Polle", mekanieker van beroep en "man van de fors". Alli Dante, de "filosoof", die altijd in rijmen spreekt. En tot slot Fientje, het trouwe, hulpvaardige, bijdehandse Fientje."[1347]
Titelpersonage Klawieter is ingenieur en heeft een onderzoekscentrum ondergebracht in een kasteel. Daar ontwerpt hij toestellen voor het opzoeken van uranium. Op een dag heeft hij een gesprek met zijn directeur, Dhr. Blick : "… U kent mijn werk over de opzoekingen van uranium en het gebruik ervan … Na lange proefnemingen … kan ik het uranium gehalte vast stellen in gelijk welke stof … Dat is van groot belang !.."[1348]
En dat groot belang verklaart de voorzichtigheid waarmee Klawieter zijn projecten omringt. Spijtig genoeg voor hem is hij nog niet voorzichtig genoeg, want twee spionnen houden hem in het oog. De eerste heet Bill Sjapoo, draagt een net kostuum en is de baas over nummer twee. Deze tweede spion luistert gewoon naar de naam Sus en is gehuld in arbeiderskleding.
Na Klawieter een tijdje bespioneerd te hebben, rijdt Bill naar zijn grote baas om verslag uit te brengen. Die baas blijkt een zekere Mephisto te zijn, en zijn naam is niet gestolen, want het is een zeer onrustwekkende verschijning. Zijn sikje en de vogel op zijn schouder geven hem zeker geen sympathieker uitzicht. En bovendien spreekt hij met een vreselijk Frans accent. Wanneer onze spion zegt dat hij zo laat is omdat Mephisto zo hoog woont (al die trappen), antwoordt deze : "Dat is keen reden om mij te laten wakten … ik wil dat kij …… mij uilekt waar kij kebleven zijt waar om hebt kij niets van Klawieters uitvindink ontdekt ? Ik moet spoedik nieuws hebben daarover … À propos … waar is Sus ?"[1349] Sus, die is ondertussen neergeslagen door de mannen van Klawieter, en even later wordt hij vastgebonden op straat achtergelaten met een bordje "poste restante – monster zonder waarde" rond zich.
Na het gesprek neemt Klawieter afscheid van zijn directeur : "Ik ben de gelukkigste mens ter wereld sinds gij mij uw akkoord gaf. Het geld is noodzakelijk voor de reis die wij zullen doen."[1350] Blijkt nu dat Klawieter en zijn medewerkers een expeditie naar Kongo voorbereiden. De besprekingen zijn nu rond, zodat ze allemaal samen een feestje mogen bouwen.
Een tijdje later vertrekken Klawieter en co dan eindelijk naar Kongo. Met hun speciaal uitgeruste vrachtwagen vertrekken ze via Frankrijk en Spanje, waar ze inschepen voor Marokko. En ondertussen worden ze natuurlijk gevolgd door Sus en Bill. Uiteindelijk bereikt de expeditie van Klawieter dan toch Kongo, waar deze door MP's direct wordt ingeënt tegen de pokken.
De reis gaat verder langs allerlei hindernissen. Verder op de weg rijden ze recht in een leeuwenkuil. Een bende apen, die in Klawieter en co hun broeders zien, halen de expeditie uit de kuil. Maar even later nemen ze de ingenieur gevangen : "Hij zal ons misschien de Koningskwestie kunnen uiteenzetten"[1351], denken ze. Klawieter wordt echter bevrijd en nog even later komen ze aan in een negerdorp. De dialect sprekende en karikaturaal voorgestelde negers schenken hen een zeer gastvrij onthaal, waarna ze weer verdertrekken.
Uiteindelijk bereikt de expeditie dan Ngumbura, "de hoofdstad van de provincie, waar de gouverneur een officiële ontvangst inricht."[1352] Maar op deze receptie blijkt ook Mephisto rond te lopen, wat niet veel goeds voorspelt. Als het gezelschap verderrijdt naar Uranium City, ziet men in de straten affiches met volgend opschrift : "Vermakelijkheden te Ngumbura. Zondag 27 Mei Pensenkermis met spreekbeurt over atoomenergie." staat er doorstreept, met daaronder : "Zondag 4 juni. Algemene Verkiezingen."[1353]
Op hun verdere reis wordt Fientje koningin van de pygmeeën en vallen Klawieter en Polle in handen van Mephisto. Dante bevrijdt hen, en Polle ontdekt in de schuilplaats van Mephisto uranium, wat Klawieter een gat in de lucht doet springen. Mephisto en zijn medewerkers worden overmeesterd, zodat Klawieter eindelijk aan zijn opzoekingen kan beginnen.
Het materiaal voor het uraniumonderzoek wordt uit de vrachtwagen geladen en de ploeg krijgt hulp van de Pygmeeën. Klawieter vertelt : "Ik ben, met Dante en Polle, hierheen gekomen om uranium te zoeken. We hebben er nu gevonden. Ik geloof, als al onze toestellen beneden zullen zijn, dat ik zal kunnen zeggen : wij zijn de rijkste mannen ter wereld. De toekomst zal van ons afhangen. De wereld ligt in onze handen."[1354] Een hele installatie wordt uitgebouwd "om uit uranium blinkende kolen te maken"[1355].
Een "vliegende Mephisto" probeert nog uranium te stelen met een magneet, maar zijn poging mislukt en hij wordt (nog eens) overmeesterd. Dan landt er plots een vliegtuig. Een man in kostuum stapt uit en feliciteert Klawieter : "uw werk heeft dan toch vruchten opgeleverd."[1356] De man blijkt echter niet zo'n goede bedoelingen te hebben, want hij blijkt Polotof, de grote baas van Mephisto te zijn. Veel zal hij niet kunnen uitrichten, want al snel komt een bende MP's aangereden in jeeps : "Wij ontvingen een geheime radioboodschap van u op en kwamen alzo alles te weten. Een vliegtuig overvloog vanochtend de grens zonder gehoor te geven aan de sommaties … ik kreeg bevel de piloot en de inzittenden aan te houden." Polotof probeert nog te protesteren en te zeggen dat hij klacht zal neerleggen bij zijn regering, maar dat helpt niet. Hij wordt samen met Bill, Sus en Mephisto weggevoerd.
En daarmee is het Afrikaans avontuur van Klawieter bijna ten einde. Enkele dagen later brengt een "negerfacteur" een telegram : "Proficiat voor uw ontdekking stop .. zij dient de zaak van de vrede en plaatst België bij de grote mogendheden stop ………… bede spoedig terug te komen met uranium. Stop. Laat materiaal ter plaatse … Stop. De regering."[1357]
Waarna in het laatste prentje het vliegtuig opstijgt dat Klawieter en co terug naar België moet brengen. En terwijl vredesduiven het vliegtuig omringen, zwaaien de Pygmeeën met Belgische vlaggen …
Klawieter is op politiek vlak een veel magerder verhaal dan Anna Bouzilowna. Maar dat betekent zeker niet dat er geen politiek aanwezig is. Allereerst wordt er veel aandacht geschonken aan het belang van uranium. Uranium maakt hen tot de rijkste mensen te wereld, geeft de toekomst in hun handen, is bevorderlijk voor de vrede, maar blijkt vooral belangrijk te zijn voor België. Ons landje wordt op die manier een grote mogendheid, wat de auteur zelfs inspireert tot een redelijk patriottische eindscène.
Het tweede belangrijk element dat aan bod komt, is spionage. Bill en Sus werken overduidelijk niet alleen, ze staan via Mephisto in dienst van Polotof, een naam die niet voor niets Russisch klinkt en zelfs een vervorming is van de Sovjet-vice-premier Molotov. De man wordt door MP's opgepakt, maar Russen of Amerikanen worden in het verhaal niet bij naam genoemd. De lezer is slim genoeg om te weten dat België Congolees uranium levert aan de Verenigde Staten.
En in deze dagen van Koningskwestie kan men zelfs zijn tegenstanders een slecht rolletje geven : Sus, de arbeider-spion en Mephisto, de Franstalige spion. Verder staat het verhaal vol met grapjes en verwijzingen, waarvan enkele voorbeelden volgen. Fientje, die door de pygmeeën tot hun koningin gemaakt, houdt haar eerste toespraak : "Volksgenossen, mijn eerste beslissing als koningin zal zijn de belastingen met 25 % verminderen." Waarop een pygmee tegen zijn buur zegt : "Daar komt toch niks van. De liberalen hadden het ook beloofd."[1358] Ook Polle heeft het niet zo op de liberalen, voor het vertrek naar Kongo zegt hij : "'k Neem ne radio mee. Ge weet nooit, als we eens niet kunnen slapen, kunnen we de liberale politieke tribune nemen …"[1359]
Maar ook de politiek in het algemeen is het voorwerp van grappen. De twee spionnen terwijl ze Klawieter en zijn directeur in de gaten houden : "Wat die zo lang bespreken … 't is al erger dan bij een regeringscrisis !", "Ja, 't is al erger baas."[1360] Of al diezelfde twee even later van een muur vallen : "Boef ! We liggen er mee ons … gouvernement.", "Ik vraag ne nieuwe formateur voor mijn tanden."[1361] Elf dagen vroeger diende de regering-Eyskens haar ontslag in.
En in Frankrijk is het al niet beter. Als Klawieter en co voorbij het Frans parlement rijden, komen allerlei tekstballonnen uit de gebouwen : "Verraders", "Oorlogsstokers", "Fascisten", "Boem". In de auto van Klawieter vraagt iemand wat er gebeurt : "Ho, da's niks. Da's het Franse parlement."[1362]
Maar ook de Brusselse trams krijgen aandacht. Bij hun vertrek vergeten ze bijna Dante, die op de rijdende vrachtwagen moet springen : "Nog wel dat die auto geen deuren heeft gelijk de nieuwe Brusselse trams zoniet was ik er nooit op geraakt. Ne mens zou er zijn rijmen bij vergeten."[1363] Verder komen nog de belastingen[1364], de Amerikaanse frisdranken[1365], het betaald verlof[1366] en de verkiezingen[1367] aan bod.
15.4.5. De opvolging : Tijl Uilenspiegel en Aram van de Eilanden
Maar Van Dijck en Droek zouden elk maar één verhaal afleveren. Op 2 en 8 juni 1950 is het definitief afgelopen met Kwik en Filidoor en Klawieter. Een nieuwe auteur werd aangesproken om iets te tekenen voor Het Nieuws van den Dag : Bob De Moor. Op 22 mei gaan zijn "Nieuwe Avonturen van Tijl Uilenspiegel" van start, als vervanging voor het nog niet afgelopen verhaal van Kwik en Filidoor. Er wordt zelfs een speciale abonnementsformule[1368] voorgesteld ter gelegenheid van de publicatie van dit verhaal.
Op 8 juni wordt dan ook Klawieter vervangen. "Aram van de eilanden", een Eric de Noorman-kloon door Piet Wijn[1369], wordt met veel tamtam aangekondigd. Sommige lezers kregen zelfs schrik dat ze Tijl Uilenspiegel zouden moeten missen : "Sommige lezers hebben bij de eerste aankondiging van "Aram" gedacht dat dit in de plaats zou komen van de vrolijke avonturen van Tijl Uilenspiegel die met zoveel genoegen worden gevolgd. Dat is niet zo. De avonturen van de grappige kameraden Lamme en Tijl duren voort en daarnaast zullen onze lezers een tweede tekenverhaal vinden, de spannende, avontuurlijke, geschiedenis van Aram."[1370]
De reeks wordt verdeeld door de Toonder Studio's. Zoals bij Eric de Noorman spelen in deze historische reeks waarden als moed, macht, lafheid en angst een belangrijke rol. En vreemde wezens zijn nog talrijker : reptielmannen, een sprekend vleermuisachtig wezentje, …
In het eerste verhaal spoelt Aram na een storm aan op een eiland, waar hij gevangen genomen wordt door reptielmannen. Hij wordt bij andere gevangenen opgesloten en sluit daar vriendschap met de reus Tudor. Samen ontsnappen ze en gaan ze Tudors zus Tamahia, die in een naburig gebied gevangen zit, bevrijden. In het tweede verhaal komen ze op weg naar huis in aanraking met de broers Seewart de Schuimer en Seewart de Handelaar, die alle twee zullen proberen Tamahia te ontvoeren.
15.5. Vlaamse helden
15.5.1. De terugkeer van Tijl Uilenspiegel
Maar nu terug naar de Uilenspiegel van Bob De Moor. Bob (Robert) De Moor werd op 20 december 1925 geboren in Antwerpen als zoon van een metaalbewerker. Op zijn veertiende, aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, trok hij naar de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen, waar hij lessen in houtskool- en publiciteitstekenen volgde. In 1944 ging hij voor de Antwerpse tekenfilmstudio AFIM werken, waar hij onder andere samenwerkte met Ray Goossens. Later op het jaar werd hij verplicht tewerkgesteld als tekenaar in een vliegtuigatelier. En nog altijd in 1944 geraakte hij twee vingers kwijt door een granaatexplosie op straat.[1371]
Kort na de oorlog begon hij strips te publiceren, eerst in Kleine Zondagsvriend (Bart de scheepsjongen e.a.), later in allerlei dag- en weekbladen. Om de boel te organiseren zette zijn zwager John Van Looveren zelfs een studio op, de "Artec-Studio's" (zie eerder) die aan een ganse reeks publicaties van allerlei strekkingen verhalen leverden. In 1949 kwam er een einde aan Artec en datzelfde jaar begon De Moor voor het weekblad Kuifje te werken, waar hij debuteerde met een stripbewerking van de Hendrik Conscience-klassieker De Leeuw van Vlaanderen.[1372] En in 1950 werd hij blijkbaar aangezocht door Het Nieuws van den Dag, waarin hij met zijn Tijl Uilenspiegel grappige en politiek geladen verhalen aflevert in een stijl die heel erg aanleunt bij Hergé.
De figuur Tijl Uilenspiegel is afkomstig uit een 15e eeuws Duits volksboek, waarin allerlei "grappen en grollen" uit zijn leven verhaald worden. Het werk zou spoedig in het Nederlands vertaald worden en geleidelijk aan werd de Nederduitse held omgevormd tot een Vlaamse figuur. In 1867 schreef Charles de Coster zijn – Franstalige en antiklerikale – roman "La Légende d'Ulenspiegel", waarin Tijl het gezelschap kreeg van Nele en Lamme Goedzak. In de twintigste eeuw zagen een hele reeks Vlaamse vertalingen en bewerkingen van het werk van de Coster het licht, die van Uilenspiegel een Vlaamse held en vrijheidsstrijder maakten. Tijl Uilenspiegel werd een symbool van de strijd tegen de onderdrukking en tegen de vreemde overheersing.[1373]
Zoals we verder zullen zien, maakt Bob De Moor op een heel eigen manier gebruik van de figuren Tijl en Lamme. En de lezer wordt door een "dringend bericht" van hun terugkeer op de hoogte gebracht : "Tijl Uilenspiegel held van de gulle lach van de lustige grappen en van de Vlaamse levenslust komt terug naar zijn geboortestreek. Wat zal hij er staan kijken… ?? Alles wat hij zal opmerken en beleven, zal hij U vertellen in zijn pittige taal, verlevendigd door sprekende illustraties. Vrienden lezers, gij moogt niet nalaten "Tijl Uilenspiegel" te vergezellen op zijn verkenningstocht doorheen het Vlaamse land."[1374]
15.5.2. Pittler en zijn Zonnebrillen
De Nieuwe Avonturen van Tijl Uilenspiegel beginnen als Tijl en Lamme, die sinds hun dood in de hemel verblijven, op een dag besluiten eens te gaan rondkijken op de aarde. En aangezien er net twee verongelukte parachutisten in de hemel aankomen, lenen Tijl en Lamme hun parachutes en springen ze naar beneden, richting Brussel anno 1950. Hun aankomst, midden in Brussel-Noord, zorgt voor lichte paniek onder de omstaanders, maar natuurlijk zijn ze zelf even verwonderd als ze zien hoe het er nu op aarde aan toe gaat. Door hun ongepast gedrag worden ze al snel door een (zeer onhandige) agent opgesloten in de gevangenis, maar daar worden ze even later al uitgehaald door een circusdirecteur die in hen wel een interessante act ziet.
Ondertussen begint in de hemel hun proces. Allerlei historische figuren zetelen, en "duizenden en duizenden nieuwsgierigen uit alle landen en alle tijdperken"[1375] wonen het proces bij. Na veel discussies wordt een alternatieve straf vastgelegd : de aarde redden. De twee verongelukte soldaten vervoerden namelijk in opdracht van hun overste de plannen van een geheime organisatie. Uit deze plannen blijkt dat die groepering – de Bende van de Zonnebril - de aarde wil opblazen door een diepe schacht te graven en daar een nieuw ontploffingsmiddel in te brengen.
Albert Packthem, in zijn vorig leven politie-inspecteur, wordt naar de aarde gezonden om Tijl en Lamme van de veroordeling op de hoogte te brengen. Onderweg komt hij een vliegende schotel tegen, die ergens in het Brabantse landt. Hij volgt de inzittenden naar hun schuilplaats en luistert hen af : "Ik kon de documenten bemachtigen vóór iemand de lijken der valschermspringers gevonden had. De Bende van de Zonnebril zal zorgen dat de schacht gegraven wordt. Zeg tegen de Grote Baas dat hij gerust mag zijn."[1376] Waarna Albert de vliegende schotel saboteert en op zoek gaat naar Tijl en Lamme, die ondertussen al uit het circus verdwenen zijn.
Even later vinden de drie hemelbewoners elkaar dan toch. Albert deelt de twee vluchters hun opdracht mee en wijst hen een zonnebril-bendelid aan. Tijl en Lamme volgen hem tot aan de schuilplaats van de bende, waar even later de Grote Baas op bezoek komt. Een "Grote Baas" die rondloopt in een ruimtepak, en dus voorlopig niet te identificeren is. Aangezien de schuilplaats ontdekt is, besluiten de bendeleden ze op te blazen.
Ondertussen krijgen twee Zonnebrillen de opdracht om met het graven van de schacht – vertrekkende vanuit een bunker tussen Bredene en Wenduine - te beginnen. Albert, Tijl en Lamme volgen hen, wat leidt tot een achtervolging tot in Zuid-Frankrijk. Daar slagen de Zonnebrillen erin Lamme te ontvoeren : ze rijden ermee terug naar de Vlaamse[1377] Kust en sluiten hem daar op.
Enkele dagen later vinden ook Albert en Tijl de bunker. Maar Tijl wordt gevangen genomen en samen met Lamme aan het werk gezet voor het graven van de schacht. Opeens komt de Grote Baas binnen, met een koffertje van de springstof BZZ-BO.EM2. Hij schept blijkbaar een groot genoegen in zijn plannen : "De wereld zal uiteengereten worden terwijl ik en mijn trouwe volgelingen veilig op de planeet Mercurius zullen zitten. Daar eerst zal mijn wraak tegen de aarde gekoeld zijn ! … Ha ! Wat een heerlijk vooruitzicht !"[1378] Waarop Tijl reageert : "Allemaal goed en wel, maar zeg me eens wie ge zijt en waarom ge de wereld in de lucht wil laten vliegen ? En nogal in Vlaanderen ! De Vlamingen moeten wel altijd voor anderen hun wraakplannen buigen, maar eens gaat het toch te ver, zulle, makker !"[1379]
De Grote Baas zou echter niet lang meer anoniem blijven : hij struikelt, zodat de helm van zijn ruimtepak breekt. Tijl herkent de man onmiddellijk : "Pittler !! De man die enkele jaren geleden de wereld in vuur en vlam zette ! Maar gelukkig verslagen werd. Iedereen dacht dat gij mortebus waart !"[1380] Maar Pittler was blijkbaar niet dood : hij kon op het kritieke moment met enkele getrouwen per vliegende schotel naar Mercurius vluchten, waar er in stilte aan de nieuwe springstof en aan de wraakplannen gewerkt werd.
Daarop volgt de strijd van Tijl, Lamme en Albert tegen de bende om de geplande ontploffing van de aarde te verhinderen. En ondertussen proberen Pittler en Co te vluchten. Net op dat moment doet zich echter een aardbeving voor, waardoor bijna alle vliegende schotels door de zee verzwolgen worden. Pittler en zijn belangrijkste medewerker proberen te vluchten aan boord van de laatste schotel, maar Albert laat de schotel neerstorten. Pittler en zijn medewerker krijgen een "rammeling", waarna ze uitgeleverd worden aan de politie. Uiteindelijk wordt ook nog de ontploffing van de aarde vermeden, aangezien Albert de springstof in zijn zak gestoken had. De rokende onderzoeksrechter bedankt Tijl, Lamme en Albert : "Heren … pf u zijt de … pf … de redders der … pf mensheid. In naam van de … pff … Westelijke mogendheden, … pff merci, hé … pf.."[1381]
De opdracht is volbracht, de aarde is gered : Albert, Tijl en Lamme vliegen terug naar de hemel. Onderweg geven ze Lucifer nog een pak slaag voor al die last die hij hen bezorgd heeft. Tenslotte worden ze in de hemel hartelijk ontvangen door Sinte-Pieter, die ter hunner ere een Vlaamse Kermis georganiseerd heeft.
15.5.3. De voorbereiding van de storm
Het is maar al te duidelijk dat met de "Grote Schurk" Pittler, Adolf Hitler bedoeld wordt. De tekst is al duidelijk genoeg en ook de tekeningen liegen er niet om. Pittler wordt afgeschilderd als een egoïstisch kereltje dat wraak wilt nemen op de aarde omdat hij verslagen werd. Alleen hij en zijn medewerkers mogen overleven door naar Mercurius te vluchten. Op het einde van het verhaal laat hij zelfs zijn medewerkers in de steek om zichzelf te kunnen redden. De rest van de bende blijkt ook voor een deel uit Duitsers te bestaan, één van de mannen aan boord van de eerste vliegende schotel heet trouwens "Heinrich"[1382]. Als de onderzoeksrechter de helden op het einde dan nog bedankt in naam van de "Westelijke mogendheden", lijkt het verhaal pas echt een herhaling van de Tweede Wereldoorlog. De Duitsers worden alleszins gewaarschuwd : als ze weer veroveringsplannen zouden koesteren, is Tijl Uilenspiegel er om dat te beletten. Ook in de hemel zijn de gevolgen van de oorlog nog te merken. Op het proces van Tijl en Lamme houdt een Amerikaanse soldaat de boel in het oog. En als Tijl van achter aangevallen wordt, zegt hij : "Die valt maar aan zonder voorafgaande verwittiging ! Maar ja, dat is tegenwoordig de gewoonte."[1383] Twee weken vroeger viel Noord-Korea de Zuidelijke buur binnen.
En ook enkele politieke opmerkingen en grappen sluipen het verhaal binnen. Met zijn "Hemel-Pince-Nee" kan Albert het geweten van de mensen onderzoeken, en dus controleren of ze toevallig niet tot de bende van de
Zonnebril behoren. Als hij het toepast op een groepje van vier voorbijgangers, geeft dat het volgende resultaat : "Professor" – "Beroepsdief" – "Liberaal (zeldzaam)" – "Dopper". De kleine aanhang van de liberalen werd in katholieke hoek blijkbaar grappig gevonden. Of nog de getuigen van de landing van Tijl en Lamme in Brussel-Noord, die denken dat het om verkiezingspropaganda gaat.
Tenslotte is het Vlaamse element, dat in het volgende verhaal een zeer grote rol zal spelen, al aanwezig. Tijdens de eerste nacht van Tijl en Lamme in het circus, dringt een leeuw hun woonwagen binnen. Het losgebroken beest laat zijn tanden zien, wat aan Lamme de opmerking ontlokt dat het misschien de Vlaamse leeuw is.[1384] In Vlaams perspectief is ook de samenstelling van de rechtbank interessant. Voorzitter van dienst is Julius Cesar, aanklager de Hertog van Alva. Alva vindt de misdaad van Tijl en Lamme onvergeeflijk en eist dat ze naar de hel zouden verbannen worden. De verdediging wordt verzorgd door Keizer Karel en "mijnheer Conscience" : zij beschrijven de beklaagden als "grappenmakers" en "brave kerels". Niet voor niets zijn Caesar en Alva oude "vijanden" van onze gewesten en hebben Keizer Karel en Conscience een positief imago in relatie tot Vlaanderen. En om te besluiten moet nog de verbolgenheid van Tijl vermeld worden als hij hoort dat de Vlamingen "wel altijd voor anderen hun wraakplannen moeten buigen". Wat daarmee bedoeld wordt, komt veel duidelijker naar voor in het volgende verhaal.
15.5.4. Bob De Moor ontsluierd
Het eerste Uilenspiegel-verhaal werd volledig anoniem gepubliceerd. "Wie is de tekenaar van : De nieuwe avonturen van Tijl Uilenspiegel ?"[1385], is dan ook de titel van het interview-artikel dat het tweede verhaal aankondigt. Het volledige artikel, dat voor de hedendaagse lezer redelijk grappig overkomt, wordt hiernaast weergegeven. Het gesprek gaat onder andere over de verwantschap tussen De Moor et Breughel, over zijn leeslust tijdens zijn jonge jaren, over zijn interesse voor de scheepvaart, én natuurlijk over zijn "tekenverhalen". Wanneer de journalist opmerkt dat zijn stripbewerking van "ons nationaal epos De Leeuw van Vlaanderen in Kuifje zo'n sukses kent", merkt De Moor op dat een "tekenverhaal" altijd meer tot de verbeelding spreekt dan een gewone roman. Waarop de journalist verder gaat : "en dat moet wel waar zijn, want het eerste waar onze lezers naar kijken in ons dagblad zijn de nieuwe avonturen van Tijl en Lamme en hun onafscheidelijke vriend Albert." Tenslotte wordt er even gesproken over het tweede verhaal, "Het vals gebit", dat op komst is. De journalist schijnt zich vragen te stellen bij deze titel, maar als onze tekenaar zegt : "Kent ge dan de Vlaams leeuw niet ? Nog nooit gezongen van : Zij zullen hem niet temmen zolang de leeuw kan klauwen zolang hij tanden heeft ? …", antwoordt hij : "Ha, ik heb beet ! Het wordt een grappige hekeling van de nazaten van Lamme Goedzak ?" "Min of meer … glimlachte Mijnheer Demoor …"
In de aankondiging[1386], die diezelfde dag verschijnt, zien we een leeuw met tandpijn in de wachtzaal van de tandarts.
15.5.5. Speek, de IJzertoren en de Slag der Valse Gebitten[1387]
Na hun vorige avonturen genieten Tijl en Lamme van een welverdiende rust in het hemel-park als ze bezoek krijgen van Albert Packthem. Albert ziet er nogal triestig uit en daarom vraagt Tijl wat er aan de hand is. Albert vertelt : "Och, ik kom net terug van een uitstapje naar de wereld … naar Vlaanderen … En 't gaat daar slecht ! … In de cinema is 't niet anders dan Speek die ge te zien krijgt ! Ge weet wel, hé, die meneer die vindt dat de grondwet gemaakt is om hem te ambeteren … Aan de kust : Schoonheidskoninginnen, Franse film-festivals, mode-shows ! … En ge weet wat ze met onze koning aangevangen hebben, hé ? En de Vlamingen, die Lamme Goedzakken, laten zich maar doen !"[1388]
Daarop besluit Lamme in actie te schieten : hij gaat rechtstaan op zijn wiegzetel en begint te roepen. "'t Moet gedaan zijn ! Ik zal er mij eens mee bemoeien ! De Vlamingen zijn de laatste tijd wel wakker geschoten, maar zij moeten wakker blijven ! … En daar zal ik eens voor zorgen ! Vooruit, geef mij een paar telloren rijstpap, dat ik mij in form eet !"[1389] Maar door zijn enthousiasme zakt zijn zetel totaal in elkaar, waarop hij zegt : "… geen geluk, hé … als ne Vlaming … zijn tanden eens … laat zien !".[1390]
Maar Albert heeft een idee : "Ik heb verschillende wantoestanden in Vlaanderen gefilmd. Nu zou ik een voordracht met lichtbeelden willen geven over de toestand in het Vlaamse land. Dit voor de leden van het Hemelse-Davids-Fonds. Daarna kunnen wij onderling beslissen wat er ons te doen staat."[1391] Tijl en Lamme vinden het een goed idee en zorgen voor uitnodigingen en affiches terwijl Albert zijn toespraak voorbereidt.
Enkele dagen later is het dan zover, de dag van de toespraak is aangebroken. "Stillekensaan geraakt het zaaltje vol. Het is een mengelmoes van beroemde Vlaamse voormannen uit alle tijdperken en van alle standen, die van de gelegenheid gebruik maken om eens een serieus woordeke te placeren …"[1392]. Onder andere Robrecht Van Bethune, Jan Breydel, Pieter De Coninck en Jacob van Artevelde wonen de voordracht bij. Jan Breydel heeft zelfs een bende gewapende mannen meegebracht "want 't zal hier niet gaan zoals in Brussel !"[1393]
In de dia-lezing, die hiernaast wordt afgebeeld, hekelt Albert Packthem een aantal Belgische wantoestanden. Zeven verschillende punten brengt hij hierbij naar voor : de figuur van Paul Henri Spaak (in het verhaal tot Speek herdoopt), de repressiepolitiek, waar de kleine visjes veel zwaarder gestraft worden dan de grote, de aanwezigheid van censuur, de omgang met de resultaten van de volksraadpleging, de onderschatting van de Vlaamse mobilisatie door de Franstalige pers, arbeiders die onder druk gezet worden om te staken en de houding van de Vlamingen die zich veel te veel laten doen.
En dan besluit hij : "… Ziedaar, heren, hoe het bij ons gesteld is. Denkt ge niet, dat wij er zullen moeten tussenkomen om de Vlamingen de fierheid van vroeger terug te bezorgen en hen te beschermen tegen de aanvallen van hun vijanden. Want nu mogen ze nog honderd keren meer de meerderheid hebben, dan laten ze zich nog in de doeken doen ! … Wij zullen eens laten zien dat de Leeuw nog tanden heeft ! Laat ons dus iemand kiezen, die de Vlamingen moet gaan helpen ! … Ik heb gezegd."[1394]
Albert wordt door de zaal toegejuicht voor zijn lezing en Jan Breydel stelt voor om hem samen met Tijl en Lamme naar Vlaanderen te sturen : "Zij hebben de wereld van de ondergang gered ! Ewel, nu zullen zij Vlaanderen redden …"[1395] Waarna de vergadering wordt afgesloten met het zingen van een "daverende Vlaamse Leeuw".
Per vallende ster vliegen Albert, Tijl en Lamme naar de aarde. Ze komen terecht op een boerderij in Damme, waar ze worden verwelkomd als "de redders van de wereld" en "de symbolen van Vlaanderen". Het gaat duidelijk om een katholiek boerengezin, op de kast van de woonkamer staan enkele heiligenbeeldjes. Even later komt een "professor" bij het gezin op bezoek. Hij biedt de hemelbewoners een leegstaand huis aan, waar ze dan kunnen verblijven.
Het viertal gaat het huis bekijken, maar er blijkt een serieus gat in de voorgevel te zitten. Albert, zoals al gezegd in zijn vorig leven nog politie-inspecteur, vermoedt een bomaanslag en vraagt aan de professor of hij een reden voor deze aanslag weet. De professor geeft uitleg : "Ik zal u zeggen, ik werd belast met het inzamelen van gelden voor het opbouwen van de IJzertoren. Als senator heb ik ook niks onverlet gelaten om bij de regering aan te dringen op het zo vlug mogelijk uitbetalen van een staatstoelage aan hetzelfde doel !". Waarop Albert antwoordt : "Ha ! Ha ! En de vijanden van Vlaanderen hebben u dat kwalijk genomen en dat met hun gewone laffe middelen laten weten !".[1396]
Hiermee is de toon van het verhaal gezet. De strijd van de Vlamingen tegen hun "vijanden" wordt gesymboliseerd door de IJzertoren. De tegenstanders van Vlaanderen willen de heropbouw van het monument verhinderen, zodat de toren het symbool wordt van de Vlaamse fierheid. De Moor probeert hier ook een verband te leggen tussen de bomaanslag op het huisje van de professor en die op de IJzertoren. Zo vertelt hij : "de daders van de aanslag werden nog niet gevonden"[1397], een duidelijke verwijzing naar het geklungel van het IJzertorenonderzoek. Ook het personage van de "professor" is een verwijzing naar de echte situatie : zoals in de contextschets al gezegd, werd in augustus 1948 het huis van professor Fransen, voorzitter van het IJzerbedevaartcomité, zwaar beschadigd door een bom.
Maar het verhaal gaat verder. Tijl probeert nog een verdachte tegen te houden, maar deze kan ontsnappen. Hij verliest wel zijn zonnebril ! De bende van de Zonnebril is blijkbaar herrezen met een nieuw doel : de opbouw van de IJzertoren tegenwerken. En terwijl Tijl, Lamme en Albert beraadslagen over hoe ze de zaak gaan aanpakken, wordt een dreigbrief op hun deur gestoken. Maar de brief heeft weinig effect, de drie mannen zij vastbeslotener dan ooit om door te gaan. Lamme bestelt ter verdediging een kist geweren, waarop Albert zegt dat dat geen slecht idee is "want veiligheidsmaatregelen treffen ze in dit land als het te laat is !"[1398].
Op een nacht wordt Lamme, die de wacht loopt, aangevallen door een Zonnebriller. Maar deze wordt zelf gepakt. Aan zijn silhouet te zien, gaat het duidelijk om een arbeider, en blijkbaar ook om een socialist of communist. Als Albert hem probeert te ondervragen, antwoordt hij : "Ik zeg niks, kameraad"[1399]. En als Albert verder aandring, roept de man zo hard hij kan "Neen". Dit doet serieus denken aan de campagne van de socialisten tijdens de volksraadpleging. De man spreekt wel correct Nederlands, zoals alle personages in dit verhaal.[1400]
Maar Charel (zo heet de man blijkbaar) ontsnapt en trekt naar Gent. Daar komt hij een zekere Jules tegen en samen gaan ze de schuilplaats van de Zonnebril-bende binnen om een vergadering bij te wonen. Lamme is hem echter, verkleed als tramconducteur, gevolgd en dringt ook het gebouw binnen. Het duurt natuurlijk niet lang, of hij wordt opgemerkt : "Ewel, kameraad, wat komt gij hier doen ?"[1401]. Lamme wordt gevangen genomen en voor de Zonnebril-vergadering gebracht. Deze vergadering wordt door niemand anders voorgezeten dan Speek ! Als dan nog blijkt dat zijn secretaresse "Madam Bloem" heet, heeft de lezer het wel begrepen : de Bende van de Zonnebril wordt geleid en bemand door socialisten. Meteen is ook duidelijk wie de vijanden van (het katholieke) Vlaanderen zijn.
Aan de muren van de vergaderzaal hangen verschillende spreuken : "Voor de rechten van de mens", "Leve de democratie", "In naam van de vrijheid !".[1402] Speek wil Lamme een verklaring laten ondertekenen waarin hij toegeeft dat hij, Tijl en Albert maar bedriegers zijn. Hieronder is te zien hoe hij dat aanpakt en dus zijn idealen van vrijheid en democratie[1403] omzet in de praktijk.
Enfin, Speek opent de vergadering en neemt het woord : "Het doel van onze organisatie "de Zonnebril" is dus : de opbouw van de IJzertoren tegen te werken. Slagen de flaminganten er toch in die hoop stenen aan een te metsen, dan moet hij maar weer eens gedynamiteerd worden !!! Onze kranten moeten dan schrijven dat het wel betreurenswaardig is, maar niet zo erg !"[1404]
Lamme ziet zijn toestand niet echt zitten en probeert te vluchten. Daarbij sukkelt hij in de kleerkast van Speek. Volgens hem tonen de kaartjes op de kleren duidelijk dat het wel degelijk de kleerkast ven Speek is. Een versleten arbeiderskostuum wordt aangeduid als "Partij Kostuum", en daarnaast zijn ook nog een "Diplomaten Plunje " en "Avondkledij" voorzien. Lamme trekt het "Napoleonkostuum" aan, raakt zo buiten en doet aan autostop. "Na lang wachten wordt de Lamme eindelijk meegenomen op een camionneke, beladen met kiekens. Spijtig genoeg heeft onze vriend niet gevraagd aan de chauffeur of hij wel naar Damme rijdt. Anders had hij vernomen dat die kiekens voor Brussel bestemd waren …"[1405]
Ondertussen krijgt Tijl van een boer "De Avond Gazet"[1406] in handen gestopt. Op de eerste pagina staat de verklaring van Lamme. Speek heeft zijn werk goed gedaan. Maar Uilenspiegel is woedend, en dat zullen ze bij de Avondgazet geweten hebben. Tijl stormt naar de lokalen van de krant en valt het bureau van de redactiesecretaris binnen. Als hij merkt dat deze man niets wilt zeggen én een zonnebril op zijn neus heeft, heeft Tijl het ook wel begrepen.
Hij neemt dan maar de trein naar Brussel en kan meteen merken wie de Avondgazet leest. Sommige passagiers – de Avondgazetlezers - halen hun hoofd voor hem op, anderen steunen hem en verzekeren hem dat ze in hem geloven. In Brussel aangekomen, loopt Tijl de gebouwen van de radio-omroep binnen en lanceert er een opsporingsbericht. De reacties van de luisteraars, hieronder afgebeeld, zijn veelzeggend …
Als men de krantentitels probeert om te zetten naar de reële situatie, zou men kunnen zeggen dat "Het Beste Nieuws" Het Laatste Nieuws zou kunnen zijn, "De krant van het Volk" de Volksgazet en "'t Vlaamse land" een Vlaamse katholieke krant ?
Uiteindelijk vindt Tijl Lamme toch terug in Brussel, temidden van redelijk belachelijke vlootmanoeuvres op het kanaal. Na allerlei gebeurtenissen slagen Speek en Kameel, die het geheel als personaliteiten bijwoonden, erin hen te ontvoeren.
In Damme krijgt Albert dan weer bezoek van de professor, die belangrijk nieuws heeft : "… luister : Er werd genoeg geld ingezameld om de heropbouw van de IJzertoren te beginnen. Als we op de toelage van de regering moeten wachten zijn we zalig. Een groot deel van het geld is in mijn brandkast. Het overige geld werd besteed om een deel cement en stenen aan te kopen. Morgen komt het materiaal in Diksmuide aan."[1407]
Maar wat kon verwacht worden, gebeurt. Als de professor samen met Albert naar zijn huis gaat, ontdekt hij dat zijn brandkast leeggeplunderd is. De dader is gevlucht, maar heeft wel een spoor achtergelaten : op de grond ligt een stukje papier van de Avondgazet. Daarop gaat Albert naar Gent, waar hij stilletjes de gebouwen van de krant binnendringt. En ja : daar zit de redactiesecretaris met een andere man én het geld[1408]. De twee willen blijkbaar met het geld naar Diksmuide. Maar daar steekt Albert wel een stokje voor : hij leidt de twee af en vlucht met het geld.
De twee dieven rijden dan maar zonder het geld naar Diksmuide, maar mét Albert op het dak van hun auto. Een ideale positie om hen af te luisteren … zo blijkt dat ze op eigen houtje gehandeld hebben en dat Speek niet op de hoogte is dan de diefstal van het geld. Ze rijden een domein binnen waar zich een kasteel bevindt. Albert sluipt mee naar binnen en vindt er Tijl en Lamme terug. Samen slaan ze een bewaker neer en vragen hem om uitleg. "G-g-goed ! … Ik zal me … voor ene keer aan … de meerderheid … onderwerpen … Luister … Morgen komt er een eerste lading stenen en cement aan voor het bouwen van de IJzertoren. Vannacht zullen wij barricades opwerpen om de camions de doortocht te beletten. Dan zal Speek de werklieden van de fabrieken dwingen spontaan te staken als protest tegen de heropbouw van de Toren. Speek wou eerst Uilenspiegel het Vlaamse volk laten aanzetten te staken, maar die keikop wil niet, niettegenstaande bedreigingen en beloften …"[1409]
De bewaker kan ontsnappen, maar Albert, Tijl en Lamme schieten in actie en verdelen de taken. Albert gaat de camions met materiaal tegemoet, zodat hij ze kan waarschuwen voor de barricades en hen de binnenwegen kan laten nemen. Tijl Uilenspiegel en Lamme Goedzak gaan naar de voornaamste fabriek van de streek om te trachten de arbeiders te overhalen zich te verzetten tegen de stakingspiketten.
En "ondertussen op de steenweg" : Speek en zijn mannen hebben zich verschanst achter een hoop oude zetels, meubels en kinderwagens. Ze worden trouwens meer en meer in het belachelijke getrokken : als Albert hen meedeelt dat het materiaal al lang in Diksmuide aangekomen is, trekken ze daarnaartoe en zingen onder weg het "bende-lied" : "Vivan bomma, patatten met saucissen !".[1410]
Van hun kant hebben Tijl en Lamme wat meer moeite om de "spontaan" stakende arbeiders terug aan het werk te krijgen. Maar Albert helpt een handje, door met een reuzespandoek door de lucht te vliegen : "Arbeiders, de IJzertoren moet er komen ! Allen terug aan 't werk !"[1411] Het helpt, de arbeiders keren terug naar de fabriek. Maar daar worden ze tegengehouden door de zonnebrillen : het draait uit op een gevecht, dat door de zonnebrillen verloren wordt. Het einde is nabij …
Maar Speek is nog niet verslagen, hij is zelfs een "duivels complot"[1412] aan het smeden. Hij spreekt zijn mannen toe : "Makkers, deze keer hebben we die kerels liggen ! Wij organiseren een marsj op Brussel! … Redactie-secretaris van de Avond-Gazet, gij moet direct in actie schieten en in het nummer van morgen alle "serieuze" mensen oproepen voor de marsj op Brussel …"[1413] En als hij de afluisterende Albert opmerkt, voegt hij toe : "Eer morgen de zon ondergaat zijn zelfs de puinen van uw toren niet meer te vinden !…"[1414]
De drie hemelbewoners bespreken daarop de situatie. Er moet absoluut iets gedaan worden, maar wat ? Lamme heeft een idee : "Laat ons de Vlamingen oproepen en ook zo'n wandeling organiseren !"[1415] Een radio-oproep moet voor de mobilisatie zorgen : "Volk van Vlaanderen ! De zonnebrillen rukken naar Brussel op als protest tegen de opbouw van de IJzer-toren ! Volg hun voorbeeld en kom ook naar de hoofdstad ! Deze keer zult gij aanvoerders hebben. Zij wachten u op de Grote Markt ! Zeg het voort !"[1416]
De grote dag breekt aan en Tijl, Lamme en Albert gaan op café zitten op de Grote Markt en wachten daar op de aankomst van de Vlamingen. En ja, "Stillekens aan geraakt de markt vol volk. Uit alle hoeken van Vlaanderen zijn ze gekomen : Boeren, handelaars, arbeiders, klerken, doppers …"[1417] Tijl begint de menigte toe te spreken, maar hij krijgt van Speek al snel een hard gekookt ei tegen zijn kop. De spanning stijgt in beide kampen en een gevecht ontstaat. Aan de "Ten aanval, kameraden" van Speek, beantwoordt Uilenspiegel met "Vlaanderen die Leu !".[1418] En terwijl het volk "Weg met de Speek" roept, krijgt Tijl "de dikbuik" na een tijdje te pakken.[1419] Hij geeft Speek zo'n harde slag dat zijn vals gebit uit zijn mond valt. Tijl roept het uit : "'k Heb hem liggen ! Hier is mijn overwinningstrofee ! Zijn gebit !".[1420]
Overwinning ? Inderdaad, de Zonnebrillen zijn verslagen en slaan op de vlucht. Tijl roept zijn mannen op om naar meer valse gebitten te zoeken en spreekt ze toe : "We zullen deze historische vechtpartij "De slag der valse gebitten" noemen ! We zullen al die knauw-instrumenten als souvenir bewaren !". Dan gaat hij verder : "Mannen van Vlaanderen ! De opbouw van de IJzer-toren kan beginnen ! Wie wilt er meehelpen ? Dan gaat het rapper vooruit, hé !" Waarop het volk hem toejuicht en roept "Allemaal naar Diksmuide ! Vooruit !".[1421] Waarna de IJzertoren terug opgebouwd wordt. Tijl, Lamme, Albert en de professor kijken fier en plechtig toe : de eer van Vlaanderen is gered !
15.5.6. De redders van Vlaanderen
Het is meer dan duidelijk wat de bedoeling van het verhaal is : Tijl en Lamme, de "symbolen van Vlaanderen" nemen het op tegen de "vijanden van Vlaanderen". Daarbij worden zowel elementen uit de zaak van de IJzertoren als uit de koningskwestie gebruikt. Bij de start van het verhaal in september 1950 is de koningskwestie al afgelopen, zodat het verhaal volledig na de feiten verteld wordt.
Om Tijl, Lamme en de andere Vlamingen te typeren, wordt gebruik gemaakt van allerlei typische Vlaamse en katholieke elementen : Tijl die in de hemel Pallieter leest en Rodenbach drinkt[1422], het "hemelse Davidsfonds", de historische figuren op de lezing van Albert, de "Vlaamse Leeuw" die gezongen wordt, het katholieke boerengezin, het kruisbeeld in de slaapkamer van Tijl en Albert[1423] en de duidelijke verwijzingen naar de Guldensporenslag tijdens de "slag der valse gebitten". Tijl en Lamme staan dus voor het goede en katholieke Vlaanderen.
De tegenstanders worden vooral gesymboliseerd door de figuur van Speek en zijn Zonnebrillers. Speek is "die meneer die vindt dat de grondwet gemaakt is om hem te ambeteren"[1424], "hij zwierde de koning buiten"[1425], hij maakt gebruik van ondemocratische praktijken zodat zijn democratische slogans alleen mooie woorden blijken te zijn, hij heeft een dubbele persoonlijkheid (zie zijn kleerkast) en hij zet een "duivels complot" op. Hij laat zijn pers anti-IJzertorenpropaganda voeren en heeft geen enkele eerbied voor de toren en zijn verdedigers : hij noemt de IJzertoren een "hoop stenen"[1426], en wilt niets liever dan de vernietiging ervan. Ook wilt hij arbeiders dwingen "spontaan" te staken en deinst hij er niet voor terug mensen te bedreigen. Op verschillende momenten wordt hij totaal belachelijk gemaakt, onder andere als er gewezen wordt op zijn buikomtrek en met als hoogtepunt het verliezen van zijn vals gebit.
De organisatie die onder leiding van Speek staat, blijkt weer de Bende van de Zonnebrillen te zijn. Maar deze keer zijn de Zonnebrillers geen Duitsers, maar socialisten. Het woord kameraden valt meer dan eens en verschillende bendeleden lopen gekleed in een arbeiderskostuum. Niet alleen hun bedoelingen zijn slecht, ze gebruiken ook nog "laffe middelen"[1427] zoals bomaanslagen om hun doel te bereiken. Onder hen bevinden zich ook de makers van de Gentse Avondgazet, die onder controle van Speek en co staat en anti-Vlaamse ideeën verspreidt.
De figuur van Speek verwijst, zoals al gezegd, overduidelijk naar de socialistische voorman Paul Henri Spaak. De auteur stelt Speek voor als de grote verantwoordelijke van alles wat er misloopt in Vlaanderen en België. De socialisten zijn dus de te bestrijden "vijanden van Vlaanderen". Net zoals op het einde van het verhaal, zouden Spaak en co in de echte wereld moeten verslagen worden om de situatie recht te trekken. Terwijl de eerste tekening van Speek - tijdens de dia-projectie - nog erg gelijkend was ten opzichte van de echte Spaak, valt die gelijkenis vanaf zijn tweede verschijning weg. Heeft De Moor zich ingehouden, of heeft de redactie van de krant hem aangezet tot matiging ? De verandering is alleszins merkwaardig en is blijkbaar algemeen. Met namen wordt nog verwezen naar bestaande personages, maar dit wordt niet meer doorgezet in de tekeningen (zoals bijvoorbeeld wel het geval was in het eerste verhaal met Pittler / Hitler). Aan de hand van de namen wordt nog verwezen naar de socialistische politici Isabelle Blume[1428] (Madam Bloem) en Camille Huysmans[1429] (Kameel). Ook de Vlaamse socialisten worden blijkbaar niet gespaard.
De Vlamingen worden voorgesteld als een volk dat zich veel te gemakkelijk laat doen, en dat moet beschermd en gestimuleerd worden om zijn "fierheid van vroeger"[1430] terug te vinden. Want zoals Albert zegt, "Want nu mogen ze nog honderd keren meer de meerderheid hebben, dan laten ze zich nog in de doeken doen !"[1431] De troonsafstand van Leopold III, ondanks de meerderheid bij de volksraadpleging, wordt blijkbaar moeilijk verteerd in de verhalen van de katholieke stripauteurs[1432]. Tijdens de dia-voorstelling wordt het trouwens ook al gezegd, dat het erg is dat 42 % meer waard is dan 57,8 %. Maar : in het parlement hebben de koningsgezinden misschien toegegeven aan de anti's, Jan Breydel waarschuwt alvast dat het hier niet zal gaan zoals in Brussel. In Brussel, waar "kiekens"[1433] voor bestemd zijn : voor Brussel algemeen of voor het parlement ? Ook op een ander moment wordt nog verwezen naar die meerderheid. Als de Zonnebriller Jules door de drie hemelbewoners neergeslagen wordt zegt hij : "G-g-goed ! … Ik zal me … voor ene keer aan … de meerderheid … onderwerpen"[1434] Voor ene keer, waarmee duidelijk gewezen wordt op het feit dat de socialisten zich tijdens de koningskwestie van de meerderheid niets aangetrokken hebben. Maar met die Vlaamse fierheid komt het allemaal goed. Tijl en Lamme slagen erin een vrij algemene mobilisatie te bereiken : Vlamingen uit alle streken en standen komen naar Brussel en Diksmuide, zodat de Zonnebrillers verslagen worden en de IJzertoren heropgebouwd kan worden.
Ook enkele typische Belgische toestanden worden in het verhaal gehekeld. De Belgische "politieke knoeierijen"[1435], het feit dat veiligheidsmaatregelen altijd genomen worden als het te laat is[1436] en de slechte staat van de wegen[1437].
Dit verhaal overtreft alle andere wat politieke inhoud betreft. Hier geen grappige verwijzingen : het verhaalthema is gewoon de strijd van de Vlamingen tegen hun tegenstanders, zijnde Speek en zijn Zonnebrillen. Dat Paul Henri Spaak als schietschijf gebruikt wordt, is niet zo verwonderlijk. In de coulissen van de koningskwestie stelde hij zich vrij gematigd op, maar naar de buitenwereld toe speelde hij het spel zeer hard. Zijn biograaf Michel Dumoulin beschrijft hem zelfs als een tribuun die de indruk gaf het volk naar de revolutie te willen leiden.[1438] Op 27 juli 1950 hield Spaak zelfs een revolutionaire toespraak in de Kamer : "Jusqu'à présent la grève n'est dirigée que contre Léopold III. Si vous refusez de nous comprendre, elle sera le début d'une révolution (…). Je suis avec Danton contre Louis XVI, (…). La révolution ne me fait pas peur. Je sais qu'elle doit éclater quand les gens au pouvoir s'abstinent à ne pas reconnaître les faits."[1439] Het Danton-thema wordt door De Moor dan ook gerecupereerd tijdens de dia-projectie.
Heel wat elementen van het verhaal zijn zo geïnspireerd op feiten uit de Koningskwestie : de stakingen, de Mars op Brussel (die de antileopoldisten aangekondigd hadden, maar die door de machtsoverdracht niet doorgegaan is) en natuurlijk … de IJzertoren, die door een aanslag in 1946 volledig vernield werd. De toren wordt in het verhaal het symbool van de Vlaamse heropstanding, dat door Speek bestreden wordt. Na de nederlaag van de Zonnebrillen, wordt de toren dan ook heropgebouwd, vijftien jaar voor de nieuwe toren er in het echt zou staan. Tot slot nog even vermelden dat ook de homogene CVP-regering niet gespaard blijft : er wordt duidelijk gezegd dat ze nog lang kunnen wachten op de beloofde toelage van de regering.
Zoals in het historiek-deeltje al gezegd is, leunde Het Nieuws van den Dag nauw aan bij de CVP, nam de krant Vlaamsgezinde standpunten in en koos ze onvoorwaardelijk de kant van Leopold III. Het Vals Gebit ligt dan ook perfect in de lijn van de krant. Want ook de IJzertoren lag haar nauw aan het hart, in april 1950 wordt een steunlijst[1440] voor de heropbouw van de toren in de krant gepubliceerd.
Wat Bob De Moor betreft, liggen de zaken wat moeilijker. Hij stond niet echt bekend als een flamingant, maar heeft rond die tijd wel verschillende "Vlaamse" verhalen afgeleverd : naast deze Tijl Uilenspiegel, maakte hij ook stripbewerkingen[1441] van het werk van Conscience voor Kuifje.
Johan en Stefaan De Moor – zonen van – antwoorden in een interview op de vraag of hun vader een "romantische Vlaamsgezinde" was : "mmm, nee", "Ik denk dat dat nauw verbonden was met de krant en zo, de atmosfeer van die tijd. Een echte flamingant was Bob niet hoor."[1442] Ook blijkt uit zijn ander werk dat uitgesproken standpunten, zoals in Het Vals Gebit, echt een uitzondering zijn.[1443] In een interview zou De Moor het Vlaams engagement van Tijl Uilenspiegel zelfs toeschrijven aan een vriend.[1444]
Waarschijnlijk is dit verhaal te danken aan een samenloop van allerlei omstandigheden. De Vlaamse tekenaars hadden een traditie om politiek in hun verhalen te verwerken, én in 1950 leenden de omstandigheden zich daar zeer goed toe. Vandersteen had bijvoorbeeld van mei tot september al zijn Koningskwestie-verhaal De Stalen Bloempot[1445] afgeleverd. En aangezien De Moor voor een katholieke krant werkte, ging hij de standpunten van die krant in zijn verhaal verwerken. Het is ook heel goed mogelijk dat er vanuit de krant gevraagd[1446] werd over deze kwestie een verhaal te maken.
15.6. Besluit
Het Nieuws van den Dag maakt qua stripbeleid dus verschillende periodes mee. In een eerste periode, die ongeveer loopt tot de overname van 't Vrije Volksblad, worden enkel Nederlandse strips gepubliceerd. Op uitzondering van Donny en Ronny gaat het telkens om ondertekststrips, die geleverd worden door Stripfilm en de Toonder-Studio's.
De periode na de overname, die een enorme stijging van het aantal lezers meebrengt, wordt gedomineerd door De avonturen van detectief Van Zwam van Marc Sleen, eerst in combinatie met een Nederlandse strip, vanaf mei 1949 alleen. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de krant met een probleem zit bij de overgang van Van Zwam naar Het Volk. Dit kan dan als de derde periode beschouwd worden : Het Nieuws van den Dag lost het probleem op door twee nieuwe verhalen te plaatsen van de auteurs Luc Droek en Raf Van Dijck. Maar dit schijnt geen voldoening te schenken, want ze worden na één verhaal vervangen door Bob De Moor en zijn Tijl Uilenspiegel. En ook verschijnt er terug een Nederlandse ondertekststrip : Aram van Piet Wijn. Het zijn dus externe gebeurtenissen – de overnames – die ervoor zorgen dat Het Nieuws van den Dag tegen 1950 zo'n dynamiek stripbeleid ontwikkelt. Anders was de krant waarschijnlijk alleen Nederlandse strips blijven publiceren.
Qua politieke inhoud van de verhalen gelden dezelfde periodes. De gepubliceerde Nederlandse strips blijven redelijk braaf. Dit verandert met de komst van Marc Sleen en zijn Van Zwam[1447], die geregeld de politieke toer opgaan. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de opvolgers van Sleen – Droek, Van Dijck en De Moor – zijn voorbeeld gaan volgen. Droek gebruikt de Koude Oorlog en het belang van uranium, Van Dijck projecteert allerlei gebeurtenissen naar het imaginaire land Ruzië en De Moor klaagt simpelweg de Belgische wantoestanden aan en schrikt er daarbij niet voor terug politici als Paul Henri Spaak persoonlijk te viseren.
En met het gevaar in herhaling te vallen, ook de aandacht voor de strips volgt dezelfde periodes. In de eerste periode worden zelden aankondigingen geplaatst, tijdens de tweede periode wordt het een gewoonte, en in de derde periode plaatst men meerdere aankondigingen per verhaal om de aandacht van de lezer er zoveel mogelijk op te vestigen.
Wat de vermelding van de auteurs betreft, kan men zeggen dat het bij de buitenlandse reeksen meestal bij de handtekening blijft. De komst van Marc Sleen introduceert de auteursvermelding in de titel, en ook zijn opvolgers krijgen hun naam bij de titel. Uitzondering is het eerste verhaal van Uilenspiegel, maar dat wordt later goedgemaakt door de publicatie van een volledig artikel over de auteur.
Het Nieuws van den Dag groeide tussen 1946 en 1950 dus uit van een krant die strips lijkt te publiceren "omdat het zo moet" tot een krant met een echt stripbeleid en aandacht voor wat ze publiceert.
16. La Libre Belgique
16.1. Historiek en situering
La Libre Belgique is de opvolger van de katholieke krant Le Patriote, die opgericht werd door de broers Louis en Victor Jourdain. De titel La Libre Belgique ontstond tijdens de Eerste Wereldoorlog, als naam voor de clandestiene Patriote, en na de oorlog bleef de naam behouden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stopte de officiële publicatie en gingen de eigenaars weer een clandestiene krant publiceren.
Na de bevrijding verschijnt de krant terug op 6 september 1944. Het bedrijf staat dan onder leiding van Paul Jourdain. Ook wordt er samen met La Dernière Heure in 1946 een gemeenschappelijke reclameregie opgericht, La Générale Publicitaire. Campé vermeldt voor het jaar 1949 een oplage van 190.000 exemplaren.[1448]
La Libre Belgique verschijnt zeven keer per week, en dit op 6 à 8 pagina's in de beginperiode en 8 à 12 pagina's tegen 1950. De krant verschijnt op groot formaat. Strips verschijnen eerst alle dagen, en vanaf eind 1946 van dinsdag tot zondag.
16.2. Stripreeksen volgen elkaar op
16.2.1. De eerste strips
Skippy is de eerste strip die opduikt in La Libre Belgique, meer bepaald op 12 december 1945. Skippy[1449] is een gagstrook waarin twee kinderen grappige gesprekken voeren of grappige voorvallen beleven. De strip wordt geleverd door Opera Mundi.
In januari 1946 volgt Bouboule Skippy op, en dat tot juli 1947. Het zou hier wel eens over een origineel product kunnen gaan, en dit om verschillende redenen. Er wordt (in tegenstelling tot de meeste andere verhalen in de krant) geen copyright vermeld en het personage leest op verschillende momenten[1450] duidelijk de krant La Libre Belgique. Daar komt nog bij dat de tekenstijl zeer sterk overeenkomt met de cartoons van de krant, die ondertekend worden met "Gévé". En op zaterdag 30 november 1946 hangt er in de strook een kalender aan de muur met als datum "Dimanche 24 novembre", de exacte datum van zes dagen voordien. De strook werd dus niet lang voor de publicatie vervaardigd. "Bouboule" is, zoals zijn naam al laat uitschijnen, een niet te mager burgermannetje dat in allerlei grappige voorvallen terechtkomt.
Op 17 februari 1946 komt er een tweede strip bij. "Felix le chat et Mickey Mouse"[1451] heeft niets te maken met het personage van Walt Disney. In deze gagstrook, weer verdeeld door Opera Mundi, spelen dieren de hoofdrollen.
En een volgende reeks komt er vanaf 21 maart 1946. Tot 11 augustus krijgt de lezer "Les aventures de Monsieur Snot" voorgeschoteld. Auteur is de Belg Tenas[1452], en als copyright wordt "Golden Pictures" vermeld. Tenas biedt met zijn Monsieur Snot naast flauwe woordspelingen en absurde situaties ook een goed verhaal aan. Centraal staat een Arabische fetisj die Snot krijgt toegestuurd van zijn vriend-detective Martyn en die gestolen juwelen blijkt te bevatten. Verder in het verhaal ontdekken Snot en co nog een oude verloren schat in Portugal. Het verhaal wordt afgesloten door een interventie van tekenaar Tenas : "Chers amis. J'ai reçu dernièrement dans mon courrier certaines lettres … parmi celles-ci certaines me présentaient des critiques justifiées qui ont retenu toute mon attention. Quant à celles qui ne l'étaient point … Je dirais simplement … la critique est facile mais l'art est difficile … Je termine en remerciant mes chers lecteurs. Même les critiques, car "qui aime bien … châtie bien !" Et ce petit discours de Tenas, met fin à cette suite d'images … Espérons, chers amis, que ce fichu trésor ne tournera pas la tête du signor del Doro !"[1453]
Tenslotte moet nog vermeld worden dat op 4 juli 1946 "Felix le chat" vervangen door Baba. Nog een gagstrook, deze keer zonder tekst, en verdeeld via "Rinaldo Features", die zou lopen tot januari 1947. En van november 1946 tot mei 1947 publiceert La Libre Belgique de gagstroken van Professor Nimbus[1454].
16.2.2. Jimpy, de kleine tovenaar
Van april 1947 tot september 1949 loopt de reeks "Les aventures de Jimpy … le petit magicien"[1455]. Slordigheden verraden dat deze strip uit Engeland komt : er zijn namelijk nog stukjes Engelse tekst[1456] te zien op sommige momenten.
In de eerste strook wordt Jimpy uit de tovenaarsschool gegooid wegens gebuisd op zijn toverexamen. In een Middeleeuws decor trekt hij dan weg en komt terecht in allerlei avonturen, waarin hij zijn min of meer kundige toverkunsten kan tonen. Hij richt echter meer rampen aan dan iets anders. Legendarische figuren zoals Aladin, Merlijn en Robin Hood en magische wezens zoals draken komen in de verhalen voor.
Opvallend is de rol die belastingen en beleidsmensen in de verhalen spelen. Een burgemeester werft Jimpy aan opdat hij met zijn toverkunsten zou verhinderen dat "le mauvais baron" zijn belastingen komt innen. Jimpy maakt de ontvoering van het meisje Rosamonde door de baron ongedaan, en als deze met zijn mannen de stad komt belegeren, zorgt Jimpy er met zijn toverkunsten voor dat de stad verdedigd wordt en dat de baron moet afdruipen : er zijn geen belastingen meer te betalen.[1457]
In een ander verhaal wordt een draak lastiggevallen door twee ridders, die hem absoluut willen doden om hun moed te bewijzen. De burgemeester van de nabijgelegen stad stelt voor dat de draak gemeenteraadslid zou worden, dan zouden de ridders hem wel gerust laten. Maar om dat te bereiken, moet de draak zorgen dat hij populair wordt door één of andere verwezenlijking. Jimpy en co zorgen voor een berenplaag in de stad, zodat de draak die beren dan kan verjagen. Het volk is enthousiast en dus laat de burgemeester de draak tot schepen verkiezen.[1458]
In "Jimpy et le terrible pirate" wordt Jimpy door een piraat ontvoerd en belandt hij op een eiland waar hij kennis maakt met een betoverde kikker. Deze kikker blijkt een prins te zijn die betoverd werd omdat hij verliefd was op de prinses van een vijandig land. Hij geeft Jimpy wat uitleg : "Vous voyez ce que signifie mon mariage pour les soldats, premiers ministres, et tout ! … Nos deux pays en deviendraient un seul, et alors … Plus de guerre !"[1459] Jimpy vraagt dan wat naïef of dat niet goed zou zijn, waarop de kikker antwoordt : "Oh si ! Pour le peuple ! Mais pas pour les généraux, les diplomates qui devraient démissionner et travailler !!!"[1460]
Jimpy besluit met de kikker de stad in te trekken en via een geheime gang belanden ze in de schatkamer. Jimpy vraagt aan de kikker waar al dat goud vandaan komt : "Du pauvre peuple, oui … ce sont les taxes, vois-tu ? Le ministre des finances cherche ce qu'ils gagnent, puis il les taxe au double. C'est simple, hein !"[1461] De kleine tovenaar besluit het goud terug te geven aan de bevolking, zodat de schatkamer "vide comme une poche de contribuable"[1462] wordt. Als de ministers later de lege schatkamer ontdekken, zijn ze ontroostbaar : "Venez voir ! Dit le chancelier … … Horreur !!!", "Zut, zut et rezut, pleure le ministre de la guerre, plus d'armée !"[1463]
En om het sprookje volledig te maken, gaat Jimpy met de kikker naar de prinses. Ze kust hem, en de prins verschijnt ! Waarop de prins in triomf in de stad onthaald wordt en samen met Jimpy alle slechte ministers en tovenaars wegjaagt.
Op één van zijn andere reizen komt de tovenaarsleerling terecht op een eiland dat geconfronteerd wordt met een zeereus. Deze reus eet enorm veel (en slaapt voor de rest) en het eiland moet zich uitsloven om hem te voeden. Het volk krijgt alleen oneetbaar voedsel, het lekkere eten is voorbehouden aan de reus en de ambtenaren van het eiland. Maar Jimpy besluit het op te lossen. Hij verkleint de reus met zijn toverkracht en zet hem ook aan het werk. Nu is het echter de ex-reus die van zijn oren maakt : hij vindt het niet eerlijk dat de chefs van het eiland niet werken en deftig voedsel krijgen. Daarop komen de arbeiders in opstand en dwingen ze de ambtenaren om iets te doen wat ze nooit gedaan hebben : werken.[1464]
Op verschillende andere momenten komen belastingen aan bod. Ook wordt er gelachen met de administratie : een wachter krijgt opdracht om de brug op te halen, maar hij is een ambtenaar en heeft een drievoudig formulier nodig om te werken.[1465] En ook de rantsoenering krijgt ervan langs. Als Aladin aan de geest om eten vraagt, antwoordt deze : "Vous pouvez en avoir si vous avez un carnet de rationnement, une carte d'identité, de l'argent et de la patience."[1466]
We vinden hier een soort universele kritiek terug op het betalen van belastingen en andere administratieve aangelegenheden. Belastingen lijken er te zijn om ervoor te zorgen dat beleidsmensen niet hoeven te werken. Ook wordt er aangegeven dat oorlog en verdeeldheid bepaalde gezagsdragers goed uitkomen, omdat er dan meer postjes te verdelen zijn. Ministers lijken op een bepaald moment wel kleine kinderen, die oorlog willen voeren om zich te amuseren. In de episode met de reus breekt er zelfs een sociale revolutie los, waarbij de arbeiders in opstand komen en hun leiders verplichten om ook eens te werken.
16.2.3. Panda, Goliath, MacNib en Arsène Lupin
Anton de Zwaan heeft weer niet stilgezeten : vanaf 3 mei 1947 loopt Panda in La Libre Belgique. Tot einde 1950 zouden de eerste 19 verhalen van deze reeks in de originele volgorde gepubliceerd worden. Voor de bespreking van de reeks, verwijs ik naar het deel over Het Laatste Nieuws. Negen extra verhalen verschijnen echter in La Libre Belgique.
Joris Goedbloed wordt Georges Bonhomme, maar voor de rest blijven de verhalen zoals ze zijn. Alle jobs die Panda uitoefent lopen slecht af, zodat hij werkloos wordt en op zoek moet naar iets nieuws. Panda gaat op zoek naar een goudader, wordt het slachtoffer van een professor die vanop afstand gedachten beïnvloedt, gaat mee op walvisjacht, wordt piccolo in een hotel, rijdt met zijn kinderwagen baby's rond en wordt taxichauffeur. En nog altijd bedriegt Joris Goedbloed iedereen, en nog altijd is Panda daar het slachtoffer van. En de politie is trouwens ook nog altijd even dom …
In "Panda et la révolte en Candonie" komt Panda terecht in een Zuid-Amerikaanse poging tot staatsgreep. De Candonische minister van oorlog, "La Bandera", probeert het regime van de president omver te werpen en zelf de macht te grijpen. Maar Panda kan de president op tijd waarschuwen : La Bandera wordt opgepakt en Panda krijgt een beloning.
Van mei 1947 tot mei 1948 loopt de gagreeks "Goliath, le petit bout d'homme". Een mannetje met een bolhoed speelt de hoofdrol in deze reeks van Ruben Lundquiet. En vanaf mei 1948 publiceert La Libre Belgique de reeks "Les aventures de Mac Nib, détective", waarover verder meer.
En wat ook nog moet vermeld worden, is dat Jimpy in september 1949 opgevolgd door "Arsène Lupin, gentleman-cambrioleur". Van Engeland naar Frankrijk dus. Deze reeks van Georges Bourdin[1467] is een verstripping (met ondertekst) van het bekende verhaal van Maurice Leblanc over deze Franse gentleman-inbreker. Het verhaal lijdt echter, zoals wel meer voorkomt bij de bewerking van literaire werken, aan overdreven samenvatting, zodat het erg verwarrend wordt.
16.2.4. La Libre Junior
Op 31 augustus 1950 gaat de jeugdpagina "La Libre Junior" van start. Oorspronkelijk wordt er wekelijks één pagina gepubliceerd. Vanaf december van datzelfde jaar worden het er twee, die op een bepaalde manier kunnen geplooid worden zodat men een boekje op A4-formaat krijgt.
De gepubliceerde strips, waarvan telkens één of twee pagina's verschijnen, zijn van Belgische makelij : Fanfan et Polo van Dino Attanasio[1468] en "Jim Larcher"[1469], Tiger Joe van Jean-Michel Charlier[1470] en Victor Hubinon[1471], Fifi van diezelfde Hubinon en Boudaldar van Sirius[1472]. Voor de aanvoer van deze strips doet La Libre Belgique een beroep op het agentschap "World's Press".
Dit agentschap werd kort na de bevrijding opgericht door de zakenman Georges Troisfontaines, die al snel een aantal tekenaars rond zich verzamelde. De voornaamste activiteit van het agentschap was het leveren van strips en redactioneel materiaal aan de Dupuis-tijdschriften Spirou/Robbedoes en Le Moustique/Humoradio. En vanaf 1950 werd dus ook een samenwerking met La Libre Belgique gestart.[1473]
16.3. Mac Nib
16.3.1. Avonturen van een Engelse detective
Zoals al gezegd, publiceert La Libre Belgique vanaf 19 mei 1948 "Les aventures de Mac Nib, détective", misschien wel de interessantste reeks in de krant. Auteur is een zekere Roléo, die verder niet bekend is, maar een zeer verzorgd product aflevert. Verschillende elementen pleiten ervoor dat de reeks origineel zou zijn (het feit dat Roléo voor de rest onbekend is, het ontbreken van een copyright), terwijl andere[1474] dan weer twijfel zaaien. Voor de rest wijzen verschillende elementen erop dat de reeks in het Frans gemaakt werd. De lettering is zeer net (wat niet altijd van vertalingen kan gezegd worden) en de teksten passen perfect in de ballonnen. Inscripties in het decor zijn wel in het Engels aangebracht, maar voor een reeks die zich in Engeland afspeelt, is dat niet zo merkwaardig. Andere teksten in de tekeningen, zoals op kranten en kalenders, zijn wel in het Frans.
"McNib. Détective assermenté. Consultations : le vendredi de 3 à 6 Hs. Spécialisé dans les recherches de portefeuilles, évadés, kidnappés, enfants perdus de tous âges."[1475] Zo beginnen de avonturen van deze negentiende-eeuwse[1476] Engelse detective. Andere personages die geregeld in de verhalen hun opwachting maken, zijn Professor Humbug en medewerkers Slim Groogy en Jimmy.
In het eerste verhaal, "Le 3e hémisphère", helpt MacNic Professor Humbug om de derde hemisfeer, waarvan hij het bestaan ontdekt heeft, te bereiken. Humbug is er ook van overtuigd dat de tijd in die hemisfeer op onbepaalde tijdstippen is blijven stilstaan. De expeditie slaagt, want ze bereiken via een windhoos een eiland bewoond door dinosaurussen en prehistorische mensen.
In "Le Kouttar d'argent" probeert een geheimzinnige bende, geleid vanuit Tibet, de macht in Indië over te nemen. Maar Mac Nib, die ingeschakeld wordt door een Maharadjah, steekt daar een stokje voor en zorgt ervoor dat de Engelse troepen een einde maken aan die organisatie. In dit verhaal staat een politiek grapje dat nogal anachronistisch is. Op een nacht zegt een assistent van MacNib tegen zijn baas : "Eh ! patron levez-vous. L'hindou et le chinois filent à l'anglaise." Waarop deze antwoordt : "C'est une question internationale alors ? Il faut soumettre ça à l'O.N.U."[1477] De VN in de jaren 1880 dus …
In "Le fantôme des brumes" neemt Mac Nib het op tegen een bende piraten. Deze maken, onder leiding van de Duitser Von Kreiff, gebruik van een poeder om een slaapverwekkende mist op zee te veroorzaken. Uiteindelijk slaagt de detective erin de Duitser te laten oppakken, waarna deze tot levenslange dwangarbeid veroordeeld wordt. Natuurlijk spreekt Von Kreiff, die ook wel "le Fritz" genoemd wordt, met een vreselijk Duits accent : "Mein Gott ! Vous êtes un grôss idiôte …"[1478], "Der teufel ! Que dois-je faire à présent ? Tout est à recommencer. Donnerwetter … !"[1479], "Stürm und brädkartoffel ! Il n'y a pas que tes nègres te ce côté là .. (…) Che suppose que mon ami le tétectif (…)"[1480] In een ander verhaal zullen Duitsers nog een veel grotere rol spelen.
"Les têtes d'or" brengt Mac Nib, Humbug en co dan weer naar Zuid-Amerika, waar ze geconfronteerd worden met een revolutionaire beweging. Deze heeft tot doel een opstand in heel Amerika te doen plaatsvinden : "Finies les dominations étrangères ! Finies les dictatures ! Viva la libertad ! …".[1481] Deze bende gemaskerden wil de revolutie financieren met het goud uit de legendarische stad Eldorado, waar ze – net als Mac Nib – naar op zoek zijn. En naar goede gewoonte zijn het Zuid-Amerikaanse gerecht en de Zuid-Amerikaanse politie niet al te efficiënt : zo wordt Mac Nib ter dood veroordeeld omdat de rechter geen tijd heeft om zijn zaak te bestuderen. En als Mac Nib aan een agent vraagt om als laatste wens de Bijbel volledig voor te lezen, doet die man dat gewoon.
In "La guerre du froid" kijkt een bejaarde Mac Nib terug op wat er gebeurde in 1899. Verschillende plaatsen ter wereld werden plots en op onverklaarbare wijze getroffen door extreme koudegolven, die doden en algemene paniek veroorzaakten. De wetenschappers dachten dat het leven op de maan voor deze fenomenen verantwoordelijk is.
En in twee andere verhalen neemt de detective het op tegen een notaris die een schat wilt inpikken, én wordt er een tweede expeditie naar de derde hemisfeer georganiseerd, die echter gesaboteerd wordt en in Afrika belandt.
16.3.2. Fritzmarck en co
Het meest politiek geladen verhaal is "Mac'Nib contre Clickott". In dit verhaal neemt onze detective deel aan een expeditie van professor Humbug naar Centraal-Afrika. De expeditieleden, professoren uit de Verenigde Staten, Italië, Groot-Brittannië en Frankrijk, gaan daar een merkwaardig fenomeen bestuderen : elke maandag op hetzelfde uur heeft er een aardbeving van dezelfde intensiteit plaats.
Ondertussen leest iemand in Pruisen het bericht over de expeditie in de krant. Hij gaat onmiddellijk "Herr Minister Otto Von Fritzmark" waarschuwen, die de man opdraagt de expeditie tegen te werken. Wat hij dan ook doet : hij doet zich bij de expeditie voor als Eliott Clickott, detective bij Scotland Yard, en zorgt voor allerlei sabotages. De expeditie krijgt een dreigbrief, twee leden worden vergiftigd, Mac Nib wordt even buiten spel gezet, een bom vernietigt één van hun schepen, …
Clickott wordt ontmaskerd en verandert van strategie. Hij biedt de expeditieleden elk duizend pond aan als ze voor hem als technici willen werken. Ze weigeren natuurlijk, maar worden gewoon onder dwang meegevoerd. De geleerden komen terecht in een militair domein in Kameroen, dat bewaakt wordt door Pruisische soldaten. In het kamp staat een speciaal kanon dat 400 kilometer ver schiet en waarvan de projectielen, die in de oceaan vallen, het water 60 meter hoog doen opspringen. Vandaar die aardbevingen dus.
Maar voor de Pruisen volstaat die 400 kilometer niet : "Vous comprenez que 400 kilomètres, ce n'est pas une portée suffisante en temps de guerre. Aussi nos savants ont-ils imaginé de faire sortir l'obus de la zone d'attraction terrestre … pour l'y faire pénétrer ensuite, environ 12 heures plus tard, au moyen d'un jeu de fusées latérales commandés mécaniquement. Notre canon aurait ainsi une portée égale à la moitié de la circonférence terrestre. Nous serions à même d'atteindre n'importe quel point du globe …"[1482]
Maar de man die dat allemaal ontworpen heeft, een zekere Théo Dölitz, is wegens ziekte moeten terugkeren naar Pruisen. En nu wilt Clickott dat de gevangengenomen expeditieleden zijn werkzaamheden voortzetten. Ze besluiten het te doen, maar met de stille bedoeling de ganse boel te saboteren : ze willen de raket laten terugkeren naar haar beginpunt en zo de installaties opblazen.
Terwijl een "Herr Général" de basis komt inspecteren, maken de expeditieleden zich klaar voor de lancering, waarna ze ontsnappen. En alles verloopt volgens plan : de raket keert terug naar de basis en legt alles in puin. Clickott en de generaal komen terecht in de hel. En hoewel de expeditieleden blij zijn dat ze dit "duivelse kanon" vernietigd hebben, weten ze heel goed dat de Pruisen het daarbij niet zullen laten : "Bah ! Avec ces gens-là, on n'est jamais tranquille. Après ça ils trouveront autre chose."[1483]
Tenslotte krijgt Mac Nib net voor het inschepen naar Engeland nog een telegram : "L'Intelligence Service nous remercie pour le travail que nous avons fait … il paraît que c'est Von Fritzmark lui-même … qui dirigeait et ordonnait cette expérience. Ce Clickott, de son vrai nom : Hermann Wölff, était son bras droit et avait pour mission de nous empêcher d'arriver au centre d'expériences. Puis il a reçu ordre de nous y emmener pour remplacer les savants prussiens …"[1484]
Ook hier spreken de Duitsers weer Frans met een Duits accent, en met allerlei Duitse woorden tussen ("Donnerwetter"[1485], "Der Teufel"[1486]). Het is duidelijk dat de Duitsers hier, doorheen hun negentiende-eeuwse Pruisische voorgangers, voorgesteld worden als een gevaarlijk een oorlogszuchtig volk. Als ze sterven, belanden hun aanvoerders trouwens in de hel. Hun leider Otto von Fritzmarck, een duidelijke verwijzing naar Otto von Bismarck[1487], zet een plan op om een kanon te bouwen dat de helft van de aarde kan bereiken. Met andere woorden : als ze hun plannen voortzetten, is niemand meer veilig. En de expeditie heeft deze plannen misschien gedwarsboomd, toch maken de leden ervan zich geen illusies : de Pruisen zullen wel iets nieuws vinden om de wereldvrede te bedreigen.
16.4. Besluit
La Libre Belgique wordt gekenmerkt door een grote afwisseling in de gepubliceerde strips. In de beginperiode houden de meeste strips het maar een paar maanden uit. Tegen het einde van de periode zou er minder verandering optreden, door de publicatie van de vaste reeksen Panda en MacNib. Meestal worden dagelijks drie reeksen aan de lezers aangeboden.
De oorsprong van de verhalen is zeer verscheiden. Er wordt beroep gedaan op Opera Mundi, de Toonder-Studio's en nog een reeks andere agentschappen, maar ook Belgisch materiaal komt aan bod, met Monsieur Snot, en (waarschijnlijk) MacNib. Ook voor de jeugdbijlage La Libre Junior worden (zij het via een agentschap) Belgische auteurs ingeschakeld.
La Libre Belgique is absoluut geen aankondigingskrant. Slechts een zeer klein aantal verhalen hebben recht op een aankondiging, waarbij de auteurs meestal niet vermeld worden. De meeste auteurs worden ook niet in de titels vermeld. Uitzonderingen hierop zijn Tenas en Roléo.
Wat de politiek betreft, Jimpy en MacNib hebben op sommige momenten een politieke inhoud, maar zonder echte uitschieters. Jimpy houdt zich vooral bezig met kritiek op beleidsmensen en belastingen, terwijl Mac Nib het twee keer moet opnemen tegen Duitse tegenstanders. De andere reeksen van de krant blijven politiek gezien vrij braaf.
17. Vooruit
17.1. Historiek en situering
De krant Vooruit werd in 1884 in Gent opgericht door Edward Anseele, en was zo het eerste socialistische dagblad in Vlaanderen. Toen in 1885 de BWP opgericht werd, ging de Vooruit optreden als officiële spreekbuis van de Vlaamse vleugel van de partij. In 1897 werd de coöperatieve Volksdrukkerij opgericht en in 1909 de coöperatieve uitgeversmaatschappij Het Licht. Op het einde van de jaren 1930 nam Het Licht trouwens ook de drukkerij over, zodat de uitgevers- en drukkersactiviteiten weer samenvielen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog verscheen de krant onder Duitse censuur, tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de publicatie stopgezet. De Duitsers lieten het blad wel terug verschijnen als gestolen krant.
Maar na de bevrijding komt de Vooruit terug, en wel op 7 september 1944. Directeur is dan Ferdinand De Smet, die in 1947 opgevolgd wordt door August De Block. Hoofdredacteur van dienst is Gaston Crommen. In 1945 wordt de directe band tussen het lidmaatschap van de partij en het abonnement op Vooruit opgeheven, zodat er lezers verloren gaan. Dit is vooral het geval in Antwerpen, waar de Volksgazet de plak zwaait. De territoriale verdeling tussen de twee socialistische kranten zorgt ervoor dat 99 % van de oplage van Vooruit gerealiseerd wordt in Oost- en West-Vlaanderen. Onder leiding van Gaston Crommen en August De Block wordt de vooroorlogse politiek van nadruk op sport, populaire verslaggeving en culturele rubrieken voortgezet en wordt er aandacht besteed aan het uitzicht van de krant. Campé vermeldt voor 1949 oplagecijfers tussen de 56.000 en de 60.000 exemplaren.[1488]
"Orgaan der Belgische Socialistische Partij" krijgt de krant als ondertitel mee. Vooruit verschijnt zeven keer per week, en elke keer zijn de strips op post. De 4 tot 8 pagina's uit 1946 worden er in 1950 6 tot 8.
17.2. Strips uit Nederland, België, Frankrijk en Engeland
17.2.1. Voor vrouw en kind
Vooruit begint op 31 maart 1946 met het publiceren van een strip. Via Studio Vox levert Steve Donogan een gagstrook zonder reekstitel, die nogal onregelmatig verschijnt. Tussen één en vier keer per week, maakt de strook haar opwachting in de krant tot januari 1948.
Ondertussen begint men ook in de wekelijkse zondagse[1489] pagina "Voor vrouw en kind" vervolgverhalen te publiceren. Van mei 1946 tot oktober 1949 volgen "Bollie Bof" (Flip), "Tom Lucky" (Henry Albers[1490]), nog eens "Bollie Bof", "Humpo Hotsflots" (Siem Praamsma[1491]) en "Jochem Jofel" (eveneens Siem Praamsma) elkaar op. Behalve in het eerste Bollie Bof-verhaal, waarin tekstballonnen gebruikt worden, verschijnen al deze verhalen met ondertekst.
Bollie Bof wordt in naslagwerken niet vermeld, maar is waarschijnlijk, net als de andere wekelijkse verhalen, van Nederlandse oorsprong. De namen van de personages wijzen daar al op : Bollie, Toontje, Professor Bijdetijd, Simpie Snap en Snuffelsnor klinken redelijk "Hollands", net als de plaatsnaam Vensterdam. In het eerste verhaal draait het om de diefstal van vijf zilveren olifantenbeeldjes, die inscripties bevatten die naar een schat, ooit verborgen door een Keizer van China, leiden. Detective Bollie Bof kan net verhinderen dat twee dieven met de schat aan de haal gaan. Ze worden opgepakt door de politie en de schat wordt teruggegeven aan de Chinese Keizer.
In het volgende verhaal, Tom Lucky van Henry Albers, lost het hoofdpersonage, sergeant bij de Canadese bergpolitie, een zaak van veediefstallen op. Het blijkt het werk te zijn van een Indiaan, die zo handelde omdat zijn stam honger had. De politie toont begrip voor de situatie en de schuldige komt er met een waarschuwing vanaf.
Het tweede Bollie Bof-verhaal heeft twee titels. In de titel wordt "Bollie Bof en de krantenmannen" vermeld, in de titeltekening bij de eerste strook "Bollie Bof redt den koning". De twee titels komen wel overeen met het verhaal. Het verhaal begint namelijk met de diefstal van de volledige ochtendeditie van de "Bazuin". Een mysterieuse bende wilde ten allen prijze vermijden dat een bericht de wereld bereikte. Even later worden Bollie en de auteur van het artikel door de bende ontvoerd. Ze worden opgesloten bij een professor, die de uitvinder van een speciale pil blijkt te zijn : men kan er zich mee in een andere persoon veranderen door die persoon aan te kijken.
Blijkt dat de leider van de bende niemand minder is dan eerste minister Simoneus Slechterik, en een ander bendelid Prins Primus, neef van de koning. De koning zelf is ook in handen van de bende, en Primus is van plan zijn identiteit over te nemen. Maar Bollie en zijn medegevangenen slagen erin te ontsnappen : "Terwijl binnen de muren van het hoofdkwartier zich deze tonelen van hoogverraad en laaghartigheid afspeelden, sloop onze Bollie langs de muren aan de buitenkant."[1492]
Bollie verbergt zich voor het binnenkomende gezelschap : "Voorop ging de koning en naast hem liep met een domme glimlach om de lippen, prins Primus, de verrader."[1493] "Bollie knarsetandde van woede over dit staaltje van gemeen verraad jegens de koning."[1494] Uiteindelijk komt Bollie tussen en wordt de bende ingerekend door de politie. De Koning is dus gered en hij bedankt zijn redders : "Ik dank u hartelijk, heren, bracht Z.M. met moeite uit. Hij had een brok in zijn keel en tranen in zijn ogen. U hebt niet alleen mij gered, maar ook mijn volk. Laat mij u drieën morgen belonen met het kruis van dapperheid."[1495]
Gezien de socialistische strekking van de krant moet achter dit koningsverhaal niets gezocht worden. Het is echter wel grappig dat net de Vooruit zo'n verhaal publiceert, waarbij het hoofdpersonage een koning redt.
Humpo Hotsflots is dan weer iemand die zichzelf een fantastische schilder vindt. Spijtig genoeg denkt de buitenwereld daar anders over, zodat de man meer schuldeisers dan klanten over de vloer krijgt. Tot op een dag een zekere Steven Steenrijk over de vloer komt, met de vraag een schilderij te maken voor een lijst die hij zogezegd geërfd heeft. De lijst wordt natuurlijk gestolen, maar na veel inspanningen slaagt Hotsflots, samen met zijn buurmeisje-detective Evelientje, erin het ding te recupereren. Blijkt uiteindelijk dat er in de lijst geheime documenten van het Ministerie van Oorlog van Boel-Gemenië zitten, én dat Steven Steenrijk de minister zelf is. Het schilderij was maar een middel om de papieren ongemerkt over de grens te krijgen. Minister Steenrijk vreesde namelijk interesse vanwege een andere mogendheid.
Het verhaal baadt dus in een spionagesfeer, maar het gegeven wordt niet echt uitgewerkt. Het enige dat de lezer te weten komt, is dat een onschuldige schilder als koerier ingeschakeld wordt, uit vrees dat een vreemde mogendheid er met geheime defensiepapieren vandoor zou gaan.
Van dezelfde Siem Praamsma verschijnt daarna nog een verhaal van Jochem Jofel in "Voor vrouw en kind", waarin twee bedriegers Jofel misbruiken om zichzelf te verrijken.
17.2.2. Strips in de krant
Vanaf december 1948 worden er ook vervolgverhalen in de krant gepubliceerd. "Bim" van Piet Van Elk[1496] mag daarbij de spits afbijten. Drie verhalen worden tot eind 1950 gepubliceerd, met telkens enkele maanden onderbreking. Een verdere bespreking volgt.
De ruimte tussen de twee eerste Bim-verhalen wordt opgevuld door "Paulus de boskabouter". Deze Nederlandse ondertekststrip van de hand van Jean Dulieu[1497] vertelt de belevenissen van een kabouter in het bos, samen met allerlei dieren : een roddelende kraai, de gevaarlijke vos Rein, de uil, de das, … Het blijven allemaal brave sprookjesverhalen. Zo krijgt Paulus hulp van Pieter de Woudkabouter om te proberen Rein te vangen, beschermt hij een vlinder tegen een spin, redt hij een bevriende kip uit de poten van Rein, verlost hij een das van tandpijn, enzovoort. Het verhaal stopt vrij onverwacht, zodat het waarschijnlijk vroegtijdig afgebroken werd.
Van juli tot november 1949 verschijnt een ballonstrip van de Belg Wally Delsey[1498]. "In de schaduw van Madison Square Garden : vecht nog een ronde" wordt gepubliceerd op de sportpagina, en speelt zich dan ook af in de bokswereld. Delsey vertelt hierin het verhaal van de Amerikaanse garagist Dick Jersey, die na het zien van een spannende boksmatch besluit zich in te schrijven in een boksclub. De boksleraar ziet wel wat in hem en stuwt hem naar te top. Alleen jaloerse clubleden zorgen voor problemen.
Maar Dick belandt in handen van een manager met een slechte reputatie, en krijgt daardoor geen interessante wedstrijden meer aangeboden. Een nieuwe manager zorgt echter voor beterschap, en de tournee van Dick door de VS wordt een groot succes dankzij harde inspanningen en veel doorzettingsvermogen. Het verhaal eindigt met de volgende boodschap : "De dag dat Dick op de ring in 't licht van de schijnwerpers van de grote sportarena kwam voor het titelgevecht was de gelukkigste van zijn leven. Helaas op hetzelfde ogenblik maakte een oorlogszuchtige natie zich gereed om zijn vaderland in een oorlog te wikkelen."[1499] Veel meer dan deze verwijzing naar de oorlog valt er in dit verhaal op politiek vlak niet te rapen.
"Madison Square Garden" wordt opgevolgd door nog "een prachtig tekenverhaal van eigen bodem"[1500]. Schrijver en Vooruit-medewerker L. Roelandt[1501] en tekenaar Georges Van Raemdonck[1502] brengen een versie van het Vlaamse volksverhaal Smidje Smee. Het verhaal wordt gebracht met ondertekst en in de speciale kunstige stijl van Van Raemdonck. Soms worden de tekeningen zeer realistisch, soms nogal schematisch gebracht.
Het verhaal vertelt de geschiedenis van een succesvolle smid, die het slachtoffer wordt van oneerlijke concurrentie en zijn ziel aan de duivel verkoopt. Daarop kent het succes van zijn familie geen grenzen meer. Telkens als de duivel Smidje Smee wilt meenemen naar de hel, is deze laatste de duivel te snel af. En bij zijn dood wordt hij, dankzij bemiddeling van de Heilige Jozef, toegelaten in de hemel.
"Smidje Smee" is erg religieus getint, niet alleen duivels komen erin voor, ook de voltallige "Heilige Familie" maakt haar opwachting in het verhaal. En ook gebeden, het branden van kaarsen en heiligenbeelden komen veelvuldig voor. Alleszins schenkt de krant veel aandacht aan de publicatie van het verhaal, er wordt zelfs een kleurwedstrijd voor kinderen aan verbonden.
Tenslotte moeten nog twee reeksen vermeld worden. Vanaf oktober 1949 lopen de gagstroken van Professor Nimbus[1503] en in mei 1950 krijgen deze het gezelschap van Rupert[1504]. Van deze reeks verschijnen dagelijks twee tekeningen met ondertekst, volledig anoniem en zonder copyrightvermelding.
Rupert is een kleine beer die in Notenbos woont en die alleen of samen met zijn vriendjes allerlei avonturen beleeft. Hij reist naar China op zoek naar het gevluchte draakje van een vriend, komt in contact met een rare professor die de moderne wapens weer wilt vervangen door pijl en boog, redt een zieke meerjongen (de zoon van een meermin) en overtuigt een levende pop om bij een arm meisje te blijven in plaats van bij een prinses. De verhalen richten zich duidelijk op een zeer jong publiek.
17.3. Bim in de Koude Oorlog
Bim is een personage van de Nederlandse auteur Piet Van Elk. Van Elk werd geboren in 1919 en volgde een opleiding aan de Kunstnijverheidschool van Amsterdam. In 1942 begon hij in eigen beheer enkele strips uit te geven. En ook nog tijdens de oorlog startte hij met Bim, die toen nog een poesje was. Na verloop van tijd (en om concurrentie met "Tom Poes" van Marten Toonder te vermijden) maakte hij van zijn personage een jongetje.[1505]
Voor het verhaal "Hypnose onder nul" wordt enkel Van Elk als auteur vermeld. Voor de twee andere verhalen kreeg hij voor de scenario's de medewerking van Hilarion[1506].
Het is niet duidelijk wanneer de verhalen juist geschreven en getekend zijn. Hypnose onder nul werd in album uitgegeven in 1947, voor de andere verhalen heb ik geen gegevens.
17.3.1. Hypnose onder nul
In het eerste verhaal vliegt Bim naar het Hoge Noorden, op zoek naar zijn vriend, de detective Mugli Basli. Basli werd namelijk door een mysterieuze man gehypnotiseerd om naar een schat te gaan zoeken. Na een tussenstop in Lapland, komt Bim aan in Groenland. "Wie niet bekend is met de huidige toestand daar ter plaatse, zal geneigd zijn te denken, dat 't een verlaten en eenzaam land is, waar geen redelijk mens z'n voet zet. Vroeger was dat ook zo. Tegenwoordig echter zenden volken door atoomkoorts bevangen, hun stoerste mannen naar de sneeuw van het Hoge Noorden om kostbare ertsen te vinden, waarvan men atoombommen kan maken. Deze mannen zoeken vlijtig. Zij denken dat de overige mensen zonder atoombommen niet kunnen leven."[1507]
Meer bepaald twee expedities bevinden zich in de buurt waar ook Mugli Basli zit : de "Geldlanders", die Basli zien als een "venijnige spion" en de "Roodlanders", die hem als een "eenzame voorpost van de schurken" beschouwen.[1508] De expedities zoeken blijkbaar allebei naar uranium.
Basli wordt gevangen genomen door de Geldlanders, Bim - die ondertussen ook aangekomen was – door de Roodlanders. Maar Bim kan ontsnappen en probeert samen met enkele Eskimo's Basli te bevrijden. De Geldlanders merken hen echter op : "Verraad !", "Spionnage !", "Vijfde colonne"[1509], beginnen die te roepen, waarna sommigen zelfs hun wapens bovenhalen.
Een tweede bevrijdingspoging – per vliegtuig – lukt wel. Maar ze worden beschoten en moeten zich redden met hun parachutes. Het koffertje met een atoombom, die Bim uit het kamp van de Geldlanders meegenomen had, valt echter zonder parachute naar beneden en ontploft.
"Gelukkig was het een kleine atoombom. Maar toen het onding op de aarde kwam en ontplofte, leek de wereld te klein. Wat zal er van onze vrienden overblijven ?"[1510] De gevolgen van de atoomramp blijven echter zeer beperkt : de Geldlanders zitten tot aan hun hals in de sneeuw en een stukje Groenlandkust is afgesneden van het vasteland, maar verder is er niets aan de hand. En inderdaad , "Het mag bijna 'n wonder heten, dat onze vrienden de ontploffing van de atoombom zo goed hebben doorstaan."[1511]
Bim, Basli en de Eskimo IJso drijven af op hun ijsberg. Maar het ijs smelt geleidelijk, zodat er onder hen een schip tevoorschijn komt. Bim merkt op : "Dit is de eerste maal dat atoomenergie voor het bereiken van een vreedzaam doel is gebruikt."[1512]
Het gezelschap vaart terug naar Groenland om er IJso af te zetten. Maar : "Wat aan de kust te zien was, stemde echter minder vrolijk. De twee expedities, die al waren vervuld van wederzijds wantrouwen, waren tenslotte op elkaar gestoten en leverden verbitterd slag. Beide partijen hadden Bim en Basli aangezien als spionnen van de tegenpartij. Vooral de laatste duikvlucht van Bim had onrust in de gemoederen gezaaid. "Wij hebben geduld genoeg gehad" hadden de Geldlanders tenslotte geroepen."[1513]
Basli zag de "zinloze strijd" met "lede ogen" aan en besloot de twee expedities te gaan toespreken. "Vrede, verdwaasden", liet hij horen. "De oorlogsvoerenden geloofden dat zij een geest zagen. Daar ieder een ogenblik vergat zich te verdedigen, verdween het krijgsrumoer als bij toverslag. De vechtjassen zwegen met beschaamde kaken en vormden een kring rond de detective."[1514]
Basli begon zijn toespraak : "Geldlanders en Roodlanders ! Ge zijt gekomen om krachten aan de natuur te ontrukken waarmee ge elkaar kunt vernietigen. Geen van uw twee groepen heeft de ander in werkelijkheid bespionneerd. Wij, als onzijdige derde partij, wekten de schijn dit te doen, maar streefden andere dingen na. Uw wantrouwen was dus waanzin, zoals alle wantrouwen tussen volken waanzin is. Weest nu kerels, knip jullie militaire snorren af en reikt elkaar de hand."[1515]
En ja : "Voor de laatste stralen van het Noorderlicht waren verdwenen, had zich op deze plek van het hoge Noorden een historische gebeurtenis voltrokken. Geldlanders en Roodlanders hadden vrede gesloten !"[1516] Als afsluiter werd er een geweldige maaltijd gehouden. "De Roodlanders zorgden voor een drank die dowka heette en de Geldlanders zorgden voor 'n overvloed van spijzen."[1517] Waarna Bim en Basli terugkeerden naar Nederland.
We krijgen hier een interessante karikatuur van de atoomwedloop tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie, al worden deze niet bij naam genoemd. Geldlanders en Roodlanders staan tegenover elkaar om uranium te zoeken. Dat hebben ze nodig om de voor hen "levensnoodzakelijke"[1518] atoombommen te vervaardigen, en die atoombom moet natuurlijk voor oorlogsdoeleinden dienen. Allebei zijn ze enorm bang voor spionnen.
Van Elk neemt hier duidelijk een vredelievend standpunt in en kiest geen kamp. De strijd van de twee partijen is even dom en zinloos. Ze moesten beschaamd zijn … Trouwens, in zijn vredestoespraak hamert Basli er nog eens op dat alle wantrouwen tussen volkeren gewoon waanzin is, en dat ze beter zouden kunnen samenwerken, of tenminste vrede sluiten. Dat laatste gebeurt ook, een echte "historische gebeurtenis". Spijtig genoeg gaat het hier slechts om een fictief verhaal. De auteur geeft alleszins mee dat dat volgens hem de beste oplossing zou zijn.
Tenslotte nog twee opmerkingen over de Nederlandse situatie in het verhaal. Als Basli iets wilt gaan drinken en eerder weinig geld op zak heeft, zegt hij : "Als de eigenaar van deze melksalon ontzag heeft voor de prijsbeheersing is het genoeg."[1519] En op een bepaald moment merkt de verteller op : "IJsberen vallen in Groenland even weinig op als zwarte handelaren in Nederland."[1520]
17.3.2. Bim's Wereldreis
Bim en Basli zitten in geldproblemen en komen net tot de conclusie dat ze hun wereldreis zullen moeten uitstellen, als ze in een café een rijke hindoe tegenkomen. Hij blijkt de Maharadjah van Goldpur te zijn en hij is zijn luxeleventje beu. Basli verhuurt hem voor een enorme som geld zijn huisje in Zwitserland.
Als Bim en Basli naar huis rijden met een grote sportauto, zien ze de eigenaar van een luchtballon bedroefd langs de weg staan. Hij heeft geen passagiers, want de mensen willen op voorhand weten waar ze gaan aankomen en nemen dus het vliegtuig. De twee besluiten mee te reizen.
Zo begint toch nog een wereldreis, die anders zou lopen dan de twee hoofdfiguren zich hadden voorgesteld. Via Engeland gaat de reis naar Canada, waarna ze vanuit de Verenigde Staten naar Siberië reizen. Daar maken ze natuurlijk kennis met allerlei Russische wantoestanden, maar gelukkig slagen ze erin te vluchten.
De reis begint al met een sterke oorlogssfeer. De reizigers bevinden zich nog maar net boven de zee, of hun ballon wordt al met granaten beschoten vanop een schip. Als verdediging gooit Basli dan maar sigaren naar beneden, wat helpt, want de matrozen denken dat het "tijdatoombommetjes" zijn. Maar toch stuurt het schip een bericht naar Engeland om te melden dat er een verdachte ballon de kust nadert.
Maar nog voor ze kunnen landen, zakt Basli door de bodem van de mand en komt terecht in een militair kamp. "Gewapende militairen waren inmiddels van alle kanten toegeschoven om Basli gevangen te nemen. Zonder twijfel was dit de "verdachte ballon" die Engeland naderde. Wie weet wat deze sombere dikke man in zijn schild voerde !"[1521] Als Basli toont dat hij met sigaren, en niet met bommen gegooid heeft, "begrepen de militairen dat onze vrienden niet staatsgevaarlijk waren".[1522]
Hier blijkt al duidelijk dat het Engelse leger zeer op zijn hoede is en dat men zich zeer snel verdacht kan maken. Voor men het weet, wordt men gezien als een spion of een terrorist. En in Ierland zijn ze nog achterdochtiger.
Net voor ze opstijgen om naar Ierland te reizen maakt een magere man in een geruit pak een vlag aan de ballon vast. "Hij deed dat niet uit vriendelijkheid. Deze vlag bevatte een oproep aan de Ieren, wier land juist onafhankelijk was geworden, om zich toch maar weer bij Engeland aan te sluiten. Een politieke leuze noemt men zoiets. En politieke leuzen zijn gevaarlijke dingen aan de ballons van wereldreizigers, zoals onze vrienden tot hun schade zullen merken."[1523]
Bij de landing in Ierland worden ze gastvrij en vriendelijk ontvangen. Maar de stemming slaat snel om als de Ieren de vlag bemerken. Iemand noemt hen verraders en zelfs de politie komt eraan te pas. De politieman excuseert zich zelfs dat hij het drietal moet arresteren : "Wij die zo gesteld zijn op onze vrijheid vinden het akelig om die vrijheid aan anderen te ontnemen."[1524]
Na allerlei problemen belanden de reizigers dan toch in de Verenigde Staten. En van daaruit zouden ze graag doorreizen naar Siberië. In San Francisco gaan ze daarom het "Sovjet-reisbureau" binnen. "Binnen stond een verschrikkelijk beleefd heer achter de toonbank. "Wij wilden graag Siberië zien" zei Basli. "Dat kan" antwoordde de ander. "Maar we zijn kapitalisten" zei Basli. "Is dat erg ?" "Helemaal niet zei de meneer van het Sovjet-reisbureau. Ook in de Sovjetunie gaan de kapitalisten altijd naar Siberië. Ze blijven er meestal zelfs heel lang". "Dan moet het er wel prachtig zijn", zei Bim."[1525]
Dat is het begin van een hele reeks opmerkingen en gebeurtenissen waardoor de Sovjetunie in een slecht daglicht gesteld wordt. Hier wordt al gezegd dat kapitalisten in de Sovjetunie naar Siberië verbannen worden. Maar Bim en Basli hebben de opmerking van de vriendelijke verkoper niet goed door. Trouwens, ook verder in het verhaal proberen Sovjets zo vriendelijk mogelijk over te komen.
Maar enfin, de twee vrienden reizen dus naar Siberië. "Nog dezelfde middag liepen onze vrienden tussen twee hagen van vriendelijke heren door naar een toestel dat was beschilderd met sikkels, hamers, leuzen en portretten."[1526] "Het Russische toestel dat onze vrienden naar Siberië zou brengen, was even mooi ingericht als alle andere vliegtuigen waarin men grote reizen kan maken. Voor het eerste raam van het toestel zat een Maarschalk van het Rode leger. Voor het tweede raam zat een heertje, dat precies op iedere beweging van de maarschalk lette. Daarachter zat een heel klein mannetje dat zijn ogen voortdurend op de bewaker van de maarschalk gevestigd hield. Voor het vierde raam zat iemand die als enige van het gezelschap de kleren van een arbeider droeg."[1527]
Geïntrigeerd door die rare toestanden komen Bim en Basli op het idee om een boek te schrijven over hun ervaringen in de Sovjetunie. Bim probeert de slapende maarschalk wakker te schudden voor een interview, maar dat lukt niet. Hij roept dan maar eens heel hard "Churchill", en dat lukte wel : de maarschalk "schoot zelfs met een ruk overeind zoals iemand die door een wesp wordt gestoken."[1528]
"Toen de maarschalk in plaats van Churchill, een vriendelijk jongetje zag, dat met een opschrijfboekje tegenover hem stond, trok hij zijn gezicht in de vriendelijkste plooi waartoe een maarschalk in staat is en vroeg Bim wat hij wenste. "Ik heb gehoord dat de Sovjetunie het land van de arbeiders is en daarom zou ik graag een arbeider interviewen" zei Bim. "Dat vind ik heel aardig" zei de maarschalk "maar ik ben geen arbeider, ik ben alleen maar een verdediger van de arbeiders. Kijk nog maar eens verder rond, dat vind je misschien wel een arbeider." Bim ging daarop naar de man die achter de maarschalk zat. "Is U misschien arbeider ?" vroeg hij. "Neen", zei de bewaker, zonder zijn ogen van de maarschalk af te houden. "Ik ben de bespieder van de verdediger der arbeiders. Maar het is mogelijk dat verderop een arbeider zit."[1529]
De auteurs gaan hier gewoon verder op dezelfde lijn. Vrijheid blijkt een vreemd begrip te zijn voor Sovjets, want iedereen wordt er gecontroleerd door iemand anders, die op zijn beurt weer eens gecontroleerd wordt. En het idee dat de Sovjetunie het land van de arbeiders is, wordt ook weggeveegd. Militairen, bespieders, spionnen bij de vleet, maar arbeiders … ?
En terwijl Bim verder zoekt naar zijn arbeider, brengt een vriendelijke Russische stewardess eten bij Basli. "De goede speurder, die daar in het verlichte toestel zat dat in donkere nacht over de oceaan vloog, besefte niet dat de vriendelijkheid van de stewardess het begin vormde van een gevaarlijk complot tegen zijn vrijheid."[1530]
Basli geraakt met de stewardess aan de praat, en vertelt over zijn plan om een boek te schrijven over de toestanden in Siberië. ""Het zijn vreselijke toestanden" fluisterde de stewardess. "Kon ik hier maar vrijuit spreken !" Basli zag dat de bespieder van de bewaker van de maarschalk op hem lette."[1531] En dus probeerde hij te doen alsof er niets aan de hand was. En even later kreeg hij van de stewardess een briefje met een telefoonnummer toegestopt : hij zou zo meer te weten komen.
Ondertussen is Bim terechtgekomen bij de passagier die gekleed is als arbeider. Maar het valt weer tegen, de man blijkt een Amerikaan te zijn : "Mijn naam is eigenlijk Moneypump en ik ben eigenaar van de Moneypump Corporation. Ik wilde eens kijken hoe het er in Siberië uitziet en om niet op te vallen heb ik mij als arbeider verkleed. Maar iedereen kijkt mij aan in dit vliegtuig alsof ik van een andere planeet kom."[1532] Tja, arbeiders en de Sovjetunie, dat past blijkbaar niet samen.
Na een voorspoedige reis komen Bim en Basli dan in Siberië aan. Maar het begint al slecht : hun hotel ligt "temidden van vreemde gebouwen met getraliede vensters"[1533] en al snel zouden ze in de val lopen. In zijn hotelkamer belt Basli de stewardess : "Wanneer u toestanden wilt zien die u in Amerika niet kent, moet u naar de Koreawa Ullica komen, 446 boven. Voor de zekerheid zou ik maar niet ongewapend gaan."[1534] Basli steekt twee pistolen in zijn zak en gaat op weg. Op het afgesproken adres vindt hij de stewardess vastgebonden op een stoel. Als hij haar wilt bevrijden, springt er plots een Rus op hem. "Basli werd door de achterbakse aanval van de Rus zo woedend, dat hij zijn tegenstander in een grote boog door de kamer gooide."[1535] Maar de Russen blijven maar komen en Basli moet bezwijken voor de overmacht.
"De grote detective werd overmand, gebonden en in een doorzichtige cylinder gestopt. "Eigendom van de G.P.OE. stond op deze cylinder en daaronder een nummer. Nu werd alles duidelijk ! De stewardess had Basli om hulp gevraagd om hem in verboden gebied te lokken en hem dan te laten arresteren. Dit vriendelijke meisje was dus zelf een agente van de geheime politie. De cylinder werd naar beneden gedragen en daar in een gereedstaande vrachtauto geschoven. Pijlsnel reed deze auto door de straten van Wladiwostok naar een geweldig gebouw dat eruit zag als een grote fabriek. Het was het hoofdbureau van de G.P.OE."[1536]
Maar Bim had ondertussen al onraad geroken en had nagevraagd waar een verdwenen persoon naartoe gebracht wordt. Het antwoord was duidelijk : "Dan is hij altijd bij de G.P.OE."[1537] Bim gaat naar het gebouw van de geheime politie, en krijgt daar te horen dat er op de cilinders van de mensen die vrijgelaten worden, (wat niet veel gebeurt) nullen geschilderd worden. Wat Bim dan ook doet. En na via een transportband het gebouw doorkruist te hebben, komt de cilinder terecht in een kamer waar Bim vertelt dat ze Russische officieren zijn die de transportband getest hebben. Ze krijgen een uniform en stappen het gebouw uit.
Iedereen die de Sovjet-wantoestanden zou kunnen ontdekken, of iets zou kunnen bekendmaken, wordt dus gevangengenomen, en veel mensen worden daar niet van vrijgelaten. Het hoeft ook niet meer gezegd te worden dat de G.P.OE. Basli zelf in de val gelokt heeft.
"Bim en de verborgen vallei", het derde verhaal, begint waar de "Wereldreis" gestopt is. "De verschijning van Bim en Basli in hun dure uniformen van de geheime politie maakte geweldige indruk in het station te Wladiwostok. Ieder bibberde. Allen beijverden zich om het deze gevaarlijke heren naar hun zin te maken. Op het perron stond een grote loper uitgerold, alsof onze vrienden koningen waren …"[1538] Basli hield een korte redevoering, die neerkwam op "tot weerziens", en het publiek reageerde enthousiast. Maar niet enthousiast genoeg : "Harder juichen, riepen twee grote mannen die zich onder het publiek hadden geschaard. Nu was er een klein mannetje dat niet juichte. Het zei helemaal niets en kneep zijn mond stijf dicht." De twee grote mannen vragen hem waarom hij niet juicht. Als hij durft antwoorden dat hij niet in de stemming is, wordt hij door twee agenten weggeleid.
Nog een nieuw aspect van het Sovjetregime, dus. De bevolking wordt er gewoon geterroriseerd. Mensen van de geheime politie zorgen voor grote schrik onder de bevolking, maar ze worden door controleurs verplicht deze mensen toe te juichen. En wie de orders niet opvolgt, wordt gewoon opgepakt.
Over de bedoeling van het verhaal kan geen twijfel bestaan. Het is heel duidelijk dat auteurs Hilarion en Piet Van Elk proberen een negatief beeld weer te geven van de Sovjetunie, dat zeer goed past in de Koude Oorlogsfeer. Samengevat komt het op het volgende neer : als Russen vriendelijk zijn, dan is dat schijn, Russen lokken mensen in de val, zijn dus totaal niet te vertrouwen, hebben ongelooflijke controlestructuren en verbannen hun kapitalisten naar Siberië.
17.3.3. De verborgen vallei
Ook in dit verhaal zitten enkele interessante elementen. Bim en Basli komen terecht in een sprookjesvallei, die echter geterroriseerd wordt door een geheimzinnige vijand. Deze steekt vanop een bergtop met een brandglas vanalles in brand. Er komt een proces, "want de sprookjesvallei was een land waar recht heerste"[1539] en de vijand wordt veroordeeld tot een dubbele schadevergoeding. De man krijgt spijt van zijn daden en begint samen met Basli plannen voor de wederopbouw uit te werken. Met als resultaat dat het sprookjesland prachtig heropgebouwd wordt. Interessant is vooral dat de gevangen vijand een eerlijk proces krijgt en achteraf spijt krijgt en meewerkt aan de heropbouw van het land. Dit kan heel goed verwijzen naar de oorlogs- en repressiegebeurtenissen
17.4. Besluit
Vooruit gaat redelijk laat van start met het publiceren van strips. Het grootste deel van de tijd lopen twee strips tegelijk, waarvan er een wekelijks kan zijn. De oorsprong van de strips is zeer verscheiden, maar toch is er een duidelijk overwicht van Nederlandse ondertekststrips te zien. Andere gepubliceerde verhalen zijn Belgisch, Frans of Brits.
Wat de auteurs betreft, soms worden ze in de titels vermeld, soms niet. Aankondigingen verschijnen eerder zelden, behalve in het geval van Smidje Smee, dat voorafgegaan wordt door vier aankondigingen en nog een hoop wedstrijdadvertenties. Het is dan ook vooral bij dit verhaal dat er aandacht besteed wordt aan de auteurs.
Politiek is vooral de reeks Bim van Piet Van Elk interessant. Op drie verhalen spelen er twee zich af in een Koude Oorlogsfeer. In het eerste verhaal wordt vooral de nadruk gelegd op de dwaasheid van de wapenwedloop en op de noodzaak van vrede, in het tweede verhaal ligt de nadruk op het zwart maken van de Sovjetunie.
18. La Lanterne
18.1. Historiek en situering
Tijdens de Tweede Wereldoorlog rijpte bij een aantal mensen het idee om na de oorlog met een nieuwe krant uit te pakken. Initiatiefnemer Paul De Soete, een beeldhouwer, nam met verschillende mensen contact op, waaronder de financier Joseph Van den Driessche en enkele journalisten. Als titel werd La Lanterne gekozen, en alles werd in gereedheid gebracht om de krant na de oorlog op de markt te brengen.
Het eerste nummer komt er uiteindelijk op 19 december 1944, een pak later dan de meeste andere Belgische kranten. Het blad valt op door zijn speciale inhoud en lay-out, geïnspireerd op de Engelse en Amerikaanse pers : gebruik van acht kolommen, opvallende titels, foto's van niet erg aangeklede vrouwen, horoscoop, …
La Lanterne krijgt twee directeurs, Pierre Fontaine en Paul Méral, en stelt zich onafhankelijk op. Dit brengt grote problemen mee als Fontaine en Méral in hun editorialen verschillende houdingen gaan aannemen ten opzichte van de regering en de koningskwestie. Over het algemeen wordt in de beginperiode een zeer negatieve houding ten opzichte van de regering aangenomen. Uiteindelijk worden zowel Fontaine als Méral uit de krant verwijderd. Hoofdredacteur van La Lanterne is Paul Baar.
Om de krant uit te geven, wordt Sonodi in het leven geroepen, dat in april 1945 een NV wordt. In november 1946 neemt de Waalse krant La Meuse een participatie in Sonodi en gaat ze ook redactioneel materiaal aanleveren. Dit alles leidt ertoe dat La Lanterne na enkele formuleveranderingen in 1947 evolueert naar een Brusselse editie van La Meuse. Op 21 oktober 1947 is de overname door La Meuse volledig afgerond. Voor 1946 en 1947 vermeldt Campé oplages van 20.000 en 30.000 exemplaren.
La Meuse haalt echter een veel grotere oplage. Campé vermeldt voor 1944, 1945 en 1946 respectievelijk 80.000, 150.000 en 175.000 exemplaren. La Meuse en La Lanterne samen bereiken dus een zeer groot publiek. De twee kranten passen trouwens goed samen : ook La Meuse is een blad van grote titels, foto's, fait divers, sensatie en ontspanning. Een financiële crisis in 1946/1947 wordt hersteld na de overname van de krant door de groep rond graaf Paul de Launoit.[1540]
"Quotidien d'union nationale et de solidarité internationale", staat er als ondertitel van de krant vermeld. Het aantal pagina's stijgt van 4 in de beginperiode tot 8 tegen 1950, en dat op een groot formaat (+/- 40/63). La Lanterne verschijnt zes keer per week, en telkens[1541] worden er strips opgenomen.
18.2. Van valse start tot stripkrant
18.2.1. Er zeer vroeg bij
La Lanterne is er zeer vroeg bij wat het publiceren van strips betreft, ze is zelfs de eerste naoorlogse Belgische krant die strips opneemt. Vanaf het eerste nummer op 19 december 1944 kan de lezer dagelijks "Les aventures de Little Dearie" volgen. Deze tekstloze gagstroken zijn ondertekend door een zekere "sebastien" en verschijnen tot 3 februari 1945. In een nogal slordige stijl vertelt de auteur grapjes met een klein meisje in de hoofdrol. De reeks zou zeer goed origineel kunnen zijn.[1542]
Daarna is er twee maanden lang geen strip meer te zien in La Lanterne, tot Pat. O'Sheridan tussen 4 en 12 april 1945 onder de titel "Pat" vijf gagstroken brengt. Deze zouden echter even snel verdwijnen als ze gekomen waren. Deze stroken zijn origineel, O'Sheridan levert trouwens ook cartoons en andere tekeningen aan La Lanterne.
Het is dan weer even wachten tot 2 mei 1945. Dan start "Le petit roi"[1543] van O. Soglow, die onregelmatig, en na verloop van tijd wekelijks op zaterdag zou verschijnen. Als hij verschijnt, krijgt de lezer wel grappen van drie stroken te lezen. En drie dagen later komt "Henry"[1544] van Carl Anderson erbij, die wel dagelijks zou verschijnen. De twee reeksen krijgen de vermelding "Copyright Opera Mundi and La Lanterne".
Begin mei 1946 is het echter gedaan met strips publiceren : zowel Le Petit Roi als Henry stoppen ermee en worden niet vervangen.
18.2.2. Le petit Bob zorgt voor de interim
Op woensdag 6 november 1946 lanceert La Lanterne haar "nouvelle formule". De krant moet een "magazine quotidien" worden : "Sur un format plus petit mais agréable et pratique elle publiera chaque jour sur 12 pages : toutes les informations nationales et internationales, de nombreux documents photographiques, …"[1545]
En samen met de nieuwe formule gaat na een leegte van zes maanden ook terug een strip van start : de gagstroken van "Le petit Bob". Er wordt geen auteur vermeld, het copyright vermeldt "Coordination". Dagelijks worden twee stroken gepubliceerd, meestal zonder tekst. Een baby speelt de hoofdrol in deze reeks, die het echter ook niet lang uithoudt : op 7 januari is het afgelopen met de kleine Bob.
18.2.3. La Lanterne herpakt zich
Dertien dagen duurt het nu, voor "Le petit Bob" vervangen wordt. Op 20 januari 1947 gaan twee nieuwe reeksen van start, die eind 1950 nog zouden blijven verderlopen. Ze worden alle twee verdeeld door Opera Mundi. De eerste reeks is "Johnny Hazard" van Frank Robbins[1546]. Hazard is een piloot die net gedemobiliseerd is uit het Amerikaanse leger. Als miljoenste gedemobiliseerde G.I. krijgt hij zelfs een cheque van 500.000 fr. aangeboden. In de daaropvolgende verhalen komt hij in de meest avontuurlijke en bizarre situaties terecht : hij moet een verdwenen collega-piloot terugvinden, levert een lading zogezegde schrijfmachines, die uiteindelijk wapens blijken te zijn, hij komt in Zuid-Amerika terecht in een strijd tussen twee vijandige groepen, gaat voor een luxerestaurant werken dat voor de klanten uit de meest onmogelijke plaatsen gerechten gaat halen, komt terecht in een moordcomplot, gaat op schattenjacht in China, enz. Ook wordt hij geconfronteerd met de ontvoering van een kerngeleerde, een thema dat blijkbaar zeer veel terugkomt.
De tweede reeks is Rip Kirby[1547] van Alex Raymond, die twee maanden voordien nog in Le Soir stond. De reeks gaat zijn gangetje verder : detective Kirby komt nog altijd in liefdesaffaires en misdaadzaken terecht. In de La Lanterne-verhalen schiet hij een oplichter neer, ontmaskert hij een valsemuntster, vindt hij een ontvoerd kind terug, enz. En zijn vriendin Muguette daagt hem uit haar terug te vinden, nadat ze op een mysterieuze manier verdwenen is.
Op een bepaald moment valt er een opmerking over belastingen. Tegen een ex-misdadigster die hij uit de penarie geholpen heeft, zegt Kirby : "Oui, Pagan, vous n'aurez désormais plus d'autre souci que celui de vos impôts."[1548]
Maar het belangrijkste op politiek vlak is een verhaal over bacteriologische wapens, dat van januari tot september 1947 loopt. Rip Kirby wordt door de decaan van de universiteit van Norchester ingeroepen om een onderzoek te doen. Dr. Hicks, een wetenschapper van de universiteit, heeft namelijk een bacteriologisch wapen ontwikkeld, en nu is iemand anders daarmee aan het experimenteren. Resultaat : slachtoffers onder de studenten.
Kirby slaagt erin de schuldige te ontmaskeren, maar ondertussen ontsnapt een gevaarlijke misdadiger, "l'Assommeur", uit de gevangenis van Alcatraz. En natuurlijk zet hij zijn zinnen op de uitvinding, omdat hij goed beseft dat hij dan ongelooflijk veel macht in handen zou krijgen.
Rip Kirby onderneemt een treinreis om de formule naar de regering te brengen, maar onderweg wordt hij ontvoerd door de bende van L'Assommeur. En Dr. Hicks wordt door de bende uitgeschakeld, aangezien hij de enige is die de formule kent.
Het hele politieapparaat wordt ingezet in de zoektocht naar de formule, en een bekende geleerde stelt voor een wereldcongres van geleerden te houden, om zulke uitvindingen onder controle te houden. Het congres komt er, en ook "l'Assommeur" gaat er met enkele handlangers naartoe. Hij bedreigt de aanwezigen en spreekt hen toe : de formule wordt aangeboden aan de meest biedende. Tenslotte valt de politie binnen : één handlanger wordt gedood, één geeft zich over en "l'Assommeur" slaagt erin te vluchten.
Doorheen het hele verhaal wordt heel goed duidelijk gemaakt welk gevaar zulke wapens inhouden. De uitvinding in kwestie blijkt zelfs gevaarlijker te zijn dan de atoombom, zoals de decaan zegt : "Un secret plus terrible que la bombe atomique a été découvert dans cette université !"[1549]
Maar toch is de nieuwe uitvinding een te belangrijk wapen om vernietigd te worden. Uitvinder Hicks wil zijn formule bij het zien van de aangerichte schade vernietigen, maar Rip Kirby denkt daar anders over : "En tant qu'idéaliste, vous avez raison … Mais en tant que réaliste vous avez tort – elle doit être donnée au gouvernement !", "Je déteste cette formule et ses possibilités, mais dr. Hicks, c'est une question de patriotisme."[1550]
Hoe wreed het wapen ook is, blijkbaar mag in de gespannen internationale situatie geen enkele kans onbenut gelaten worden om de Verenigde Staten met de krachtigste wapens uit te rusten. Kirby heeft daar zelfs een ganse uitleg voor klaar : volgens hem wordt de wereld geregeerd door de "wet van de jungle", en is het spijtig genoeg nodig het meest krachtige wapen in handen te hebben om zich te kunnen verdedigen. "Votre formule est nécessaire au pays"[1551], voegt hij eraan toe. Op deze manier wordt de lezer ingelepeld dat de VS moeten bewapenen, voor het geval het nodig zou zijn zich te verdedigen. Aanvallen is totaal niet aan de orde, want nog eens de "vredelievende" bedoelingen van de VS bewijst.
In het verhaal maakt de pers zich terecht zorgen over het voorval. Enkele reacties worden trouwens weergegeven : "On dit que l'Assommeur est derrière tout ceci. Un bandit pareil, en possession de la formule Hicks. C'est terrible !", "Oh ! Quel avenir se prépare pour nos enfants ! La bombe atomique, les armes chimiques … C'est affreux !", "Ce journaliste demande la réunion d'un congrès mondial de savants pour contrôler les armes telles que la bombe atomique ou la formule Hicks.", "Mais la science pourra-t-elle s'élever au-dessus des frontières."[1552]
Uit de radiotoespraak van een geleerde blijkt nog eens het gevaar : "Je propose un congrès mondial de savants, chargé de contrôler les recherches scientifiques du genre bombe atomique ou formule Hicks etc… Si nous n'obtenons pas ce contrôle notre civilisation est en danger ! Peut-être les savants réussiront-ils là où les hommes d'état ont échoué !"[1553] Rip Kirby kan zich bij die gedachte trouwens heel goed vinden : "Ce n'est pas bête Muguette ! Le science doit dépasser les frontières … et elle doit pouvoir contrôler l'activité de monstres tels que l'assommeur !"[1554]
Een oproep tot controle van gevaarlijke wapens dus. Uit het verhaal komt duidelijk naar voor dat staten (of andere organisaties) het zich absoluut niet kunnen permitteren om zonder nadenken de wreedste wapens te ontwikkelen. De wetenschappers kunnen beter samenwerken, anders zou de wereld wel eens serieus in gevaar kunnen verkeren.
18.2.4. Zes à zeven reeksen per dag
En op 28 april 1947 is het weer zover. La Lanterne verandert nog eens van formule, en de overname door La Meuse is daar niet vreemd aan. Het formaat wordt weer het grote krantenformaat, het aantal pagina's wordt teruggebracht tot 8 en het aantal strips stijgt van twee naar zes. Deze verschijnen allemaal samen op de laatste pagina onder de titel "Nos feuilletons dessinés". De nieuwkomers, allemaal uit de Opera Mundi-stal, zijn de vervolgverhalen "Fantôme"[1555] van Wilson McCoy en Popeye[1556] van Tom Sims en Bill Zaboly, en de gagstroken "Illico"[1557] van Geo McManus en Mickey[1558] van de Disney-studio's. Illico en Fantôme blijken vaste waarden te zijn en lopen eind 1950 nog door. Anders is het gesteld met Mickey, die als snel vervangen wordt door Professeur Nimbus[1559] van J. Darthel. Deze reeks is eind 1950 wel nog op post.
De titelheld van "Fantôme" is een onrechtbestrijder die zijn tijd verdeelt tussen de Bengaalse jungle en de bewoonde wereld. Samen met zijn paard Hero en zijn hond Satan neemt hij het op tegen allerlei vormen van misdaad en onrecht. Zo redt hij een kleine prinses dat het slachtoffer werd van een complot, rolt hij verschillende bendes op en wordt hij bokskampioen om met het gewonnen geld een vernield kinderziekenhuis herop te bouwen. En voor het sentimentele element zorgt zijn wispelturige relatie met de Amerikaanse Diane Palmer.
Over Popeye lijkt men ook niet zo tevreden, want na een jaartje wordt de reeks afgevoerd, zonder dat het verhaal echt ten einde is. En ook de opvolgers van Popeye zijn geen lang leven in La Lanterne beschoren.
Van maart tot juni 1947 zorgt "La petite Annie"[1560] van Darell McClure voor de aflossing. Annie is nog altijd op de vlucht voor haar voogd, Mme Pignet, die haar in een weeshuis wilt steken. Het oude vrouwtje gaat zelf op zoek naar Annie, omdat ze van de politie[1561] niets moet weten. Annie is trouwens nog altijd even sociaal ingesteld. Op een bepaald moment zingt ze tegenover haar hond Zéro het lof van de boeren : "Moi, je trouve, Zéro, qu'il faut admirer les fermiers ! Il y a des gens qui disent que les fermiers ne sont pas malins. Ce n'est pas vrai ! Ce sont des magiciens ! Un magicien fait sortir un lapin d'un chapeau vide et tout le monde applaudit en s'écriant : "Quel tour merveilleux" ! Mais quand un paysan jette de toutes petites semences dans ses champs vides et en rapporte des chariots pleins de choses à manger … Alors les gens n'applaudissent plus en disant : "Quel tour merveilleux" ! Ils trouvent cela tout naturel !"[1562]
Na Annie volgen de gagstroken Myrtille[1563] van Fisher (juli – september 1947), Jeannie et Jeannot van Bill MacLean (september 1947 – april 1948) en Blondie[1564] van Chick Young elkaar op. Deze laatste zou het eind 1950 nog altijd uithouden. Twee afleveringen[1565] waren trouwens al vroeger gepubliceerd ter vervanging van andere reeksen.
Merkwaardig is de aankondiging van een nieuwe reeks, Donald Duck, in februari 1949, waar nooit iets van gekomen is.[1566]
En om dit deeltje te besluiten, moet nog gezegd worden dat van 28 april tot 12 november 1947 zelfs een zevende reeks gepubliceerd wordt, maar dan in een totaal andere stijl[1567]. Les mystères de Paris is een stripadaptatie "d'après le célèbre roman d'Eugène Sue". Auteur is Raymond Cazanave[1568], die het verhaal met onderteksten illustreert. De bewerking lijdt echter weer aan "resumitis" : door overdreven samenvatting en het teveel aan nieuwe personages is het verhaal zeer moeilijk te volgen.
18.2.5. Veel is niet genoeg
Zes stripreeksen verschijnen er op het einde van 1950 dagelijks in La Lanterne, en blijkbaar volstaat dat nog niet. Op 12 oktober 1950 gaat een zevende reeks van start : Superman[1569]. Het "Agence Française de Presse" zorgt voor de levering van deze populaire Amerikaanse reeks. En de start gaat niet onopgemerkt voorbij : La Lanterne, die zelden aankondigingen plaatst, publiceert de eerste strook op de voorpagina, begeleid door de volgende tekst : "Héros des temps modernes voici Superman le super-feuilleton que s'arrache toute l'Amérique et que notre journal vous présente dès aujourd'hui en exclusivité."[1570]
In dit verhaal krijgen de journalisten Clark Kent (de burgerlijke identiteit van Superman) en Lois Lane de opdracht een artikel te schrijven over jeugdcriminaliteit. De bedoeling is de gemeenteraad onder druk te zetten om meer aandacht te besteden aan misdaadpreventie in plaats van aan repressie.
En net op hetzelfde moment komen twee verwaarloosde kinderen in de klauwen van een misdaadbende terecht, de ene komt uit een arm gezin, de andere is de zoon van gemeenteraadslid Gladstone. Tegen deze bende gaat Superman de strijd aan, en de betrapte kinderen stuurt hij naar een "foyer" / "community house", waar ze zich kunnen bezighouden (door bijvoorbeeld tekenlessen te volgen). Superman is zeer te spreken over het bestaan van die foyers, en zegt dan ook aan de directeur ervan dat zijn instelling zeer nuttig is voor de maatschappij. De directeur beaamt dat, maar : "Malheureusement nous serons peut-être obligés de le fermer. Le conseiller Gladstone demande à la municipalité de nous couper les vivres."[1571]
In het verdere verhaal wordt de zoon van Gladstone gegijzeld door de bendeleider, die eist dat alle jonge misdadigers van de stad vrijgelaten zouden worden. Daarbij raakt de jonge Gladstone gewond, maar door het optreden van Superman blijft de schade verder beperkt. De bendeleden worden door Superman onder bedreiging verplicht hun volledige bezit af te staan aan de bouw van "foyers".
En natuurlijk heeft vader Gladstone op het einde spijt van zijn houding : was hij maar een betere vader geweest. En ook zijn houding als gemeenteraadslid heeft hij herzien. "Oui – vous pensiez que la seule solution était de punir les jeunes délinquants. Mais ce sont les parents qui devraient être punis – pour négligence … Le pire des crimes !", pepert Superman hem nog eens in. Gladstone heeft de boodschap helemaal begrepen : "J'ai été bien puni, Superman. Je veux non seulement appuyer la motion en faveur des foyers et des stades, mais encore en proposer une pour éduquer les parents sur leurs responsabilités."[1572]
Dit verhaal is dus een echt pleidooi voor een meer preventieve aanpak van de jeugdcriminaliteit. De ouders hebben hun verantwoordelijkheid en mogen hun kinderen niet verwaarlozen, anders zou het wel eens verkeerd kunnen aflopen. En als het dan toch misloopt, is het veel nuttiger het probleem aan de basis aan te pakken dan repressief te gaan werken. Het is dus zeer belangrijk om zulke "community houses" tot stand te brengen en in stand te houden, zodat kinderen zich op een verantwoordelijke manier kunnen bezighouden en uit de klauwen van de misdaad blijven.
18.2.6. Ohé les jeunes
De zaterdagse jeugdpagina van La Lanterne, "Ohé les jeunes", gaat van start op 21 februari 1948. en publiceert in 1948-1949 enkele strips. Vanaf de eerste aflevering mag een zekere Freddy de spits afbijten met zijn "Le professeur Rama contre le professeur Krug". Wekelijks verschijnt één strook van deze humoristische ondertekststrip, waarin de professoren Rama en Krug het tegen elkaar opnemen. Krug blijkt de uitvinder te zijn van allerlei atomische uitvindingen[1573], en heeft daarmee geen al te zuivere bedoelingen : "Mon rêve est de dominer le monde, par la terreur, s'il le faut, voulez-vous m'aider Rama ?"[1574] Natuurlijk weigert Rama, en de strijd wordt verdergezet op de maan, waar ze alle twee met een raket naartoe vliegen. Krug wordt verslagen door Rama en de maanbewoners, waarna Rama als een held op aarde terugkeert en Krug de gevangenis invliegt.
In juli 1948 wordt dit verhaal opgevolgd door "Le chateau de Kenilworth", een bewerking van de roman van Walter Scott door een zekere Christoffersen[1575]. Tot eind december verschijnen wekelijks drie stroken met ondertekst.
Van januari tot december 1949 verschijnt dan Annik[1576] van de reeds vermelde Pat. O'Sheridan. In Annik vertelt hij de lotgevallen van een klein meisje, en dit door middel van een wekelijkse gagstrook met tekstballonnen.
18.3. Besluit
La Lanterne is niet alleen de eerste Belgische krant om na de oorlog strips op te nemen, ze is ook de krant die dagelijks de meeste strips publiceert. Er wordt ook alles aan gedaan om de strips in de krant te laten opvallen. De zes (of zeven) reeksen worden naast en onder elkaar op dezelfde pagina (meestal de laatste) geplaatst onder de titel "Nos feuilletons dessinés". Als de zeven reeksen onder elkaar geplaatst worden, nemen ze een oppervlakte in van 20 op 41 centimeter (één derde van een grote krantenpagina). Daar kan inderdaad moeilijk naast gekeken worden.
Auteurs worden, op enkele uitzonderingen na, nooit in de titels vermeld. Een handtekening zorgt meestal voor identificatie, en als die er niet is verschijnt de strook volledig anoniem. Aankondigingen zijn zeer schaars, en gaan maar zelden in op de identiteit van de auteurs.
Men kan gerust stellen dat de evolutie van de strips samenloopt met de algemene evolutie van de krant. Na een zeer vroege start zorgen allerlei problemen en formuleveranderingen voor sputteringen op stripgebied. Een stabiele situatie zou er maar komen in 1947, omwille van de overname door La Meuse. En vanaf dat moment zou een grote hoeveelheid stripreeksen een vast onderdeel worden van deze populaire kranten.
Wat de gepubliceerde strips betreft, valt een duidelijk overwicht te merken van Opera Mundi, en dus van Amerikaanse ballonstrips. Uitzonderingen hierop zijn een Franse ondertekststrip en enkele eigen producties, onder andere op de jeugdpagina.
Op politiek vlak zijn twee verhalen interessant. Superman pleit voor een preventieve aanpak van de jeugdcriminaliteit, en uit een verhaal van Rip Kirby blijkt duidelijk hoe gevaarlijk het wel kan zijn om te experimenteren met bacteriologische en andere niet-traditionele wapens.
19. Het Volk
19.1. Historiek en situering
Het Volk is in 1890 als weekblad van antisocialistische verenigingen ontstaan. Toen op het einde van de 19e eeuw de socialistische vakbonden en organisaties doorbraken, gingen de katholieken namelijk hun eigen "antisocialistische" organisaties oprichten. Op 21 juni 1891 werd Het Volk een dagblad, en drie jaar later werd een coöperatieve opgericht om het blad uit te geven. Een blad dat "moest fungeren als hefboom voor de ontwikkeling van de christen-democratie in Vlaanderen".
Na de Tweede Wereldoorlog is Het Volk er terug op 18 december 1944. Door de papierschaarste wel met beperkte omvang en een gebrekkige frequentie. Robert Reyntjens is directeur, terwijl de hoofdredactie vanaf 1944 in handen is van Elie Serruys, die in 1947 opgevolgd wordt door Karel Van Cauwelaert. Vanaf 1949 wordt Marcel de Ceuleneer technisch hoofdredacteur. De nieuwe naoorlogse formule slaat blijkbaar aan bij het publiek, want de krant kent een grote groei. De oplage stijgt van 30 000 in december 1944, over 90 000 in 1945 tot 147 000 in 1950. Nog te vermelden is dat vanaf februari 1949 van start wordt gegaan met de weekendbijlage Ons Zondagsblad.
De krant spreekt zich als christelijke Vlaamse krant uit tegen de "uitwassen van de repressie", en is de eerste die na de vernieling van de IJzertoren een intekenlijst op gang brengt. De krant kan eigenlijk beschreven worden als katholiek, democratisch en Vlaams.[1577]
Het Volk verschijnt zeven keer per week, met strips van maandag tot zaterdag. In de beginperiode telt de krant tussen de 8 en de 12 pagina's, een aantal dat in 1950 oploopt tot 12 à 16. En dit op een klein formaat van 30 op 47 cm.
19.2. De strips van Het Volk
De eerste strip in Het Volk is van de hand van Anne-Marie Prijs, en is een eenmalige gagstrook, die verschijnt op 1 januari 1946. "Gelukkig Nieuwjaar ! Zander !" luidt de titel van deze ballonstrip.
Daarna is het een maand wachten tot 7 februari 1946, wanneer de gagstroken van Thomas Pips van start gaan. Deze reeks van Buth verschijnt tot begin januari 1947, en wordt dan opgevolgd door "De Avonturen van M. Subito" van Bozz[1578], die zouden lopen tot november 1948.
Op 31 januari 1947 begint dan het eerste vervolgverhaal, geleverd door Opera Mundi : Tim Tyler van Lyman Young[1579]. Hoofdpersonage van deze ballonstrip is de jonge Tim Tyler, die samen met enkele andere personages (zijn vriend Spud, de volwassene Clint, de Indiaan Haviksoog), de strijd aangaat tegen de misdaad. Samen of alleen bestrijden ze de "Bende van de Zwarte Spin", rollen ze een valsemuntersbende op, lossen ze een ontvoering op, …
In het laatste verhaal gaan Tim en Spud een zekere Paul Clark vervoegen in Afrika om op ringaloes te jagen, waarvan de pels zeer kostbaar is. Maar natuurlijk verloopt dat allemaal niet van een leien dakje, zodat ze weer in allerlei avonturen terechtkomen. Bij de start van het weekblad Ons Zondagsblad op 26 februari 1949 verhuist Tim Tyler naar deze bijlage, zodat de strip uit de krant zelf verdwijnt.
Van maart tot mei 1947 verschijnt dagelijks de gagstrook "Lou en Liesje…". Auteur van deze Scandinavische[1580] reeks, waarvan de dialogen in ondertekst geplaatst worden, is een zekere Hall.
Enkele maanden na het einde van de eerste reeks, komt Thomas Pips terug. Deze keer voor vier vervolgverhalen op scenario van John Flanders. En na een korte interim van nieuwe gagstroken, worden weer eens twee vervolgverhalen afgeleverd, op teksten van jeugdschrijver Lod. Lavki.
Hierna zal deze reeks verder uitgewerkt worden, net als Bazielken van Rik en Tom Poes van Marten Toonder, die van respectievelijk van februari 1949 tot juni 1950 en van juli 1949 tot eind 1950 verschijnen. Zonder natuurlijk de komst van Marc Sleen en zijn Nero te vergeten. En om dit deeltje af te sluiten, moet nog de wekelijkse pagina Ons Kindervolkje vermeld worden, die ook verder uitgebreider zal besproken worden.
19.3. Thomas Pips
19.3.1. Buth, Flanders en Pips
Buth is met zijn Thomas Pips sterk aanwezig in Het Volk. Hij werd in 1919 als Leo Debuth geboren in Den Haag. Zijn vader, de kunstschilder Victor De Buth, en zijn moeder, waren omwille van de Eerste Wereldoorlog naar Nederland gevlucht. De jonge Leo volgde eerst twee jaar les aan de academie van Gent, waarna hij leerling werd van Frits Van den Berghe (1936-1939). Bij de dood van Van den Berghe nam Buth diens illustratiewerk voor Vooruit over.[1581] In deze krant zou Buth tot mei 1965 de illustraties bij de "Brieven van Pierken", van de hand van Richard Minne, blijven verzorgen.[1582]
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zette hij zijn werk gewoon door, meestal ondertekend met "Leo". Zo publiceerde hij in Vooruit, Volk en Staat, Arbeid en Volk, De Nationaalsocialist, De Jonge Nationaalsocialist, Balming en Ons Rakkersblad. Daarin verscheen zowel "neutraal strip- en tekenwerk" als "zwaar geëngageerde propaganda" zoals anti-joodse en anti-geallieerde cartoons en propagandatekeningen voor het Oostfront. In 1947 zou hij daardoor trouwens veroordeeld[1583] worden, maar dat blijkt geen invloed gehad te hebben op zijn publicatie-activiteiten, die hij voortzette onder de naam "Buth".[1584]
Na de Oorlog kwam hij terecht bij de krant Het Volk, waar hij de reeks Thomas Pips opstartte, en ze tot allerlei varianten bewerkte. Daarnaast tekende hij voor Het Volk ook cartoons over de Ronde van Frankrijk en werkte hij onder andere mee aan het weekblad Taptoe, het katholieke kindermaandblad Tam Tam en de Averbode-publicatie Zonneland.[1585]
De eerste reeks van Thomas Pips (februari 1946 – januari 1947), bestaat uit gagstroken die de lotgevallen vertellen van Papa Pips, zijn vrouw en zijn twee kinderen. Een brave humoristische familiestrip dus. Daar komt met de tweede reeks verandering in. Buth trekt John Flanders aan om de scenario's te schrijven van vervolgverhalen met Pips in de hoofdrol. En Flanders doet de reeks evolueren naar het detectivegenre, met soms vrij gewelddadige, gruwelijke en bloedige verhaallijnen. De inbreng van Flanders blijkt alleszins vrij groot en dirigistisch geweest te zijn. Voor hem was de tekenaar de uitvoerder van zijn richtlijnen, terwijl Buth zijn eigen rol als tekenaar toch wat uitgebreider zag dan het strikt opvolgen van de orders van zijn scenarist.[1586] Deze verschillen in visie hebben waarschijnlijk voor het einde van de samenwerking tussen de twee gezorgd.
Ondanks die grote invloed wordt de naam van Flanders bij de publicatie niet vermeld. Hij blijft discreet op de achtergrond, hoewel zijn naambekendheid had kunnen bijdragen tot het succes van de reeks. John Flanders is één van de pseudoniemen van Raymond De Kremer, die op 8 juli 1887 in Gent geboren werd als de zoon van een spoorwegbediende en een onderwijzeres. Na zijn studies in het staatsonderwijs, begon hij vanaf 1904 te publiceren. Het werd al snel een grote productie van gedichten, novellen, revues, artikels, … Vanaf 1913 dook zijn eerste pseudoniem Jean Ray op, er zouden een honderdtal schuilnamen volgen. Als gevolg van een schandaal en een gevangenisstraf nam hij het pseudoniem John Flanders aan en zette hij in de jaren 1930 zijn publicatiedrift voort. Hij publiceerde in La Revue Belge, Ons Land, De Dag, schreef de verhalenreeks Harry Dickson, publiceerde Vlaamse Filmpjes bij Averbode, en schreef onder een ganse hoop pseudoniemen het Vlaamse stripblad Bravo vol. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij actief bij de krant De Dag en publiceerde hij enkele boeken. En na de oorlog vloog de toen al 60-jarige schrijver er weer in : zijn pennenvruchten werden gepubliceerd in een hoop jeugdbladen (Tintin, Kuifje, Ons Volkske, Junior, 't Kapoentje, …), andere weekbladen (Ons Volk, Overal, Ons Zondagsblad, …) en de kranten Het Volk en De Nieuwe Gids.[1587]
19.3.2. De Flanders-verhalen : vliegende schotels en Mysteras
"Het geheim van de vliegende schotels"[1588] begint als Gent op een nacht verrast wordt verrast door "vurige schijven" in de lucht. De kerk en de toren van het belfort worden geraakt, de bevolking slaat in paniek en begint te vluchten. Ondertussen krijgt de redactie van Het Volk een brief, waarin de "man der vliegende schotels" vijftig miljoen eist, zoniet zou Gent vernield worden.
Brigadier Snoek, detective Pips en landloper Sijs onderzoeken de zaak, maar zonder veel resultaat. Het wordt alleen maar erger : Brugge, Ieper, de kust, Antwerpen, Brussel, Leuven, Tongeren krijgen met aanvallen te maken : standbeelden worden vernield, torens worden getroffen, schepen vergaan, … De bevolking roept de hulp van brigadier Snoek in, en zelfs de eerste minister doet een beroep op de diensten van deze wetsdienaar, die als leuze "Aan Vlaanderen wordt niet geraakt zolang Brigadier Snoek er waakt"[1589] heeft. Maar een zekere Professor De Kneukel probeert op meetings de bevolking tegen brigadier Snoek op te zetten, wat ook gedeeltelijk lukt.
De vliegende schotels blijken het werk te zijn van een oude Engelse geleerde, "de man van de atomische kracht". Een mysterieuze bende ging er met zijn uitvinding vandoor. Maar de professor heeft nog ergens een schotel staan. Daarmee gaan hij en Pips achter de bende aan. Een bende die ondertussen ook "schotel nr. 1", gewapend met "vreselijke toestellen", in handen gekregen heeft. Daarmee vliegt de schoteldief, gehuld in zwarte kleding en met een zwarte kap over zijn hoofd, de Atlantische Oceaan over, naar Amerika. Tijdens de overtocht brengt hij enkele schepen tot zinken, en hij heeft blijkbaar grote plannen : "Ha ! Ha ! Amerika ! Het land der dollars ! Met U wil ik afrekenen !"[1590]
En inderdaad, Amerika krijgt af te rekenen met een schotelplaag : gebouwen vliegen in brand, bruggen ontploffen. En de gemaskerde weet blijkbaar van geen ophouden : "Mijn masker laat ik niet af alvorens ik de wereld onder de knie heb."[1591] Maar uiteindelijk slagen Pips en co er toch in de geheimzinnige te pakken te krijgen, het blijkt niemand minder dan Professor De Kneukel te zijn.
De wereld is dus gered, Bigstone, Pips, Sijs en Snoek worden in triomf door de straten gedragen. Snoek krijgt zelfs de titel van "ere vice-admiraal der Amerikaanse luchtvloot" van de Amerikaanse president. En "met Prof. De Kneukel werd op Amerikaanse manier afgerekend" : hij belandt op de elektrische stoel.
Of tenminste : hij had op de elektrische stoel moeten belanden. Want in het volgende verhaal[1592] ontsnapt geschifte professor. Gangsters van de "infra-rode bende" bevrijden hem uit de gevangenis van Sing-Sing. De Amerikaanse vice-president geeft opdracht om brigadier Snoek terug in te schakelen, maar ook de brave politieman valt in handen van de bende.
Ondertussen onderzoeken Pips en Sijs in België de diefstal van de "dathosfeer", een uitvinding van Professor Piekboord, die gestolen werd in opdracht van een zekere Mysterias. Ze nemen de plaats in van twee bendeleden en proberen de zaak te saboteren. Samen slagen Pips, Sijs en Snoek erin de bende op te rollen én een belangrijk document van de Amerikaanse marine te redden. Nadat Snoek nog eens gehuldigd is, keren ze terug naar België.
In de twee volgende verhalen, "Het kasteel der schaduwen"[1593] en "In de greep van Mysteras"[1594], gaat de strijd tegen Myster(i)as voort. De verhalen zijn echte thrillers, waarin allerlei magische en fantastische elementen aan bod komen.
Veel politieke elementen komen aan deze Flanders-verhalen niet te pas. Behalve dan het feit dat één of andere gek door het misbruiken van atoomkracht wilt afrekenen met Amerika en de wereld wilt veroveren. Alleszins ontpoppen de Vlaamse personages zich niet alleen tot bestrijders van de misdaad, maar ook tot de redders van Amerika, iets waarvoor ze terecht gehuldigd worden.
Verder is "duizend atoombommen"[1595] één van de uitroepen van Snoek en wordt er verwezen naar de belastingen[1596].
19.3.3. Terwijl Pips naar de ronde is …
Na de Flanders-verhalen verschijnt Pips weer onder de vorm van gagstroken. "Terwijl Pips naar de ronde is …"[1597] vertelt de lotgevallen van de familie Pips en de buren, de familie Laloo, terwijl de familievaders, Thomas Pips en, Lowie Laloo het tegen elkaar opnemen in de Ronde van Frankrijk. Een Ronde die uiteindelijk door Thomas Pips gewonnen wordt. Tegelijkertijd tekent Buth ook Pips-illustraties bij de sportartikels.
19.3.4. De inbreng van Lod. Lavki
Op 16 november 1949 start weer een vervolgverhaal van Thomas Pips, deze keer met jeugdschrijver Lod. Lavki als coauteur. Lod. Lavki is het pseudoniem van Ludovic Van Winkel. Deze werd geboren op 10 januari 1893 in de Limburgse gemeente Heks als zoon van christelijke ouders. Na eerst aan het OLV-college van Tongeren gestudeerd te hebben, trok hij naar de kleinseminaries van St. Roch en St. Truiden ; hij werd dus priester. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij brancardier, en ontstond trouwens ook zijn pseudoniem Lavki (Russische vertaling van Van Winkel). In 1920 begon hij les in Germaanse talen te geven aan het St.-Jozefscollege van Hasselt. Een jaar later werd hij tot priester gewijd en nog eens twee jaar later werd hij aalmoezenier van een scoutsgroep[1598]. Ondertussen begon hij ook te schrijven : zijn eerste werk "Zes weken Rus" verscheen in 1919, zijn eerste jeugdboek "Kleine Koning" in 1923. Dit betekende het begin van een ganse reeks (een vijftigtal) succesrijke jeugdboeken, waarin de scoutswereld en Limburg een belangrijke rol spelen. Zoals men kan verwachten, hebben zijn verhalen een zekere religieuze en moraliserende inhoud. Hij zou zich ook met "tekenverhalen"[1599] beziggehouden hebben, maar dit wordt verder niet gepreciseerd. Lavki kon als schrijver alleszins op veel bijval rekenen : in 1939 kreeg hij de "Prijs der Vlaamse Provinciën voor het beste kinderboek" en Louis Sourie omschrijft hem simpelweg als "onze beste schrijver voor de jeugd".[1600]
De inbreng van Lavki wordt in de aankondigingen op het verhaal, waarvan er hiernaast één weergeven wordt, serieus uitgespeeld. Het lijkt wel of de krant haar lezers de toestemming geeft om hun kinderen de strip te laten lezen. Lavki wordt namelijk geprezen om zijn "verbazende kennis van het kindergemoed", en ook zijn kinderboeken worden erbijgehaald : "Zijn prachtige kinderboeken behoren tot het beste dat men onze jongens en meisjes kan aanbieden."[1601] Zijn strip kan dan ook moeilijk slecht zijn. Verder wordt nog de "scherpe pen" van de "kunstenaar" Buth geprezen en meegedeeld dat het verhaal speciaal voor Het Volk gemaakt werd.
Deze twee Pips-verhalen op scenario van Lavki zijn vormelijk redelijk speciaal, in die zin dat ze onderteksten combineren met het gebruik van tekstballonnen. In de eerste stroken staat alles in ondertekst, maar geleidelijk (vanaf strook 26) gaan tekstballonnen gebruikt worden voor uitroepen, geblaf, en dergelijke. En vanaf strook 35 komen korte dialogen in ballonvorm in de tekeningen te staan. Deze zijn overgenomen (al dan niet verkort) uit de ondertekst, zodat men zich eigenlijk kan afvragen wat het nut is van zo'n aanpak. Leest men zowel de ondertekst als de ballonnen, dan leest men bepaalde dialogen twee keer. En alleen de ballonnen lezen is zeker niet aangewezen, omdat niet alles op deze manier vermeld wordt. Een hypothese is dat Lavki zich als schrijver niet goed kon vinden in het gebruik van tekstballonnen. Buth zou dan begonnen zijn de onderteksten van Lavki te illustreren, maar kon het na verloop van tijd blijkbaar niet laten toch ballonnen te gebruiken. Vandaar dan deze mengvorm.
Ook op vlak van de inhoud is de invloed van Lavki zeer goed merkbaar. In zijn verhalen wordt Thomas Pips terug de "brave" huisvader uit de gagstroken, die samen met zijn gezin, en dan vooral zijn zoontje Flipke, allerlei avonturen beleeft. Ook ontpoppen de personages zich tot goede katholieken. De schrijver kan het niet laten zijn personages naar de mis[1602] te laten gaan, te laten bidden[1603], een "kruiske"[1604] te laten maken en "Onze Lieve Heer" of God te doen aanroepen[1605]. Er wordt zelfs een kapelaan geroepen om een vliegende ketel te zegenen : "… mama brengt een potje wijwater en een palmtakje en de inzegening gebeurt terwijl de familie Pips vroom toekijkt en bidt."[1606] De mis wordt trouwens ook als tijdsaanduiding gebruikt.[1607]
19.3.5. Het wondere wapen van Thomas Pips[1608]
Terwijl hij zit te spelen met magneten en een stuk ijzerdraad ontdekt Flipke Pips dat hij er mensen mee kan doen flauwvallen. Papa Pips vindt het blijkbaar plezant en experimenteert verder met zijn zoon. Samen ontdekken ze hoe ze tot het gewenste resultaat kunnen komen. Maar de mama kan blijkbaar haar mond niet goed houden, want de volgende dag staat het nieuws al in de krant.
Vanaf dat moment begint het verhaal pas goed te lopen, met het verschijnen van allerlei buitenlandse spionnen. Want als Flipke de volgende dag naar de mis gaat, wordt hij aangesproken door een man die het toestel voor 1000 frank wilt kopen : Flipke weigert. Maar ondertussen krijgt het hotel "In 't Vliegend Zwaard" bezoek : vier mannen die een vreemde taal spreken vragen een "privaat salon" aan waar ze niet zouden gestoord worden. Enkele valse politieagenten brengen er even later Flipke naartoe. Als hij niet bereid blijkt te zijn op de vragen van deze heren te antwoorden, krijgt hij het volgende te horen : "Luister, jongen, wij zijn agenten van een vreemd land, geheime agenten, zoals ge wel kunt denken, en wij zijn vastbesloten uw geheim te krijgen. Nu willen we het nog doen met een minnelijke schikking, maar als het nodig is zullen we u op de pijnbank leggen, ja, we zullen u en gans uw familie doden, uw huis afbreken om te vinden wat ge verbergt."[1609] De mannen bieden nog 100.000 frank aan, maar Flipke kan vluchten.
Als er geld mee gemoeid is, is blijkbaar niemand te vertrouwen, want Lowie Laloo, buurman van de Pipsen, probeert het wapen te stelen om het aan de geheime agenten te verkopen. Die geheime agenten komen voorlopig alleen van een niet nader gepreciseerd "vreemd land", maar verder in het verhaal komen er nieuwe aanwijzingen.
De volgende dag komen "politie-agenten uit Brussel" namelijk Flipke afhalen. Papa Pips ruikt echter onraad, en maar goed ook. Flipke wordt door de zogezegde agenten naar Melsbroek gevoerd : "Er stond een vliegtuig vertrekkensgereed; men was bezig het te laden, het was een buitenlands vliegtuig dat vreemde lettertekens droeg."[1610] Vreemde lettertekens die erg op cyrillisch schrift lijken. Maar Thomas Pips slaagt erin zijn zoon te redden. Het Oostblok is dus duidelijk de vijand : een vijand die tot alles in staat blijkt om het "wondere wapen" te bemachtigen : zelfs tot dreiging met moord en ontvoering.
Door wie mag het wapen dan wel gebruikt worden ? Thomas Pips wilt het alleszins aanbieden aan de Benelux : "Ja, Benelux. We moeten iemand vinden die ons dat geheim wilt afkopen voor het grote leger van het Westen."[1611]
Voor de volgende dag wordt een afspraak bij de minister geregeld : "Thomas Pips en Flipke waren een beetje verbouwereerd als ze in het prachtige salon van het ministerie binnenstapten. De minister was niet alleen : rondom de tafel zaten verschillende hoge officieren, die hen een beetje uit de hoogte bekeken."[1612]
Er wordt een demonstratie gegeven en er wordt onderhandeld over de verkoopprijs. Pips vraagt en krijgt een jaargeld van 100 000 frank voor zijn Flipke, zodat hij zijn onderzoek kan verderzetten. De minister stemt toe en besluit : "Ik ben er ook van overtuigd dat Zijne Majesteit de Koning er ook aan zal houden u beiden een decoratie toe te kennen. U bewijst het land een ontzaglijke dienst."[1613]
De aanwezige generaals overleggen nog even in het Frans, en er wordt besloten om onmiddellijk met de productie van 60 000 toestellen te starten. Thuis kunnen de Pipsen ook nog vertellen "dat ze door de Koning zelf ontvangen werden, die hun het Groot Kruis voor Nationale Verdienste op de borst had gespeld. Daarbij kregen ze allebei de ererang van officier en zouden de hoofdingenieurs zijn voor de fabricatie van de nieuwe wapens voor landsverdediging."[1614]
De Pipsen staan zelf in voor de productie van de toestellen en mogen de manoeuvers bijwonen waarop de wapens zullen getest worden. Het effect blijft niet uit : het aanvallend leger valt flauw. Een generaal merkt op : "Indien onze Koning wil, zijn we binnen het jaar meester van de ganse wereld." Maar Papa Pips is vredelievender ingesteld en vindt : "wij moeten ons verdedigen en niemand aanvallen."[1615]
Ook mama Pips ziet het belang van de uitvinding in : "Indien uw uitvinding, jongen, het leven kan besparen van enige duizenden soldaten, die anders door machinegeweren en kanonnen weggemaaid worden, dan zal ik fier zijn uw moeder genoemd te worden."[1616]
Enkele merkwaardigheden moeten hier vermeld worden. Pips wilt het wapen aanbieden aan Benelux, terwijl deze organisatie geen militair doel heeft. Waarschijnlijk zit de toegenomen aandacht voor Benelux door het afsluiten van de zogenaamde "Voor-Unie" in 1949 hier voor iets tussen. Even later blijkt trouwens dat hij het allemaal wat breder ziet : het wapen moet dienen voor het "grote leger van het Westen". Enkele maanden voordien werd het Pact van Brussel getekend, de voorloper van de NAVO, waarmee een basis gelegd werd voor militaire samenwerking in West-Europa. En Pips ziet zijn uitvinding wel in het kader van een westers leger, maar dan alleen defensief. Het wapen mag in geen geval gebruikt worden om macht te verwerven, het is er alleen om zich te verdedigen en bij een oorlog mensenlevens te sparen. Antimilitarist Lavki is hier duidelijk aan het woord.
Een tweede merkwaardigheid gaat over de Koningskwestie. Hoewel het verhaal gepubliceerd wordt terwijl Leopold nog altijd in Zwitserland zit, is er in het verhaal sprake van "de Koning". Thomas en Flipke Pips worden er zelfs door ontvangen, maar dan wel buiten beeld. Dit kan wijzen op het feit dat de auteurs Leopold als het enige echte staatshoofd blijven beschouwen, en dat ze de rol van Regent Karel niet erkennen. En tenslotte wijst het feit dat de generaals even in het Frans moeten overleggen erop, dat besturen en beslissen in België nog altijd in het Frans gebeurt.
Het is echter nog niet afgelopen met de spionnen. Het gewone leven herneemt zijn stille gangetje, maar : "Toch waren er mensen die in Flipke belang bleven stellen. Er kwamen nog altijd zonderlinge heren in de stad, op wiens gezicht men onmiddellijk "vreemd" kon lezen. Sommigen van die vreemden kwamen zelfs in het stadje wonen en in sommige kosthuizen waar vroeger één vreemde mijningenieur verbleef, woonden er nu wel drie of vier."[1617]
Maar het "gevaar" zou van elders komen : Flipke raakt bevriend met een klasgenoot van Poolse afkomst, Jan Restyza. Deze zoon van een Poolse mijningenieur komt regelmatig bij Flipke spelen en "Hij had Flipke wel eens willen uitvragen maar dat pakte niet."[1618] Uitstel is nog geen afstel, op een moment dat Flipke even afwezig is, steelt Restyza de formule van de toestellen, maar Mieke Pips heeft het gezien.
Papa en Flipke Pips trekken naar het huis van de Restyza's, maar Jan loochent alles. Als dan nog blijkt dat Vader Restyza verdwenen is, schakelt Pips de politie in : "… de telefoon en de telegraaf verkondigen dadelijk over het ganse land dat een belangrijk geheim gestolen was. Soldaten, spionnen en doeaniers zetten de grenzen af …"[1619]
De volgende dag dringt Flipke binnen bij de Restyza's om zijn uitvinding terug te eisen. Hij heeft zichzelf beschermd met een wand in mika, aangezien hij ontdekt heeft dat die de straling tegenhoudt. Maar ook Jan Restyza heeft een middel ontdekt dat de straling neutraliseert : stijfsel.
Flipke komt echter te laat : "Ge kunt toch wel denken dat op dit ogenblik de hele boel in veiligheid is, wel tien keer afgeschreven en dat wij zoveel machientjes kunnen maken als wij willen."[1620] En als Flipke hem vraagt voor wie hij spioneert, antwoordt hij doodgewoon : "Ik ben geen spion, Flipke, maar een contraspion … Vader is Amerikaan en ik ook. We staan echter opgeschreven als Polen, om de Poolse uitwijkelingen in het oog te houden. We zijn van Poolse afkomst en kennen daardoor de taal, maar we zijn echte Amerikanen, dat verzeker ik u. Dat is echter een echt geheim en dat moogt ge niemand zeggen …"[1621]
En alles komt blijkbaar in orde, want "Op dat ogenblik kwam Thomas Pips binnen met de vader van Jan, als de twee beste vrienden van de wereld. "Bondgenoten ?" vroeg vader Restyza. Flipke en Jan knikten. "Bondgenoten," zeiden ze lachend."[1622]
Thomas Pips heeft het laatste woord : "Ik ben bang dat onze uitvinding niet veel zal uithalen en dat ze integendeel, gelijk alle oorlogsuitvindingen, de boel maar een beetje meer ingewikkeld zal maken. Toekomende oorlog zullen de arme soldaten zich twee of drie keer per dag helemaal met stijfsel moeten insmeren en voor de rest blijft alles 't zelfde …"[1623]
En daarmee is dit verhaal ten einde. De Koude Oorlogssfeer en de blokvorming zijn duidelijk aanwezig. Pips en de ordediensten zijn in alle staten als blijkt dat Polen er met de uitvinding vandoor zijn. Als echter blijkt dat het om Amerikaanse contraspionnen gaat, is alles meteen in orde. Pips vindt het dus blijkbaar niet erg dat zijn uitvinding gestolen wordt, als het maar door de Amerikanen gebeurt is. De Pipsen en de Restyza's worden dan ook bondgenoten, net als België en de VS enkele dagen later door het ondertekenen van het Navo-verdrag.
Tot slot moet nog een speciale scène uit het verhaal vermeld worden. Op een nacht overnachten Papa en zoon Pips in een bos, als ze gewekt worden door enkele naderende mannen. De nachtelijke bezoekers hebben het op het geld van Pips gemunt, maar het wapen brengt hen tot andere gedachten : ze worden ineens veel vriendelijker en beginnen te vertellen "dat ze op weg waren om een "zwarte collaborateur" te straffen : ze zouden bij hem inbreken en alles roven wat de moeite waard was. De man was wel vrijgesproken door het gerecht, maar daarmee waren zij niet akkoord enz."[1624] "Pips en Flipke gingen natuurlijk mee, "voor 't vaderland", zei Pips en nam even zijn hoed af."[1625] Maar aan het huis van de "collaborateur" aangekomen, leggen ze de bende neer. De collaborateurjagers (die trouwens gewapend blijken te zijn met revolvers en grote messen) worden vastgebonden en de bewoners gewaarschuwd. De volgende dag herkent de bewoner de leider van de bende : "zijn aartsvijand, een valse weerstander, die al menig huis en menige hoeve geplunderd had."[1626]
Deze scène is een duidelijke kritiek van de auteurs op zulke mensen die van de omstandigheden misbruik maken om op strafexpeditie te gaan of te gaan plunderen. Sommige mensen gaan duidelijk te ver in hun interpretatie van de repressie. Misschien is het feit dat tekenaar Buth zelf veroordeeld werd voor collaboratie daar niet vreemd aan.
19.3.6. De nieuwe ontdekking van Thomas Pips[1627]
Hierin experimenteert Flipke verder met zijn magneten, zodat hij een ketel van de grond krijgt door de zwaartekracht uit te schakelen. Maar bij een experiment stijgt de ketel op en verliest Flipke de controle over het ding. Op straat ontstaat een enorme paniek, de mensen denken dat het een "vliegende bom" is en vluchten "juist zoals in oorlogstijd" de stad uit. En even later pikt de radio het nieuws op. Het hele land verkeert in onrust, maar de Pipsen worden niet verdacht, ze krijgen alleen even de politie over de vloer om te kijken of alles in orde is "want met al die wegge mensen, kan er veel gestolen worden."[1628] Uiteindelijk wordt de ketel door de Engelse oorlogsvloot boven het kanaal neergehaald.
"De volgende morgen gaven de dagbladen voorzichtige berichten over een Oosters land, dat op dat ogenblik grote legermanoeuvers hield. Ze konden, maar wilden dat land niet noemen. Het was misschien mogelijk dat het kon zijn dat misschien dat land in verband kon gebracht worden met de zo gevaarlijke bom die West-Europa gedurende een ganse nacht in spanning had gehouden."
In alle stilte werken Flipke en Papa Pips aan de verbetering van hun uitvinding. Het stil houden is zeer belangrijk, want "als men ons ontdekt moeten wij zeker voor 't internationaal gerechtshof van Den Haag verschijnen."[1629] En om de nieuwe vliegende ketel niet meer te laten doorgaan voor een bom, besluiten ze een mast met de Belgische vlag in het midden te planten, en aan de rand van de ketel ballonnen in de "Belgische kleuren" te hangen. Na een testvlucht besluiten de Pipsen de ketel te gebruiken om vier vastgeraakte Franse alpinisten te gaan redden. Ze worden toegejuicht door de bevolking, maar de politie denkt er anders over, zodat ze moeten vluchten. En door manoeuvers om achtervolgende vliegtuigen te ontwijken, raken ze de weg kwijt. Ze landen uiteindelijk op een schip in volle zee. Daar maken ze kennis met de Vlaamse Professor Degraef, die zeer geïnteresseerd is (hij noemt het de grootste uitvinding van de hele mensengeschiedenis) in de uitvinding en voorstelt er een ruimtereis mee te maken.
Samen met Professor Degraef wordt dan een magnetische raket gebouwd, waarmee het drietal naar Venus vliegt. Ze ontdekken daar vreemde dieren op een leefbare planeet, maar keren terug naar de aarde omdat de Ronde van Frankrijk gaat beginnen. Flipke krijgt het slotwoord over Venus : "Ik denk dat O.L.Heer daar een nieuwe wereld aan het voorbereiden is voor 't geval er hier te veel mensen komen of voor 't geval dat de onze versleten is."[1630]
In dit verhaal wordt verwezen naar de oorlog en naar de dreiging die uitgaat van Oosterse landen. Een vliegende ketel veroorzaakt een enorme volksvlucht, de Engelse vloot wordt ingezet om het ding neer te halen, en de kranten verdenken (zij het met de grootste voorzichtigheid) een Oosters land. En de politie moet een oogje in het zeil houden opdat plunderaars de volksvlucht niet zouden misbruiken.
En ook het Belgisch patriottisme is nooit ver weg, met de vliegende ketel die versierd wordt met de nationale driekleur. En bij de bevrijding van de Franse Alpinisten, maakt Pips duidelijk dat zoiets "une bagatelle pour des belges" is, waarop de Fransen ineens "Vive la Belgique" beginnen te roepen.[1631]
Tot besluit van deze Lavki-verhalen kan men zeggen dat de auteurs erin slagen de Koude Oorlog en andere elementen in hun verhalen te verwerken, terwijl de verhalen heel braaf (en soms zelfs moraliserend) blijven en religieuze elementen bevatten. Ook belangrijk is dat elke keer wetenschappelijke ontdekkingen aan de basis van de verhalen liggen.
19.4. Bazielken
19.4.1. Rik Clément
Rik, of Henri Clément werd op 24 december 1920 geboren in Sint-Amandsberg. Hij volgde lessen aan de Academie voor Schone Kunsten van Gent en haalde in 1945 een licentiaatsdiploma Kunstgeschiedenis en oudheidkunde aan de RUG. Hij ging op zoek naar werk en kwam in de journalistiek terecht, eerst bij het weekblad Taptoe (uitgegeven door Het Volk), later bij de krant Het Volk en haar bijlage Ons Zondagsblad. Bij Het Volk hield hij zich bezig met het schrijven van artikels (hij specialiseerde zich in kunstkritiek), illustraties en lay-outwerk. In 1949 werd hij hoofdredacteur van Ons Zondagsblad.
In zijn vrije tijd begon hij zich ook nog bezig te houden met het tekenen van stripverhalen. Bazielken werd op die manier geboren en kwam in 1949 in Het Volk terecht. Aangezien hij deze verhalen eigenlijk na zijn uren tekende, moest het vrij snel gaan, of zoals hij eens zelf verklaarde : "strips tekenen doe ik tussen de soep en de petatten."[1632] Dit stond blijkbaar het afleveren van een goede strip niet in de weg.[1633]
In een interview verklaarde hij eens over Bazielken : "Als mijn geheugen me niet in de steek laat, tekende ik drie episodes, "Het levenselixir", "Bazielken in Amerika" en "De held van Mato Grosso" en hield het dan voor bekeken. Het waren de avonturen van een Vlaams jongetje dat wellicht herinnert aan de figuren uit Nederlandse jongensboeken als "Pietje Bel". Het is duidelijk dat ik naar Hergé had gekeken en zijn lijntjestechniek navolgde."[1634]
19.4.2. Een jongen uit Semmerzake
Van 21 februari 1949 tot 30 juni 1950 verschijnen vier verhalen van Bazielken in Het Volk. Alleen het laatste verhaal is alleen van de hand van Rik, voor de eerste drie verhalen werden de scenario's geschreven door Pol Ingier. Net als bij Buth en Lod. Lavki, worden de twee auteurs in de titel vermeld.
Bazilius Pletskens, meestal Bazielken genoemd, is een doodgewone jongen uit het Oost-Vlaamse dorp Semmerzake. Doodgewoon, op het eerste zicht, want deze kleine avonturier slaagt er telkens weer in om in de meest onmogelijke situaties terecht te komen en zich er ook uit te redden. In zijn avonturen wordt hij onder andere bijgestaan door de Amerikaanse detective O'Bros, en een hoop andere nevenpersonages. Hierna zullen de vier verhalen apart besproken worden, waarna enkele algemenere elementen zullen behandeld worden.
19.4.3. Bazielken in Amerika[1635]
De sfeer van het verhaal wordt al gezet bij de publicatie van de aankondiging : "Bazielken in Amerika. Vlaams jongetje beleeft daverende avonturen. Ons nieuw tekenverhaal. Bazielken, het leuke jongetje uit Semmerzake, dat sinds een paar dagen zijn intrede in ons blad deed, zullen we van volgende week af dag aan dag kunnen volgen op zijn avontuurlijke reis in Amerika. Samen met zijn hondje Mops beleeft hij honderd en één daverende avonturen in het land van atoom-energie, gangsters, detectives, bokskampioenen, filmstars, kauwgom, rugby, oliekoningen, wolkenkrabbers en straalvliegtuigen. "Bazielken in Amerika" dat van morgen af verschijnt is een geestige parodie op".[1636]
Inderdaad, in het verhaal wordt een zeer stereotiep beeld van de Verenigde Staten opgehangen en wordt er met allerlei (vermeende) eigenschappen van de Amerikanen gelachen.
Maar eerst komen de Oost-Westverhoudingen aan bod. Terwijl hij aan boord van een klein vliegtuigje naar New York vliegt, valt Bazielken uit het toestel. Door zijn paraplu als parachute te gebruiken (en later als bootje) landt hij veilig op de oceaan en komt hij er heelhuis vanaf. Voorlopig, want Bazielken heeft het idee om aan de steel van zijn paraplu een vlag te hangen met het opschrift "Westerse Unie Semmerzake"[1637]. Zo hoopt hij een schip te lokken dat hij in de verte ziet. Het schip nadert inderdaad, maar blijkt de Westerse Unie niet zo genegen te zijn. De kapitein roept het uit : "Sapperlotsky ! Westerse Unie ! Hijs het paviljoen … Kanonnen klaar … motoren stilleggen !![1638] Soldaten verlaten het zwaar bewapende schip en begeven zich in bootjes naar de paraplu en Bazielken. Onder bedreiging doen het "Westers misbakselowitch"[1639] overstappen en brengen hem naar het schip.
Maar de Russische kapitein had zonder de paraplu van Bazielken gerekend. De jongen richt het regenscherm op de kapitein, waarop deze uitroept : "Verdertig ! Het geheim wapen van Benelux !"[1640] Bazielken bindt de kapitein vast met "Vlaamse varkenssauciskes" die hij meehad en wordt even later door het vliegtuigje terug opgepikt.
Van waar komt dat schip nu ? De manier waarop ze spreken lijkt te verwijzen naar Russisch, trouwens ook hun manier van vloeken[1641]. Aangezien ze Bazielken een Westers misbaksel noemen en iets tegen de Westerse Unie hebben, moeten het Oosterse volkeren zijn. Onder de soldaten naast blanke types ook spleetogen-types aanwezig. Het schip zou dus kunnen bestaan uit een gemengde Russisch-Chinese bemanning, de "Oosterse Unie" ? Hun paviljoen maakt de lezer niet veel wijzer : het bestaat uit twee witte gekruiste zwaarden op een zwarte achtergrond. Een vijandige houding van deze Oosterlingen blijkt alleszins.
De vermelding van instellingen als de Benelux en de Westerse Unie gebeurt dus duidelijk op een humoristische manier, de instellingen zelf komen er totaal niet aan te pas. Wel zal het een komisch effect gehad hebben, aangezien ze toen sterk in het nieuws waren. Verder in het verhaal wordt trouwens ook het Atlantisch Pact vermeld, 17 dagen na het ondertekenen van het NAVO-verdrag.
Maar het verhaal gaat door. Uiteindelijk komt Bazielken dan toch in New York aan, en de stad wordt voorgesteld door een hele hoop wolkenkrabbers, een beeld dat aan de "jongen uit Semmerzake" de volgende opmerking ontlokt : "Lieve deugd ! Wat een kolossale hoop boerentorens !!"[1642] Als Bazielken op het vliegveld door een fanfare, bloemen en toespraken verwelkomd wordt (eigenlijk een vergissing, het ontvangstcomité was voorzien voor een prins), zegt hij : "Jongens, 'k geloof dat we hier bij raar volk verzeild zijn …"[1643]
Hij krijgt met zijn "saucissen" ook nog last aan de douane, want "Hier eten we alleen vlees in dozen."[1644] En ons Bazielken wordt trouwens ook het slachtoffer van een experiment met elastische schoenzolen. Geschifte Amerikaanse reclamejongens gooien hem ermee van de 86 verdiepingen van het Empire State Building. En de Amerikaanse agenten die Bazielken door zijn zolen altijd terug naar boven zien springen, zien geen andere oplossing dan hem neerschieten : "Treurig geval, Joe, laten we hem uit zijn lijden helpen …", "Yes, we zullen hem moeten afmaken …", "Hello Joe, couragie, 't is weer een Marshall-lander minder …"[1645] Het Marshallplan kost hen blijkbaar iets te veel …
In het eerste deel van het verhaal in Amerika wordt Bazielken ook nog achtervolgd omdat twee oudjes, Mary en Suzy, beweren dat hij hen aangerand heeft. En Amerikanen blijken nogal opvliegend te zijn : gans een bende komt op hem afgestormd al roepend "We gaan hem lynchen ! Slaat hem dood ! Kom hier als ge durft ! Dood !!"[1646] Maar Bazielken is hen te vlug af : "Hij is verdwenen !", "We moeten hem vinden", "Waar is hij ?", "Watte ! Meisjes belagen langs de openbare weg", "'t Is gelijk in een cow-boyfilm !", "Petiot", "Landru", "Vampier".[1647]
Bij de achtervolging komt Bazielken terecht in "Atoomstad". De stad is volledig verlaten, in een saloon vindt hij nog een droevige en dronken man. De man vertelt : "We hebben een atoombom gemaakt en zij is niet ontploft. Nu moet de ganse stad zoeken naar de oplossing !"[1648] Rekenwonder Bazielken biedt zich aan om het probleem op te lossen. Waarop de burgemeester hem voorstelt aan Professor Pikini[1649], die blijkbaar de bom ontworpen heeft. Bazielken lost het probleem op. Het succes wordt door de burgemeester aangekondigd op de radio : "Medeburgers, ik hef het glas op de gezondheid van de atoombom en van Baziel !!", waarop deze voortgaat : "Hello, inwoners van Atoomstad. Het Atlantisch Pact is gered dankzij de rekenlessen van de schoolmeesters uit Semmerzake !.."[1650]
Een massa volk stroomt naar het stadhuis, Bazielken wordt toegejuicht en krijgt een toga. En even later wordt de ontploffing van de bom voorbereid. Een kogelvormige bom staat op een tafel, en de bevolking van Atoomstad in een kring errond. De burgemeester steekt de bom aan en … BOEM … Dat hadden de Atoomstedelingen blijkbaar niet verwacht. Gebouwen zijn vernield, mensen liggen (dood of gewond ?) op de grond, en de burgemeester en Pikini zitten met gescheurde kleren te klagen : "We zijn ons prestige kwijt !", "Ja, en ons broek ook !"[1651] Komt daar nog bij dat de neus van de stedelingen daardoor enorm lang geworden is, zodat ook zij Bazielken gaan achtervolgen.
Op zijn vlucht maakt Bazielken kennis met de detective O'Bros. Deze heeft net van president Truman opdracht gekregen om Sarl Owie, staatsvijand nr 1, te vangen. Deze geheimzinnige bandiet probeert namelijk Amerika zonder water te zetten. Dit wil hij realiseren door de hoofdcentrale in Ohio in de lucht te doen vliegen.
Na een wilde achtervolging en de ontdekking dat er eigenlijk twee Sarl Owies zijn, bereikt iedereen de watertoren. De Sarl Owies blijken de twee bejaarden Mary en Suzy te zijn, die nu wraak willen nemen omdat nooit een man naar hen omgekeken heeft. Bazielken slaagt er natuurlijk in de bomaanslag te verijdelen, zodat hij ineens tot de redder van Amerika uitgeroepen wordt. De president reikt hem de "grootste Amerikaanse onderscheiding"[1652] uit. En even later vliegt Bazielken terug naar huis, hij wordt er zelfs lyrisch onder, want hij zingt : "De torens van Vlaanderen ! Hoera ! Ik ben weer thuis ! Mijn Vlaanderen he-e-b ik hart'lijk lief. Mijn Vlaanderen boven al !!'[1653]
Dit verhaal is dus zeer interessant voor de beeldvorming over Amerikanen. Zachtjes uitgedrukt, worden ze voorgesteld als een volk dat een beetje raar doet. Ze eten alleen conserven, halen de meest idiote reclamestunts uit, gedragen zich als cowboys die iemand voor het minste willen "lynchen" én zijn geobsedeerd door atoombommen. De atoombom lijkt voor deze mensen meer een prestigesymbool dan iets anders te zijn. Ze beseffen dan ook het gevaar niet : als de bom ontploft en schade aanricht, zijn ze enorm verwonderd. Vandaar waarschijnlijk dat Bazielken zo blij is de "torens van Vlaanderen" terug te zien …
19.4.4. Bazielken redt de frank[1654]
In dit verhaal gaat Bazielken samen met detective O'Bros op zoek naar een schat. Een Baron heeft hen namelijk de opdracht te geven een verloren schat op te sporen. Er zijn echter kapers op de kust : een zekere "Professor Knak" koestert blijkbaar dezelfde plannen.
In het Gentse Gravensteen vinden Bazielken en O'Bros uiteindelijk de schatkamer. Maar naast de schat blijkt daar ook een ander document van belang te liggen : een "plan van de geheime toegang tot de Nationale Bank te Brussel".
Bazielken reageert onmiddellijk : "Dat is een staatszaak ! We moeten dadelijk de politie waarschuwen ! Kom !"[1655] Maar hij en O'Bros haasten zich zo erg om de politie te waarschuwen dat ze de plannen laten liggen. Knak gaat er natuurlijk wel mee vandoor. Het onderwerp van het verhaal wordt dan verrassend ernstig. Vanaf dat hij het verlies van de plannen merkt, roept Bazielken uit dat hij naar de minister van Financiën moet want "de frank is in gevaar !"[1656]
Bazielken doet ondertussen het verhaal tegen de Gentse (en sigaarrokende) rijkswachtcommandant, aan wie hij wijze raad geeft : "Als gij graag nog een decoratie zoudt bijverdienen is 't de moment om naar Brussel te telefoneren."[1657] Wat de man dan ook doet : "Allo ! De minis' van Financies ? Excellence. 't Is de franc in gruut danger want 't is de goudreserve van de banque nationale van de nacht zijn voet gaan wassen … als gij niet subiet de banque doet bezet en omsingelen !"[1658]
De minister van Financiën, die blijkbaar uit zijn bed gebeld wordt, verschijnt in slaapkleed en slaapmuts én met een brilletje op zijn neus.[1659] En ook nog niet goed wakker blijkbaar : "Sappristie ! Maar dat is eh eh – de … ik zal zeggen euh … tragisch ! Wat ik zeggen zou, euh, dadelijk … beslissingen nemen ! Laat ons zeggen, euh, dat ik zou zeggen … waar was ik gebleven ? Ha, ja ! Zal dadelijk kabinetshoofd opbellen ! Hij moet er maar zijn plan mee trekken …"[1660]
De "gendarmerie" wordt "gemobiliseerd" om de Nationale Bank te omsingelen, maar ondertussen vindt Knak de geheime ingang, die aan de voeten van Manneke Pis ligt. Via een onderaardse gang bereikt hij de goudreserve van de Nationale Bank en haast zich om de kluisdeuren langs binnen vast te branden.
De rijkswacht en snelheid blijken niet echt bij elkaar te horen, want als de Gentse commandant samen met Bazielken en O'Bros Brussel bereikt, krijgt hij van zijn Brusselse collega te horen dat hij hen zo vroeg niet verwacht had. Vooral omdat ze nog niet in actie mogen schieten : "Geduld ! Wij wachten op de bevelen van een commissie die ze nog moeten samenstellen !"[1661]
De gendarmerie doet blijkbaar wat ze kan en één van haar goedgedecoreerde leden belt naar de minister : "Hallo, de minister ? Ja ? Excellentie wij kunnen in de kluis niet binnen ! Gesaboteerd ! Nee, we weten niet waar de ingang van de geheime gang is ! Ik, ik vrees ook dat onze frank achter 't pond zal gaan … In orde excellentie ! Het publiek mag er niks van weten ! Ja ! Paniek ! Ja, ik heb verleden maand wat dollars gekocht ! 't Is maar een weet."[1662]
En ondertussen worden ook de bedoelingen van Knak duidelijk. Hij is van plan met één van zijn uitvindingen, de azijnstraal, de goudvoorraad te laten "verschrompelen tot waardeloze korreltjes"[1663] en dus de frank waardeloos te laten worden. Maar dat wordt gelukkig vermeden : door toedoen van Bazielken en O'Bros, die het optreden van de rijkswacht niet langer wilden afwachten, stort de geheime gang in en wordt de azijnstraal vernietigd.
Een rijkswachter die de instorting gehoord heeft, brengt verslag uit bij zijn commandant : "Mijn commandant we hoorden een ontploffing in de kluis ! Ik vrees dat we zullen te laat zijn … zoals gewoonlijk !"[1664] Nu er geen gevaar meer is, ziet de commandant geen enkele reden meer om langer te wachten. De rijkswacht trekt de geheime gang in, maar de commandant vraagt toch aan Bazielken om voorop te lopen en te verwittigen "als ze schieten".
Knak wordt gevangen genomen, en blijkt eigenlijk de Mongoolse geleerde Ling-Lang-Hong te zijn. Hij blijkt ook nog een geheim agent van de Dalai Lama te zijn, "hoofd van een Boedhistische sekte, van wie hij de opdracht kreeg met zijn azijnstraal de goudreserves van de Westerse Banken te vernietigen waarna ze een gemakkelijke prooi van het oosten zouden worden !"[1665]
Dankzij Bazielken is de goudvoorraad van de Nationale Bank dus gered. En "s'anderendaags vernemen de edele Belgen hoe hun frank van de ondergang gered werd en achten zich zeer gelukkig dat het bij die devaluatie van 12,34 % bleef."[1666]
Op 21 september, twee weken vroeger, besliste de regering namelijk tot deze devaluatie over te gaan. Het feit wordt dus zeer snel in het verhaal opgenomen. De auteurs blijken wel het standpunt van de regering te verdedigen, door het allemaal een beetje te relativeren.
De twee belangrijkste thema's van het verhaal zijn de buitenlandse dreiging en het geklungel van de politiek en de ordediensten. Hier blijkt het gevaar niet uit Russische richting te komen, maar uit het Verre Oosten. Het Gele Gevaar duikt dus weer op. Onze gele medemensen willen het Westen veroveren en vinden daarvoor niets beters dan de goudvoorraden van de Westerse landen te vernietigen. Economisch terrorisme dus …
En voor de reacties op het gevaar dat de frank bedreigt, kan geen ander woord gebruikt worden dan geklungel. Allereerst al de Minister van Financiën : met zijn slaapmuts ziet hij er niet al te snugger uit, maar uit zijn telefoongesprek blijkt ook nog dat hij werkelijk zo is. Hij neemt zelf ook geen verantwoordelijkheid, hij schuift de hete kolen liever door naar zijn kabinetschef. En de rijkswacht is al niet veel beter : ze werkt niet alleen zeer traag, ze is ook nog altijd te laat (en de rijkswachters beseffen dat heel goed). Ook lijken de ordediensten totaal hulpeloos als er geen orders van bovenuit gegeven worden, en wordt er zeker niet opgetreden als er het minste gevaar is. Afwachten wat er komt lijkt de boodschap te zijn … En spoken blijken rijkswachters grote schrik in te boezemen. Of de auteurs hiermee gewoon een grappig effect beoogden, of dat ze echt wilden verwijzen naar bestaande toestanden, is moeilijk uit te maken. Maar het beeld van de rijkswacht dat uit dit verhaal voorkomt, is niet zo positief.
19.4.5. Bazielken en het levenselixir[1667]
Dit verhaal draait rond een levenselixir dat verborgen was in een oud Egyptisch beeldje. Bazielken en O'Bros worden achternagezeten door een geheimzinnige die het drankje in zijn bezit probeert te krijgen. Ze trekken naar het Schots kasteel van Baron van Kiekeborst. Daar maken ze kennis met Professor Sprietgras, die het elixir bij één van zijn opgravingen in Egypte ontdekte.
De te nieuwsgierige O'Bros drinkt van het flesje, waardoor hij terug een baby wordt. Even later wordt hij samen met Professor Sprietgras en het kostbare flesje door de geheimzinnige onbekende ontvoerd. Bazielken achtervolgt hen en komt terecht in Egyptisch versierde onderaardse ruimten in Londen.
Het blijkt om een bende te gaan die onder leiding staat van Professor Knak (dezelfde als uit het vorige verhaal) en die de god "Sjok-o-glassee" aanbidt. Bazielken slaagt erin de bende te overmeesteren, maar Knak kan samen met baby O'Bros vluchten …
19.4.6. Bazielken, de held van Mato Grosso[1668]
Via een bericht in de krant – Knak vliegt rond met een vliegende theepot en dat gaat niet onopgemerkt voorbij – komen Bazielken en co de Mongoolse geleerde terug op het spoor. Via het geratel van een papegaai komen ze zelfs precies te weten waar hij naartoe is. Knak zit blijkbaar in Brazilië, bij de Witte Indianen uit Mato Grosso, waarvan niemand minder dan "Sjok-o-glacee" de afgod is. Bazielken en professor Sprietgras besluiten dan ook maar naar Mato Grosso te trekken.
In Brazilië aangekomen, leren ze de gids Pedro kennen. Deze blijkt uit een vorige expeditie nog een plan te beschikken van waar ze naartoe moeten (de stad Atlantis Nuovo), en zo vertrekken ze op expeditie. Maar dat blijkt niet van een leien dakje te lopen : hun jeep wordt gesaboteerd en ze worden overvallen.
Via via komen ze in contact met het Indiaanse meisje Carminha, die hen de weg kan wijzen tijdens hun tocht. Ze steken de Rio das Mortes over en verlaten zo de beschaving. Maar al vlug worden zowel Carminha als Sprietgras door de Chavantes-Indianen ontvoerd. Ze worden alle twee uitgeleverd aan de "blanke Indio's", "het "Herrenfolk" van Atlantis".
Het blijkt er daar in Atlantis nogal "speciaal" aan toe te gaan. Het land staat onder leiding van een vrouwelijke dictator, de "Ccoya", die over leven en dood beslist. Er worden trouwens linken gelegd met nazi-Duitsland : niet alleen is er sprake van het "Herrenfolk" van Atlantis, de inwoners brengen voor de Ccoya ook een Hitlergroet. Dissidenten worden in het oog gehouden door wachters.
Ze blijken in Atlantis ook over vrij barbaarse gewoonten te beschikken. Zo wordt Sprietgras, die voor een "agent van een vreemde mogendheid" gehouden wordt, "vriendelijk onderhoord"[1669], d.w.z. de handen aan het plafond gebonden, bewaakt door twee potige mannen met zwepen en met de volgende antwoordmogelijkheden : "Zijt ge een spion, ja of ja ?"[1670]
Trouwens, niet alleen het staatshoofd is er een vrouw, zoals de huisgeleerde van de Ccoya zegt : "Hier regeert de vrouw. De man wast de luiers en de vrouw zit in 't parlement". Waarop Sprietgras opmerkt : "Gelijk bij ons, enfin ! En die soldaten en de beulen ?" Jachachik antwoordt : "Ja, 't vuil werk is natuurlijk voor de mannen !"[1671]
Maar die hele situatie zou niet blijven duren. De Witte Indio's plannen namelijk een staatsgreep tegen de Ccoya en haar aanhangers : "… er dreigt een ondergrondse beweging. Den O.F. om het zo te zeggen …"[1672] Een eerste poging wordt door het leger nog onderdrukt, maar Bazielken zorgt voor een tweede poging, die wel succesvol eindigt. Met een luchtballon, die moet doorgaan voor de zonnegod, landt hij temidden van het volk en stelt hij de nieuwe leidster voor : het Vlaamse meisje Florke[1673], die hij door het volk laat uitroepen tot Ccoya Flora II. Ccoya Pachucrute wordt opgesloten, en haar ontsnappingspoging mislukt door toedoen van een teruggevonden en weer normaal geworden O'Bros.
De volgende dag laat Florke, de nieuwe koningin, het parlement en de edelen samenkomen voor een belangrijke mededeling. In een halfrond met een grote zon op de muur, spreekt ze vanop haar spreekgestoelte de vrouwelijke parlementsleden en de mannelijke edelen toe.
Bazielken bekijkt het hele schouwspel en zegt : "Parlementen zijn overal eender, he !" Waarop O'Bros vraagt : "Wilt ge zeggen dat ze hier ook gaan beginnen zeveren ?"[1674] Maar de vrouwelijke parlementsleden reageren dolenthousiast op Florke, die hen toespreekt : "Mijn beste onderdanen en … euh … Atlantisianen … euh … Atlantisiens … euh …"[1675], waarop ze vervolgt : "Ik ben Atlantis zo beu als koude pap en ik ga met mijn vrienden terugkeren vanwaar wij gekomen zijn. Carminha stel ik aan tot mijn opvolgster !"[1676]
Maar dat was zonder de edelen gerekend, en voor een verbaasde Florke verzetten ze zich tegen "vrouwvolk op de troon". Waarop de vrouwen natuurlijk in de tegenaanval gaan : "Wij dragen de broek ! De man aan de haard ! Gaat doeken wassen."[1677]
"Nadat in het parlement, naar beschaafde politieke zeden een gezellig catchpartijtje gehouden werd, kan Florke opnieuw aan het woord komen …"[1678] Ze kondigt aan de assemblee blauw-oog-igen het huwelijk van koningin Carminha met de gids Pedro aan en slaagt erin alle partijen te verzoenen.
Carminha geeft nog een slottoespraak : "… en tot viering van deze heuglijke dag bevelen wij : primo ten eerste de afschaffing der belastingen, primo ten tweede de verdubbeling van 't kindergeld, primo ten derde een maand betaald verlof, drie maand congé payé en een 14e maand …"[1679] Waarop de wachters en het volk duidelijk hun waardering laten blijken : "'t Is een goei, ze mag blijven !", "Bravo", "Lang zal zij leven in de gloria-a-a !", "Hip, hip, hip !"[1680]
Aan Bazielken & co biedt Carminha nog aan om te blijven (met een ministerportefeuille), maar ze wijzen het aanbod af en keren terug naar Vlaanderen.
In dit verhaal worden allerlei politieke elementen door elkaar geweven. Waarschijnlijk was het hier totaal de bedoeling niet van de auteur om echt standpunten in te nemen, maar gewoon van grappige knipogen te geven naar allerlei situaties. Zo laat hij Sprietgras zeggen dat de vrouwen in het parlement "gelijk bij ons" is, verwijzend naar het redelijk nieuwe vrouwenstemrecht. Al is het daar in Atlantis wel een heel radicale situatie : de vrouwen aan de macht en de mannen aan de haard. Andere opmerkingen over het parlement zijn dat er veel "gezeverd" wordt en dat een vechtpartij er niet abnormaal is.
Er wordt in het verhaal ook kritiek gegeven op de legerleiding. De generaals die deelnemen aan de opstand zien de overwinning al voor zich, maar Bazielken probeert hen te kalmeren : "Holala ! Maakt u zo dik niet, 't is geen mode ! Generaals zijn er altijd rap bij om oorlog te kraaien, maar … ze riskeren hun vel niet ! Kunt ge mij volgen ?"[1681] Florke kan in ieder geval volgen en benoemt Bazilius Pletskens tot Minister van Vredelievende Oorlog.
Tenslotte moet nog vermeld worden dat enkele politici een gastoptreden in het verhaal krijgen, en wel als "raadsvrouwen" van de Ccoya. Bij de eerste opstand vrezen ze voor hun posities en overleggen ze over de maatregelen die genomen kunnen worden. De raadsvrouwen zijn voorzien van een lang gewaad, een hoge hoed en een bloemenkrans rond de hals en ze lijken verdacht veel op Paul Henri Spaak, Albert Devèze[1682] en Camille Huysmans. "Devèze" stelt voor een belastingvermindering van 25 % te beloven, terwijl de lange Huysmans het eerder voor de harde middelen heeft en aanraadt er enige dood te doen … Ze worden dus niet al te vleiend voorgesteld. De liberalen worden trouwens nog altijd geassocieerd met dat ene punt uit hun verkiezingsprogramma, want het enige wat "Devèze" kan zeggen, is dat ze kunnen beloven de belastingen met 25 % te verlagen.
19.4.7. La patrie, de prince-régent, Amerikaanse dollars en andere verwijzingen
Maar er zijn nog politieke elementen die in één of meerdere verhalen voorkomen. Zo is de taalkwestie nooit ver weg. Als Bazielken en O'Bros in Brussel een politieagent aanspreken, krijgen ze als antwoord "Comprends pas de Vloms, moi !"[1683] En als Bazielken in Atoomstad hoort dat het probleem van de atoombom te wijten is aan een rekenfout, zegt hij : "Ha-ha ! Als 't dat maar is ! Ik ben de man ! 'k Was op school de eerste in rekenen … La patrie est sauvée !! Ge moet daar zo niet van verschieten, want als ze bij ons van La Patrie spreken is 't altijd in 't Frans !.."[1684] Weer een kritiek op het gebruik van het Frans als het over iets officieel gaat. En Bazielken heeft blijkbaar ook De Leeuw van Vlaanderen gelezen, want bij het ter hulp snellen van een vrouw in nood, roept hij "Vlaanderen de Leeuw !! Wat wals is vals is ! Slaat dood !!"[1685]
Ook de Koningskwestie sluipt de verhalen binnen. Bij een achtervolging van Bazielken en O'Bros houdt de Brusselse agent 13 een fietser tegen : "Halt Stopper mon ami ! Au nom du prince régent sla ik uw vélocipede aan !" Waarop de fietser protesteert : "Prince-régent prince-régent …" Maar de agent moet van het geprotesteer niets weten : "Tja-tja ! 'k En kan ik er niet aan doen dat de Koning door den Dotch nog altijd gempecheid is van te gouverneire !"[1686] De interim door Regent Karel wordt blijkbaar niet geapprecieerd. In "De held van Mato Grosso" komen Bazielken en co trouwens terecht in het stadje Leopoldina. Onderweg ernaar komen ze een wegwijzer tegen met als opschrift : "Leopoldina 15 boogscheuten".[1687]
Redelijk grappig is de scène waarin O'Bros een Brussels restaurant binnenstapt. "Moi American ! Kom eten !", zegt hij. Waarop de kelner onmiddellijk "Dollarkoning !" denkt en alle moeite doet om zijn klant te bedienen : "Mijnheren ! Wat zal ik voor u noteren ? Oeufs à la Russe Soviétique ? Crème d'asperges à la manneke-pis ? Escalopes …" Maar O'Bros onderbreekt hem : "Ta-ta-ta ! Breng twee demi geuze en voor de rest moet ge u niet moe maken ! Wij hebben onze boterhammen bij !" Waarna de kelner tegen zijn baas gaat klagen : "Dat is straffe thee patron ! De Amerikanen brengen ook al hun boterhammen mee als ze naar Brussel komen ! Het toeristisch bedrijf is naar de knoppen !"[1688] Het Marshallplan heeft er echt voor gezorgd dat Amerikanen als zeer kapitaalkrachtig gezien worden, geld wordt zelfs onmiddellijk geassocieerd met Marshall. Op een bepaald moment koopt O'Bros een triporteur van een handelaar en zegt "500 dollar voor die rammelkast !", waarop de man antwoordt "Merci, Mr. Marshall !"[1689]
Maar Amerikanen hebben natuurlijk ook hun negatieve kanten. Hun harde methodes bijvoorbeeld. Om de plannen van de schat in het Antwerpse Steen in handen te krijgen, raadt Bazielken aan zeer discreet te blijven. O'Bros interpreteert dat op zijn manier : "Natuurlijk ! Zeer discreet ! Zeg ik altijd ! We kunnen een paar bewakers neerboksen, de ruiten van de kast inslaan en met een springlading het oud kot in de lucht laten vliegen om onze aftocht te dekken ! Amerikaanse methode !" Bazielken zet hem echter aan tot matiging : "Ge zijt hier in Chicago niet !"[1690]
We zagen al dat de Belgische rijkswacht niet erg efficiënt is. In Engeland is het niet veel beter. Als de Londense politie op de hoogte gebracht wordt van de ontvoering van O'Bros, zegt de verteller : "Te Londen wordt de politie verwittigd, die dadelijk … belooft er eens aan te denken. 's Avonds blokletteren de bladen het nieuws de wereld in …"[1691] En met de Braziliaanse politie is het nog erger gesteld. Bazielken en co gaan daar klacht neerleggen voor het stelen van een portefeuille en de sabotage van hun jeep. De agent stelt een PV op en legt die op een stoffige stapel papier "Klachten tegen onbekenden". Hij is dus niet van plan daar iets aan te doen én : "Klacht tegen bekenden wordt hier nooit ingediend. Mannen regelen dat onder elkaar !"[1692]
Andere opmerkingen of verwijzingen zijn er te vinden over de belastingen[1693], de H-Bom[1694], het bewijs van burgerdeugd[1695], de Noord-Zuidverbinding[1696], de tram[1697] en de impopulariteit van Ministers van Financiën. [1698]
Om te besluiten kan gezegd worden dat Bazielken een reeks is die vol staat met verwijzingen naar allerlei actuele politieke en maatschappelijke toestanden, zonder dat een verhaal daar volledig om draait.
19.5. Tom Poes
In juli 1949 begint dan de publicatie van Tom Poes van de Nederlander Marten Toonder. Tot eind 1950 zouden acht verhalen gepubliceerd worden. Deze verhalen verschenen oorspronkelijk tussen juni 1947 en juni 1949 in de Nederlandse pers. Hier worden ze in een andere volgorde[1699] hernomen.
19.5.1. Marten Toonder
Marten Toonder werd op 2 mei 1912 geboren in Rotterdam. Zijn vader was zeeman, en dus stond vooral zijn moeder voor zijn opvoeding in. Na zijn middelbare studies nam zijn vader hem mee op reis naar Zuid-Amerika. Tijdens die reis ontmoette de jonge Marten in Buenos Aires de Amerikaanse tekenaar Jim Davis, die hem in contact bracht met de tekentechniek van Dante Quinterno, een vroegere medewerker van de Disney-studio's.
Vanaf het begin van de jaren 1930 begonnen zijn eerste strips te verschijnen. Van 1933 tot 1939 werkte hij als tekenaar en illustrator bij de "Nederlandse Rotogravure Maatschappij", een vaste job die hij verliet uit ontevredenheid en door een te laag loon.
Een belangrijke ontmoeting kwam er in 1938, toen hij in contact kwam met een zekere F. Gottesman. Deze man, een uit Wenen weggevluchte Jood, was eigenaar van het persbureau "Diana Editions". Hij gaf Toonder een kans en zorgde ervoor dat strips van hem in Argentinië en Tsjechoslowakije gepubliceerd werden.
De oorlog zou voor Toonder, net als voor Hergé trouwens, op beroepsvlak een interessante periode blijken. De oorlogssituatie deed namelijk de toevloed van Amerikaanse strips stilvallen, en de Nederlandse krant "De Telegraaf" kon Mickey Mouse niet verder publiceren. Dan maar Nederlands materiaal : Toonder kreeg een kans met zijn personage Tom Poes, echter op voorwaarde dat het geen ballonstrip zou worden. Hij aanvaardde en op 16 maart 1941 verscheen de eerste aflevering van Tom Poes in De Telegraaf. Het zou tot eind 1944 blijven duren. Toen werd deze krant namelijk overgenomen door de SS, wat Toonder deed besluiten er voorlopig mee op te houden. Hij liet zich daarvoor zelfs manisch-depressief verklaren.[1700]
Na de oorlog kreeg De Telegraaf een publicatieverbod opgelegd. Toonder was echter door een contract aan deze krant gebonden en kon niets meer publiceren. Een gerechtelijke uitspraak maakte aan die situatie een eind, zodat de auteur zijn Tom Poes aan twee andere kranten kon aanbieden. Het werden de Nationale Rotterdamsche Courant en De Volkskrant.[1701]
Tim Jansens schrijft hierover, op basis van een eigen interview met Toonder : "Volgens eigen zeggen, schreef hij beide kranten aan met het verzoek zijn strip (…) bij hen te mogen laten lopen. Zijn overwegingen hierbij waren enerzijds van meer commerciële aard : met deze twee landelijk verspreide kranten bereikte hij een behoorlijk ruim publiek, en anderzijds van ideologische aard : door een krant van de linkerzijde en een van de rechterzijde van de opiniepers te kiezen, kon hij niet snel van politieke stellingnamen beschuldigd worden."[1702]
Tijdens de oorlog waren de Toonderstudio's al opgericht om de activiteiten te kunnen bijhouden. Tientallen mensen werkten aan tekenfilms, "in opdracht van Duitse ondernemingen". Er werd echter nooit iets afgewerkt, en de studio's waren toen vooral een dekmantel voor illegale activiteiten, zoals een illegale drukkerij. Na de oorlog breidden de activiteiten van de studio's zich verder uit. Door het succes van Tom Poes en door de vraag vanwege de kranten werden nieuwe dagstrips gestart. Kappie liep vanaf 27 december 1945 in Het Vaderland en Het Algemeen Dagblad. Panda startte op 23 december 1946 in de Haagsche Courant en Het Nieuwsblad.[1703] En Tom Poes kreeg in 1947 een eigen weekblad. Daardoor moesten er weer nieuwe medewerkers aangetrokken worden. De leiding van de studio's lag in handen van Toonder zelf, zijn vader en Anton de Zwaan.[1704]
Wat de inbreng van deze studio's in Tom Poes betreft. Op het einde van de jaren 1940 zou Toonder zelf alle definitieve teksten geschreven hebben, op basis van brainstorming met enkele medewerkers. En wat de tekeningen betreft, was Toonder zeker verantwoordelijk voor de aanwijzingen van wat er getekend moest worden en voor het inkten van zijn personages.[1705]
19.5.2. Tom Poes en de maatschappij
Over de maatschappelijke inhoud van de Bommelverhalen[1706] schrijft Jansens het volgende : "Op inhoudelijk gebied is Toonder altijd zo voorzichtig en attent geweest om niemand persoonlijk tegen het hoofd te stoten. Hij neemt precies liever alles en iedereen op de korrel. (…) Anderzijds zal het feit, dat hij nooit een politiek systeem, een maatschappelijk fenomeen of denkwijze die hij bekritiseert, met name noemt en, dat hij dikwijls de indruk geeft de gulden middenweg te propageren, ertoe bijdragen dat sommigen hem een katholiek burgerlijke moraal in de schoenen schuiven. In interviews herhaalt Toonder keer op keer dat hij geen boodschap uitdraagt en in zijn verhalen vinden we zijn afkeer voor instanties die pretenderen de waarheid in pacht te hebben – of het nu om gezagsdragers, wetenschappers of religies gaat, doet er niet toe – in overvloed terug. (…) Samenvattend kunnen we stellen dat Toonder steeds goed het midden heeft weten te houden tussen aan de ene kant het mateloos spuien van kritiek en aan de andere kant de voorwaarden die een krant aan zijn stripmakers moet opleggen."[1707]
Over de relatie met Nederland, schrijft Jansens dan weer : "De setting van de Bommelverhalen staat vanzelfsprekend niet los van de wereld zoals wij ze kennen, maar ze blijkt evenmin los te staan van Nederland. In verband met de ruimte, is het mogelijk enkele elementen aan te duiden die verwijzen naar Toonders vaderland. We willen helemaal niet beweren dat het land waarin Rommeldam gelegen is, Nederland is, maar bepaalde gegevens, afgezien van de taal waarin geschreven wordt, verraden toch Toonders nationaliteit."[1708]
Toonder verklaarde zelf dat hij in zijn beginperiode op politieke gebeurtenissen inspeelde : "En in het begin, als je pas verhalen maakt, probeer je op de actualiteit aan te sluiten. Wat gebeurt er vandaag. Hoe zit het politiek en zo. En dan na een poosje merk je dat je gedateerde verhalen krijgt …"[1709]
19.5.3. De wereld van Tom Poes
De verhalen van Tom Poes spelen zich af in en rond het stadje Rommeldam. De meeste personages zijn dieren, die zich echter gedragen zoals mensen. Tom Poes zelf is een intelligente jonge kater die de verhalen in goede banen leidt. En in deze verhalen wordt hij bijgestaan door de beer Ollie B. Bommel, ook wel Heer Bommel genoemd. Bommel is een nogal ambetantig persoontje dat altijd de schuld op de anderen schuift als er iets misloopt. Het is trouwens zeer moeilijk om voor hem iets goed te doen. Hij spreekt zichzelf constant tegen om gelijk te halen ("ik wist het wel"), en als iets goed afloopt, dan is dat natuurlijk vooral aan hemzelf te danken.
Andere personages zijn de slechteriken Hiep Hieper en Bul Super, de geschifte Professor Sickbock, commissaris Bulle Bas, de elitaire Markies De Canteclaer van Barneveldt, en ga zo maar door …
De verhaallijnen zijn zeer verscheiden, Toonder valt in "Tom Poes" alleszins veel minder in herhaling dan met zijn Kappie of Panda. En soms komen er wel eens maatschappelijke opmerkingen of verwijzingen voor. Hieronder zullen enkele verhalen en elementen kort besproken worden, waarna een uitgebreide bespreking volgt van "Tom Poes en de talisman".
In "Tom Poes en het vibreerputje" wordt heel de stad Rommeldam poëtisch door het drinken van het water uit het "vibreerputje", een bron in de tuin van Bommel. De bron wordt een echt voorwerp van verering en Bommel ziet dat allemaal niet zo goed zitten. Vooral als Hiep Hieper en Bul Super de burgemeester aanzetten om van het kasteel van Bommel een hotel te maken en er allerlei tolbarrières opgezet worden op weg naar de waterput. Hieper en Super maken van de poëtische toestand van de bevolking gebruik om zich te verrijken : ze kopen alle levensmiddelen op en verkopen die later dan aan woekerprijzen. Ook in Rommeldam komt dus een zwarte markt tot stand. Door toedoen van Tom Poes, die petroleum in de bron giet, verliest het water haar magische uitwerking en wordt iedereen terug normaal. Op het einde worden Hieper en Super zelf verplicht van het water te drinken, zodat ze met plezier al hun vergaarde voordelen afstaan. Hiep Hieper : "Waarom zou de ene zo veel hebben en de andere zo weinig ? Dat werkt het communisme in de hand !"[1710]
In "Tom Poes en de geheimzinnige sleutel", krijgt Bommel van zijn Bankiers te horen dat hij al zijn geld kwijt is, omdat de goudmijn waarvan hij aandelen gekocht is, niet bestaat : pure oplichterij dus. Komt daar nog bij dat hij zijn kasteel moet verkopen om zijn belastingen[1711] te kunnen betalen. Maar door de zoektocht naar en het vinden van een schat, is hij terug rijk en koopt hij z'n kasteel terug.
Een zekere Professor Sickbock probeert in "Tom Poes en de grootgroeiers" Bommel geld af te troggelen door chantage : hij laat de dieren in zijn omgeving enorm groeien met een uitvinding van hem, de zogenaamde "grootgroeiers". De volgende dag staat het bericht over de enorme dieren al in de krant : "Hoewel het niet waarschijnlijk is, dat hier direct aan communisten moet gedacht worden, hebben de autoriteiten de zaak in handen."[1712] De politie valt binnen bij Sickbock en pakt hem op, maar niet zonder problemen, want de professor verweert zich hevig : "Ge wenst me te arresteren voor het overtreden van een wet, die niet bestaat. Ik weet dat dit tegenwoordig de gewoonte is en ik zal dan ook genoodzaakt zijn mijn stem op de Partij van de Vrijheid[1713] uit te brengen."[1714] Door de "Bijzondere Rechtspleging" kan Sickbock zeer snel voor de rechtbank geleid worden. Maar dan begint Sickbock met vanalles te dreigen, onder andere met het doorspelen van informatie aan de pers over de toewijzing van auto's aan relaties van hooggeplaatste regeringspersonen.[1715] De rechter verklaart tegen het volgend jaar een vooronderzoek te willen beginnen en Sickbock wordt weggeleid.
In "Heer Bommel stuit de vooruitgang" ziet Bommel op een dag landmeters bezig, ze doen opmetingen om een nieuwe weg aan te leggen. Hij begrijpt niet wat er het nut van is : "Dat lijkt me nu zuiver een geval van weggegooide belastingscenten !"[1716] Even later zijn de landmeters in zijn kasteel bezig : hij verneemt dat hij onteigend wordt omdat de nieuwe weg er dwars doorheen loopt. Bommel verzet zich, maar er blijkt niets aan te doen te zijn want "de techniek gaat voor ! De vooruitgang is niet te stuiten !"[1717] Op de vlucht voor de politie komen Tom Poes en Bommel terecht bij een tovenaar in het bos. Bommel vertelt hem dat hij de vooruitgang wilt stuiten. De tovenaar kan daar wel iets aan doen, vertelt hij, en de man stuurt de twee naar de Middeleeuwen. Daarna komen ze nog terecht in de 17e eeuw en in de toekomst. Uiteindelijk komen ze terug in de eigen tijd terecht, van de weg blijkt geen sprake meer te zijn en alles komt zo terug in orde.
De communisten werden er al bijgesleurd in verband met de grootgroeiers, en ook op andere momenten gebeurt dat. Als Bommel eens een politieman een ganse waslijst strafbare feiten hoort opsommen, vraagt hij "Wie heeft dat allemaal gedaan ? Zijn er weer communisten bezig ?"[1718]
Ook de atoombom wordt terloops vermeld. Tom Poes en Bommel ontdekken een oude werkplaats van een alchemist. Tom Poes geeft er uitleg bij, maar Bommel vindt het allemaal onzin : Er kan niets goeds van komen. Goud maken en de steen der wijzen zoeken ! Allemaal onzin ! Ten slotte vind je alleen maar een atoombom en wat heb je daar aan !"[1719]
Verder worden nog de woningnood[1720], de administratieve rompslomp in een ziekenhuis de zwarte markt[1721] en de Verenigde Naties[1722] erbij gehaald.
En om te besluiten nog kort iets over de Rommeldamse politie. Net als in de andere verhalen van Toonder, zijn politieagenten zeer ergerlijke personen. Agenten zijn enorm principieel, tegendraads, nemen alle orders letterlijk op en vinden het minste woord een "belediging van een ambtenaar in functie. De politie is eigenlijk meer lastig dan nuttig, zodat Tom Poes wel eens besluit de zaak zelf op te lossen. Trouwens, ook de misdadigers[1723] weten dat de politie niet echt een bedreiging voor hen betekent. En in Rommeldam valt het allemaal nog mee. In het Zuid-Amerikaanse land Costa Crica heeft het schillen van aardappelen voorrang op het achtervolgen van misdadigers, en is omkoperij een alledaagse activiteit.[1724]
19.5.4. Tom Poes en de talisman, de "uitschuiver"
Echt politiek wordt het pas in "Tom Poes en de talisman"[1725]. Daarin maken Tom Poes en Heer Bommel kennis met de oplichter Joris Goedbloed[1726]. Hij verkoopt aan Bommel een talisman, die de eigenaar in staat stelt wensen te doen. Bommel beseft dat hij hiermee macht in handen heeft, en wens dat hij minister zou worden. Tom Poes probeert hem nog te waarschuwen : "Wat doet U ???! Dat is het gevaarlijkste dat U kan wensen !!" Maar Bommel zet door : "Ik weet wat mijn plicht is ! Wanneer het vaderland roept, kan een Bommel niet achterblijven !"[1727]
En zijn wens wordt vervuld, want plots staat een zekere Beutszelaer van Bubbeldaet, afgezant van de regering, voor de deur. Hij vertelt dat de regering in een impasse zit (er werden al een hoop commissies opgericht) en dat ze Bommel vraagt om Minister van Bijzondere Zaken te worden. Vol goede bedoelingen gaat Bommel op het aanbod in : "Vanaf morgen zal alles anders worden ! Het Vaderland is gered !"[1728]
Bommel wordt per auto opgehaald en naar een enorm bureau gebracht, waar hij ook een lint en een Napoleon-achtige hoed krijgt. En hij vliegt er meteen in : "Komaan, aan de slag. En even denken … Eerst de oorlog afschaffen, dan de belasting en dan de scholen, dat zal genoeg zijn voor vandaag."[1729]
Even later brengen zijn secretarissen een ganse hoop papieren binnen : "Hier is een ontwerp betreffend de wet tot afschaffing van het rookverbod in wachtkamers van referendarissen-tweede–klasse ten departemente"[1730] en andere ingewikkeld gemaakte onbenulligheden. Maar dat is allemaal veel te ingewikkeld voor Bommel : hij wilt de oorlog afschaffen én regeren, want "Het vaderland roept"[1731].
De positie van Bommel verwekt trouwens jaloezie bij Markies de Canteclaer. De Markies gaat dan ook zijn beklag doen bij de Minister van Justitie : "Deze Bommel is een oplichter ! Vergeef de uitdrukking. Een oplichter ! Hij heeft zich door omkoperij en afpersing in een positie gedrongen die mij toekomt. Hoogst betreurenswaardig. Ik reken erop, dat gij hem zult weten te vinden !"[1732]
De Minister van Justitie, die trouwens een zeer hoogdravende taal spreekt ("uit welken hoofde bekleedt gij deze hoge positie") gaat Bommel opzoeken. En als Bommel spreekt over het afschaffen van de oorlog, reageert hij : "Ik weiger, deze defaitistische, pacifistische tael aan te horen. Gij zijt onder arrest."[1733] Bommel wordt weggeleid en opgesloten in de "Bijzondere Gevangenis voor Politieke Twijfelgevallen", waar ook nog 9875 andere van die twijfelgevallen zitten. Hij krijgt van een bewaker een beetje uitleg : "Het zit hier vol met ministers en secretarissen-generaal en procureurs-fiscaal en die worden om beurten vrijgelaten om een poosje te helpen regeren."[1734] Bommel krijgt er een idee bij : hij wil nu ineens ook de gevangenissen afschaffen.
Bommel wordt voor de rechter gebracht (die al even onduidelijk spreekt) : "Bommel O.B. ge wordt beschuldigd van spionnage, subsidiair hoogverraad, subsidiair oplichting van de staat ! Huh ? Klopt dat ?"[1735] Bommel reageert geprikkeld : "Ik weet niet, wat je eigenlijk van me wilt ! Maar reken erop, dat ik je zal weten te vinden, goede vriend ! Ik zal je voor de rechtbank slepen ! Er is nog recht in dit land ?" Maar de rechter kan er niet mee lachen : "Bedreiging en belediging van het Hof ! Ik verwijs deze zaak naar het Hof van Buitengewone Rechtspleging ! Over vijf jaar wordt je weer verhoord en in die tussentijd word je verbannen naar een werkkamp ! Je bent een gevaar voor de staat ! Weg met je !"[1736]
Ondertussen vindt Tom Poes de talisman terug en wenst dat Bommel zou vrijgelaten worden. Dat zou ook gebeuren, maar niet op de manier waarop hij het wenste.
Aan de rand van de weg waar de politiecombi met Bommel voorbijrijdt, staan een aantal mannen die het in hun hoofd gekregen hebben om Bommel vrij te krijgen : "Hij is de "Grote man van onze Revolutie !" Hij is niemand minder dan Kameraad Bommel !"[1737] De twee mannen, Kobbe Kuip en Prepr Prolsk, zijn door hun "bovenste raad" namelijk benoemd tot "comittee tot bevrijding van makker Bommel". Prepr Prolsk is duidelijk een buitenlander en spreekt met een verschrikkelijke "rrrrrrrollende r". Ze zijn lid van de Gorganistische Partij en bereiden een revolutie voor.
Bommel reageert enthousiast : "Aha ! Revolutie ! Markiezen wegjagen ! Minister van Justitie ontslaan ! Prachtig ! En ik president, zeg je ? Schitterend ! Dan kan ik dus eindelijk aan het werk gaan ! Regeren ! Het Vaderland roept ! Prachtig !"[1738]
Maar het blijft niet zo prachtig. Bommel moet onmiddellijk al zijn geld afgeven : "Dat geld is nu van de partij ! Het is niet goed, dat de een meer heeft dan de ander, vind je wel ? Iedereen evenveel en alles voor de Partij, is 't niet ?" En zijn kasteel moet hij ook afstaan, het moet het hoofdkwartier van de partij worden. En wanneer Bommel niet akkoord lijkt te gaan, wordt hij bedreigd : "Het komt me voor dat je de beginselen van de Partij nog niet goed door hebt."[1739]
Maar de politie heeft de Gorganisten in het oog : commissaris Bulle Bas schakelt Tom Poes in om te gaan spionneren, ze worden namelijk te lastig : "Maken herrie ! Zijn niet tevreden met de wereld, zoals die bestuurd wordt, denken, dat ze het zelf beter kunnen. Vat je me ? Hm, goed ! Daar is geen bezwaar tegen, maar de laatste tijd worden ze lastig, vat je ? Ontvoeren allerlei hoge omes, schrijven dreigbrieven, stelen documenten, spionneren, leggen bommen neer en zo ! Maar de politie kan er niet veel aan doen, omdat er een ander land achter zit, voel je wel."[1740] Tom Poes begrijpt dat een politie-interventie voor ruzie zou zorgen met dat "andere land" en aanvaardt de opdracht.
Ondertussen krijgt Bommel van de Gorganisten zijn eerste opdracht, een tijdbom gaan leggen in een postkantoor. Door de interventie van Tom Poes wordt een ramp echter vermeden.
Tom Poes probeert te infiltreren, en gaat zich aanbieden bij de partij. Maar de Gorganisten zijn zeer achterdochtig : "We moeten hier voorzichtig zijn en ik mag jouw gezicht niet zo graag ! Je ziet er mij te plutocratisch-kapitalistisch uit, ventje ! Rréactionnairrr ![1741]
Tom Poes krijgt een idee : aangezien het ding toch alleen maar ongeluk brengt, biedt hij de talisman aan deze mannen aan. Daarop wensen ze dat hun hoofdkwartier verplaatst zou worden naar slot Bommelstein en willen ze van Tom Poes de "hitman" van hun revolutie maken.
Jantje, de leider van de partij, spreekt zijn "makkers" toe : "Ik ben in het bezit gekomen van de wondersteen waarop de vertegenwoordige fascistisch-kapitalistisch-plutocratisch-imperialistisch-monarchistisch georiënteerde regering zijn macht heeft gegrondvest", waarop hij de anderen vraagt wat ze wensen. De ene roept "Laten we geld nemen ! Dat is altijd gemakkelijk", de andere dan weer "Wapens ! Bommetjes ! Dat is aardig ! Bom !!"[1742] Maar leider Jantje heeft een beter idee : "Geen wapens en geen geld – dat maakt maar rommel en ruzie ! Wanneer we eenmaal de macht hebben, kunnen we rustig en kalm iedereen uitroeien en net zoveel geld maken als we willen. Nu, ik weet iets anders ! Ik wens, dat we met regeringsauto's worden afgehaald en in de regeringsgebouwen worden ondergebracht waar we recht op hebben !"[1743]
De politie, die ondertussen door Tom Poes gewaarschuwd werd, omsingelt Bommelstein en rekent de ganse bende in op beschuldiging van inbraak. En hun wens komt uit : ze worden door regerings(gevangenis)wagens afgehaald. Als beloning krijgt Bommel nog een medaille van de Minister van Justitie.
En Joris Goedbloed komt zijn talisman terughalen : "heb vastgesteld, dat gij er een slecht gebruik van hebt gemaakt ! Foei. Gij moet u niet met politiek inlaten ! Dat ligt U niet. Uw avonturen moesten zich meer tot het oppervlakkige bepalen !"[1744]
19.5.5. Politici, Gorganisten en communisten
Niet alleen Joris Goedbloed heeft kritiek op de politieke aspecten van het verhaal. Ook Marten Toonder zou later terughoudend worden ten opzichte van dit verhaal. In het voorwoord van de "Volledige werken" schrijft hij : "Als verhaal moet dit door de vingers bezien worden. Heer Bommel heeft nog steeds zijn eigen karakter niet gevonden, zodat hij zich zelfs met politiek inlaat."[1745]
Toonders zoon Eiso heeft voor zijn inleiding op het verhaal zelfs een reactie teruggevonden vanwege "De Waarheid", een "dagblad dat voortkwam uit de communistische verzetsbeweging". Die mensen schreven toen : "Ook Tom Poes maakt de laatste tijd vreemde sprongen in de Volkskrant en de N.R.C. ; Hij bestrijdt een bende uit de onderwereld, die de mond vol heeft over "de partij" en waarvan de aanvoerder, die luistert naar de naam Prebl Prolsk, met tijdbommen in postkantoren opereert. Er is geen dieptepsychologie nodig om de afleiding van de naam Prolsk te vinden, en de rest klopt wonderwel met het beeld van de boze bolsjewiek zoals dat hier en daar gebruikt wordt om kleine kinderen en kinderlijke volwassenen paedagogisch te doen griezelen. Men telle zulke afdwalingen niet te licht. Indrukken uit de kinderjaren kunnen lang beklijven ; en de helden uit zulke nonsensverhalen kunnen in het kinderlijke (en dus ook in het latere) zieleleven een grotere rol spelen dan met hun werkelijke betekenis of zelfs met hun plaats in de krant overeenkomt. Dat onze tekenaars zich houden aan de nonsens ; pogingen om in hun verhalen de politiek te betrekken, leiden blijkbaar maar tot onheil." Eiso vindt het zoveel jaar later zelfs nodig de beschuldigingen te weerleggen : "De auteur van deze beschouwing was kennelijk weinig oplettend. Want er is een groot verschil tussen bolsjewieken en het groepje anarchisten van de heer Prolsk."[1746]
Dat de toenmalige communisten zich geviseerd voelden, is nogal voor de hand liggend. Allerlei elementen in het verhaal zorgen ervoor dat men de revolutionaire groepering van Prolsk met hen in verband brengt. Er zit een ander land achter de organisatie, Prolsk is zelf een buitenlander, één van zijn medewerkers heet Ivan, ze bereiden een revolutie voor, spreken elkaar aan met "kameraad", … Het beeld dat er op die manier van de communisten gegeven wordt, is dan ook niet zo fraai : alle bezittingen moeten afgestaan worden aan de partij, wie niet luistert wordt bedreigd, de partijleden schijnen geobsedeerd te zijn door bommen en houden zich naast bomaanslagen bezig met ontvoeringen, spionage, het stelen van documenten en het schrijven van dreigbrieven. En daar komt nog bij dat de politie niet officieel durft op te treden uit schrik voor reacties uit het "moederland".
Maar naast de communisten, wordt ook de politiek in het algemeen op de korrel genomen in het verhaal. De regering verkeert in crisis, zodat ze Bommel zomaar minister laat worden, regeerders komen om beurten uit de "Bijzondere Gevangenis voor Politieke Twijfelgevallen", ministers gedragen zich elitair en gebruiken een hoogdravend taaltje. Ze spreken elkaar trouwens aan met "ambtgenoot". Daartegenover staat dan de eenvoudige idealist Bommel die gewoon "in dienst van het vaderland" de belastingen en de oorlog wilt afschaffen.
Ook het gerecht wordt in het verhaal op de korrel genomen. De opgevoerde rechter gedraagt zich zeer elitair en de wachttijden voor processen zijn ontoelaatbaar lang.
Het verhaal werd oorspronkelijk gepubliceerd in de Nederlandse pers van 21 juni 1947 tot 9 september 1947. Zoals al in het contextgedeelte uitgelegd werd, kenden ook de Nederlandse communisten na de oorlog een redelijk groot succes. In tegenstelling tot de Belgische situatie werden ze echter nooit in de regering opgenomen. In de opkomende Koude Oorlog kozen ze dan ook heel snel de kant van de Sovjetunie, waardoor ze zich in het politieke landschap totaal isoleerden. Tijdens de publicatie van het verhaal werd het Marshallplan afgesloten, waartegen de Nederlandse communisten zich hevig zouden verzetten.
En Toonder mag dan wel verklaren dat hij geen politieke standpunten inneemt, ten opzichte van de communisten is hij in dit verhaal wel duidelijk.[1747] Ze worden afgeschilderd als echte terroristen in dienst van het buitenland, een ideale voorstelling om de bevolking nog meer van de Communistische Partij te laten vervreemden. Wel neemt hij voor de rest geen partijpolitieke standpunten in. Dat kon ook moeilijk, aangezien Tom Poes in Nederland in een linkse en een rechtse krant verscheen. Zijn "kritiek" op de politieke gang van zaken is dus een algemene kritiek, waarbij niemand echt geviseerd wordt. Net zoals de traditionele verwijzingen naar te hoge belastingen dat zijn.
19.6. De komst van Marc Sleen
Zoals al gezegd in het deel over De Nieuwe Gids, wordt deze krant in 1950 overgenomen door Het Volk. Dat betekent ook dat de verhalen van Marc Sleen vanaf april 1950 in Het Volk verschijnen. En dat gaat niet onopgemerkt voorbij. Voor de publicatie van het verhaal "De Hoed van Geeraard de Duivel", dat op 3 april 1950 van start gaat, worden niet minder dan veertien (!) aankondigingen gepubliceerd. Een eerste al op 1 maart, eentje op 6 maart en de rest tussen 20 maart en 2 april.
In die eerste aankondiging (met foto van de tekenaar), die hiernaast weergegeven wordt, wordt Marc Sleen voorgesteld als "een onzer beste Vlaamse tekenaars" en zijn verhalen behoren volgens de krant "tot de beste die tot dusver in de Belgische pers werden gepubliceerd".[1748]
Op 6 maart wordt een advertentie geplaatst in verband met de vernieuwing van de abonnementen, waarbij ook meegedeeld wordt dat de "tekenbanden" van Marc Sleen vanaf 1 april in Het Volk zouden staan.[1749] In de daaropvolgende aankondigingen worden de hoofdpersonages één per één voorgesteld (soms op pagina 1, soms op pagina 3), waarna de nadruk komt te liggen op het nieuwe verhaal, dat voorgesteld wordt als "het beste wat Marc Sleen tot dusver voor het Vlaamse publiek heeft getekend".[1750] En bij Het Volk overdrijven ze graag, want tegen het volgende verhaal is Sleen al "de beste striptekenaar van België".[1751]
Ook vallen de verhalen erg op in de krant. Dat was, door het kleine formaat van Het Volk, al het geval met de andere strips, maar aangezien er van Nero dagelijks twee stroken verschijnen, neemt deze strip gemakkelijk één derde van een krantenpagina in. Voor de bespreking van de verhalen, verwijs ik naar het deel over De Nieuwe Gids.
19.7. Ons Kindervolkje
Tenslotte neemt Het Volk ook nog strips op in de wekelijkse jeugdpagina Ons Kindervolkje, die op donderdag verschijnt. Van juli 1946 tot april 1949 verschijnen zes kortere of langere verhalen, waarvan de meeste Nederlandse ondertekststrips zijn.
Zo worden "Avonturen van Tobias Sloom en Binky in China"[1752] van Willy Kuijper en P. Lenty, "Naar zee" van Albert Van Beek en "Het grote avontuur van Peep en Put" gepubliceerd. Van juli tot september 1948 verschijnt dan weer een ballonstrip : "De geheimzinnige fakir", door de Belg Wally Delsey, die ook in Volksgazet en Vooruit publiceert.
En van september 1948 tot april 1949 staan er twee biografieën in Ons Kindervolkje. Deze volledig anonieme ondertekststrips vertellen op een educatieve manier het leven van ontdekkingsreiziger Christoffel Columbus en schrijver Hans Andersen.[1753] Daarna verdwijnen de strips uit deze rubriek.
19.8. Besluit
Met een start van de strippublicatie in februari 1946, bevindt Het Volk zich in de middengroep van Belgische kranten. De krant speelt vanaf het begin duidelijk de kaart van het eigen materiaal. En dat zou de volgende vijf jaar zo blijven, met Thomas Pips van Buth, Bazielken van Rik en Van Zwam van Marc Sleen.
Dat betekent echter niet dat de krant geen buitenlands materiaal zou opnemen. Integendeel, het stripaanbod wordt zo uitgebreid met M. Subito, Tim Tyler, Lou en Liesje en Tom Poes, verdeeld door Opera Mundi, PIB en de Toonderstudio's. Elke dag worden op die manier van één tot drie strips aangeboden aan de lezers. Ons Kindervolkje zorgt voor een wekelijks extraatje.
De gepubliceerde genres zijn zeer verscheiden, zowel gagstroken als vervolgverhalen, zowel humoristische als realistische strips, en zowel ballonstrips als ondertekststrips worden opgenomen. Toch is er een duidelijk overwicht aan ballonstrips. Zoals al gezegd, vallen de strips door het kleine formaat van de krant heel erg op.
Wat de auteurs betreft, deze worden meestal in de titels vermeld, ook de tekstschrijvers Pol Ingier en Lod. Lavki. In de aankondigingen krijgen de auteurs niet zoveel aandacht, op uitzondering van Buth, Lod. Lavki en Marc Sleen. Sleen, die trouwens een echt begrip in de toenmalige krantenwereld blijkt te zijn. Veel verhalen worden aangekondigd, met enkele uitschieters zoals "Het wondere wapen van Thomas Pips" en de komst van Marc Sleen.
En tenslotte, wat de politiek betreft, is Het Volk een zeer rijke krant. Het feit dat veel gepubliceerde verhalen van Belgische oorsprong zijn, is daar natuurlijk niet vreemd aan. Thomas Pips komt terecht in een Koude Oorlog-verhaal, Bazielken verkent Amerika, redt de Belgische frank en installeert een vrouwendemocratie in Zuid-Amerika. En ook Tom Poes mengt zich in de politiek, met de ministerbenoeming van Heer Bommel en het opdraven van een bende revolutionairen.
20. Le Peuple
20.1. Historiek en situering
Le Peuple werd in 1885 in Brussel opgericht als samensmelting van twee socialistische weekbladen, en werd de Waalse tegenhanger van Vooruit. In 1886 werd de "Société Coöpérative du Peuple" opgericht en in 1899 besliste de BWP dat elk lid zich moest abonneren op Le Peuple of Vooruit. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de publicatie onderbroken, tijdens de Tweede Wereldoorlog verscheen Le Peuple clandestien.
Na de bevrijding komt de krant terug op 4 september 1944. Ook wordt na de oorlog de socialistische pers gereorganiseerd : Le Peuple wordt een partijblad, en het Luikse La Wallonie een vakbondsblad. Daarvoor worden twee nieuwe uitgeversmaatschappijen opgericht, de Sodépe (Société d'édition du Peuple) en de Société d'Impression et d'Edition.
Om met de andere kranten te kunnen concurreren, gaat Le Peuple trouwens de populaire toer op, onder andere door de publicatie van de "magazine"-pagina. De krant staat onder leiding van Léon Delsinne (in 1948 opgevolgd door Albert Housiaux) en heeft Victor Larock als politiek directeur. Ze haalt volgens Campé in 1949 een oplage van 114.000 exemplaren.[1754]
Le Peuple verschijnt zes keer per week, en elke keer worden er strips opgenomen. De krant verschijnt op groot formaat (40/60) en de omvang stijgt van 4 pagina's in de beginperiode tot 8 pagina's in 1950. Ondertitel is "Organe du Parti Socialiste Belge". In een advertentie in het "Officieel jaarboek van de Belgische pers" typeert de krant zichzelf als volgt : "Se classe au premier rang des grands journaux par l'importance de son tirage, la variété et la rapidité de des informations. Il est répandu dans tous les milieux ouvriers, agricoles, parmi les employés, les techniciens et les intellectuels."[1755]
20.2. Strips uit België, Nederland en de VS
20.2.1. Donald Duck
""Le Peuple" a toujours été à l'affût de ce qui peut intéresser ses nombreux lecteurs. Ceux-ci lui en savent gré et le lui témoignent par leur fidélité. Aujourd'hui nous commençons la publication de deux innovations, deux nouvelles exclusivités." En na een nieuwe rubriek voorgesteld te hebben, gaat de tekst verder : "Pour nos petits lecteurs, nous publierons, chaque fois que les événements intéressant les grands le permettront, les aventures de Donald, le Canard, une des dernières créations du génial artiste Walt Disney, le père de l'inénarrable Félix le Chat. Aux uns et aux autres, nous souhaitons de trouver beaucoup de plaisir à la lecture de nos deux nouvelles rubriques."[1756]
Zo kondigt Le Peuple op 13 juli 1945 haar eerste naoorlogse strip, Donald Duck[1757], aan. Aan de tekeningen te zien, zijn deze gagstroken meer dan waarschijnlijk afkomstig uit de jaren 1930. De reeks, die verdeeld wordt door Opera Mundi, begint redelijk onregelmatig, maar wordt na verloop van tijd dagelijks.
20.2.2. Tenas & Rali laten Pierre Azur opstijgen
Donald loopt af op 4 april 1948, en wordt opgevolgd door een Belgisch verhaal. Tenas en Rali[1758] brengen namelijk "Pierre Azur, pilote de ligne". Deze realistische ballonstrip vertelt de avonturen van twee piloten, Pierre Azur (een "held" uit de Tweede Wereldoorlog) en Bob Toriac, die in Indië in een echt wespennest terechtkomen.
De luchtvaartmaatschappij waarvoor ze werken, Condor Air Line, wil een nieuwe route over Indië inwijden, maar een sabotagegolf houdt het vliegtuig aan de grond. Als ze dan toch kunnen opstijgen, worden ze tijdens hun vlucht aangevallen door vijandige toestellen. Ze worden verplicht te landen en worden gevangen genomen door de Prins van Gandor. Deze blijkt samen met een westerling aan het hoofd van een misdadigersbende te staan die de omgeving uitperst. Pottekijkers kunnen ze best missen en de luchtvaartmaatschappij is dus een serieuze stoorzender. Ook een wetenschappelijke expeditie blijkt trouwens een stoorzender te zijn, zodat de bende Professor Duray en zijn dochter ook opsluit.
De gevangenen worden gefolterd om informatie vrij te geven over de bedoelingen van de luchtvaartmaatschappij. Maar gelukkig voor hen slagen ze erin onderling contact te leggen en te ontsnappen. Achternagezeten door de bendeleden, vluchten ze op de rug van een heilige olifant naar het vliegveld waar ze in het begin van het verhaal geland waren. En daar komt alles goed : ze worden gered door de politie, waarna ze terugkeren naar de "beschaving".
Ook vanaf 6 april 1948 publiceert Le Peuple ook dagelijks een verticale strook van Ali Baba, van de hand van Ostrup.
20.2.3. Annie, nog altijd op de dool
Ook bij Le Peuple duurt de publicatie van Belgisch materiaal niet lang. Op 28 juli 1948 begint Le Peuple de publicatie van Annie l'orpheline van Darell McClure, een reeks die al besproken werd in de delen over La Wallonie en La Lanterne. In deze verhalen zetten Annie en haar hondje Zero hun vlucht verder, om te proberen uit de klauwen van het weeshuis te blijven. De gepubliceerde verhalen stammen waarschijnlijk uit de jaren 1930.
In één van de verhalen maakt Annie deel uit van een expeditie die achter een verloren schat zoekt. Een zeeman doet daarin enorm misprijzend over geld en "dikke kapitalisten". Maar Annie is veel positiever ingesteld tegenover de schat : "Pense un peu, Zéro, à la belle vie que nous allons avoir. Quand nous serons sur un grand bateau qui va nous mener dans une jolie île où on va retrouver beaucoup de dollars."[1759]
Later vindt de expeditie een verloren gewaand meisje terug. Eilandbewoners aanbidden haar als een godin. En om het meisje te kunnen benaderen, laten de expeditieleden Annie ook doorgaan voor een godin. Het lukt, en het meisje overlaadt Annie met vragen over de "pays magiques" waar ze vandaan komt. "Ah ! Oui on y voit des choses extraordinaires mais il n'y a rien de magique ou de miraculeux.", vertelt Annie. En op de vraag van het meisje of die wonderlijke dingen groeien zoals de bloemen, antwoordt ze : "Mais non, elles ne poussent pas ! Ce sont les hommes et les femmes qui travaillent durement pour les fabriquer. Ils sont très adroits."[1760]
De volgende dagen gaat dat gesprek serieus de immateriële en filosofische toer op. Zo verklaart Annie : "Une maman a bien plus de valeur que des bagues de diamant et autres bijoux !"[1761] En ook het geluk van de mensen en hun eigen aandeel daarin komt aan bod, zoals blijkt uit volgend gesprek :
- "Oh ! petite sœur chérie ! Comme je voudrais connaître ces pays merveilleux d'où tu viens et où le bonheur des gens n'a pas de limites."
- "Je t'assure Agnès que ce sont réellement de beaux et grands pays et que tout ce que je t'ai dit est la vérité. Mais tout le monde n'y est pas toujours heureux. Il y en a qui ne font pas ce qu'il faut pour être heureux !"
- Mais pourquoi chercherait-on le malheur dans des pays aussi merveilleux ?"
- "Ce qu'il y a de plus curieux. Tout le monde pourrait être heureux mais je connais un tas de gens qui ne le sont pas."[1762]
Op een ander moment krijgt Annie te horen : "Et que tu sois déesse ou gamine, j'affirme que l'humanité serait bien heureuse, si ses dirigeants avaient ton honnêteté et ton courage."[1763] Weer een traditionele kritiek op de beleidsmakers …
Tenslotte moet nog vermeld worden dat het Annie-verhaal op een zeer verdachte manier eindigt. Om plaats te ruimen voor Tom Poes, wordt de publicatie op 20 januari 1949 afgebroken. Aan het verhaal wordt nog snel een einde gebreid, waarschijnlijk door een medewerker van Le Peuple. Want zoals op de linkerpagina's te zien is, is er duidelijk met de tekstballonnen en lettering geknoeid.
20.2.4. Tom Pouce et Monsieur Bommel
Op 21 januari 1949 gaat de publicatie van "Tom Pouce" van start. In tegenstelling tot de publicatie in Het Volk, wordt de volgorde van de verhalen hier wel gerespecteerd. En door de vroegere startdatum worden er vanzelfsprekend meer verhalen opgenomen. Op één uitzondering na worden alle verhalen uit Het Volk ook in Le Peuple gepubliceerd, dus ook het reeds besproken en zeer politiek getinte "Tom Poes en de talisman".
In de extra verhalen komen Tom Poes en Heer Bommel onder andere in contact met een watergeest, die allerlei mensen bedreigt en in kikkers verandert. Gelukkig blijkt het om een oplichter te gaan. In een ander verhaal zorgt de geschifte Professor Sickbock voor een verschuiving van de aardas, zodat de aarde in een nieuwe IJstijd terecht komt. Tom Poes en Bommel nemen het echter op tegen Sickbock en zorgen ervoor dat de aardas terug in haar oorspronkelijke positie terecht komt : ze hebben de wereld gered. Achteraf blijkt dat Sickbock uit puur commerciële redenen handelde : onder het ijs van de polen zouden zich diamanten en petroleum bevinden, die bij het smelten van de ijskappen opgegraven zouden kunnen worden.
Ook belanden de twee personages in Schotland, op zoek naar het monster van Loch Ness. Hierbij krijgt de lezer een beeld van de Schotten voorgeschoteld als enorm gierige mensen. Tom Poes en Heer Bommel moeten veel betalen voor een vuile hotelkamer in slechte staat, en voor alles moet extra betaald worden.
Tenslotte krijgt Tom Poes vanaf 8 februari het gezelschap van Donald Duck. Onder de titel "Les Nouvelles Aventures de Donald Duck" wordt namelijk een tweede reeks gagstroken van de Disney-eend gepubliceerd.
En vanaf 15 december duikt een nieuw personage op in de krant. Vanaf dan verschijnen namelijk de gagstroken van "Notre Ami Biskott" door Steve Donogan dagelijks in Le Peuple.
20.2.5. Les Jeunes : Histoire illustrée des travailleurs
Ook Le Peuple beschikt over een jeugdpagina, simpelweg getiteld "Les Jeunes". Meestal is deze een halve pagina groot, en wordt ze gevuld met allerlei artikels. Op deze jeugdpagina loopt van 16 januari 1947 tot 19 februari 1948 de educatieve reeks "Histoire illustrée des travailleurs". Hierin geeft tekenares Suzanne André[1764] wekelijks een episode weer uit de arbeidersgeschiedenis. Van de Galliërs tot de manufacturen, over François Anneessens, opstanden van horigen en een zestiende-eeuwse arbeidersopstand in Gent. Deze getekende geschiedenisles legt vooral de nadruk op de slechte leefomstandigheden van de arbeiders doorheen de tijd.
De opvolging is iets meer ontspannen en wordt verzorgd door Pif, Paf et Pouf. In deze gagstroken van de Britse tekenaar Tim[1765] spelen drie hondjes de hoofdrol. De reeks wordt verdeeld door het Londense Cooper Features.
20.3. Besluit
Ondanks een vroege start blijft Le Peuple op stripgebied eerder bescheiden. Lange tijd wordt er dagelijks maar één reeks gepubliceerd, en geleidelijk wordt dit aantal uitgebreid tot twee, drie en zelfs vier. Algemeen gezien zijn de gepubliceerde reeksen redelijk gevarieerd en worden ze gehaald bij Opera Mundi, PIB, de Toonder-Studio's, Studio Vox en Cooper Features. Ook wordt er beroep gedaan op Belgische auteurs, zowel in de krant zelf als voor de jeugdpagina.
Aankondigingen worden bij de start van sommige reeksen gepubliceerd, en als dat gebeurt, kunnen het er redelijk veel zijn : zo hebben zowel Ali Baba als Annie recht op zes aankondigingen. Auteurs worden daar soms in vermeld, wat totaal niet het geval is met de titels. Wie de naam van een auteur wilt kennen, is volledig aangewezen op de handtekeningen.
Van enkele verhalen is de politieke inhoud interessant. Annie verkondigt haar sociale boodschap verder, en het anticommunistische verhaal "Tom Poes en de talisman" wordt ook in Le Peuple opgenomen. Verder moet nog de "Histoire illustrée des travailleurs" vermeld worden, dat de jonge lezers in stripvorm de geschiedenis van de arbeidersbeweging bijbrengt.
21. La Métropole, La Flandre Libérale
& L'écho de la Bourse
21.1. Historiek en Situering
La Métropole startte op 27 juni 1894 als Antwerpse katholieke krant. Ze was één van de Franstalige kranten die in Vlaanderen uitgegeven werden en ze richtte zich dus op een Franstalig publiek. In Antwerpen ging ze zo de concurrentie aan met de liberale krant Le Matin, die twee maanden vroeger ontstaan was. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de publicatie onderbroken. Het blad richtte zich op een nogal elitair publiek.[1766]
Ook in Gent werden de Franstaligen bediend met een Franstalige krant. Al in 1874 startte daar La Flandre Libérale, een liberale (natuurlijk) en antiklerikale krant. Tijdens de twee wereldoorlogen werd de publicatie stopgezet. Vanaf 6 september 1944 verscheen het blad terug op de markt, met Armand Behets als directeur en hoofdredacteur. En net als bij La Métropole was de doelgroep van La Flandre Libérale beperkt tot de hogere kringen.[1767]
L'écho de la bourse, tenslotte, is op het einde van de negentiende eeuw ontstaan uit verschillende economische kranten. Op 22 mei 1881 rolde het eerste nummer van de persen onder de naam "L'écho de la bourse de Bruxelles". In 1890 werd de krant dagelijks en werd de titel ingekort tot L'écho de la bourse. Zoals de titel al laat uitschijnen, richtte de krant zich vooral op financieel en beursnieuws.[1768]
21.2. Striploze kranten
In deze drie kranten werden voor de periode 1945-1950 geen strips teruggevonden. Het gaat om drie bladen met een zekere "sérieux" en een elitair publiek, de reden ligt dus waarschijnlijk gewoon bij het feit dat strips niet pasten in het redactioneel beleid van deze kranten. Ook gaat het om kranten met een redelijk kleine oplage, wat natuurlijk ook een invloed kan hebben. La Flandre Libérale haalde in 1949 20.000 exemplaren en La Métropole in datzelfde jaar 35.000[1769]. Zo blijkt dat niet alle kranten probeerden strips te publiceren.
III. Algemene beschouwingen
1. De publicatie van de strips
1.1. PLAATS EN OMVANG VAN DE STRIPS IN DE KRANT
De kranten plaatsen hun strips op zeer uiteenlopende plaatsen. Soms op een vaste plaats, soms wisselend. Algemeen kan men zeggen dat de stripstroken meestal onderaan of bijna onderaan een pagina geplaatst worden. Een plaatsing bovenaan de pagina is mogelijk, maar zeer zeldzaam.
Sommige kranten plaatsen de strips steeds op dezelfde plaats, zodat de lezer ze bijna blindelings kan terugvinden. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de Volksgazet, Le Peuple, De Roode Vaan, Vooruit, La Dernière Heure en Gazet van Antwerpen, waar minstens één reeks steevast onderaan op pagina twee staat. Onder andere De Nieuwe Standaard, De Standaard en La Lanterne hebben dan weer een zwak voor de laatste pagina. Op twee uitzonderingen na staan strips wel nooit op de voorpagina.
Soms worden de strips naast of onder elkaar gezet (een groepering die sterk aanwezig is bij La Lanterne), soms over de volledige krant verspreid (bijvoorbeeld bij Het Volk). Kranten als Het Laatste Nieuws, La Libre Belgique en Le Soir hebben de neiging de strips pas in de tweede helft van de krant aan bod te laten komen. Zo krijgt Eric de Noorman in Het Laatste Nieuws bijna altijd een plaatsje tussen de advertenties van de laatste pagina's.
En zo zijn we bij het soort pagina beland waar strips aan bod komen. Het is zeer moeilijk hieruit een algemene lijn te trekken. Algemeen gezien komen strips voor tussen allerlei soorten krantenberichten : binnenlands nieuws, buitenlands nieuws, economie, gerecht, sport, economie, advertenties, reclame, cultuur, themapagina's, …
Wat de omvang van de gepubliceerde strips betreft : meestal hebben de strips in alle kranten ongeveer hetzelfde formaat. Ballonstrips verschijnen gemiddeld op 6-7 cm hoogte en 20 cm breedte. Ondertekststrips zijn doorgans hoger (de tekst staat onder de tekeningen) en smaller (er worden dagelijks minder tekeningen gepubliceerd). Tegenover de oppervlakte van een volledige krantenpagina nemen de ze tussen 5 en 33 % in.
1.2. Vertaling, lettering en remontages
Waar gebeurde de vertaling en lettering van buitenlandse strips ? Deze kwestie is niet zo duidelijk. Toenmalig Het Volk-medewerker en tekenaar Rik Clément verklaart dat de vertaling en lettering door de krant zelf moest verzorgd worden, terwijl Pierre Stéphany (in 1950 verbonden aan La Meuse) verklaart dat de vertaling door de agentschappen geleverd werd.[1770]
Ze zouden best alle twee gelijk kunnen hebben, en wel op de volgende manier. In verschillende Amerikaanse strips die in de Vlaamse pers gepubliceerd werden, ziet men in het decor teksten in het Frans[1771]. In een vorig deel werd al uitgelegd dat deze reeksen ons land bereikten via het Franse agentschap Opera Mundi. Het is dus goed mogelijk dat deze strips in Frankrijk van Franse teksten in ballonnen en decor voorzien werden, en dan naar de Belgische afdeling doorgestuurd werden. Voor de Franstalige kranten was de zaak dan in orde, voor de Nederlandstalige was een nieuwe vertaling nodig. Maar dit is natuurlijk maar een hypothese.
Het feit dat de Nederlandstalige vertaling op de krant gebeurde, wordt wel bevestigd door de nogal "Vlaamse" vertaling. Zo zijn er bijvoorbeeld in "Mickey Mouse" geregeld "ge"-vormen en dialectwoorden ("noenkel Mickey") te zien, wordt er in franken geteld en is er sprake van "Vlaams praten", "Belgisch geld" en "Johan Daisne".[1772] En de hypothese dat de Franse vertaling in Frankrijk gebeurde, kan men bevestigd zien door het gebruik van woorden als "soixante dix mille"[1773] en "soixante-quinze"[1774].
Vertalingen zijn ook niet altijd even consequent. De ene dag wordt het schip van Kappie in Le Soir aangeduid als "Kraak", de volgende dag als "Craque"[1775], om nog maar te zwijgen over de (schrijfwijze van) namen van personages die wel eens durven wisselen. Ook wordt de vertaling van tekstballonnen soms "vergeten", en wordt de lezer ineens geconfronteerd met een stukje Engelse tekst. Nederlandse reeksen worden dan weer soms wat "Vervlaamst" : zo worden "guldens" bijvoorbeeld vervangen door "franken".
En tot slot nog even opmerken dat sommige gepubliceerde stroken remontagesporen vertonen. Stukken van de tekeningen werden weggelaten om de strook wat smaller te maken, en zo beter in de lay-out van de krant te passen. Op die manier komen ook tekeningen in een verkeerde volgorde voor. Waarschijnlijk gebeurde dit op de krant.
1.3. Stoppen van reeksen
Sommige verhalen kennen een zeer bruusk einde, de publicatie wordt stopgezet voor het verhaal helemaal afgerond is. Verschillende verklaringen zijn hiervoor mogelijk. Een eerste mogelijkheid is dat de reeks gestopt wordt om plaats te maken voor een andere reeks[1776], een tweede mogelijkheid is dat de krant een afgelopen contract om één of andere reden[1777] niet wilt verlengen.
1.4. Exclusiviteit
Zoals we al gezien hebben in de bespreking van de aankondigingen, speelt exclusiviteit bij bepaalde kranten en op sommige momenten een grote rol. Het is dan ook zeer uitzonderlijk dat eenzelfde verhaal in verschillende kranten van dezelfde taalgroep gepubliceerd wordt. Uitzonderling zijn natuurlijk de kranten die tot dezelfde groep behoren, zoals De Nieuwe Gids-'t Vrije Volksblad en De Standaard-Het Nieuwsblad.
Het doorbreken van de exclusiviteit gebeurt natuurlijk wel : zo publiceren Gazet van Antwerpen en Het Nieuws van den Dag vanaf augustus 1948 twee maanden lang hetzelfde verhaal, het Nederlandse Dick Bos. Merkwaardig, omdat er geen band tussen de twee kranten bestaat. Maar er is misschien een uitleg voor : de publicatie van het verhaal gaat gepaard met een advertentiecampagne voor de albums van Dick Bos. Waarschijnlijk wilde de uitgever van die boekjes (Ten Hagen) de reeks bekend maken bij een groot publiek, en werd het daarom aan twee kranten aangeboden …
Een ander geval van "dubbele plaatsing" doet zich voor met de Amerikaanse reeks Rip Kirby in La Wallonie en La Lanterne. In La Lanterne loopt de reeks al vanaf begin 1947, La Wallonie begint pas in juni 1949, en publiceert dezelfde stroken als La Lanterne, zij het met twee maanden vertraging.
Reeksen die samen in een Vlaamse en een Franstalige krant lopen, komen natuurlijk wel veelvuldig voor. In dat geval zijn de Nederlandse reeksen Tom Poes, Panda, Kappie, Eric de Noorman, de Franse gagstroken Subito en Nimbus, en de Amerikaanse Disney-verstrippingen, Steve Canyon, Donald, Mickey Mouse, … En natuurlijk komt het ook voor dat reeksen, na stopzetting in een bepaalde krant, in een ander blad opduiken (Annie l'orpheline, Popeye, Rip Kirby, …).
Merkwaardig is wel het feit dat er soms overeenkomsten tussen verschillende kranten bestaan. Zo vertoont de strippolitiek van Het Laatste Nieuws veel gelijkenissen[1778] met die van Le Soir. Niet toevallig hebben deze kranten de grootste oplages van hun taalgroep. Het is dan ook niet ondenkbaar dat zowel Opera Mundi als de Toonderstudio's hun succesreeksen wilden aanbieden aan kranten met zeer grote oplages. Hun andere reeksen verdeelden ze dan onder de andere kranten.
1.5. Aantal stroken per aflevering
Het aantal stroken van een reeks dat per dag gepubliceerd wordt, is in het grootste deel van de gevallen beperkt tot één. Uitzonderingen hierop zijn een hele hoop Vlaamse strips (zie het deeltje over "Vandersteen en opvolgers" even verder) en enkele andere verhalen[1779], waarvan dagelijks twee stroken gepubliceerd worden. Ook drie stroken per dag zijn mogelijk : twee Disney-verstrippingen in Le Soir en de reeks Le Petit Roi worden op die manier gepubliceerd.
Voor wekelijkse reeksen kan het aantal stroken gemakkelijk oplopen tot vier.
1.6. Oorspronkelijke publicatie van de verhalen
De verhalen die terug te vinden zijn in de Belgische dagbladpers in de periode 1945-1950 zijn niet altijd even recent. Originele reeksen (Suske en Wiske, Van Zwam, M. Cro, Proleetje en Fantast, …) werden natuurlijk niet lang voor publicatie geschreven en uitgetekend, maar verhalen die al elders gepubliceerd werden, konden heel wat ouder zijn en zelfs uit de jaren 1930 stammen. In dat geval zijn onder andere de eerste Mickey Mouse-verhalen in de Volksgazet, Tom de Negerjongen in De Nieuwe Gazet, Annie in verschillende Franstalige kranten, Sambo de Olifant in Het Nieuws van den Dag en De Scepter van Ottokar in De Nieuwe Gids. Verhalen uit het begin van de jaren 1940 zijn terug te vinden in La Dernière Heure (Le secret du Mastaba), Het Laatste Nieuws (De gestolen schepter) en Het Nieuws van den Dag (Myra).
Buitenlandse reeksen konden zowel zeer recent als meer dan tien jaar oud zijn. Voorbeelden van snelle publicatie zijn Roy Rogers in Le Soir (2 maanden achterstand op de publicatie in de VS) en Steve Canyon in Het Laatste Nieuws en Le Soir (3 maanden achterstand op de VS). De achterstand voor de Nederlandse Toonder-strips schommelt tussen 2 en 13 maanden.
Het moment van de oorspronkelijke publicatie is echter niet altijd even gemakkelijk te achterhalen. Voor Amerikaanse reeksen kan het echter soms op basis van de stroken zoals ze in de Belgische krant verschijnen. Amerikaanse stroken worden namelijk niet genummerd per verhaal[1780], maar per datum : bijvoorbeeld "11-27". Als de datum van het oorspronkelijke copyright, bijvoorbeeld "Cop. 1946 King Features Syndicate", nog te zien[1781] is, dan kan men de exacte publicatiedatum in de VS achterhalen, in dit geval 27 november 1946.
1.7. Fouten bij de publicatie
Niemand is onfeilbaar, het personeel van een krant dus ook niet. En dus gebeurde het wel eens dat er een fout gemaakt werd bij het plaatsen van een stripstrook. Een verkeerde aflevering, de juiste tekening met de verkeerde tekst, de juiste tekst met de verkeerde tekening, een tekening zonder tekst, een omgekeerd afgebeelde strook, een verkeerde titel, het twee keer publiceren van dezelfde aflevering.
Meestal gaat de krant wel over tot het verbeteren van die fouten : als het probleem opgemerkt is, worden de stroken in de juiste volgorde nog eens aangeboden. Sommige kranten gaan echter nog verder en maken er blijkbaar een erezaak van de lezer hun excuses aan te bieden : "Radio Patrol. Par suite d'une erreur, les nombreux lecteurs qui suivent les péripéties de notre feuilleton dessiné "Radio Patrol" ont pu constater mardi matin un décalage dans l'ordre normal des dessins. Nous nous en excusons et reprenons aujourd'hui le récit où nous l'avions laissé lundi."[1782] Of nog deze, waar aan de lezer een extra inspanning gevraagd wordt : "De avonturen van Suske en Wiske. Een spijtige vergissing. Door een spijtige vergissing werd in het blad van Zaterdag 15 April het vervolg op De Stierentemmer afgedrukt dat bestemd was voor het nummer van vandaag. Zo zijn we nu dus een beetje op de gebeurtenissen vooruitgegaan en zouden we van de TA-ontdekking nog niets mogen weten. We geven hieronder nu het stuk dat Zaterdag had moeten verschijnen. Laten we het TA-beest weer vergeten en morgen nog eens even verrast zijn als Zaterdag toen het kranige Sprotje het ding onthulde en … doopte."[1783]
2. "Vandaag begint ons nieuw tekenverhaal" : aankondigingen
IN DE BESLUITEN VAN DE BESPREKINGEN PER KRANT ZIJN DE AANKONDIGINGEN[1784] AL KORT AAN BOD GEKOMEN. MAAR UIT DEZE TEKSTJES IS NOG VEEL MEER AF TE LEIDEN OVER HOE ER OP DE KRANTEN MET STRIPS OMGEGAAN WERD EN HOE DE GEPUBLICEERDE STRIPS AANGEPREZEN WERDEN BIJ DE LEZERS. IETS MINDER DAN 500 AANKONDIGINGEN WERDEN IN TOTAAL TERUGGEVONDEN. ER ZAL VERDER INGEGAAN WORDEN OP EEN AANTAL ASPECTEN, ZOALS TERMINOLOGIE, VERMELDEN VAN AUTEURS, TAALGEBRUIK, DOELPUBLIEK, EXCLUSIVITEIT, …
Volledige aankondigingen werden in de vorige delen al soms op de linkerpagina weergegeven. Ook hier worden op deze manier enkele volledige aankondigingen als illustratie weergegeven.
2.1. Terminologie
Een eerste zaak die deze aankondigingen ons kunnen leren, is welke termen er in de periode 1945-1950 gangbaar waren om strips aan te duiden, en dat zowel in het Nederlands als in het Frans.
Het meest voorkomende woord in het Nederlands is zonder twijfel "tekenverhaal". In één derde van de aankondigingen (165 keer) komt de term voor. Andere gebruikte termen zijn : "kinderverhaal" (5), "geïllustreerd verhaal" (12), "getekend verhaal" (2), "vervolgverhaal in prentenvorm" (1), "geïllustreerd vervolgverhaal" (1), "tekenbanden" (1), "beeldverhaal" (1), "strips" (3), "tekeningen" (11), "vervolgverhaal" (6) en "kleine geschiedenisjes zonder woorden" (1).
Hoewel het maar sporadisch voorkomt, wordt het woord "strip" in het Nederlands dus wel degelijk al gebruikt. Ook in de verhalen zelf komt de term voor : "Eens vlug naar de strip kijken. Er komt daar altijd zo'n onnozelaar in met selderblaadjes achter zijn oren. 'k Moet er soms mee lachen."[1785], vertelt Nero over zichzelf in "De juwelen van Gaga-Pan". En ook Tom Poes neemt in "Heer Bommel stuit de vooruitgang" de term strips in de mond : "En deze wagens lijken me atoomauto's toe. Ik heb ze wel eens gezien op die Amerikaanse plaatjesseries die ze strips noemen !" [1786] Jochem Jofel loopt in Vooruit dan weer op zijn einde met de volgende woorden : "Alles ging nu verder zoals het gaan moet in een behoorlijk stripverhaal."[1787] En ook in een artikel in Het Nieuws van den Dag wordt van "strips" gesproken.[1788]
Ook in het Frans wordt een hele reeks termen gebruikt. Eigenlijk kan men beter spreken van omschrijvingen in plaats van termen, omdat men het medium door combinatie van allerlei woorden probeert aan te duiden : "feuilletons dessinés" (20), "série de dessins" (1), "feuilleton en images" (4), "récits en images" (2), "feuilleton en dessins" (1), "récit illustré" (1), "dessins" (3), "feuilleton illustré" (4), "bande illustrée" (1), "récit par l'image" (1), en de meer specifieke "histoires sans paroles" (1) en "bande humoristique" (1). Terwijl "tekenverhaal" in het Nederlands goed doorgedrongen was en quasi-algemeen gebruikt werd, was men in het Frans duidelijk nog op zoek naar een geschikte term.
In veel aankondigingen wordt trouwens geen specifieke term vermeld, en houdt men het bij algemeenheden zoals "verhaal", "avontuur", "récit", "enquête", "geschiedenis", en zelfs "reportage" …
Wat ook moet aangestipt worden, is dat er qua termen geen enkel onderscheid gemaakt wordt tussen ballon- en ondertekststrips. Ze worden allebei op dezelfde manier aangeduid, in de meeste gevallen dus als "tekenverhaal". Ook wordt het onderscheid in de aankondigingen nooit op een andere manier vermeld, wat erop wijst dat het onderscheid tussen die twee varianten voor de kranten (en voor de lezers) blijkbaar niet veel belang had.
2.2. Aantal
Het aantal aankondigingen per krant en per verhaal varieert zeer sterk en hangt af van verschillende factoren. Koploper is Het Laatste Nieuws met 135 aankondigingen over de hele periode. Daarna volgen op grote afstand De Standaard (45), Le Soir (45), Het Nieuws van den Dag (42), Het Volk (41), La Wallonie (34), De Nieuwe Standaard samen met De Nieuwe Gids (34), Le Peuple (21), La Dernière Heure (17), De Nieuwe Gazet (15), La Lanterne (12), Le Matin (11), De Roode Vaan (10), Vooruit (9), Volksgazet (7), La Libre Belgique (5), Het Belang van Limburg (5) en Gazet van Antwerpen (1). In Le Drapeau Rouge zijn er geen terug te vinden.
Er is geen echt verband aan te duiden tussen het aantal aankondigingen en het aantal gepubliceerde stripstroken. Aankondigingen-koploper Het Laatste Nieuws publiceert bijvoorbeeld enorm veel strips, maar La Libre Belgique en La Lanterne doen dat ook, en zij publiceren heel weinig aankondigingen. Het aantal werd dus eerder bepaald door de bereidheid van de krant om haar strips via deze promotietekstjes in de aandacht te plaatsen.
Een verband is wel aanwezig tussen het aantal gepubliceerde aankondigingen en "crisismomenten" : zo swingt het fenomeen de pan uit tijdens de "krantenoorlog" tussen De Standaard en De Nieuwe Gids. En bij het verdwijnen van Van Zwam uit Het Nieuws van den Dag worden de opvolgers met even veel inspanningen aangekondigd. En ook bij zeer prestigieuze reeksen of reeksen die voor de krant zeer belangrijk zijn, neemt het aantal tekstjes toe.
2.3. Plaatsing, formaat, tekstlengte en uitzicht
358 van de geanalyseerde aankondigingen bevinden zich op de eerste pagina, 41 op pagina 2, 34 op pagina 3, 17 op pagina 4, 15 op pagina 5 en de rest (met steeds minder gevallen per pagina) verspreid over de andere pagina's van de krant. Meestal zijn deze tekstjes onderaan de bladzijde terug te vinden, soms meer naar het midden toe en uitzonderlijk bovenaan. Door het plaatsen van deze berichten op de voorpagina (of toch sterk vooraan in de krant) is de bedoeling duidelijk het opvallen ervan. De lezer moet ze bij het zien van de krant onmiddellijk opmerken.
In ongeveer de helft van de gevallen wordt de aankondigingstekst vergezeld van een tekening. Vooral Het Laatste Nieuws, Het Volk en Le Soir maken gebruik van deze mogelijkheid om de aankondigingen nog meer te doen opvallen én de nieuwe strip op een meer visuele manier voor te stellen.
Ook belangrijk om op te vallen is de oppervlakte die de aankondigingen innemen. Die varieert van 10 tot 350 cm2, en bedraagt gemiddeld zo'n 85 cm2. Het aantal woorden varieert van 1 (!) tot 600, maar de meeste bevinden zich tussen 1 en 150. Het gemiddeld aantal woorden bedraagt 56.
De grootste en langste aankondigingen vallen natuurlijk sterk op door hun oppervlakte (tot 1/6 van een pagina), maar ook bij de kortere teksten is dat het geval door het gebruik van kaders en grote en/of speciale lettertypes.
2.4. De auteur
Op 489 geanalyseerde aankondigingen wordt in 182 gevallen de auteur van het verhaal vermeld, in de overige 301 gevallen niet. Het wel vermelden gebeurt dus duidelijk in een minderheid van de gevallen. Ook is het opvallend dat deze auteursvermeldingen vooral bij bepaalde kranten voorkomen. Vooral de kranten De Standaard en De Nieuwe Gids maken van deze mogelijkheid gebruik. Niet zo verwonderlijk, aangezien ze twee zeer gegeerde Belgische tekenaars, Willy Vandersteen en Marc Sleen, in huis hebben. Merkwaardig (of eerder logisch) is wel dat Belgische tekenaars veel meer kans hebben om in aankondiging vermeld te worden.[1789] En hetzelfde geldt ook voor het geven van verdere uitleg over auteurs. In 59 gevallen wordt er namelijk ook iets extra over de auteur verteld.
Wat wordt er dan zoal verteld over deze auteurs ? Meestal is het gewoon een korte omschrijving om hen "belangrijk" te maken. Enkele voorbeelden : "Milton Caniff, den bekenden Amerikaanschen kunstenaar"[1790], "de bekende Deense tekenaar Ostrup"[1791], "de beroemde tekenaar"[1792], "Hollywood's tovenaar"[1793] en "de grote meester van de Amerikaanse tekenfilm"[1794] over Walt Disney, "de bekende artist G. Van Raemdonck"[1795], "de onovertrefbare Willy Van der Steen"[1796], "grand dessinateur Suédois Lennart Ek"[1797], "Chick Young le célèbre auteur de "comics""[1798], "le célèbre caricaturiste hollandais Martin Toonder"[1799], "Marc Sleen, de beste striptekenaar van België"[1800] of nog "de reeds beroemde Vlaamse tekenaar Marc Neels, wiens tekenbanden tot het beste behoren wat in Vlaanderen reeds werd verwezenlijkt op dit gebied."[1801]
Als men deze beschrijvingen van de stripauteurs als "kunstenaars" mag geloven, dan werden strips blijkbaar wel "au sérieux" genomen. Maar natuurlijk mag men niet uit het oog verliezen dat het hier om promotieteksten gaat, die de strips aan de lezers moeten "verkopen". Toch kan men niet ontkennen dat een zeker respect voor de auteurs aanwezig is.
2.5. Inhoud van de teksten
Ongeveer de helft van de aankondigingen blijft beperkt tot één korte zin, van het type "Morgen begint ons nieuw tekenverhaal". Welke elementen treft men (behalve de net behandelde auteurs) dan nog aan in langere teksten ?
In de helft van de gevallen wordt in de aankondiging een samenvatting of beschrijving van het verhaal gegeven. Dat kan bijvoorbeeld het voorstellen van de personages zijn, het voorstellen van de beginsituatie, het bekendmaken van enkele verhaallijnen, …
Ook het nieuwsgierig maken van de lezer door middel van vragen of mysterieuse aanwijzingen hoort hierbij. Een voorbeeld van deze vraag-aanpak zijn de aankondigingen van het Suske en Wiske-verhaal De Vliegende Aap, die hiernaast weergegeven worden. Het mysterie is dan weer terug te vinden in Het Volk, waar een Thomas Pips-verhaal aangekondigd wordt door tekeningen van magneten en vraagtekens, zonder enige uitleg. En Het Nieuws van den Dag doet hetzelfde door enkele dagen en zonder verdere uitleg de berichten "Klawieter" en "Anna Bouzilowna" op allerlei plaatsen in de krant te publiceren.
Natuurlijk kan het ook gewoner, en kan men gewoon vertellen waarom het voorgestelde verhaal zo goed is : "adembenemende avonturen", "aventures désopilantes", "charmante histoire", "merveilleuse aventure", "nieuw spannend verhaal", "plezierige en boeiende geschiedenis", "prachtig tekenverhaal" en "spannende avonturen" zijn daar maar enkele voorbeelden van. Het is opvallend dat deze beschrijvingen eigenlijk beperkt blijven tot spannend-grappig-mooi-plezierig. Eén keer is er sprake van een "boeiend en actueel tekenverhaal"[1802], maar dat is echt een uitzondering.
De tekenstijl wordt maar zelden besproken, maar het gebeurt : "En jonge tekenaar Piet Wijn heeft deze avonturen buitengewoon levendig en boeiend getekend, zoals reeds blijkt uit de voorstelling der figuren die hierbij is afgedrukt."[1803] Of nog : "onze tekenaar heeft er voor gezorgd, die avonturen werkelijk prachtig uit te beelden."[1804]
Ook wordt de lezer er soms bij betrokken : "Het is een boeiend verhaal, dat de lezers weken lang in spanning houden zal."[1805], "Dit verhaal zal iedereen sterk boeien."[1806]
Eén keer wordt een Belgische strip vergeleken met de Amerikaanse voorbeelden : "Conçues sur un rythme rapide qua n'a rien à envier aux meilleurs "cartoons" américains, les aventures qu'ils vous proposent donnent la vedette à des personnages inédits qui seront bientôt les amis de tous."[1807]
En sommige aankondigingsschrijvers zijn blijkbaar zo enthousiast dat ze de poëtische of lyrische toer opgaan : "Een pint gezond bloed maakt uw dag tot 't einde goed. Wees niet grim en ook niet gram. Laat uw blik eerst gaan naar de Familie Snoek. Zij trekt een lichtstreep door Uw leven zoals de lustige snaken Suske en Wiske. (…) Als een fris windje in heerlijk zongeklater brengen die prenten U elke morgen de boodschap van een nieuwe blijde dag."[1808], "Het is een fantastisch verhaal, maar is het niet prettig elke dag enkele minuten het nuchtere en alledaagse te kunnen vergeten om de spannende romantiek mee te leven in een andere wereld, vol moed, ridderlijkheid en avontuur ?"[1809]. Deze aanpak komt vooral veelvuldig voor in De Standaard, bij de voorstelling van de verhalen van Vandersteen.
Diezelfde Standaard dringt er op een bepaald moment[1810] bij de lezers op aan hun "voorzorgen" te nemen, m.a.w. een abonnement te nemen om het verhaal zonder onderbrekingen te kunnen volgen.
Een ander middel om de aandacht te trekken, is dan weer het organiseren van een wedstrijd. Aan Smidje Smee en het Suske en Wiske-verhaal De Bokkerijder koppelen Vooruit en De Standaard respectievelijk een opsporings- en kleurwedstrijd. Ook wordt er soms een extra inspanning gedaan om een nieuwe strip te promoten. Een speciale abonnementsformule bijvoorbeeld, zoals bij de start van Tijl Uilenspiegel in Het Nieuws van den Dag. Dit is echter heel uitzonderlijk.
En tenslotte vraagt Vooruit in de aankondiging van Rupert aan de jonge lezers om de strip elke dag uit te knippen en aan hun vrienden te laten lezen. En de kinderen die vier namen van vrienden kunnen opgeven aan wie ze "Rupert" hebben laten lezen, mogen deelnemen aan "een gratis tombola".[1811] Alle middelen zijn dus goed om de strips van de krant te promoten …
2.6. Exclusiviteit
Het vermelden van exclusiviteit om de verhalen aan te prijzen komt zeer weinig voor : slechts een twintigtal gevallen in totaal. Ook hier spelen specifieke omstandigheden mee. Acht zulke vermeldingen staan in De Standaard en De Nieuwe Gids in oktober/november 1947, bij de overstap van Vandersteen. Elk van de kranten wilt dan benadrukken dat hun reeksen alleen in hun krant staan. La Lanterne hamert op de exclusiviteit bij de start van Le Petit Roi en Superman, Het Nieuws van den Dag vermeldt het één keer bij de start van het eigen verhaal Klawieter. De overige vermeldingen gebeuren door La Wallonie, ook bij de start van eigen reeksen : Le sept de trèfle, Folichon en Jim Harvey.
Wat ook een aantal keren gebeurt, is het benadrukken van de Belgische of Vlaamse oorsprong van verhalen. Zo bijvoorbeeld het "Limbursch vervolgverhaal"[1812] van Anne-Marie Prijs. In een Pips-aankondiging benadrukt Het Volk dat het personage speciaal voor de krant gecreëerd is en dat het verhaal oorspronkelijk is.[1813] En ook bij de start van Van Zwam in Het Volk wordt er benadrukt dat de figuren "door de bekende Vlaamse tekenaar Marc Sleen speciaal gecreëerd werden voor de lezers van ons blad."[1814] Tenslotte wordt Smidje Smee in Vooruit herhaaldelijk beschreven als "een verhaal van eigen bodem".[1815]
2.7. De doelgroep
Meestal richten de aankondigingen zich tot alle lezers van de krant. Echt specifieke doelgroepen worden soms wel vermeld, maar dat gebeurt niet zo vaak. In meer dan 350 gevallen wordt er niets gespecifieerd, al wordt soms wel de lezer "aangesproken"[1816]. Een veertigtal keer wordt "de lezer", of "onze lezers" vermeld. Een vijftal keer wordt het hele gezin[1817] aangesproken, één enkele keer de grotere lezers, een twintigtal keer de jongeren ("jonge lezers"[1818], "meisjes en jongens !"[1819], "lezertjes"[1820]) en in een veertigtal gevallen worden formuleringen gebruikt als "kleine en grote lezers"[1821], "jong en oud"[1822], "qui plairont aux petits et aux grands"[1823] en "nos lecteurs, petits et grands"[1824].
Merkwaardige concentraties zijn te vinden bij de Volksgazet (Mickey Mouse), waar in 5 van 7 aankondigingen duidelijk ingespeeld wordt op jonge lezers en kinderen. Ook in de aankondigingen van de "Kinderverhalen" in De Nieuwe Gazet en van Rupert in Vooruit wordt verwezen naar de kinderen.
Daaruit kan men afleiden dat de overgrote meerderheid van de gepubliceerde strips voor een ruim publiek bedoeld zijn. De volwassen lezers ontspannen lijkt het hoofddoel te zijn, en als de kinderen door de aanwezigheid van strips de krant beginnen te lezen, dan is dat natuurlijk mooi meegenomen.
Tenslotte moet nog Het Laatste Nieuws vermeld worden, dat zich graag op "nieuwe lezers" richt : in 1/6 van de aankondigingen wordt er benadrukt dat nieuwe lezers het nieuw verhaal zonder problemen kunnen volgen omdat het gaat om een "op zichzelf staand verhaal".[1825]
2.8. Politiek
In de aankondigingen wordt zeer weinig ingegaan op de politieke inhoud van de verhalen. In de aankondiging van "De hoed van Geeraard de Duivel" wordt een link gelegd naar een zekere PHS (Spaak dus), en twee zeer politiek geladen verhalen[1826] van Het Nieuws van den Dag worden aangeduid als "reportages". En in de aankondiging van het Suske en Wiske-verhaal De Koning Drinkt wordt de "deviezenkwestie" uit het verhaal vermeld.[1827] Voor het overige zijn er geen verwijzingen naar de politiek of de maatschappij te vinden.
2.9. Andere elementen die af te leiden zijn
Blijkbaar was het plaatsen van strips soms ook afhankelijk van de ruimte in de krant. Zo wordt in Le Soir het begin van "Assepoester" een dag uitgesteld omdat er die dag te veel nieuws is.[1828] Ook verhinderden technische problemen soms de publicatie van de strips.[1829]
Soms wordt in aankondigingen ingespeeld op de "vraag van de lezers" : "Om aan het verlangen van velen onder de trouwe lezers, die nog meer dergelijke tekenverhalen vragen, te voldoen, beginnen wij deze week nog twee nieuwe strips."[1830] en "want uit vele brieven is gebleken in welke verrassende mate het tekenverhaal van Marc Sleen in de smaak is gevallen en men tevens van de sympathieke Van Zwam is gaan houden."[1831] Deze laatste zin is de enige keer dat er op lezersbrieven ingespeeld wordt, zodat het zeer moeilijk af te leiden is of deze belangrijk waren[1832].
2.10. Het opstellen van deze teksten
Waarschijnlijk werden deze teksten opgesteld door één of andere redacteur van de krant. En deze persoon had blijkbaar niet altijd even veel kennis van zaken, want enkele keren staan in de aankondiging de verkeerde auteurs aangegeven.[1833]
Sommige aankondigingen werden blijkbaar wel meegeleverd door de agentschappen. Dit blijkt duidelijk als de teksten uit verschillende kranten overeenkomen. Dat is bijvoorbeeld het geval met de aankondigingen van Tom Poes in Le Peuple en Het Volk : op het slot na is de inhoud volledig identiek. Hetzelfde komt voor bij de aankondiging van Panda (Het Laatste Nieuws en La Libre Belgique). En ook bij de aankondigingen van de Disney-verhalen in Het Laatste Nieuws en Le Soir zijn er zulke overeenkomsten te zien.
3. Albumuitgaven
3.1. HET PUBLICEREN VAN ALBUMS
Sommige krantenstrips werden na publicatie uitgegeven in boekvorm. Er moet wel een onderscheid gemaakt worden tussen albums die door een krant uitgegeven werden, en albums die door een uitgever op de markt werden gebracht. Dat laatste is het geval met Suske en Wiske en De Familie Snoek van Willy Vandersteen. De "Uitgeversmaatschappij Standaard Boekhandel" had de rechten in handen en gaf dus ook de verhalen uit. Tot het einde van 1950 werden 10 albums van Suske en Wiske en 6 van De Familie Snoek gepubliceerd.
Slechts enkele kranten gingen zich actief bezighouden met het uitgeven van stripalbums. Le Soir gaf in 1950 drie boekjes van Eric, l'homme du Nord uit, La Libre Belgique eind 1949 eentje van Panda. Vooruit gaf eind 1950 Smidje Smee in boekvorm uit, en Het Laatste Nieuws publiceerde in 1949-1950 negen boekjes van Eric de Noorman en twee van Panda.
Ook De Nieuwe Gids ging de uitgeeftoer op, met de publicatie van twee Van Zwam-verhalen in 1948. Een derde verhaal verscheen eind 1950 bij uitgever Desclée De Brouwer.
De prijs van deze uitgaven varieerde van 10 frank tot 35 frank.[1834] Ten opzichte van de prijs van een krant niet echt goedkoop.
3.2. Advertenties
Bij de uitgave van deze albums werden in de krant advertenties geplaatst om ze aan te prijzen. Deze zijn qua inhoud ongeveer vergelijkbaar met de hierboven besproken aankondigingen. Ook hier worden formuleringen gebruikt als "spannende verhaal" en "dolste avonturen"[1835]. Ook wordt er regelmatig verwezen naar het aantal tekeningen : "Deze boeiende, ingewikkelde geschiedenis wordt u verteld in 500 tekeningen"[1836], "Het album, van ongeveer 660 tekeningen, …"[1837]. Een doelgroep wordt niet altijd vermeld : als dat wel gebeurt, wordt er soms duidelijk ingespeeld op de kinderen. Soms worden de volwassen lezers aangesproken. Het zijn natuurlijk de ouders die moeten overtuigd worden de strips te kopen. Er wordt dan ook ingespeeld op de fenomenen "eindejaarsfeesten" en "einde van het schooljaar", om de ouders aan te zetten deze strips aan hun kinderen te geven.
Voor één enkel album richten de advertenties zich duidelijk op de volwassenen, namelijk bij de uitgave van "Het geval "Kleyn"", uit de Nederlandse pulp-westernreeks Dick Bos. De gebruikte argumenten om het album aan te prijzen zijn op zijn minst speciaal te noemen.[1838]
En als men deze teksten mag geloven, kende de verkoop een zeker succes : er wordt geregeld melding gemaakt van (bijna) uitgeputte voorraden.
4. "Laat U niet beetnemen" : de campagne voor de normale prijzen
IN HET NAJAAR VAN 1947 PUBLICEERT HET "NATIONAAL STRIJDCOMITÉ TEGEN HET DUUR LEVEN EN VOOR DE OPLEIDING VAN DE KOPER" ADVERTENTIES IN DE PERS OM DE LEZERS BEWUST TE MAKEN VAN HET BESTAAN VAN DE "NORMALE PRIJZEN". VANAF AUGUSTUS WORDEN GEWONE ADVERTENTIES GEPUBLICEERD, EN VANAF EIND OKTOBER WORDT ER EEN BEROEP GEDAAN OP STRIPFIGUREN OM DE BOODSCHAP KRACHT BIJ TE ZETTEN.
Tot eind december 1947 vertellen Disney-figuren als Mickey Mouse, Donald Duck en Dumbo en een hele reeks Opera Mundi-figuren de krantenlezers hoe ze meer uit hun geld kunnen halen. Enkele voorbeelden worden hiernaast weergegeven.
De inschakeling van de stripfiguren toont aan dat men van mening was dat men daardoor een groter publiek kon bereiken, en dat publiek op een betere en meer speelse manier het "normale prijzen"-bewustzijn kon bijbrengen dan met droge mededelingen.
5. Het stripbeleid van de Belgische kranten
5.1. HET STRIPBELEID AAN DE HAND VAN CIJFERS
Bij het schrijven van dit deeltje werden enkele frequentie- en kruistabellen, getrokken op basis van een ingetypte inventaris, als hulpmiddel ingeschakeld. De weergegeven cijfers zijn richtcijfers : aangezien de gepubliceerde stroken niet altijd genummerd waren, ben ik genoodzaakt geweest soms met "schattingen"[1839] te werken, waardoor kleine afwijkingen mogelijk zijn.
Eerst wordt het totaal aantal stripstroken van de kranten bekeken in relatie tot andere factoren, waarna er ingegaan wordt op de verhoudingen van de agentschappen, stijlen, tekstsoorten, landen van oorsprong, …
5.1.1. Het totaal aantal stripstroken per krant
Laten we beginnen met de totale hoeveelheid gepubliceerde strips. In alle kranten samen zijn in totaal 63383 stroken terug te vinden. La Lanterne voert de lijst aan met 7761 stroken. De krant neemt hiermee 12,2 % van de totale hoeveelheid strips voor haar rekening. Andere grote strippublicators (meer dan 5000 stroken) zijn Le Soir, La Dernière Heure en Het Laatste Nieuws.
Hieronder een tabel met de cijfers van alle kranten. De kranten waar geen strips in teruggevonden werden, zijn hier uitgelaten. Ook moet er rekening gehouden worden met de late start van Het Nieuws van den Dag en De Standaard.
|Naam van de krant |(1) |(2) |(3) |Naam van de krant |(1) |(2) |(3) |
|La Lanterne |7761 |12,2 % |2 |Le Peuple |2883 |4,5 % |3 |
|Le Soir |5394 |8,5 % |1 |Gazet van Antwerpen |2628 |4,1 % |3 |
|La Dernière Heure |5324 |8,4 % |2 |De Standaard |2292 |3,6 % |3 |
|Het Laatste Nieuws |5162 |8,1 % |1 |Vooruit |2107 |3,3 % |4 |
|Le Matin |4597 |7,3 % |4 |Het Belang van Limburg |2059 |3,2 % |4 |
|La Wallonie |4345 |6,9 % |4 |Volksgazet |1985 |3,1 % |3 |
|La Libre Belgique |4296 |6,8 % |2 |De Nieuwe Gazet |1468 |2,3 % |5 |
|De Nieuwe Standaard/Gids |4147 |6,5 % |3 |De Ro(o)de Vaan |206 |0,3 % |4/5 |
|Het Volk |3661 |5,8 % |3 |Le Drapeau Rouge |61 |0,1 % |4/5 |
|Het Nieuws van den Dag |3007 |4,7 % |3 |Totaal |63383 |100 % | |
1) : Totaal aantal stripstroken in de krant over de periode 1945-1950.
2) : Aandeel van de krant in het totaal aantal gepubliceerde stripstroken (over alle kranten dus).
3) : oplagegroep waartoe de krant (samen met kopblad of volkseditie) behoort (zie p. 58),
1 = monsteroplages (meer dan 300 000), 2 = zeer grote oplages (rond de 200 000), 3 = grote oplages (meer dan 100 000), 4 = kleine oplages (meer dan 30 000), 5 = zeer kleine oplages (minder dan 30 000)
We zullen nu eens de cijfers bekijken per strekking en taalgroep. Hier moet wel duidelijk bij gezegd worden dat die cijfers gewoon mogelijke verbanden, en zeker geen oorzakelijke verbanden weergeven. Als de neutrale pers per krant het meeste stroken publiceert, dan is dat niet omdat die kranten neutraal zijn, maar omdat de kranten zelf (in dit geval La Soir en La Lanterne) veel aandacht schenken aan het publiceren van strips.
Als men kijkt naar het gemiddeld aantal stroken per strekking, dan komt men tot het volgende resultaat. De neutrale kranten publiceren over de hele periode gemiddeld 6578 stroken. Daarna volgen op redelijk grote afstand de liberale (4138), de katholieke (3156) en de socialistische kranten (2830). De communistische pers sluit het rijtje af, met gemiddeld 134 stroken per krant. Hetzelfde kan gedaan worden met de taalgroepen : een Franstalige krant publiceert gemiddeld 3758 strips, een Nederlandstalige 2611.
Het spreekt voor zich dat in het behoren tot een bepaalde strekking of taalgroep geen verklaring te vinden is voor het publiceren van veel of weinig strips. Behalve bij de communisten dan : de communistische pers had zoals al aangegeven te kampen met serieuze financiële problemen en al snel na de oorlog met zeer lage oplages. De verklaring moet dan ook hierin gezocht worden, in combinatie met een gebrek aan interesse vanwege de leiding van de krant.
En hiermee zijn we aanbeland bij de oplages. Bestaat er een verband tussen het aantal gepubliceerde strips en de oplage van de krant ? Het antwoord is ja … Er zijn natuurlijk opmerkelijke uitzonderingen, maar over het algemeen is er duidelijk verband aanwezig.
De kranten die in de inleiding van dit derde deel bij de "monsteroplages" en de "zeer grote oplages" geplaatst werden, bevinden zich hier duidelijk in de top van de rangschikking (de vier eerste posities en de zevende). En voor de posities 8 tot en met 19 blijkt het verband ook aanwezig. Enige uitzonderingen zijn Le Matin en La Wallonie, die gezien hun beperkte oplage zeer veel strips publiceren.
Gezien het feit dat de oplages voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de financiële middelen van een krant, kan men zelfs zeggen dat er meestal een oorzakelijk verband bestaat tussen een grote oplage en het publiceren van een grote hoeveelheid strips. Hetzelfde geld trouwens ook voor kleine oplages en het opnemen van weinig of geen strips.
Natuurlijk zijn de oplages niet de enige factor die de publicatie van strips beïnvloeden. Bestaat er bijvoorbeeld ook een verband met de doelgroep van de krant ? Die vraag is natuurlijk zeer moeilijk te beantwoorden, omdat de doelgroep van een krant niet altijd even duidelijk is. Bij La Lanterne is het verband alleszins wel duidelijk : de krant richtte zich op een groot publiek, en gebruikte daar allerlei middelen voor (grote titels, sensatie, foto's van dames in badpak op de voorpagina, …), dus ook het publiceren van veel strips past perfect in die strategie. Aan de andere kant heeft men kranten als La Métropole, La Flandre Libérale en L'écho de la bourse, die gezien hun doelgroep waarschijnlijk totaal geen behoefte hadden aan het publiceren van strips. Voor het overige valt niet echt een tweedeling te bespeuren : zowel "populaire" (bijvoorbeeld Het Laatste Nieuws) als meer "intellectuele" bladen (De Nieuwe Standaard/De Nieuwe Gids) kunnen redelijk veel strips publiceren én er veel aandacht aan besteden.
5.1.2. De landen van oorsprong en de posities van de agentschappen
Uit welke landen zijn de gepubliceerde strips nu afkomstig ? De Verenigde Staten voeren de lijst aan : zij leveren 32,7 % van de strips (20724 stroken). België volgt met 25,4 % (16125), en Nederland neemt de derde plaats in met 15,8 % (10005). Het rijtje wordt afgesloten door Denemarken (6096, 9,6 %), Frankrijk (5636, 8,9 %), Zweden (1882, 3 %) en Groot-Brittannië (1298, 2,0 %). Van 1617 stroken (2,6 % van de gevallen) kon het land van oorsprong niet precies worden vastgesteld.
Bij de agentschappen hebben sommige zeer sterke posities. Op het totaal aantal strips worden er 25295 (39,9 % !) geleverd door het Franse Opera Mundi. Op grote afstand volgen de Nederlandse Toonder-Studio's (8155 strips, 12,9 %) en het Deense P.IB. (7324 strips, 11,6 %). Andere buitenlandse agentschappen leveren tussen 0,1 % en 1,8 % van de strips. De agentschapmarkt wordt dus duidelijk gedomineerd door één enorme en twee grote spelers, terwijl de andere zich moeten tevreden stellen met de "kruimels".
Sommige kranten blijken wel over "geprivilegieerde agentschappen" te beschikken. Zo halen La Lanterne en La Wallonie respectievelijk 93,6 % en 79,9 % van hun strips bij Opera Mundi. Het Laatste Nieuws en Le Soir halen zowel bij Opera Mundi als bij de Toonder-Studio's grote hoeveelheden strips : samen leveren deze 83,8 % van de strips bij Het Laatste Nieuws en 96 % bij Le Soir. Andere kranten, zoals Le Peuple, La Libre Belgique en Het Volk gaan veel verscheidener te werk.
In die "geprivilegieerde relaties" moet volgens mij niets speciaals gezocht worden. Het lijkt mij bijvoorbeeld heel vergezocht om de grote hoeveelheid (Amerikaanse) Opera Mundi-strips in La Lanterne te gaan toeschrijven aan één of andere vorm van Amerikanisme. Verklaringen zijn eerder te zoeken in het feit dat de reeksen van dit agentschap de krant bevielen en dat de contacten tussen beide partijen goed verliepen.
5.1.3. Stijlen
Zoals in de inleiding van dit deel al gezegd is, is de "stijl" van een strip vaststellen zeer subjectief. Ik heb geprobeerd de strips uit het onderzoek in te delen in "realistische" en "niet-realistische" of "humoristische" strips. De humoristische zijn duidelijk in de meerderheid (77,5 %), terwijl de realistische het moeten stellen met 22,5 %.
Deze verhouding wordt natuurlijk mede veroorzaakt door het grote aantal gepubliceerde gagstrips. Ze zijn goed voor 40,7 % van de gevallen, tegenover 59,3 % voor de vervolgverhalen. Als men alleen de vervolgverhalen in aanmerking neemt komt men tot een verhouding van 62,6 % niet-realistische en 37,4 % realistisch getekende stroken.
5.1.4. De tekst
Ballonstrips zijn duidelijk dominant aanwezig : 53,9 % van de gevallen (34149 stroken) zijn ballonstrips. Ondertekststrips zijn goed voor 17,3 % van de gevallen (10939). 17800 stroken (28,1 %) worden zonder tekst gepubliceerd. Combinaties tussen ballonnen en ondertekst komen voor in 0,8 % van de gevallen (495 stroken).
Zijn er verbanden aanwezig tussen het soort tekst en andere factoren, zoals het land van oorsprong ? Het land van oorsprong speelt zeker een grote rol. Zo zijn Nederlandse strips bijna allemaal ondertekststrips (94,5 %), en zijn Belgische en Amerikaanse strips vooral ballonstrips (respectievelijk 86,3 % en 82,5 %). De overige strips van Belgische en Amerikaanse oorsprong bestaan vooral uit tekstloze gagstroken (9,1 % en 16,2 %) en enkele strips met een ondertekst of een combinatievorm (5,6 % en 1,3 %).
Deense strips zijn voor 96,9 % tekstloze gagstrips. Ook uit Zweden een overwicht aan tekstloze gagstroken (65,2 %), hoewel 34,7 % ballonstrips zijn. Uit Frankrijk krijgt men vooral tekstloze gagstroken (70,4 %), 20,3 % ballonstrips en 9,2 % ondertekststrips. Voor Groot-Brittannië krijgt men voor dezelfde volgorde 17,7 %, 64,7 % en 17,5 %.
Het moderne stripverhaal (met het gebruik van tekstballonnen) was dus blijkbaar al goed ingeburgerd. Overal, behalve in Nederland, hebben ballonstrips een duidelijk overwicht op ondertekststrips. Het feit dat men in Nederland met onderteksten bleef werken, is voor een groot deel toe te schrijven aan Marten Toonder. Toen hij tijdens de oorlog bij de Nederlandse krant De Telegraaf terechtkwam, kreeg hij te horen dat hij geen ballonstrip mocht maken, zodat hij begon te werken in de onderteksttraditie. In zijn studio's werden heel wat jonge tekenaars opgeleid, die dan natuurlijk op dezelfde manier tewerk gingen. En aangezien 81,5 % van de Nederlandse strips in de Belgische pers afkomstig zijn van de Toonder-Studio's, …
Voor het voorkomen van combinatievormen kan er ook een verklaring gegeven worden. Ofwel zijn het buitenlandse ballonstrips, waaronder onderteksten geplaatst werden, ofwel zijn ze het resultaat van de samenwerking tussen een "schrijver" die onderteksten schrijft (Louis Paul Boon, Lod. Lavki) en een tekenaar die het niet kan laten in zijn tekeningen ballonnen toe te voegen.
5.1.5. Publicatiefrequentie
De overgrote meerderheid (95 %) van de strips verschijnt dagelijks. 0,5 % verschijnt op onregelmatige wijze, terwijl 4,5 % op wekelijkse basis verschijnt.
Als men kijkt naar de plaats die speciale krantenpagina's innemen, merkt men dat 97,4 % van de strips op de gewone pagina's verschijnt. 2,2 % (1392 stroken) verschijnt op de jeugdpagina, terwijl 0,4 % (232 stroken) op de jeugd- en vrouwenpagina verschijnt. Op die pagina's verschijnen alleen wekelijkse strips, maar niet allemaal. 60 % van de wekelijkse strips verschijnen op zo'n pagina.
5.2. Een korte vergelijking met de jaren dertig
Omdat er voor dit onderzoek eigenlijk geen vergelijkingsmateriaal bestaat, heb ik besloten twee kleine steekproeven te doen in de jaren 1930. Van 1934 en 1939 werd voor 15 kranten de eerste week van februari ingekeken. Het betreft de meeste kranten uit het onderzoek die toen al verschenen[1840]. Overal werden strips teruggevonden, behalve in Het Volk en Le Soir van 1934. De gewoonte om strips te publiceren was toen blijkbaar al goed ingeburgerd.
Verschillende reeksen uit de tweede helft van de jaren 1940 zijn in deze jaargangen al terug te vinden : "Rigadin" (Henry/Rikske) van Carl Anderson, "Adamson" van Jacobson, "Goliath", "Ferdinand" van Mik, "Félix le chat", "Saladin", "Skippy", en de Disney-reeksen "Donald Duck" en "Mikkie en Bleskop".
De strips zijn onder andere afkomstig van Opera Mundi, P.IB., Walt Disney, "London Evening News" en de Belgische en Nederlandse auteurs Frans Piët, Jan Wiegman, Henricus Kannegieter en Frans Van Immerseel. De landen van herkomst[1841] zijn vergelijkbaar met die van de jaren 1940.
De meeste kranten publiceerden één reeks, enkele uitzonderingen publiceerden er meer dan één of namen ook wekelijkse strips op.
Wat zeker opvalt, is de evolutie van ondertekststrips naar ballonstrips. Niet in de jaren 1930 zelf, wel als men de jaren 1930 en 1940 vergelijkt. In de jaren 1930 waren ondertekststrips sterk in de meerderheid (dubbel zoveel als ballonstrips), terwijl er in de jaren 1940 drie keer meer ballon- dan ondertekststrips gepubliceerd werden. Het verschil is groot genoeg om echt van een evolutie in de richting van ballonstrips te kunnen spreken.
5.3. Belgisch en origineel materiaal
Op de 63383 gepubliceerde stroken, zijn er 14680 (of 23,1 %) origineel. Dat wilt zeggen dat ze in de krant voor de eerste keer gepubliceerd werden. Als men telt op Belgisch materiaal (dat dus al elders gepubliceerd mag zijn), komt men aan 16125 stroken en 25,4 %.
Hieronder een tabel in verband met de hoeveelheden Belgisch materiaal.
|Krant |(1) |(2) |(3) |(4) |(5) |(6) |
|De Nieuwe Standaard/Gids |4071 |25,2 % |1 |8 |4147 |98,2 % |
|De Standaard |2198 |13,6 % |2 |13 |2292 |95,9 % |
|Het Volk |1751 |10,8 % |3 |9 |3661 |47,8 % |
|Het Nieuws van den Dag |1718 |10,6 % |4 |10 |3007 |57,1 % |
|La Libre Belgique |1513 |9,4 % |5 |7 |4296 |35,2 % |
|La Dernière Heure |1358 |8,4 % |6 |3 |5324 |25,5 % |
|La Wallonie |1327 |8,2 % |7 |6 |4345 |30,5 % |
|Volksgazet |498 |3,1 % |8 |16 |1985 |25,1 % |
|Le Matin |417 |2,6 % |9 |5 |4597 |9,1 % |
|De Nieuwe Gazet |356 |2,2 % |10 |17 |1468 |24,3 % |
|Vooruit |196 |1,2 % |11 |14 |2107 |9,3 % |
|Le Peuple |190 |1,2 % |12 |11 |2883 |6,6 % |
|De Ro(o)de Vaan |159 |1,0 % |13 |18 |206 |77,2 % |
|Het Belang van Limburg |149 |0,9 % |14 |15 |2059 |7,2 % |
|Le Soir |131 |0,8 % |15 |2 |5394 |2,4 % |
|La Lanterne |115 |0,7 % |16 |1 |7761 |1,5 % |
|Le Drapeau Rouge |30 |0,2 % |17 |19 |61 |49,2 % |
|Gazet van Antwerpen |0 |0 % |18 |12 |2628 |0 % |
|Het Laatste Nieuws |0 |0 % |19 |4 |5162 |0 % |
(1) : aantal stroken van Belgische oorsprong
(2) : aandeel van de kant in het totaal aantal stroken van Belgische oorsprong
(3) : rangorde op basis van het aantal stroken van Belgische oorsprong
(4) : rangorde op basis van het aantal stroken in de krant
(5) : totaal aantal stripstroken in de krant
(6) : aandeel van de stroken van Belgische oorsprong in het totaal aantal stroken in de krant
5.3.1. Algemeen
Er is duidelijk een sterke concentratie van Belgische strips vast te stellen in de Vlaamse katholieke pers. De Nieuwe Standaard, De Nieuwe Gids, De Standaard, Het Volk en Het Nieuws van den Dag nemen samen 60,2 % van de Belgische strips voor hun rekening. Hoe dat komt, zullen we even verder nog zien …
Als men de totale tabel bekijkt, dan merkt men dat bijna alle kranten moeite gedaan hebben om Belgische strips op te nemen, ook de Franstalige en niet-katholieke kranten. In sommige gevallen bleef het bij enkele stroken of verhalen, in andere gevallen werden er echt eigen reeksen opgestart. Voorbeelden daarvan zijn M. Cro in La Dernière Heure en Mac Nib in La Libre Belgique.
Als men kijkt naar het aandeel van de Belgische strips in het totale stripaanbod van de kranten, dan merkt men al snel enkele uitschieters op, die zich weer situeren in de Vlaamse katholieke pers : De Nieuwe Standaard, De Nieuwe Gids en De Standaard. Quasi de volledige stripinhoud van deze kranten is van Belgische oorsprong. Andere grote concentraties vindt men in Het Volk, Het Nieuws van den Dag en … in de communistische pers. Het aantal strips in De Ro(o)de Vaan en Le Drapeau Rouge is zeer laag, maar de Belgische producties halen daar wel grote percentages.
5.3.2. Vandersteen en zijn "opvolgers"
We gingen een verklaring geven voor de sterke concentratie Belgische strips in enkele Vlaamse katholieke kranten. Wel, die verklaring blijkt grotendeels Willy Vandersteen te zijn, in wisselwerking met een aantal andere factoren.
Vandersteen blijkt van zeer groot belang geweest te zijn voor de Belgische strips in de Vlaamse dagbladpers. Van alle Belgische stroken in de Vlaamse kranten zijn er 34,8 % van hem (3856). Samen met zijn "opvolgers" komen we aan een percentage van 73,3 % (8138).[1842]
Wie zijn nu eigenlijk die "opvolgers" ? Wel, enkele omstandigheden zorgden ervoor dat er naar opvolgers van Vandersteen (of van zijn opvolgers) moest gezocht worden. Een kort overzicht… Vandersteen begon te publiceren in De Nieuwe Standaard/Het Nieuwsblad van de groep rond Tony Herbert en Leon Bekaert. Bij de terugkeer van de echte Standaard, ging hij na verloop van tijd mee naar deze krant. De Nieuwe Standaard en haar populaire editie veranderden van naam (ze werden De Nieuwe Gids en 't Vrije Volksblad) en gingen om het verlies van Vandersteen te compenseren op zoek naar een vervanger. Die vervanger werd huiscartoonist Marc Sleen, die "De avonturen van detectief Van Zwam" in het leven zou roepen.
In juni 1948 stond De Nieuwe Gids 't Vrije Volksblad af aan Het Nieuws van den Dag, zodat Van Zwam in deze drie kranten tegelijk ging lopen. Tot daar in april 1950 een einde aan kwam : De Nieuwe Gids werd overgenomen door Het Volk, Sleen stapte over naar deze laatste krant, en zowel Het Nieuws van den Dag als 't Vrije Volksblad verloren de populaire Van Zwam-strip.
Het Nieuws van den Dag ging dan op zoek naar vervanging. Eerst probeerde de krant het met nieuwelingen in de stripwereld, Raf Van Dijck en Luc Droek, en na afloop van hun verhalen haalden ze Bob De Moor in huis, om met de nieuwe reeks Tijl Uilenspiegel te starten.
Al deze reeksen zijn dus het (in)direct gevolg van het feit dat Vandersteen na de oorlog bij De Nieuwe Standaard begon. En dat is er ook aan te merken : niet alleen op publicatiegebied blijken het "opvolgers" te zijn, ook op inhoudelijk vlak en op het domein van de presentatie. Dat laatste is het eenvoudigste : de strips van Vandersteen verschenen als één van de enige op twee stroken per dag : al de opvolgers worden op die manier gepubliceerd. En inhoudelijk is de overeenkomst ook niet ver te zoeken : alle auteurs in kwestie leveren sterk politiek geladen verhalen af. Zoals we bij de analyse van de verhalen hebben kunnen zien, was Willy Vandersteen een kampioen in het opnemen van politieke verwijzingen. Zijn opvolgers zouden dan ook niet nalaten hetzelfde te doen. Het lijkt soms zelfs alsof ze "het voorbeeld" goed bestudeerd[1843] hebben voor er zelf aan te beginnen.
5.3.3. De relatie tussen de kranten en de stripauteurs
Het initiatief voor het starten van een eigen reeks kon blijkbaar van twee kanten komen. Auteurs als Anne-Marie Prijs en Willy Vandersteen[1844] namen zelf contact op met respectievelijk Het Belang van Limburg en De Nieuwe Standaard. In andere gevallen, zoals de hierboven beschreven "opvolgers" van Vandersteen, was het de krant die aan een auteur vroeg om een strip te produceren. Dat was bijvoorbeeld ook het geval voor Proleetje en Fantast bij De Roode Vaan. Het doel hierbij was natuurlijk concurrentieel te blijven met de kranten die al strips opnamen.
Waarschijnlijk is er ook een verband aan te duiden tussen kranten die snel na de oorlog strips publiceerden en tekenaars die zichzelf gingen aanbieden. De Nieuwe Standaard en Het Belang van Limburg zijn daar voorbeelden van.
En hiermee zijn we aanbeland bij de eigenlijke relatie tussen de auteurs en de krant. Een eerste groep bestaat hier uit "onafhankelijke" tekenaars, zoals Bob De Moor (voor Tijl Uilenspiegel), Maurice Tillieux en Ray Reding, … Een tweede groep bestaat uit mensen die bij de krant in dienst[1845] waren als journalist/illustrator : in die gevallen bevinden zich Rik Clément (Het Volk : illustrator, lay-out-man, journalist en hoofdredacteur Ons Zondagsblad), Marc Sleen (De Nieuwe Standaard/De Nieuwe Gids/Het Volk : karikaturist en illustrator), Louis Paul Boon (De Roode Vaan : journalist, schrijver), Maurice Roggeman (De Roode Vaan : illustrator, lay-outman), L. Roelandt (Vooruit) en Gévé (La Libre Belgique : cartoonist). Een derde groep bestaat uit tekenaars die via een tussenschakel aan de krant verbonden waren : Vandersteen via zijn uitgever Standaard-Boekhandel, Bob De Moor (voor andere verhalen) via zijn Artec-Studio's, en Jean Léo via het Franse agentschap Opera Mundi. Ook Jacques Martin schakelde een tussenpersoon in om zijn verhaal aan La Wallonie aan te bieden.
Hoe vrij waren deze auteurs nu ? Dat is, door gebrek aan materiaal, zeer moeilijk precies te achterhalen. Enkele gevallen zijn wel bekend. Zo hadden Louis Paul Boon en Maurice Roggeman blijkbaar niet al te veel vrijheid voor hun Proleetje en Fantast-verhalen. De communistische partijleiding oefende een sterke controle uit op alles wat in de krant verscheen, en waarschijnlijk werd het verhaal volledig in opdracht gemaakt, zodat het communistisch gedachtegoed duidelijk aanwezig is.
Marc Sleen kreeg blijkbaar richtlijnen om in zijn cartoons de socialisten extra hard aan te pakken, en aangezien hij dat in zijn strips ook deed, kan dat wel toegeschreven worden aan de invloed van de krant.
Over de invloed van de krant op de verhalen van Vandersteen wordt sterk gediscussieerd, maar het staat redelijk vast dat hij zich gemakkelijk aanpaste aan de standpunten van zijn werkgever. Hij gaf later wel toe vroeger zeer Vlaams gericht geweest te zijn, en zijn ingesteldheid tegen de repressie werd mede veroorzaakt door het feit dat hij en zijn entourage met de collaboratie in aanraking gekomen waren. De zonen De Moor schrijven het flamingantisme van Tijl Uilenspiegel toe aan de krant, de auteur zelf aan "een vriend". Anne-Marie Prijs verklaart dan weer dat ze voor haar verhalen van de redactie de volledige vrijheid kreeg. En uit het interviewfragment van Octave Landuyt blijkt dat de redactie van Het Nieuws van den Dag zich wel degelijk moeide met de inhoud en de uitvoering van verhalen.
5.3.4. Gebrek aan samenwerking en verzuiling
Merkwaardig is de totale afwezigheid van samenwerking over de taalgrens. Er wordt dikwijls gezegd dat een eigen strip voor veel kranten te duur was. Wel, hadden Vlaamse en Franstalige kranten samengewerkt om elkaars originele strips uit te wisselen, dan hadden die kosten beperkt kunnen worden. Maar dat gebeurde dus niet … Ook niet bij de communisten : Le Drapeau Rouge en De Ro(o)de Vaan werkten op redactioneel vlak nauw samen, en enkele Franse strips werden in beide kranten gepubliceerd. Maar van de eigen reeksen (Proleetje en Fantast & Les Trafiquants de Tchoung-King) is bij de anderstalige collega's geen spoor te zien.
De zuilen en de verzuiling dan. Het fenomeen blijkt niet zoveel effect gehad te hebben op de stripauteurs. Buth tekende bijvoorbeeld zowel voor Het Volk als voor Vooruit, en de verhalen van Bob De Moor kwamen zowel in de katholieke als in de liberale pers terecht. En Wally Delsey, die meestal voor de Volksgazet en Vooruit tekende, leverde een kortverhaal aan Het Volk. Dat andere auteurs niet in publicaties van verschillende strekkingen publiceerden, moet eerder toegeschreven worden aan loyauteit aan de krant zelf dan aan loyauteit aan de zuil. De grote problemen met auteurs die naar de concurrentie overstapten, situeerden zich trouwens elke keer in de katholieke wereld.
5.4. Het starten van de strippublicaties
Na het einde van de oorlog begonnen niet alle kranten tegelijkertijd strips op te nemen. Tussen de eerste en de laatste ligt er zelfs een periode van twee jaar[1846] : La Lanterne start in december 1944, De Nieuwe Gazet in december 1946. Zijn er verklaringen te vinden voor deze "startmomenten", en wat wordt er dan als eerste strip(s) gepubliceerd ?
Verklaringen zijn er niet echt te geven. Wel valt het op dat de vier eerste kranten die met strips starten, dat doen met origineel materiaal. De eerste agentschapstrip is voor Le Peuple, met de publicatie van Donald Duck vanaf juli 1945.
5.5. De jeugdpagina's
Laten we nu even verder ingaan op de jeugdpagina's, die in de tekst al besproken werden voor zover er strips opgenomen werden. De volgende kranten publiceerden een jeugdpagina (of een "vrouw en kind"-pagina) met strips : Het Volk, La Drapeau Rouge, De Rode Vaan, La Dernière Heure, Le Peuple, Vooruit, La Lanterne, Le Soir, Het Laatste Nieuwe, Het Nieuwsblad en La Libre Belgique.
Enige logica is daarin niet te vinden. Merkwaardig is wel de jeugdpagina van Het Nieuwsblad, die niet in De Standaard terug te vinden is. Misschien werd de Standaard daar toch iets te serieus voor bevonden.
In de meeste van die rubrieken zijn per week één of twee stroken terug te vinden. Merkwaardig is wel het groter aantal ondertekststrips, en het groter aantal didactische/historische strips dan in de krant. Waarschijnlijk werd er bij de samenstelling van die pagina's rekening gehouden met een "educatief" aspect.
De jeugdrubrieken van Het Nieuwsblad en La Libre Belgique lijken dan weer eerder stripbijlagen. In Het Nieuwsblad zijn er wekelijks minstens twee volledige (Belgische) stripplaten terug te vinden, en bij La Libre Belgique zelfs meer.
De sterke Belgische vertegenwoordiging in de jeugdpagina's van deze twee laatste kranten heeft natuurlijk een grote invloed op de percentages per land : 50,2 % van alle jeugdpagina-strips zijn van Belgische oorsprong, 24,7 % komen uit Nederland, 6,9 % uit Frankrijk, 3,7 % uit Groot-Brittannië, 2,8 % uit Denemarken, en 0 % (!) uit de Verenigde Staten.
6. Genres, stijlen en uitzicht van de strips
IN DE HELE VOORGAANDE TEKST IS AL BIJ AL WEINIG AANDACHT BESTEED AAN HET UITZICHT VAN DE STRIPS. HOE GOED ZIJN ZE GETEKEND ? IN WELKE PRECIEZE STIJLEN ? ZIEN ZE ER VERZORGD UIT ? …
Allereerst een klein "probleem" vermelden. De drukkwaliteit van de kranten was niet altijd even verzorgd, wat ervoor kan zorgen dat de strips soms veel slordiger overkomen dan ze eigenlijk zijn. Ook waren de reproductietechnieken toen nog niet sterk ontwikkeld, en als de krant alleen een reproductie[1847] van de af te beelden strook kreeg, kon dat ook leiden tot kwaliteitsverlies. Op die manier kunnen zeer verzorgde tekeningen er ongelooflijk slordig uitzien.
Nu het toch over slordigheid gaat : algemeen kan men stellen dat de meeste strips qua tekenstijl van een zeer goed niveau zijn. Amateurisme lijkt ver te zoeken, al zijn sommige Belgische auteurs (Willy Vandersteen, Ray Reding, Anne-Marie Prijs, Wally Delsey …) in de beginperiode duidelijk nog aan het evolueren. Maar over het algemeen moeten de Belgische producties zeker niet onderdoen voor de buitenlandse : denk maar aan zeer nette klare lijn-stijl van Bob De Moor in Tijl Uilenspiegel, of het Amerikaans aandoende realisme van Tenas & Rali in Pierre Azur.
En zo zijn we bij stijlen beland. De variatie is zo groot dat men gerust kan zeggen dat ongeveer alle mogelijke tekenstijlen aan bod komen. Van precies realisme (Rip Kirby, L'agent secret X-9, Pierre Azur, Eric de Noorman, …) naar een ronde humoristische stijl (Suske en Wiske, Monsieur Snot, …), over "Disney-stijl" (de Disney-verstrippingen, Marten Toonder, …), "klare lijn"-stijlen (Kuifje, Tijl Uilenspiegel, …), "gravure-stijl" (Smidje Smee, de jeugdpagina van Le Soir, …), en ga zo maar door …
Qua verhaalgenres (en eigenlijk ook qua stijlen) merkt men dat "typische" elementen met bepaalde landen kunnen verbonden worden. Ik zal hier dan ook de verschillende landen kort overlopen.
Scandinavische strips vertonen heel weinig variatie : de meeste zijn gewoon gagstrips, met als uitzondering de realistische avonturenverhalen van Lennart Ek (Fred Sander). Britse reeksen komen dan weer niet zoveel voor, zodat er eigenlijk geen genres domineren : zowel gagstrips, humoristische avonturenstrips (Jimpy) als sprookjesachtige verhalen (Rupert) komen voor.
De Franse productie kan men in drie groepen verdelen. Allereerst de gagstroken zoals Subito en Nimbus, ten tweede de kortverhalen uit de communistische pers, en ten derde de literaire bewerkingen. Deze laatste zijn allemaal getekend in een zeer drukke realistische stijl en voorzien van onderteksten.
Uit Nederland heeft men de realistisch getekende historische verhalen (Eric de Noorman, Aram), naast een zeer grote groep Marten Toonder-achtige strips. Maar ook "sprookjes" (Paulus de boskabouter, Myra) en western (Dick Bos) komen voor. Dat de meeste van deze reeksen van onderteksten voorzien zijn, zagen we al eerder.
Uit de Verenigde Staten kwam een zeer verscheiden productie overgewaaid : een hele hoop gagstroken, enkele humoristische avonturenverhalen, maar vooral veel realistische avonturenverhalen. In deze laatste vindt men zowel detectives/politieseries, westerns, pilotenstrips, superheldenstrips als "bravere" reeksen zoals Annie l'orpheline.
En dan België tenslotte : een duidelijk overwicht is te vinden bij de humoristisch of schematisch getekende avonturenstrips, waarvan het meest bekende voorbeeld natuurlijk Suske en Wiske is. Realistische reeksen (Pierre Azur, De dodende wolk, …) komen voor, maar in veel mindere mate, net als didactische verhalen en sprookjes zoals Smidje Smee. En tenslotte is er ook een niet onaardig aantal Belgische gagstrips terug te vinden.
7. Politieke elementen
IN DIT DEELTJE ZAL GEPROBEERD WORDEN DE POLITIEKE ELEMENTEN UIT DE VERHALEN MET ELKAAR TE VERGELIJKEN EN ZE IN EEN BREDER KADER TE PLAATSEN. EEN REEKS THEMA'S ZULLEN IN DIE ZIN OVERLOPEN WORDEN, MAAR EERST MOETEN WE STILSTAAN BIJ ENKELE ALGEMENE ASPECTEN. ALS ER VOORBEELDEN GEGEVEN WORDEN, GEBEURT DAT AAN DE HAND VAN DE NAAM VAN DE AUTEUR, DE TITEL VAN HET VERHAAL OF DE TITEL VAN DE REEKS. PRECIEZE REFERENTIES ZIJN TERUG TE VINDEN IN DE BESPREKINGEN PER KRANT.
7.1. Typologie
Zoals we in de besprekingen per krant al hebben gezien, kunnen politieke elementen in de besproken strips zeer verschillende vormen aannemen. Het eenvoudigste zijn opmerkingen, waarin de verteller of één van de personages inspelen op de actualiteit of op een politiek thema. Daarbij horen onder andere opmerkingen over de belastingen, de Koningskwestie, de tram, het liberaal verkiezingsprogramma, enz.
Daarnaast heeft men situaties die naar de werkelijkheid verwijzen, zoals bijvoorbeeld de scènes uit Suske en Wiske waarbij Vandersteen zich uitspreekt voor vergevingsgezindheid en amnestie, of de scènes uit verschillende verhalen die verwijzen naar de (volks)repressie. Of, om het bij Vandersteen te houden, de scène uit Bibbergoud waar het "stemrecht der squaws" aan bod komt.
En tenslotte zijn er de verhalen die volledig opgebouwd zijn rond een politiek thema. Ze bestaan uit een aaneenrijging van de net vermelde opmerkingen en situaties. Voorbeelden hiervan zijn Proleetje en Fantast (de klassenstrijd), Folichon (het verzet tegen de Duitsers), Mickey Mouse tegen het IJzeren Masker (de strijd om de democratie) en Het Vals Gebit van Tijl Uilenspiegel (de IJzertoren, de Koningskwestie en het Vlaams bewustzijn).
De link tussen het verhaal en de maatschappij kan ook op verschillende manieren gelegd worden. Natuurlijk is die link vaak evident : als er opmerkingen gegeven worden over de trams, of over de belastingen, dan is het voor elke lezer onmiddellijk duidelijk waar het over gaat.
Maar soms moet de lezer aan de hand van de opmerkingen en verwijzingen grotendeels zelf de link leggen. Dat is bijvoorbeeld het geval in het Suske en Wiske-verhaal De Bokkerijder, waarin op allerlei manieren op de repressie ingespeeld wordt. Het gebeurt echter indirect, via de Bokkenrijders, en de lezer moet zelf deze twee thema's verbinden.
Allerlei elementen kunnen helpen die link gemakkelijker te leggen, zoals (vervormde) namen en karikaturen van politici, of van andere mensen. Het Speek-personage in Het Vals Gebit is daar een mooi voorbeeld van, maar ook in andere verhalen krijgen sommige personages de naam en/of het uiterlijk van bekenden. Denk maar aan de optredens van Spaak, Huysmans en Lalmand in het Van Zwam-verhaal De hoed van Geeraard de Duivel, of nog het personage Bertus den Haze in De Bokkerijder. Wat de lezer ook op weg helpt, zijn uitspraken als "Waar heb ik dat nog gezien ?" bij het kapotslaan van de inboedel van Matsuoka, uit het Van Zwam-verhaal Het geheim van Matsuoka.
En natuurlijk helpt ook het opnemen van reële situaties bij het leggen van de link. Weer is Het Vals Gebit daar het beste voorbeeld van, met het voorkomen van de IJzertoren, van stakingen, van een Mars op Brussel, enz.
7.2. Politiek en vertelstijl
Opvallend is dat het overgrote deel van de reeksen met een politieke inhoud humoristisch zijn. Niet alleen van tekenstijl, maar ook van inhoud. De politieke kwesties worden dan ook op een humoristische manier behandeld. Voorbeelden zijn Suske en Wiske, Bazielken, Van Zwam, Tijl Uilenspiegel, Mickey Mouse, …
Maar ook in realistische reeksen komt politiek aan bod, en dan natuurlijk wel op een serieuze manier. Voorbeelden hiervan zijn de Amerikaanse reeksen Rip Kirby en L'agent secret X-9.
Een verhaal dat moeilijk te plaatsen is, is "Folichon dans la résistance" waarbij zeer ernstige feiten (de oorlog en het doden van Duitsers) op een ongelooflijk luchtige en bijna grappige manier verteld worden.
7.3. Binnen- en buitenlands materiaal
Vooraleer verder te gaan moet nog eens de nadruk gelegd worden op het verschil tussen Belgisch en buitenlands materiaal. Voor het Belgisch materiaal was er meestal een directe band aanwezig tussen de auteur en de krant, zodat de standpunten van de krant regelmatig in de verhalen terug te vinden zijn.
Voor het buitenlands materiaal ligt dat allemaal anders. Een krant sloot een contract met een agentschap voor een bepaalde reeks, en had dus niet echt invloed op de inhoud daarvan. De krant kon natuurlijk wel een einde maken aan het contract, maar rechtstreeks invloed uitoefenen ging niet. De inhoud van deze strips linken aan het gedachtegoed van de krant heeft dan ook niet zoveel zin. Deze buitenlandse reeksen moeten in een iets ander kader gezien worden. De vraag wordt hier meer : welke ideeën, standpunten komen via die buitenlandse strips ons land binnen ?
7.4. De Tweede Wereldoorlog : de strijd, het verzet en de Duitsers
7.4.1. De Duitsers
Duitsers worden natuurlijk op een zeer onaangename manier voorgesteld. Ze zijn hoogmoedig, dom, arrogant, oorlogszuchtig, onsympathiek, hebben typische smoelwerken, voeren folteringen uit en zijn overtuigd van hun gelijk. Ze spreken met een idioot accent en krijgen typische namen (vooral Fritz) toebedeeld. Ook zijn een hoop scheldwoorden en negatieve beschrijvingen voor Duitsers voorhanden. Het verst wordt er gegaan in Folichon, waar de auteur er blijkbaar een genoegen in schept zijn verzetsstrijder een hoop Duitsers op min of mee humoristische wijze te laten vermoorden.
In alle verhalen worden Duitsers op deze manier voorgesteld. Zo kort na de oorlog kon men natuurlijk moeilijk iets anders verwachten. De auteurs rekenen blijkbaar op hun manier af met de ex-bezetters.
7.4.2. Het verzet
Negatieve houdingen over het verzet zijn dan weer nergens te vinden. Als het verzet aan bod komt, is het duidelijk in positieve zin. Net als over het feit dat Duitsers slecht zijn, is er in de verhalen een consensus over het feit dat het verzet goed werk geleverd heeft. De verhalen in kwestie verschijnen in Le Drapeau Rouge, De Roode Vaan, Het Belang van Limburg en La Wallonie. Le Drapeau Rouge verheerlijkt het verzet doorheen de biografie van "Colonel Fabien", terwijl La Wallonie daarvoor een beroep doet op het fictieve personage Folichon. In De Roode Vaan (Proleetje en Fantast) wordt moedig gedrag vergeleken met guerillapartizanen.
Bij de communisten is het duidelijk dat het om het communistische verzet gaat, in Folichon is identificatie met een bepaalde verzetsbeweging niet mogelijk : er wordt nergens de naam van de organisatie vermeld. Dat gebeurt wel in "Nantje en Jetje" van Anne-Marie Prijs, waar de verzetsstrijders deel uitmaken van het BNB.
7.4.3. De geallieerden
De houding ten opzichte van de geallieerden is dan weer verscheidener. In de meeste oorlogsverhalen is voor de geallieerden een heldenrol weggelegd : in Nantje en Jetje worden ze door de bevolking op gejuich onthaald (hoewel er in het verhaal toch een bombardementsfout gebeurt), en verzetsstrijder Folichon haast zich naar Engeland om in dit "beloofde land" of "land van de vrijheid" de strijd tegen de Duitsers verder te zetten.
Maar de houding is niet overal even positief. In de Fabien-biografie wordt de rol van de geallieerden ongeveer doodgezwegen, zodat het communistisch verzet alle pluimen op haar hoed kan steken. En bij Willy Vandersteen vindt men zelfs een negatieve houding ten opzichte van de geallieerden. Eén keer heeft hij het over een "geallieerde bezetter", en op een ander moment wijst hij op de bombardementsfouten tijdens de oorlog (het "bombarderen van militaire-burger-objectieven"). Hetzelfde gebeurt met het Marshallplan, dat hij het "Marcheer-maar-al-plan" noemt en associeert met een nachtmerrie. In De Mottenvanger uit Vandersteen trouwens ook kritiek op de regering-Pierlot. Hiermee sluit hij duidelijk aan bij de denkbeelden van Leopold III.
7.4.4. Verwijzingen naar de oorlog
In de Amerikaanse reeksen Steve Canyon en X-9 wordt er "gefilosofeerd" over de Tweede Wereldoorlog. Oorlog blijkt niet echt iets positiefs te zijn, maar als hij uitbreekt moet men zich uit patriottisme engageren. Tegenover desertie wordt dan ook heel lastig gedaan. Ook wordt in deze twee reeksen de schuld van al de slachtoffers bij de Japanners gelegd. Hier krijgen we dus al een beeld van de Verenigde Staten die zich hebben moeten verdedigen tegen de Japanse aanvallers, een beeld dat ook in de Koude Oorlog een rol zou spelen.
7.4.5. De Duitsers na de oorlog
Als we de stripauteurs mogen geloven, werden de Duitsers na het beëindigen van de oorlog nog altijd als gevaarlijk beschouwd. Zowel op individuele als op collectieve basis zijn ze nog in staat de wereld te laten voelen dat ze bestaan. Zo komt Kappie op een eiland in contact met een bende Duitse soldaten die niet beseffen dat de oorlog gedaan is. En in verschillende verhalen duiken er ex-nazi's (natuurlijk als slechteriken) op : bijvoorbeeld in het kortverhaal Le trésor du pendu (La Dernière Heure) en in L'agent secret X-9. In MacNib, dat zich afspeelt in de jaren 1880, zijn de Duitsers al even gevaarlijk.
Ook Hitler herverschijnt enkele keren op het toneel. In Van Zwam blijkt hij in Alaska te leven, en in Tijl Uilenspiegel koestert de ex-Führer onder de naam Pittler plannen om de wereld te vernietigen. Nergens worden Duitsers op een positieve manier voorgesteld, wat zeer begrijpelijk is. Het heeft natuurlijk tot gevolg dat het wantrouwen tegenover Duitsers in stand gehouden wordt.
7.4.6. Oorlog in het algemeen
Weer krijgen we vrij eensgezinde auteurs. Oorlog wordt nergens verheerlijkt. De strijd van Folichon en van "Colonel Fabien" tegen de Duitsers en die van de aardbewoners tegen de Marsianen in Fred Sander worden natuurlijk wel verheerlijkt, maar dat kan men moeilijk beschouwen als een verheerlijking van oorlog. Het gaat om het verdedigen van zijn land tegen indringers. Trouwens, in "Fred Sander" is het feit dat de strijdende partijen uiteindelijk gaan samenwerken veel belangrijker dan de strijd zelf.
In allerlei andere verhalen wordt gepleit voor vrede en tegen oorlog : de Suske en Wiske-verhalen De Sprietatoom, De Mottenvanger en De Koning Drinkt, X-9, Thomas Pips, … De Tweede Wereldoorlog heeft blijkbaar gezorgd voor een serieuze afkeer van oorlogsvoering.
Vandersteen maakt in De Mottenvanger trouwens een analyse van het fenomeen "oorlog", waarin hij propaganda en het winstbejag van wapenhandelaars als de voornaamste boosdoeners aanwijst.
7.4.7. Beschaving ?
De Tweede Wereldoorlog was misschien net ten einde, maar volgens sommige auteurs heeft de mens daar niet veel door bijgeleerd. Vandersteen breekt op dat vlak alle records : hij brengt beschaving in verband met onvriendelijkheid, oorlog, wapens, concentratiekampen, … Maar ook Marc Sleen gaat in enkele opmerkingen dezelfde toer op : in Het Rattenkasteel hangt hij zelfs een zeer negatief beeld op van de mens. In een Mickey Mouse-verhaal vallen ook zulke opmerkingen : daar worden gevechten en oorlogen geassocieerd met onze beschaafde wereld.
7.4.8. Joden ?
Tot slot van dit deeltje over de Tweede Wereldoorlog nog even vermelden dat er nergens verwezen wordt naar de uitroeiing van de joden tijdens de oorlog. Zoals in de tekst al aangegeven, kreeg het onderwerp toen heel weinig aandacht, en dat is ook in de strips te zien. De enige keer dat een jood voorkomt, is in "De Stradivarius van Prof. Polsky", als een oneerlijke handelaar met een haakneus.
7.5. De Koude Oorlog
7.5.1. Beeldvorming van Russen en van de Sovjetunie
In verschillende verhalen komen de personages in contact met Russen of belanden ze zelf in de Sovjetunie. In al deze verhalen[1848] komt een zelfde beeld van Rusland naar voor. Vrijheid is er ver te zoeken, iedereen wordt er in het oog gehouden, de situatie is er niet rooskleurig, het regime is autoritair, stoorzenders worden verbannen, …
Russen blijken ook geïndoctrineerd te zijn : Russische historici herschreven de geschiedenis en beweren dat het Amerikaanse succes maar een tijdelijk fenomeen is. Wie dat niet gelooft, is een verrader.
Een karikaturaal beeld van de Sovjetunie is bijvoorbeeld terug te vinden in de Van Zwam-verhalen De erfenis van Nero en Moea-Papoea : men wordt er ontslagen om "gezondheidsredenen", men vindt er alle westerlingen dikke leugenaars, de bevolking leeft in terreur, sombere gebouwen domineren het straatbeeld, overal hangen portretten van Stalin, …
Een element dat ook regelmatig terugkomt is dat Russen/Oost-Europeanen niet in staat zijn zelf uitvindingen te ontwikkelen en deze dus in het Westen moeten bemachtigen door diefstal of spionage.
Deze negatieve typering van de Sovjetunie komt zowel voor in Belgische, Nederlandse als Amerikaanse reeksen, en past natuurlijk perfect in het zwart maken van de "vijand" tijdens de Koude Oorlog.
7.5.2. Beeldvorming van de Verenigde Staten
In twee Van Zwam-verhalen en één Bazielken komen de personages uitgebreid in contact met Amerikanen. Daarbij wordt een zeer stereotiep en grappig beeld van de VS opgehangen. Het komt er eigenlijk op neer dat Amerikanen een raar volk zijn, die alleen vlees in dozen eten, geschifte reclamestunts uithalen en zeer zeker van zichzelf zijn. De spion Pullmann in Moea-Papoea vindt het zelfs zijn taak de eilandbewoners Marshallkredieten en dollarhulp aan te bieden. Amerikanen zijn trouwens ook geobsedeerd door de atoombom.
7.5.3. De Koude Oorlog volgens de VS
Zeer interessant is natuurlijk de beeldvorming van Russen en de Sovjetunie in de Amerikaanse reeks X-9. Enfin, het wordt niet gezegd dat het Russen zijn, maar uit de verhalen blijkt overduidelijk wie geviseerd wordt. De Russen willen de wereld veroveren, en geloven dat ook de VS oorlogsplannen hebben. Dat wordt door de Amerikaanse personages natuurlijk afgedaan als een leugen. De VS zijn een vredelievende, maar bedreigde natie. En door die Sovjetdreiging moeten ze natuurlijk in staat zijn zich te verdedigen.
Dit is natuurlijk een perfect voorbeeld van hoe Amerikaanse propaganda via strips Europa bereikte.
7.5.4. De Koude Oorlog volgens Europeanen
Belgische auteurs maken er blijkbaar een spelletje van om met beide partijen te lachen : zowel Russen als Amerikanen worden op een stereotiepe manier voorgesteld, zodat men zich kan afvragen of men er veel meer achter moet zoeken dan een humorelement…
Een min of meer neutrale opstelling in de Koude Oorlog is terug te vinden in het Van Zwam-verhaal Moea Papoea. Sleen typeert er de twee mogendheden als grote kinderen die voor hun plezier met het lot van de wereld spelen.
Een zelfde neutraal (en zelfs vredelievend) standpunt is terug te vinden in het Bim-verhaal Hypnose onder nul. De mogendheden worden daarin onder de namen Geld- en Roodlanders vermeld, en zijn elkaar duidelijk waard : ze zijn alle twee bezeten door atoomkoorts en zien overal spionnen. Hun houding wordt eigenlijk een beetje belachelijk gemaakt en hun strijd als zinloos bestempeld. Het verhaal neemt dan ook een vredelievend standpunt in : het personage Basli houdt een vredestoespraak en er komt een algemene verzoening.
In Europa bleek men dus niet echt overtuigd van de wijze waarop de Amerikanen de Koude Oorlog voorstelden.
7.5.5. Spionnen en Russische bendes
Een typisch element in Amerikaanse reeksen is het opvoeren van Russische spionnen zonder ze bij naam te noemen. Maar ook in Europese reeksen (Tom Poes, Humpo Hotsflots, …) komt het fenomeen voor. Ze worden dan "spionnen van een vreemde mogendheid" of iets gelijkaardigs genoemd. Ook namen als "Ivan", "Polotof" of andere namen met Russische uitgangen en cyrillisch schrift kunnen de lezer erop wijzen dat hij met Russen (of tenminste Oostblokkers) te maken heeft. Maar Marc Sleen heeft er bijvoorbeeld geen enkel probleem mee de Russen bij naam te noemen.
De echte Russische vijfde colonne komt voor in L'agent secret X-9. Een hele organisatie spionnen en buitenlandse propagandisten" is blijkbaar ingeplant op het Amerikaans territorium. Deze moeten natuurlijk uitgeschakeld worden, wat door de uiterst efficiënte Amerikaanse geheime diensten ook gebeurt.
En natuurlijk kunnen enkele Belgische auteurs als Willy Vandersteen, Rik, Marc Sleen en Raf Van Dijck het weer niet laten grapjes over te maken over "agenten van een vreemde mogendheid" en "vijfde colonnes". In Vlaamse reeksen moeten trouwens ook de luchtbrug, het IJzeren Gordijn en het boek "Ik koos de vrijheid" eraan geloven.
7.5.6. Amerikaans voedsel en Anti-Amerikanisme
Vooral bij Vandersteen is kritiek te vinden op de import van Amerikaanse producten na de Tweede Wereldoorlog. De personages uiten verschillende keren hun ongenoegen over Amerikaans eierpoeder, kauwgom, corned beaf en kolen. Dat is niet zo verwonderlijk, gezien de al vermelde negatieve houding van de auteur ten opzichte van de geallieerden. Ook wordt het "commercieel imperialisme" van de VS, belichaamd door frisdrankproducent Coca-Cola, in enkele Vlaamse reeksen op de korrel genomen. Net als het feit dat ze proberen delen van de wereld in hun invloedsfeer te krijgen door het schenken van afgedankt legermateriaal. Op het belang van Amerikaanse dollars om producten te kunnen importeren wordt ook gewezen in het Suske en Wiske-verhaal De Koning Drinkt, waarin Koning Cactus absoluut zijn "deviezen" niet wilt laten gaan.
Een echte anti-Amerikaanse houding is (natuurlijk) te vinden in Proleetje en Fantast Globetrotters. Maurice Roggeman klaagt duidelijk de Amerikaanse atoomproeven op Bikini (en hun gevolgen) aan, en stelt de Amerikaanse soldaten (die hij Donkerwolken noemt) voor als arrogante en agressieve heerschappen. Roggeman volgt hier gewoon de lijn van zijn werkgever De Roode Vaan. Maar bijvoorbeeld in Bazielken blijkt dat een "Amerikaanse aanpak" niet altijd op Europese sympathie kan rekenen.
7.5.7. De Verenigde Staten als bondgenoot van België
Ondanks de neutrale en "humoristische" houdingen die Belgische auteurs ten opzichte van de Koude Oorlog aannemen, is verschillende keren goed te merken dat België en de Verenigde Staten bondgenoten zijn. In de eerste Thomas Pips-cyclus en in Bazielken krijgen de personages bijvoorbeeld onderscheidingen van de Amerikaanse president in hoogsteigen persoon.
In "De erfenis van Nero" worden België en de VS vredelievende naties genoemd en krijgt Nero zomaar een atoom mee die Stalin probeerde te stelen.
Maar het beste voorbeeld van Amerikanisme is te vinden in "Het wondere wapen van Thomas Pips", waarin de hele spionagezaak plots in orde is als blijkt dat de spionnen eigenlijk Amerikanen zijn.
7.5.8. Communisme en anticommunisme
Het thema communisme komt, in positieve of negatieve zin, niet in zoveel verhalen voor. Een positieve houding vindt men vanzelfsprekend alleen in de communistische pers terug. Le Drapeau Rouge brengt met de Fabien-biografie de heldendaden van het communistische verzet in herinnering (het verhaal past trouwens perfect in de anticommunistische sfeer van 1950), terwijl Proleetje en Fantast in De Roode Vaan aantonen dat een sociale revolutie tegen de vijanden (gepersonifieerd in Koning Trust) kan slagen als het volk zich inzet. De KPB of de Sovjetunie komen er niet rechtstreeks aan te pas, hoewel er op ingespeeld wordt, onder andere door het hamer en sikkel-teken.
In Tom Poes en de talisman, gepubliceerd in het katholieke Het Volk en het socialistische Le Peuple, wordt de werkwijze van de "Gorganisten" aangeklaagd. Doorheen deze organisatie, waar een ander land achter zit, en die onder andere bomaanslagen pleegt, worden duidelijk de communisten geviseerd, en in een slecht daglicht gesteld. Ook dit verhaal past perfect in de anticommunistische geest van het einde van de jaren veertig, maar dan wel als versterking ervan.
7.5.9. De tijd van (gevaarlijke) uitvindingen en van de atoombom
Na de Tweede Wereldoorlog was het geloof in nieuwe technologie blijkbaar vrij groot. In allerlei verhalen komen nieuwe uitvindingen voor : moderne vliegtuigen, een dodende wolk, een maanraket, vliegende schotels, een vliegende ketel, een azijnstraal, een vliegende theepot, … Wat dat technologisch aspect betreft, kan men gerust spreken van een tijdsgeest.
Spijtig genoeg zijn deze uitvindingen niet altijd even onschuldig. 1945 was namelijk het jaar van de atoombom. Het atoom-element is dan ook niet uit de verhalen weg te denken. Eric de Noorman komt in Atlantis in contact met atoomwagens en –wapens, de professoren Rama en Krug en een professor in Tekko Taks beschikken over een atoomraket, de rare professor uit Mickey Mouse laat een auto vliegen dankzij het "atoomgeheim", en zo kan men nog even doorgaan. Ook maakt bijvoorbeeld Louis Paul Boon er een spelletje van om "-atoom" als voorvoegsel te gebruiken. Hetzelfde komt ook voor met de spriet-"atoom" van Vandersteen en het splitsen van kaas en gaten in de Ruzische gruyère van Raf Van Dijck.
Hoe wordt er nu omgegaan met die atoombom ? Meestal zijn de atoombommen die in de verhalen voorkomen veel minder schadelijk dan de echte. De atoombommen in Bim, Proleetje en Fantast, Bazielken richten al bij al redelijk weinig schade aan. Ook Marc Sleen onderschat in "De erfenis van Nero" het gevaar : de personages overleven zonder problemen een kernsplitsing. Willy Vandersteen ontwerpt daarentegen een atoombom die vrede brengt, en geeft daarmee blijk van zijn ontevredenheid over de echte A-Bom. Er wordt dus duidelijk op een speelse manier met atomen en atoombommen omgegaan.
Maar soms, en vooral in Amerikaanse reeksen, is het bloedige ernst. In Radio Patrol denkt een man na over zijn verleden : hij had de wereld aan zijn voeten door het bezit van de atoomformule. In X-9 ontwerpt een Duitse geleerde atoomkogels en in Johnny Hazard wordt een kerngeleerde ontvoerd.
7.5.10. Houding ten opzichte van de atoombom en andere gevaarlijke uitvindingen
Ten opzichte van uitvindingen in het algemeen worden twee soorten houdingen aangenomen. Meestal zijn de reacties eerder negatief. Uitvindingen kunnen namelijk zeer gevaarlijk zijn, vooral als ze dreigen voor oorlogsdoeleinden gebruikt te worden. De overtuiging dat de wereld nog niet rijp is voor zulke uitvindingen, komt dan ook veelvuldig voor. En niet ten onrechte : een hele reeks personages wilt door middel van nieuwe uitvindingen de wereld veroveren. Dit gebeurt in verhalen van eender welke oorsprong.
Het besef van het gevaar komt goed tot uiting als in Rip Kirby een geleerde een oproep doet om tussen naties samen te werken op het vlak van gevaarlijke wapens, anders zou de wereld wel eens in gevaar kunnen komen. Een zeer wijze opmerking, en een beetje ongewoon voor een Amerikaanse reeks.
Amerikanen gaan namelijk graag de patriottische toer op. Zowel in Rip Kirby, Mickey Mouse, Radio Patrol als X-9 willen de personages dat de uitvinding waarrond het verhaal draait aan de regering aangeboden wordt. De uitleg hiervoor is natuurlijk weer dat de Verenigde Staten zich moeten verdedigen. Rip Kirby vindt het zelfs spijtig dat het in de wereld zo moet lopen, maar er is nu blijkbaar geen andere mogelijkheid.
7.5.11. De rol van uranium en de plaats van België in de wereld
Om een atoombom te vervaardigen heeft men natuurlijk uranium nodig. In Kappie probeert een bende door middel van een "magnetisch erts" de macht in handen te krijgen. In Bim gaan twee vijandige expedities op zoek naar uranium om een atoombom te maken. En in Mickey Mouse wordt een scheikundige formule gestolen van een product dat uranium kan vervangen. Maar het meest uraniumgetinte verhaal is het Belgische Klawieter, dat zelfs "De strijd om het uranium" als ondertitel meekrijgt. Onder leiding van Klawieter vertrekt er een expeditie naar Kongo, om uranium te ontginnen. Het belang van uranium wordt in het verhaal duidelijk benadrukt : "Wij zijn de rijkste mannen ter wereld. De toekomst zal van ons afhangen. De wereld ligt in onze handen." De Belgische regering gaat zelfs zo ver te verklaren dat de ontdekking de zaak van de vrede dient en België bij de grote mogendheden plaatst.
Ook in het Van Zwam-verhaal Moea-Papoea worden er grote plannen voor België gekoesterd : Nero wilt er namelijk atoomplannen aan de Belgische regering doorspelen. Bedoeling is de wereld "eens goed te doen verschieten" en ons land op de wereldkaart te zetten.
En een gelijksoortige situatie doet zich voor in Thomas Pips, waarin de legerleiding wel iets ziet in de magneten-uitvinding, en zegt dat België ermee meester van de wereld kan worden. Maar Pips wilt het alleen gebruiken voor vredelievende doeleinden.
7.5.12. Het Gele Gevaar
Niet alleen de Russen worden in deze naoorlogse jaren gevreesd, ook uit het Verre Oosten loert blijkbaar gevaar. Maar erg veel komt dat onderwerp niet aan bod. Sleen voert de geleerde Matsuoka op, die zich opwerpt als een opvolger van Hitler, en in Bazielken probeert een Mongoolse geleerde de Westerse economieën te destabiliseren. In zijn eerste verhaal wordt Bazielken zelfs geconfronteerd met een vijandig Russisch-Chinees schip.
7.6. Democratie
Democratie is een belangrijk thema. In alle verhalen waar het aan bod komt, gebeurt dat in positieve zin en komen de personages in opstand tegen tirannen en dictators. Wat België betreft, is dat het geval bij Vandersteen, Boon & Roggeman, Hergé en Rik. Maar het verhaal dat het meeste de democratie propageert is het Amerikaanse Mickey Mouse tegen het IJzeren Masker. Daarin slaagt Mickey Mouse erin een tiran van zijn troon te stoten en democratische hervormingen door te voeren. Ook hier weer wordt het gedachtegoed van de Verenigde Staten via een strip verspreid. Het verhaal past trouwens perfect in het verspreiden van de American way of life en de strijd tegen het (ondemocratische) communisme.
In enkele verhalen (Bazielken, Mickey Mouse, Kuifje & Proleetje en Fantast) wordt er ook een link gelegd tussen die totalitaire regimes en nazi-Duitsland. Dat de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog zorgden voor een vernieuwde aandacht voor de democratie, is dus ook in de strips duidelijk te merken.
7.7. Maatschappelijke kwesties en misdaadpreventie in de VS
In twee Amerikaanse reeksen spelen misdaden een belangrijke rol. In Superman wordt openlijk gepleit voor een preventieve aanpak van de jongerencriminaliteit. Door ze bezig te houden in speciale "community houses" moeten de jongeren van de straat en dus uit de criminaliteit gehouden worden. Ook wordt er gewezen op de verantwoordelijkheid van de ouders in de opvoeding van hun kinderen.
Sommige passages uit L'agent secret X-9 lijken dan weer op zichzelf antimisdaadpamfletten te zijn. Zo wordt een personage opgevoerd dat spijt heeft van zijn daden en zich bezint over al de verloren tijd in de gevangenis. En ongeveer alle misdadigers die in de reeks opgevoerd worden, lopen vroeg of laat tegen de lamp. Het verhaal wordt trouwens ook even onderbroken door een speciale strook, waarin een functionaris wijst op een grote misdaadgolf, die volgens hem moet aangepakt worden door de invloed van de moraal en het onderwijs te versterken.
7.8. De politie
En zo komen we bij de politie. Qua beeldvorming van de politie kan men twee grote groepen onderscheiden. In de Amerikaanse verhalen Radio Patrol en X-9 wordt een zeer efficiënt beeld van de politie gepresenteerd. De politie doet haar werk goed, en is bovendien menselijk : ze is er niet om de mensen lastig te vallen, maar om hen te helpen. Soms lijkt het wel een promotiecampagne …
Een heel ander beeld krijgt men in de Nederlandse en Vlaamse reeksen Kappie, Tom Poes, Suske en Wiske, Van Zwam en Bazielken : soms werkt de politie in deze verhalen op een efficiënte manier, maar regelmatig wordt er gelachen met klungelende, trage, bange, tegendraadse, procedure-achtige ordediensten.
7.9. Instellingen
Een hele hoop instellingen komen in de verhalen aan bod, maar meestal op een negatieve manier of op een manier waarmee de instelling niets meer te maken heeft. Vandersteen associeert de Benelux en het Marshallplan met nachtmerries, bij Sleen is de Benelux blijkbaar niet al te efficiënt (zie de scène met de Nederlandse waterpolitie). En in Bazielken en Thomas Pips krijgt de Benelux een militaire inhoud.
Met de Verenigde Naties is het al niet beter gesteld. Vandersteen associeert de VN en vredesconferenties steevast met "ambras", verder worden de VN soms vermeld, maar eerder als grap en zonder op de instelling zelf in te gaan.
Hetzelfde met het Marshallplan. In Bazielken wordt er gesproken van een Marshall-lander en wordt er een link gelegd tussen Amerikanen, Marshall en dollars. In Kappie komt de verspreking hulplening ipv hulp voor.
7.10. Dekolonisatie
Ook de dekolonisatie dringt in sommige verhalen door. In De erfenis van Nero is duidelijk de bewustwording in een Afrikaanse stam te zien, terwijl de Nederlandse hond Tekko Taks samen met het vreemdelingenlegioen de rust in "het koloniaal rijk" moet herstellen. Nederland kampte op dat moment met problemen in de Indonesische kolonie, en Vandersteen speelt daarop in met een grapje.
7.11. De Koningskwestie
In zeer veel verhalen en op veel verschillende manieren wordt er op de Koningskwestie ingespeeld. Laten we beginnen met het enige negatieve dat over Leopold te vinden is, en dat is een kleine opmerking over Berchtesgaden in Proleetje & Fantast. Indirect wordt de koning er ook gelinkt aan de trusts en de CVP. Vanwege De Roode Vaan kan men natuurlijk moeilijk iets anders verwachten.
In al de andere verhalen waar de koningskwestie aan bod komt, wordt een positieve houding tegenover Leopold aangenomen. Niet toevallig worden al deze verhalen gepubliceerd in de Vlaamse katholieke pers. Zowel Willy Vandersteen, Marc Sleen, Bob De Moor, Raf Van Dijck, Luc Droek, Buth en Rik laten het onderwerp aan bod komen. In de Belgische verhalen in de socialistische en liberale pers is van heel het gebeuren geen spoor te bekennen.
Rik Clément en Buth houden het in Het Volk redelijk beperkt. Rik laat in Bazielken de stad Leopoldina opdraven en laat een voorbijganger een ontevreden opmerking maken over de "prince-régent". Buth doet in Thomas Pips dan weer of er niets aan de hand is : zijn personages worden (buiten beeld) door de koning ontvangen.
Dan maar over naar Het Nieuws van den Dag. Luc Droek laat in Klawieter gewoon blijken dat de koningskwestie een ingewikkelde zaak is, terwijl Raf Van Dijck de koningskwestie een belangrijk deel van zijn verhaal laat innemen. In "Anna Bouzilowna" worden er verkiezingen gehouden met de Tzaar als enige kandidaat, wordt er gepraat over 42 %, en zijn de tegenstanders van de vorst doppers, die staken om een statuut te eisen. De link met de stakingen die de socialisten organiseerden, is snel gelegd. Bob De Moor speelt in Het Vals Gebit verschillende keren in op het thema "meerderheid", waaraan de Zonnebrillen (socialisten) zich niet willen onderwerpen.
De Nieuwe Gids haalt het Kuifje-verhaal De scepter van Ottokar vanonder het stof. Een verhaal over een bedreigde koning die uiteindelijk van een troonsafstand gered wordt komt in zulke tijden altijd van pas.
Eenzelfde basissituatie vindt men in terug in De hoed van Geeraard de Duivel (De Nieuwe Gids en Het Volk) en De Stalen Bloempot (De Standaard). In deze verhalen hebben de machthebbers (Nero en Suske) af te rekenen met een sterke tegenstand vanwege oproerkraaiers, die gemakkelijk kunnen herkend worden als socialisten/communisten. Marc Sleen gaat in De man met het gouden hoofd zelfs over tot stemadvies.
In Suske en Wiske worden ook nog allerlei verwijzingen naar de koningskwestie gestoken, zowel direct (het land van ja en neen, de sachem-regent, de villa in Zwitserland) als indirect (twee strijdende partijen die tot een verzoening komen). En het thema van Lambiorix draait ook volledig rond de koningskwestie. Vandersteen ontpopt zich zo tot de auteur die de Koningskwestie het meest in zijn verhalen aan bod laat komen.
Een element dat telkens terugkomt, en dat de auteurs (en de katholieke wereld) duidelijk dwarszit, is het feit dat de Vlamingen zich hebben laten doen, ondanks het feit dat ze een absolute meerderheid hadden. In diezelfde context wordt ook de overdreven invloed van straatgeweld aangeklaagd : met stenen gooien telt meer dan een democratische meerderheid.
7.12. De politieke tegenstanders van de katholieken
We zagen dat de schuld van de koningskwestie vooral bij de socialisten gelegd wordt, en in mindere mate bij de communisten. Hoe gebeurt dat nu ?
Vandersteen gebruikt de Stalen Bloempotters als symbool voor de socialisten. Ze organiseren een laster- en leugencampagne, voeren aanslagen uit en gaan tot een oorlog om hun wil door te drijven tegen die van de meerderheid in.
Sleen geeft aan zijn personages gewoonweg het uiterlijk van politici : Huysmans, Spaak en Lalmand. Ze worden geassocieerd met de duivel en gaan over tot straatgeweld om de macht in handen te krijgen. Ze willen trouwens ook een republiek instellen, en Sleen maakt duidelijk dat ze de eenheid van België in gevaar brengen.
Bob De Moor gebruikt dan weer vervormde namen : Speek, Kameel, Madam Bloem. Zijn Speek-personage wordt natuurlijk zeer negatief voorgesteld : hij wilt absoluut zijn wil doordrijven, houdt geen rekening met de grondwet, organiseert "spontane stakingen" en een mars op Brussel, …
Maar niet alleen in Koningskwestieverhalen komen de politieke tegenstanders van de katholieken aan bod. Ook in Bazielken maken karikaturen van Spaak, Huysmans en Devèze een gastoptreden, als raadsvrouwen van een vrouwelijke dictator.
Met de liberalen wordt er trouwens graag gelachen, en dat zowel in Klawieter, Anna Bouzilowna als Tijl Uilenspiegel : er wordt ingespeeld op hun geringe kiesaanhang, op de "zaagfactor" van hun politieke tribune, en op hun verkiezingsbelofte de belastingen met 25 % te verlagen.
7.13. Politieke en militaire leiders
Kritiek op gezagsdragers in het algemeen komt ook enkele keren voor : in "Annie l'orpheline" wordt zulke kritiek geuit, maar het sterkst is deze kritiek aanwezig in de Britse reeks Jimpy. Een draak schopt het daarin tot gemeenteraadslid, ministers denken alleen aan oorlog voeren, en politieke leiders werken nooit.
Ook hier weer zijn Suske en Wiske en Van Zwam van groot belang. Politici worden voorgesteld als leugenaars, mensen die van mening veranderen, mensen die zich niet aan de wetten/regels houden, …
In Bazielken wordt er ingespeeld op de impopulariteit van ministers van financiën en is de Belgische Minister van Financiën een enorme klungelaar. En zeveren en vechten blijken gewone bezigheden van een parlement te zijn.
En ook in "Tom Poes en de talisman" worden de beleidsmakers op de korrel genomen. De regering blijkt bevolkt te worden door mensen met een hoge dunk van zichzelf en een log apparaat te zijn dat niet erg efficiënt werkt.
Hetzelfde gebeurt met legerleiders : in een hele reeks verhalen (Proleetje en Fantast, Suske en Wiske, Tekko Taks, Bazielken) wordt er kritiek geuit op oversten die graag orders geven maar zelf niets willen riskeren. Al deze zaken kan men beschouwen als een soort universele en steeds terugkomende kritiek.
7.14. De repressie
De repressie wordt, net als de Koningskwestie, op zeer verschillende manieren aangepakt. Net als bij de Koningskwestie komt het thema alleen naar voor in Vlaamse (en katholieke) reeksen, met een zeer sterke concentratie bij Vandersteen. Sleen klaagt voorzichtig de te harde repressie aan, Bob De Moor hekelt tijdens de diaprojectie in Tijl Uilenspiegel het feit dat de kleine collaborateurs meer gestraft worden dan de grote, en Buth laat in zijn Thomas Pips een strafexpeditie tegen een vermeende collaborateur opdraven. Een dergelijke scène komt ook voor in het Suske en Wiske-verhaal De Zwarte Madam. Allerlei andere Suske en Wiske-verhalen worden afgesloten met een algemene verzoening en vergeving. Er wordt namelijk gezegd dat het onmogelijk is een land herop te bouwen in haat. Op het eind van Lambiorix is er sprake van amnestie en Vandersteen verdedigt zelfs de Duitslandwerkers en de politiek van het minste kwaad. Alleszins is duidelijk dat Vandersteen en zijn krant De Standaard scherp reageren tegen de repressie : het verhaal De Bokkerijder is zelfs volledig op dat thema gebouwd. Daarin wordt vooral de nadruk gelegd op de te zware straffen en op het feit dat verwanten van collaborateurs te veel met de vinger gewezen worden. Ook blijkt dat hij vindt dat collaborateurs geen schuld treft omdat ze "misleid" werden.
Zowel directe als indirecte verwijzingen komen met betrekking tot dit thema dus voor. Zoals we al gezien hebben, is deze aandacht deels te danken aan het feit dat deze verhalen in de katholieke pers[1849] verschenen, en deels aan het feit dat zowel Buth als Vandersteen en zijn omgeving met de collaboratie te maken hebben gehad.
7.15. Taaltoestanden
Het plaatje is ondertussen bekend. Weer komt het onderwerp alleen voor in Vlaamse katholieke reeksen, namelijk Van Zwam, Suske en Wiske, Bazielken en Thomas Pips. Dat gebeurt op allerlei manieren : dieren en buitenlanders die geen Vlaams spreken, eentalige uithangborden, het aanklagen dat "hoge" zaken in het Frans geregeld worden, … Het gebeurt alleszins op een humoristische manier.
7.16. Godsdienst en Vlaanderen
Ook het religieuze aspect is vooral aanwezig in Vlaamse reeksen. Het komt aan bod op verschillende manieren : het laten opdraven van de hel, de hemel en duivels, van heiligenbeeldjes en kruisbeelden, de bouw van de kathedraal van Amoras, het bidden van personages, "aktes van berouw", enzovoort. Bij Vandersteen is godsdienst al sterk aanwezig, maar het swingt pas allemaal de pan uit in de Thomas Pips-verhalen van de priester Lod. Lavki. En niet alleen in de katholieke pers komen zulke elementen voor : ook Smidje Smee in Vooruit is erg godsdienstig getint.
Het katholicisme wordt vaak ook verbonden met het Vlaams aspect. Dat Vlaamse aspect is het sterkst aanwezig in Suske en Wiske en Tijl Uilenspiegel, en komt tot uiting in symbolen als de IJzertoren, de Vlaamse Leeuw, Vlaamse historische figuren, … De twee elementen worden aan elkaar gelinkt om te komen tot het beeld van het "goede, katholieke Vlaanderen", dat dan in Koningskwestie-verhalen kan geplaatst worden tegenover de slechte, duivelse of goddeloze tegenstanders.
7.17. Belgisch patriottisme
Het Belgisch patriottisme is zeer beperkt, op enkele uitzonderingen na. Het eindplaatje van Klawieter, met een groep Kongolezen die met Belgische vlaggen zwaaien, is één voorbeeld. Een ander geval vindt men in Thomas Pips, met de vliegende ketel die met vlaggen en ballonnen in de Belgische driekleur versierd wordt.
Belgisch patriottisme is trouwens ook terug te vinden in de oorlogsverhalen Folichon en Nantje en Jetje.
7.18. Wetten en politieke maatregelen
Vandersteen speelt enkele keren in op de Gutt-operatie, met Gutt als de mens die de mensen hun geld afnam. Met De Zwarte Madam linkt hij er zelfs een heel verhaal aan. Met de kolenslag van Achille Van Acker en de problemen in de mijnsector wordt duidelijk gespot in Kwik en Filidoor, waar er constant sprake is van de gruyèrekaasmijnen. En op het vrouwenstemrecht wordt ingespeeld in Bazielken en Suske en Wiske.
Andere maatregelen waarmee in Suske en Wiske gelachen wordt zijn de Wet De Taeye en de devaluatie. Die devaluatie komt ook voor in "Bazielken redt de frank", waarin Rik de maatregel door het verhaal schijnt te relativeren.
Maatregelen van de eigen zuil worden niet gespaard : De Taeye was een katholiek, en in Tijl Uilenspiegel wordt niet veel geloof gehecht aan de belofte van de katholieke regering om geld uit te trekken voor de heropbouw van de IJzertoren.
7.19. Alledaagse thema's
De administratie en de houding van ambtenaren worden op de korrel genomen in Suske en Wiske, Van Zwam, Tom Poes en Jimpy. Het beeld dat eruit voortkomt is dat van een log apparaat met veel paperassenwerk en slapende ambtenaren.
Het bewijs van burgerdeugd moet er ook aan geloven : zowel Vandersteen, Sleen als Rik maken het document eigenlijk belachelijk. Dat doen ze door het document uit z'n context te halen.
Zo'n typische universele kritiek is het klagen over de belastingen. Dit onderwerp komt veelvuldig voor in Suske en Wiske en Van Zwam, maar ook in buitenlandse reeksen als Tom Poes, Jimpy en Rip Kirby. Willy Vandersteen heeft duidelijk iets tegen het betalen van belastingen en maakt deze in zijn verhalen dan ook "belachelijk".
Personages komen door het betalen van hun belastingen zonder geld te zitten, belastingen gaan gepaard met zorgen, worden gezien als het afnemen van geld aan de gewone mensen, worden beschouwd als een barbaarse gewoonte, … Natuurlijk is dit een soort kritiek die populair overkomt bij de lezers : wie betaalt er nu graag belastingen …
Andere "alledaagse" opmerkingen zijn kritiek op de overlast van de Noord-Zuidverbinding, allerlei mistoestanden met de Brusselse trams (stakingen, plaatsgebrek, gebrek aan regelmaat, te hoge prijzen), opmerkingen over de slechte staat van de Belgische wegen, en dergelijke.
Ook de zwarte markt, de rantsoenering en de prijscontrole komen aan bod, en dat in reeksen van Belgische, Nederlandse en Britse oorsprong. En lage lonen en de levensduurte komen aan bod in de Vlaamse Van Zwam en Anna Bouzilowna.
Economische problemen komen aan bod in Kappie, en in de Mickey Mouse-verhalen uit de jaren dertig (!).
7.20. Reacties op politieke standpunten
Het is, bij gebrek aan materiaal, zeer moeilijk te achterhalen wat de reacties van de lezers en de politieke wereld op de politiek geladen verhalen waren. Op basis van de informatie die ik heb kunnen terugvinden, hadden die politieke verwijzingen wel degelijk een impact. Zo vertelt Vandersteen in een interview dat er reacties kwamen op zijn link tussen de "Vlaamse Leeuw" en "vastzitten", en reageerden de Nederlandse communisten zeer geprikkeld op "Tom Poes en de talisman".
7.21. Het probleem van de concentratie in de Vlaamse katholieke pers
Het spijtige en het probleem met de Belgische strips (en zeker deze met politieke inhoud) is dat ze vooral geconcentreerd waren in de Vlaamse katholieke pers. In de kranten van de andere zuilen worden minder eigen producties geplaatst en komt politiek minder aan bod. De standpunten neigen dus meestal wel naar dezelfde richting.
Uitzondering hierop is het communistische Proleetje en Fantast, dat het spijtig genoeg niet lang heeft uitgehouden. Als de reeks was blijven doorlopen, dan had ze zeker interessant vergelijkingsmateriaal ten opzichte van de katholieke reeksen kunnen opleveren. Hetzelfde als men bijvoorbeeld een vervolg op Folichon gemaakt had, met de voormalige verzetsheld als een tegenstander van Leopold III.
7.22. Politieke inhoud en land van oorsprong
In de vorige rubrieken hebben we kunnen zien dat er een redelijk groot verschil bestaat tussen de politieke elementen in Amerikaanse verhalen en die in Belgische, Nederlandse en Engelse verhalen.
Ten eerste zijn de Amerikaanse verhalen met een politieke inhoud meestal realistisch, zodat het verwijzen naar de politiek op een "serieuze" manier gebeurt. De onderwerpen die op die manier behandeld worden, zijn dan ook zeer ernstig en dienen blijkbaar om het "juiste" gedachtegoed in de VS en het "Amerikaanse" gedachtegoed over de wereld te verspreiden. Amerikaanse strips werden in allerlei landen aangekocht, en dat zullen de auteurs ervan wel geweten hebben.
Amerikaanse strips zijn ook veel meer maatschappijbevestigend dan bijvoorbeeld Belgische. Terwijl in Vlaamse reeksen constant opmerkingen gemaakt worden over het beleid en de toestand in het land, dragen de Amerikaanse reeksen veel meer bij tot het verspreiden van waarden die voor de staat belangrijk zijn : patriottisme, de verdediging van het land in het kader van de Koude Oorlog, de strijd tegen de misdaad, de verspreiding van de democratie, de goede werking van de politie, enz.
In Belgische reeksen vindt men zulke elementen ook wel terug, zoals het patriottisme in Folichon en Nantje en Jetje en de negatieve houding ten opzichte van Duitsers, maar over het algemeen wordt er veel meer gelachen en gerelativeerd, en worden allerlei situaties en mistoestanden gehekeld. Hetzelfde gebeurt ook, zij het in mindere mate, in Nederlandse en Engelse strips.
7.23. Waarom komen er in bepaalde verhalen wel politieke elementen voor en in andere niet ?
Het lijkt een moeilijke vraag, maar er een antwoord op formuleren is toch niet zo onoverkomelijk als het lijkt. We zagen al het verschil in aanpak tussen humoristische en realistische reeksen inzake politieke elementen. Door het komische karakter is het in humoristische verhalen veel gemakkelijker om opmerkingen te plaatsen of de personages in rare situaties te laten terechtkomen. De politieke mogelijkheden met realistische reeksen bestaan wel degelijk (zoals we duidelijk hebben kunnen zien), maar zijn beperkter. Hier ligt dan ook al een deel van de verklaring : in allerlei realistische verhalen is geen politiek terug te vinden, gewoon omdat het in het verhaal niet past. Men kan moeilijk constant bijvoorbeeld de Koude Oorlog bij het verhaal betrekken.
Ook de wil van de auteur om politiek in zijn verhaal te betrekken, is zeer belangrijk. Vandersteen en zijn opvolgers deden het consequent wel, andere Belgen zoals Wally Delsey (Madison Square) en Ray Reding (M. Cro) duidelijk niet of veel minder. En ook bij de buitenlandse auteurs zijn die twee groepen terug te vinden.
De keuze van de verhalen die in een krant gepubliceerd werden, had dus al een grote invloed op de mogelijke politieke inhoud ervan. En eens die keuze gemaakt, was de invloed van de krant eerder klein. Op eigen auteurs kon nog invloed uitgeoefend worden, maar op agentschapstrips was die invloed natuurlijk afwezig. Kranten die met agentschapstrips werkten waren daar dus echt van afhankelijk : als de bestelde reeks plots een politiek verhaal bevatte, dan stond er een politiek verhaal in de krant. Gebeurde dat niet, dan stond er geen politiek verhaal in de krant.
Om nu heel specifieke voorbeelden te geven. Waarom vonden we in Het Laatste Nieuws zo weinig politieke verhalen ? Wel, Het Laatste Nieuws had zo te zien goede contacten met zowel Opera Mundi als de Toonder-Studio's en vond het niet nodig ook nog een eigen reeks te publiceren. En aangezien de reeksen die de agentschappen leverden weinig politiek bevatten, publiceerde Het Laatste Nieuws weinig politieke strips …
Of waarom zijn er in Het Nieuws van den Dag zoveel politiek getinte verhalen terug te vinden ? Wel, omdat door een overname het politiek getinte Van Zwam in de krant terechtgekomen was, en omdat bij de vervanging ervan de auteurs in die stijl bleven werken.
Een hele hoop factoren (en ook een grote brok "toeval") bepaalden dus of er in een krant veel politiek getinte verhalen voorkwamen of niet.
Deel 5 : Besluit
ZO ZIJN WE AAN HET EIND VAN DEZE STUDIE GEKOMEN. TIJD VOOR EEN BESLUIT[1850] DUS. LATEN WE EERST NOG EVEN DE VERTREKSITUATIE BEKIJKEN. IN DEEL 1 HEBBEN WE GEZIEN DAT DE PERS IN DE BESTUDEERDE PERIODE EEN ZEER GROOT BEREIK HAD. WE ZAGEN OOK DAT ZEER VEEL KRANTENLEZERS GEÏNTERESSEERD WAREN IN DE STRIPS DIE HUN KRANT PUBLICEERDE, EN DAT DEZE STRIPS DUS EEN GROOT EN VOORAL VOLWASSEN PUBLIEK BEREIKTEN. EN BIJ DE BESPREKING VAN DE FUNCTIES VAN STRIPS IN DE PERS, WERD ALS EERSTE FUNCTIE HET ONTSPANNEN VAN DE LEZERS VERMELD.
Aan deze eerste functie werd in de inleiding een eerste groep onderzoeksvragen gekoppeld. Deze vragen gingen over het stripbeleid van de kranten. Kort samengevat : wat publiceerden ze qua strips en hoe deden ze dat ?
Wel, doorheen heel het onderzoek hebben we kunnen zien dat de meeste kranten dagelijks één tot zeven stripstroken opnamen. De kranten die dat niet deden, waren gericht op een elitaire doelgroep of kampten met financiële problemen. Bij kranten met een grotere doelgroep en met voldoende middelen zorgde de concurrentie ervoor dat ze op stripvlak niet konden achterblijven. Gezien de band tussen de beschikbare financiële middelen en de oplage, speelde deze laatste zeker een rol in het aantal gepubliceerde strips. De beslissingsmacht inzake de publicatie van strips lag bij de hoofdredacteur en de directie.
We zagen dat de meeste Belgische kranten probeerden eigen producties te publiceren, met zelfstandige auteurs of krantenmedewerkers aan de schrijf- en tekenpen. Slechts in enkele gevallen uitte zich dat in een langlopende reeks. Deze eigen reeksen kenden een sterke concentratie in de Vlaamse katholieke pers, een fenomeen waaraan Willy Vandersteen en overnames van krantentitels niet vreemd waren.
Voor de andere strips deden de kranten een beroep op agentschappen, die materiaal leverden uit de Verenigde Staten (vooral), Nederland, Frankrijk, Denemarken, Zweden en Groot-Brittannië. Veel van die strips waren zowel in de Vlaamse als in de Franstalige pers terug te vinden. Merkwaardig genoeg gebeurde dat met de originele producties niet : samenwerking over de taalgrens was blijkbaar ver te zoeken.
We zagen ook dat al deze gepubliceerde strips gekenmerkt worden door een zeer grote diversiteit. Strips van allerlei genres en stijlen, en zowel gagstroken als vervolgverhalen zijn in de kranten terug te vinden. En wat de tekstsoorten betreft, komen ook allerlei vormen voor. Toch merkt men dat de ballonstrips in de bestudeerde periode al in de meerderheid waren, en talrijker waren geworden dan tijdens de jaren dertig. Ook het aantal strips dat een krant publiceerde, was toegenomen ten opzichte van de jaren dertig, zodat men echt kan spreken van een evolutie naar meer en modernere strips in de pers.
Niet alleen de stripstroken zelf werden als bron gebruikt, ook uit de aankondigingen werd een hoop informatie gehaald. Uit de analyse van deze teksten leerden we onder andere dat het aanprijzen van de gepubliceerde strips (alleszins door enkele kranten) zeer belangrijk werd geacht, dat de meeste strips gericht waren op een zeer breed publiek (!), dat er geen onderscheid werd gemaakt tussen de verschillende tekstsoorten en dat de strips in het Nederlands meestal aangeduid werden met "tekenverhaal".
De gepubliceerde strips werden door de kranten ook duidelijk ingeschakeld als verkoopsargument, zo blijkt eveneens uit deze aankondigingen. Dit was bijvoorbeeld zeer sterk het geval tijdens de "krantenoorlog" tussen De Standaard en De Nieuwe Gids, maar ook op andere momenten en in andere kranten werden de strips wel eens naar voor geschoven als een reden om de krant in kwestie te kopen.
Ook bleek dat aan de stripauteurs redelijk tot zeer veel aandacht geschonken werd. Dit was vooral het geval met Belgische tekenaars, waarvan Willy Vandersteen en Marc Sleen in hun krant tot echte cultfiguren uitgroeiden. Door de bekendheid van Vandersteen en de populariteit van Suske en Wiske kon een krant als De Standaard zich dan ook permitteren slechts één stripreeks te publiceren. Kwaliteit primeerde in dat geval boven kwantiteit.
Het belang en de populariteit van de gepubliceerde strips blijkt ook uit twee extra elementen : het inschakelen van stripfiguren voor de "normale prijzen"-campagne en het uitgeven van albums door uitgeverijen of door de krant zelf. Uit de advertenties voor deze albums blijkt alleszins dat de vraag vanwege de lezers redelijk groot was.
De tweede reeks onderzoeksvragen draaide rond de opiniëringsfunctie van de gepubliceerde strips. We stelden de vraag of de stripauteurs, net als de journalisten, bijdroegen tot de opiniëring, één van de belangrijkste functies van de pers. We zagen immers dat strips als fictiewerken boodschappen kunnen doorgeven aan de lezers, dus ook de politiek-maatschappelijke standpunten waar we naar op zoek gingen.
Wel, het antwoord is overduidelijk ja … Het fenomeen is niet in elke bestudeerde krant even prominent aanwezig, maar algemeen gezien kan men zeker zeggen dat gepubliceerde strips politieke boodschappen overbrachten.
En door de actuele onderwerpen waarop ingespeeld werd, waren ze overduidelijk producten van hun tijd. De onderwerpen die in de verhalen aan bod kwamen, zijn net als de verhalen zelf zeer gevarieerd te noemen. De Tweede Wereldoorlog speelde een belangrijke rol, net als de Koude Oorlog. Dichter bij huis werd er veel aandacht besteed aan de Koningskwestie, de repressie en allerlei andere problemen. Dat gebeurde zowel door middel van opmerkingen, situaties als volledige verhaalthema's.
Spijtig genoeg kwamen tegenstrijdige standpunten niet zo veel voor. Als ze wel voorkwamen was dat vooral het geval in verband met de Koude Oorlog. Europese reeksen liepen duidelijk veel minder hard van stapel dan Amerikaanse[1851], en in de communistische pers vindt men natuurlijk pro-communistische verhalen terug.
Voor het overige zijn de teruggevonden standpunten redelijk gelijklopend. Over Duitsers, het verzet, oorlog, het omgaan met gevaarlijke uitvindingen, de belastingen, … zijn blijkbaar alle auteurs het ongeveer eens. Over Belgische kwesties als de Koningskwestie en de repressie ook, maar daar ligt dat vooral aan het feit dat deze onderwerpen alleen uitgebreid aan bod komen in de Vlaamse katholieke pers.
Wel belangrijk is het verschil in karakter tussen Amerikaanse en Europese strips. Amerikaanse strips bevatten vooral maatschappijbevestigende en pro-Amerikaanse standpunten die op die manier verspreid werden over de wereld. Europese strips gaven veel gemakkelijker kritiek op het beleid en op allerlei wantoestanden.
In geval van Belgische verhalen sloten de standpunten natuurlijk aan bij het gedachtegoed van de krant. Dat kon net zo goed een initiatief van de auteur zelf zijn (al dan niet in navolging van een andere auteur) als een vraag vanuit de leiding van de krant.
Zoals in het hoofdstuk "Algemene beschouwingen" al aangegeven werd, is voor het al dan niet publiceren van "politieke verhalen" geen eenvoudige verklaring te vinden. Allerlei elementen speelden mee, en het feit dat een krant "militant" was in haar artikels was zeker geen garantie voor politieke strips. De Standaard en De Roode Vaan deden het bijvoorbeeld wel, Le Peuple bijvoorbeeld niet.
Zo is ook de tweede groep onderzoeksvragen beantwoord. Om deze studie af te sluiten kan alleen nog eens gezegd worden dat strips in de Belgische dagbladpers van de periode 1945-1950 belangrijk tot zeer belangrijk waren en dat ze (met hoogte- en laagtepunten en op allerlei manieren) mee ingeschakeld werden in de opiniëring.
Ik hoop dat ik met deze studie een beetje bijgedragen heb tot de kennis van het publiceren en het omgaan met strips in de dagbladpers in de onmiddellijke naoorlog.
Het onderzoek had betrekking op een deel van de Belgische dagbladpers over een periode van enkele jaren. Nu kan men zich natuurlijk afvragen welke resultaten het onderzoek zou gegeven hebben voor andere Belgische kranten, voor een andere periode, voor de pers van een ander land, of voor de volwassen tijdschriftenpers, … Dat moet verder onderzoek natuurlijk uitwijzen…
Deel 6 : Bibliografie
I. KRANTEN, COLLECTIE KBR
Het Belang van Limburg, 12/9/1944 – 31/12/1950 (HBvL)
La Dernière Heure, 5/9/1944 – 31/12/1950 (DH)
Le Drapeau Rouge, 5/9/1944 – 30/12/1950 (LDR)
L'écho de la bourse, 25/9/1944 – 31/12/1950 (EdlB)
La Flandre Libérale, 6/9/1944 – 31/12/1950 (LFL)
Gazet van Antwerpen, 6/9/1944 – 30/12/1950 (GvA)
Het Laatste Nieuws, 9/9/1944 – 31/12/1950 (HLN)
La Lanterne, 19/12/1944 – 30/12/1950 (LL)
La Libre Belgique, 6/9/1944 – 31/12/1950 (LLB)
Le Matin, 5/9/1944 – 30/12/1950 (LM)
La Métropole, 2/10/1944 – 31/12/1950 (LMé)
De Nieuwe Gazet, 7/9/1944 – 31/12/1950 (NGA)
De Nieuwe Gids, 12/4/1947 – 31/12/1950 (DNG)
De Nieuwe Standaard, 5/10/1944 – 11/4/1947 (DNS)
Het Nieuwsblad (N.V. De Gids), 5/10/1944 - 31/3/1947 (HNB)
Het Nieuwsblad (Standaardgroep), 2/4/1947 – 31/12/1950 (HNB)
Het Nieuws van den Dag, 28/5/1946 – 31/12/1950 (HNvdD)
Le Peuple, 4/9/1944 – 30/12/1950 (LP)
De Ro(o)de Vaan, 5/9/1944 – 30/12/1950 (DRV)
Le Soir, 6/9/1944 – 31/12/1950 (LS)
De Standaard, 1/5/1947 – 31/12/1950 (DS)
Het Volk, 18/12/1944 – 31/12/1950 (HV)
Volksgazet, 4/9/1944 – 30/12/1950 (VG)
Vooruit, 7/9/1944 – 31/12/1950 (VR)
't Vrije Volksblad, 1/4/1947 – 31/12/1950 (TVV)
La Wallonie, 11/9/1944 – 30/12/1950 (LW)
II. Getuigenissen
Brief van Anne-Marie Prijs. (30/4/2003)
Brief van Rik Clément. (14/12/2002)
Brief van Pierre Stéphany. (5/7/2003)
III. Literatuur context
Ambrosi (Christian) & Ambrosi (Arlette). La France 1870-1986. Paris, Masson, 1986, 398 p.
Balthazar (Herman). België onder de Duitse bezetting, 10 mei 1940 – 8 september 1944. In : Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 15. Haarlem, Fibula – Van Dishoeck, 1982, p. 29-53
Beck (Annelies). Ijzerbedevaart(en). In : Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 1503-1514
Bezbakh (Pierre). Histoire de la France contemporaine de 1914 à nos jours. Paris, Bordas, 1990, 256 p.
Coolsaet (Rik). België en zijn buitenlandse politiek, 1830-1990. Leuven, Van Halewyck, 1998, 672 p.
de Jonge (A.A.). Het communisme in Nederland, De geschiedenis van een politieke partij. Den Haag, Kruseman, 1972, 200 p.
De Kroniek van onze eeuw 1940-1949. Utrecht, Kosmos, 1999, 156 p.
De Kroniek van onze eeuw 1950-1959. Utrecht, Kosmos, 1998, 156 p.
De Vos (Luc). De Koude Vrede : Koude Oorlog en dekolonisatie 1945-1963. Tielt, Lannoo, 1988, 392 p.
De Wever (Bruno). Collaboratie. In : Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 760-775
Delwit (Pascal). L'anticommunisme comme instrument de mobilisation du parti socialiste belge. In : Delwit (Pascal) & Gotovitch (José) (red.). La peur du rouge. Editions de l'Université de Bruxelles, 1996, p. 127-136
Demullier (Luc) & Heirman (André)1. Het Nieuws van de XXste eeuw, deel 1 : 1900-1949. Gent, Het Volk/Scoop, 1998, 272 p.
Demullier (Luc) & Heirman (André)2. Het Nieuws van de XXste eeuw, deel 2 : 1950-2000. Gent, Het Volk/Scoop, 2000, 272 p.
Depraetere (Hans) & Dierickx (Jenny). De Koude Oorlog in België. Berchem, EPO, 1985, 256 p.
Dujardin (Vincent)1. Gaston Eyskens tussen koning en regent. België 1949-1950, een sleuteljaar. Amsterdam/Antwerpen, Meulenhoff/Kritak, 1996, 272 p.
Dujardin (Vincent)2. L'impossible réconciliation. In : Dumoulin (Michel), Van den Wijngaert (Mark) & Dujardin (Vincent). Léopold III. Bruxelles, Editions Complexe, 2001, p. 229-251
Dumoulin (Michel). Spaak. Bruxelles, Racine, 1999, 736 p.
Gevers (Lieve), Willemsen (Arie W.) & Witte (Els). Geschiedenis van de Vlaamse Beweging. In : Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 35-86
Heirman (Mark). De waanzinnige twintigste eeuw. Oorlog en vrede van 1914 tot 1994. Antwerpen, Hadewijch, 1995, 240 p.
Hemmerijckx (Rik). Van Verzet tot Koude Oorlog, 1940-1949, machtsstrijd om het ABVV. Brussel, VUBPress, 2003, 448 p.
Histoire du PCF. Op : (6/4/2003)
Hobsbawn (Eric). Een eeuw van uitersten. De twintigste eeuw 1914-1991. Utrecht, Het Spectrum, 1995, 728 p.
Hoflack (Kris) & Huyse (Luc). De afrekening met de vriende van de vijand. In : Huyse (Luc) & Hoflack (Kris). De democratie heruitgevonden. Leuven, 1995, p. 27-44
Huyse (Luc) & Hoflack (Kris). De democratie heruitgevonden. Leuven, 1995, 230 p.
Huyse (Luc). De gewapende vrede : politiek in België tussen 1945 en 1980. Antwerpen, Kritak, 1980, 93 p.
Kossmann (E.H.). De Lage Landen 1780-1980 : twee eeuwen Nederland en België, deel 2 : 1914-1980. Amsterdam / Brussel, Elsevier, 1986, 448 p.
Kroniek van de 20e eeuw. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1991, 1128 p.
Lagrou (Pieter)1. Een oorlog achter de rug, een oorlog voor de boeg. In : Van den Wijngaert (Marc) & Buellens (Lieve). Oost West West Best, België onder de Koude Oorlog 1947-1989. Tielt, Lannoo, 1997, p. 124-136
Lagrou (Pieter)2. Verzet en naoorlogse politiek. In : Huyse (Luc) & Hoflack (Kris). De democratie heruitgevonden. Leuven, 1995, p. 54-68
Luykx (Theo) & Platel (Marc). Politieke geschiedenis van België. Antwerpen, Kluwer, 1985, 1012 p. (2 delen)
Luyten (Dirk). Burgers boven elke verdenking ? Vervolging van de economische collaboratie in België na de Tweede Wereldoorlog. Brussel, VUBPress, 1996, 272 p.
Meyers (Wim) & Selleslagh (Frans). De vijand te lijf, de Belgen in het verzet. Antwerpen / Amsterdam, Helios, 1984, 128 p.
Moons (Willy). Het taboe van Vlaanderen : veertig jaar na de aanslag. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1986, 160 p.
Peiren (Luc). De Communistische Partij van België gedurende de Koude Oorlog 1944-1968. In : Van den Wijngaert (Marc) & Buellens (Lieve). Oost West West Best, België onder de Koude Oorlog 1947-1989. Tielt, Lannoo, 1997, p. 192-201
Struye (J.). Socio-culturele ontwikkeling in België 1945-1980. In : Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 15. Haarlem, Fibula – Van Dishoeck, 1982, p. 318-336
Struye (Lieven) (red.). Kroniek van België. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1991, 1064 p.
Theunissen (Paul). 1950 : de ontknoping van de koningskwestie. Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1984, 180 p.
Van de Meersche (Paul). Internationale politiek 1945-2001. Feiten en interpretaties. Leuven / Leusden, Acco, 2002, 368 p.
Van den Wijngaert (Marc), Buellens (Lieve) & Brants (Dana). België en zijn koningen : monarchie en macht. Antwerpen, Houtekiet, 2000, 413 p.
Van Eeno (Romain). Van neutraliteit naar Europese integratie. In : Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 15. Haarlem, Fibula – Van Dishoeck, 1982, p. 370-381
Van Rossem (Maarten). De Verenigde Staten in de Twintigste Eeuw. Den Haag, Sdu, 2001, 512 p.
Vandenberghe (Yvan). België en het buitenland. In : Huyse (Luc) & Hoflack (Kris). De democratie heruitgevonden. Leuven, 1995, p. 189-208
Vandeputte (Robert). L'histoire économique de la Belgique 1944-1990. Bruxelles, Labor, 1993, 320 p.
Vandewalle (G.). De economische ontwikkeling in België 1945-1980. In : Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 15. Haarlem, Fibula – Van Dishoeck, 1982, p. 116-158
Veraghtert (Karel). De naoorlogse economie en het Marshallplan 1944-1960. In : Van den Wijngaert (Marc) & Buellens (Lieve). Oost West West Best, België onder de Koude Oorlog 1947-1989. Tielt, Lannoo, 1997, p. 67-84
Verhoeyen (Etienne). Verzet. In : Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 3292-3296
Wils (Lode). De naoorlog in historisch perspectief. In : Huyse (Luc) & Hoflack (Kris). De democratie heruitgevonden. Leuven, 1995, p. 11-16
Wilssens (Marie-Anne). Bij leven en welzijn. Een eeuw dagelijks leven in België. Tielt, Lannoo, 1999, 168 p.
Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Politieke geschiedenis van België van 1830 tot heden. Brussel, VUBPress, 1997, 480 p.
Witte (Els)1. Achiel Van Acker : premier van "paarse" regeringen (1945-1946; 1954-1958). In : Galle (Marc) & Loccufier (Sylvain) (red.). Facetten van honderd jaar politieke, economische en sociale geschiedenis. Herdenking geboorte Achille Van Acker, 1898-1998. Brussel, VUBPress, 2000, p. 47-75
Witte (Els)2. Het maatschappelijk-politieke leven in België 1945-1980. In : Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 15. Haarlem, Fibula – Van Dishoeck, 1982, p. 204-268
Witte (Els)3. Politiek en democratie. Brussel, VUBPress, 1996, 366 p.
IV. Literatuur pers, media en communicatie
Annuaire officiel de la presse belge / Officieel jaarboek van de Belgische pers. Association Générale de la presse belge / Algemene Belgische persbond, 1950, 608 p.
Balthazar (Herman) & Van De Voorde (Bob). "En thans zenden wij u de wereld in …". In : 100 jaar Vooruit. Gent, Het Licht, 1984, p. 6-14
Balthazar (Herman). 100 jaar dagblad Vooruit. In : Amsab-tijdingen, 1984-1985, jg. III, 1-2, p. 9-21
Beke (Frans) & Vandenabeele (Werner). De Rode Vaan. In : Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 2623-2624
Beke (Frans) & Vandenabeele (Werner). De Rode Vaan. In : Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 2623-2624
Bertelson (Lionel). La presse d'information. Tableau chronologique des journaux belges. Institut pour journalistes de Belgique, 1977, 288 p.
Bracke (Nele)1. De Nieuwe Gazet. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 2205
Bracke (Nele)2. Het Laatste Nieuws. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 1763-1764
Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Radioscopie de la presse belge. Verviers, Marabout, 1975, 600 p.
Campé (René). La presse libérale depuis 1846. In : Hasquin (Hervé) & Verhulst (Adriaan) (eds.). Le libéralisme en Belgique : deux cents ans d'histoire. Bruxelles, Delta, 1989, p. 183-197
De Bens (Els). De pers in België : het verhaal van de Belgische dagbladpers, gisteren, vandaag en morgen. Tielt, Lannoo, 2001, 456 p.
Durnez (Gaston)1. De Standaard, het levensverhaal van een Vlaamse krant, 1914-1948. Tielt, Lannoo, 1985, 560 p.
Durnez (Gaston)2. De Standaard, het levensverhaal van een Vlaamse krant van 1948 tot de VUM. Tielt, Lannoo, 1993, 576 p.
Durnez (Gaston)3. De Standaard. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 2840-2851
Durnez (Gaston)4. Gazet van Antwerpen. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 1234-1235
Durnez (Gaston)5. Het Belang van Limburg. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 429-430
Durnez (Gaston)6. Het Nieuws van den Dag. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 2208-2209
Durnez (Gaston)7. Het Volk. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 3527-3528
Durnez (Gaston)8. Le Matin. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 2012
Durnez (Gaston) & Bracke (Nele). La Métropole. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 2045
Fauconnier (Guido). Mens en media : een introductie tot de massacommunicatie. Leuven, Garant, 1995, 248 p.
Füeg (Jean-François). La Lanterne. Un nouveau quotidien à la libération. In : Cahiers d'histoire du temps présent, 1996, nr. 1, p. 43-74
Gijs (Inge). 100 jaar Gazet van Antwerpen. Antwerpen, De Vlijt, 1991, 200 p.
Gol (Jean). Le monde de la presse en Belgique. Brussel, CRISP, 1970, 240 p.
Hugaerts (F.). Het Volk negentig jaar, 1981-1981. Gent, Het Volk, 1981, 183 p.
Luykx (Theo). Evolutie van de communicatiemedia. Brussel, Elsevier, 1978, 576 p.
Maertens (Albert). 100 jaar Het Laatste Nieuws. In : De Vlaamse Gids, jan-feb 1988, jg. 72, deel 1, p. 32-38
Stéphany (Pierre). La Libre Belgique, Histoire d'un journal libre. Louvain-la-Neuve, Duculot, 1996, 576 p.
Van Eeno (Romain), Luykx (Theo), Van Hees (Pieter) & Durnez (Gaston). Pers. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 2428-2459
Van Hove (Julien). Repertorium van de in België verschijnende tijdschriften. Bruxelles, Editions de la librairie encyclopédique, 1951, 360 p.
Van Lint (Ivan). De kommunistische partij van België, een politieke analyse: 1947-1958. Licentieverhandeling Politieke Wetenschappen VUB, 1984-1985, 240 p.
Vanschoenbeek (Guy). Vooruit. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 3562-3566
Vermandere (Martine). Volksgazet. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 3534-3537
Verschaeren (José). La Flandre Libérale. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 1158
Witte (Els)4. Media en Politiek. Brussel, VUBPress, 2002, 248 p.
Wouters (Nico) en Durnez (Gaston). De Nieuwe Gids. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 2205-2206
V. Literatuur stripverhaal, biografische gegevens en andere
Archief van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, 1889-1996. Op : (24/4/2003)
Arian (Max). Inleiding. In : Dorfman (Ariel) & Mattelart (Armand). Hoe lees ik Donald Duck. Nijmegen, SUN, 1978, p. 7
Assouline (Pierre). Hergé. Paris, Gallimard/Folio, 1998, 832 p.
Auquier (Jean)1. Raymond Reding conteur sportif. In : Reding (Raymond). Tirs au but. Bruxelles, CBBD – La Poste, 1998, p. 5-12
Auquier (Jean)2. Ten dienste van het beeldverhaal. In : Dierick (Charles) (ed.). Het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal. Brussel / Tournai, La Renaissance du livre – Dexia, 2000, p. 122-133
Auwera (Fernand) & Smet (Jan). Marc Sleen. Antwerpen, Standaard, 1985, 344 p.
Bande dessinée. In : Lamizet (Bernard) & Silem (Ahmed) (dir.). Dictionnaire encycopédique des sciences de l'information et de la communication. Paris, Ellipses, 1997, p. 49-52
Baron-Carvais (Annie). La Bande dessinée. Paris, PUF, 1991, 128 p.
Benoît-Jeannin (Maxime). Le mythe Hergé. Editions Golias, 2001, 96 p.
Beyen (Roland). Charles de Coster. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 806-807
Beyrand (Alain) (red.). De Lariflette à Janique Aimée. Catalogue encyclopédique des bandes horizontales françaises dans la presse adulte de 1946 à 1975. Tours, Pressibus, 1995, 960 p.
Blanchard (Gérard). Histoire de la bande dessinée. Une histoire des histoires en images de la préhistoire à nos jours. Verviers, Marabout, 1974, 304 p.
Bob De Moor. In : De Maesschalck (Edward). Ten huize van …. Brussel, BRT, 1991, p. 34-65
Bourdil (Pierre-Yves) & Tordeur (Bernard). Bob De Moor : 40 ans de bande dessinée, 35 ans aux côtés d'Hergé. Bruxelles, Editions du Lombard, 1986, 136 p.
Bruinsma (E.), De Geest (D.) & Humbeeck (K.). Voorwoord. In : Louis Paul Boon, Het literatuur- en kunstkritische werk. I : De Roode Vaan. Antwerpen, UIA, 1994, p. I-LII
Canonne (Xavier). Max Servais. In : Nouvelle biographie nationale IV. Bruxelles, Académie Royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique, 1997, p. 352-354
Carbonell (Charles-Olivier) (ed.). Le message politique et social de la bande dessinée. Institut d'études politiques de Toulouse, Privat, 1975, 182 p.
Christiaen (Henri). Een rijk en boeiend stripverleden. In : Albert Maertens : sociaal bewogen & liberaal. Gent, Liberaal Archief, 2001, p. 151-155
Colot (Michel). Evolution et thématique de la bande dessinée dans 5 journaux quotidiens belges (La Meuse, Le Soir, La Libre Belgique, La Dernière Heure, Le Peuple) de 1945 à 1979. Licentieverhandeling journalistiek ULB, 1979, 136 p.
Comiclopedia. Op :
Comics. In : Danesi (Marcel). Encyclopedic Dictionary of semiotics, media and communications. University of Toronto Press, 2000, p. 56-57
Crépin (Thierry) & Groensteen (Thierry). "On tue à chaque page", la loi de 1949 sur les publications destinées à la jeunesse. Paris, Editions du temps, 1999, 256 p.
Crépin (Thierry). "Haro sur le gangster !" La moralisation de la presse enfantine 1934-1954. Paris, CNRS Editions, 2001, 496 p.
De Geest (Joost). Striptekenaars in de jaren dertig. In : Musschoot (Anne Marie), T'Sjoen (Yves) & De Geest (Joost). Frits van den Berghe en Richard Minne, Stripverhalen 1931-1935. Brussel, Gemeentekrediet, 1996, p. 21-25
De Keyzer (Raphaël). Voorwoord. In : De Keyzer (Raphaël), Dekimpe (Bert) e.a. (red.). Strips, een evocatie van de Middeleeuwen. Leuven, Peeters, 2000, p. 7-8
De Laet (Danny) & Varende (Yves). De zevende kunst voorbij : geschiedenis van het beeldverhaal in België. Brussel, Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1979, 302 p.
De Laet (Danny)1. De Vlaamse stripauteurs. Antwerpen, De Dageraad, 1982, 302 p.
De Laet (Danny)2. Het Beeldverhaal in Vlaanderen. Breda, Brabantia Nostra, 1977, 252 p.
De Ley (Gerd) (ed.). L.P. Boon, Een man zonder carrière. Gesprekken met Louis Paul Boon. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1982, 176 p.
De Ryck (Rolf). Van Kitty Inno tot De Geuzen - Bibliografie Willy Vandersteen. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1994, 136 p.
De Schuyteneer (Jeroen). De eigentijdse samenleving in de Vlaamse School, deel 1. Licentieverhandeling geschiedenis RUG, 1999-2000, 161 p.
De Wispelaere (Paul). Louis Paul Boon, tedere anarchist. 's Gravenhage/Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1973, 136 p.
Delforge (Paul). Jean Terfve. In : Delforge (Paul) e.a. (dir.). Encyclopédie du Mouvement Wallon, Tome III. Mont-sur-Marchienne, Institut Jules Destrée, 2001, p. 1516-1517
Delzenne (Yves-William) & Houyoux (Jean). Le nouveau dictionnaire des Belges. Bruxelles, Le Cri, 1998, 802 p.
Demedts (Lieven). De politieke memoires van Nero. Antwerpen, Standaard, 1997, 200 p.
Depessemier (Daniel). Maurice Tillieux de 1921 à 1952. In : M. Tillieux inédit en album. Bruxelles, Editions de l'élan, 2002, p. 3-16
Dictionnaire biographique illustré des artistes en Belgique depuis 1830. Bruxelles, Arto, 1995, 492 p.
Dierick (Charles) & Lefèvre (Pascal). Introduction. In : Dierick (Charles) & Lefèvre (Pascal) (eds.). Forging a new medium : the comic strip in the nineteenth century. Brussel, VUBPress, 1999, p. 9-23
Dierick (Charles)1. Inleiding. In : Dierick (Charles) (ed.). Het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal. Brussel / Tournai, La Renaissance du livre – Dexia, 2000, p. 7-11
Dierick (Charles)2. Het Belgisch Centrum van het beeldverhaal. In : Dierick (Charles) (ed.). Het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal. Brussel / Tournai, La Renaissance du livre – Dexia, 2000, p. 41-121
Dorfman (Ariel) & Mattelart (Armand). Hoe lees ik Donald Duck. Nijmegen, SUN, 1978, 128 p.
Dossier 40-45, Belgische tekenaars tijdens WO II. Themanummer Brabant Strip Magazine, nr. 59 (1998/6)
Dossier Tillieux. In : Les Dossiers de la Bande Dessinée, n° 10, mars 2001, 64 p.
Dumonteil (Marc-André). Dossier agent secret X-9. In : Hop, sept. 2002, n°95, p. 21-25
Durnez (Erik). Ik vier het elke dag … Willy Vandersteen 65. Antwerpen / Amsterdam, Standaard Uitgeverij, 1978, 92 p.
Durnez (Gaston)9. Louis Paul Boon In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 549-550
Encyclopédie Microsoft Encarta 1998
Eric de Noorman en de anderen uit het werk van Hans G. Kresse. 's Gravenhage, Panda, 1998, 32 p.
Farr (Michael). Tintin, Le rêve et la réalité. Bruxelles, Editions Moulinsart, 2001, 205 p.
Filippini (Henri), Glénat (Jacques), Martens (Thierry), Sadoul (Numa). Histoire de la bande dessinée en France et en Belgique. Grenoble, Glénat, 1979, 160 p.
Filippini (Henri)1. Dictionnaire encyclopédique des héros et auteurs de BD, Vol. I. Grenoble, Glénat, 1998, 792 p.
Filippini (Henri)2. Dictionnaire encyclopédique des héros et auteurs de BD, Vol. II. Grenoble, Glénat, 1999, 822 p.
Filippini (Henri)3. Dictionnaire encyclopédique des héros et auteurs de BD, Vol. III. Grenoble, Glénat, 2000, 896 p.
Gauche ou droite ? Les aventures de Tintin à L'assemblée nationale. In : Le Soir, 5/2/1999 (lesoir.be)
Gaumer (Patrick)1. Dictionnaire mondial de la Bande Dessinée. Larousse, 1998, 960 p.
Gaumer (Patrick)2. Tibet, La fureur de rire. Bruxelles, Le Lombard, 2000, 160 p.
Gay (Annie). Vrouwelijke stripauteurs in België (2 delen). Licentieverhandeling Kunstgeschiedenis & Archeologie VUB, 1989-1990, 179 + 141 p.
Gerlo (Aloïs). Noch hoveling noch gunsteling, een levensverhaal. Kapellen, DNB/Pelckmans, 1989, 252 p.
Goeman (Geert). Louis Paul Boon bij De roode vaan, 1945-1946. Op : bub/7_1/roodevaan.htm (8/6/2003)
Groensteen (Thierry) & Martin (Jacques). Avec Alix. Tournai, Casterman, 1984, 216 p.
Groensteen (Thierry)1. Astérix, Barbarella & Cie. Somogy / CNBDI, 2000, 288 p.
Groensteen (Thierry)2. La mise en cause de Paul Winkler. In : Crépin (Thierry) & Groensteen (Thierry). "On tue à chaque page", la loi de 1949 sur les publications destinées à la jeunesse. Paris, Editions du temps, 1999, p. 53-60
I.N.D.U.C.K.S., World-wide database about Disney comics. Op :
Hazeu (Wim). Het literair pseudoniemen boek. Antwerpen, Hadewijch, 1987, 324 p.
Hebbelinck (André). "In feite ben ik een seismograaf". In : De Ley (Gerd). Een man zonder carrière : gesprekken met Louis Paul Boon. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1982, p. 134-138
Het Klein Kasteeltje, Historiek. Op : (8/7/2003)
Horn (Maurice)1 (ed.). 100 years of American newspaper comics. NY, Gramercy Books, 1996, 416 p.
Horn (Maurice)2. Comics. In : Barnouw (Erik) e.a. International encyclopedia of communications. Oxford,
Horn (Maurice)3. The world encyclopedia of comics. New York, Chelsea House Publishers, 792 p.
Hugins (C.A.). Politieke strips : de rechts-radikalen in opmarsj ? (Stripgids, nr. 26). Breda, Brabantia Nostra, 1980, 56 p.
Humbeeck (K.) & De Wispelaere (P.) (eds.). Louis Paul Boon, schrijver. Antwerpen, LP Boon Documentatiecentrum, 1989, p. 291-322
Humbeeck (K.). Onder de giftige rook van Chipka : Louis Paul Boon en de fabrieksstad Aalst. Gent, Ludion, 1999, 312 p.
Hunin (Jan). Camille Huysmans. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 1497-1501
Huygens (Frank). Mooie plaatjes. Illustratie, lay-out en beeldverhaal in de jeugdtijdschriften (1920-2002). In : Ghesquière (Rita) & Quaghebeur (Patricia). Averbode, een uitgever apart, 1877-2002. Averbode / Leuven, Uitgeverij Averbode / UPLeuven / Kadoc, 2002, p. 358-405
Jansens (Tim). De Bommelstrip van Marten Toonder. Een historisch analytische studie. Licentieverhandeling communicatiewetenschappen KUL, 1992, 244 p.
Jour (Jean). M. Tillieux, monographie de la bande dessinée. Editions de Perron, 1984, 124 p.
Kempeneers (Michel). Marc Sleen neemt na 50 jaar afscheid van zijn populaire dagbladverschijnsel. In : De Standaard Magazine, nr. 36, 2/11/2002, p. 9-11
Kerremans (Yves) & Lefèvre (Pascal)1. 50 jaar Nero : Kroniek van een dagbladverschijnsel. Antwerpen, Standaard, 1997, 120 p.
Kerremans (Yves) & Lefèvre (Pascal)2. Infopagina's. In : Sleen (Marc). De Klassieke Avonturen van Nero. Antwerpen, Standaard, 1998-…
Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Wordt vervolgd : Striplexicon der Lage Landen. Uttrecht / Antwerpen, Het Spectrum, 1979, 256 p.
Kunzle (David)1. History of the Comic Strip, Volume I : The Early Comic Strip. Narrative Strips and Picture Stories in the European Broadsheet from c. 1450 to 1825. Berkeley / Los Angeles / Oxford, University of California Press, 1973, 472 p.
Kunzle (David)2. The History of the Comic Strip, The Nineteenth Century. Berkeley / Los Angeles / Oxford, University of California Press, 1990, 396 p.
Larbalestrier (Florence). La bande dessinée quotidienne à travers Le Soir de 1946 à 1960. Bibliographie signalétique. Mémoire pour l'obtension du titre de bibliothécaire-documentaliste gradué, IESSE, 1988-1989, 400 p.
Lefèvre (Pascal) & Baetens (Jan). Strips anders lezen. s.l., Sherpa / BCB, 1993, 96 p.
Lefèvre (Pascal) & Groesens (Els). Striphelden voor de vrede. Het beeld van de Koude Oorlog in de Belgische strip. In : Van den Wijngaert (Marc) & Buellens (Lieve). Oost West West Best, België onder de Koude Oorlog 1947-1989. Tielt, Lannoo, 1997, p. 224-233
Lefèvre (Pascal). De Westerse strip in de 20ste eeuw. In : Dierick (Charles) (ed.). Het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal. Brussel / Tournai, La Renaissance du livre – Dexia, 2000, p. 141-195
Lent (John). Comic Art of Europe : an international, comprehensive bibliography. Westport, Greenwood, 1994, 666 p.
Le petit Larousse illustré 2001. Paris, Larousse, 2000, 1788 p.
Lod. Lavki. In : Grote Winkler Prins Encyclopedie, deel 14. Amsterdam / Antwerpen, Elsevier, 1992, p. 260
Louis Paul Boon. In : Florquin (Joos). Ten huize van … (achtste reeks). Leuven, Davidsfonds, 1972, p. 9-98
Malcorps (Johan) & Tyrions (Rik). De papieren droomfabriek. Leuven, Infodok, 1984, 200 p.
Mans (Willard). Louis Paul Boon in de strip. In : Stripschrift, nr. 323 (jg. 32, nr. 6), p. 22-23
Marc Sleen 80 jaar, de enige echte. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2002, 88 p.
Marc Sleen. Turnhout, Bronzen Adhemar Stichting, 1993, 72 p.
Martens (Thierry)1. A la recherche d'une patrouille. In : Mitacq & Charlier (Jean-Michel). Tout Mitacq 1, Les Castors face aux ombres mystérieuses. Marcinelle, Dupuis, 1989, p. 3-4
Martens (Thierry)2. 1945-1947. In : Jijé. Tout Jijé, 1945-1947. Marcinelle, Dupuis, 2000, p. 3-20
Martens (Thierry)3. Le journal de Spirou 1938-1988 : 50 ans d' histoire(s). Marcinelle, Dupuis, 1988, 272 p.
Matena (Dick). Interview van Marten Toonder. In : Stripschrift, nr. 289 (jg. 29, nr. 2), p. 5-29
Matla (Hans)1. Bommelkatalogus : bibliografie van het werk van Marten Toonder. 's Gravenhage, Panda, 1988, 368 p.
Matla (Hans)2. Stripkatalogus : officiële cumulatieve stripografie van de stripboeken en striptijdschriften in de Nederlandse, Friese, Nedersaksische en Limburgse taal. 's Gravenhage, Panda, 1998, 816 p.
Michiels (G.)1. De jeugdschrijver Lod. Lavki (1893-1954), leven en werk. Hasselt, Lavki-Komittee, s.d., 48 p.
Michiels (G.)2. Lodewijk Lavki. In : Nationaal biografisch woordenboek, deel 5. Brussel, Koninklijke Academie van België, 1972, kol. 516-519
Morgan (Harry) & Hirtz (Manuel). Le petit critique illustré, Guide des ouvrages de langue française consacrés à la bande dessinée. PLG, 1997, 196 p.
Mortier (Patrick) & Durf (Jan). De grote Vlaamse tekenaars, 3 : Rik. Koksijde, Comic Events, 1995, 58 p.
Mouchart (Benoît). A l'ombre de la ligne claire : Jacques Van Melkebeke, le clandestin de la BD. Paris, Vertige Graphic, 2002, 176 p.
Musschoot (Anne Marie) & T'Sjoen (Yves). De vruchtbare samenwerking tussen Richard Minne en Frits van den Berghe. In : Musschoot (Anne Marie), T'Sjoen (Yves) & De Geest (Joost). Frits van den Berghe en Richard Minne, Stripverhalen 1931-1935. Brussel, Gemeentekrediet, 1996, p. 7-19
Muyres (J.) & Vanheste (B.) (eds.) & Boon (Louis Paul). Memoires van Boontje. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1989, 216 p.
Muyres (J.) & Vanheste (B.). Voorwoord. In : Boon (Louis Paul). Brieven aan Morris. Maastricht, Gerards & Schreurs, 1989, p.5- 20
Muyres (J.)1. Bibliografisch overzicht van de bijdragen van Louis Paul Boon in de periodieken 1944-1979, Deel 1. Brugge, Kruispunt, 1986, 172 p.
Muyres (J.)2. De Kapellekensbaan groeit. Over de ontstaansgeschiedenis van …. Leiden, Uitgeverij Plantage, 1995, 496 p.
Pareit (Rik) (red.). Geheimzinnige sterren, Over de Belgische strip !. Antwerpen, Dedalus, 1996, 160 p.
Peeters (Benoît)1. Hergé, fils de Tintin. Paris, Flammarion, 2002, 512 p.
Peeters (Benoît)2. La bande dessinée. Flammarion, 1993, 128 p.
Piron (Paul). De Belgische Beeldende Kunstenaars uit de 19de en 20ste eeuw (2 delen). Brussel, Art in Belgium, 1999, 1616 p.
Robert (Michel). La Voie d'Alix : entretiens avec Jacques Martin. Paris, Dargaud, 1999, 108 p.
Roggeman (Maurice). Herinneringen van Maurice (Morris) Roggeman. In : Boon (Louis Paul). Brieven aan Morris. Maastricht, Gerards & Schreurs, 1989, p. 97-147
Roggeman (Willem M.). Inleiding. In : Boon (Louis Paul) & Roggeman (Maurice). Proleetje en Fantast. Amsterdam, Querido / De Arbeiderspers, 1982, p. 4-6
Sadoul (Numa). Tintin et moi, Entretiens avec Hergé. Tournai/Paris, Casterman, 2000, 256 p.
Schulte (Koos). Piet Wijn, de weg wijst zich vanzelf. In : Stripschrift, jg. 26, nr. 267 (1993/10), p. 4
Simons (Ludo). Tijl Uilenspiegel. In : Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 3067-3068
Smet (Jan) e.a. Bob De Moor. Turnhout, De Warande, 1989, 96 p.
Smet (Jan). Marc Sleen, het interview. In : Stripgids nr. 19 : De Avonturen van Marc Sleen. jg. 5, nr. 4 (dec 1978), p. 4-17
Smet (Jozef). Marc Sleen 70 : bio- en bibliografie. Sint-Niklaas, SOB, 1993, 59 p.
Smits (Jean)1. Tekenaars in de collaboratiepers : Kaproen. In : Brabant Strip Magazine, nr. 59 (1998/6), p. 16-17
Smits (Jean)2. Tekenaars in de collaboratiepers : Leo Debuth. In : Brabant Strip Magazine, nr. 59 (1998/6), p. 14-15
Smolderen (Thierry) & Sterckx (Pierre). Hergé : portrait biographique. Tournai, Casterman, 1988, 458 p.
Sourie (Louis). Vlaams letterkundig lexicon. Komen, 1951, 160 p.
Spreuwers (Vital). Vision de l'Afrique par les occidentaux à travers la bande dessinée de l'école de Marcinelle (Journal Spirou) de 1947 à 1968. Licentieverhandeling UCL, 1999, 176 p.
Swerts (Lambert). Lod. Lavki, mens en werk. Vlaamse Toeristische Bibliotheek, 1967, 16 p.
Toonder (Eiso). Uit het familiearchief. In : Toonder (Marten). Heer Bommel, Volledige werken, De Dagbladpublicaties, Band 5. 's Gravenhage, Panda, 1998, p. 9-10
Toonder (Marten)1. Autobiografie. Amsterdam, De Bezige Bij, 1998, 1173 p.
Toonder (Marten)2. Voorwoord. In : Toonder (Marten). Heer Bommel, Volledige werken, De Dagbladpublicaties, Band 5. 's Gravenhage, Panda, 1998, p. 7
Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal. Utrecht/Antwerpen, Van Dale, 1995, 3888 p.
Van Dale Handwoordenboek Hedendaags Nederlands. Utrecht / Antwerpen, Van Dale, 1990, 1248 p.
Van den Abeele (Andries). De kinderen van Hiram : vrijmetselaars en vrijmetselarij. Op : (10/4/2003)
Van Eijck (Rob). Eric de Noorman historisch belicht. In : Kresse (Hans G.). Eric de Noorman, volledige werken, deel 2. 's Gravenhage, Panda, 2000, p. 7-23
Van Gompel (Patrick) & Hendrickx (Ad). Strips, aha ! De wereld van het beeldverhaal. Antwerpen, Standaard, 1995, 112 p.
Van Hamme (Jean) (red.). Inleiding tot het Belgische stripverhaal. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 1968, XX + 80 p.
Van Helden (Wim), Van den Boom (Hans) & Smet (Jan). Willy Vandersteen : "Ge kunt zeggen dat het slecht is, geen mens zal u geloven". In : Stripschrift, nr. 122/123, 1979, p. 4-10
Van Hoorick (Bert). In tegenstroom. Herinneringen 1919-1956. Uitgeverij Masereelfonds, 1982, 296 p.
Van Hooydonck (Peter)1. De Bruegel van het beeldverhaal - Biografie Willy Vandersteen. Antwerpen, Standaard, 1994, 288 p.
Van Hooydonck (Peter)2. De Standaard contra De Gids (Vandersteen-collectie 9). Wilrijk, 't Vlaams Stripcentrum, 1988, 16 p.
Van Hooydonck (Peter)3. De Tuftufclub, tijdschrift over het werk van Willy Vandersteen. Wilrijk, 't Vlaams Stripcentrum, nr. 1 (okt 1996)
Van Hooydonck (Peter)4. Suske & Wiske 50 jaar. Antwerpen, Standaard, 1995, 128 p.
Van Opstal (Huibrecht). Tracé Hergé, Le Phénomène Hergé. Bruxelles, Lefrancq, 1998, 256 p.
Van Passen (Alain). Signé Marleb ou le temps des recherches. In : Alix, Lefranc et Jacques Martin. Bruxelles, RTP, 1975, p. 17-24
Vandamme (Geert). Het stripverhaaloeuvre van Raymond De Kremer. Gent, Vzw de trap, 1995, 69 p.
Vandenabeele (Werner). Louis Paul Boon en De roode vaan. Op : bub/6_3/werner.htm (8/6/2003 - oorspronkelijk in : Vlaams Marxistisch Tijdschrift, jg. 33, nr. 4, dec 1999, p. 106-112)
Vansummeren (Patricia). From "Mannekensblad" tot Comic Strip. In : Dierick (Charles) & Lefèvre (Pascal) (eds.). Forging a new medium : the comic strip in the nineteenth century. Brussel, VUBPress, 1999, p. 37-48
Verbrugghen (André). Jean Ray. In : Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 14. Brussel, Paleis der Academiën, 1992, kol. 567-575
Verheylewegen (Jean-Pierre). Hommage à M. Tillieux. Bruxelles, CBEBD, 2001, 84 p.
Veyne (Paul). Comment on écrit l'histoire. Editions du Seuil, 1971, 382 p.
Vranken (Patrick) & Smits (Jean). Snoe en Snolleke, vijftig jaar later (interview met Johan en Stefaan De Moor). In : Brabant Strip Magazine, nr. 89 (2001/6), p. 4-9
Vranken (Patrick)1. Bob De Moor. In : Brabant Strip Magazine, nr. 89 (2001/6), p. 12-15
Vranken (Patrick)2. De voorzichtige Vandersteen. In : Brabant Strip Magazine, nrs. 51/53/55/57bis/59, 1997/1998
Vranken (Patrick)3. De voorzichtige Vandersteen, deel 1 :Journalistieke collaboratie en repressie. In : Brabant Strip Magazine, nr. 51 (1997/8), p. 12-16
Vranken (Patrick)4. De voorzichtige Vandersteen, deel 2 : De goeden en de slechten. In : Brabant Strip Magazine, nr. 53 (1997/10), p. 11-13
Vranken (Patrick)5. De voorzichtige Vandersteen, deel 3 : De Koningskwestie. In : Brabant Strip Magazine, nr. 55 (1998/2), p. 8-11
Vranken (Patrick)6. De voorzichtige Vandersteen, deel 4 : De geheimzinnige schuilnamen. In : Brabant Strip Magazine, nr. 57bis (1998), p. 18-21
Vranken (Patrick)7. De voorzichtige Vandersteen, deel 5 : Vroeger was hij zeer Vlaamsgezind. In : Brabant Strip Magazine, nr. 59 (1998/6), p. 24-27
Vranken (Patrick)8. Interview met Peter Van Hooydonck. In : Brabant Strip Magazine, nr. 19 (1994), p. 4-15
Wassington (Martin). 10.000 generaals à 5% royalties, dat is geen vetpot !. In : Stripschrift, nr. 111, mei 1978, p. 28-30
Wassington (Martin). Over de prijs worden we het wel eens. In : Stripschrift, nr. 111, mei 1978, p. 25-27
Weverbergh (Julien) & Leus (Herwig). Boonboek : gesprekken met Louis Paul Boon …. Manteau, 1972, 156 p.
Willy Vandersteen. In : Florquin (Joos). Ten huize van … (13e reeks). Leuven, Davidsfonds, 1977, p. 96-131
Winkler Prins Encarta Encyclopedie 2001
Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse letterkunde. Amsterdam / Brussel, Elsevier, 1986, 480 p.
VI. Werken gebruikt voor illustraties en/of analyses van verhalen[1852]
Boon (Louis Paul) & Roggeman (Maurice). Proleetje en Fantast. Amsterdam, Querido / De Arbeiderspers, 1982, 92 p.
De Moor (Bob). De nieuwe avonturen van Tijl Uilenspiegel : Het Vals Gebit. De Dageraad, 1984, 50 p. (Magnum-reeks 44)
De Moor (Bob). De nieuwe avonturen van Tijl Uilenspiegel. De Dageraad, 1984, 48 p. (Magnum-reeks 41)
Feys (Suzanne), Stassin (Marc) e.a. 12 Nouvelles. Bruxelles, Editions du Marrais, 1958, 205 p.
Sleen (Marc). De Klassieke Avonturen van Nero, nr. 1 : Het Geheim van Matsuoka. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1998 , 48 p.
Sleen (Marc). De Klassieke Avonturen van Nero, nr. 10 : Moea Papoea. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1998, 64 p.
Sleen (Marc). De Klassieke Avonturen van Nero, nr. 2 : Het B-gevaar. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1998, 60 p.
Sleen (Marc). De Klassieke Avonturen van Nero, nr. 3 : Het Zeespook. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1998, 52 p.
Sleen (Marc). De Klassieke Avonturen van Nero, nr. 4 : Het Rattenkasteel. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1998, 52 p.
Sleen (Marc). De Klassieke Avonturen van Nero, nr. 5 : De erfenis van Nero. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1998, 72 p.
Sleen (Marc). De Klassieke Avonturen van Nero, nr. 6 : De Blauwe Toekan. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1998, 50 p.
Sleen (Marc). De Klassieke Avonturen van Nero, nr. 7 : De juwelen van Gaga-Pan. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1998, 56 p.
Sleen (Marc). De Klassieke Avonturen van Nero, nr. 8 : De man met het gouden hoofd. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1998, 36 p.
Sleen (Marc). De Klassieke Avonturen van Nero, nr. 9 : De hoed van Geeraard de Duivel. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1998, 72 p.
Toonder (Marten). Heer Bommel, Volledige werken, De Dagbladpublicaties, Band 5. 's Gravenhage, Panda, 1998, 208 p.
Van de Meulebroeck (Joseph), Haulot (Arthur) & De Roeck (Lucien). Les Belles Heures de Bruxelles. Paris/Bruxelles/Amsterdam/Londres/New York, Elsevier, 1952, 544 p.
Vandersteen (Willy). Suske en Wiske Klassiek, nr. 1 : De avonturen van Rikki en Wiske. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1993, 62 p.
Vandersteen (Willy). Suske en Wiske Klassiek, nr. 11 : De Mottenvanger. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1994, 56 p.
Vandersteen (Willy). Suske en Wiske Klassiek, nr. 12 : Bibbergoud. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1994, 56 p.
Vandersteen (Willy). Suske en Wiske Klassiek, nr. 13 : Lambiorix. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1994, 56 p.
Vandersteen (Willy). Suske en Wiske Klassiek, nr. 14 : De Stierentemmer. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1994, 56 p.
Vandersteen (Willy). Suske en Wiske Klassiek, nr. 15 : De Stalen Bloempot. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1994, 56 p.
Vandersteen (Willy). Suske en Wiske Klassiek, nr. 16 : Het Zingende Nijlpaard. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1994, 56 p.
Vandersteen (Willy). Suske en Wiske Klassiek, nr. 2 : Op het Eiland Amoras. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1993, 56 p.
Vandersteen (Willy). Suske en Wiske Klassiek, nr. 3 : De Sprietatoom. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1993, 59 p.
Vandersteen (Willy). Suske en Wiske Klassiek, nr. 4 : De Vliegende Aap. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1993, 56 p.
Vandersteen (Willy). Suske en Wiske Klassiek, nr. 5 : De Zwarte Madam. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1993, 56 p.
Vandersteen (Willy). Suske en Wiske Klassiek, nr. 6 : De Koning Drinkt. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1993, 56 p.
Vandersteen (Willy). Suske en Wiske Klassiek, nr. 7 : Prinses Zagemeel. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1993, 56 p.
Vandersteen (Willy). Suske en Wiske Klassiek, nr. 8 : De Bokkerijder. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1993, 56 p.
Vandersteen (Willy). Suske en Wiske Klassiek, nr. 9 : De Witte Uil. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1994, 56 p.
Verheylewegen (Jean-Pierre). Hommage à M. Tillieux. Bruxelles, CBEBD, 2001, 84 p.
Deel 7 : Inventaris
I. WERKWIJZE
Voor elke krant worden de gepubliceerde strips op de volgende manier weergegeven :
Titel
Auteur
start en einde van de publicatie
publicatiefrequentie, aantal stroken per aflevering, vervolgverhaal of gagstrip
totaal aantal stroken, tekstsoort
copyright (als aanwezig)
aankondigingen (als aanwezig)
Bij reeksen wordt eerst de reekstitel in hoofdletters vermeld, gevolgd door de titels van de afzonderlijke verhalen in kleine letters. Algemene gegevens over de reeks (bv. de auteur) zijn bij de reekstitel terug te vinden, specifieke verhaalgegevens (bv. begin- en einddatum) bij de verhaaltitels.
Strips in speciale rubrieken worden weergegeven na de titel van de rubriek (die onderstreept is).
Gebruikte symbolen :
(▬ & ▄ ▄ ▄) = vermeld in de titel en in de tekening
(▬ ) = vermeld in de titel
(▄ ▄ ▄) = vermeld in de tekening
Landen van oorsprong worden weergegeven door middel van vlaggetjes :
[pic] = België - [pic] = Nederland - [pic] = Frankrijk - [pic] = Verenigde Staten - [pic] = Groot-Brittannië - [pic] = Denemarken - [pic] = Zweden
Bij verhalen waarvan het land van herkomst niet precies bekend is, werd geen vlag geplaatst.
Gegevens tussen haakjes heb ik zelf toegevoegd. Dat geldt zowel voor namen van auteurs bij anonieme publicatie als voor volgnummers van verhalen die in de kranten niet genummerd zijn.
II. Inventaris
1. Het Belang van Limburg
DE AVONTUREN VAN NANTJE EN JETJE PEK EN VAN HUN HONDJE ZIP [pic]
Anne-Marie Prijs (▬ & ▄ ▄ ▄)
van ma 17/9/1945 tot ma 21/1/1946
dagelijks 1 strook (soms onregelmatig), vervolgverhaal
86 stroken, tekstballonnen
aankondiging op 16/9/1945, p. 1
De Stradivarius van Prof. Polsky [pic]
Anne-Marie Prijs (▬ & ▄ ▄ ▄)
van vr 8/2/1946 tot di 7/5/1946
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
63 stroken, tekstballonnen
aankondiging op 7/2/1946, p. 1
Professor Biskott
Steve Donogan (▄ ▄ ▄)
vanaf do 9/5/1946 tot za 5/10/1946
dagelijks 1 strook, gagstrook
tekstloos (wel titels)
"Copyright Studio Vox" (▄ ▄ ▄)
Aankondiging op 8/5/1946, p. 1
Zonder Titel
geen auteur vermeld
van ma 7/10/1946 tot vr 10/1/1947
ongeveer dagelijks, gagstrook
tekstloos
"Copyright by Ranch" (▄ ▄ ▄)
Ferd'nand [pic]
Mik (▄ ▄ ▄)
vanaf zo 19/1/1947, loopt nog einde 1950
dagelijks 1 strook, gagstrook
geen tekst
"Copyright P.I.B. Box 6 Copenhagen" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 18/1/1947, p. 3
Adamson [pic]
O. Jacobson (▄ ▄ ▄)
vanaf 4/6/1949, loopt nog einde 1950
dagelijks 1 vertikale strook, geen tekst (wel titel)
"Copyright P.I.B. Box 6 Copenhagen" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 4/6/1949, p. 1
2. La Dernière Heure
LE SECRET DU MASTABA [pic]
Luc (▬ ) (Max Servais)
van woe 19/12/1945 tot zo 17/2/1946
dagelijks 1 strook (soms 2), vervolgverhaal
95 stroken, tekstballonnen
"Copyright Pangrapho et Dernière Heure" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 19/12/1945, p. 1
Les avatars de M. Moustache [pic]
door Fola (▬ )
van do 20/12/1945, loopt nog op zo 31/12/1950
dagelijks 1 strook, gagstroken
geen tekst
"Copyright Press Alliance" afgewisseld met "Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 20/12/1945, p. 1
L'agent secret X 9 [pic]
Leslie Charteris (▬ )
Mel Graff (▄ ▄ ▄)
vanaf di 19/2/1946, strook 1780 op 31/12/1950
dagelijks 1 strook (2 stroken van 17/3/1946 tot 24/1/1947)
tekstballonnen
"Copryright Opera Mundi"
aankondiging op 19/2/1946, p. 1
Les Aventures de Buffalo Bill [pic]
Ek (▄ ▄ ▄)
van zo 1/6/1947 tot do 5/5/1949
dagelijks 1 strook tot 26/11/1947
vanaf 27/11/1947 wekelijks 2 stroken in "Pour les jeunes"
301 stroken, tekstballonnen en beschrijvende teksten in de tekeningen
Vermelding : "Alga-serie" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 31/5/1947, p. 1
Les enquêtes de M. Cro, détective [pic]
Ray Reding (▬ )
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
tekstballonnen
geen copyright vermeld
(1) La formule volée
van zo 1/6/1947 tot do 17/7/1947
39 stroken
aankondiging op 31/5/1947, p. 1
(2) Le castel de Saint-Plaveu
van vr 18/7/1947 tot di 30/7/1947
62 stroken
aankondiging op 18/7/1947, p. 1
(3) L'oeil de Djal-Tarek
van woe 1/10/1947 tot za 27/12/1947
74 stroken
aankondiging op 30/9/1947, p. 1
(4) Echec … et masque
van zo 28/12/1947 tot woe 15/4/1948
91 stroken
aankondigingen op 27/12/1947, p. 1 & 28/12/1947, p. 1
(5) La capture de Gorilla Bing
van do 15/4/1948 tot za 25/9/1948
138 stroken
aankondiging op 14/4/1948, p. 1
(6) Le dard de jade
van zo 26/9/1948 tot zo 20/3/1949
148 stroken
aankondiging op 26/9/1948, p. 1
(7) Le collier de Nikar le Bigle
van di 22/03/1949 tot zo 22/05/1949
53 stroken
aankondiging op 20/3/1949, p. 1
(8) Le léopard bleu
van di 24/05/1949 tot do 25/08/1949
77 stroken
(9) Le passeur de Malarena
van za 26/08/1949 tot woe 30/11/1949
84 stroken
(10) Les 7 corbeaux
van do 1/12/1949 tot vr 24/02/1950
85 stroken
(11) Monsier Frac manque s'astuce
van za 25/02/1950 tot di 4/04/1950
39 stroken
(12) La fugue de Tate-Huary
van woe 5/04/1950 tot woe 31/05/1950
52 stroken
(13) La guerre des moustaches
van do 1/06/1950 tot zo 23/07/1950
51 stroken
(14) Le spectre d'onde-parte
van ma 24/07/1950 tot do 24/08/1950
30 stroken
(15) Le cavalier de Tramontane
van vr 25/08/1950 tot woe 20/09/1950
27 stroken
(16) M. Cro joue … avec le feu ! …
van do 21/09/1950 tot vr 20/10/1950
30 stroken
(17) Le serpent à 2 têtes
van za 21/10/1950 tot za 18/11/1950
29 stroken
(18) Fric et vieilles tourelles
van zo 19/11/1950 tot ma 18/12/1950
30 stroken
(19) Le champion a une jambe de bois
vanaf di 19/12/1950, strook 11 op 31/12/1950
Pour les jeunes (do)
samengesteld door Pierre De Boeck
halve pagina op donderdag
Les aventures de Bell et Bill [pic]
Sea Ranger (▬ )
van do 3/1/1946 tot do 28/2/1946
wekelijks 1 strook, ballon
geen copyright vermeld
Knoss [pic]
Wal (▄ ▄ ▄)
op : 31/1/1946 ; 14/2/1946 ; 7/3/1946 ; 14/3/1946 ; 21/3/1946 ; 28/3/1946 ; 18/4/1946 ; 2/5/1946 ; 9/5/1946 ; 6/6/1946 ; 13/6/1946 ; 14/11/1946
1 verticale strook, gagstroken, geen tekst
geen copyright vermeld
Capitaine Tribord inventeur [pic]
Sea Ranger (▬ )
op 4/4/1946
2 stroken, gagstrook
tekstballonnen
geen copyright vermeld
Johan [pic]
Peyo (▬ & ▄ ▄ ▄)
op : 11/4/1946 ; 1/8/1946 & 12/9/1946
1 of 2 stroken, gagstroken
geen tekst of tekstballon
geen copyright vermeld
andere Peyo-gagstroken op 23/5/1946 ; 27/6/1946
Une aventure de Johan [pic]
Peyo (▄ ▄ ▄)
van do 9/1/1947 tot do 6/3/1947
wekelijks 1 of 2 stroken, vervolgverhaal
12 stroken, tekstballonnen
geen copyright vermeld
Tom Pol [pic]
Alka (▄ ▄ ▄)
wekelijks 1 of 2 stroken, vervolgverhalen
tekstballonnen
geen copyright vermeld
Tom Pol détective
van do 19/9/1946 tot do 24/10/1946
11 stroken
Une nouvelle aventure de Tom Pol
van do 17/4/1947 tot do 29/5/1947
9 stroken
Le rêve de Lilette [pic]
Chely (▬ )
op do 21/11/1946
eenmalig, 2 stroken
ondertekst
geen copyright vermeld
Red cherche un bon "job" [pic]
Wal (▬ & ▄ ▄ ▄)
van do 5/6/1947 tot do 26/6/1947
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
tekstballonnen
geen copyright vermeld
Le trésor du pendu [pic]
B. Prim (▬ )
van do 10/7/1947 tot do 20/11/1947
wekelijks 2 stroken, vervolgverhaal, tekstballonnen
geen copyright vermeld
Mico [pic]
Mil (▄ ▄ ▄)
van do 24/7/1947 tot 14/8/1947
wekelijks 2 stroken, gagstroken, geen tekst
geen copyright vermeld
Le Bossu ou le "Petit Parisien" [pic]
"d'après le célèbre roman de Paul Féval" (▬ )
Calvo (▄ ▄ ▄) (adaptatie en tekeningen)
van do 12/5/1949 tot zo 2/4/1950
wekelijks 2 stroken, vervolgverhaal
91 stroken, ondertekst
geen copyright vermeld
aankondigingen op 5/5/1949, p. 8 & 12/5/1949, p. 1
Ce pauvre Plouk [pic]
Bozz (▄ ▄ ▄)
vanaf woe 6/12/1950, loopt nog einde 1950
wekenlijks 4 stroken, gagstroken
tekstballonnen
aankondigingen op 3/12/1950, p. 1 ; 5/12/1950, p. 1 & 6/12/1950, p. 1
3. Le Drapeau Rouge
RIRA BIEN QUI RIRA LE DERNIER [pic]
Arno (▄ ▄ ▄)
op za 16/6/1945 ; 23/6/1945 ; 7/7/1945 ; 14/7/1945 & 21/7/1945
wekelijks 2 stroken, gagstroken
geen tekst
geen copyright vermeld
Doudou et le cerf-volant [pic]
Arno (▄ ▄ ▄)
op za 30/6/1945
éénmalig, één strook, gagstrook
geen tekst
geen copyright vermeld
Op pagina "Femme et famille"
(wekelijks op donderdag)
Les Trafiquants de Tchoung-King [pic]
Saint Thiers (▄ ▄ ▄) (Maurice Tillieux)
van do 6/12/1945 tot do 21/3/1946
wekelijks 1 strook (2 stroken op 6/12 en 13/12), vervolgverhaal
19 stroken, tekstballonnen
geen copyright vermeld
Op pagina "Ohé, les jeunes"
(wekelijks op donderdag)
Renard [pic]
Bussemey (▄ ▄ ▄)
van do 30/9/1948 tot do 4/11/1948
wekelijks 2 stroken, afzonderlijke verhaaltjes
ondertekst
geen copyright vermeld
Barbichette à la pêche [pic]
R. Mas (▄ ▄ ▄)
do 4/11/1948
éénmalig, 1 verticale strook, gagstrook
geen tekst
geen copyright vermeld
Anatole a eu chaud [pic]
R. Mas (▄ ▄ ▄)
do 11/11/1948
éénmalig, verticale strook, gagstrook
ondertekst
geen copyright vermeld
La mauvaise rancune de Ronflonflon [pic] (randgeval)
R. Mas (▄ ▄ ▄) ("Dessin de R. Mas")
do 11/11/1948
éénmalig, 2 stroken
ondertekst
geen copyright vermeld
Fabien, héros de légende [pic]
"Adaptation et dessins de Maurice Damois" (▄ ▄ ▄)
van do 5/1/1950 tot do 16/2/1950
wekelijks 2 stroken, vervolgverhaal
14 stroken, tekstballonnen
geen copyright vermeld
Anatole et les courants d'air [pic]
R. Mas (▄ ▄ ▄)
do 20/4/1950
eenmalig, 1 strook, gagstrook
geen tekst
geen copyright vermeld
Les aventures de Bec d'Or [pic]
R. Mas
do 8/6/1950
eenmalig, 1 strook, gagstrook
tekstballonnen
Speciaal geval
Bec d'Or [pic]
is meestal een gewoon geïllustreerd verhaal
op bepaalde momenten montage in stripvorm :
deel van "Le tour du monden en 80 jours de Bec d'Or"
volledig verhaal : van do 7/4/1949 tot do 23/6/1949
stripmontage van do 28/4 tot do 16/6
andere verhalen van 1947 tot 1949
tekeningen van C. Arnal of R. Mas
geen copyright
4. Gazet van Antwerpen
DONALD DUCK [pic]
Walt Disney (▬ & ▄ ▄ ▄)
van za 9/3/1946 tot 27/8/1946
dagelijks 1 strook, gagstroken
combinatie van tekstballonnen en ondertekst
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
Ferd'nand [pic]
Mik (▄ ▄ ▄)
vanaf za 27/6/1946, loopt nog altijd einde 1950
dagelijks 1 strook, gagstroken
vanaf za 25/12/1948, elke zaterdag 3 stroken
geen tekst (wel titels)
copyright "PIB Box 6 Copenhagen" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 27/7/1946, p. 1
Kappie [pic]
geen auteur vermeld (Marten Toonder)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
ondertekst
"Cop. Marten Toonder Studio's" (▄ ▄ ▄)
3 Kappie en de geheimzinnige lading
van za 28/6/1947 tot ma 8/9/1947
61 stroken
5 Kappie en het goudschip "Poolster"
van di 9/9/1947 tot do 27/11/1947
69 stroken
6 Kappie en de gouden hamer
van za 29/11/1947 tot woe 11/2/1948
62 stroken
7 Kappie en het olifantenkerkhof
van do 12/2/1948 tot ma 24/5/1948
87 stroken
8 Kappie en het geheim van de aardlaag
van di 25/5/1948 tot za 7/8/1948
65 stroken
9 Kappie en het eiland Koeterwaal
van ma 9/8/1948 tot di 21/9/1948
38 stroken
10 Kappie naar de zuidpool
van woe 22/9/1948 tot di 26/10/1948
30 stroken
11 Kappie en het goudtransport
van woe 27/10/1948 tot do 23/12/1948
50 stroken
12 Kappie en de Vliegende Hollander
van vr 24/12/1948 tot za 29/1/1949
32 stroken
13 Kappie en de ingewanden der aarde
van ma 31/1/1949 tot za 19/3/1949
42 stroken
14 Kappie en de vreemde klok
van ma 21/3/1949 tot di 10/5/1949
43 stroken
15 Kappie en de Chinese Mandarijn
van woe 11/5/1949 tot ma 11/6/1949
28 stroken
16 Kappie en de Chinese Mandarijn (deel 2)
van woe 13/6/1949 tot vr 15/7/1949
29 stroken
17 Kappie en de uitvinding van Signor Rivaldi
van za 16/7/1949 tot za 27/8/1949
37 stroken
21 Kappie en de zeewedstrijd
van ma 29/8/1949 tot za 8/10/1949
36 stroken
22 Kappie verliest de koers
van ma 10/10/1949 tot ma 14/11/1949
31 stroken
23 Kappie en het mysterie van de Ijszee
van di 15/11/1949 tot vr 23/12/1949
34 stroken
24 Kappie en de wonderlijke schelp
van za 24/12/1949 tot 1/2/1950
34 stroken
25 Kappie en de Nieuwe Koksmaat
van 2/2/1950 tot 11/3/1950
33 stroken
26 Kappie en het wrak van de "Lupine"
van 13/3/1950 tot 26/4/1950
39 stroken
27 Kappie en de stad van ivoor
van do 27/4/1950 tot vr 23/6/1950
50 stroken
28 Kappie en de ivoren olifant
van za 24/6/1950 tot vr 11/8/1950
42 stroken
29 Kappie en de vliegende schijf
van za 12/8/1950 tot vr 29/9/1950
42 stroken
30 Kappie en de kolen-lading
van za 30/9/1950 tot woe 1/11/1950
28 stroken
31 Kappie en de Grijpvogel
van do 2/11/1950 tot do 7/12/1950
31 stroken
32 Kappie en de Zee-Fung (1e dag verkeerdelijk "Kappie en de Vreemde Kolen-lading")
vanaf vr 8/12/1950, strook 20 op za 30/12/1950
Dick Bos ("Hela Cowboy ! / Detective Beeldverhaal / Dick Bos-serie") [pic]
Maz (▬ )
van vr 13/8/1948 tot za 23/10/1948
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
tekstballonnen
"Copyright Ten Hagen – Den Haag" (▬ )
5. Het Laatste Nieuws
RIKSKE [pic]
Carl Anderson (▬ & ▄ ▄ ▄)
vanaf di 13/11/1945, loopt nog op 31/12/1950
dagelijks 1 strook, gagstroken
meestal zonder tekst, soms een ballon
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
De gestolen schepter [pic]
geen auteur vermeld (Piet van Elk)
van do 2/5/1946 tot do 4/7/1946
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
44 stroken, ondertekst
geen copyright vermeld
aankondigingen op 30/4/1946, p. 1 ; 1/5/1946, p. 1 ; 2/5/1946, p. 1
Eric de Noorman [pic]
Hans G. Kresse (▄ ▄ ▄)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
ondertekst
"Cop. Marten Toonder Studio's" (▄ ▄ ▄)
1 De steen van Atlantis
van vr 5/71946 tot woe 2/4/1947
190 stroken
aankondigingen op 3/7/1946, p. 1 ; 4/7/1946, p. 1 & 5/7/1946, p. 1
2 De Sultan van Akaiim
van do 3/4/1947 tot vr 30/5/1947
39 stroken
aankondigingen op 1/4/1947, p. 1 ; 2/4/1947, p. 1 ; 3/4/1947, p. 1
3 Het water des levens
van za 31/5/1947 tot di 12/8/1947
51 stroken
aankondiging op 30/5/1947, p. 1
4 Het stenen afgodsbeeld
van woe 13/8/1947 tot vr 10/10/1947
42 stroken
aankondigingen op 9/8/1947, p. 1 ; 11/8/1947, p. 3 ; 12/8/1947, p. 3 & 13/8/1947, p. 1
5 De ondergang van Atlantis
van za 11/10/1947 tot za 17/1/1948
66 stroken (nakijken)
aankondigingen op 9/10/1947, p. 1 ; 10/10/1947, p. 1 & 11/10/1947, p. 1
6 Schipbreukelingen in Rome
van di 20/1/1948 tot woe 31/3/1948
53 stroken
aankondigingen op 16/1/1948, p. 1 ; 17/1/1948, p. 1 ; 18/1/1948, p. 1 ; 19/1/1948, p. 1 & 20/1/1948, p. 1
7 De Valse Koning
van do 1/4/1948 tot ma 21/6/1948
68 stroken
aankondigingen op 28/3/1948, p. 1 ; 29/3/1948, p. 1 ; 30/3/1948, p. 1 ; 31/3/1948, p. 1 ; 1/4/1948, p. 1
8 De Moordenaar van koning Wogram
van di 22/6/1948 tot woe 14/7/1948
20 stroken
aankondigingen op 20/6/1948, p. 1 ; 21/6/1948, p. 1 & 22/6/1948, p. 1
9 De zonaanbidders
van do 15/7/1948 tot woe 20/10/1948
83 stroken
aankondigingen op 13/7/1948, p. 1 ; 14/7/1948, p. 1 & 15/7/1948, p. 1
10 De dodenridders
van do 21/10/1948 tot vr 26/11/1948
31 stroken
aankondigingen op 19/10/1948, p. 1 ; 20/10/1948, p. 3 & 21/10/1948, p. 1
11 De wonderen van Mu
van za 27/11/1948 tot vr 11/3/1949
88 stroken
aankondigingen op 25/11/1948, p. 1 ; 26/11/1948, p. 1 & 27/11/1948, p. 1
12 Het geheim van het grafgewelf
van za 12/3/1949 tot di 12/4/1949
26 stroken
aankondigingen op 10/3/1949, p. 1 ; 11/3/1949, p. 1 & 12/3/1949, p. 1
13 Eric in het hemelse rijk
van woe 13/4/1949 tot en met do 7/7/1949
70 stroken
aankondigingen op 10/4/1949, p. 1 ; 11/4/1949, p. 1 ; 12/4/1949, p. 1 & 13/4/1949, p. 1
14 Storm over China
van vr 8/7/1949 tot vr 14/10/1949
81 stroken (nakijken)
aankondiging op 8/7/1949, p. 1
15 De zoon van Eric
van za 15/10/1949 tot di 28/2/1950
116 stroken
aankondiging op 15/10/1949, p. 1
16 De Zwarte Ruiter
van woe 1/3/1950 tot woe 19/4/19450
42 stroken
aankondiging op 1/3/1950, p. 1
17 De Boog van Allard
van do 20/4/1950 tot vr 2/6/1950
36 stroken
aankondigingen op 18/4/1950, p. 1 ; 19/4/1950, p. 1 & 20/4/1950, p. 1
18 De Koning der Steppe
van za 3/6/1950 tot di 19/9/1950
90 stroken
aankondigingen op 2/6/1950, p. 1 & 3/6/1950, p. 1
19 Het Tyrfing-mysterie
van woe 20/9/1950 tot di 28/11/1950
58 stroken
aankondigingen op 18/9/1950, p. 1 ; 19/9/1950, p. 1 & 20/9/1950, p. 1
20 De twintig laatsten
vanaf woe 29/11/1950, strook 27 op za 30/12/1950
aankondiging op 29/11/1950, p. 1
De avonturen van Pinocchio [pic]
"door Walt Disney" (▬ )
van di 31/12/1946 tot vr 11/4/1947
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
44 stroken, tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▬ & ▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 29/12/1946, p. 1 & 31/12/1946, p. 1
Steve Canyon [pic]
"door Milton Caniff" (▬ & ▄ ▄ ▄)
van za 12/4/1947 tot woe 15/10/1947
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 11/4/1947, p. 1 & 12/4/1947, p. 1
Bambi [pic]
Felix Salten & Walt Disney (titeltekening)
van di 9/12/1947 tot 14/1/1948
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
24 stroken, ondertekst
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 2/12/1947, p. 1 ; 3/12/1947, p. 1 ; 4/12/1947, p. 1 ; 5/12/1947, p. 1 ; 6/12/1947, p. 1 ; 7/12/1947, p. 1 & 9/12/1947, p. 1
Panda [pic]
Marten Toonder (▄ ▄ ▄)
dagelijks 1 strook, ondertekst
"Cop. Marten Toonder Studio's" (▄ ▄ ▄)
1 Panda en de meester-dief
van di 3/2/1948 tot woe 2/6/1948
83 stroken
aankondigingen op 30/1/1948, p. 1 ; 31/1/1948, p. 1 ; 1/2/1948, p. 1 ; 2/2/1948, p. 1 ; 3/2/1948, p. 1
2 Panda en de meester-detectief
van do 3/6/1948 tot woe 6/10/1948
89 stroken
aankondigingen op 31/5/1948, p. 1 ; 1/6/1948, p. 5 ; 2/6/1948, p. 1 & 3/6/1948, p. 1
3 Panda en de meester-vlieger
van do 7/10/1948 tot vr 25/2/1949
100 stroken
aankondigingen op 2/10/1948, p. 1 ; 5/10/1948, p. 1 ; 6/10/1948, p. 1 & 7/10/1948, p. 1
4 Panda en de meester-goochelaar
van za 26/2/1949 tot do 9/6/1949
70 stroken
aankondigingen op 23/2/1949, p. 1 ; 24/2/1949, p. 1 ; 25/2/1949, p. 1 & 26/2/1949, p. 1
5 Panda en de professor
van vr 10/6/1949 tot di 6/9/1949
60 stroken
aankondigingen op 8/6/1949, p. 1 ; 9/6/1949, p. 1 & 10/6/1949, p. 10
6 Panda en het Oog van Mug
van woe 7/9/1949 tot za 17/12/1949
73 stroken
aankondigingen op 4/9/1949, p. 1 ; 6/9/1949, p. 1 & 7/9/1949, p. 1
14 Panda en de meester-uitvinder
van di 20/12/1949 tot do 9/3/1950
58 stroken
aankondigingen op 16/12/1949, p. 7 ; 17/12/1949, p. 1 ; 18/12/1949, p. 2 & 20/12/1949, p. 1
15 Panda en de meester-gids
van vr 10/3/1950 tot do 29/6/1950
76 stroken
aankondigingen op 8/3/1950, p. 1 ; 9/3/1950, p. 1 ; 10/3/1950, p. 1
16 Panda en de meester-muzikant
vr 30/6/1950 tot vr 13/10/1950
72 stroken
aankondigingen op 27/6/1950, p. 1 & 28/6/1950, p. 1
17 Panda en de meester-geleerde
van za 14/10/1950 tot za 23/12/1950
48 stroken
aankondiging op 13/10/1950, p. 1
18 Panda en de meester-edelman
vanaf woe 27/12/1950, strook 4 op za 30/12/1950
aankondigingen op 23/12/1950, p. 1 ; 24/12/1950, p. 1 & 27/12/1950, p. 1
Dumbo, de vliegende olifant [pic]
Walt Disney (▬ )
van di 2/3/1948 tot woe 9/6/1948
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
68 stroken, tekstballonnen en beschrijvende teksten in de tekeningen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 27/2/1948, p. 1 ; 28/2/1948, p. 1 ; 29/2/1948, p. 1 & 3 ; 1/3/1948, p. 1 & 2/3/1948, p. 1
Melodie van het Zuiden – Oom Remus vertelt de geschiedenis van broer Konijn [pic]
Walt Disney (▬ )
van di 21/12/1948 tot zo 23/1/1949
dagelijks 3 stroken (vanaf 19/1/1949 maar 1 meer), vervolgverhaal
102 stroken, tekstballonnen en beschrijvende tekst in de tekeningen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 14/12/1948, p. 1 ; 15/12/1948, p. 1 ; 16/12/1948, p. 1 ; 17/12/1948, p. 1 ; 18/12/1948, p. 1 ; 19/12/1948, p. 1 ; 20/12/1948, p. 1 & 21/12/1948, p. 1
Pieter en de Wolf [pic]
Walt Disney (▬ )
van di 5/4/1949 tot woe 27/4/1949
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
18 stroken, tekstballonnen en beschrijvende tekst in de tekeningen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 1/4/1949, p. 1 ; 2/4/1949, p. 1 ; 3/4/1949, p. 1 ; 4/4/1949, p. 1 & 5/4/1949, p. 1
Assepoester [pic]
Walt Disney (▬ )
vanaf di 28/11/1950, strook 28 op za 30/12/1950
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
combinatie van tekstballonnen en ondertekst
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 20/11/1950, p. 1 ; 21/11/1950, p. 1 ; 22/11/1950, p. 1 ; 23/11/1950, p. 1 ; 24/11/1950, p. 3 ; 25/11/1950, p. 3 ; 26/11/1950, p. 1 & 28/11/1950, 1
De lotgevallen van Adamson [pic]
geen auteur vermeld
van woe 20/10/1948, loopt nog einde 1950
wekelijks 2 stroken (woe), gagstroken
geen tekst
"Copyright P.I.B. Box 6 Copenhagen" (▄ ▄ ▄)
Optimist [pic]
Ostrup (▄ ▄ ▄)
van do 21/10/1948, loopt nog einde 1950
dagelijks 1 verticale strook, gagstroken
geen tekst
"Copyright P.I.B. Box 6 Copenhagen" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 19/10/1948, p. 1 ; 20/10/1948, p. 1 & 21/10/1948, p. 1
Het hoekje voor de jeugd
elke donderdag halve pagina vanaf 1/7/1948
aankondigingen op 30/6/1948, p. 1 & 1/7/1948, p. 1
De apenstreken van Sim en Pans [pic]
Wim Lensen (▬ & ▄ ▄ ▄)
van do 1/7/1948 tot 27/10/1949
wekelijks 2 stroken, gagstroken
tekstballonnen
"Cop. Marten Toonder Studio's" (▄ ▄ ▄)
In Duister Afrika, de geschiedenis van Stanley en Livingstone
geen auteur vermeld
van do 1/7/1948 tot do 2/9/1948
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
10 stroken, ondertekst
geen copyright vermeld
Wat gebeurt er, Baron Bluff ? [pic]
Marten Toonder (▄ ▄ ▄)
van do 3/11/1949 tot do 2/11/1950
wekelijks 2 stroken, gagstroken
tekstballonnen
"Cop. Marten Toonder Studio's" (▄ ▄ ▄)
Avonturen van Bas en Van Der Pluim [pic]
geen auteur vermeld
van do 3/11/1949, loopt nog einde 1950
wekelijks 1 strook, gagstroken,
geen tekst
"Cop. Marten Toonder Studio's" (▄ ▄ ▄)
O'Gust, de dierenoppasser
Philipsen (▄ ▄ ▄)
van do 23/11/1950, loopt nog einde 1950
wekelijks 1 strook, gagstroken
geen tekst
geen copyright vermeld
6. La Lanterne
LES AVENTURES DE LITTLE DEARIE [pic]
sebastien (▄ ▄ ▄)
vanaf di 19/12/1944 tot za 3/2/1945
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstloos
geen vermelding copyright
Pat [pic]
Pat O'Sche. (▄ ▄ ▄)
van woe 4/4/1945 tot do 12/4/1945
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstballonnen
geen vermelding copyright
Le petit Roi [pic]
O. Soglow (▬ & ▄ ▄ ▄)
van woe 2/5/1945 tot ma 6/5/1946
onregelmatig, 3 stroken, gagstroken,
tekstballonnen zonder kaders
"Copyright Opera Mundi and La Lanterne" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 25/4/1945, p. 1 & 2/5/1945
Henry [pic]
Carl Anderson (▄ ▄ ▄)
van za 5/5/1945 tot woe 8/5/1946
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi and La Lanterne" (▄ ▄ ▄)
Le petit Bob
geen auteur vermeld
van woe 6/11/1946 tot di 7/1/1947
dagelijks 2 stroken, gagstroken
tekstloos
"Copyright "Coordination"" (▄ ▄ ▄)
Rip Kirby [pic]
Alex Raymond (▄ ▄ ▄)
vanaf ma 20/1/1947, loopt nog op 30/12/1950
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
tekstballonnne
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
Johnny Hazard [pic]
Frank Robbins (▄ ▄ ▄)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
Johnny Hazard
van ma 20/1/1947 tot do 11/9/1947
Le mystère du chargement volant
van vr 12/9/1947 tot do 1/7/148
Danger à la carte
van vr 2/7/1948 tot ma 22/11/1948
L'orchidée mortel
van di 23/11/1948 tot do 24/2/1949
Fermez les lumières
van woe 24/2/1949 tot ma 1/8/1949
???
van di 2/8/1949 tot do 6/4/1950
La montagne des diables dansants
vanaf vr 7/4/1950, loopt nog op za 30/12/1950
Illico [pic]
Geo McManus (▄ ▄ ▄)
vanaf ma 28/4/1947, loopt nog op 30/12/1950
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
Fantôme [pic]
Wilson McCoy (▄ ▄ ▄)
vanaf ma 28/4/1947, strook 915 op 30/12/1950
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
Popeye [pic]
Tom Sims & Zaboly (▄ ▄ ▄)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
L'île des eaux qui rient
van ma 28/4/1947 tot do 3/7/1947
Une comédie de deux millions
van vr 4/7/1947 tot za 8/11/1947
Popeye et l'écho pervers
van ma 10/11/1947 tot za 27/3/1948
Les mystères de Paris [pic]
"d'après le célèbre roman d'Eugène Sue. Illustration de R. Cazanave" (▬ )
Raymond Cazanave (▄ ▄ ▄)
van ma 28/4/1947 tot woe 12/11/1947
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
162 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
Mickey [pic]
Walt Disney (▄ ▄ ▄)
van ma 28/4/1947 tot za 10/5/1947
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
Professeur Nimbus
J. Darthel (▄ ▄ ▄)
vanaf ma 12/5/1947, loopt nog op 30/12/1950
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstloos
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 12/5/1947, p. 1
Donald Duck [pic]
Walt Disney (▄ ▄ ▄)
op di 14/10/1947
eenmalig, 1 strook, gagstrook
tekstballon
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
La petite Annie [pic]
Darell McClure (▄ ▄ ▄)
van di 30/3/1948 tot vr 30/7/1948
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 30/3/1948, p. 1
Myrtille [pic]
Fischer (▄ ▄ ▄)
van za 31/7/1948 tot vr 10/9/1948
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
Jeannie et Jeannot [pic]
Bill MacLean (▄ ▄ ▄)
van woe 13/9/1948 tot za 2/4/1949
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 11/9/1948, p. 1 & 8
Donald Duck [pic]
publicatie afgelast
aankondigingen op 22/2/1949, p. 1 ; 23/2/1949, p. 1 & 24/2/1949, p. 1
Blondie [pic]
Chick Young (▄ ▄ ▄)
vanaf woe 4/4/1949, loopt nog op 30/12/1950
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 2/4/1949, p. 1
Superman [pic]
geen auteur vermeld
vanaf do 12/10/1950, loopt nog op 30/12/1950
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
tekstballonnen
"Copyright 1947 McClure Newspaper Syndicate" (▄ ▄ ▄) /
"Copyright Agence Française de Presse" (onder de tekeningen)
aankondiging op 12/10/1950, p. 1
Ohé les jeunes (vanaf za 21/2/1948)
Le professeur Rama contre le professeur Krug [pic]
Freddy (▄ ▄ ▄)
van za 21/2/1948 tot za 4/7/1948
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
ondertekst
geen vermelding copyright
Le chateau de "Kenilworth" [pic]
Christoffersen (▄ ▄ ▄) – "roman de Walter Scott" (▬ )
van za 31/7/1948 tot za 18/12/1948
wekelijks 3 stroken, vervolgverhaal
ondertekst
126 stroken
"Cop. PIB Box 6 Copenhagen" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 29/7/1948, p. 1
Annik (wordt later Annick) [pic]
Pat. O'Sheridan (▄ ▄ ▄)
van za 8/1/1949 tot za 10/12/1949
wekelijks 1 strook, gagstroken
tekstballonnen
geen copyright vermeld
7. La Libre Belgique
SKIPPY [pic]
onleesbare handtekening (Percy Crosby)
van ma 12/12/1945 tot zo 27/1/1946
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
Bouboule [pic]
geen auteur vermeld
van do 24/1/1946 tot do 10/7/1947
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstloos
geen vermelding copyright
Felix le chat et Mickey Mouse [pic]
geen auteur vermeld
van zo 17/2/1946 tot woe 3/7/1946
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstballonnen
"Cop. 1945 King Features Syndicate Inc." / "Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
Les aventures de Monsieur Snot [pic]
Tenas (▬ & ▄ ▄ ▄)
van do 21/3/1946 tot zo 11/8/1946
dagelijks 1 strook, ballon
118 stroken
"Copyright Golden Pictures" (▄ ▄ ▄)
Baba
onleesbare handtekening
van do 4/7/1946 tot di 7/1/1947
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstloos
"Copyright Rinaldo Features" (▄ ▄ ▄)
Le professeur Nimbus [pic]
J. Darthel (▄ ▄ ▄)
van di 5/11/1946 tot vr 2/5/1947
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstloos
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
Les aventures de Jimpy … le petit magicien [pic]
geen auteur vermeld
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
beschrijvende teksten in de tekeningen, soms een ballon
geen vermelding copyright
aankondiging op 5/4/1947, p. 2
Jimpy … le petit magicien
van zo 6/4/1947 tot woe 11/6/1947
Jimpy et le dragon au coeur tendre
van do 12/6/1947 tot do 21/8/1947
Jimpy et le terrible pirate
van vr 22/8/1947 tot di 13/1/1948
Verhaal 4
van woe 14/1/1948 tot za 10/7/1948
Verhaal 5
van zo 11/7/1948 tot vr 12/11/1948
Verhaal 6
van za 13/11/1948 tot woe 7/9/1949
Panda [pic]
Marten Toonder (▄ ▄ ▄)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
ondertekst
"Cop. Marten Toonder Studio's" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 2/5/1947, p. 5
1 Les aventures de Panda
van za 3/5/1947 tot za 2/8/1947
83 stroken
2 Les aventures de Panda
van zo 3/8/1947 tot woe 19/11/1947
89 stroken
3 Panda et le maître aviateur
van do 20/11/1947 tot zo 21/3/1948
100 stroken
4 (geen titel)
van di 23/3/1948 tot zo 13/6/1948
70 stroken
5 Panda et le professeur
van di 15/6/1948 tot zo 22/8/1948
60 stroken
6 Panda et l'œil de mouche
van di 24/8/1948 tot woe 17/11/1948
73 stroken
7 Panda et le placier
van do 18/11/1948 tot za 8/1/1949
43 stroken
8 Panda et la révolte en Candonie
van zo 9/1/1949 tot za 26/2/1949
42 stroken
9 Panda et l'émetteur de pensées
van zo 27/2/1949 tot woe 27/4/1949
51 stroken
10 Panda et la pêche à la baleine
van do 28/4/1949 tot zo 26/6/1949
52 stroken
11 Panda et le maître explorateur
van di 28/6/1949 tot di 20/9/1949
72 stroken
12 Panda à la foire
van woe 21/9/1949 tot woe 12/10/1949
19 stroken
13 Panda le Réformateur du monde
van do 13/10/1949 tot zo 27/11/1949
40 stroken
14 Panda et le maître inventeur
van di 29/11/1949 tot vr 3/2/1950
58 stroken
15 Panda et le chef-guide
van za 4/2/1950 tot woe 3/5/1950
76 stroken
16 Panda et le professeur de musique
van do 4/5/1950 tot woe 26/7/1950
72 stroken
17 Panda et le professeur érudit
van do 27/7/1950 tot ma 18/9/1950
48 stroken
18 Panda et le duc d'Isengrim
van di 19/9/1950 tot zo 17/12/1950
90 stroken
19 Panda et l'homme masqué
vanaf di 19/12/1950, strook 11 op zo 31/12/1950
Goliath, le petit bout d'homme
R. Lundquiet (▄ ▄ ▄)
van di 6/5/1947 tot za 15/5/1948
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstloos
"Corpyright Europa-Press" (▄ ▄ ▄)
Les aventures de Mac Nib, détective [pic]
Roléo (▬ & ▄ ▄ ▄)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
tekstballonnen
geen vermelding copyright
1 Le 3e hémisphère
van woe 19/5/1948 tot za 18/9/1948
106 stroken
aankondiging op 16/5/1948, p. 1 & 18/5/1948, p. 1
2 Le Kouttar d'argent
van di 21/9/1948 tot woe 12/1/1949
95 stroken
3 Fantôme des brumes
van do 13/1/1949 tot woe 4/5/1949
96 stroken
4 Le mystère du ballon rouge
van do 5/5/1949 tot vr 26/8/1949
97 stroken
5 Le testament du Capitaine Cammel
van za 22/8/49 tot zo 18/12/1949
98 stroken
7 Mac'Nib contre Clickott
van di 20/12/1949 tot za 15/4/1950
101 stroken
8 Les têtes d'or
van zo 16/4/1950 tot woe 8/11/1950
181 stroken
(9) La guerre du froid
vanaf do 9/11/1950, strook 45 op 31/12/1950
Arsène Lupin, gentleman-cambrioleur [pic]
geen auteur vermeld
van do 8/9/1949 tot woe 4/1/1950
dagelijks 1 strook (breidt geleidelijk uit tot 2), vervolgverhaal
ondertekst
aankondiging op 8/9/1949, p. 1
La Libre Junior
(wekelijkse pagina op donderdag vanaf do 31/8/1950 ; worden twee pagina's vanaf do 7/12/1950)
aankondigingen op 31/8/1950, p. 1 & 7/12/1950, p. 1
Fanfan et Polo aviateurs [pic]
"dessiné par Attanasio, texte de Jim Larcher"
vanaf do 31/8/1950, loopt nog op do 28/12/1950
wekelijks 1 plaat, vervolgverhaal
tekstballonnen
geen vermelding copyright
Tiger Joe [pic]
geen auteur vermeld
vanaf do 31/8/1950, loopt nog op do 28/12/1950
wekelijks 1 plaat, vervolgverhaal
tekstballonnen
geen vermelding copyright
Fifi [pic]
geen auteur vermeld
vanaf do 7/12/1950, loopt nog op do 28/12/1950
wekelijks 1 plaat, vervolgverhaal
tekstballonnen
geen vermelding copyright
Boudaldar [pic]
Sirius
vanaf do 7/12/1950, loopt nog op do 28/12/1950
wekelijks 1 plaat, vervolgverhaal
tekstballonnen
geen vermelding copyright
8. Le Matin
MONSIEUR DURANT [pic]
Tenivar (▬ & ▄ ▄ ▄)
van za 23/6/1945 tot za 29/9/1945
onregelmatig (10-tal per maand), 1 strook, gagstroken
tekstballonnen
"Inédit, tous droits réservés" (▬ )
Narcisse, le petit livreur [pic]
Eddy (▬ & ▄ ▄ ▄)
van di 6/11/1945 tot za 21/9/1946
eerst tweedagelijks, tegen december 1945 dagelijks
1 strook, gagstroken, geen tekst
"Inédit – Copyright Le Matin Tous droits réservés" (▬ )
aankondiging einde : 21/9/1946, p. 2
Les Aventures de Pitche [pic]
door A. Stonkus (▄ ▄ ▄)
van ma 23/9/1946 tot woe 12/5/1948
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstballonnen
"Copyright Presse-Services" (▄ ▄ ▄)
Un grand roman d'anticipation - Fred Sander [pic]
door Lennart Ek (▬ & ▄ ▄ ▄)
van za 13/12/1947 tot za 4/12/1948
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
300 stroken
beschrijvende teksten en dialogen los in de tekeningen, soms een tekstballon
"Copyright Alga" (▬ ) / "Copyright A.B. Algas Konst. & Bokforlag, STHLM" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 12/12/1947, p. 1 & 13/12/1947, p. 1
Les aventures de Felix le chat [pic]
geen auteur vermeld
van ma 2/2/1948 tot ma 21/6/1948
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 31/1/1948, p. 1 & 2/2/1948, p. 1
Les aventures de Saladin
geen auteur vermeld
van za 15/5/1948 tot di 18/1/1949
dagelijks 1 strook, gagstroken
geen tekst (wel titels)
geen vermelding copyright
Radio Patrol [pic]
Charlie Schmidt (▄ ▄ ▄)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 21/6/1948, p. 2
La revanche de l'étranger
van di 22/6/1948 tot ma 13/9/1948
Les crimes sans châtiment de l'"Esprit"
van di 14/9/1948 tot di 14/6/1949
Pinky tombe amoureux
van woe 15/6/1949 tot do 13/10/1949
Le plastique début
van vr 14/10/1949 tot 14/8/1950
L'optimiste [pic]
Ostrup (▄ ▄ ▄)
vanaf ma 14/2/1949, loopt nog einde 1950
dagelijks 1 vertikale strook, gagstroken
tekstloos
"Copyright P.I.B. Box 6 Copenhagen" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 12/2/1949, p. 4
Ferdinand [pic]
Mik (▄ ▄ ▄)
vanaf woe 23/3/1949, loopt nog einde 1950
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstloos, wel titels
"Copyright P.I.B. Box 6 Copenhagen" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 21/3/1949, p. 4
bericht op 22/8/50, p. 1 (geboorte dochtertje Ferd'nand)
Les Aventures d'Adamson [pic]
Histoire sans paroles (vanaf april 1949 toegevoegd aan de titel)
geen auteur vermeld
van woe 8/12/1948 tot za 12/8/1950
onregelmatig, 1 strook, gagstroken
tekstloos, wel titels
geen copyright vermeld
Les tribulations du père Lafraise [pic]
geen auteur vermeld
vanaf woe 19/1/1949, loopt nog einde 1950
onregelmatig (in begin dagelijks, tegen einde 1950 wekelijks), 1 strook, gagstrook
tekstballonnen
"Copyright Presse-Services" (▄ ▄ ▄)
Henry [pic]
Carl Anderson (▄ ▄ ▄)
vanaf ma 14/8/1950, loopt nog einde 1950
dagelijks 1 strook, gagstrook
meestal tekstloos, soms tekstballonnen
"Copryright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 8/8/1950, p. 1 & 12/8/1950, p. 1
Oscar [pic][pic]
Jean Léo (▄ ▄ ▄)
vanaf ma 14/8/1950, loopt nog einde 1950
dagelijks 1 strook, gagstrook, geen tekst
"Copryright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
Aankondigingen op 8/8/1950, p. 1 & 12/8/1950, p. 1
9. De Nieuwe Gazet
DE BEWOGEN AVONTUREN VAN DEN VROOLIJKEN AB [pic]
geen auteur vermeld
van vr 6/12/1946 tot vr 21/11/1947
tweedagelijks (woe-vr-zo/ma) 1 strook, vervolgverhaal
150 stroken, ondertekst
geen copyright vermeld
aankondiging op 5/12/1946, p. 1
Tom de negerjongen [pic]
H. Kannegieter (▬ & ▄ ▄ ▄)
van zo 23/11/1947 tot zo 7/11/1948
tweedagelijks (woe-vr-zo/ma) 1 strook, vervolgverhaal
150 stroken, ondertekst
geen copiright vermeld
aankondigingen op 19/11/1947, p.4 & 21/11/1947, p. 7
Ali Baba [pic]
Ostrup (▄ ▄ ▄)
vanaf zo 16/5/1948, loopt nog einde 1950
dagelijks 1 verticale strook, gagstroken
geen tekst
geen copyright vermeld
aankondiging op 15/5/1948, p. 1
De dodende wolk [pic]
"Artec Studio's" of "Bob" (▄ ▄ ▄) (Bob De Moor)
van woe 10/11/1948 tot zo 2/10/1949
tweedagelijks (woe-vr-zo/ma) 1 strook, vervolgverhaal
140 stroken, tekstballonnen
geen copyright vermeld
aankondigingen op 7/11/1948, p. 1 ; 9/11/1948, p. 1, 3 & 10/11/1948, p. 1
Het land zonder wet [pic]
geen auteur vermeld (Bob De Moor)
van woe 5/10/1949 tot vr 30/6/1950
tweedagelijks (woe-vr-zo/ma) 1 strook, vervolgverhaal
116 stroken, tekstballonnen
geen copyright vermeld
aankondigingen op 30/9/1949, p. 1 ; 2/10/1949, p. 1 ; 4/10/1949, p. 1 & 5/10/1949, p. 1
Petrus en zijn rakkers [pic]
geen auteur vermeld (Bob De Moor)
vanaf do 6/7/1950, loopt nog einde 1950
4 keer per week (van do tot zo) 1 strook, gagstrips
tekstballonnen
geen copyright vermeld
aankondigingen op 2/7/1950, p. 1 ; 4/7/1950, p. 3 & 5/7/1950, p. 2
10. De Nieuwe Gids
DE FAMILIE SNOEK [pic]
Willy Van der Steen (▬ )
van za 12/4/1947 tot di 3/11/1947
wekelijks (op za, ma of di) 1 plaat (4 stroken), gagplaten
tekstballonnen
"Copyright Uitgeversmij : Standaard Boekhandel" (▬ )
De Avonturen van Suske en Wiske [pic]
W. Vandersteen (▬ )
dagelijks 2 stroken, vervolgverhalen
tekstballonnen
"Copyright Uitgeversmij N.V. Standaard-Boekhandel" (▬ )
(4) De Zwarte Madam
stroken 97-98 op za 12/4/1947, einde op di 1/7/1947
218 stroken
(5) De Koning Drinkt
aankondigingsstrook op di 1/7/1947
van woe 2/7/1947 tot vr 7/11/1947
220 stroken
aankondigingen op 22/6/1947, p. 1 ; 23/6/1947, p. 1 ; 24/6/1947, p. 1 ; 27/6/1947, p. 1 ; 29/6/1947, p. 1 & 30/6/1947, p. 1
De Avonturen van Detectief Van Zwam [pic]
Marc Sleen (▬ )
dagelijks 2 stroken, vervolgverhalen
tekstballonnen
"(Copyright N.V. "De Gids")" (▬ ) (1-3), geen vermelding (4-9), "Copyright "Het Volk"" (10)
(1) Het geheim van Matsuoka
van vr 3/10/1947 tot do 8/1/1948
160 stroken
aankondiging op 2/10/1947, p. 1
(2) Het B-gevaar
aankondigingsstrook op za 10/01/1948
van ma 12/1/1948 tot di 18/05/1948
210 stroken
aankondiging op 9/1/1948, p. 2
(3) Het Zeespook
aankondigingsstrook op woe 19/5/1948
van do 20/5/1948 tot ma 6/9/1948
188 stroken
aankondiging op 19/5/1948, p. 2
(4) Het rattenkasteel
aankondigingsstrook op woe 8/9/1948
van do 9/9/1948 tot vr 24/12/1948
182 stroken
aankondiging op 7/9/1948, p. 2
(5) De erfenis van Nero
aankondigingstekening op ma 27/12/1948
van di 28/12/1948 tot do 2/6/1949
270 stroken
aankondiging op 24/12/1948, p. 2
(6) De Blauwe Toekan
aankondigingstekening op vr 3/6/1949
aankondigingsstroken op za 4/6/1949
van di 7/6/1949 tot woe 14/9/1949
172 stroken
aankondiging op 2/6/1949, p. 2
(7) De juwelen van Gaga-Pan
aankondigingsstroken op vr 16/9/1949
van za 17/9/1949 tot ma 16/1/1950
204 stroken
aankondigingen op 14/9/1949, p. 2 & 7
(8) De man met het gouden hoofd
aankondigingsstrook op di 17/1/1950
van di 17/1/1950 tot vr 31/3/1950
126 stroken
aankondiging op 17/1/1950, p. 2
(9) De hoed van Geeraard de Duivel
aankondigingstekening op za 1/4/1950
van ma 3/4/1950 tot ma 4/9/1950
264 stroken
aankondigingen op 29/3/1950, p. 5 ; 30/3/1950, p. 5 ; 31/3/1950, p. 7 ; 1/4/1950, p. 2, 5 & 2/4/1950, p. 5
(10) Moea-Papoea (De nieuwe avonturen van Nero en zijn hoed)
aankondigingsstroken op di 5/9/1950
vanaf woe 6/9/1950, stroken 195-196 op za 30/12/1950
De Scepter van Ottokar [pic]
Hergé (▬ )
van ma 10/11/1947 tot ma 22/3/1948
dagelijks 2 stroken, vervolgverhaal
255 stroken, tekstballonnen
geen vermelding copyright
aankondigingen op 4/11/1947, p. 2 ; 5/11/1947, p. 2 ; 6/11/1947, p. 6 ; 7/11/1947, p. 4 ; 8/11/1947, p. 1 & 9/11/1947, p. 4
De familie Kibbel [pic]
Bob De Moor & John Van Looveren (Artec Studio's) (▬ & ▄ ▄ ▄)
van ma 10/11/1947 tot ma 28/6/1948
wekelijks (op ma) 1 plaat (4 stroken), gagplaten
tekstballonnen
geen vermelding copyright
Donald de eend [pic]
Walt Disney (▬ & ▄ ▄ ▄)
van woe 24/3/1948 tot woe 23/6/1948
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 23/3/1948, p. 2 & 24/3/1948, p. 2
Polopoff [pic]
Marc Sleen
za 23/9/1950
eenmalig, 2 stroken, gagstrook
tekstloos
geen vermelding copyright
11. De Nieuwe Standaard
DE AVONTUREN VAN RIKKI EN WISKE [pic]
W. Vandersteen (▬ )
van vr 30/3/1945 tot za 15/12/1945
dagelijks 2 stroken (tamelijk onregelmatig), vervolgverhaal
240 stroken, tekstballonnen
"Copyright Uitgeversmij N.V. Standaard-Boekhandel" (▬ )
aankondiging op 29/3/1945, p. 4
De Avonturen van Suske en Wiske [pic]
W. Vandersteen (▬ )
dagelijks 2 stroken, vervolgverhalen
tekstballonnen
"Copyright Uitgeversmij N.V. Standaard-Boekhandel" (▬ )
(1) Op het eiland Amoras
aankondigingsstrook op woe 19/15/1945
van do 20/12/1945 tot ma 13/5/1946
220 stroken
(2) De Sprietatoom
aankondigingstrook op woe 15/5/1946
van do 16/5/1946 tot vr 27/9/1946
226 stroken
aankondiging op 14/5/1946, p. 6
(3) De Vliegende Aap
aankondigingstrook op za 28/9/1946
van ma 30/9/1946 tot woe 12/2/1947
220 stroken
aankondigingen op 24/9/1946, p. 1 ; 25/9/1946, p. 1 ; 26/9/1946, p. 1
(4) De Zwarte Madam
aankondigingstrook op do 13/2/1947
vanaf vr 14/2/1947, stroken 95-96 op vr 11/4/1947
De Familie Snoek [pic]
W. Vandersteen (▬ ) (vanaf 20/1/1946, daarvoor anoniem)
van za 22/12/1945 tot za 6/4/1947
wekelijks 1 plaat (4 stroken) op zaterdag, zondag of maandag
gagplaten, tekstballonnen
"Copyright Uitgeversmij N.V. Standaard-Boekhandel
12. Het Nieuws van den Dag
KASPAR DE STIER (OP HALVE PAGINA "DE BLIJE BENDE") [pic]
geen auteur vermeld
van do 30/5/1946 tot do 13/6/1946
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
3 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
Bim in Amerika [pic]
P.v.Elk (▄ ▄ ▄)
van vr 31/5/1946 tot za 13/7/1946
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
44 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
Avonturen van Tobias Sloom en Binky – China [pic]
Willy Kuyper (▄ ▄ ▄)
van ma 15/7/1946 tot vr 23/8/1946
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
40 stroken, ondertekst
"Stripfilm – Amsterdam" (▄ ▄ ▄)
Sambo de olifant [pic]
geen auteur vermeld
van vr 30/8/1946 tot ma 17/2/1947
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
150 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
De Nieuwe Avonturen van Ronny en Donny [pic]
Albert Van Beek (▄ ▄ ▄)
dagelijks 2 stroken, vervolgverhaal
tekstballonnen
geen vermelding copyright
De verborgen goudschat
van di 18/2/1947 tot zo 6/4/1947
40 stroken
Avonturen van Donny en Ronny
van di 2/11/1948 tot woe 24/11/1948
40 stroken
Myra, het elfje en de booze Kabouter Zwartvoet [pic]
geen auteur vermeld
van di 1/4/1947 tot vr 26/9/1947
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
150 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
Tekko Taks [pic]
H. Kabos (▄ ▄ ▄)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
ondertekst
"Cop. Marten Toonder Studio's" (▄ ▄ ▄)
(1) Tekko Taks (= De lotgevallen van Tekko Taks)
van za 27/9/1947 tot do 5/2/1948
100 stroken
aankondiging op 27/9/1947, p. 1
2 De lotgevallen van Tekko Taks (= Tekko Taks zet de klok terug)
van vr 6/2/1948 tot ma 7/6/1948
110 stroken
aankondiging op 5/2/1948, p. 1 (zie potloodpapieren)
3 Tekko, de held van het legioen
van vr 31/12/1948 tt vr 7/5/1949
110 stroken
aankondigingen op 30/12/1948, p. 1 & 31/12/1948, p. 1
Simbad de zeeman
C.R. Holt (▄ ▄ ▄)
vanaf zo 4/1/1948, loopt nog einde 1950
wekelijks (zo) 1 strook, gagstroken
tekstloos
geen vermelding copyright
Fred Sander, de strijd met Mars [pic]
Ek (▄ ▄ ▄)
van di 1/6/1948 (str. 29) tot ma 2/8/1948
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
81 (-28) stroken, beschrijvende teksten en dialogen los in de tekeningen, soms een tekstballon
"Alga-serie"
De Avonturen van Detectief Van Zwam [pic]
Marc Sleen (▬ )
dagelijks 2 stroken, vervolgverhalen
tekstballonnen
geen vermelding copyright
(3) Het Zeespook
van di 1/6/1948 (vanaf str. 21) tot ma 6/9/1948
188 (-20) stroken
(4) Het Rattenkasteel
aankondigingsstroken op woe 8/9/1948
van do 9/9/1948 tot vr 24/12/1948
182 stroken
5 De erfenis van Nero
aankondigingsstroken op 27/12/1948
van di 28/12/1948 tot do 2/6/1949
270 stroken
(6) De Blauwe Toekan
aankondigingstekening op vr 3/6/1949
van di 7/6/1949 tot woe 14/9/1949
172 stroken
(7) De Juwelen van Gaga-Pan
aankondigingsstroken op vr 16/9/1949
van za 17/9/1949 tot ma 16/1/1950
204 stroken
aankondigingen op 15/9/1949, p. 1 & 16/9/1949, p. 1
(8) De man met het gouden hoofd
ankondigingsstroken op di 17/1/1950
van woe 18/1/1950 tot di 4/4/1950
126 stroken
aankondigingen 14/1/1950, p. 1 & & 15/1/1950, p. 1
Hela, Cowboy ! (Dick Bos serie) [pic]
Maz (▬ )
van 13/8/1948 tot vr 29/10/1948
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
tekstballonnen
"Copyright Ten Hagen – Den Haag" (▬ )
aankondiging op 13/8/1948, p. 1
Avonturen van Terry en Berry [pic]
Piet Van Elk (▄ ▄ ▄)
van do 25/11/1948 tot do 30/12/1948
dagelijks 2 stroken, vervolgverhaal
61 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
aankondiging op 23/11/1948, p. 4 & 24/11/1948, p. 4
De Avonturen van Kwik en Filidoor – Anna Bouzilowna [pic]
Raf Van Dijck (▬ )
aankondigingsstroken op woe 22/3/1950
van do 23/3/1950 tot vr 2/6/1950
dagelijks 1, en vanaf 28/3 2 stroken, vervolgverhaal
116 stroken, tekstballonnen
geen vermelding copyright
aankondigingen op 19/3/1950, p. 1-5-7-8 ; 20/3/1950, p. 1-2 ; 21/3/1950, p. 3-8 & 22/3/1950, p. 1
De uitvinding van Klawieter – De strijd om het uranium [pic]
Luc Droek (▬ & ▄ ▄ ▄)
van vr 24/3/1950 tot do 8/6/1950
dagelijks 1, vanaf 5/4 2 stroken, vervolgverhaal
110 stroken, tekstballonnen
geen vermelding copyright
aankondigingen op 17/3/1950, p. 1-3-4 ; 18/3/1950, p. 1-3-4 ; 19/3/1950, p. 1-2-3-4 ; 21/3/1950, p. 1 ; 22/3/1950, p. 1 ; 23/3/1950, p. 1 & 24/3/1950, p. 1
De Nieuwe Avonturen van Tijl Uilenspiegel [pic]
dagelijks 2 stroken, vervolgverhalen
tekstballonnen
geen vermelding copyright
De Nieuwe Avonturen van Tijl Uilenspiegel
geen auteur vermeld (Bob De Moor)
van ma 22/5/1950 tot woe 6/9/1950
180 stroken
aankondigingen op 20/5/1950, p. 1 ; 21/5/1950, p. 1 & 22/5/1950, p. 1
Het Vals Gebit
Bob De Moor (▬ )
van vr 8/9/1950 tot vr 29/12/1950
190 stroken
aankondiging op 7/9/1950, p. 1 (+ artikel) & 8/9/1950, p. 3
Aram van de eilanden [pic]
geen auteur vermeld (wel in de aankondiging)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
ondertekst
"Cop. Marten Toonder Studio's" (▄ ▄ ▄)
1 Aram van de eilanden
van do 8/6/1950 tot do 14/9/1950
84 stroken
aankondigingen op 4/6/1950, p. 1 & 6/6/1950, p. 1 ;
2 Aram en de broeders van de kust (wordt "der kust"
van vr 15/9/1950 tot woe 13/12/1950
75 stroken
aankondiging op 14/9/1950, p. 1
3 Aram en het geheim van de gesloten deur
vanaf do 14/12/1950, str. 14 op za 30/12/1950
aankondiging op 14/12/1950, p. 1
13. Le Peuple
DONALD [pic]
Walt Disney (▄ ▄ ▄)
van vr 13/7/1945 tot zo 4/4/1948
eerst onregelmatig (1945), later dagelijks 1 strook
gagstroken, tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 13/7/1945, p. 1
Pierre Azur, pilote de ligne [pic]
Tenas & Rali (▄ ▄ ▄)
van di 6/4/1948 tot do 22/7/1948
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
90 stroken, tekstballonnen
geen vermelding copyright
Ali Baba [pic]
Ostrup (▄ ▄ ▄)
vanaf di 6/4/1948, loopt nog einde 1950
dagelijks 1 vertickale strook, gagstroken
tekstloos
geen vermelding copyright
aankondigingen op 1/4/1948, p. 1+3 ; 2/4/1948, p. 1 ; 3/4/1948, p. 1+3 ; 4/4/1948, p. 1+2+5 ; 6/4/1948, p. 1 & 7/4/1948, p. 1
Annie l'orpheline [pic]
Darell McClure (▄ ▄ ▄)
van woe 28/7/1948 tot do 20/1/1949
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 21/7/1949, p. 1 ; 23/7/1949, p. 2 ; 24/7/1949, p. 2 ; 25/7/1949, p. 1 ; 27/7/1949, p. 1+2 & 28/7/1949, p. 1
Tom Pouce [pic]
Marten Toonder (▄ ▄ ▄)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
ondertekst
geen vermelding copyright
aankondigingen op 19/1/1949, p. 2 & 20/1/1949, p. 1
(1) Tom Pouce le chat
van vr 21/1/1949 tot do 13/10/1949
226 stroken (41-267)
verschillende verhalen opgenomen onder dezelfde titel
oorspronkelijke titels
Tom Poes en de watergeest (41-85)
Tom Poes en de Talisman (86-153)
Tom Poes en de nieuwe ijstijd (154-223)
Tom Poes en het monster van Loch Ness (224-267)
(2) Tom Pouce et la Clef mystérieuse
van vr 14/10/1949 tot vr 24/2/1950
98 stroken (268-365)
(3) Tom Pouce et les grains de croissance
van za 25/2/1950 tot za 29/4/1950
45 stroken (366-410)
(4) Tom Pouce et le serpent de mer
van do 4/5/1950 tot woe 21/6/1950
33 stroken (411-443)
(5) Mr Bommel arrête le progrès
van do 22/6/1950 tot vr 1/9/1950
51 stroken (444-494)
(6) Tom Pouce et le course de la grenouillère
van za 2/9/1950 tot za 2/12/1950
65 stroken (495-559)
(7) Tom Pouce et Sulfidon
vanaf di 5/12/1950, strook 631 op za 30/12/1950
(613- …)
Les Nouvelles aventures de Donald [pic]
Walt Disney (▄ ▄ ▄)
vanaf woe 8/2/1950, loopt nog op za 30/12/1950
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
Notre ami Biskott
Steve Donogan (▄ ▄ ▄)
vanaf vr 15/12/1950, loopt nog eind december 1950
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstloos
"Copyright Studio Vox" (▄ ▄ ▄)
Wekelijkse pagina "Les jeunes", op donderdag
Histoire illustrée des travailleurs [pic]
"S. André" (▄ ▄ ▄)
van do 16/1/1947 tot do 19/2/1948
(onderbreking tussen 27/11 en 19/12)
wekelijks 2 stroken, afzonderlijke verhalen
ondertekst
"Copyright "Est-Ouest, Bruxelles"" (▬ )
Pif, Paf et Pouf [pic]
Tim (▄ ▄ ▄)
van do 26/2/1948 tot do 16/2/1950
wekelijks 1 strook, wordt onregelmatig, gagstroken
tekstloos
"Copyright by Cooper Features London" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 19/2/1948
14. De Ro(o)de Vaan
DE WONDERLIJKE AVONTUREN VAN PROLEETJE EN FANTAST [pic]
geen auteur vermeld (Louis Paul Boon en Maurice Roggeman)
van woe 1/5/1946 tot za 28/9/1946
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
107 stroken ondertekst (met soms een ballon)
"Copyright bij "De Roode Vaan"" of "Copryright "De Roode Vaan"" (▬ )
aankondigingen op 23/4/1946, p. 2 ; 25/4/1946, p. 2 ; 27/4/1946, p. 1 ; 27/4/1946, p. 4 ; 30/4/1946, p. 4
Jochem Jofel in de Slummerdamse bergen
Praamsma (▄ ▄ ▄) [pic]
van za 28/9/1946 tot za 16/11/1946 (nakijken)
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
42 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
aankondiging op 26/9/1946, p. 2
Proleetje en Fantast Globetrotters [pic]
geen auteur vermeld (Maurice Roggeman)
van za 16/11/1946 tot ma 20/1/1947
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
52 stroken, ondertekst (met soms een ballon)
"Copyright "Roode Vaan"" (▬ )
aankondiging op 15/11/1946, p. 1
Strategische grens
onleesbare handtekening
op 19/9/1950
eenmalig, 1 strook, gagstrook
ondertekst
geen vermelding copyright
Wekelijkse jeugdpagina "Wij zijn jong en dat is fijn" op donderdag
Reinaart [pic]
Bussemey (▄ ▄ ▄)
do 14/10/1948 & 21/10/1948
wekelijks 2 stroken, kortverhalen
4 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
Jan Bokkebaard gaat vissen … [pic]
R. Mas (▄ ▄ ▄)
do 11/11/1948
eenmalig, 1 vertikale strook, gagstrook
tekstloos
geen vermelding copyright
Gladiol heeft het warm [pic]
geen auteur vermeld (waarschijnlijk R. Mas)
do 18/11/1948
eenmalig, 1 strook, gagstrook
tekstloos
geen vermelding copyright
15. Le Soir
LES AVENTURES DE MR SUBITO [pic]
Bozz (▬ )
van di 30/10/1945, loopt nog op zo 31/12/1950
dagelijks 1 strook, gagstroken
tekstloos
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 30/10/1945, p. 1
L'homme Masqué [pic]
Bob Green (▬ )
van di 30/10/1945 tot di 24/9/1946
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
276 stroken, tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 30/10/1945, p. 1
Rip Kirby [pic]
Alex Raymond (▬ & ▄ ▄ ▄)
van woe 25/9/1946 tot woe 13/11/1946
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 25/9/1946, p. 1
Cappi [pic]
Marten Toonder (▬ )
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
ondertekst
"Cop. Marten Toonder Studio's" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 29/10/1946, p. 1
1 Cappi et les drôles de pirates
van di 5/11/1946 tot woe 12/2/1947
84 stroken
aankondiging op 3/11/1946, p. 1
2 Cappi dans l'île brumeuse
van do 13/2/1947 tot zo 4/5/1947
69 stroken
3 Cappi en la cargaison mystérieuse
van di 6/5/1947 tot do 17/7/1947
61 stroken
5 Cappi et le galion d'or l"étoile polaire"
van vr 18/7/1947 tot woe 8/10/1947
69 stroken
6 Cappi et le marteau en or
van do 9/10/1947 tot za 20/12/1947
62 stroken
7 Cappi et le cimetière des éléphants
van zo 21/12/1947 tot za 3/4/1948
67 stroken
8 Cappi et le mystérieux gisement de pampite
van zo 4/4/1948 tot zo 21/6/1948
65 stroken
9 Cappi et l'île Baragouin
van di 22/6/1948 tot do 5/8/1948
38 stroken
10 Cappi se rend au pôle sud
van vr 6/8/1948 tot do 9/9/1948
30 stroken
11 Cappi et la remorque précieuse
van vr 10/9/1948 tot zo 7/11/1948
50 stroken
13 Cappi dans les entrailles de la terre
van di 9/11/1948 tot di 28/12/1948
42 stroken
12 Cappi et le navire fantôme
van woe 29/12/1948 tot vr 4/2/1949
32 stroken
(14) Cappi et l'horloge mystérieuse
van za 5/2/1949 tot zo 27/3/1949
44 stroken
(15) Cappi et le Mandarin
van di 28/3/1949 tot za 30/4/1949
28 stroken
(16) Cappi et la caisse en bois de rose
van zo 1/5/1949 tot zo 5/6/1949
29 stroken
17 Cappi et l'invention du Signor Rivaldi
van woe 8/6/1949 tot woe 20/7/1949
37 stroken
18 Cappi et l'île des singes
van do 21/7/1949 tot vr 30/9/1949
60 stroken
21 Cappi et la course de bateaux
van za 1/10/1949 tot za 12/11/1949
31 stroken
22 Cappi perd le nord
van zo 13/11/1949 tot zo 18/12/1949
31 stroken
23 Cappi et le mystère de la mer glacée
van di 20/12/1949 tot vr 27/1/1950
34 stroken
24 Cappi et le coquillage merveilleux
van za 28/1/1950 tot woe 8/3/1950
34 stroken
25 Cappi et le nouveau cuisinier
van do 9/3/1950 tot zo 16/4/1950
37 stroken
26 Cappi et l'épave du "Lupina"
van di 18/4/1950 tot za 3/6/1950
39 stroken
27 Cappi et la cité d'ivoire
van zo 4/6/1950 tot woe 2/8/1950
50 stroken
28 Cappi et l'éléphant d'ivoire
van do 3/8/1950 tot di 19/9/1950
42 stroken
29 Cappi et la soucoupe volante
van woe 20/9/1950 tot woe 8/11/1950
42 stroken
30 Cappi et le charbon
van do 9/11/1950 tot zo 10/12/1950
28 stroken
31 Cappi et l'oiseau "voleur"
vanaf di 12/12/1950, strook 27 op zo 31/12/1950
Pinocchio [pic]
Walt Disney (▬ )
van vr 3/1/1947 tot do 3/4/1947
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
72 stroken, tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 3/1/1947, p. 1
Steve Canyon [pic]
Milton Caniff (▬ )
van di 14/4/1947 tot vr 19/3/1948
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
275 stroken, tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 12/4/1947, p. 1 & 13/4/1947, p. 3
Bambi [pic]
Walt Disney / Felix Salten (▄ ▄ ▄)
van di 9/12/1947 tot woe 7/1/1948
dagelijks, vervolgverhaal
24 stroken, beschrijvende tekst in de tekeningen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 2/12/1947, p. 1 ; 3/12/1947, p. 1 ; 4/12/1947, p. 1 ; 5/12/1947, p. 1 ; 6/12/1947, p. 1 ; 7/12/1947, p. 1 & 9/12/1947, p. 1
Eric, l'homme du Nord [pic]
Hans G. Kresse (▬ & ▄ ▄ ▄)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
ondertekst
"Cop. Marten Toonder Studio's" (▄ ▄ ▄)
6 Prisonniers de Rome
van di 17/2/1948 tot di 6/4/1948
42 stroken
aankondiging op 15/2/1948, p. 1
7 Le faux roi
van woe 7/4/1948 tot za 26/6/1948
68 stroken
8 La loi du talion
van zo 27/6/1948 tot di 20/7/1948
20 stroken
9 Les adorateurs du soleil
van woe 21/7/1948 tot di 26/10/1948
83 stroken
10 Les chevaliers de la mort
van woe 27/10/1948 tot do 2/12/1948
31 stroken
11 Le roi de la forêt
van vr 3/12/1948 tot do 17/3/1949
88 stroken
12 Le secret de la crypte
van di 3/5/1949 tot vr 3/6/1949
27 stroken
aankondiging op 1/5/1949, p. 2
13 Au pays des fils du ciel
van za 4/6/1949 tot za 27/8/1949
70 stroken
14 Tempête sur la Chine
van zo 28/8/1949 tot za 3/12/1949
83 stroken
15 Le fils d'Eric
van zo 4/12/1949 tot woe 19/4/1950
116 stroken
16 Le cavalier noir
van do 20/4/1950 tot vr 9/6/1950
42 stroken
17 L'arc d'Allard
van za 10/6/19450 tot vr 21/7/1950
36 stroken
18 Le roi des stepes
van zo 23/7/1950 tot woe 8/11/1950
90 stroken
19 Le mystère Tyrfing
vanaf do 9/11/1950, strook 45 op zo 31/12/1950
Dumbo, l'éléphant volant [pic]
Walt Disney (▄ ▄ ▄)
van di 2/3/1948 tot za 22/5/1948
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
68 stroken, tekstballonnen en beschrijvende tekst in de tekeningen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 28/2/1948, p. 3 ; 29/2/1948, p. 1 ; 2/3/1948, p. 1
Le petit roi [pic]
O. Soglow (▬ & ▄ ▄ ▄)
van di 22/6/1948 tot do 21/10/1948
dagelijks 3 stroken, gagstroken
bijna geen tekst, soms een "open ballon"
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 15/6/1948, p. 3 ; 16/6/1948, p. 2 ; 17/6/1948, p. 2 ; 18/6/1948, p. 2 ; 19/6/1948, p. 5 & 22/6/1948, p. 1
José (Joe) Carioca [pic]
Walt Disney (▄ ▄ ▄)
van di 26/10/1948 tot zo 19/12/1948
dagelijks 3 stroken, vanaf 3/11 1 strook, vervolgverhaal
51 stroken, tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 26/10/1948, p. 1
Oncle Remus raconte l'histoire de Jeannot le petit lapin [pic]
Walt Disney (▄ ▄ ▄)
van di 21/12/1948 tot woe 16/7/1949
dagelijks 3 stroken, vanaf 13/1/1949 1 strook, vervolgverhaal
240 stroken, tekst in de tekeningen, soms een ballon
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 17/12/1948, p. 3 ; 18/12/1948, p. 1 & 19/12/1948, p. 1
Pierre et le loup [pic]
Walt Disney (▄ ▄ ▄)
van di 5/4/1949 tot woe 27/4/1949
dagelijks 1 strook, tekst in tekeningen + ballon
18 stroken
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 1/4/1947, p. 1 ; 2/4/1949, p. 1 & 3/4/1949, p. 1
Les aventures de Rasmus [pic]
Jorgen Clevin (▬ & ▄ ▄ ▄)
van di 19/7/1949 tot zo 16/10/1949
dagelijks 1 strook, gagstroken
dialogen in ondertekst
"Copyright P.I.B. Box 6 Copenhagen" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 16/7/1949, p. 1 & 17/7/1949, p. 1
Roy Rogers, Roi des Cowboys [pic]
Al Mackinson (▬ )
vanaf di 24/1/1950, strook 287 op zo 31/12/1950
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 20/1/1950, p. 1 ; 21/1/1950, p. 3 & 22/1/1950, p. 2
Cendrillon [pic]
Walt Disney (▄ ▄ ▄)
vanaf woe 29/11/1950, strook 28 op 31/12/1950
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
tekstballonnen én ondertekst
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 23/11/1950, p. 1 ; 25/11/1950, p. 1 ; 26/11/1950, p. 1 ; 28/11/1950, p. 1 & 29/11/1950, p. 1
Pour les enfants, wekelijkse pagina op zaterdag
halve pagina, vanaf za 11/12/1948
aankondiging op 11/12/1948, p. 14
Pitou et les marrons chauds [pic]
Jo (▬ & ▄ ▄ ▄)
op za 11/12/1948
gagstrook zonder tekst
geen vermelding copyright
Un épisode de notre histoire : Les Six Cents Franchimontois [pic]
Huens (▬ )
van za 11/12/1948 tot za 15/1/1949
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
6 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
Gold Crown, le flibustier [pic]
C. Lyr (▄ ▄ ▄)
van za 22/1/1949 tot za 26/3/1949
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
10 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
Poussy [pic]
Peyo (▄ ▄ ▄)
van za 22/1/1949 tot za 29/7/1950
onregelmatig, 2 stroken, gagstroken
tekstloos
geen vermelding copyright
Les deux princesses dansantes [pic]
"adapté d'un conte de Charles Deulin" (▬ )
vanb za 2/4/1949 tot za 14/5/1949
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
8 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
La chanson de Roland [pic]
A. Van Calen (▄ ▄ ▄)
van za 4/6/1949 tot za 7/7/1949
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
6 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
Le naufragé [pic]
m.b. (▄ ▄ ▄)
van za 30/7/1949 tot za 27/8/1949
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
5 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
Les mémoires d'une fourmi [pic]
geen auteur vermeld
van za 10/9/1949 tot za 24/9/1949
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
3 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
Le rossignol de l'empereur [pic]
"adapté du conte d'Andersen" (▬ )
m.b. (▄ ▄ ▄)
van za 1/10/1949 tot za 22/10/1949
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
4 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
Godefroy de Bouillon [pic]
onleesbare handtekening
van za 5/11/1949 tot za 3/12/1949
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
5 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
La nuit de noël [pic]
geen auteur vermeld
op za 24/12/1949
1 strook, ondertekst
geen vermelding copyright
Alice au pays des merveilles [pic]
"d'apres L. Caroll" (▬ )
A. Van Calen (▄ ▄ ▄)
van za 7/1/1950 tot za 18/2/1950
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
6 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
Annik & Dicky [pic]
Pat O'Sheridan (▄ ▄ ▄)
van za 18/3/1950 tot za 29/4/1950
wekelijks 2 stroken, vervolgverhaal
14 stroken, tekstballonnen
aankondiging op 11/3/1950
Pif le chien [pic]
Arnal (▄ ▄ ▄)
op za 29/4/1950, 6/5/1950, 27/5/1950, 10/6/1950, 22/7/1950 & 16/9/1950
per aflevering 1 vertikale strook, gagstroken
6 stroken, tekstballonnen
geen vermelding copyright
Le cheval enchanté [pic]
onleesbare handtekening
van za 6/5/1950 tot za 3/6/1950
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
4 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
L'histoire de la petite poucette [pic]
"D'après Andersen, Dessins de Leon Van Roy" (▬ )
van za 17/6/1950 tot za 15/7/1950
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
5 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
Annik & Dicky [pic]
Pat O'Sheridan (▄ ▄ ▄)
van za 5/8/1950 tot za 9/9/1950
wekelijks 2 stroken, vervolgverhaal
12 stroken, tekstballonnen
aankondiging op 29/7/1950
La farce du pâté [pic]
"dessin de Robert Liard" (▬ )
van za 23/9/1950 tot za 11/11/1950
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
8 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
Bon voyage Monsieur Mimes [pic]
onleesbare handtekening
vanaf za 18/11/1950, stroken 13-14 op za 30/12/1950
wekelijks 2 stroken, vervolgverhaal
tekstballonnen
geen vermelding copyright
16. De Standaard
HET ZONNEDAL [pic]
geen auteur vermeld
van vr 2/5/1947 tot vr 27/6/1947
dagelijks 2 stroken, vervolgverhaal
94 stroken, tekstballonnen
geen vermelding copyright
Sikkie en zijn baasje [pic]
Gert Ronde (▄ ▄ ▄)
van do 1/5/1947 tot do 24/7/1947
wekelijks 4 stroken, vervolgverhaal
tekstballonnen
geen vermelding copyright
op pagina "Jeugd en gezin" (do)
De Familie Snoek [pic]
W. Vandersteen (▬ )
van za 7/6/1947, loopt nog op za 30/12/1950
wekelijks 4 stroken, gagplaten
tekstballonnen
"Copyright Uitgeversmij : N.V. Standaard-Boekhandel" (▬ )
aankondigingen op 7/6/1947, p. 1 ; 8/6/1947, p. 1 ; 9/6/1947, p. 1 ; 10/6/1947, p. 1 ; 12/6/1947, p. 1 ; 14/6/1947, p. 1
De avonturen van Suske en Wiske [pic]
W. Vandersteen (▬ )
dagelijks 2 stroken, vervolgverhalen
220 stroken per aflevering, tekstballonnen
"Copyright Uitgeversmij : N.V. Standaard-Boekhandel" (▬ )
aankondigingen op 7/6/1947, p. 1 ; 8/6/1947, p. 1 ; 9/6/1947, p. 1 ; 10/6/1947, p. 1 ; 12/6/1947, p. 1 ; 14/6/1947, p. 1 ; 21/6/1947, p. 1
(5) De Koning Drinkt
aankondigingsstroken op di 1/7/1947
van woe 2/7/1947 tot vr 7/11/1947
218 stroken
aankondigingen op 24/6/1947, p. 1 ; 27/6/1947, p. 1&4 (artikel) & 1/7/1947, p. 1
(6) Prinses Zagemeel
aankondigingsstroken op za 8/11/1947
van ma 10/11/1947 tot vr 19/3/1948
aankondigingen op 30/10/1947, p. 1 ; 31/10/1947, p. 1 ; 1/11/1947, p. 1 ; 2/11/1947, p. 1 ; 3/11/1947, p. 3 ; 4/11/1947, p. 1 ; 5/11/1947, p. 1 ; 6/11/1947, p. 1 & 7/11/1947, p. 1
(7) De Bokkerijder
aankondigingsstroken op za 20/3/1948
van ma 22/3/1948 tot woe 28/7/1948
aankondigingen op 10/3/1948, p. 1 ; 11/3/1948, p. 1 ; 12/3/1948, p. 1 ; 13/3/1948, p. 1 ; 14/3/1948, p. 1 ; 16/3/1948, p. 1; 17/3/1948, p. 1 ; 18/3/1948, p. 1 & 19/3/1948, p. 1
(8) De Witte Uil
aankondigingsstroken op do 29/7/1948
van vr 30/7/1948 tot di 7/12/1948
aankondiging op 28/7/1948, p. 6
(9) De Mottenvanger
aankondigingsstroken op woe 8/12/1948
van do 9/12/1948 tot vr 15/4/1949
aankondigingen op 3/12/1948, p. 6 ; 4/12/1948, p. 6 ; 5/12/1948, p. 5 & 7/12/1948, p. 6
(10) Bibbergoud
aankondigingsstroken op za 16/4/1949
van ma 18/4/1949 tot woe 24/8/1949
aankondigingen op 11/4/1949, p. 2 ; 12/4/1949, p. 3 ; 13/4/1949, p. 6 & 14/4/1949, p. 2
(11) Lambiorix
aankondigingsstroken op do 25/8/1949
van vr 26/8/1949 tot woe 4/1/1950
aankondiging op 24/8/1949, p. 2
(12) De Stierentemmer
aankondigingsstroken op do 5/1/1950
van vr 6/1/1950 tot ma 15/5/1950
aankondiging op 4/1/1950, p. 3
(13) De Stalen Bloempot
aankondigingsstroken op di 16/5/1950
van woe 17/5/1950 tot vr 22/9/1950
aankondiging op 14/5/1950, p. 1
(14) Het Zingende Nijlpaard
aankondigingsstroken op za 23/9/1950
vanaf ma 25/9/1950, stroken 165-166 op 30/12/1950
aankondiging op 22/9/1950, p. 1
17. Het Volk
GELUKKIG NIEUWJAAR ! ZANDER ! [pic]
op di 1/1/1946
A. M. Prijs (▬ & ▄ ▄ ▄)
eenmalig, 1 strook
tekstballonnen
geen copyright vermeld
Thomas Pips (I) [pic]
Buth (▬ & ▄ ▄ ▄)
van do 7/2/1946 tot do 9/1/1947
dagelijks (soms onregelmatig) 1 strook, gagstroken
tekstballonnen
"Copyright "Het Volk"" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 1/2/1946, p. 1 & 7/2/1946, p. 1
Thomas Pips detectief (II) [pic]
Buth (▄ ▄ ▄)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
tekstballonnen
"Exclusiviteit Het Volk" (▄ ▄ ▄)
(1) Het geheim van de vliegende schotels
van vr 1/8/1947 tot ma 29/9/1947
52 stroken
aankondigingen op 26/7/1947, p 3 ; 27/7/1947, p. 1 ; 31/7/1947, p. 1
(2) De Infra-Rode Bende
van di 30/9/1947 tot do 1/1/1948
80 stroken
(3) Het Kasteel der schaduwen
van za 3/1/1948 tot vr 12/3/1948
59 stroken
(4) In de greep van Mysteras
van za 13/3/1948 tot za 26/6/1948
92 stroken
Thomas Pips (III) [pic]
Terwijl Pips naar de ronde is …
Buth (▄ ▄ ▄)
van di 29/6/1948 tot di 27/7/1948
dagelijks 1 strook
gaat langzaam over van vervolgverhaal naar gags
tekstballonnen
"Exclusiviteit Het Volk"
aankondiging op 26/6/1948, p. 11
gaat op woe 28/7/1948 over in :
De fratsen van Thomas Pips
tot do 11/11/1948
Thomas Pips (IV) [pic]
"Tekst van Lod. Lavki, tekeningen van Buth" (▬ )
Buth (▄ ▄ ▄)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
combinatie van ondertekst en tekstballonnen
"Copyright "Het Volk"" (▬ )
(5) Het wondere wapen van Thomas Pips
van di 16/11/1948 tot woe 30/3/1949
115 stroken
Aankondigingen op 13/11/1948, p. 1 ; 14/11/1948, p. 1 ; 15/11/1948, p. 1 ; 16/11/1948, p. 1 ; 17/11/1948, p. 1
(6) De nieuwe ontdekking van Thomas Pips
van di 1/4/1949 tot di 28/6/1949
78 stroken
aankondigingen op 31/3/1949, p. 3 & 1/4/1949, p. 1
De avonturen van M. Subito [pic]
Bozz (▄ ▄ ▄)
van do 16/1/1947 tot do 18/11/1948
dagelijks 1 strook, gagstroken
geen tekst
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 15/1/1947, p. 3
Tim Tyler [pic]
Lyman Young (▬ & ▄ ▄ ▄)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 31/1/1947, p. 2 ; 1/2/1947, p. 2 & 2/2/1947, p. 2
(1) Het spook der regenboogbergen
van ma 3/2/1947 tot za 12/4/1947
(2) De onwelkome gast
van ma 14/4/1947 tot do 19/6/1947
(3) Valsemunters
van vr 20/6/1947 tot ma 25/8/1947
(4) Het geheimzinnig spoor
van di 26/8/1947 tot vr 9/1/1948
(5) In het land der ringaloe's
van za 10/1/1948 tot di 30/3/1948
(6) De waaghalzen van Nagana
van do 22/4/1948 tot vr 30/7/1948
(7) Het geheim der betoverde vallei
van za 31/7/1948 tot vr 15/10/1948
(8) Een gevaarlijke tocht
van za 16/10/1948 tot vr 25/2/1949 (vanaf za 26/2/1949 in Ons Zondagsblad)
Lou en Liesje … [pic]
Hall (▄ ▄ ▄)
van zo 9/3/1947 tot zo 11/5/1947
dagelijks 1 strook, gagstroken,
dialogen in ondertekst
"Copyright P.IB. Box 6 Copenhagen"
aankondiging op 8/3/1947, p. 10
Bazielken [pic]
"Tekeningen van Rik – Verhaal van Pol Ingier" (▬ ) Rik (▄ ▄ ▄) (verhalen 1-3)
Rik (▬ & ▄ ▄ ▄) (verhaal 4)
dagelijks 1 strook, ballon
"Copyright Het Volk" (▬ )
(1) Bazielken in Amerika
van ma 21/2/1949 tot do 16/6/1949
99 stroken
aankondigingen op 18/2/1949, p. 1 ; 19/2/1949, p. 3 ; 20/2/1949, p. 1
(2) Bazielken redt de frank
van di 21/6/1949 tot woe 5/10/1949
91 stroken
aankondigingen op 19/6/1949, p. 4 & 20/6/1949, p. 5
(3) Bazielken en het levenselixir
van vr 7/10/1949 tot ma 13/2/1950
106 stroken
aankondiging op 6/10/1949, p. 13
(4) Bazielken, de held van Mato Grosso
van di 14/2/1950 tot vr 30/6/1950
118 stroken
Tom Poes [pic]
Marten Toonder (▄ ▄ ▄)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
ondertekst
geen vermelding copyright
(1) Tom Poes en de autokoers
van ma 4/7/1949 tot vr 16/9/1949
65 stroken (str 495-559)
aankondigingen op 1/7/1949, p. 5 ; 2/7/1949, p. 5 & 3/7/1949, p. 5
(2) Tom Poes en het vibreerputje
van za 17/9/1949 tot do 17/11/1949
52 stroken (560-612)
(3) Tom Poes en de geheimzinnige sleutel
van vr 18/11/1949 tot di 14/3/1950
88 stroken (268-365)
(4) Tom Poes en de Grootgroeiers
van woe 15/3/1950 tot vr 5/5/1950
45 stroken (366-410)
(5) Tom Poes en de zeeslang
van za 6/5/1950 tot di 13/6/1950
33 stroken (411-443)
(6) Heer Bommel stuit de vooruitgang
van woe 14/6/1950 tot vr 11/8/1950
51 stroken (444-494)
(7) Tom Poes en de talisman
van za 12/8/1950 tot ma 30/10/1950
67 stroken (87-153)
(8) Tom Poes en Solfertje
vanaf di 31/10/1950, strook 50 op 30/12/1950
(613-663)
De Avonturen van detectief Van Zwam [pic]
door Marc Sleen
dagelijks 2 stroken, ballon
"Copyright "Het Volk""
(9) De hoed van Geeraard de Duivel
aankondigingstrook op za 1/4/1950
van ma 3/4/1950 tot ma 4/9/1950
264 stroken
aankondigingen op 1/3/1950, p. 3 ; 20/3/1950, p. 1 ; 21/3/1950, p. 1 ; 22/3/1950, p. 1 ; 23/3/1950, p. 3 ; 24/3/1950, p. 3 25/3/1950, p. 1 ; 26/3/1950, p. 3 ; 28/3/1950, p. 3 ; 29/3/1950, p. 3 ; 30/3/1950, p. 4 ; 31/3/1950, p. 4 & 2/4/1950, p. 3
(10) Moea-Papoea ("De nieuwe avonturen van Nero en zijn hoed")
aankondigingsstrook op di 5/9/1950
vanaf woe 6/9/1950, stroken 195-196 op 30/12/1950
aankondigingen op 3/9/1950, p. 1 & 4/9/1950, p. 5
Ons Kindervolkje
wekelijkse kinderpagina op donderdag
Avonturen van Tobias Sloom en Binky in China [pic]
"Teekeningen : Willy Kuiper – Tekst : P. Lenty" (▬ )
Willy Kuiper (▄ ▄ ▄)
van do 25/7/1946 tot do 30/11/1946
wekelijks 2 of 3 stroken, vervolgverhaal
40 stroken, ondertekst
Cop : "Stripfilm – Amsterdam"
Naar zee [pic]
Albert Van Beek (▄ ▄ ▄)
van do 5/12/1946 tot do 21/8/1947
wekelijks 2 stroken, vervolgverhaal
70 stroken, ondertekst
geen vermelding auteur of copyright
Het grote avontuur van Peep en Put
geen auteur vermeld (onleesbare handtekening)
van do 28/8/1947 tot do 10/6/1948
wekelijks 2 stroken, vervolgverhaal
70 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
aankondiging op 21/8/1947, p. 12
De geheimzinnige fakir [pic]
Wally Delsey (▬ & ▄ ▄ ▄)
van do 8/7/1948 tot do 9/9/1948
wekelijks 3 stroken, vervolgverhaal
27 stroken, tekstballonnen
"nadruk verboden"
Christoffel Columbus
geen auteur vermeld
van do 30/9/1948 tot do 16/12/1948
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
11 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
Hans Andersen
geen auteur vermeld
van do 6/1/1949 tot do 14/4/1949
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
ondertekst
geen vermelding copyright
18. Volksgazet
MICKEY MOUSE [pic]
Walt Disney (▬ & ▄ ▄ ▄)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄) (verhalen 2 t.e.m. 12)
"Cop. 1945 / 1948 / 1950 Walt Disney Productions. World Rights Reserved. Distributed by King Features Syndicate" (▄ ▄ ▄) (verhalen 1, 13 & 14)
(1) Mickey Mouse in de Far West
(titel alleen vermeld in aankondiging)
van woe 16/1/1946 tot di 30/4/1946
89 stroken
aankondiging op 15/1/1946, p. 1
(2) Mickey Mouse speelt Robinson Crusoë
van ma 6/5/1946 tot woe 4/9/1946
64 (??) stroken
aankondigingen op 3/5/1946, p. 1 & 4/5/1946, p. 1
(3) Mickey als speuragent
van do 5/9/1946 tot vr 24/1/1947
118 stroken
(4) Mickey leert een vak
van za 25/1/1947 tot ma 7/7/1947
138 stroken
aankondiging op 25/1/1947, p. 1
(5) Mickey en de dictator
van di 8/7/1947 tot di 14/10/1947
84 stroken
aankondiging op 8/7/1947, p. 1
(6) Mickey en het atoomgeheim
van woe 15/10/1947 tot za 21/2/1948
111 stroken
(7) Mickey als schattenspeurder
van ma 23/2/1948 tot di 6/7/1948
105 stroken
(8) Mickey op spokenjacht
van woe 7/7/1948 tot di 19/10/1948
91 stroken
(9) Mickey op walvisvangst
van woe 20/10/1948 tot vr 4/3/1949
117 stroken
aankondiging op 20/10/1948, p. 1
(10) Mickey tegen de woestijnbandieten
van za 5/3/1949 tot do 19/5/1949
65 stroken
(11) Mickey in de Far West
van vr 20/5/1949 tot woe 14/9/1949
101 stroken
(12) Avonturen van Mickey en Oscar
van do 15/9/1949 tot ma 28/11/1949
64 stroken
(13) Mickey en Zorro
van di 29/11/1949 tot di 26/9/1950
258 stroken
(14) Mickey Mouse tegen het Ijzeren Masker
vanaf woe 27/9/1950, strook 82 op za 30/12/1950
Soldaat Fa Sido [pic]
Wally Delsey (▬ & ▄ ▄ ▄)
vanaf woe 15/10/1947, loopt nog einde 1950
wekelijks 3 strookjes op woensdag, gagstrips
tekstballonnen
aankondiging op 15/10/1947, p. 1
19. Vooruit
Gagstroken zonder titel
Steve Donogan (▄ ▄ ▄)
van zo 31/3/1946 tot zo 25/1/1948
onregelmatig, 1 strook, gagstroken
tekstloos (wel titel)
"Copyright Studio Vox" (▄ ▄ ▄)
Bim [pic]
Piet Van Elk (▄ ▄ ▄) (1)
door Piet Van Elk en Hilarion (▬ ) (2-3)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
ondertekst
geen vermelding copyright
(1) Hypnose onder nul
van zo 19/12/1948 tot ma 7/2/1949
49 stroken
aankondiging op 17/12/1948, p. 4
(2) Bim's wereldreis
van vr 26/8/1949 tot za 29/10/1949
65 stroken
aankondiging op 25/8/1949, p. 3
(3) Bim : De verborgen vallei
van ma 16/1/1950 tot woe 15/3/1950
60 stroken
aankondiging op 15/1/1950, p. 4
Paulus de lotgevallen van een boskabouter [pic]
Jean Dulieu (▬ & ▄ ▄ ▄)
van zo 13/2/1949 tot do 25/8/1949
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
193 stroken, ondertekst
"Copyright bij N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam" (▄ ▄ ▄)
In de schaduw van Madison Square Garden : Vecht nog een ronde [pic]
Wally Delsey (▄ ▄ ▄)
van vr 1/7/1949 tot di 1/11/1949
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
124 stroken, tekstballonnen
"Copyright bij Vooruit" (▬ )
Professor Nimbus' Avonturen [pic]
J. Darthel (▄ ▄ ▄)
van zo 2/10/1949, loopt nog einde 1950
ongeveer dagelijks, gagstroken
tekstloos
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
Smidje Smee [pic]
"Tekeningen van G. Van Raemdonck Tekst van L. Roelandt" (▬ )
van woe 2/11/1949 tot za 14/1/1950
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
72 stroken , ondertekst
"Copyright" (▬ )
aankondigingen op 28/10/1949, p. 1 ; 29/10/1949, p. 3 ; 30/10/1949, p. 3 & 31/10/1949, p. 2
Rupert [pic]
geen auteur vermeld
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
ondertekst
geen vermelding copyright
aankondiging op 3/5/1950, p. 2 & 5/5/1950, p. 2
(1) Rupert en de drakenpillen
van zo 14/5/1950 tot za 24/6/1950
42 stroken
(2) Rupert en de woonwagen
van zo 25/6/1950 tot do 10/8/1950
45 stroken
(3) Rupert en de pijlen
van vr 11/8/1950 tot do 7/9/1950
28 stroken
(4) Rupert en de springende vis
van vr 8/9/1950 tot zo 1/10/1950
24 stroken
(5) Rupert en Miranda
van woe 4/10/1950 tot za 18/11/1950
46 stroken
(6) Rupert aan zee
van zo 19/11/1950 tot ma 18/12/1950
30 stroken
(7) Rupert en de Zwarte Kabouter
van di 19/12/1950, strook 12 op zo 31/12/1950
In "Voor vrouw en kind", wekelijkse pagina op zondag (verschijnt vanaf 5/5/1946 ; vanaf 2/11/1948 op dinsdag)
Bollie Bof : De zilveren olifantjes [pic]
Flip (▬ & ▄ ▄ ▄)
van zo 5/5/1946 tot zo 4/8/1946
wekelijks 2 stroken, vervolgverhaal
29 stroken, tekstballonnen
geen vermelding copiright
Tom Lucky [pic]
Henry Albers (▄ ▄ ▄)
van zo 12/8/1946 tot zo 2/2/1947
wekelijks 2 stroken, vervolgverhaal
52 stroken , ondertekst
"Stripfilm" (▄ ▄ ▄)
Bollie Bof en de krantenmannen / Bollie Bof redt den Koning [pic]
Flip (▬ & ▄ ▄ ▄)
van zo 9/2/1947 tot zo 24/8/1947
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
29 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
De Avonturen van Humpo Hotsflots, kunstenaar [pic]
Siem Praamsma (▄ ▄ ▄)
van zo 31/8/1947 tot zo 27/6/1948
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
43 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
De Avonturen van Jochem Jofel [pic]
Siem Praamsma (▄ ▄ ▄)
van zo 15/8/1948 tot zo 11/10/1949
wekelijks 1 strook, vervolgverhaal
60 stroken, ondertekst
"Cop. Siem Praamsma Hilversum" (▄ ▄ ▄)
20. La Wallonie
LE TRÉSOR SECRET DE TARZAN
geen auteur vermeld
van za 22/12/1945 tot vr 29/12/1945
dagelijks 2 stroken, vervolgverhaal,
12 stroken, ondertekst
geen vermelding copyrigtht
Mandrake le magicien [pic]
"Lee Falk et Phil Davis" (▬ )
dagelijks 1 strook (soms 2), vervolgverhaal
168 stroken, tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 17/4/1946, p. 1 ; 20/4/1946, p. 1 ; 23/4/1946, p. 1 & 24/4/1946, p. 1
Le prince mystérieux
van woe 24/4/1945 tot di 6/8/1946
La Belle endormie
van woe 7/8/1946 tot woe 6/11/1946
La petite Annie Rooney [pic]
Brandon Walsch (▬ )
Darell McClure (▄ ▄ ▄)
van woe 24/4/1946 tot di 5/11/1946
dagelijks 1 strook (soms 2), vervolgverhaal
167 stroken, tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 20/4/1946, p. 1; 23/4/1946, p. 1 & 24/4/1946, p. 1
Le sept de trèfle [pic]
Marleb (▄ ▄ ▄)
van woe 30/10/1946 tot do 8/5/1947
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
160 stroken (nummering per plaat), tekstballonnen
geen vermelding copyright
aankondiging op 30/10/1946, p. 1
Les aventures de Folichon dans la résistance [pic]
geen auteur vermeld
van woe 30/10/1946 tot do 6/11/1947
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
312 stroken, tekstballonnen
geen vermelding copyright
aankondiging op 30/10/1946, p. 1
La famille Flop [pic]
Swan (▄ ▄ ▄)
van vr 9/5/1947 tot vr 17/6/1949
dagelijks 1 strook, gagstroken
640 stroken, tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 8/5/1947, p. 1
Le roi de la police montée [pic]
Jim Gary (▄ ▄ ▄)
van za 8/11/1947 tot di 15/11/1949
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
613 stroken, tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 4/11/1947, p. 1 ; 5/11/1947, p. 1 ; 6/11/1947, p. 1 & 7/11/1947, p. 1
Jim Harvey [pic]
Ruzi (▬ & ▄ ▄ ▄)
van woe 3/11/1948 tot do 30/6/1949
dagelijks 2 stroken (3/11 ( 12/12), daara 1 strook (13/12 ( 30/6), vervolgverhaal
233 stroken, tekstballonnen
geen vermelding copyright
aankondigingen op 30/10/1948, p. 1 & 3/11/1948, p. 1
Les exploits de Taupinet
geen auteur vermeld
op do 11/11/1948
eenmalige gagplaat, 3 stroken (klein formaat)
in "la femme au foyer" (vrouwenpagina)
"Copyright Presse-Services" (▄ ▄ ▄)
Oscar [pic]
Jean Leo (▄ ▄ ▄)
vanaf ma 13/12/1948, strook 622 op za 30/12/1950
dagelijks 1 strook, gagstrook
geen tekst
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 6/12/1949, p. 1 ; 7/12/1949, p. 1 ; 8/12/1949, p. 1 ; 9/12/1949, p. 1 ; 10/12/1949, p. 1; 11/12/1949, p. 1 ; 14/12/1949, p. 1
Le Capitaine Fracasse [pic]
geen auteur vermeld
van za 23/4/1949 tot ma 24/10/1949
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
153 stroken, ondertekst
geen vermelding copyright
aankondiging op 22/4/1949, p. 8 & 23/4/1949, p. 1
Rip Kirby [pic]
door Alex Raymond (▄ ▄ ▄)
vanaf za 18/6/1949, strook 468 op za 30/12/1950
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 15/6/1949, p. 1 ; 16/6/1949, p. 1 ; 17/6/1949, p. 1 & 18/6/1949, p. 1
Popeye [pic]
Tom Sims & ZaBoly (▄ ▄ ▄)
dagelijks 1 strook, vervolgverhalen
143 stroken, tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
Miss Jus 1948
van vr 1/7/1949 tot di 30/8/1949
L'homme gelé au pays des glaces
van woe 31/8/1949 tot woe 24/10/1949
C'est lui qu'il nous faut
van di 25/10/1949 tot woe 30/11/1949
Au stade des panthères
van do 1/12/1949 tot di 20/12/1949
Luc Bradefer [pic]
Gray (▄ ▄ ▄)
vanaf woe 16/11/1949, strook 341 op za 30/12/1950
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondigingen op 10/11/1949, p. 1 ; 12/11/1949, p. 1 ; 15/11/1949, p. 1 & 16/11/1949, p. 1
Mickey [pic]
Walt Disney (▄ ▄ ▄)
vanaf do 22/12/1949, strook 310 op za 30/12/1950
dagelijks 1 strook, vervolgverhaal
tekstballonnen
"Copyright Opera Mundi" (▄ ▄ ▄)
aankondiging op 22/12/1949, p. 1
-----------------------
[1] De Keyzer (Raphaël). Voorwoord. In : De Keyzer (Raphaël), Dekimpe (Bert) e.a. (red.). Strips, een evocatie van de Middeleeuwen. Leuven, Peeters, 2000, p. 7
[2] Baron-Carvais (Annie). La Bande dessinée. Paris, PUF, 1991, p. 121
[3] Brief van Rik Clément. (14/12/2002)
[4] Paul Veyne noemt dit fenomeen in zijn "Comment on écrit l'histoire" "axiologische geschiedenis". De literatuur- en de kunstgeschiedenis werken op die manier : ze vertrekken vanuit de grote namen, de "meesterwerken", de werken die nu nog "bekend" zijn, en laten de rest links liggen. (Veyne (Paul). Comment on écrit l'histoire. Editions du Seuil, 1971, 382 p. 94)
[5] Verdere uitleg over welke informatie uit de aankondigingen kan gehaald worden in het laatste hoofdstuk van deel 3.
[6] De volgende titels werden volledig doorgenomen : Brabant Strip Magazine, Stripschrift, Ciso, Zozolala, Le collectionneur de BD, De Tuftufclub, Les cahiers Pressibus, Hop & Stripprofiel.
[7] Beyrand (Alain) (red.). De Lariflette à Janique Aimée. Catalogue encyclopédique des bandes horizontales françaises dans la presse adulte de 1946 à 1975. Tours, Pressibus, 1995, 960 p.
[8] Van elke reeks wordt één strook opgenomen.
[9] Colot (Michel). Evolution et thématique de la bande dessinée dans 5 journaux quotidiens belges (La Meuse, Le Soir, La Libre Belgique, La Dernière Heure, Le Peuple) de 1945 à 1979. Licentieverhandeling journalistiek ULB, 1979, 136 p.
[10] Larbalestrier (Florence). La bande dessinée quotidienne à travers Le Soir de 1946 à 1960. Bibliographie signalétique. Mémoire pour l'obtension du titre de bibliothécaire-documentaliste gradué, IESSE, 1988-1989, 400 p.
[11] Assouline (Pierre). Hergé. Paris, Gallimard/Folio, 1998, 832 p.
[12] Peeters (Benoît)1. Hergé, fils de Tintin. Paris, Flammarion, 2002, 512 p.
[13] Mouchart (Benoît). A l'ombre de la ligne claire : Jacques Van Melkebeke, le clandestin de la BD. Paris, Vertige Graphic, 2002, 176 p.
[14] Crépin (Thierry). "Haro sur le gangster !" La moralisation de la presse enfantine 1934-1954. Paris, CNRS Editions, 2001, 496 p.
[15] Vranken (Patrick)2. De voorzichtige Vandersteen. In : Brabant Strip Magazine, nrs. 51/53/55/57bis/59, 1997/1998
[16] Dossier 40-45, Belgische tekenaars tijdens WO II. Themanummer Brabant Strip Magazine, nr. 59 (1998/6), met bijdragen van Patrick Vranken en Jean Smits.
[17] Jansens (Tim). De Bommelstrip van Marten Toonder. Een historisch analytische studie. Licentieverhandeling communicatie-wetenschappen KUL, 1992, 244 p.
[18] Jansens (Tim). Op. Cit., p. 38-39, 204
[19] Deze term werd courant gebruikt in de tweede helft van de jaren veertig. Zie daarvoor deel 3.
[20] Peeters (Benoît)2. La bande dessinée. Flammarion, 1993, p. 6-7
[21] Peeters (Benoît)2. Op. Cit., p. 11-12
[22] Peeters (Benoît)2. Op. Cit., p. 11
[23] Van Dale Handwoordenboek Hedendaags Nederlands. Utrecht / Antwerpen, Van Dale, 1990, p. 983
[24] Le petit Larousse illustré 2001. Paris, Larousse, 2000, p. 116
[25] Filippini (Henri), Glénat (Jacques), Martens (Thierry), Sadoul (Numa). Histoire de la bande dessinée en France et en Belgique. Grenoble, Glénat, 1979, p. 7-11
[26] "Geleerd" Frans woord voor tekstballonnen.
[27] Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Wordt vervolgd : Striplexicon der Lage Landen. Uttrecht / Antwerpen, Het Spectrum, 1979, p. 7
[28] Dierick (Charles) & Lefèvre (Pascal). Introduction. In : Dierick (Charles) & Lefèvre (Pascal) (eds.). Forging a new medium : the comic strip in the nineteenth century. Brussel, VUBPress, 1999, p. 12
[29] Horn (Maurice)2. Comics. In : Barnouw (Erik) e.a. International encyclopedia of communications. Oxford, Oxford University Press, 1989, p. 343-344
[30] Bande dessinée. In : Lamizet (Bernard) & Silem (Ahmed) (dir.). Dictionnaire encycopédique des sciences de l'information et de la communication. Paris, Ellipses, 1997, p. 49
[31] Comics. In : Danesi (Marcel). Encyclopedic Dictionary of semiotics, media and communications. University of Toronto Press, 2000, p. 56-57
[32] Beschrijvende tekst onder de tekeningen. Op de specificiteiten van de verschillende tekstsoorten zal verder ingegaan worden in het begin van het derde deel.
[33] Charles Dierick is artistiek directeur van het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal. Pascal Lefèvre is als wetenschappelijk medewerker verbonden aan hetzelfde centrum.
[34] Dierick (Charles) & Lefèvre (Pascal). Op. Cit., p. 12-13
[35] Peeters (Benoît)2. Op. Cit., p. 26-29 ; Dierick (Charles)2. Het Belgisch Centrum van het beeldverhaal. In : Dierick (Charles) (ed.). Het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal. Brussel / Tournai, La Renaissance du livre – Dexia, 2000, p. 56-57
[36] Onder andere gedaan door David Kunzle en Gérard Blanchard. Gérard Blanchard vermeldt in zijn inleiding dat het zijn bedoeling is zeer breed te gaan en terug te gaan tot alle mogelijke "verhalen in beelden". Hij ziet de rotsschilderingen van Lascaux effectief als het eerste voorbeeld van een strip. David Kunzle heeft al twee enorme boekdelen geschreven over de geschiedenis van de "comic strip" : hij is begonnen in de Middeleeuwen en is nog maar aan de negentiende eeuw beland. (Blanchard (Gérard). Histoire de la bande dessinée. Une histoire des histoires en images de la préhistoire à nos jours. Verviers, Marabout, 1974, 304 p. ; Kunzle (David)1. History of the Comic Strip, Volume I : The Early Comic Strip. Narrative Strips and Picture Stories in the European Broadsheet from c. 1450 to 1825. Berkeley / Los Angeles / Oxford, University of California Press, 1973, 472 p. ; Kunzle (David)2. The History of the Comic Strip, The Nineteenth Century. Berkeley / Los Angeles / Oxford, University of California Press, 1990, 396 p.)
[37] Het zou trouwens interessant zijn om eens de evolutie van de stripliteratuur te bestuderen, en op die manier na te gaan hoe de zekere erkenning waarop het stripverhaal nu kan rekenen, er gekomen is. Zo bestaan er naast het historisch aspect (het "zo ver mogelijk teruggaan in de tijd") ook taalkundige technieken om een meer verheven beeld van het stripverhaal te creëren. Zo spreekt Charles Dierick in de catalogus van het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal consequent over "stripkunstenaars".
[38] Peeters (Benoît)2. Op. Cit., p. 34 ; Groensteen (Thierry)1. Astérix, Barbarella & Cie. Somogy / CNBDI, 2000, p. 13-14 ; Lefèvre (Pascal). De Westerse strip in de 20ste eeuw. In : Dierick (Charles) (ed.). Het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal. Brussel / Tournai, La Renaissance du livre – Dexia, 2000, p. 142 ; Bande dessinée. In : Lamizet (Bernard) & Silem (Ahmed) (dir.). Op. Cit., p. 49 ; Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 47 ; Dierick (Charles) & Lefèvre (Pascal). Op. Cit., p. 13-14
[39] Peeters (Benoît)2. Op. Cit., p. 34 ; Groensteen (Thierry)1. Op. Cit., p. 14 ; Baron-Carvais (Annie). La Bande dessinée. Paris, PUF, 1991, p. 9 ; Lefèvre (Pascal). Op. Cit., p. 142 ; Dierick (Charles) & Lefèvre (Pascal). Op. Cit., p. 19-20
[40] "Les dessins, sans ce texte, n'auraient qu'une signification obscure ; le texte sans les dessins ne signifierait rien." zoals hij zelf als inleiding van één van zijn werken schreef. (Groensteen (Thierry)1. Op. Cit., p. 16)
[41] Groensteen (Thierry)1. Op. Cit., p. 15-16
[42] Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 57-58
[43] Peeters (Benoît)2. Op. Cit., p. 37
[44] Auquier (Jean)2. Ten dienste van het beeldverhaal. In : Dierick (Charles) (ed.). Het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal. Brussel / Tournai, La Renaissance du livre – Dexia, 2000, p. 129
[45] Peeters (Benoît)2. Op. Cit., p. 39 ; Dierick (Charles) & Lefèvre (Pascal). Op. Cit., p. 17
[46] Peeters (Benoît)2. Op. Cit., p. 39
[47] Lefèvre (Pascal). Op. Cit., p. 144-146 ; Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 48-51 ; Peeters (Benoît)2. Op. Cit., p. 39 ; Van Gompel (Patrick) & Hendrickx (Ad). Strips, aha ! De wereld van het beeldverhaal. Antwerpen, Standaard, 1995, p. 10-11 ; Horn (Maurice)1 (ed.). 100 years of American newspaper comics. NY, Gramercy Books, 1996, p. 15
[48] Lefèvre (Pascal). Op. Cit., p. 145 ; Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 51-52 ; Groensteen (Thierry)1. Op. Cit., p. 71
[49] Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 51-52 ; Peeters (Benoît)2. Op. Cit., p. 49-50 ; Van Gompel (Patrick) & Hendrickx (Ad). Op. Cit., p. 11-12
[50] Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 53 ; Lefèvre (Pascal). Op. Cit., p. 148 ; Van Gompel (Patrick) & Hendrickx (Ad). Op. Cit., p. 12
[51] Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 53
[52] Zig et Puce was niet de eerste ballonstrip in Frankrijk, wel de eerste succesvolle ballonstrip. In die hoedanigheid had de reeks natuurlijk een grote invloed. Volgens Benoît Peeters betekenden Zig et Puce zelfs het begin van de tekstballon in de Europese strip. Thierry Groensteen stelt dat de reeks een zeer grote invloed gehad heeft op de geleidelijke integratie van tekst en beeld in Franstalige strips. (Peeters (Benoît)2. Op. Cit., p. 43 ; Groensteen (Thierry)1. Op. Cit., p. 50 ; Dierick (Charles) & Lefèvre (Pascal). Op. Cit., p. 17-18 ; Lefèvre (Pascal). Op. Cit., p. 144)
[53] Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 57-58 ; Lefèvre (Pascal). Op. Cit., p. 149
[54] Dierick (Charles)2. Op. Cit., p. 59
[55] Dierick (Charles)2. Op. Cit., p. 52
[56] Dierick (Charles)2. Op. Cit., p. 51-53 ; Groensteen (Thierry)1. Op. Cit., p. 138 ; Lefèvre (Pascal). Op. Cit., p. 168-171
[57] De benaming "mannekensblad" komt van het feit dat in die druksels kleine personages of "mannekens" afgedrukt stonden. (Vansummeren (Patricia). From "Mannekensblad" tot Comic Strip. In : Dierick (Charles) & Lefèvre (Pascal) (eds.). Forging a new medium : the comic strip in the nineteenth century. Brussel, VUBPress, 1999, p. 39)
[58] Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 71-74 ; De Laet (Danny) & Varende (Yves). De zevende kunst voorbij : geschiedenis van het beeldverhaal in België. Brussel, Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1979, p. 103-104 ; Van Gompel (Patrick) & Hendrickx (Ad). Op. Cit., p.19 ; Vansummeren (Patricia). Op. Cit., p. 39-47
[59] Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 74-75 ; De Laet (Danny) & Varende (Yves). Op. Cit., p. 106-111 ; Lefèvre (Pascal). Op. Cit., p. 168-171 ; Van Gompel (Patrick) & Hendrickx (Ad). Op. Cit., p. 19 ; De Geest (Joost). Striptekenaars in de jaren dertig. In : Musschoot (Anne Marie), T'Sjoen (Yves) & De Geest (Joost). Frits van den Berghe en Richard Minne, Stripverhalen 1931-1935. Brussel, Gemeentekrediet, 1996, p. 21
[60] De Laet (Danny) & Varende (Yves). Op. Cit., p. 13-31 ; Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 64-66
[61] Pseudoniem waarvan niet met 100 % gezegd kan worden wie erachter zit. Sterke vermoedens wijzen in de richting van Willy Vandersteen. Zie het onderdeel over De Nieuwe Standaard.
[62] De Laet (Danny) & Varende (Yves). Op. Cit., p. 20-21 ; Lefèvre (Pascal). Op. Cit., p. 170-171 ; De Laet (Danny)2. Het Beeldverhaal in Vlaanderen. Breda, Brabantia Nostra, 1977, p. 26
[63] Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 77 ; De Laet (Danny) & Varende (Yves). Op. Cit., p. 18-31 ; Lefèvre (Pascal). Op. Cit., p. 172-177
[64] Overgenomen in de Vlaamse krant De Volksgazet in 1923 onder de naam Bolletje en Bonestaak.
[65] Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 84-94 ; Van Gompel (Patrick) & Hendrickx (Ad). Op. Cit., p. 23-24
[66] Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 92-94
[67] Peeters (Benoît)2. Op. Cit., p. 45
[68] Groensteen (Thierry)1. Op. Cit., p. 77-100
[69] Groensteen (Thierry)1. Op. Cit., p. 80-86 ; zie over dit onderwerp ook : Crépin (Thierry) & Groensteen (Thierry). "On tue à chaque page", la loi de 1949 sur les publications destinées à la jeunesse. Paris, Editions du temps, 1999, 256 p.
[70] Fauconnier (Guido). Mens en media : een introductie tot de massacommunicatie. Leuven, Garant, 1995, p. 14, 26
[71] Fauconnier (Guido). Op. Cit., p. 27
[72] Fauconnier (Guido). Op. Cit., p. 95-98
[73] Van Opstal (Huibrecht). Tracé Hergé, Le Phénomène Hergé. Bruxelles, Lefrancq, 1998, p. 224
[74] Assouline (Pierre). Hergé. Paris, Gallimard/Folio, 1998, 832 p. ; Peeters (Benoît)1. Hergé, fils de Tintin. Paris, Flammarion, 2002, 512 p.
[75] Hergé publiceerde tijdens WO II zijn verhalen in de gestolen kranten Le Soir en Het Laatste Nieuws. (Zie deel over De Nieuwe Gids)
[76] Benoît-Jeannin (Maxime). Le mythe Hergé. Editions Golias, 2001, 96 p.
[77] Benoît-Jeannin gebruikt in zijn argumentatie vooral het verhaal "L'étoile mystérieuse", waarin Joodse personages in een slecht daglicht gesteld worden. Ook interpreteert hij allerlei elementen als pro-Duits en anti-Joods.
[78] Gauche ou droite ? Les aventures de Tintin à L'assemblée nationale. In : Le Soir, 5/2/1999 (lesoir.be)
[79] Gaumer (Patrick)1. Dictionnaire mondial de la Bande Dessinée. Larousse, 1998, p. 121-122
[80] Een uitgebreide bespreking van de reeks is terug te vinden in : Malcorps (Johan) & Tyrions (Rik). De papieren droomfabriek. Leuven, Infodok, 1984, p. 64-74
[81] Kempeneers (Michel). Marc Sleen neemt na 50 jaar afscheid van zijn populaire dagbladverschijnsel. In : De Standaard Magazine, nr. 36, 2/11/2002, p. 9-11
[82] Carbonell (Charles-Olivier) (ed.). Le message politique et social de la bande dessinée. Institut d'études politiques de Toulouse, Privat, 1975, 182 p.
[83] Lefèvre (Pascal) & Groesens (Els). Striphelden voor de vrede. Het beeld van de Koude Oorlog in de Belgische strip. In : Van den Wijngaert (Marc) & Buellens (Lieve). Oost West West Best, België onder de Koude Oorlog 1947-1989. Tielt, Lannoo, 1997, p. 224-233
[84] Dorfman (Ariel) & Mattelart (Armand). Hoe lees ik Donald Duck. Nijmegen, SUN, 1978, 128 p. ; Arian (Max). Inleiding. In : Dorfman (Ariel) & Mattelart (Armand). Hoe lees ik Donald Duck. Nijmegen, SUN, 1978, p. 7
[85] Malcorps (Johan) & Tyrions (Rik). Op. Cit., p. 7
[86] Malcorps (Johan) & Tyrions (Rik). Op. Cit., p. 62-63 (e.a.). De twee auteurs hangen wel een zeer stereotiep beeld van strips op en hebben de neiging om zeer snel oordelen uit te spreken zonder rekening te houden met heel wat factoren zoals de tijdsgeest, de beschikbare documentatie voor de auteurs, druk van de uitgever, enz.
[87] Baron-Carvais (Annie). Op. Cit., p. 112-115
[88] Baron-Carvais (Annie). Op. Cit., p. 112-115
[89] Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 38
[90] "Les Schtroumpfs : Système communautaire communiste ?"
Op : scripts/foritems.cfm?IdSubject=1015115218&StartPage=2 (2/2/2003)
[91] Zo kan men bijvoorbeeld de bundel "Geheimzinnige sterren, over de Belgische strip" aanhalen, waarin onder andere Paul Mennes en Rik Pareit zich laten gaan in de richting van nogal gedurfde interpretaties. (Pareit (Rik) (red.). Geheimzinnige sterren, Over de Belgische strip !. Antwerpen, Dedalus, 1996, 160 p.)
[92] Hugins (C.A.). Politieke strips : de rechts-radikalen in opmarsj ? (Stripgids, nr. 26). Breda, Brabantia Nostra, 1980, p. 10
[93] De Ley (Gerd) (ed.). L.P. Boon, Een man zonder carrière. Gesprekken met Louis Paul Boon. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1982, p. 91-92
[94] Hugins (C.A.). Op. Cit., p. 5-10
[95] Het spreekt voor zich dat de manier om zwarten af te beelden interessant is voor het beeldvormingsonderzoek in een bepaalde periode. Ik wil er alleen op wijzen dat men uit zulke voorstellingen geen overhaaste conclusies in de richting van "racisme" of andere standpunten mag trekken.
[96] 800 000 voor de Nederlandstalige pers, 940 000 voor de Franstalige.
[97] Herverschenen zonder toestemming van de eigenaars.
[98] Gol (Jean). Le monde de la presse en Belgique. Bruxelles, Crisp, 1970, p. 14-19 ; De Bens (Els). De pers in België : het verhaal van de Belgische dagbladpers, gisteren, vandaag en morgen. Tielt, Lannoo, 2001, p. 24-38 ; Van Eeno (Romain), Luykx (Theo), Van Hees (Pieter) & Durnez (Gaston). Pers. In : Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Tielt, Lannoo, 1998, p. 2434 ; Luykx (Theo). Evolutie van de communicatiemedia. Brussel, Elsevier, 1978, p. 217-222, 266-272, 302-308, 506-522
[99] 29 van de 68 kranten die in 1939 verschenen, verdwenen na de oorlog van het toneel. (Campé (René). La presse libérale depuis 1846. In : Hasquin (Hervé) & Verhulst (Adriaan) (eds.). Le libéralisme en Belgique : deux cents ans d'histoire. Bruxelles, Delta, 1989, p. 193)
[100] De Bens (Els). Op. Cit., p. 47-49, 63-68 ; Van Eeno (Romain), Luykx (Theo), Van Hees (Pieter) & Durnez (Gaston). Op. Cit., p. 2453-2455
[101] Gijs (Inge). 100 jaar Gazet van Antwerpen. Antwerpen, De Vlijt, 1991, p. 75-76 ; Durnez (Gaston)1. De Standaard, het levensverhaal van een Vlaamse krant, 1914-1948. Tielt, Lannoo, 1985, p. 485
[102] Füeg (Jean-François). La Lanterne. Un nouveau quotidien à la libération. In : Cahiers d'histoire du temps présent, 1996, nr. 1, p. 44
[103] Gijs (Inge). Op. Cit., p. 75-76 ; Durnez (Gaston)1. Op. Cit., p. 485
[104] Stéphany (Pierre). La Libre Belgique, Histoire d'un journal libre. Louvain-la-Neuve, Duculot, 1996, p. 262
[105] Gol (Jean). Op. Cit., p. 41
[106] De Bens (Els). Op. Cit., p. 33 ; Gol (Jean), Op. Cit., p. 21, 47
[107] Gol (Jean). Op. Cit., p. 25-28 ; De Bens (Els). Op. Cit., p. 120-121
[108] Gol (Jean). Op. Cit., p. 11
[109] Witte (Els)4. Media en Politiek. Brussel, VUBPress, 2002, p. 158
[110] De Laet (Danny)2. Op. Cit., p. 23 ; Dierick (Charles)2. Op. Cit., p. 70
[111] Dierick (Charles)2. Op. Cit., p. 70 ; Groensteen (Thierry)1. Op. Cit., p. 71-72
[112] Van Helden (Wim), Van den Boom (Hans) & Smet (Jan). Willy Vandersteen : "Ge kunt zeggen dat het slecht is, geen mens zal u geloven". In : Stripschrift, nr. 122/123, 1979, p. 5 ; Durnez (Erik). Ik vier het elke dag … Willy Vandersteen 65. Antwerpen / Amsterdam, Standaard Uitgeverij, 1978, p. 13 ; Willy Vandersteen. In : Florquin (Joos). Ten huize van … (13e reeks). Leuven, Davidsfonds, 1977, p. 112
[113] Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit. p. 77
[114] Peeters (Benoît)2. Op. Cit., p. 49
[115] Brief van Pierre Stéphany. (5/7/2003)
[116] Balthazar (Herman). België onder de Duitse bezetting, 10 mei 1940 – 8 september 1944. In : Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 15. Haarlem, Fibula – Van Dishoeck, 1982, p. 29-31
[117] Pas in juli 1944 werd er overgegaan op een burgerlijk bestuur.
[118] Balthazar (Herman). Op. Cit., p. 32-39 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Politieke geschiedenis van België van 1830 tot heden. Brussel, VUBPress, 1997, p. 225-226
[119] Andere verzetsbewegingen waren onder andere de Belgische Nationale Beweging, het Geheim Leger, Groep G en het Onafhankelijkheidsfront. (Lagrou (Pieter)2. Verzet en naoorlogse politiek. In : Huyse (Luc) & Hoflack (Kris). De democratie heruitgevonden. Leuven, 1995, p. 67-68)
[120] Balthazar (Herman). Op. Cit., p. 40-47 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit.¸p. 227-229 ; Meyers (Wim) & Selleslagh (Frans). De vijand te lijf, de Belgen in het verzet. Antwerpen / Amsterdam, Helios, 1984, p. 10 e.v. ; Verhoeyen (Etienne). Verzet. In : NEVB, Op. Cit., p. 3292 ; De Wever (Bruno). Collaboratie. In : NEVB, Op. Cit., p. 760-775
[121] Struye (Lieven) (red.). Kroniek van België. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1991, p. 857 & 861
[122] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Politieke geschiedenis van België. Antwerpen, Kluwer, 1985, p. 441 ; Huyse (Luc). De gewapende vrede : politiek in België tussen 1945 en 1980. Antwerpen, Kritak, 1980, p. 23 ; Kossmann (E.H.). De Lage Landen 1780-1980 : twee eeuwen Nederland en België, deel 2 : 1914-1980. Amsterdam / Brussel, Elsevier, 1986, p. 215
[123] Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 441 ; Witte (Els)1. Achiel Van Acker : premier van "paarse" regeringen (1945-1946; 1954-1958). In : Galle (Marc) & Loccufier (Sylvain) (red.). Facetten van honderd jaar politieke, economische en sociale geschiedenis. Herdenking geboorte Achille Van Acker, 1898-1998. Brussel, VUBPress, 2000, p. 47-75
[124] Witte (Els)2. Het maatschappelijk-politieke leven in België 1945-1980. In : Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 15. Haarlem, Fibula – Van Dishoeck, 1982, p. 205-206 ; Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 434 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 216 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 232-233
[125] Witte (Els)2. Op. Cit., p. 206-208 ; Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 435 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 216 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 233-234
[126] Witte (Els)2. Op. Cit., p. 208 ; Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 434 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 218 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 234-235
[127] Witte (Els)2. Op. Cit., p. 208-209 ; Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 434 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 219 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 235-237
[128] Witte (Els)2. Op. Cit., p. 211-212 ; Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 435
[129] Dujardin (Vincent)1. Gaston Eyskens tussen koning en regent. België 1949-1950, een sleuteljaar. Amsterdam/Antwerpen, Meulenhoff/Kritak, 1996, p. 47-51 ; Van den Wijngaert (Marc), Buellens (Lieve) & Brants (Dana). België en zijn koningen : monarchie en macht. Antwerpen, Houtekiet, 2000, p. 203-206 ; Huyse (Luc). Op. Cit., p. 24
[130] Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 52 ; Van den Wijngaert (Marc), Buellens (Lieve) & Brants (Dana). Op. Cit., p. 139-140
[131] Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 53 ; Van den Wijngaert (Marc), Buellens (Lieve) & Brants (Dana). Op. Cit., p. 51-52
[132] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 442 ; Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 53 ; Van den Wijngaert (Marc), Buellens (Lieve) & Brants (Dana). Op. Cit., p. 206-207 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 224
[133] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 442 ; Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 53 ; Theunissen (Paul). 1950 : de ontknoping van de koningskwestie. Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1984, p. 12
[134] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 444 ; Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 53-55 ; Van den Wijngaert (Marc), Buellens (Lieve) & Brants (Dana). Op. Cit., p. 143, 206 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 224 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 239
[135] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 444 ; Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 54 ; Van den Wijngaert (Marc), Buellens (Lieve) & Brants (Dana). Op. Cit., p. 207-208 ; Theunissen (Paul). Op. Cit., p. 12 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 224
[136] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 444-445 ; Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 55 : Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 225
[137] Theunissen (Paul). Op. Cit., p. 13-14 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 224
[138] Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 65-66 ; Theunissen (Paul). Op. Cit., p. 33
[139] Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 67-68
[140] Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 68-73
[141] Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 77-82
[142] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 444
[143] Van den Wijngaert (Marc), Buellens (Lieve) & Brants (Dana). Op. Cit., p. 208 ; Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 446-447 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 226
[144] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 448 ; Huyse (Luc). Op. Cit., p. 26
[145] Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 21-22, 88-89 ; Van den Wijngaert (Marc), Buellens (Lieve) & Brants (Dana). Op. Cit., p. 209-210 ; Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 448-449 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 26
[146] Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 23-45 ; Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 449 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 27
[147] Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 90-97 ; Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 449
[148] Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 97-102
[149] HNB, 26/2/1950, p. 1
[150] Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 97-108 ; Van den Wijngaert (Marc), Buellens (Lieve) & Brants (Dana). Op. Cit., p. 210 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 227
[151] Als men de zaak precieser analyseert, wordt die regionale tegenstelling serieus genuanceerd. De sterke neen-haarden concentreerden zich op enkele plekken in Wallonië.
[152] Theunissen (Paul). Op. Cit., p. 17-20
[153] Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 114-116, 161-179 ; Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 450 ; Van den Wijngaert (Marc), Buellens (Lieve) & Brants (Dana). Op. Cit., p. 210-211 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 227
[154] Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 116
[155] Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 181 ; Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 450 ; Van den Wijngaert (Marc), Buellens (Lieve) & Brants (Dana). Op. Cit., p. 211 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 227
[156] Van den Wijngaert (Marc), Buellens (Lieve) & Brants (Dana). Op. Cit., p. 211-212 ; Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 450 ; Dujardin (Vincent)2. L'impossible réconciliation. In : Dumoulin (Michel), Van den Wijngaert (Mark) & Dujardin (Vincent). Léopold III. Bruxelles, Editions Complexe, 2001, p. 246 ; Huyse (Luc). Op. Cit., p. 27 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 227-228 ; Theunissen (Paul). Op. Cit., p. 86-95
[157] Theunissen (Paul). Op. Cit., p. 91-110 ; Demullier (Luc) & Heirman (André)2. Het Nieuws van de XXste eeuw, deel 2 : 1950-2000. Gent, Het Volk/Scoop, 2000, p. 277-279
[158] Durnez (Gaston)2. De Standaard, het levensverhaal van een Vlaamse krant van 1948 tot de VUM. Tielt, Lannoo, 1993, p. 42
[159] Van den Wijngaert (Marc), Buellens (Lieve) & Brants (Dana). Op. Cit., p. 212 ; Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 450 ; Dujardin (Vincent)2. Op. Cit., p. 247-248 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 228 ; Theunissen (Paul). Op. Cit., p. 127-157
[160] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 452 ; Hoflack (Kris) & Huyse (Luc). De afrekening met de vriende van de vijand. In : Huyse (Luc) & Hoflack (Kris). De democratie heruitgevonden. Leuven, 1995, p. 30-31 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 245-246
[161] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 453 ; Lagrou (Pieter)2. Op. Cit., p. 47-51
[162] Huyse (Luc). Op. Cit., p. 28 ; Hoflack (Kris) & Huyse (Luc). Op. Cit., p. 28 ; Demullier (Luc) & Heirman (André)1. Het Nieuws van de XXste eeuw, deel 1 : 1900-1949. Gent, Het Volk/Scoop, 1998, p. 242 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 246
[163] Demullier (Luc) & Heirman (André)1. Op. Cit., p. 245
[164] In 242 gevallen werd ze effectief uitgevoerd.
[165] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 453 ; Huyse (Luc). Op. Cit., p. 28-30 ; Hoflack (Kris) & Huyse (Luc). Op. Cit., p. 28 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 246-247 ; Struye (Lieven) (red.). Op. Cit., p. 866
[166] Hoflack (Kris) & Huyse (Luc). Op. Cit., p. 28 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 247
[167] Hoflack (Kris) & Huyse (Luc). Op. Cit., p. 30-33 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 221
[168] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 454-456 ; Huyse (Luc). Op. Cit., p. 30 ; Hoflack (Kris) & Huyse (Luc). Op. Cit., p. 33-34 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 248
[169] Hoflack (Kris) & Huyse (Luc). Op. Cit., p. 32-33
[170] Hoflack (Kris) & Huyse (Luc). Op. Cit., p. 33, 42 ; Luyten (Dirk). Burgers boven elke verdenking ? Vervolging van de economische collaboratie in België na de Tweede Wereldoorlog. Brussel, VUBPress, 1996, p. 11 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 246-248
[171] Hoflack (Kris) & Huyse (Luc). Op. Cit., p. 41 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 223 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 248-249
[172] Hoflack (Kris) & Huyse (Luc). Op. Cit., p. 41
[173] Hoflack (Kris) & Huyse (Luc). Op. Cit., p. 42
[174] Hoflack (Kris) & Huyse (Luc). Op. Cit., p. 39-40
[175] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 456 ; Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 54-156 ; Theunissen (Paul). Op. Cit., p. 36
[176] Gevers (Lieve), Willemsen (Arie W.) & Witte (Els). Geschiedenis van de Vlaamse Beweging. In : NEVB, Op. Cit., p. 69-75 ; Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 456
[177] Moons (Willy). Het taboe van Vlaanderen : veertig jaar na de aanslag. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1986, p. 9
[178] Beck (Annelies). Ijzerbedevaart(en). In : NEVB, Op. Cit., p. 1503-1508 ; Moons (Willy). Op. Cit., p. 7-12
[179] Beck (Annelies). Op. Cit., p. 1506-1508 ; Moons (Willy). Op. Cit., p. 9-31
[180] Moons (Willy). Op. Cit., p. 59
[181] Beck (Annelies). Op. Cit., p. 1508 ; Moons (Willy). Op. Cit., p. 62-67
[182] Beck (Annelies). Op. Cit., p. 1508-1509 ; Moons (Willy). Op. Cit., p. 75-80
[183] Moons (Willy). Op. Cit., p. 96-131, 146-152
[184] Moons (Willy). Op. Cit., p. 139-145
[185] Demullier (Luc) & Heirman (André)1. Op. Cit., p. 258
[186] Vijftien jaarlijkse schijven van één miljoen.
[187] Beck (Annelies). Op. Cit., p. 1509 ; Moons (Willy). Op. Cit., p. 152-155
[188] Beck (Annelies). Op. Cit., p. 1509 ; Moons (Willy). Op. Cit., p. 157
[189] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 457 ; Vandewalle (G.). De economische ontwikkeling in België 1945-1980. In : Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 15. Haarlem, Fibula – Van Dishoeck, 1982, p. 116-117 ; Coolsaet (Rik). België en zijn buitenlandse politiek, 1830-1990. Leuven, Van Halewyck, 1998, p. 339-340 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 210 ; Veraghtert (Karel). De naoorlogse economie en het Marshallplan 1944-1960. In : Van den Wijngaert (Marc) & Buellens (Lieve). Oost West West Best, België onder de Koude Oorlog 1947-1989. Tielt, Lannoo, 1997, p. 68
[190] Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 241
[191] Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 241 ; Vandewalle (G.). Op. Cit., p. 130-131 ; Veraghtert (Karel). Op. Cit., p. 70-71
[192] Wet van 6 oktober 1944.
[193] 2000 frank per persoon.
[194] 40 % daarvan kwam terecht op een tijdelijk onbeschikbare rekening, 60 % werd omgezet in een muntsaneringslening.
[195] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 457 ; Vandewalle (G.). Op. Cit., p. 130 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 211 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 241 ; Veraghtert (Karel). Op. Cit., p. 69-70 ; Wilssens (Marie-Anne). Bij leven en welzijn. Een eeuw dagelijks leven in België. Tielt, Lannoo, 1999, p. 96
[196] Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 212 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 242
[197] Normale prijzen : de verkoper mocht geen hogere prijs vragen dan de prijs die normaal door de betrokken firma's wordt berekend. De gerechtshoven waren vrij te oordelen wat als normale prijs moest worden beschouwd.
[198] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 457 ; Vandewalle (G.). Op. Cit., p. 131 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 243
[199] Vandewalle (G.). Op. Cit., p. 135 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 213
[200] Vandewalle (G.). Op. Cit., p. 135 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 213
[201] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 457-458 ; Vandewalle (G.). Op. Cit., p. 131 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 243
[202] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 458 ; Veraghtert (Karel). Op. Cit., p. 70
[203] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 458 ; Vandewalle (G.). Op. Cit., p. 134 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 213-214 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 244-245
[204] Vandewalle (G.). Op. Cit., p. 135-136 ; Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 126-134 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 214
[205] Vandewalle (G.). Op. Cit., p. 136-137
[206] Demullier (Luc) & Heirman (André)1. Op. Cit., p. 245
[207] Wilssens (Marie-Anne). Op. Cit., p. 100-103
[208] Lagrou (Pieter)1. Een oorlog achter de rug, een oorlog voor de boeg. In : Van den Wijngaert (Marc) & Buellens (Lieve). Oost West West Best, België onder de Koude Oorlog 1947-1989. Tielt, Lannoo, 1997, p. 124-136 ; Wilssens (Marie-Anne). Op. Cit., p. 103
[209] Demullier (Luc) & Heirman (André)1. Op. Cit., p. 256
[210] Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 325-329 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 257
[211] Van Eeno (Romain). Van neutraliteit naar Europese integratie. In : Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 15. Haarlem, Fibula – Van Dishoeck, 1982, p. 370 ; Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 346
[212] Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 331, 336 ; Vandenberghe (Yvan). België en het buitenland. In : Huyse (Luc) & Hoflack (Kris). De democratie heruitgevonden. Leuven, 1995, p. 192
[213] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 461 ; Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 329 ; Vanden Berghe (Yvan). Op. Cit., p. 192-198 ; Van Eeno (Romain). Op. Cit., p. 371 ; Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 260-262
[214] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 461-462 ; Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 337 ; Van Eeno (Romain). Op. Cit., p. 370-371 ; Vanden Berghe (Yvan). Op. Cit., p. 195 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 258
[215] Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 355-361, 463 ; Van Eeno (Romain). Op. Cit., p. 371-373 ; Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 355-358 ; Dujardin (Vincent)1. Op. Cit., p. 122-126 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 258-259
[216] Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 359
[217] Hobsbawn (Eric). Een eeuw van uitersten. De twintigste eeuw 1914-1991. Utrecht, Het Spectrum, 1995, p. 269 ; Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 351
[218] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 463 ; Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 362-369 ; Van Eeno (Romain). Op. Cit., p. 372-373 ; Vanden Berghe (Yvan). Op. Cit., p. 196-199 ; Witte (Els), Craeybeckx (Jan) & Meynen (Alain). Op. Cit., p. 257
[219] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 463-464 ; Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 375
[220] Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 376-379
[221] Vanden Berghe (Yvan). Op. Cit., p. 190-191 ; Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 334
[222] Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 334-335, 352 ; Lagrou (Pieter)1. Op. Cit., p. 126-127
[223] Vanden Berghe (Yvan). Op. Cit., p. 194-195 ; Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 334-335, 352 ; Van Eeno (Romain). Op. Cit., p. 371
[224] Vanden Berghe (Yvan). Op. Cit., p. 204
[225] Vanden Berghe (Yvan). Op. Cit., p. 200-208 ; Lagrou (Pieter)1. Op. Cit., p. 127-131
[226] Peiren (Luc). De Communistische Partij van België gedurende de Koude Oorlog 1944-1968. In : Van den Wijngaert (Marc) & Buellens (Lieve). Oost West West Best, België onder de Koude Oorlog 1947-1989. Tielt, Lannoo, 1997, p. 192
[227] Peiren (Luc). Op. Cit., p. 195
[228] Depraetere (Hans) & Dierickx (Jenny). De Koude Oorlog in België. Berchem, EPO, 1985, p. 46
[229] 12,68 % en 23 zetels in 1946, 7,68 % en 12 zetels in 1949, 4,75 % en 7 zetels in 1950.
[230] Peiren (Luc). Op. Cit., p. 192-201 ; Depraetere (Hans) & Dierickx (Jenny). Op. Cit., p. 37-60
[231] Kossmann (E.H.). Op. Cit., p. 209, 230-255 ; Demullier (Luc) & Heirman (André)1. Op. Cit., p. 256 ; de Jonge (A.A.). Het communisme in Nederland, De geschiedenis van een politieke partij. Den Haag Kruseman, 1972, p. 93-109
[232] Hobsbawn (Eric). Op. Cit., p. 52-57
[233] Hobsbawn (Eric). Op. Cit., p. 59-60 ; De Vos (Luc). De Koude Vrede, Koude Oorlog en dekolonisatie 1945-1963. Tielt, Lannoo, 1988, p. 18-20, 30 ; Demullier (Luc) & Heirman (André)1. Op. Cit., p. 240 ; Heirman (Mark). De waanzinnige twintigste eeuw. Oorlog en vrede van 1914 tot 1994. Antwerpen, Hadewijch, 1995, p. 87-94
[234] Wils (Lode). De naoorlog in historisch perspectief. In : Huyse (Luc) & Hoflack (Kris). De democratie heruitgevonden. Leuven, 1995, p. 11
[235] De Vos (Luc). Op. Cit., p. 13
[236] Van de Meersche (Paul). Internationale politiek 1945-2001. Feiten en interpretaties. Leuven / Leusden, Acco, 2002, p. 18-21 ; De Vos (Luc). Op. Cit., p. 18
[237] Van de Meersche (Paul). Op. Cit., p. 24
[238] Van Rossem (Maarten). De Verenigde Staten in de Twintigste Eeuw. Den Haag, Sdu, 2001, p. 162-163 ; Van de Meersche (Paul). Op. Cit., p. 32
[239] Van Rossem (Maarten). Op. Cit., p. 164
[240] Van Rossem (Maarten). Op. Cit., p. 164 ; Van de Meersche (Paul). Op. Cit., p. 23 ; De Vos (Luc). Op. Cit., p. 28
[241] Van Rossem (Maarten). Op. Cit., p. 165 ; Van de Meersche (Paul). Op. Cit., p. 29 ; Demullier (Luc) & Heirman (André)1. Op. Cit., p. 247 ; Hobsbawn (Eric). Op. Cit., p. 269
[242] Van de Meersche (Paul). Op. Cit., p. 29-31 ; De Vos (Luc). Op. Cit., p. 41-42
[243] Van de Meersche (Paul). Op. Cit., p. 29-32 ; Van Rossem (Maarten). Op. Cit., p. 169-171 ; De Vos (Luc). Op. Cit., p. 42-44
[244] Van de Meersche (Paul). Op. Cit., p. 34-45 ; De Vos (Luc). Op. Cit., p. 46-47
[245] Van de Meersche (Paul). Op. Cit., p. 45-48 ; Demullier (Luc) & Heirman (André)1. Op. Cit., p. 255 ; Van Rossem (Maarten). Op. Cit., p. 177 ; De Vos (Luc). Op. Cit., p. 48-49 ; Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 361-366
[246] Van de Meersche (Paul). Op. Cit., p. 48
[247] Hobsbawn (Eric). Op. Cit., p. 66 ; Vandewalle (G.). Op. Cit., p. 123
[248] Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 334-335, 352
[249] Van Rossem (Maarten). Op. Cit., p. 161 ; Kroniek van de 20e eeuw. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1991, p. 552
[250] Demullier (Luc) & Heirman (André)1. Op. Cit., p. 243
[251] Demullier (Luc) & Heirman (André)1. Op. Cit., p. 243 ; Kroniek van de 20e eeuw. Op. Cit., p. 554
[252] Demullier (Luc) & Heirman (André)1. Op. Cit., p. 248 ; De Vos (Luc). Op. Cit., p. 34 ; Kroniek van de 20e eeuw. Op. Cit., p. 565-566 ; Bikini. Op : Winkler Prins Encarta encyclopdedie 2001
[253] Hobsbawn (Eric). Op. Cit., p. 269 ; Van Rossem (Maarten). Op. Cit., p. 178 ; De Vos (Luc). Op. Cit., p. 58
[254] Demullier (Luc) & Heirman (André)2. Op. Cit., p. 274
[255] Hobsbawn (Eric). Op. Cit., p. 625-626 ; Demullier (Luc) & Heirman (André)2. Op. Cit., p. 276
[256] Hobsbawn (Eric). Op. Cit., p. 272-273
[257] Hobsbawn (Eric). Op. Cit., p. 275-276 ; Van de Meersche (Paul). Op. Cit., p. 29-30
[258] Van Rossem (Maarten). Op. Cit., p. 191
[259] Van Rossem (Maarten). Op. Cit., p. 191-192
[260] Van Rossem (Maarten). Op. Cit., p. 179
[261] Van Rossem (Maarten). Op. Cit., p. 192
[262] Van Rossem (Maarten). Op. Cit., p. 194
[263] Hobsbawn (Eric). Op. Cit., p. 269 ; De Vos (Luc). Op. Cit., p. 52-53
[264] De Vos (Luc). Op. Cit., p. 54-57 ; Van Rossem (Maarten). Op. Cit., p. 179
[265] In de periode van de stemming was de Sovjetunie (die normaal gezien vetorecht had) afwezig in de veiligheidsraad, om haar eis tot erkenning van de Chinese Voksrepubliek kracht bij te zetten.
[266] Luykx (Theo) & Platel (Marc). Op. Cit., p. 464 ; Coolsaet (Rik). Op. Cit., p. 379
[267] Hobsbawn (Eric). Op. Cit., p. 256-260 ; De Vos (Luc). Op. Cit., p. 13
[268] Volledig overzicht hiervan in : De Bens (Els). De pers in België : het verhaal van de Belgische dagbladpers, gisteren, vandaag en morgen. Tielt, Lannoo, 2001, p. 63-68.
[269] Meestal op basis van de cjfers die weergegeven worden in "Radioscopie de la presse belge" (Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Radioscopie de la presse belge. Verviers, Marabout, 1975, 600 p.). De exacte referenties zijn weergegeven bij de situering van de kranten.
[270] De vermelde 25 000 exemplaren in de tabel zijn dan ook een eigen schatting.
[271] Voor een uitgebreide uitleg over deze vormen, zie verder.
[272] Reclamestrips zijn commerciële advertenties waarbij het product aangeprezen wordt door middel van een korte strip (meestal één strook). Ze werden niet opgenomen omdat dezelfde stroken ontelbare keren in allerlei kranten gepubliceerd worden én omdat het stripbeleid van een krant niets te maken heeft met het publiceren van reclame.
[273] Van Dale Handwoordenboek Hedendaags Nederlands. Utrecht / Antwerpen, Van Dale, 1990, p. 779
[274] Spreuwers (Vital). Vision de l'Afrique par les occidentaux à travers la bande dessinée de l'école de Marcinelle (Journal Spirou) de 1947 à 1968. Licentieverhandeling UCL, 1999, 176 p.
[275] De verhalen worden gekenmerkt door een sterke politieke inhoud over de volledige bestudeerde periode.
[276] Lefèvre (Pascal) & Baetens (Jan). Strips anders lezen. s.l., Sherpa / BCB, 1993, p. 18-19
[277] Lefèvre (Pascal) & Baetens (Jan). Op. Cit., p. 19 ; Groensteen (Thierry)1. Astérix, Barbarella & Cie. Somogy / CNBDI, 2000, p. 20
[278] Peeters (Benoît)2. La bande dessinée. Flammarion, 1993, p. 26-29 ; Dierick (Charles)2. Het Belgisch Centrum van het beeldverhaal. In : Dierick (Charles) (ed.). Het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal. Brussel / Tournai, La Renaissance du livre – Dexia, 2000, p. 56-57 ; Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Wordt vervolgd : Striplexicon der Lage Landen. Uttrecht / Antwerpen, Het Spectrum, 1979, p. 7-9
[279] Peeters (Benoît)2. Op. Cit., p. 68 ; Groensteen (Thierry)1. Op. Cit., p. 54
[280] Groensteen (Thierry)1. Op. Cit., p. 48
[281] Het is mij niet bekend of deze operatie op de krant gebeurde of bij het agenstschap.
[282] Deze twee termen werden in de jaren 1970 gelanceerd door de Nederlandse tekenaar Joost Swarte. (Van Gompel (Patrick) & Hendrickx (Ad). Strips, aha ! De wereld van het beeldverhaal. Antwerpen, Standaard, 1995, p. 34)
[283] Van Gompel (Patrick) & Hendrickx (Ad). Op. Cit., p. 34-35
[284] Van Gompel (Patrick) & Hendrickx (Ad). Op. Cit., p. 34-40
[285] Groensteen (Thierry)2. La mise en cause de Paul Winkler. In : Crépin (Thierry) & Groensteen (Thierry). "On tue à chaque page", la loi de 1949 sur les publications destinées à la jeunesse. Paris, Editions du temps, 1999, p. 54
[286] Groensteen (Thierry)1. Op. Cit., p. 71-73 ; Filippini (Henri), Glénat (Jacques), Martens (Thierry), Sadoul (Numa). Histoire de la bande dessinée en France et en Belgique. Grenoble, Glénat, 1979, p. 19 ; Groensteen (Thierry)2. Op. Cit., p. 53-60
[287] Crépin (Thierry). "Haro sur le gangster !" La moralisation de la presse enfantine 1934-1954. Paris, CNRS Editions, 2001, p. 397
[288] Matena (Dick). Interview van Marten Toonder. In : Stripschrift, nr. 289 (jg. 29, nr. 2), p. 7 ; Wassington (Martin). Over de prijs worden we het wel eens. In : Stripschrift, nr. 111, mei 1978, p. 25-27. De Zwaan zou later zijn eigen agentschap oprichten, los van de Toonder-Studio's, het "Swan Features Syndicate". De aangehaalde werkwijze wijst dan ook op zijn hele loopbaan en niet specifiek op de bestudeerde periode.
[289] Om de strips aan de redacties voor te stellen, bestonden er bundels met voorbeeldstroken. De strips werden daarvoor vertaald in het Engels. (Van Eijck (Rob). Eric de Noorman historisch belicht. In : Kresse (Hans G.). Eric de Noorman, volledige werken, deel 2. 's Gravenhage, Panda, 2000, p. 7)
[290] Wassington (Martin). Op. Cit., p. 27
[291] Matena (Dick). Op. Cit., p. 7
[292] Wassington (Martin). Op. Cit., p. 25-27
[293] Toonder (Marten)1. Autobiografie. Amsterdam, De Bezige Bij, 1998, p. 964
[294] Toonder (Marten)1. Op. Cit., p. 863-864
[295] Matena (Dick). Op. Cit., p. 13
[296] Toonder (Eiso). Uit het familiearchief. In : Toonder (Marten). Heer Bommel, Volledige werken, De Dagbladpublicaties, Band 5. 's Gravenhage, Panda, 1998, p. 9
[297] Van Eijck (Rob). Op. Cit., p. 9
[298] Matena (Dick). Op. Cit., p. 11
[299] Stripfilm. Op : (21/4/2003) ; Nederlandse stripgeschiedenis na 1945, opbloei. Op : (21/4/2003)
[300] Smet (Jan) e.a. Bob De Moor. Turnhout, De Warande, 1989, p. 5, 23-27 ; Bob De Moor. In : De Maesschalck (Edward). Ten huize van …. Brussel, BRT, 1991, p. 42-43 ; De Laet (Danny) & Varende (Yves). De zevende kunst voorbij : geschiedenis van het beeldverhaal in België. Brussel, Ministerie van Buitenlandse Zaken, 1979, p. 120-121 ; De Laet (Danny)1. De Vlaamse stripauteurs. Antwerpen, De Dageraad, 1982, p. 39-40
[301] De Bens (Els). Op. Cit., p. 309-310 ; Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Radioscopie de la presse belge. Verviers, Marabout, 1975, p. 182-192 ; Maertens (Albert). 100 jaar Het Laatste Nieuws. In : De Vlaamse Gids, jan-feb 1988, jg. 72, deel 1, p. 32-38 ; Bracke (Nele)2. Het Laatste Nieuws. In : NEVB, Op. Cit, p. 1763-1764
[302] HLN, berichten op 1/1/1948, p. 1 & 1/1/1950, p. 1 (vastgesteld door een gerechtsdeurwaarder)
[303] Amerikaanse stripauteur, geboren in 1865. Het personage Rikske (in de oorspronkelijke versie Henry) creëerde hij in 1932 en twee jaar later maakte hij er een stripreeks van. In 1942 werd hij door ziekte langzaam aan verplicht de reeks door te geven aan zijn assistenten Don Trachte en John Liney. Anderson stierf in 1948. (Gaumer (Patrick)1. Dictionnaire mondial de la Bande Dessinée. Larousse, 1998, p. 20-21 ; Horn (Maurice)1 (ed.). 100 years of American newspaper comics. NY, Gramercy Books, 1996, p. 144-145). Het is niet duidelijk of de stroken in Het Laatste Nieuws nog van Anderson zelf zijn, of van zijn opvolgers.
[304] In de eerste strook is wel een handtekening te zien, maar die is totaal onleesbaar. Het verhaal blijkt echter van de hand van de Nederlander Piet van Elk te zijn en werd oorspronkelijk in 1942 gepubliceerd onder de titel "Avonturen van Ridder Rudolf en de Verdwenen Scepter".
[305] Hans G. Kresse. Op : (19/5/2006) ; Eric de Noorman en de anderen uit het werk van Hans G. Kresse. 's Gravenhage, Panda, 1998, p. 32
[306] Mogelijk is één of andere Scandinavische krant Het Laatste Nieuws nog voor, maar dit is totaal niet zeker. (Van Eijck (Rob). Eric de Noorman historisch belicht. In : Kresse (Hans G.). Eric de Noorman, volledige werken, deel 2. 's Gravenhage, Panda, 2000, p. 7-8). De eerste publicatie in Het Laatste Nieuws zorgde er ook voor dat deze krant de deadline voor het leveren van de stroken bepaalde, en Kresse durfde wel eens te laat zijn. Rob Van Eijck schrijft hierover : "Bekend is het verhaal dat zijn echtgenote regelmatig met de nieuwste stroken naar Het Laatste Nieuws in Brussel moest reizen, terwijl Hans Kresse zelf tegelijkertijd de teksten dicteerde. Ook in de nagelaten correspondentie is het te laat inleveren van strips een voortdurend terugkerend thema." (Van Eijck (Rob). Op. Cit., p. 22)
[307] Van Eijck (Rob). Op. Cit., p. 17
[308] Christiaen (Henri). Een rijk en boeiend stripverleden. In : Albert Maertens : sociaal bewogen & liberaal. Gent, Liberaal Archief, 2001, p. 151-155
[309] HLN, aankondiging op 12/4/1947, p. 1
[310] Amerikaanse stripauteur, geboren in 1907. In de jaren 1920 begon hij met het maken van illustraties en in het begin van de jaren 1930 begon hij strips te publiceren, waaronder de bekende reeks "Terry and the pirates". Zijn Steve Canyon startte op 19 januari 1947 in de Amerikaanse pers. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 137-138 ; Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 357-358)
[311] Tijdens de publicatie van een verhaal, is er ook wel ergens een recensie te zien.
[312] Uitgebreide informatie over de Nederlandse auteur Marten Toonder volgt in het deel over Het Volk.
[313] In Het Laatste Nieuws worden tot eind 1950 de verhalen 1 tot 6 en 14 tot 18 gepubliceerd. Hierdoor loopt de krant eerst dertien maanden, en na de sprong twee maanden achter op de publicatie in de Nederlandse pers.
[314] Marten Toonder. Panda en de meester-geleerde. (HLN, 20/12/1950)
[315] Adamson werd in het leven geroepen door de Zweedse auteur Oscar Jacobson. Bij zijn dood in 1945 werd de reeks verdergezet door zijn Deense collega Viggo Ludvigsen. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 5-6)
[316] Nederlandse stripauteur, geboren in 1914. Lensen was één van de eerste medewerkers van Marten Toonder en werkte onder andere mee aan Tom Poes. De reeks "Sim en Pans" verscheen oorspronkelijk in Tom Poes Weekblad. (Wim Lensen. Op : - 19/5/2003)
[317] Christiaen (Henri). Op. Cit., p. 155. H. Cristiaen heeft mij in een e-mail bevestigd dat de reden voor de weigering (waarover hij in het artikel zeer vaag blijft) de oorlogsproductie van Vandersteen is. Hij zou namelijk niet al te zuivere tekeningen en cartoons gepubliceerd hebben in de collaboratiepers. En aangezien er bij Het Laatste Nieuws nogal wat mensen van het verzet rondliepen, werd een zeer kritische houding aangenomen. (e-mail van Henri Christiaen, 9/10/2002). Over Vandersteen meer informatie in het deel over De Nieuwe Standaard.
[318] De Bens (Els). Op. Cit., p. 287-289 ; Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p.12-22 ; Gijs (Inge). 100 jaar Gazet van Antwerpen. Antwerpen, De Vlijt, 1991, p. 75-81, 169 ; Durnez (Gaston)4. Gazet van Antwerpen. In : NEVB, Op. Cit., p. 1234-1235
[319] Donald Duck is in de Disney-studio's als tekenfilmpersonage ontstaan in 1934 en werd in het midden van de jaren 1930 de meest populaire Disney-figuur. Dagstroken in de kranten doken op vanaf 1938 en werden getekend door Al Taliaferro op scenario's van Bob Karp. (Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 102-103 ; Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 244-245)
[320] Walt Disney. Donald Duck. (GvA, 1/5/1946)
[321] GvA, aankondiging op 27/7/46, p. 1
[322] Gijs (Inge). Op. Cit., p. 137
[323] De Deense tekenaar Henning Dahl Mikkelsen werd geboren in 1915. Hij ging in de leer bij een schilder en werkte in een animatiestudio. In 1935 verhuisde hij naar Londen en in 1937 ontwierp hij zijn reeks Ferd'nand. Na de Tweede Wereldoorlog vestigde hij zich in de Verenigde Staten, waar zijn strip enorm populair werd. (Mik. Op : - 22/4/2003 ; Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 116-117 ; Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 293)
[324] Gijs (Inge). Op. Cit., p. 137-138
[325] Gazet van Antwerpen heeft geen traditie van aankondigingen. Het plaatsen van de eerste aflevering van Kappie vervangt dus de traditionele aankondiging van andere kranten.
[326] Matla (Hans)1. Bommelkatalogus : bibliografie van het werk van Marten Toonder. 's Gravenhage, Panda, 1988, p. 221
[327] Marten Toonder. Kappie en de gouden hamer. (GvA, 9/1/1948)
[328] Idem. Kappie en de vliegende schijf. (GvA, 14/8/1950)
[329] Idem. Kappie en de kolen-lading. (GvA, 30/9/1950)
[330] Idem. Kappie en de Zee-Fung. (GvA, 8/12/1950)
[331] Idem. Kappie en het geheim van de aardlaag. (GvA, 31/5/1948)
[332] Idem. Kappie en de vreemde klok. (GvA, 7/5/1949 & 9/5/1949)
[333] Idem. Kappie en het geheim van de aardlaag. (GvA, 6/8/1947, 7/8/1947 & 6/7/1948) ; Kappie en de vliegende Hollander. (GvA, 30/12/48) ; Kappie en de zeewedstrijd. (Gva, 15/9/1949).
[334] Alfred Leonardus Mazure, in 1914 in Nijmegen geboren, was zowel (strip)tekenaar, schrijver, kunstschilder, illustrator en filmer. Na al enkele strips gepubliceerd te hebben in de jaren 1930, schiep hij in 1940 zijn figuur Dick Bos, waarvan de eerste 28 verhalen nog tijdens de Tweede Wereldoorlog in boekvorm verschenen. (Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 174 ; Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 533-534)
[335] Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 335-339 ; Durnez (Gaston)8. Le Matin. In : NEVB, Op. Cit., p. 2012
[336] Copyright : "Inédit – Copyright Le Matin Tous droits réservés" ; Franse teksten in het decor ; reeks en auteur zijn verder onbekend.
[337] LM, aankondiging op 21/9/1946, p. 2
[338] Aleksas Stonkus, door Henri Filippini beschreven als een "dessinateur mystérieux". Het werk van Stonkus is tussen 1928 en 1950 in Franse publicaties verschenen. (Filippini (Henri)1. Dictionnaire encyclopédique des héros et auteurs de BD, Vol. I. Grenoble, Glénat, 1998, p. 773 ; Groensteen (Thierry)1. Op. Cit., p. 52 & 60)
[339] De Amerikaanse auteur Otto Messmer, geboren in 1892, schiep het personage in 1919 als tekenfilmfiguur voor de tekenfilmstudio's van Pat Sullivan. In 1923 maakte hij er een stripversie van. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 292-293 ; Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 115-116 ; Otto Messmer. Op : - 22/4/2003) Verdeling Opera Mundi.
[340] Geen auteur of copyright vermeld. De reeks is in de literatuur verder onbekend, zodat ze misschien origineel is.
[341] Zie Gazet van Antwerpen.
[342] Deze reeks heeft ook in enkele Franse kranten gestaan, maar de auteur ervan is onbekend. (Beyrand (Alain) (red.). De Lariflette à Janique Aimée. Catalogue encyclopédique des bandes horizontales françaises dans la presse adulte de 1946 à 1975. Tours, Pressibus, 1995, p. 907) Verdeling door Presse-Services.
[343] Zie Het Laatste Nieuws.
[344] LM, aankondiging op 12/2/1949, p. 4
[345] Jean Leo, geboren in 1922, was zowel tekenaar als journalist. De reeks Oscar verscheen vanaf 1947 in de Franse krant "Le Parisien Libéré". (Beyrand (Alain) (red.). Op. Cit., p. 591 ; Filippini (Henri)1. Op. Cit., p. 729)
[346] Voluit : "Copyright A.B. Algas Konst. & Bokforlag, STHLM".
[347] Lennart Ek. Fred Sander. (LM, 22/1/1948, 27/1/1948 & 5/2/1948)
[348] Deze reeks werd in 1933 in het leven geroepen door de tekenaar Charlie Schmidt en de scenarist Eddie Sullivan. Een jaar later werd ze verdeeld door KFS en kreeg ze de naam Radio Patrol. Deze politieserie werd door een dalend succes stopgezet in december 1950. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 652 ; Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 321-322 ; Charlie Schmidt. Op : - 22/4/2003)
[349] Charlie Schmidt. Radio Patrol, Les crimes sans châtiment de l'"Esprit". (LM, 9/6/1949)
[350] Idem. Radio Patrol, Pinky tombe amoureux. (LM, 12/10/1949)
[351] Idem. Radio Patrol, La revanche de l'étranger. (LM, 30/6/1948)
[352] Idem. Radio Patrol, Le plastique début. (LM, 3/7/1950)
[353] Idem. (LM, 14/7/1950 & 15/7/1950)
[354] LM, aankondiging op 21/6/1948, p. 2. Zoals al aangegeven, is de auteur van "Radio Patrol" Charlie Schmidt.
[355] De auteurs van Monsieur Durant, Narcisse en Fred Sander worden in de titel vermeld.
[356] De Bens (Els). Op. Cit., p. 324-325 ; Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 41-44 ; Vermandere (Martine). Volksgazet. In : NEVB, p. 3534-3537 ; Balthazar (Herman). 100 jaar dagblad Vooruit. In : Amsab-tijdingen, 1984-1985, jg. III, 1-2, p. 19
[357] Amerikaans stripauteur, geboren in 1905. In 1929 ging hij in de Disney-tekenfilmstudio's werken, tot Walt Disney hem in 1930 aanbood om de dagstrips van Mickey Mouse te tekenen. Tot zijn pensioen in 1975 zou hij meer dan 15.000 stroken van deze figuur tekenen. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 358-359 ; Floyd Gottfredson. Op : - 29/4/2003)
[358] Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 543-544 ; Horn (Maurice)1. Op. Cit., p. 200-201
[359] Tabellen terug te vinden op de Deense website INDUCKS ( - 29/4/1950)
[360] Walt Disney. Mickey als speuragent. (VG, 5/9/1946 – 24/1/1947)
[361] Idem. Avonturen van Mickey en Oscar. (VG, 15/9/1949 - 28/11/1949)
[362] Idem. Mickey leert een vak. (VG, 5/3/1947)
[363] Idem. Mickey op walvisvangst. (VG, 20/10/1948 – 4/3/1949)
[364] Idem. Mickey leert een vak. (VG, 25/1/1947 – 7/7/1947)
[365] Idem. Mickey als schattenspeurder. (VG, 23/2/1948 – 6/7/1948)
[366] Idem. Mickey en Zorro. (VG, 29/11/1949 - 26/9/1950)
[367] Idem. Mickey en de dictator. (VG, 8/7/1947 - 14/10/1947)
[368] Idem. Mickey en het atoomgeheim. (VG, 15/10/1947 – 21/2/1948)
[369] Zie La Dernière Heure.
[370] Idem. Mickey en de dictator. (VG, 8/7/1947 – 14/10/1947)
[371] Idem. Avonturen van Mickey en Zorro. (VG, 29/6/1950)
[372] Idem. (VG, 24/9/1950)
[373] Idem. Mickey Mouse tegen het Ijzeren Masker, str. 4 (VG, 30/9/1950)
[374] Idem, str. 5 (VG, 2/10/1950)
[375] Idem, str. 6 (VG, 3/10/1950)
[376] Idem, str. 17 (VG, 16/10/1950)
[377] Idem, str. 21 (VG, 20/10/1950)
[378] Idem, str. 25 (VG, 25/10/1950)
[379] Idem, str. 35 (VG, 6/11/1950)
[380] Idem, str. 51 (VG, 24/11/1950)
[381] Idem, str. 53 (VG, 27/11/1950)
[382] Idem, str. 57 (VG, 1/12/1950)
[383] Idem, str. 58 (VG, 2/12/1950)
[384] Zie context ; De Vos (Luc). De Koude Vrede, Koude Oorlog en dekolonisatie 1945-1963. Tielt, Lannoo, 1988, p. 13 e.v. ; Vandenberghe (Yvan). België en het buitenland. In : Huyse (Luc) & Hoflack (Kris). De democratie heruitgevonden. Leuven, 1995, p. 204
[385] Dictionnaire biographique illustré des artistes en Belgique depuis 1830. Bruxelles, Arto, 1995, p. 110
[386] De Bens (Els). Op. Cit., p. 295 ; Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 508-510 ; Durnez (Gaston)5. Het Belang van Limburg. In : NEVB. Op. Cit., p. 429-430
[387] Na verloop van tijd wordt overgeschakeld op het grote krantenformaat, ongeveer 40 op 60 cm.
[388] HBvL, aankondiging op 16/9/1945, p. 1
[389] Kousemaker (Evelien & Kees). Op. Cit., p. 195 ; Piron (Paul). Op. Cit., p. 1105
[390] Hendrik Prijs was naast schrijver ook voorzitter van een Limburgse kunstenaarskring.
[391] Brief van Anne-Marie Prijs (30 april 2003).
[392] Slechts een viertal kranten starten vroeger.
[393] Gay (Annie). Vrouwelijke stripauteurs in België (2 delen). Licentieverhandeling Kunstgeschiedenis & Archeologie VUB, 1989-1990, p. 20
[394] Anne-Marie Prijs. De avonturen van Nantje en Jetje Pek en van hun hondje Zip, str. 1 (HBvL, 17/9/1945)
[395] Idem, str. 15 (HBvL, 5/10/1945)
[396] Idem, str. 23 (HBvL, 20/10/1945)
[397] Idem, str. 24 (HBvL, 22/10/1945)
[398] Idem, str. 25 (HBvL, 23/10/1945)
[399] Idem, str. 25 (HBvL, 23/10/1945)
[400] Idem, str. 25-26 (HBvL, 23/10/1945 & 24/10/1945)
[401] Idem, str. 27 (HBvL, 25/10/1945)
[402] Idem, str. 30 (HBvL, 29/10/1945)
[403] Idem, str. 33 (HBvL, 31/10/1945)
[404] Idem, str. 35 (HBvL, 3/11/1945)
[405] Idem, str. 39 (HBvL, 9/11/1945)
[406] Idem, str. 41 (HBvL, 11/11/1945)
[407] Idem, str. 71 (HBvL, 22/12/1945)
[408] Idem, str. 71-72 (HBvL, 22/12/1945 & 27/12/1945)
[409] Idem, str. 80 (HBvL, 11/1/1946)
[410] Idem, str. 85 (HBvL, 19/1/1946)
[411] Idem, str. 86 (HBvL, 21/1/1946)
[412] BNB : "brede patriottische verzetsbeweging, vooral actief in de sluikpers. De beweging stond voral sterk in administratie, gerecht en bij de politie." (Lagrou (Pieter)2. Verzet en naoorlogse politiek. In : Huyse (Luc) & Hoflack (Kris). De democratie heruitgevonden. Leuven, 1995, p. 67)
[413] De tekeningen zijn te klein, te schematisch en te onduidelijk om iets zinnigs te kunnen zeggen over het uiterlijk van de Duitsers.
[414] Idem, str. 18 & 52 (HBvL, 9/10/1945 & 29/11/1945). Elders ook een kruis aan de muur (str. 44 - 17/11/1945) en een vrouw die een kaars opsteekt (str. 32 - 31/10/1945).
[415] Anne-Marie Prijs. De Stradivarius van Professor Polsky, str. 36 & 45 (HBvL, 22/3/1946 & 8/4/1946)
[416] Saerens (Lieven). Antisemitisme. In : NEVB. Op. Cit., p. 310-311
[417] Verder onbekend, "Copyright Studio Vox".
[418] De enige vermelding is "Copyright by Ranch". De teksten in het decor zijn in het Frans.
[419] Zie Gazet van Antwerpen.
[420] Zie Het Laatste Nieuws.
[421] HBvL, aankondiging op 4/6/1949, p. 1
[422] De Bens (Els). Op. Cit., p. 350-352 ; Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 148-158
[423] Pseudoniem van Robert Velter. Deze Franse stripauteur werd geboren in 1909 en was in de jaren 1930 al actief in de stripwereld. Onder zijn pseudoniem Rob-Vel schiep hij in 1938 het personage Spirou voor Uitgeverij Dupuis. Vanaf 1946 tekent hij onder andere M. Subito voor Opera Mundi. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 673-674)
[424] Rip Kirby verscheen voor het eerst in 1946 en is daarmee een late creatie van Alex Raymond. Deze Amerikaanse auteur, geboren in 1909, had tijdens het interbellum al ruime bekendheid verworven met zijn reeksen Flash Gordon, Jungle Jim en Secret Agent X-9. Zijn bekendheid zorgde ervoor dat hij van KFS carte blanche kreeg om Rip Kirby te ontwerpen. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 657-658, 669 ; Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 328-329)
[425] De publicatie wordt op 13/11/1946 bruusk afgebroken, zonder dat het verhaal ten einde is.
[426] LS, aankondiging op 29/10/1946, p. 1
[427] Le Soir publiceert de verhalen 1 tot 3, 5 tot 18 en 21 tot 31.
[428] Publicatie in Le Soir van 5/11/1946 tot 12/2/1947. De oorspronkelijke publicatie in de Nederlandse pers liep van 27/12/1945 tot 11/4/1946. (Matla (Hans)1. Op. Cit., p. 221)
[429] Marten Toonder. Cappi et les drôles de pirates. (LS, 14/12/1946)
[430] Idem. (LS, 29/12/1946)
[431] Idem. (LS, 17/12/1946)
[432] Idem. (LS, 24/12/1946)
[433] Idem. (LS, 9/1/1947)
[434] Zie Het Laatste Nieuws.
[435] Milton Caniff. Steve Canyon. (LS, 31/8/1947)
[436] Idem. (LS, 16/11/1947)
[437] Idem. (LS, 18/11/1947)
[438] Idem. (LS, 12/12/1947)
[439] Oncle Remus raconte l'histoire de Jeannot le petit lapin. In Het Laatste Nieuws onder de titel "Melodie van het Zuiden". Le Soir publiceert een veel langere versie van het verhaal dan haar Vlaamse collega.
[440] Walt Disney. Oncle Remus raconte … (LS, 24/4/1949)
[441] Idem. (LS, 22/6/1949)
[442] Van Eijck (Rob). Op. Cit., p. 20-21
[443] Amerikaans stripauteur, geboren in 1900. De eerste stroken van "The Little King" verschenen in 1934 in de Amerikaanse pers. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 724)
[444] "Rasmus a été crée par l'artiste Danois M. Jorgen Clevin. Agé de 28 ans, il est instituteur dans une école primaire de Copenhague et très aimé de ses élèves. C'est une fête quand M. Clevin raconte et dessine une des aventures de Rasmus sur le tableau noir." (LS, aankondiging op 17/7/1949, p. 1)
[445] LS, aankondiging op 16/7/1949, p. 1
[446] Auteurs van Roy Rogers zijn de broers Chuck en Tom (Al) McKimson (Le Soir heeft dus een klein foutje gemaakt bij de transscriptie van de familienaam). De reeks startte op 2 december 1949 in de Amerikaanse pers en is gebaseerd op een film. (Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 332-333)
[447] LS, korte voorstelling door Paul Caso, 11/12/1948, p. 14
[448] Belgische tekenaar en illustrator, geboren in 1921. Huens verwierf grote bekendheid met zijn illustraties van de Historia-reeks "'s Lands Glorie". (Piron (Paul). De Belgische Beeldende Kunstenaars uit de 19de en 20ste eeuw. Brussel, Art in Belgium, 1999, p. 712)
[449] Pseudoniem van Claude Vanderhaeghe, Belgische tekenaar-graficus-schilder, geboren in 1916. (Piron (Paul). Op. Cit., p. 885)
[450] Belgische schilder, tekenaar en graficus, geboren in 1911. (Piron (Paul). Op. Cit., p. 860)
[451] Pseudoniem van Léopold Van Roy, Belgische schilder geboren in 1921. (Piron (Paul). Op. Cit., p. 1474)
[452] Pseudoniem van Pierre Culliford, Belgische stripauteur, geboren in 1928. Peyo zou later wereldberoemd worden met zijn Smurfen. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 617)
[453] Publiceert ook in La Lanterne, zie het deel over deze krant.
[454] Zie het deel over Le Drapeau Rouge.
[455] Durnez (Gaston). De Standaard. In : NEVB, Op. Cit., p. 2840-2844 ; De Bens (Els). Op. Cit., p. 241-245 ; Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 256-262
[456] Durnez (Gaston)1. De Standaard, het levensverhaal van een Vlaamse krant, 1914-1948. Tielt, Lannoo, 1985, p. 506
[457] Durnez (Gaston)1. Op. Cit., p. 512-514
[458] Durnez (Gaston)1. Op. Cit., p. 485-532
[459] Durnez (Gaston)1. Op. Cit., p. 532
[460] La Lanterne begint vroeger, maar moet haar strippublicatie na een tijdje onderbreken.
[461] DNS, aankondiging op 29/3/1945, p. 4
[462] In Het Nieuwsblad verschijnen merkwaardig genoeg veel minder Snoek-gags.
[463] Zijn activiteiten bij de scouts zouden later invloed hebben op zijn werk : zo komen waarden als trouw, vriendschap, eerlijkheid, respect voor de natuur, … veelvuldig voor in zijn verhalen. (Van Hooydonck (Peter)4. Suske & Wiske 50 jaar. Antwerpen, Standaard, 1995, p. 20)
[464] Van Hooydonck (Peter)1. De Bruegel van het beeldverhaal - Biografie Willy Vandersteen. Antwerpen, Standaard, 1994, p. 9-14
[465] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 15-21
[466] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 23-24
[467] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 24
[468] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 25-39
[469] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 25-28 ; Smits (Jean)1. Tekenaars in de collaboratiepers : Kaproen. In : Brabant Strip Magazine, nr. 59 (1998/6), p. 16 ; Vranken (Patrick)7. De voorzichtige Vandersteen, deel 5 : Vroeger was hij zeer Vlaamsgezind. In : BSM , nr. 59 (1998/6), p. 25-27. Andere aangevoerde argumenten zijn het "gat" in de officiële carrière van Vandersteen en de tekenstijl. Hoewel hij er in zijn Vandersteen-biografie met geen woord over rept, is ook Peter Van Hooydonck vrij zeker van het samenvallen van Kaproen en Vandersteen. (De Schuyteneer (Jeroen). De eigentijdse samenleving in de Vlaamse School. Licentieverhandeling geschiedenis RUG, 1999-2000, p. 29)
[470] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 43-67 ; De Laet (Danny) & Varende (Yves). Op. Cit., p. 114
[471] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 41
[472] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 47. In een artikel in zijn tijdschrift De TufTufclub is Van Hooydonck wat genuanceerder, daar schrijft hij over Rikki en Wiske : "… en het succes bij het publiek was redelijk groot, maar niet wereldschokkend." (Van Hooydonck (Peter)3. De Tuftufclub, tijdschrift over het werk van Willy Vandersteen. Wilrijk, 't Vlaams Stripcentrum, okt 1996, nr. 1, p. 3)
[473] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 35-60
[474] Vranken (Patrick)2. De voorzichtige Vandersteen. In : Brabant Strip Magazine , nrs. 51/53/55/57bis/59, 1997/1998. Besprekingen van De Bokkenrijder, De Mottenvanger, en enkele verhalen in verband met de Koningskwestie.
[475] De Schuyteneer (Jeroen). Op. Cit. De grote zwakte van de thesis van De Schuyteneer is dat hij voor zijn analyse van de eerste verhalen gebruik gemaakt heeft van de (opgekuiste) herdrukken. Daardoor gaan redelijk wat interessante elementen verloren. Zeer interessant zou zijn om eens na te gaan wat er precies "gecensureerd" werd en wat niet en wanneer dat gebeurde.
[476] Willy Vandersteen. De avonturen van Rikki en Wiske, str. 18 (DNS, 18/4/1945)
[477] Idem, str. 20 (DNS, 21/4/1945)
[478] Idem, str. 146 (DNS, 20/9/1945)
[479] Idem, str. 190-192 (DNS, 30/10/1945 & 31/10/1945)
[480] Idem, str. 207 (DNS, 21/11/1945)
[481] Idem, str. 238 (DNS, 14/12/1945)
[482] Ook het feit dat Rikki, Wiske en Sidonie bij hun terugkeer met de rakettank vanuit Chocowakije België binnenrijden, kan op Duitsland wijzen.
[483] De namen klinken niet alleen Russisch, sommige zijn ook vrij "belachelijk" : "Pastillekenowitz", "Naaszinski", … (Idem, str 82 - DNS, 30/6/1945 & str. 79 - DNS, 29/6/1945)
[484] "-tchtka", "-owitz", "-sko", ...
[485] Idem, str. 64 (DNS, 13/6/1945)
[486] Idem, str. 65 (DNS, 16/6/1945)
[487] Idem, str. 216 (DNS, 27/11/1945)
[488] J. De Schuyteneer wijst erop dat die haringen geen toeval zijn. Tijdens de winter van 1942-1943 zorgden "miraculeuze haringvangsten" voor de Belgische kust ervoor dat veel Belgen konden overleven. (Demullier (Luc) & Heirman (André). Het Nieuws van de XXste eeuw, deel 1 : 1900-1949. Gent, Het Volk/Scoop, 1998, p. 231). "Aardappelen en haring waren tijdens de laatste oorlogsjaren het voornaamste voedsel geworden van de Belgische arbeidersklasse.", schrijft G. Vandewalle. (Vandewalle (G.). Op. Cit., p. 116)
[489] Idem, str. 203 (DNS, 15/11/1945)
[490] Een krant kostte toen 1 frank.
[491] Rikki verdwijnt voor het eigenlijke verhaal begint. In de aankondigingsstroken van het verhaal wordt een lopende Rikki afgebeeld, die moet gaan aanschuiven voor een schoenbon. "En we hebben hem dus moeten vervangen door Suske", voegt Vandersteen eraan toe. (DNS, aankondigingsstroken, 19/12/1945)
[492] Willy Vandersteen. Op het eiland Amoras, str. 19 (DNS, 4/1/1946)
[493] Idem, str. 141 (DNS, 22/3/1946)
[494] Idem, str. 161 (DNS, 4/4/1946)
[495] Idem, str. 179 (DNS, 17/4/1946)
[496] Idem, str. 179 (DNS, 17/4/1946)
[497] Blaaskop geeft de pop Schalulleke terug, die hij gestolen had, waarop Wiske reageert : "Dank U Jef, alles is vergeven en vergeten ! Ik verleen genade !" (Idem, str. 207 – DNS, 6/5/1946)
[498] Idem, str. 214 (DNS, 9/5/1946)
[499] Idem, str. 219 (DNS, 13/5/1946)
[500] Zie verder de bespreking van "De Stalen Bloempot".
[501] Idem, str. 206 (DNS, 4/5/1946)
[502] Idem, str. 30 (DNS, 10/1/1946)
[503] Idem, str. 155 (DNS, 30/3/1946)
[504] Idem, str. 159 (DNS, 3/4/1946)
[505] Idem, str. 46 (DNS, 19/1/1946)
[506] Idem, str. 90 (DNS, 15/2/1946)
[507] Idem, str. 67 (DNS, 1/2/1946)
[508] Idem, str. 216 (DNS, 10/5/1946)
[509] Idem, str. 34 (DNS, 12/1/1946)
[510] Idem, str. 153-154 (DNS, 29/3/1946)
[511] Willy Vandersteen. De Sprietatoom, str. 47 (DNS, 14/6/1946)
[512] Idem, str. 51 (DNS, 17/6/1946)
[513] Reactie van de duivel : "Wat ?!? … Hoe durft ge ! Zelfs geen beetje zwarte markt "slam"! Buiten zeg ik u !… Ge denkt zeker dat de kolen hier op onze rug groeien !" (Idem, str. 214 – DNS, 20/9/1946)
[514] Idem, str. 218 (DNS, 23/9/1946)
[515] Idem, str. 220 (DNS, 24/9/1946)
[516] Idem, str. 223-224 (DNS, 26/9/1946)
[517] Idem, str. 225 (DNS, 27/9/1946)
[518] Idem, str. 226 (DNS, 27/9/1946)
[519] Idem, str. 5 (DNS, 18/5/1946) Een koppel Kempense boeren ligt al in bed als ze op de deur horen kloppen. De vrouw zegt snel tegen haar man : "Korneel ! de controleurs ! Steek de patatten weg !"
[520] Idem, str. 37 (DNS, 7/6/1946), str 121 (DNS,27/7/1946). Sidonie geeft haar "vleesrantsoen van deze maand" aan Vitamitje. En even verder zijn rantsoenzegels nodig om Vitamitje te voeden.
[521] Idem, str. 98 (DNS,13/7/1946) Een politieagent die net verkleind is door Savantas : "'t Is nog niet genoeg dat mijn pree zo klein is, nu moet die vlegel mij nog verkleinen ook !"
[522] Idem, str. 151 (DNS, 14/8/1946)
[523] Idem, str. 5 (DNS, 18/5/1946)
[524] Idem, str. 6 (DNS, 18/5/1946)
[525] Willy Vandersteen. De Vliegende Aap, str. 216 (DNS, 10/2/1947)
[526] Idem, str. 215 (DNS, 10/2/1947)
[527] Idem, str. 82 (DNS, 19/11/1946). Victor Leemans, in augustus 1940 door de Duitsers benoemd tot secretaris-generaal van economische zaken. (Gevers (Lieve), Willemsen (Arie W.) & Witte (Els). Geschiedenis van de Vlaamse Beweging. In : NEVB, Op. Cit., p. 35-86 ; Balthazar (Herman). België onder de Duitse bezetting, 10 mei 1940 – 8 september 1944. In : Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 15. Haarlem, Fibula – Van Dishoeck, 1982, p. 38)
[528] Idem, str. 97 (DNS, 28/11/1946)
[529] Idem, str. 98 (DNS, 28/11/1946) De beschaving wordt verder ook nog eens vermeld. Nadat ze een krokodil verslagen heeft, zegt Wiske "Die zal zich wel twee maal bedenken eer hij nog eens een beschaafd mens aanvalt !" (Idem, str. 112 – DNS, 6/12/1946)
[530] Idem, str. 184 (DNS, 22/1/1947)
[531] Idem, str. 212 (DNS, 7/2/1947)
[532] Willy Vandersteen. De Zwarte Madam, str. 28 (DNS, 1/3/1947)
[533] Idem, str. 217 (DNG, 1/7/1947)
[534] Idem, str. 217 (DNG, 1/7/1947)
[535] Idem, str. 67 (DNS, 25/3/1947)
[536] Idem, str. 139 en 141 (DNG, 8/5/1947 & 9/5/1947)
[537] Idem, str. 143 (DNG, 12/5/1947)
[538] Idem, str. 152 (DNG, 17/5/1947)
[539] De Schuyteneer (Jeroen). Op. Cit., p. 40
[540] Idem, str. 211 (DNG, 27/6/1947)
[541] Idem, str. 205 (DNG, 23/6/1947)
[542] Idem, str. 210 (DNG, 25/6/1947)
[543] Idem, str 77 (DNS, 31/3/1947)
[544] Idem, str 83 (DNS, 3/4/1947)
[545] Opmerking van Wiske : "Trek uw jas uit, Lambik ! De textielwaren zijn toch vrij !" (Idem, str 70 - DNS,. 26/3/1947)
[546] Idem, str 89 (DNS, 8/4/1947)
[547] Idem, str 211 (DNG, 27/6/1947)
[548] Als Wiske voor de eerste keer de lading Corned Beaf in het schip van de spoken ziet, merkt ze op : "De Zwarte Madam heeft zeker met Amerikanen gesjacherd !" (Idem, str. 212 - DNG,. 27/6/1947)
[549] Durnez (Gaston)1. Op. Cit., p. 532
[550] Durnez (Gaston)1. Op. Cit., p. 558
[551] De twee kranten waren gevestigd in de Brusselse Zandstraat.
[552] Durnez (Gaston)1. Op. Cit., p. 558-559
[553] TVV, Advertenties op 3/4/1947, p. 1 en 7/4/1947, p. 1. Zie hiernaast voor de weergave van deze laatste.
[554] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., 71
[555] De Nieuwe Gids, 't Vrije Volksblad, De Standaard en Het Nieuwsblad
[556] Leidende figuren van respectievelijk De Gids en De Standaard.
[557] Durnez (Erik). Ik vier het elke dag … Willy Vandersteen 65. Antwerpen / Amsterdam, Standaard Uitgeverij, 1978, p. 13
[558] Durnez (Erik). Op. Cit., p. 13
[559] Van Helden (Wim), Van den Boom (Hans) & Smet (Jan). Willy Vandersteen : "Ge kunt zeggen dat het slecht is, geen mens zal u geloven". In : Stripschrift, nr. 122/123, 1979, p. 5
[560] Auwera (Fernand) & Smet (Jan). Marc Sleen. Antwerpen, Standaard, 1985, p. 57-59 (De Nieuwe Standaard moet dus De Nieuwe Gids zijn)
[561] Durnez (Gaston)1. Op. Cit., p. 552
[562] Auwera (Fernand) & Smet (Jan). Op. Cit., p. 59
[563] DNG, aankondiging op 4/11/1947, p. 2. Zie afbeelding hiernaast.
[564] DNG, aankondiging op 5/11/1947, p. 2. Zie afbeelding hiernaast. De concurrentie publiceerde al op 2 november 1947 zo'n advertentie waarin gezegd wordt dat de verhalen van Vandersteen "alléén in Het Nieuwsblad" verschijnen. Zie het deel over De Standaard/Het Nieuwsblad.
[565] DNG, aankondiging op 6/11/1947, p. 6
[566] DNG, aankondiging op 23/3/1948, p. 2
[567] Zie Le Matin.
[568] Verder in de tekst zullen de twee namen, Van Zwam én Nero, gebruikt worden om de reeks aan te duiden.
[569] Demedts (Lieven). De politieke memoires van Nero. Antwerpen, Standaard, 1997, p. 5
[570] Smet (Jozef). Marc Sleen 70 : bio- en bibliografie. Sint-Niklaas, SOB, 1993, p. 5
[571] Auwera (Fernand) & Smet (Jan). Op. Cit., p. 321
[572] Demedts (Lieven). Op. Cit., p. 7-26 ; Kerremans (Yves) & Lefèvre (Pascal)1. 50 jaar Nero : Kroniek van een dagbladverschijnsel. Antwerpen, Standaard, 1997, p. 10-17 ; Infopagina's van Kerremans en Lefèvre in : Sleen (Marc). De Klassieke avonturen van Nero. Antwerpen, Standaard, 1998-1999 (10 delen, zie bibliografie)
[573] "Instituut Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen".
[574] Auwera (Fernand) & Smet (Jan). Op. Cit., p. 15-46 ; De Laet (Danny) & Varende (Yves). Op. Cit., p. 118-119 ; Smet (Jozef). Op. Cit., p. 3 ; Kerremans (Yves) & Lefèvre (Pascal)1. Op. Cit., p. 6-7
[575] In de literatuur wordt september vermeldt. Uit een brief van Betsy Hollants aan de tekenaar, gepubliceerd in het huldeboek "Marc Sleen 80 jaar" blijkt echter dat hij pas op 5 oktober op de krant uitgenodigd werd voor een gesprek. (Brief van Betsy Hollants. In : Marc Sleen 80 jaar, de enige echte. Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2002, p. 8)
[576] De Ryck beveelde Sleen blijkbaar aan bij De Nieuwe Gids-hoofdredactrice Betsy Hollants, die de tekenaar vroeg of hij "geneigd zou(dt) zijn caricatureele teekeningen te bezorgen voor verluchting van ons blad." (Brief van Betsy Hollants. Op. Cit., p. 8)
[577] Smet (Jozef). Op. Cit., p. 3 ; Kerremans (Yves) & Lefèvre (Pascal)1. Op. Cit., p. 7 ; Auwera (Fernand) & Smet (Jan). Op. Cit., p. 54-57
[578] Auwera (Fernand) & Smet (Jan). Op. Cit., p. 92
[579] De Laet (Danny) & Varende (Yves). Op. Cit., p. 118-119 ; De Laet (Danny)1. Op. Cit., p. 19-21 ; Auwera (Fernand) & Smet (Jan). Op. Cit., p. 212-…
[580] Lezerstribune, Open brief van Nero. In : DNG, 24/3/1950, p. 2
[581] Genoemd naar Yosuke Matsuoka, Japans minister van Buitenlandse Zaken in 1940-1941. (Demedts (Lieven). Op. Cit., p. 7)
[582] Marc Sleen. Het geheim van Matsuoka. (DNG, 3/10/1947 – 8/1/1948)
[583] Idem, str. 14 (DNG, 10/10/1947)
[584] Idem, str. 93 (DNG, 27/11/1947)
[585] Idem, str. 87-88 (DNG, 24/11/1947). Hitler duikt ook op in "De man met het gouden hoofd". Als Nero in een Eskimodorp terechtkomt, is hij geïntrigeerd door de aanwezigheid van een nogal speciale iglo. Er is maar een kleine opening aan waar de dorpelingen voedsel doorsteken, en er wordt in het dorp zeer geheimzinnig over gedaan. Nero kan zijn nieuwsgierig niet bedwingen en doet het geval smelten, tot Hitler opeens tevoorschijn komt. (Marc Sleen. De man met het gouden hoofd, str. 95-101 - DNG, 14/3/1950 - 18/3/1950)
[586] Marc Sleen. Het geheim van Matsuoka, str. 97 (DNG, 29/11/1947)
[587] Idem, str. 107 (DNG, 5/12/1947)
[588] Idem, str. 159 (DNG, 8/1/1948)
[589] Sleen is zeker niet de enige stripauteur die het "gele gevaar" in zijn verhalen verwerkt. Een zeer bekend voorbeeld is "Het geheim van de zwaardvis" van E.P. Jacobs (gepubliceerd in het tijdschrift Kuifje in 1946-1949), waarin een Tibetaanse dictator probeert de wereld te veroveren.
[590] Marc Sleen. Het B-gevaar. (DNG, 12/1/1948 – 18/5/1948)
[591] Idem, str. 136 (DNG, 1/4/1948)
[592] Idem, str. 190 (DNG, 4/5/1948)
[593] Marc Sleen. Het Zeespook. (DNG, 20/5/1948 – 6/9/1948)
[594] Matsuoka wordt meestal aangeduid als een Chinees (bijvoorbeeld in Het geheim van Matsuoka, str. 13 – DNG, 10/10/1947), maar soms ook wel eens als een Japanner (Idem, str. 152 - DNG, 1/1/1948). In de passage waar ze Matsuoka terug naar huis sturen, is het de bedoeling hem af te leveren in China, maar hij wordt afgezet in Yokohama, een Japanse stad.
[595] DNG, Het mysterie van de dertien hoeden, 1/4/1950, p. 2
[596] Marc Sleen. De hoed van Geeraard de Duivel, str. 43 (DNG, 26/4/1950)
[597] Idem, str. 61 (DNG, 6/5/1950)
[598] Idem, str. 116-117 (DNG, 8/6/1950 & 9/6/1950)
[599] Sjanfoeter staat in de Grote Van Dale als "schelm, deugniet". (Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal. Utrecht/Antwerpen, Van Dale, 1995, p. 2327)
[600] Idem, str. 136 (DNG, 20/6/1950)
[601] Idem, str. 139 (DNG, 22/6/1950)
[602] Idem, str. 175-176 (DNG, 13/7/1950)
[603] Idem, str. 214 (DNG, 4/8/1950)
[604] Idem, str. 232 (DNG, 15/8/1950)
[605] Idem, str. 232 (DNG, 15/8/1950)
[606] Idem, str. 233 (DNG, 17/8/1950)
[607] Idem, str. 233-234 (DNG, 17/8/1950). Op 19 juli 1950, tijdens de stemming die het regentschap zou afschaffen, verlieten socialisten en liberalen de Kamer. Sommigen gingen daarbij over tot het zingen van de Marseilleise. (Theunissen (Paul). 1950 : de ontknoping van de koningskwestie. Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1984, p. 84)
[608] Idem, str. 235 (DNG, 18/8/1950)
[609] Idem, str. 242 (DNG, 22/8/1950)
[610] Idem, str. 263 (DNG, 4/9/1950)
[611] Idem, str. 70 (DNG, 11/5/1950)
[612] Van den Abeele (Andries). De kinderen van Hiram : vrijmetselaars en vrijmetselarij. Op : - 10/4/2003)
[613] Indië. Op : Winkler Prins Encarta Encyclopedie 2001
[614] Idem, str. 205 (DNG, 31/7/1950)
[615] Dit gebeurt op 4 augustus, dus enkele dagen na de machtsoverdracht. De tijdspanne is te nipt om te achterhalen of Sleen zijn scenario aangepast heeft of niet. In het verdere verloop (het aftreden van Nero) is duidelijk wel op de machtsoverdracht voortgeborduurd.
[616] "onguur type" (Idem, str. 232 - DNG, 15/8/1950), "die dikke daar" (Idem, str. 233 - DNG, 17/8/1950), "de dikke muiter" (Idem, str. 241 - DNG, 22/8/1950)
[617] Ook de uitroep "Allons enfants de la patrie" kan daarop wijzen. (Idem, str. 233 - DNG, id., 17/8/1950)
[618] Idem, str. 35 (DNG, 21/4/1950)
[619] Marc Sleen. De man met het gouden hoofd, str. 86 (DNG, 8/3/1950)
[620] Idem, str. 93 (DNG, 13/3/1950)
[621] Kerremans (Yves) & Lefèvre (Pascal)2. Infopagina's. In : Sleen (Marc). De Klassieke Avonturen van Nero 8, De man met het gouden hoofd. Antwerpen, Standaard, 1998, p. 36
[622] Idem, str. 118-122 (DNG, 27/3/1950 – 29/3/1950)
[623] Marc Sleen. De erfenis van Nero, str. 12 (DNG, 3/1/1949)
[624] Idem, str. 82-86 (DNG, 12/2/1949 - 15/2/1949)
[625] Idem, str. 112 (DNG, 2/3/1949)
[626] Idem, str. 159 (DNG, 30/3/1949)
[627] Idem, str. 165-166 (DNG, 2/4/1949)
[628] Idem, str. 175 (DNG, 8/4/1949)
[629] Idem, str. 175 & 203 (DNG, 8/4/1949 & 25/4/1949)
[630] Idem, str. 175 (DNG, 8/4/1949)
[631] Idem, str. 195-196 (DNG, 21/4/1949)
[632] Idem, str. 199 (DNG, 22/4/1949)
[633] Demedts (Lieven). Op. Cit., p. 16
[634] Idem, str. 222 (DNG, 5/5/1949)
[635] Idem, str. 225 (DNG, 7/5/1949)
[636] Idem, str. 258 (DNG, 27/5/1949) Sleen verwijst hiermee naar het boek "Ik verkoos de vrijheid. Het persoonlijke en politieke leven van een Sovjet functionaris." van Victor Kravchenko, in het Nederlands verschenen in 1947. In een advertentie in La Libre Belgique (23/8/1947, p. 6) wordt het boek aangeprezen als "le plus sensationnel, le plus documenté, le plus vivant qui ait été écrit depuis et sur la révolution russe." en wordt de lectuur van het boek aangeraden "pour connaître la vérité sur l'U.R.S.S."
Sleen verwerkt dit boek ook op andere momenten. In het rattenkasteel zegt een mannetjesrat "Ik verkoos de vrijheid" als hij van zijn vrouw wegvlucht. (Het Rattenkasteel, str. 105 - DNG, 10/11/1948) En een Indiaan uit "De erfenis" leest het boek "Ik koos de vrijheid". (De erfenis van Nero, str. 122 – DNG, 8/3/1949)
[637] Idem, str. 13 (DNG, 4/1/1949)
[638] Idem, str. 174 (DNG, 7/4/1949)
[639] Idem, str. 203 (DNG, 25/4/1949)
[640] Marc Sleen. Het Rattenkasteel, str. 101 (DNG, 8/11/1948)
[641] Marc Sleen. De erfenis van Nero, str. 250 (DNG, 21/5/1949)
[642] Idem, str. 26 (DNG, 11/1/1949)
[643] Marc Sleen. Moea-Papoea. (DNG, 6/9/1950 - …)
[644] Idem, aankondigingsstrook (DNG, 5/9/1950)
[645] Na het verhaal "De hoed van Geeraard de Duivel". De hoed waarvan er sprake is, is dan ook de magische hoed van Geeraard.
[646] Idem, str. 2 (DNG, 6/9/1950)
[647] Idem, str. 13 (DNG, 13/9/1950)
[648] Idem, str. 58 (DNG, 9/10/1950)
[649] Idem, str. 14 (DNG, 13/9/1950)
[650] Idem, str. 34 (DNG, 25/9/1950)
[651] Idem, str. 5 (DNG, 26/9/1950)
[652] Idem, str. 35 (DNG, 26/9/1950)
[653] Idem, str. 35 (DNG, 26/9/1950)
[654] Idem, str. 34 (DNG, 25/9/1950)
[655] Idem, str. 12 (DNG, 12/9/1950)
[656] Ondanks de Duitse naam blijkt uit het verhaal dat Sweinenburg eigenlijk een Zweed is.
[657] Idem, str. 139 (DNG, 28/11/1950)
[658] Demullier (Luc) & Heirman (André)2. Het Nieuws van de XXste eeuw, deel 2 : 1950-2000. Gent, Het Volk/Scoop, 2000, p. 274 ; Demedts (Lieven). Op. Cit., p. 24
[659] Idem, str. 3 (DNG, 7/9/1950)
[660] Idem, str. 133 (DNG, 24/11/1950)
[661] Idem, str. 158 (DNG, 8/12/1950)
[662] Idem, str. 129 (DNG, 22/11/1950)
[663] Idem, str. 175 (DNG, 19/12/1950)
[664] Idem, str. 186 (DNG, 25/12/1950)
[665] Idem, str. 189 (DNG, 27/12/1950)
[666] Idem, str. 17 (DNG, 15/9/1950)
[667] Idem, str. 79 (DNG, 21/10/1950)
[668] Idem, str. 42 (DNG, 29/9/1950)
[669] Een extra spottend element zijn de eerder speciale Russische namen zoals "Rococovitsj", "Vassilinowitsj" of "Aspirinowitsj". (Idem, str. 24 & 34 - DNG, 19/9/1950 & 25/9/1950)
[670] Idem, str. 60 (DNG, 10/10/1950)
[671] Idem, str. 11 (DNG, 12/9/1950)
[672] Vanaf hier zullen afkortingen gebruikt worden om de verhalen aan te duiden. Het geheim van Matsuoka = Matsuoka ; Het B-gevaar = B-gevaar ; Het Zeespook = Zeespook ; Het Rattenkasteel = Ratten ; De erfenis van Nero = Erfenis ; De Blauwe Toekan = Toekan ; De juwelen van Gaga-Pan = Gaga-Pan ; De man met het gouden hoofd = Hoofd ; De hoed van Geeraard de Duivel = Geeraard ; Moea-Papoea = Moea.
[673] Hoofd, str. 65-67 (DNG, 25/2/1950 & 26/2/1950)
[674] Zeespook, str. 179-182 (DNG, 1/9/1948 & 2/9/1948)
[675] Zeespook, str. 142 (DNG, 10/8/1948)
[676] B-gevaar, str. 205 (DNG, 14/5/1948)
[677] Zeespook, str. 175 (DNG, 30/8/1948)
[678] Erfenis, str. 261 (DNG, 30/5/1949)
[679] Geeraard, str. 11 & 68 (DNG, 8/4/1950 & 10/5/1950)
[680] Geeraard, str. 34 (DNG, 20/4/1950) & Matsuoka, str. 23 (DNG, 16/10/1947)
[681] Hoofd, str. 108 (DNG, 21/3/1950) & Erfenis, str. 119 (DNG, 7/3/1949)
[682] Geeraard, str. 38 (DNG, 22/4/1950)
[683] Ratten, str. 2 (DNG, 9/9/1948)
[684] Geeraard, str. 192 (DNG, 22/7/1950) & Erfenis, str. 119 (DNG, 7/3/1949)
[685] Een slapende stationsloketbediende (Ratten, str. 9 – DNG, 14/9/1948) en formulieren. (Ratten, str. 129-130 – DNG, 24/11/1948)
[686] Als Nero en co in Het Zeespook het gestolen goud door de vliegende handschoen laten terugbrengen, komt dat niet terecht bij de eigenaars, maar bij mensen "die het beter kunnen gebruiken" : een oud vrouwtje met een pensioen van "120 fr. in de maand" en een jonge kunstenaar. (Zeespook, str. 178 – DNG, 31/8/1948)
[687] Hoofd, str. 16 (DNG, 26/1/1950)
[688] Een dichter en zijn vrouw krijgen een kindje. De man wilt er later een journalist van maken, maar de vrouw wilt er niets van weten : "Niets te doen ! Een beenhouwer of koolhandelaar. Die verdienen beter hun brood." (B-gevaar, str. 68 – DNG, 20/2/1948)
[689] Matsuoka, str. 139 (DNG, 24/12/1947), B-gevaar, str. 2 (DNG, 12/1/1948)
[690] "En ik heb mijn belastingen op de gemeente-taks voor 1946, 1947 en 1948 niet betaald. Noch mijn radiotaks … Noch mijn hondenbelasting …" (Gaga-Pan, str. 43 – DNG, 12/10/1949)
[691] Hoofd, str. 36 (DNG, 7/2/1950)
[692] Hoofd, str. 124 (DNG, 30/3/1950)
[693] Nero wilt uit Alaska goudklompen meebrengen, maar zijn medereiziger Amedee raadt het hem af : "Maak er u niet moe mee Nero. Wat kunt ge er mee aanvangen ? Stel u voor dat ge zo'n hoop klompen meeneemt. Ge komt er mee aan de grens en de douane draait er u achter wegens goudsmokkel. Ge wilt het wettig overbrengen en declareert het, dan zegt de Amerikaanse staat : gevonden in onze rivier. Staatseigendom. Diefstal. De doos in …" (Hoofd, str. 115 – DNG 26/3/1950)
[694] B-gevaar, str. 101 (DNG, 11/3/1948)
[695] Zeespook, str. 102 (DNG, 17/7/1948)
[696] Gaga-Pan, str. 68 (DNG,26/10/1949)
[697] Ratten, str. 134 (DNG, 26/11/1948)
[698] Geeraard, str. 2 (DNG, 3/4/1950)
[699] Erfenis, str. 270 (DNG, 2/6/1949)
[700] Matsuoka, str. 81-82 (DNG, 20/11/1947)
[701] Gaga-Pan, str. 20-24 (DNG, 28/9/1949 – 30/9/1949)
[702] Matsuoka, str. 99 (DNG, 1/12/1947)
[703] Gaga-Pan, str. 56-57 (DNG, 19/10/1949 & 20/10/1949)
[704] B-gevaar, str. 131 (DNG, 30/3/1948)
[705] Gaga-Pan, str. 69 (DNG, 27/10/1949)
[706] Ratten, str. 86 (DNG, 28/10/1948) ; B-gevaar, str. 190 (DNG, 4/5/1948) ; Erfenis, str. 146 (DNG, 22/3/1949)
[707] B-gevaar, str. 200 (DNG, 11/5/1948)
[708] Erfenis, str. 64 (DNG, 2/2/1949)
[709] Erfenis, str. 67 (DNG, 4/2/1949)
[710] Erfenis, str. 215 (DNG, 2/5/1949)
[711] Zeespook, str. 97-99 (DNG, 15/7/1948 & 16/7/1948)
[712] Zeespook, str. 126 (DNG, 31/7/1948)
[713] Toekan, str. 80, 89, 91, 119, 144 & 145. (DNG, 22/7/1949, 28/7/1949, 29/7/1949, 15/8/1949, 28/8/1949 & 30/8/1949)
[714] Toekan, str. 92 (DNG, 29/7/1949)
[715] Toekan, str. 101-102 (DNG, 4/8/1949)
[716] Toekan, str. 80-81 & 85 (DNG, 22/7/1949, 23/7/1949 & 26/7/1949)
[717] Ook Oscar Bikini, "gediplomeerd koppensneller" uit "De man met het gouden hoofd" wordt bloot afgebeeld met das, manchetten, lendendoekje, dikke sigaar en hoge hoed. Hij vindt zichzelf een moderne koppensneller en wilt daarom goed betaald worden. (Hoofd, str. 14-16 – DNG, 25/1/1950 & 26/1/1950)
[718] Erfenis, str. 176-197 (DNG, 8/4/1949 – 21/4/1949)
[719] Idem, str. 171 (DNG, 16/12/1950)
[720] Idem, str. 183 (DNG, 23/12/1950)
[721] Matsuoka, str. 95 (DNG, 28/11/1947)
[722] Hoofd, str. 87 (DNG, 9/3/1950)
[723] Gaga-Pan, str. 60 (DNG, 21/10/1949)
[724] Ratten, str. 125 (DNG, 22/11/1948)
[725] Ratten, str. 140 (DNG, 30/11/1948)
[726] Matsuoka, str. 47 (DNG, 30/10/1947)
[727] B-gevaar, str. 205 (DNG, 14/5/1948) ; Hoed, str. 34, 65 & 176 (DNG, 20/4/1950, 9/5/1950, 13/7/1950)
[728] Ratten, str. 20 (DNG, 20/9/1948)
[729] Moea, str. 111 (DNG, 11/11/1950)
[730] Moea, str. 46 (DNG, 2/10/1950)
[731] Ratten, str. 144 (DNG, 2/12/1948)
[732] Ratten, str. 170 (DNG, 17/12/1948)
[733] Ratten, str. 171 (DNG, 18/12/1948)
[734] Ratten, str. 172 (DNG, 18/12/1948)
[735] Auwera (Fernand) & Smet (Jan). Op. Cit., p. 177
[736] Peeters (Benoît)1. Hergé, fils de Tintin. Paris, Flammarion, 2002, p. 33
[737] Sadoul (Numa). Tintin et moi, Entretiens avec Hergé. Tournai/Paris, Casterman, 2000, p. 48 ; Assouline (Pierre). Hergé. Paris, Gallimard/Folio, 1998, p. 23-32 ; Peeters (Benoît)1. Op. Cit., p. 21-33
[738] Zo was hij onder andere een fervent aanhanger van Mussolini. In 1934 werd hij opgevolgd door William Ugeux. (Assouline (Pierre). Op. Cit., p. 178)
[739] Assouline (Pierre). Op. Cit., p. 41-51 ; Peeters (Benoît)1. Op. Cit., p. 42-54
[740] Assouline (Pierre). Op. Cit., p. 52-74 ; Peeters (Benoît)1. Op. Cit., p. 59-76
[741] Assouline (Pierre). Op. Cit., p. 239 ; Peeters (Benoît)1. Op. Cit., p. 83-97, 138, 174
[742] Hergé had daarbij niet de indruk te collaboreren. Het leek hem ook een normale zaak, omdat veel mensen uit zijn omgeving op dezelfde manier handelden. (Peeters (Benoît)1. Op. Cit., p. 171-172)
[743] De naam Kuifje zou pas opduiken in 1943, in de eerste Vlaamse verhalen heet het personage nog altijd Tintin.
[744] L'étoile mystérieuse, waarin twee kampen (Amerikanen tegen inwoners van de asmogendheden, de bezette gebieden en neutrale landen) het in een wetenschappelijke expeditie tegen elkaar opnemen, en waarin enkele anti-joodse grappen staan.
[745] Assouline (Pierre). Op. Cit., p. 239-242 ; Peeters (Benoît)1. Op. Cit., p. 162-178
[746] Assouline (Pierre). Op. Cit., p. 333-344 ; Peeters (Benoît)1. Op. Cit., p. 231-236
[747] Peeters (Benoît)1. Op. Cit., p. 238-251
[748] De samenvatting is hier gebaseerd op de versie in De Nieuwe Gids. In latere vertalingen werden sommige namen aangepast.
[749] Hergé. De Scepter van Ottokar, str. 144 (DNG, 4/2/1948)
[750] Idem, str. 155 (DNG, 10/2/1948)
[751] Idem, str. 206 (DNG, 11/3/1948)
[752] Idem, str. 210 (DNG, 13/3/1948)
[753] Van Opstal (Huibrecht). Tracé Hergé, Le Phénomène Hergé. Bruxelles, Lefrancq, 1998, p. 130
[754] Sadoul (Numa). Op. Cit., p. 153
[755] Farr (Michael). Tintin, Le rêve et la réalité. Bruxelles, Editions Moulinsart, 2001, p. 81-84 ; Assouline (Pierre). Op. Cit., p. 211-217 ; Peeters (Benoît)1. Op. Cit., p. 149-153
[756] Peeters (Benoît)1. Op. Cit., p. 153
[757] Farr (Michael). Op. Cit., p. 82
[758] Assouline (Pierre). Op. Cit., p. 264 ; Peeters (Benoît)1. Op. Cit., p. 149
[759] Peeters (Benoît)1. Op. Cit., p. 159, 168
[760] Assouline (Pierre). Op. Cit., p. 362
[761] Smolderen (Thierry) & Sterckx (Pierre). Hergé : portrait biographique. Tournai, Casterman, 1988, p. 227 ; Peeters (Benoît)1. Op. Cit., p. 285, 365
[762] Assouline (Pierre). Op. Cit., p. 393-396 ; Peeters (Benoît)1. Op. Cit., p. 199-204, 223-224 ; Van Opstal (Huibrecht). Op. Cit., p. 85-87
[763] Peeters (Benoît)1. Op. Cit., p. 186
[764] Van Opstal (Huibrecht). Op. Cit., p. 82, 96
[765] Van Opstal (Huibrecht). Op. Cit., p. 96, 130
[766] Ten opzichte van deze versie zijn echter verschillende aanpassingen gebeurd. Zo werden bepaalde grote tekeningen herkaderd om als krantenstroken gepubliceerd te kunnen worden. Perfectionist Hergé moet die hercadreringen zelf uitgevoerd hebben of door medewerkers hebben laten uitvoeren, zodat hij van de publicatie van zijn verhaal in De Nieuwe Gids op de hoogte moet geweest zijn.
Verder is pagina 43 uit de albumversie om onverklaarbare redenen uit het verhaal verdwenen. En ook met de lettering is iets merkwaardigs aan de hand : na enkele stroken wordt de nette lettering in kleine letters vervangen door een slordige lettering in hoofdletters. Ook de interpunctie en de taal zijn redelijk slordig. Zo komt het verschillende keren voor dat een overbodige letter gewoon doorstreept wordt.
De vertaling is op enkele letters na (bv. "'n" die "een" wordt) identiek aan de albumversie, maar het verhaal werd volledig herletterd, waarschijnlijk op de krant. Waar dit voor nodig was, is natuurlijk een andere zaak …
[767] Idem, str. 36 (DNG, 29/11/1947). Deze woordverwarring stond al in de eerste versie van het verhaal. (Hergé. Le Sceptre d'Ottokar. Tournai, Casterman, 1988, p. 19 (facsimilé-uitgave van de eerste druk))
[768] Hetzelfde formaat als dat van Het Nieuwsblad van De Gids, zodat de gelijkenigs zeer groot is.
[769] Durnez (Gaston)1. Op. Cit., p. 535-555
[770] Durnez (Gaston)2. Op. Cit., p. 46
[771] Durnez (Gaston)1. Op. Cit., p. 540
[772] Durnez (Gaston)3. Op. Cit., p. 2846
[773] Durnez (Gaston)2. Op. Cit., p. 45
[774] Durnez (Gaston)2. Op. Cit., p. 50-51
[775] HNB, aankondiging op 9/4/1947, p. 1
[776] Anoniem (W. Vandersteen – E. Van den Broeck – P. Heyns). De Zwarte van Mijnheer De Wit. (HNB, 9/4/1947)
[777] Van Hooydonck (Peter)1. Op. Cit., p. 79 ; Van Hooydonck (Peter)2. De Standaard contra De Gids (Vandersteen-collectie 9). Wilrijk, 't Vlaams Stripcentrum, 1988, p. 12
[778] Over deze auteur heb ik niets kunnen terugvinden. Het verhaal is waarschijnlijk van Belgische oorsprong, door het feit dat de auteur "onbekend" is, er geen copyright aangegeven is, én er op een bepaald moment in frank geteld wordt.
[779] Gert Ronde. Sikkie en zijn Baasje. (DS, 15/5/1947)
[780] Auteur hiervan is waarschijnlijk Hugh Mc Clelland, van wie La Libre Belgique de reeks Jimpy publiceert. De manier om de stroken te nummeren en de tekenstijl van de twee reeksen komen overeen. "Zonnedal" is waarschijnlijk de vertaling van zijn "Sunshine Falls".
[781] Willy Vandersteen. De Familie Snoek. (DS, 15/7/1950)
[782] L.H. Op bezoek bij Willy Vandersteen. (DS, 27/6/1947, p. 1 & 4)
[783] DS, aankondiging op 30/10/1947, p. 1
[784] DS, aankondiging op 31/10/1947, p. 1
[785] HNB, aankondigingen op 2/11/1947, 3/11/1947, 4/11/1947, 5/11/1947, 6/11/1947 & 7/11/1947, telkens op de eerste pagina. De tekst is elke keer dezelfde.
[786] DS, aankondiging op 18/3/1948, p. 1
[787] HNB, aankondiging op 3/6/1948, p. 3. Natuurlijk toevallig net als 't Vrije Volksblad, volksblad van De Gids en vroeger Nieuwsblad, overgaat naar Het Nieuws van den Dag.
[788] De teksen in de tekeningen zijn in het Nederlands, het copyright vermeldt "Copyright Belgian Trafic Agencies".
[789] Prinses Zagemeel, De Witte Uil, Bibbergoud, De Stierentemmer & Het Zingende Nijlpaard.
[790] Willy Vandersteen. De Koning Drinkt. (DS, 2/7/1947 - 7/11/1947)
[791] Idem, str. 16 (DS, 10/7/1947)
[792] Idem, str. 21 (DS, 14/7/1947)
[793] Idem, str. 53 (DS, 1/8/1947)
[794] Idem, str. 61 (DS, 6/8/1947)
[795] Idem, str. 93 (DS, 26/8/1947)
[796] Idem, str. 94 (DS, 26/8/1947)
[797] Idem, str. 98 (DS, 28/8/1947)
[798] Idem, str. 108 (DS, 3/9/1947)
[799] Idem, str. 111 (DS, 5/9/1947)
[800] Idem, str. 112 (DS, 5/9/1947)
[801] Idem, str. 142 (DS, 23/9/1947)
[802] Idem, str. 214 (DS, 5/11/1947)
[803] Idem, str. 41 (DS, 25/7/1947)
[804] Idem, str. 142 (DS, 23/9/1947)
[805] Idem, str. 178 (DS, 14/10/1947)
[806] Idem, str. 180 (DS, 15/10/1947)
[807] Willy Vandersteen. De Bokkerijder. (DS, 22/3/1948 – 27/7/1948)
[808] Idem, str. 20 (DS, 1/4/1948)
[809] Idem, str. 21 (DS, 2/4/1948)
[810] Idem, str. 32 (DS, 8/4/1948)
[811] Idem, str. 38 (DS, 12/4/1948)
[812] Idem, str. 46 (DS, 16/4/1948)
[813] Idem, str. 46 (DS, 16/4/1948)
[814] Idem, str. 47-48 (DS, 17/4/1948)
[815] Idem, str. 217 (DS, 27/7/1948)
[816] Idem, str. 219 (DS, 28/7/1948)
[817] Idem, str. 153-154 (DS, 19/6/1948)
[818] Idem, str. 154 (DS, 19/6/1948)
[819] Vranken (Patrick)3. De voorzichtige Vandersteen, deel 1 :Journalistieke collaboratie en repressie. In : Brabant Strip Magazine, nr. 51 (1997/8), p. 14. Verder vermeldt hij ook dat sommige elementen die naar de repressie verwijzen in de albumversie, die pas acht jaar later verscheen, gecensureerd werden.
[820] Idem, str. 197 (DS, 15/7/1948)
[821] Idem, str. 197 (DS, 15/7/1948)
[822] Vranken (Patrick)3. Op. Cit., p. 15
[823] Vranken (Patrick)3. Op. Cit., p. 16
[824] Idem, str. 48 (DS, 17/4/1948)
[825] Idem, str. 220 (DS, 28/7/1948)
[826] Vranken (Patrick)3. Op. Cit., p. 16
[827] Willy Vandersteen. De Mottenvanger. (DS, 9/12/1948 – 15/4/1949)
[828] Idem, str. 45 (DS, 4/1/1949)
[829] Idem, str. 56 (DS, 10/1/1949)
[830] Idem, str. 71 (DS, 19/1/1949)
[831] Idem, str. 76 (DS, 21/1/1949)
[832] Idem, str. 92 (DS, 31/1/1949)
[833] Idem, str. 109 (DS, 10/2/1949)
[834] Idem, str. 220 (DS, 15/4/1949)
[835] Idem, str. 125 (DS, 19/2/1949)
[836] Idem, str. 125 (DS, 19/2/1949)
[837] Idem, str. 128 (DS, 21/2/1949)
[838] Idem, str. 128 (DS, 21/2/1949)
[839] Idem, str. 129-130 (DS, 22/2/1949)
[840] Idem, str. 130 (DS, 22/2/1949)
[841] Idem, str. 143 (DS, 2/3/1949)
[842] Idem, str. 201 (DS, 5/4/1949)
[843] Idem, str. 217-218 (DS, 14/4/1949)
[844] Idem, str. 219 (DS, 15/4/1949)
[845] Idem, str. 117 (DS, 15/2/1949)
[846] Idem, str. 118-119 (DS, 15/2/1949 & 16/2/1949)
[847] Idem, str. 137 (DS, 26/2/1949)
[848] Idem, str. 138 (DS, 26/2/1949)
[849] Idem, str. 134 (DS, 24/2/1949)
[850] Idem, str. 130 (DS, 22/2/1949)
[851] Idem, str. 134 (DS, 24/2/1949)
[852] Idem, str. 120-121 (DS, 16/2/1949 & 17/2/1949)
[853] Idem, str. 131 (DS, 23/2/1949)
[854] Idem, str. 131 (DS, 23/2/1949)
[855] Idem, str. 133 (DS, 24/2/1949)
[856] Idem, str. 153 (DS, 8/3/1949)
[857] Idem, str. 139 (DS, 28/2/1949)
[858] Idem, str. 142 (DS, 1/3/1949)
[859] Idem, str. 185 (DS, 26/3/1949)
[860] Vranken (Patrick)4. De Voorzichtige Vandersteen, deel 2 : De goeden en de slechten. In : Brabant Strip Magazine, nr. 53 (1997/10), p. 11-13
[861] Willy Vandersteen. Lambiorix. (DS, 26/8/1949 - 4/1/1950)
[862] Idem, str. 1 (DS, 26/8/1949)
[863] Idem, str. 9 (DS, 31/8/1949)
[864] Idem, str. 37 (DS, 17/9/1949)
[865] Idem, str. 53 (DS, 27/9/1949)
[866] Idem, str. 49 (DS, 24/9/1949)
[867] Idem, str. 59 (DS, 30/9/1949)
[868] Idem, str. 63 (DS, 3/10/1949)
[869] Idem, str. 64 (DS, 3/10/1949)
[870] Idem, str. 64 (DS, 3/10/1949)
[871] Idem, str. 217 (DS, 3/1/1950)
[872] Idem, str. 38 (DS, 17/9/1949)
[873] Idem, str. 60 (DS, 30/9/1949)
[874] Idem, str. 72 (DS, 7/10/1949)
[875] Idem, str. 109 (DS, 29/10/1949)
[876] Idem, str. 128 (DS, 9/11/1949)
[877] Idem, str. 197 (DS, 20/12/1949)
[878] Idem, str. 220 (DS, 4/1/1950
[879] Idem, str. 79 (DS, 12/10/1949)
[880] Idem, str. 93 (DS, 20/10/1949)
[881] Idem, str. 165 (DS, 1/12/1949)
[882] Idem, str. 214 (DS, 30/12/1949)
[883] Idem, str. 215 (DS, 31/12/1949)
[884] Idem, str. 216 (DS, 31/12/1949)
[885] (8/7/2003)
[886] Idem, str. 50 (DS, 24/9/1949)
[887] Idem, str. 215 (DS, 31/12/1949)
[888] Willy Vandersteen. De Stalen Bloempot. (DS, 17/5/1950 – 22/9/1950)
[889] Idem, str. 1 (DS, 17/5/1950)
[890] Wiske herinnert Suske aan een weddenschap om een stuk chocolade : "Dat doet er mij aan denken dat ge mij nog een stuk moet van toen we gewed hebben dat de Koning een week na de Volksbeetneming zou thuis zijn !" (Idem, str. 14 - DS, 24/5/1950)
[891] Idem, str. 45 (DS, 12/6/1950)
[892] Idem, str. 68 (DS, 24/6/1950)
[893] Idem, str. 70 (DS, 26/6/1950)
[894] Idem, str. 85 (DS, 5/7/1950)
[895] Idem, str. 85 (DS, 5/7/1950)
[896] Idem, str. 86 (DS, 5/7/1950)
[897] Idem, str. 88 (DS, 6/7/1950)
[898] Idem, str. 89 (DS, 7/7/1950)
[899] Idem, str. 90 (DS, 7/7/1950)
[900] Idem, str. 109 (DS, 19/7/1950)
[901] Idem, str. 46 (DS, 12/6/1950)
[902] Idem, str. 93 (DS, 10/7/1950)
[903] Idem, str. 94 (DS, 10/7/1950)
[904] Idem, str. 95 (DS, 11/7/1950)
[905] Idem, str. 95 (DS, 11/7/1950)
[906] Idem, str. 97 (DS, 12/7/1950)
[907] Idem, str. 97 (DS, 12/7/1950)
[908] Idem, str. 46 (DS, 12/6/1950)
[909] Idem, str. 78 (DS, 30/6/1950)
[910] Idem, str. 165 (DS, 21/8/1950)
[911] Idem, str. 143 (DS, 8/8/1950)
[912] Idem, str. 157 (DS, 16/8/1950)
[913] De Schuyteneer (Jeroen). Op. Cit., p. 47-48
[914] Idem, str. 217 (DS, 20/9/1950)
[915] Willy Vandersteen. De Witte Uil. (DS, 30/7/1948 – 7/12/1948)
[916] Idem, str. 214 (DS, 3/12/1948)
[917] "Maar goed dat de Goede Geest rekening heeft gehouden met de menselijke dwaasheid en een bom van zijn maaksel heeft meegegeven !" (Idem, str. 215 - DS, 4/12/1948)
[918] Idem, str. 215 (DS, 4/12/1948)
[919] Idem, str. 216 (DS, 4/12/1948)
[920] Voor de verwijzingen wordt er in dit deel gebruik gemaakt van afkortingen. De Koning Drinkt = K° ; Prinses Zagemeel = Zagemeel ; De Bokkerijder = Bok ; De Witte Uil = Uil ; De Mottenvanger = Mot ; Bibbergoud = Goud ; Lambiorix = Lam ; De Stierentemmer = Stier ; De Stalen Bloempot = Bloem ; Het Zingende Nijlpaard = Nijl.
[921] Bok, str. 4 (DS, 23/3/1948)
[922] Bok, str. 8 (DS, 25/3/1948)
[923] Bok, str. 39 (DS, 13/4/1948)
[924] Goud, str. 117 (DS, 24/6/1949)
[925] Goud, str. 56 (DS, 19/5/1949)
[926] Zagemeel, str. 36 (DS, 29/11/1947)
[927] Zagemeel, str. 54 (DS, 10/12/1947). Lambik loopt in Prinses Zagemeel het grootste deel van het verhaal rond met het onderlijf van een paard. En daardoor krijgt hij ook een spraakgebrek, vandaar dus deze "l"-spelling.
[928] Nijl, str. 68 (DS, 2/11/1950)
[929] Goud, str. 146 (DS, 11/7/1949)
[930] Zagemeel, str. 196 & 207 (DS, 5/3/1948 & 12/3/1948)
[931] K°, str. 101 (DS, 30/8/1947)
[932] Bok, str. 139 (DS, 11/6/1948)
[933] Bok, str. 199 (DS, 16/7/1948)
[934] Bok, str. 200 (DS, 16/7/1948)
[935] Zagemeel, str. 92 (DS, 5/1/1948)
[936] Zagemeel, str. 183 (DS, 27/2/1948)
[937] Goud, str. 100 (DS, 14/6/1949)
[938] Stier, str. 54 (DS, 6/2/1950)
[939] Stier, str. 219-220 (DS, 15/5/1950). Zoals op de tekening te zien is, is van ver alleen de "ja" te lezen.
[940] Uil, str. 34 (DS, 18/8/1948)
[941] Uil, str. 66 (DS, 7/9/1948)
[942] Zagemeel, str. 219-220 (DS, 19/3/1948)
[943] Lam, str. 178 (DS, 8/12/1949)
[944] Nijl, str. 12 (DS, 30/9/1950)
[945] Goud, str. 185 (DS, 4/8/1949)
[946] Bok, str. 111 (DS, 26/5/1948)
[947] Mot, str. 7 (DS, 13/12/1948)
[948] Uil, str. 29 (DS, 16/8/1948)
[949] Bloem, str. 98 (DS, 12/7/1950)
[950] Zagemeel, str. 135 (DS,30/1/1948)
[951] Uil, str. 179 (DS, 13/11/1948) Vervorming van de bekende kreet uit De Leeuw van Vlaanderen "Wat Wals is, vals is ! Sla dood !"
[952] Mot, str. 39 (DS, 31/12/1948)
[953] Mot, str. 53 (DS, 8/1/1949)
[954] Willy Vandersteen. In : Florquin (Joos). Op. Cit., p. 122
[955] Zagemeel, str. 1 (DS, 10/11/1947)
[956] Zagemeel, str. 2 (DS, 10/11/1947)
[957] Zagemeel, str. 134 (DS, 29/1/1948)
[958] Mot, str. 83 (DS, 26/1/1949)
[959] Zagemeel, str. 12 (DS, 15/11/1947)
[960] Zagemeel, str. 45 (DS, 5/12/1947)
[961] Zagemeel, str. 147 (DS, 6/2/1948)
[962] Stier, str. 48 (DS, 2/2/1950)
[963] Bok, str. 73 (DS, 4/5/1948)
[964] Mot, str. 19 (DS, 20/12/1948)
[965] Stier, str. 84 (DS, 23/2/1950)
[966] Goud, str. 117 (DS, 24/6/1949)
[967] Mot, str. 5 (DS, 11/12/1948)
[968] Als Suske Wiske uit het drijfzand helpt, zegt ze : "Gered !!… Met de kiezing kunnen ze allemaal fluiten !… Ik stem voor Suske !" Goud, str. 79 (DS, 2/6/1949)
[969] "Dat is geen echt vuur ! Dat is maar propaganda !", zegt Wiske over de vuurwagen van Bertus den Haeze in De Bokkerijder. (Bok, str. 155 (DS, 21/6/1948)
[970] Goud, str. 124 (DS, 28/6/1949)
[971] Goud, str. 126 (DS, 29/6/1949)
[972] Goud, str. 125 (DS, 29/6/1949)
[973] Bloem, aankondigingsstrook. (DS, 16/5/1950)
[974] Nijl, str. 154 (DS, 22/12/1950)
[975] Bok, str. 158 (DS, 22/6/1948)
[976] Uil, str. 47 (DS, 26/8/1948)
[977] Stier, str. 62 (DS, 10/2/1950)
[978] Uil, str. 43 (DS, 24/8/1948)
[979] Bok, str. 10 (DS, 26/3/1948)
[980] Goud, str. 168 (DS, 23/7/1949)
[981] Goud, str. 181 (DS, 2/8/1949)
[982] Goud, str. 199 (DS, 12/8/1949)
[983] Goud, str. 218 (DS, 23/8/1949)
[984] Nijl, str. 35 (DS, 14/10/1950)
[985] Goud, str. 133 (DS, 4/7/1949)
[986] K°, str. 50 (DS, 30/7/1947)
[987] K°, str. 196 (DS, 24/10/1947)
[988] Bok, str. 126 (DS, 3/6/1948)
[989] Bloem, str. 56 (DS, 17/6/1950)
[990] Bloem, str. 60 (DS, 20/6/1950)
[991] Bloem, str. 102 & 180 (DS, 14/7/1950 & 29/9/1950)
[992] Bloem, str. 219 (DS, 21/9/1950)
[993] Bok, str. 137 (DS, 10/6/1948)
[994] Stier, str. 103-104 (DS, 7/3/1950)
[995] Nijl, str. 141 (DS, 15/12/1950)
[996] Nijl, str. 142 (DS, 15/12/1950)
[997] K°, str. 74 (DS, 13/8/1947)
[998] K°, str. 21 (DS, 14/7/1947)
[999] K°, str. 14 (DS, 9/7/1947)
[1000] Mot, str. 45 (DS, 4/1/1949)
[1001] Lam, str. 196 (DS, 19/12/1949)
[1002] Goud, str. 144 (DS, 9/7/1949)
[1003] Zagemeel, str. 172 (DS, 20/2/1948)
[1004] Uil, str. 204 (DS, 27/11/1948)
[1005] Zagemeel, str. 124 (DS, 24/1/1948)
[1006] Zagemeel, str. 9-10 (DS, 14/11/1947)
[1007] Zagemeel, str. 40 (DS, 2/12/1947)
[1008] Stier, str. 218 (DS, 13/5/1950)
[1009] Goud, str. 121 (DS, 27/6/1949)
[1010] Stier, str. 180 (DS, 21/4/1950)
[1011] K°, str. 71 (DS, 12/8/1947)
[1012] Bloem, str. 72 (DS, 27/6/1950)
[1013] Lam, str. 35 (DS, 15/9/1949)
[1014] Lam, str. 24 (DS, 8/9/1949)
[1015] Lam, str. 24-25 (DS, 8/9/1949 & 9/9/1949)
[1016] Zagemeel, str. 51 (DS, 9/12/1947)
[1017] Uil, str. 155 (DS, 29/10/1948)
[1018] Bloem, str. 96 (DS, 11/7/1950)
[1019] Bloem, str. 219 (DS, 21/9/1950)
[1020] Bloem, str. 122 (DS, 27/7/1950)
[1021] Goud, str. 130 (DS, 1/7/1949)
[1022] Nijl, str. 4 (DS, 26/9/1950)
[1023] Bok, str. 50 (DS, 19/4/1948)
[1024] Zagemeel, str. 192 (DS, 3/3/1948)
[1025] Goud, str. 58 (DS, 20/5/1949)
[1026] Stier, str. 44 (DS, 31/1/1950)
[1027] Stier, str. 56 (DS, 7/2/1950)
[1028] Bloem, str. 183 (DS, 31/8/1950)
[1029] Uil, str. 203 (DS, 27/11/1948)
[1030] Vranken (Patrick)8. Interview met Peter Van Hooydonck. In : Brabant Strip Magazine, nr. 19 (1994), p. 7-8
[1031] Vranken (Patrick)8. Op. Cit., p. 8
[1032] Vranken (Patrick)6. De voorzichtige Vandersteen, deel 4 : De geheimzinnige schuilnamen. In : Brabant Strip Magazine, nr. 57bis (1998), p. 21
[1033] Vranken (Patrick)7. Op. Cit., p. 24
[1034] De Bens (Els). Op. Cit., p. 406 ; Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 482-484 ; Annuaire officiel de la presse belge. Op. Cit., p. 587
[1035] De eerste aflevering van Mandrake werd in 1934 in de Amerikaanse pers gepubliceerd. Lee Falk, die de reeks creëerde, zorgde voor de tekst, en liet het tekenwerk over aan Phil Davis. De reeks kende in de Verenigde Staten een groot succes, zodat er in 1939 zelfs een televisiebewerking van gemaakt werd. (Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 195-196 ; Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 510)
[1036] Little Annie Rooney was oorspronkelijk een filmpersonage uit 1925. Twee jaar later kwam de stripbewerking tot stand. Nadat enkele tekenaars elkaar opgevolgd waren, stond Darell McClure vanaf 1930 in voor het tekenen van de dagstroken, op teksten van Brandon Walsh. (Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 177-178 ; Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 482-483)
[1037] Brandon Walsh & Darell McClure. La petite Annie Rooney. (LW, 16/9/1946)
[1038] Idem. (LW, 5/11/1946)
[1039] Jacques Martin, Frans stripauteur, werd geboren in Straatsburg in 1921. Tijdens zijn studies kwam hij in België terecht en tijdens de Tweede Wereldoorlog begon hij te publiceren. Het pseudoniem Marleb komt voort uit zijn korte samenwerking met Henri Leblicq (Mar-tin en Leb-licq). Na die samenwerking zou hij dit pseudoniem toch blijven gebruiken tot 1950. Onder het pseudoniem Marleb zou hij verschillende verhalen maken, waaronder twee met deze personages. Hij werkte op het einde van de jaren 1940 ook voor Bravo, Wrill en Tintin. Martin zou later onder zijn eigen naam veel bekendheid verwerven met zijn historische reeksen Alix, Jhen, Arno, … en de detectivestrip Lefranc. (Van Passen (Alain). Signé Marleb ou le temps des recherches. In : Alix, Lefranc et Jacques Martin. Bruxelles, RTP, 1975, p. 17 ; Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 521-522 ; Groensteen (Thierry) & Martin (Jacques). Avec Alix. Tournai, Casterman, 1984, p. 10-40)
[1040] Robert (Michel). La Voie d'Alix : entretiens avec Jacques Martin. Paris, Dargaud, 1999, p. 10
[1041] Robert (Michel). Op. Cit., p. 95
[1042] Robert (Michel). Op. Cit., p. 35
[1043] George Swanson, Amerikaanse auteur geboren in 1897, tekende al enkele reeksen tijdens het interbellum. In 1943 startte hij met The Flop Family. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 299 ; Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 120 ; George Swanson. Op : - 28/4/2003)
[1044] Zie Le Matin.
[1045] Elementen die in die richting pleiten zijn de slordigheid en het feit dat auteur en reeks niet in repertoria of naslagwerken terug te vinden zijn. Een extra aanwijzing is dat de aankondiging vermeldt dat het om "Une exclusivité La Wallonie" gaat, iets dat deze krant maar op één ander moment schrijft, bij de start van de Belgische verhalen Folichon en Le Sept de Trèfle. (LW, aankondigingen op 30/10/1948, p. 1 & 30/10/1946, p. 1)
[1046] Frans stripauteur, in 1924 geboren in Avignon. Na de oorlog werkte hij een tijdje in een tekenfilmbedrijf, waarna hij vanaf 1949 strips ging tekenen voor de Franse dagbladpers. Le Capitaine Fracasse, dat in Frankrijk onder andere in L'Humanité en La Nouvelle République gepubliceerd werd, maakte hij voor het agentschap Paris-Graphic. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 113 ; Beyrand (Alain) (red.). De Lariflette à Janique Aimée. Catalogue encyclopédique des bandes horizontales françaises dans la presse adulte de 1946 à 1975. Tours, Pressibus, 1995, p. 137-138)
[1047] Zijn "Le Capitaine Fracasse" verscheen in 1863. (Théophile Gautier. Op : Encyclopédie Microsoft Encarta 1998)
[1048] Popeye dook in 1929 op in de reeks "Thimble Theatre", die tien jaar eerder van start gegaan was. Auteur van dienst was de Amerikaanse E.C. Segar. Bij zijn dood in 1938 werden de scenario's van de reeks overgenomen door Tom Sims, en de tekeningen door Bill Zaboly. (Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 371-373 ; Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 764-765)
[1049] Zie hiernaast.
[1050] Zie Le Soir.
[1051] Alex Raymond. Rip Kirby. (LW, 29/7/1950)
[1052] In de VS oorspronkelijk "King of the royal mounted". De reeks startte in 1935, geschreven door Zane Gray en getekend door Allen Dean. Van 1939 tot 1954 stond Jim Gary in voor de tekeningen. (Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 169 ; Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 448)
[1053] Eén van de bendeleden heet Ivan. (Jim Gary. Le roi de la police montée. - LW, 8/11/1949)
[1054] Idem. (LW, 26/10/49)
[1055] Brick Bradford dook voor het eerst op in 1933 in de Amerikaanse pers. William Ritt zorgde voor de scenario's, Clarence Gray voor de tekeningen. In 1948 nam deze laatste ook de tekst voor zijn rekening, zodat hij de enige auteur van de reeks werd. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 114-115 ; Clarence Gray. Op : - 28/4/2003)
[1056] Clarance Gray. Luc Bradefer. (LW, 17/11/1949)
[1057] Anoniem. Les aventures de Folichon dans la résistance, str. 1 (LW, 30/10/1946)
[1058] Idem, str. 4 (LW, 4/11/1946)
[1059] Idem, str. 55 (LW, 4/1/1947)
[1060] Idem, str. 82 (LW, 5/2/1947)
[1061] Idem, str. 87 (LW, 11/2/1947)
[1062] Idem, str. 141 (LW, 16/4/1947)
[1063] Idem, str. 201 (LW, 28/6/1947 (str. 201)
[1064] Intelligence Service, Britse dienst voor informatievergaring en contraspionnages. (Le petit Larousse illustré 2001. Paris, Larousse, 2000, p. 1413)
[1065] Idem, str. 312 (LW, 8/11/1947 (str. 312)
[1066] Idem, str. 3-6-7-14-15-17-22-34-36-39-60-68-71-91-245
[1067] Idem, str. 9 (LW, 9/11/1946)
[1068] Idem, str. 6-7-43-80-167-277-9-43-62-76-91-156-122-122-229-227-286 (Het gaat meestal wel degelijk om andere personages met dezelfde naam.)
[1069] Idem, str. 24 (LW, 27/11/1946)
[1070] Idem, str. 158 (LW, 7/5/1947)
[1071] Idem, str. 231 (LW, 4/8/1947)
[1072] Idem, str. 309 (LW, 5/11/1947)
[1073] Scélerat, criminel. (Idem, str. 271 & 273 - LW, 20/9/1947 & 23/9/1947)
[1074] Idem, str. 309 (LW, 5/11/1947)
[1075] Idem, str. 2 (LW, 1/11/1946)
[1076] Idem, str. 55 (LW, 4/1/1947)
[1077] Idem, str. 12-18 (LW, 13/11/1946 - 20/11/1946)
[1078] Idem, str. 22 (LW, 25/11/1946)
[1079] Idem, str. 30-31 (LW, 4/12/1946 & 5/12/1946). Andere voorbeelden zijn : "Atteint de plusiers balles le S.S. s'écroule mortellement blessé." (str. 39 - 14/12/1946) ; bij het neerschieten van een vliegtuig : "Touché, le boche descend en flammes." (str. 78 - 31/1/1947) ; "Touché au beau milieu du front, l'allemand fait la culbute." (str. 131 - 3/4/1947) ; "A toute volée, la tête de l'Allemand s'applatit contre un arbre." (str. 161 - 10/5/1947) ; Folichon bij het neerslaan van een Duitser : "Bitte ! Un petit souvenir pour ta mâchoire inférieure … et une tendre caresse pour l'autre !" (str. 246 - 22/8/1946)
[1080] Idem, str. 162 (LW, 12/5/1947)
[1081] Idem, str. 163 (LW, 13/5/1947)
[1082] Idem, str. 258-260 (LW, 5/9/1947 – 8/9/1947)
[1083] Idem, str. 305 (LW, 30/10/1947)
[1084] Idem, str. 3-11-14-32-56-69-71-…
[1085] Idem, str. 241 & 312 (LW, 6/8/1947 & 8/11/1947)
[1086] Idem, str. 82 (LW, 5/2/1947)
[1087] Idem, str. 83 (LW, 6/2/1947)
[1088] Minister van Wederopbouw van maart 1946 tot maart 1947.
[1089] Zie context & Lagrou (Pieter)2. Op. Cit., p. 54-68
[1090] Hemmerijckx (Rik). Van Verzet tot Koude Oorlog, 1940-1949, machtsstrijd om het ABVV. Brussel, VUBPress, 2003, p. 48-49, 65-67 & 379
[1091] De Bens (Els). Op. Cit., p. 310 ; Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 193-194 ; Bracke (Nele)1. De Nieuwe Gazet. In : NEVB, Op. Cit., p. 2205 ; Annuaire officiel de la presse belge / Officieel jaarboek van de Belgische pers. Association Générale de la presse belge / Algemene Belgische persbond, 1950, p. 579
[1092] Annuaire officiel …. Op. Cit., p. 92
[1093] NGA, aankondiging op 5/12/1946, p. 1
[1094] Nederlandse architect-schilder-tekenaar, geboren in Amsterdam in 1898. Kannegieter publiceerde een omvangrijk aantal krantenstrips in de Nederlandse en Belgische pers. Tom de Negerjongen werd voor het eerst gepubliceerd in 1933-1934. (Henricus Kannegieter. Op : - 22/4/2003)
[1095] NGA, aankondiging op 21/11/1947, p. 7
[1096] NGA, aankondiging op 7/11/1948, p. 1
[1097] Verdere informatie over Bob De Moor in het deel over Het Nieuws van den Dag. Artec werd al behandeld in de inleiding van dit derde deel.
[1098] Ook andere futuristische elementen, zoals cirkelvormige, geluidloze vliegtuigen, komen in het verhaal voor.
[1099] Verdeeld door P.I.B.
[1100] De waarschijnlijk niet al te grote oplage en het feit dat de verkoopprijs al in 1949 op 1,50 frank wordt gebracht, kunnen daarop wijzen.
[1101] Henricus Kannegieter. Op : (22/4/2003)
[1102] De Laet (Danny)2. Het Beeldverhaal in Vlaanderen. Breda, Brabantia Nostra, 1977, p. 23
[1103] "Overal" is het familieweekblad van de N.V. De Gids-groep, en is daarmee de De Gids-versie van "Ons Volk" (Standaardgroep).
[1104] "'t Kapoentje" is het kinderweekblad van De Gids-groep, tegenhanger van "Ons Volkske" (Standaardgroep).
[1105] Smet (Jan) e.a. Bob De Moor. Turnhout, De Warande, 1989, p. 77-78
[1106] Bijvoorbeeld : "Parker, ge moet de kapoentjes eens een flink pak slaag geven …" & "Oeioei, de kapoentjes." (Anoniem (Bob De Moor). Petrus en zijn rakkers – NGA, 1/12/1950 & 8/12/1950)
[1107] NGA, aankondiging op 2/7/1950, p. 1
[1108] Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 300-306 ; Van Lint (Ivan). De kommunistische partij van België, een politieke analyse: 1947-1958. Licentieverhandeling Politieke Wetenschappen VUB, 1984-1985, p. 104-107 ; Van Hoorick (Bert). In tegenstroom. Herinneringen 1919-1956. Uitgeverij Masereelfonds, 1982, p. 206 (Campe vermeldt cijfers van de uitgevers voor 1949 en 1953 : 110.000 en 50.000)
[1109] Van Lint (Ivan). Op. Cit., p. 104-107
[1110] Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 300
[1111] Hij bekleedde die post vanaf 1945. (Delforge (Paul). Jean Terfve. In : Delforge (Paul) e.a. (dir.). Encyclopédie du Mouvement Wallon, Tome III. Mont-sur-Marchienne, Institut Jules Destrée, 2001, p. 1516-1517)
[1112] Annuaire officel de la presse …. Op. Cit., p. 571
[1113] Gerlo (Aloïs). Noch hoveling noch gunsteling, een levensverhaal. Kapellen, DNB/Pelckmans, 1989, p. 89. Coenen bekleedde voor de oorlog al belangrijke functies in de Communistische Partij en kwam in 1943 op de post van hoofdredacteur van Le Drapeau Rouge. (Delzenne (Yves-William) & Houyoux (Jean). Le nouveau dictionnaire des Belges. Bruxelles, Le Cri, 1998, 802 p.)
[1114] Organe Central Quotidien du Parti Communiste de Belgique", "Organe Central du Parti Communiste Belge", "Organe Central Quotidien du Parti Communiste de Belgique"
[1115] De nummering van de stroken gebeurt eerst per twee, en pas even nadat de publicatie teruggebracht is tot één strook per week, krijgt elke strook een apart nummer. Daar komt nog bij dat eind februari 1946 een "46" naast de handtekening te vinden is, wat erop wijst dat die stroken niet lang daarvoor getekend zijn. Ook het onbekende pseudoniem en de afwezigheid van een copyright wijzen op een originele creatie.
[1116] Depessemier (Daniel). Maurice Tillieux de 1921 à 1952. In : M. Tillieux inédit en album. Bruxelles, Editions de l'élan, 2002, p. 4-13 ; Verheylewegen (Jean-Pierre). Hommage à M. Tillieux. Bruxelles, CBEBD, 2001, 84 p. 71-72 ; Jour (Jean). M. Tillieux, monographie de la bande dessinée. Editions de Perron, 1984, p. 7-8 ; Dossier Tillieux. In : Les Dossiers de la Bande Dessinée, n° 10, mars 2001, p. 5-11
[1117] Crépin (Thierry). "Haro sur le gangster !" La moralisation de la presse enfantine 1934-1954. Paris, CNRS Editions, 2001, p. 397-400. Pierre Assouline noemt hem een "communiste marqué et affiché" (Assouline (Pierre). Op. Cit., p. 380)
[1118] Toen striptekenaar Jijé na de oorlog gedurende twee maanden in de gevangenis belandde, zorgde Doisy voor zijn vrijlating door de handtekening te verkrijgen van de Minister van Informatie, de communist Fernand Demany. (Martens (Thierry)2. 1945-1947. In : Jijé. Tout Jijé, 1945-1947. Marcinelle, Dupuis, 2000, p. 10)
[1119] Philippe Mouvet, die momenteel een monografie over Tillieux voorbereidt, houdt zowel praktische redenen (teveel werk door zijn samenwerking met allerlei publicaties) als ideologische redenen (eigen keuze of druk van een andere werkgever) voor mogelijk.
[1120] Zoals we verder nog zullen zien, publiceerden Louis Paul Boon en Maurice Roggeman in De Roode Vaan verhalen met uitgesproken communistische standpunten. Uit de relatie tussen Boon en De Roode Vaan blijkt ook dat de partijleiding een sterke controle uitoefende op de inhoud van de krant.
[1121] Wat de keuze van het pseudoniem Saint Thiers betreft, liggen verschillende mogelijkheden open. Zo bestaat er in het Zuid-Oost-Franse stadje Saou een abdij van Saint Thiers. Het is niet denkbeeldig dat Tillieux daar geweest is. In zijn kindertijd heeft hij en tijdje in Aix-en-Provence gewoond en rond zijn zestiende maakte hij met enkele vrienden een fietstocht door Frankrijk, waarbij de Alpen doorkruist werden, en plaatsen in de ruime omgeving van Saou aangedaan werden. (Dossier Tillieux. Op. Cit., p. 5) Andere mogelijkheden zijn inspelingen op de stad Thiers en de Franse politicus van dezelfde naam …
[1122] Roger Bussemey, Franse stripauteur, geboren in 1920. Vanaf 1943 werkte hij in een tekenfilmstudio en vanaf 1946 publiceerde hij zijn eerste strips in de Franse pers (l'Aurore, le Parisien Libéré, l'Humanité). Hij werkte ook mee aan een hele reeks andere publicaties, waaronder "OK", "Lisette" en "Pierrot". (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 128)
[1123] Roger Masmonteil, Franse stripauteur, geboren in 1924. Mas werkte als bankbediende en brandweerman, en begon na de bevrijding tekeningen te publiceren in het tijdschrift van de brandweer. In 1948 werd hij terug bankbediende, maar hij droomde ervan om professioneel tekenaar te worden. Dat lukte toen hij in contact kwam met de communistische "Editions Vaillant", die hem onder andere "Bec d'Or" van José Cabrero Arnal lieten overnemen. Eén van zijn andere toenmalige personages is Barbichette. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 524-525 ; Roger Mas. Op : - 27/3/2003)
[1124] Vanaf oktober 1947, en tot in 1949, worden verschillende verhalen gepubliceerd. Soms neigt de vormgeving naar een stripverhaal, soms totaal niet. De verhalen zijn niet opgenomen in de inventaris, maar het geval is interessant genoeg om hier te vermelden.
[1125] Normaal gezien zouden er acht afleveringen moeten zijn. De tweede, over de Spaanse burgeroorlog, werd echter niet in Le Drapeau Rouge gepubliceerd.
[1126] Colonel Fabien. Op : salan.asso.fr/fabien.htm (3/4/2003)
[1127] Filippini (Henri)3. Dictionnaire encyclopédique des héros et auteurs de BD, Vol. III. Grenoble, Glénat, 2000, p. 790
[1128] Ambrosi (Christian) & Ambrosi (Arlette). La France 1870-1986. Paris, Masson, 1986, p. 242-254 ; Bezbakh (Pierre). Histoire de la France contemporaine de 1914 à nos jours. Paris, Bordas, 1990, p. 127-155 ; Histoire du PCF. Op : (6/4/2003)
[1129] Maurice Damois. Fabien, héros de légende. (LDR, 5/1/1950)
[1130] Idem. (LDR, 5/1/1950)
[1131] Idem. (LDR, 5/1/1950)
[1132] Idem. (LDR, 12/1/1950)
[1133] Idem. (LDR, 12/1/1950)
[1134] Idem. (LDR, 12/1/1950)
[1135] Idem. (LDR, 12/1/1950)
[1136] Idem. (LDR, 12/1/1950)
[1137] Idem. (LDR, 19/1/1950)
[1138] Idem. (LDR, 19/1/1950)
[1139] Idem. (LDR, 19/1/1950)
[1140] Idem. (LDR, 26/1/1950)
[1141] Idem. (LDR, 2/2/1950)
[1142] Idem. (LDR, 2/2/1950)
[1143] Idem. (LDR, 9/2/1950)
[1144] Idem. (LDR, 9/2/1950)
[1145] Idem. (LDR, 9/2/1950)
[1146] Idem. (LDR, 16/2/1950)
[1147] Idem. (LDR, 16/2/1950)
[1148] "Mon rôle est", "Mais Pierre sait où est son devoir" (Idem. - LDR, 12/1/1950), geeft niet toe aan folteringen (12/1/1950), geeft een tweede keer niet toe aan folteringen (2/2/1950)
[1149] Idem. (LDR, 12/1/1950)
[1150] Idem. (LDR, 19/1/1950)
[1151] Idem. (LDR, 26/1/1950)
[1152] Het ontbreken van strips in Le Drapeau Rouge kan men dus zeker niet toeschrijven aan het feit dat ze geen Amerikaanse strips wilden publiceren. Als dat al zo was, bestonden er genoeg alternatieven, zoals eigen werk of de buitenlandse communistische pers. Amerikaanse stripfiguren duiken trouwens op in de krant in het najaar van 1947. Le Drapeau Rouge neemt dan namelijk, net als de andere Belgische kranten, de advertenties op van het "Nationaal Strijdcomité tegen het Duur Leven", waarbij Disney- en andere stripfiguren gebruikt worden. (Zie het deeltje over deze campagne).
[1153] De titel De Roode Vaan verandert in mei 1947 als gevolg van de spellingsverandering in De Rode Vaan.
[1154] Als we Louis Paul Boon mogen geloven, kwam er bij de redactie van De Roode Vaan veel vertaalwerk te pas. (Hebbelinck (André). "In feite ben ik een seismograaf". In : De Ley (Gerd). Een man zonder carrière : gesprekken met Louis Paul Boon. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1982, 1976 p. 134 ; Goeman (Geert). Louis Paul Boon bij De roode vaan, 1945-1946. Op : bub/7_1/roodevaan.htm - 8/6/2003)
[1155] Beke (Frans) & Vandenabeele (Werner). De Rode Vaan. In : NEVB, Op. Cit., p. 2623-2624
[1156] Gerlo vermeldt in zijn memoires de periode december 1945 – februari 1946. (Gerlo (Aloïs). Op. Cit., p. 89)
[1157] Vandenabeele (Werner). Louis Paul Boon en De roode vaan. Op : bub/6_3/werner.htm - 8/6/2003 ; Muyres (J.)1. Bibliografisch overzicht van de bijdragen van Louis Paul Boon in de periodieken 1944-1979, Deel 1. Brugge, Kruispunt, 1986, p. 25 (De data zijn approximatief, er bestaat in de literatuur geen eensgezindheid over.)
[1158] Roggeman (Maurice). Herinneringen van Maurice (Morris) Roggeman. In : Boon (Louis Paul). Brieven aan Morris. Maastricht, Gerards & Schreurs, 1989, p. 137-138 ; Bruinsma (E.), De Geest (D.) & Humbeeck (K.). Voorwoord. In : Louis Paul Boon, Het literatuur- en kunstkritische werk. I : De Roode Vaan. Antwerpen, UIA, 1994, p. XXIII ; Goeman (Geert). Op. Cit. ; Vandenabeele (Werner). Op. Cit. ; Van Hoorick (Bert). In tegenstroom. Herinneringen 1919-1956. Uitgeverij Masereelfonds, 1982, p. 206
[1159] Roggeman (Willem M.). Inleiding. In : Boon (Louis Paul) & Roggeman (Maurice). Proleetje en Fantast. Amsterdam, Querido / De Arbeiderspers, 1982, p. 5
[1160] Durnez (Gaston)9. Louis Paul Boon In : NEVB. Op. Cit., p. 549-550 ; Muyres (J.)2. De Kapellekensbaan groeit. Over de ontstaansgeschiedenis van …. Leiden, Uitgeverij Plantage, 1995, p. 28-31 ; Weverbergh (Julien) & Leus (Herwig). Boonboek : gesprekken met Louis Paul Boon …. Manteau, 1972, p. 12 & 32 ; Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse letterkunde. Amsterdam / Brussel, Elsevier, 1986, p. 55
[1161] Roggeman volgde er zes jaar les, Boon maar één jaar. (Weverbergh (Julien) & Leus (Herwig). Op. Cit., p. 32)
[1162] Met o.a. Bert Van Hoorick, latere hoofdredacteur van De Roode Vaan. (Roggeman (Maurice). Herinneringen van Maurice (Morris) Roggeman. In : Boon (Louis Paul). Brieven aan Morris. Maastricht, Gerards & Schreurs, 1989, p. 119)
[1163] Roggeman verklaarde later : "Boon was een uitgesproken anti-fascist. Hij heeft niet actief deelgenomen aan het verzet, hij was echter wel sympatisant. Hij heeft mensen zoals ik, die gezocht werden door de Gestapo, bij hem thuis ontvangen". (Weverbergh (Julien) & Leus (Herwig). Op. Cit., p. 59)
[1164] Muyres (J.) & Vanheste (B.). Voorwoord. In : Boon (Louis Paul). Brieven aan Morris. Maastricht, Gerards & Schreurs, 1989, p. 5-6 ; Roggeman (Maurice). Op. Cit., p. 101-134 ; Weverbergh (Julien) & Leus (Herwig). Op. Cit., p. 40 & 67 ; Vandenabeele (Werner). Op. Cit. ; Muyres (J.)2. Op. Cit., p. 30-31, 35 ; Muyres (J.) & Vanheste (B.) (eds.) & Boon (Louis Paul). Memoires van Boontje. Amsterdam, De Arbeiderspers, 1989, p. 15, 182
[1165] Louis Paul Boon. In : Florquin (Joos). Ten huize van … (achtste reeks). Leuven, Davidsfonds, 1972, p. 24-25
[1166] Goeman (Geert). Op. Cit.
[1167] Weverbergh (Julien) & Leus (Herwig). Op. Cit., p. 40
[1168] Goeman (Geert). Op. Cit. ; Humbeeck (K.). Onder de giftige rook van Chipka : Louis Paul Boon en de fabrieksstad Aalst. Gent, Ludion, 1999, p. 128-129 ; Bruinsma (E.), De Geest (D.) & Humbeeck (K.). Op. Cit., p. XXI-XXII ; Muyres (J.) & Vanheste (B.) (eds.) & Boon (Louis Paul). Op. Cit., p. 111
[1169] Bruinsma (E.), De Geest (D.) & Humbeeck (K.). Op. Cit., p. XXII-XXIII
[1170] Maarten Thijs en Rosa Michaut.
[1171] Door de dalende verkoop werd de controle en bemoeienis van de partijleiding alleen maar erger. Daardoor ging Boon met steeds mider plezier op De Roode Vaan werken. (Muyres (J.)2. Op. Cit., p. 33 ; Muyres (J.) & Vanheste (B.) (eds.) & Boon (Louis Paul). Op. Cit., p. 182)
[1172] Boon ging zich op de duur van het communisme distanciëren. In zijn later werk De Kapellekensbaan uitte hij kritiek op de leiding van de KPB en De Roode Vaan. (Bruinsma (E.), De Geest (D.) & Humbeeck (K.). Op. Cit., p. XXIII ; Muyres (J.)2. Op. Cit., p. 33 ; Goeman (Geert). Op. Cit. ; Weverbergh (Julien) & Leus (Herwig). Op. Cit., p. 78)
[1173] Muyres (J.)1. Op. Cit., p. 25-26 ; Weverbergh (Julien) & Leus (Herwig). Op. Cit., p. 67, 76-77 ; Hebbelinck (André). Op. Cit., p. 134-135 ; Muyres (J.) & Vanheste (B.). Op. Cit., p. 7 ; Roggeman (Maurice). Op. Cit., p. 136 ; Muyres (J.) & Vanheste (B.) (eds.) & Boon (Louis Paul). Op. Cit., p. 73 ; Bruinsma (E.), De Geest (D.) & Humbeeck (K.). Op. Cit., p. XXIII ; Goeman (Geert). Op. Cit. ; Vandenabeele (Werner). Op. Cit.
[1174] Muyres (J.) & Vanheste (B.) (eds.) & Boon (Louis Paul). Op. Cit., p. 72-73
[1175] Roggeman (Maurice). Op. Cit., p. 137
[1176] Weverbergh (Julien) & Leus (Herwig). Op. Cit., p. 76
[1177] Weverbergh (Julien) & Leus (Herwig). Op. Cit., p. 76-77. Zo erg vooruit op z'n tijd was dit verhaal nu ook weer niet. Bij het begin van de publicatie waren Willy Vandersteen, Anne-Marie Prijs en Buth in de Vlaamse pers al bezig met strips. En zij maakten volledig gebruik van (moderne) tekstballonnen.
[1178] Van Hoorick (Bert). Op. Cit., p. 206
[1179] Ook Boon moest soms haastig te werk gaan. Hij kreeg tegen het midden van het eerste verhaal last van zijn maag, moest thuisblijven, en stuurde de teksten (soms redelijk) laat op. Dus nog minder tijd voor Roggeman om ze uit te tekenen. (Roggeman (Willem M.). Op. Cit., p. 6)
[1180] Het is dan ook niet echt verwonderlijk dat men de opdracht toevertrouwde aan Boon en Roggeman, de schrijver en de tekenaar van het gezelschap.
[1181] Roggeman (Willem M.). Op. Cit., p. 6
[1182] Mans (Willard). Louis Paul Boon in de strip. In : Stripschrift, nr. 323 (jg. 32, nr. 6), p. 22
[1183] Anoniem (Louis Paul Boon & Maurice Roggeman). De wonderlijke avonturen van Proleetje en Fantast. (DRV, 1/5/1946 – 28/9/1946)
[1184] Idem, str. 2 (DRV, 3/5/1946)
[1185] Idem, str. 3 (DRV, 4/5/1946)
[1186] Idem, str. 43 (DRV, 13/7/1946)
[1187] Idem, str. 51 (DRV, 24/7/1946)
[1188] Idem, str. 104 (DRV, 25/9/1946)
[1189] Idem, str. 106 (DRV, 27/9/1946)
[1190] Idem, str. 107 (DRV, 28/9/1946)
[1191] De naam Buchenwald is niet zomaar gekozen. Hoofdredacteur van De Roode Vaan Bert Van Hoorick had er gezeten. (Muyres (J.) & Vanheste (B.) (eds.) & Boon (Louis Paul). Op. Cit., p. 185)
[1192] Idem, str. 21 (DRV, 6/6/1946)
[1193] Idem, str. 3 (DRV, 4/5/1946)
[1194] Witte (Els)3. Politiek en democratie. Brussel, VUBPress, 1996, p. 84
[1195] Peiren (Luc). De Communistische Partij van België gedurende de Koude Oorlog 1944-1968. In : Van den Wijngaert (Marc) & Buellens (Lieve). Oost West West Best, België onder de Koude Oorlog 1947-1989. Tielt, Lannoo, 1997, p. 195
[1196] Witte (Els)3. Op. Cit., p. 112-113
[1197] Idem, str. 62 (DRV, 6/8/1946)
[1198] DRV 24/1/1946, p. 1 ; 25/1/1946, p. 1 ; 31/1/1946, p. 1 ; 14/6/1946, p. 1 ; 28/6/1946, p. 1 ; 26/7/1946, p. 1 ; 31/7/1946, p. 1
[1199] Anoniem (Maurice Roggeman). Proleetje en Fantast Globetrotters, str. 40 (DRV, 4/1/1947)
[1200] Muyres (J.) & Vanheste (B.) (eds.) & Boon (Louis Paul). Op. Cit., p. 15-16
[1201] Muyres (J.)2. Op. Cit., p. 33-34
[1202] Aloïs Gerlo vertelt : "Als zovelen … was ook hij in de ban van de ideologie die een rechtvaardige, klassenloze maatschappij in het leven zou roepen en de kleine man zou bevrijden." (Gerlo (Aloïs). Op. Cit., p. 103)
[1203] Ook de reportage "Brussel een oerwoud" kent een gelijkaardig einde. (Muyres (J.)2. Op. Cit., p. 33-34)
[1204] Anoniem (Maurice Roggeman). Proleetje en Fantast Globetrotters, str. 16 (DRV, 5/12/1946)
[1205] Idem, str. 18 (DRV, 7/12/1946)
[1206] Idem, str. 22 (DRV, 12/12/1946)
[1207] Idem, str. 16 e.a. (DRV, 5/12/1946 e.a.)
[1208] DRV, 29/6/1946, p. 1 ; 2/7/1946, p. 1 ; 3/7/1946, p. 1
[1209] Willem M. Roggeman vermeldt in de inleiding van de boekuitgave van Proleetje en Fantast de aanwezigheid van het verhaal van verborgen steken aan het adres van de KPB. De Kapitein Eénog in het verhaal zou niemand minder zijn dan hoofdredacteur Bob Dubois. Hij werd zo afgebeeld omdat hij te veel de richtlijnen van partijleider Edgar Lalmand opvolgde.[1210] Of veel lezers dit doorhadden, valt natuurlijk sterk te betwijfelen. (Roggeman (Willem M.). Op. Cit., p. 5-6)
[1211] Idem, str. 29 (DRV, 20/12/1946)
[1212] Idem, str. 30 (DRV, 21/12/1946)
[1213] Idem, str. 34 (DRV, 27/12/1946)
[1214] In heel het verhaal wordt het woordt papieren consequent vervangen door "pampieren".
[1215] Uit de insciptie op de kist "b … aire" kan men afleiden dat het om Argentinië kan gaan.
[1216] Idem, str. 38 (DRV, 1/1/1948)
[1217] Idem, str. 39 (DRV, 3/1/1948)
[1218] Idem, str. 41 (DRV, 6/1/1947)
[1219] Idem, str. 41 (DRV, 6/1/1947)
[1220] Idem, str. 43 (DRV, 8/1/1947)
[1221] Idem, str. 46 (DRV, 13/1/1947)
[1222] Zuid-Amerikaanse boeren.
[1223] Idem, str. 47 (DRV, 14/1/1947)
[1224] Idem, str. 50 (DRV, 17/1/1947)
[1225] De Bens (Els). Op. Cit., p. 383-384 ; Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 227-231 ; Campé (René). La presse libérale depuis 1846. In : Hasquin (Hervé) & Verhulst (Adriaan) (eds.). Le libéralisme en Belgique : deux cents ans d'histoire. Bruxelles, Delta, 1989, p. 194
[1226] M. Cro van Reding.
[1227] Servais (Max). Les aventures de Jacquy et Marcou : Le Secret du Mastaba. Bruxelles, Van Gompel, 1942, 60 p. Het exemplaar van de KBR is verdwenen. Uit een fotokopie van de kaft blijkt wel dat de personages in de twee verhalen dezelfde zijn.
[1228] Canonne (Xavier). Max Servais. In : Nouvelle biographie nationale IV. Bruxelles, Académie Royale des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique, 1997, p. 352-354 ; Piron (Paul). De Belgische Beeldende Kunstenaars uit de 19de en 20ste eeuw . Brussel, Art in Belgium, 1999, p. 1212. Canonne vermeldt verkeerdelijk dat Le Peuple na de oorlog Le Secret du Mastaba gepubliceerd heeft.
[1229] Geoffrey Foladori, stripauteur uit Urugay, geboren in 1908. (Fola. Op : - 5/5/2003)
[1230] Zie Le Matin en De Nieuwe Gazet/'t Vrije Volksblad.
[1231] Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 661 ; Auquier (Jean)1. Raymond Reding conteur sportif. In : Reding (Raymond). Tirs au but. Bruxelles, CBBD – La Poste, 1998, p. 6-7 ; Van Hamme (Jean) (red.). Op. Cit., p. 42
[1232] Ray Reding. Les enquêtes de M. Cro, détective, La formule volée. (DH, 1/6/1947 & 6/6/1947)
[1233] Idem, Les 7 corbeaux. (DH, 6/12/1949)
[1234] Onder andere in "Echec … et masque" (DH, 28/12/1947 - 15/4/1948) en "Le dard de jade" (DH, 26/9/1948 – 20/3/1949)
[1235] Zie Le Soir.
[1236] Pseudoniem van Jean Deleu, zou later illustrator worden bij Averbode. (Huygens (Frank). Mooie plaatjes. Illustratie, lay-out en beeldverhaal in de jeugdtijdschriften (1920-2002). In : Ghesquière (Rita) & Quaghebeur (Patricia). Averbode, een uitgever apart, 1877-2002. Averbode / Leuven, Uitgeverij Averbode / UPLeuven / Kadoc, 2002, p. 389)
[1237] Edmond-François Calvo, Frans stripauteur, geboren in 1892. Deze tekenaar heeft in de jaren 1940 al een enorme productie strips op zijn actief staan. "Le Bossu" verscheen voor het eerst in France-Soir in 1947. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 135-136 ; Beyrand (Alain) (red.). De Lariflette à Janique Aimée. Catalogue encyclopédique des bandes horizontales françaises dans la presse adulte de 1946 à 1975. Tours, Pressibus, 1995, p. 179)
[1238] Negentiende-eeuwse Franse "roman-feuilleton"-auteur. Le Bossu werd gepubliceerd in 1858. (Paul Féval. Op : Encyclopédie Microsoft Encarta 1998)
[1239] Pseudoniem van Robert Velter, Frans stripauteur, geboren in 1909. Hij was de schepper van een hele hoop strips vanaf de tweede helft van de jaren 1930. Onder de naam Rob-Vel ontwierp hij in 1938 het personage Spirou voor Uitgeverij Dupuis. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 673-674)
[1240] Melvin Graff, Amerikaans stripauteur, geboren in 1907. In de jaren 1930 begon hij strips te tekenen en in 1940 werd hij de opvolger van Austin Briggs op Secret Agent X-9. (Mel Graff. Op : - 8/5/2003)
[1241] Horn (Maurice)1. Op. Cit., p. 341-342 ; Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 703-704
[1242] Mell Graff. L'agent secret X 9. (DH, 10/11/1948)
[1243] Idem. (DH, 27/3/1947)
[1244] Idem. (DH, 18/10/1947)
[1245] Idem. (DH, bv. 22/5/1949)
[1246] Idem. (DH, 13/12/1947 & 10/7/1948)
[1247] Idem. (DH, 25/4/1947)
[1248] Idem. (DH, 16/11/1946)
[1249] Idem. (DH, 22/5/1946)
[1250] Idem. (DH, 25/5/1946)
[1251] Idem. (DH, 18/6/1946)
[1252] Idem. (DH, 21/6/1946)
[1253] Dit verhaal verscheen in de VS vanaf einde mei 1945. De publicatie van de reeks in La Dernière Heure loopt in het begin een jaar achter op de originele publicatie. Door het verschijnen van twee dagelijkse stroken tot januari 1947 wordt dat verschil teruggebracht tot 4-5 maanden. (Tabel met originele publicatiedata in : Dumonteil (Marc-André). Dossier agent secret X-9. In : Hop, sept. 2002, n°95, p. 21-25)
[1254] Idem. (DH, augustus - september 1946)
[1255] Op dat moment nog vertaald als Hilda.
[1256] Idem. (DH, 15/3/1949)
[1257] Idem. (DH, 22/3/1949)
[1258] Idem. (DH, 24/3/1949)
[1259] Hun zogezegde land van herkomst wordt niet vermeld, maar de namen wijzen duidelijk in de richting van het Sovjetblok.
[1260]Idem. ( DH, 26/3/1949)
[1261] Idem. (DH, mei - juli 1948)
[1262] Idem. (DH, 10/10/1946)
[1263] Idem. (DH, 12/8/1949)
[1264] Idem. (DH, 20/8/1949)
[1265] Idem. (DH, 28/8/1949)
[1266] Idem. (DH, 9/9/1949)
[1267] Idem. (DH, 10/9/1949)
[1268] Idem. (DH, april - mei 1950)
[1269] Idem. (DH, 12/4/1950)
[1270] Idem. (DH, 13/4/1950)
[1271] Idem. (DH, 5/4/1950)
[1272] Idem. (DH, 16/4/1950)
[1273] Idem. (DH, 18/4/1950)
[1274] Idem. (DH, 4/5/1950)
[1275] Idem. (DH, augustus - november 1950)
[1276] Idem. (DH, 29/8/1950)
[1277] "espions étrangers" (Idem. - DH, 6/9/1950)
[1278] Idem. (DH, 30/8/1950)
[1279] Idem. (DH, 31/8/1950)
[1280] Idem. (DH, 1/9/1950, 2/9/1950 & 6/9/1950)
[1281] Idem. (DH, 13/9/1950)
[1282] Idem. (DH, 24/9/1950)
[1283] Idem. (DH, 21/10/1950) (Brief na mon- afgebroken)
[1284] Idem. (DH, 2/11/1950)
[1285] De Vos (Luc). Op. Cit., p. 39
[1286] President Truman zette al in 1947 het FBI aan om de VS te zuiveren van "on-Amerikaans gezinde personen". Onder invloed van McCarty, die in 1950 voorzitter werd van de onderzoekscommissie naar "on Amerikaanse activiteiten", zou het alleen maar erger worden en uitlopen op een echte "heksenjacht". Opmerkelijk is dat schrijver Dashiell Hammet, één van de ontwerpers van het X-9-personage in 1935, ook het slachtoffer zou worden van deze commissie McCarty. (De Kroniek van onze eeuw 1950-1959. Utrecht, Kosmos, 1998, p. 24-25)
[1287] Durnez (Gaston)2. Op. Cit., p. 158-171 ; Durnez (Gaston)6. Het Nieuws van den Dag. In : NEVB, Op. Cit., p. 2208-2209
[1288] Nederlandse stripauteur, in 1919 geboren in Amsterdam. Van Elk bracht in 1942 zijn eerste strip uit in eigen beheer. De avonturen van Bim werden nog tijdens de Tweede Wereldoorlog opgestart. De eerste drie verhalen verschenen rechtstreeks in boekvorm, en vanaf 1945 verscheen de reeks in een groot aantal Nederlandse regionale bladen. Verder verscheen zijn reeks Terry en Berry van 2 augustus 1945 tot 8 december 1945 in Het Parool en werkte hij mee aan het blad Stripfilm. (Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 131-132)
[1289] Nederlands stripauteur, medewerker van Stripfilm. (Stripfilm. Op : - 1/5/2003)
[1290] Ondertekststrip van de Nederlandse Mies Deinum, geboren in 1907. Ze was voornamelijk actief als schilderes, maar werkte rond 1936 twee jaar als illustratrice. In de tweede helft van de jaren 1930 maakte ze drie strips, waaronder Sambo de Olifant en Myra. Sambo, waarvan ze zowel de tekst als de tekeningen verzorgde, verscheen in 1937 in boekvorm. Ook op Myra werkte ze alleen, het verhaal verscheen in 1940 in de Nederlandse pers. (Mies Deinum. Op : - 21/4/2003)
[1291] Nederlandse stripauteur, in 1927 geboren in Amsterdam. Tijdens de oorlog werkte hij bij de Toonderstudio's, en na de bevrijding kwam hij terecht bij de "Stripfilm"-groep. Daar ontwierp hij in 1946 Donny en Ronny. (Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 106 ; Albert Van Beek. Op : - 21/4/2003)
[1292] Nederlandse stripauteur, in 1912 geboren in Amsterdam. Tijdens de oorlog werkte hij met Marten Toonder, waarvoor hij Tom Poes vier maanden overnam. Na de oorlog lanceerde hij zijn reeks Tekko Taks, die in de Nederlandse krant Trouw verscheen. Voor deze reeks kreeg Kabos voor de inkting en de teksten hulp van James Ringrose. (Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 157 & 218)
[1293] Henk Kabos. Tekko Taks. (HNvdD, 18/12/1947)
[1294] In deze strip verschijnen soms Engelstalige opschriften in het decor, wat dus wijst op een Engelse of Amerikaanse oorsprong. Er wordt geen copyright vermeld.
[1295] Op 2 juni 1948, p. 1 wordt in 't Vrije Volksblad wel uitleg gegeven over de overname, maar er wordt daarbij niets gezegd over de strips.
[1296] Voor meer informatie, zie deel over Le Matin.
[1297] Bijvoorbeeld HNvdD, 29/9/1949, p. 1 ; 5/10/1949, p. 3 ; 10/12/1949, p. 1 ; …
[1298] Auwera (Fernand) & Smet (Jan). Op. Cit., p. 61
[1299] Belgische kunstenaar, geboren in Gent in 1922. Landuyt volgde les aan de Academie van Kortrijk en werd bekend als schilder, graficus, ontwerper van theaterdecors, juwelen, … (Piron (Paul). Op. Cit., p. 808)
[1300] Auwera (Fernand) & Smet (Jan). Op. Cit., p. 125, zie interviewfragment.
[1301] HNvdD, aankondiging op 22/3/1950, p. 1
[1302] HNvdD, aankondiging op 22/3/1950, p. 1
[1303] Vanaf 7/4/1950.
[1304] Lucien De Roeck werd in 1915 in Dendermonde geboren en werd opgeleid aan Ter Kameren onder leiding van J. Minne. Vanaf 1934 begon hij affiches te ontwerpen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte hij voor de Nationale Voedingscorporatie. In 1958 werd hij leraar typografie aan Ter Kameren. De Roeck heeft ook talloze kunstenaars, waaronder Pierre Alechinsky, opgeleid. (Piron (Paul). Op. Cit., p. 418 ; Füeg (Jean-François). La Lanterne. Un nouveau quotidien à la libération. In : Cahiers d'histoire du temps présent, 1996, nr. 1, p. 44-46).
Piron vermeldt het pseudoniem Luc Droek niet. Verschillende elementen doen echter vermoeden dat Droek en De Roeck dezelfde persoon zijn. Allereerst het feit dat ik de naam Luc Droek nergens heb kunnen terugvinden (op dit ogenblik bestaat de naam "Droek" in België zelfs niet, zie familienamen.be), terwijl er in de aankondiging sprake is van een "zeer befaamde kunstenaar". Verder maakt het feit dat hij als illustrator en lay-outman meewerkte aan kranten, deze hypothese waarschijnlijker. De overeenkomende tekenstijl geeft de doorslag.
[1305] Raf Van Dijck. De avonturen van Kwik en Filidoor, Anna Bouzilowna, str. 1 (HNvdD, 23/3/1950)
[1306] Idem, str. 2 (HNvdD, 24/3/1950)
[1307] Idem, str. 3 (HNvdD, 25/3/1950)
[1308] Idem, str. 4 (HNvdD, 25/3/1950)
[1309] Idem, str. 5 (HNvdD, 28/3/1950)
[1310] Idem, str. 7 (HNvdD, 29/3/1950)
[1311] Idem, str. 11 (HNvdD, 31/3/1950)
[1312] Idem, str. 9 (HNvdD, 30/3/1950)
[1313] Idem, str. 9 (HNvdD, 30/3/1950)
[1314] Idem, str. 14 (HNvdD, 1/4/1950)
[1315] Idem, str. 15 (HNvdD, 3/4/1950)
[1316] Idem, str. 14 (HNvdD, 1/4/1950)
[1317] Idem, str. 23 (HNvdD, 7/4/1950)
[1318] Idem, str. 51 (HNvdD, 24/4/1950)
[1319] Idem, str. 56 (HNvdD, 26/4/1950)
[1320] Idem, str. 58 (HNvdD, 27/4/1950)
[1321] Idem, str. 61 (HNvdD, 29/4/1950)
[1322] Idem, str. 63 (HNvdD, 1/5/1950)
[1323] Idem, str. 65 (HNvdD, 2/5/1950)
[1324] Idem, str. 73 (HNvdD, 6/5/1950)
[1325] De verkiezingsuitslagen worden door de radio bekendgemaakt : "Aantal kiezers : 875.286. Stemmen voor Bouzilow : 875.285. Onthoudingen : 1" (Idem, str. 75 - HNvdD, 8/5/1950)
[1326] Idem, str. 76 (HNvdD, 8/5/1950)
[1327] Idem, str. 64 & 84 (HNvdD, 1/5/1950 & 12/5/1950)
[1328] Idem, str. 87 (HNvdD, 16/5/1950)
[1329] "Zamba hier … zamba daar …"
[1330] Idem, str. 94 (HNvdD, 19/5/1950)
[1331] Idem, str. 97 (HNvdD, 23/5/1950)
[1332] Idem, str. 102 (HNvdD, 25/4/1950)
[1333] Idem, str. 105 (HNvdD, 27/5/1950)
[1334] Idem, str. 110 (HNvdD, 30/5/1950)
[1335] Idem, str. 41 (HNvdD, 18/4/1950)
[1336] Idem, str. 113 (HNvdD, 1/6/1950)
[1337] Idem, str. 115 (HNvdD, 2/6/1950)
[1338] Idem, str. 7 (HNvdD, 29/3/1950)
[1339] Idem, str. 46 (HNvdD, 20/4/1950)
[1340] Dujardin (Vincent)1. Gaston Eyskens tussen koning en regent. België 1949-1950, een sleuteljaar. Amsterdam/Antwerpen, Meulenhoff/Kritak, 1996, p. 135-140
[1341] Idem, str. 10 (HNvdD, 30/3/1950)
[1342] Idem, str. 5 (HNvdD, 28/3/1950)
[1343] Idem, str. 21 (HNvdD, 6/4/1950). Gesprek tussen Kwik en Filidoor : "Vluchten ? Hoe ? Komt de luchtbrug niet langs hier ?", "Ja, maar die stopt hier niet."
[1344] Idem, str. 37-38 (HNvdD, 15/4/1950)
[1345] Idem, str. 66 (HNvdD, 2/5/1950)
[1346] Idem, str. 20 (HNvdD, 5/4/1950). "Waart ge niet liever in uw fleske meneer Kwik ?", "Nee, de huisbaas vroeg opslag en de wet op de huishuur vervalt binnen kort."
[1347] Archief van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, 1889-1996. Op : (24/4/2003)
[1348] HNvdD, aankondiging op 23/3/1950, p. 1
[1349] Luc Droek. De uitvinding van Klawieter, de strijd om het uranium, str. 10 (HNvdD, 4/4/1950)
[1350] Idem, str. 17 (HNvdD, 8/4/1950)
[1351] Idem, str. 20 (HNvdD, 10/4/1950)
[1352] Idem, str. 63 (HNvdD, 8/5/1950)
[1353] Idem, str. 69 (HNvdD, 11/5/1950)
[1354] Idem, str. 71 (HNvdD, 12/5/1950)
[1355] Idem, str. 92 (HNvdD, 26/5/1950)
[1356] Idem, str. 94 (HNvdD, 27/5/1950)
[1357] Idem, str. 105 (HNvdD, 6/6/1950)
[1358] Idem, str. 109 (HNvdD, 8/6/1950)
[1359] Idem, str. 79 (HNvdD, 17/5/1950)
[1360] Idem, str. 29 (HNvdD, 14/4/1950)
[1361] Idem, str. 2 (HNvdD, 25/3/1950)
[1362] Idem, str. 5 (HNvdD, 29/3/1950)
[1363] Idem, str. 45 (HNvdD, 24/4/1950)
[1364] Idem, str. 39 (HNvdD, 20/4/1950)
[1365] Idem, str. 3 & 16 (HNvdD, 27/3/1950 & 7/4/1950)
[1366] Sus en Bill reizen per kameel door de woestijn en komen een bron tegen met een bord : "De bron is uitgedroogd. Drink Hoca-Hola." (Idem, str. 56 - HNvdD, 3/5/1950)
[1367] Idem, str. 73 (HNvdD, 13/5/1950)
[1368] Idem, str. 98 (HNvdD, 31/5/1950)
[1369] HNvdD, aankondiging op 21/5/1950, p. 1
[1370] Nederlandse stripauteur, in 1929 geboren in Hilversum. Na zijn tekenopleiding werd hij in 1947 medewerker van de Toonderstudio's. Daar werkte hij aanvankelijk op de tekenfilmafdeling, zijn eerste strip volgde in 1948. In 1951 startte hij in Tom Poes-weekblad met Aram van de eilanden, waarvan de tekst geschreven werd door Toonderstudio-medewerker Waling Dijkstra. (Kousemaker (Evelien) & Kousemaker (Kees) (red.). Op. Cit., p. 234 ; Piet Wijn. Op : - 21/4/2003 & Schulte (Koos). Piet Wijn, de weg wijst zich vanzelf. In : Stripschrift, jg. 26, nr. 267 (1993/10), p. 4) Aram staat al vanaf juni 1950 in Het Nieuws van den Dag. Toch wordt in de literatuur elke keer 1951 als startdatum vermeld. Het is daarom niet uitgesloten dat Het Nieuws van den Dag, net als Het Laatste Nieuws voor Eric de Noorman, de eerste publicatie in handen gekregen heeft. En door het publiceren van een Eric de Noorman-achtige strip was het waarschijnlijk de bedoeling om de collega's van Het Laatste Nieuws te beconcurreren.
[1371] HNvdD, aankondiging op 6/6/1950, p. 1
[1372] Bob De Moor. In : De Maesschalck (Edward). Ten huize van …. Brussel, BRT, 1991, p. 37-41 ; De Laet (Danny) & Varende (Yves). Op. Cit., p. 120-121
[1373] Smet (Jan) e.a. Op. Cit., p. 23-27 ; Bob De Moor. In : De Maesschalck (Edward). Op. Cit., p. 42-43 ; ; De Laet (Danny) & Varende (Yves). Op. Cit., p. 120-121 ; De Laet (Danny)1. Op. Cit., p. 39-40
[1374] Beyen (Roland). Charles de Coster. In : NEVB, Op. Cit., p. 806-807 ; Simons (Ludo). Tijl Uilenspiegel. In : NEVB, Op. Cit., p. 3067-3068
[1375] HNvdD, aankondiging op 21/5/1950, p. 1
[1376] Bob De Moor. De Nieuwe Avonturen van Tijl Uilenspiegel, str. 36 (HNvdD, 10/6/1950)
[1377] Idem, str. 53 (HNvdD, 21/6/1950)
[1378] Vlaanderen en België worden in het verhaal constant door elkaar gebruikt. Er moet dus niets speciaals achter gezocht worden.
[1379] Idem, str. 132 (HNvdD, 7/8/1950)
[1380] Idem, str. 132 (HNvdD, 7/8/1950)
[1381] Idem, str. 133 (HNvdD, 8/8/1950)
[1382] Idem, str. 173 (HNvdD, 2/9/1950)
[1383] Idem, str. 52 (HNvdD, 20/6/1950)
[1384] Idem, str. 82 (HNvdD, 7/7/1950)
[1385] Idem, str. 30 (HNvdD, 7/6/1950)
[1386] Wie is de tekenaar van : De nieuwe avonturen van Tijl Uilenspiegel ? In : Het Nieuws van den Dag, 7/9/1950, p. 1 & 3
[1387] HNvdD, aankondiging van 7/9/1950, p. 1
[1388] Gezien de inhoud van het verhaal, is de samenvatting ervan redelijk lang uitgevallen. Dit is echter nodig om alle elementen goed tot hun recht te laten komen.
[1389] Bob De Moor. Het Vals Gebit, str. 5-6 (HNvdD, 11/9/1950)
[1390] Idem, str. 6 & 7 (HNvdD, 11/9/1950 & 12/9/1950)
[1391] Idem, str. 8 (HNvdD, 12/9/1950)
[1392] Idem, str. 9 (HNvdD, 13/9/1950)
[1393] Idem, str. 19 (HNvdD, 19/9/1950)
[1394] Idem, str. 19 (HNvdD, 19/9/1950)
[1395] Idem, str. 22 & 23 (HNvdD, 20/9/1950 & 21/9/1950)
[1396] Idem, str. 23 (HNvdD, 21/9/1950)
[1397] Idem, str. 37 HNvdD, 29/9/1950)
[1398] Idem, str. 41 (HNvdD, 2/10/1950)
[1399] Idem, str. 46 (HNvdD, 4/10/1950)
[1400] Idem, str. 52 (HNvdD, 7/10/1950 (str. 52)
[1401] Op één bepaald moment (Idem, str. 154 - HNvdD, 6/12/1950) roept één van de zonnebrillen "alerte". Voor de rest is er geen Frans taalgebruik te bespeuren.
[1402] Idem, str. 73 (HNvdD, 20/10/1950)
[1403] Idem, str. 75-76 & 77-78 (HNvdD, 21/10/1950 & 23/10/1950)
[1404] Ook hier wordt ingespeeld op de reële situatie. De socialisten stelden hun strijd tegen Leopold III voor als een "strijd voor het behoud van de politieke democratie". (Theunissen (Paul). Op. Cit., p. 116)
[1405] Idem, str. 80 (HNvdD, 24/10/1950)
[1406] Idem, str. 90 (HNvdD, 30/10/1950)
[1407] Aangezien deze krant in Gent uitgegeven wordt, is er veel kans dat de Voruit geviseerd wordt.
[1408] Idem, str. 124 (HNvdD, 18/11/1950)
[1409] Eén van de twee heet blijkbaar Alois… (Idem, str. 131 - HNvdD, 23/11/1950)
[1410] Idem, str. 150 (HNvdD, 4/12/1950)
[1411] Idem, str. 160 & 161-162 (HNvdD, 9/12/1950 & 11/12/1950)
[1412] Idem, str. 162 (HNvdD, 12/12/1950). De stroken 161-162 komen twee keer voor.
[1413] Idem, str. 172 (HNvdD, 18/12/1950)
[1414] Idem, str. 172 & 173 (HNvdD, 18/12/1950 & 19/12/1950)
[1415] Idem, str. 174 (HNvdD, 19/12/1950)
[1416] Idem, str. 176 (HNvdD, 20/12/1950)
[1417] Idem, str. 178 (HNvdD, 21/12/1950)
[1418] Idem, str. 180 (HNvdD, 22/12/1950)
[1419] Idem, str. 182 & 183 (HNvdD, 23/12/1950 & 25/12/1950)
[1420] Idem, str. 181-186 (HNvdD, 23/12/1950 – 27/12/1950)
[1421] Idem, str. 186 (HNvdD, 27/12/1950)
[1422] Idem, str. 187-188 (HNvdD, 28/12/1950)
[1423] Idem, str. 1 (HNvdD, 8/9/1950)
[1424] Idem, str. 49 (HNvdD, 6/10/1950)
[1425] Idem, str. 6 (HNvdD, 11/9/1950)
[1426] Idem, str. 20 (HNvdD, 19/9/1950)
[1427] Idem, str. 80 (HNvdD, 24/10/1950)
[1428] Idem, str. 37 (HNvdD, 29/9/1950)
[1429] Isabelle Blume, socialistische politica, geboren in 1892. Van 1936 tot 1954 was ze Kamerlid. Na de Tweede Wereldoorlog pleitte ze voor de wereldvrede en tegen herbewapening. In 1955 werd ze op verzoek van Spaak, van wie ze een tegenstander was, uit de BSP gezet. Ze sloot zich dan aan bij de communisten. (Isabelle Blume. Op : Winkler Prins Encarta Encyclopedie 2001 ; Delwit (Pascal). L'anticommunisme comme instrument de mobilisation du parti socialiste belge. In : Delwit (Pascal) & Gotovitch (José) (red.). La peur du rouge. Editions de l'Université de Bruxelles, 1996, p. 132)
[1430] Camille Huysmans, socialistisch politicus, geboren in 1871. Tijdens het interbellum speelde hij een belangrijke rol in de Vlaamse Beweging en vanaf 1933 was hij burgemeester van Antwerpen. Huysmans was na de oorlog van augustus 1946 tot maart eerste minister van een linkse regering. En in de daaropvolgende regering-Spaak minister van Onderwijs. Bij de dynamitering van de Ijzertoren in 1946 klaagde hij het katholieke karakter van het monument aan. (Hunin (Jan). Camille Huysmans. In : NEVB, Op. Cit., p. 1497-1501 ; Camille Huysmans. Op : Winkler Prins Encarta Encyclopedie 2001)
[1431] Idem, str. 22 (HNvdD, 20/9/1950)
[1432] Idem, str. 22 (HNvdD, 20/9/1950)
[1433] Onder andere Marc Sleen, Willy Vandersteen en Raf Van Dijck zouden het er ook over hebben.
[1434] Idem, str. 90 (HNvdD, 30/10/1950)
[1435] Idem, str. 150 (HNvdD, 4/12/1950)
[1436] Idem, str. (HNvdD, 16/9/1950 (str. 15)
[1437] Idem, str. (HNvdD, 4/10/1950 (str. 46)
[1438] Idem, str. (HNvdD, 30/11/1950 (str. 144)
[1439] Dumoulin (Michel). Spaak. Bruxelles, Racine, 1999, p. 358
[1440] Dumoulin (Michel). Op. Cit., p. 368
[1441] HNvdD, steunlijst voor de Ijzertoren, o.a. 13/4/1950, p. 7
[1442] De Leeuw van Vlaanderen (1949-1950) & De Kerels van Vlaanderen (1952).
[1443] Vranken (Patrick) & Smits (Jean). Snoe en Snolleke, vijftig jaar later (interview met Johan en Stefaan De Moor). In : Brabant Strip Magazine, nr. 89 (2001/6), p. 5
[1444] Smet (Jan) e.a. Op. Cit., p. 6
[1445] Smet (Jan) e.a. Op. Cit., p. 27
[1446] Zie De Standaard.
[1447] Uit de getuigenis van Octave Landuyt blijkt duidelijk dat de redactie zich wel degelijk bezighield met de inhoud van de verhalen.
[1448] Zie De Nieuwe Gids.
[1449] De Bens (Els). Op. Cit., p. 372-373 ; Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 58-74
[1450] Personage van de Amerikaanse auteur Percy L. Crosby, geboren in 1891. Skippy liep in de VS van 1923 tot 1945. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 722 ; Percy Crosby. Op : - 12/5/2003)
[1451] Anoniem. Bouboule (LLB, 24/6/1946 & 2/7/1946)
[1452] Het "Felix the cat"-personage werd in 1919 door Pat Sullivan en Otto Messmer ontworpen als tekenfilmfiguur. Vier jaar later zorgde Messmer voor de stripversie. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 292-293 ; Otto Messmer. Op : - 12/5/2003)
[1453] Tenas, pseudoniem van de Belgische stripauteur Louis Saintels. Tenas begon als illustrator en karikaturist voor het tijdschrift Le Moustique. Tussen 1946 en 1950 werkte hij mee aan het jeugdblad Bravo. In 1950 zou hij mee aan de basis liggen van de Belgische Disney-studio's en Mickey Magazine. (Filippini (Henri)1. Op. Cit, p. 775 ; Gaumer (Patrick)2. Tibet, La fureur de rire. Bruxelles, Le Lombard, 2000, p. 21 ; Van Hamme (Jean) (red.). Op. Cit., p. 46)
[1454] Tenas. Les aventures de Monsieur Snot. (LLB, 11/8/1946)
[1455] Het personage van Nimbus werd in 1934 in de Opera Mundi-Studio's door de Fransman André Daix gecreëerd. Na de oorlog werden de Nimbus-stroken ondertekend met J. Darthel, een collectief pseudoniem van onder andere Robert Velter. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 576-577)
[1456] Britse reeks van de hand van Hugh McClelland. De reeks startte op 5 januari 1946 in de Daily Mirror. (Horn (Maurice)3. The world encyclopedia of comics. New York, Chelsea House Publishers, p. 336-337)
[1457] Anoniem (Hugh McClelland). Jimpy. (LLB, 9/11/1947 : kaart van een eiland, "mountains" – 14/5/1949 : "meanwhile")
[1458] Idem. Jimpy … le petit magicien. (LLB, 6/4/1947 – 10/6/1947)
[1459] Idem. Jimpy et le dragon au coeur tendre. (LLB, 12/6/1947 – 21/8/1947)
[1460] Idem. Jimpy et le terrible pirate. (LLB, 9/11/1947)
[1461] Idem. (LLB, 11/11/1947)
[1462] Idem. (LLB, 23/11/1947)
[1463] Idem. (LLB, 25/11/1947)
[1464] Idem. (LLB, 26/11/1947)
[1465] Idem. Jimpy … le petit magicien. (LLB, juni 1948)
[1466] Idem. (LLB, 10/5/1947)
[1467] Idem. (LLB, 30/3/1948)
[1468] Frans stripauteur. Bourdin publiceerde al vanaf de jaren 1920 in de Franse jeugdpers. Zijn bewerkingen van Arsène Lupin verschenen oorspronkelijk in France-Soir en werden verdeeld door SDDF. (Beyrand (Alain) (red.). Op. Cit., p. 123)
[1469] Stripauteur van Italiaanse origine, in 1925 in Milaan geboren. Attanasio vestigde zich in 1948 in België, waarna hij zou meewerken aan verschillende publicaties. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 38-40)
[1470] Pseudoniem van Jean-Michel Charlier.
[1471] Belgische journalist en stripauteur, geboren in 1924. Na zijn rechtenstudies kwam hij in de stripwereld terecht en al in 1946 stond hij samen met Victor Hubinon aan de basis van één van zijn succesreeksen, Buck Danny, voor Spirou. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 159-161)
[1472] Belgische striptekenaar, geboren in 1924. Na de Tweede Wereldoorlog publiceerde hij allerlei reeksen in Spirou, Bimbo, Heroic-Albums, waaronder Buck Danny samen met J-M Charlier. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 395)
[1473] Pseudoniem van Max Mayeu, Belgische stripauteur geboren in 1911. In de jaren 1930 werkte hij al als illustrator voor La Libre Belgique en La Dernière Heure. Vanaf 1942 publiceerde hij ook in Spirou. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 720)
[1474] Martens (Thierry)3. Le journal de Spirou 1938-1988 : 50 ans d' histoire(s). Marcinelle, Dupuis, 1988, 272 p. 54-55 ; Crépin (Thierry). Op. Cit., p. 402 ; Martens (Thierry)1. A la recherche d'une patrouille. In : Mitacq & Charlier (Jean-Michel). Tout Mitacq 1, Les Castors face aux ombres mystérieuses. Marcinelle, Dupuis, 1989, p. 3
[1475] Elke strook wordt genummerd met een verhaal- en een strooknummer. Zo is te zien dat verhaal 6 ontbreekt. Ook merkwaardig is het feit dat er bij het achtste verhaal, "Les têtes d'or", na strook 108 sprake is van het einde van het eerste deel en het begin van het tweede deel.
[1476] Roléo. Les aventures de Mac Nib, détective, Le 3e hémisphère, str. 1. (LLB, 19/5/1948)
[1477] De verhalen spelen zich af in de jaren 1880.
[1478] Idem, Le Kouttar d'argent. (LLB, 20/10/1948)
[1479] Idem, Le fantôme des brumes. (LLB, 15/1/1949)
[1480] Idem. (LLB, 2/2/1949)
[1481] Idem. (LLB, 26/4/1949)
[1482] Idem, Les têtes d'or. (LLB, 4/6/1950)
[1483] Idem, Mac'Nib contre Clickott. (LLB, 15/3/1950)
[1484] Idem. (LLB, 11/4/1950)
[1485] Idem. (LLB, 15/4/1950)
[1486] Idem. (LLB, 8/3/1950)
[1487] Idem. (LLB, 11/4/1950)
[1488] Otto Eduard Leopold von Bismarck, negentiende-eeuwse Pruisische staatsman. Bismarck zorgde onder andere voor een eenmaking van Duitsland onder leiding van Pruisen. Onder zijn leiding werd de Duits-Franse oorlog in 1871 gewonnen, waarna hij kanselier van het Duitse Keizerrijk werd. (Bismarck. Op : Encarta Winkler Prins Encyclopedie 2001.)
[1489] De Bens (Els). Op. Cit., p. 322-323 ; Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 345-349 ; Vanschoenbeek (Guy). Vooruit. In : NEVB. Op. Cit., p. 3562-3566 ; Balthazar (Herman) & Van De Voorde (Bob). "En thans zenden wij u de wereld in …". In : 100 jaar Vooruit. Gent, Het Licht, 1984, p. 13-14
[1490] Vanaf 2/11/1948 op dinsdag.
[1491] Henk (of Henry) Albers, Nederlandse stripauteur, geboren in 1927. Na van 1941 tot 1944 op de tekenfilmstudio's van Marten Toonder gewerkt te hebben, werd hij na de oorlog medewerker van Stripfilm. De krantenstrip Tom Lucky creëerde hij in 1946. (Henk Albers. Op : - 20/5/2003)
[1492] Zie De Ro(o)de Vaan.
[1493] Flip. Bollie Bof en de krantenmannen. (VR, 6/7/1947)
[1494] Idem. (VR, 13/7/1947)
[1495] Idem. (VR, 13/7/1947)
[1496] Idem. (VR, 24/8/1947)
[1497] Zie verder en Het Nieuws van den Dag.
[1498] Pseudoniem van Jan van Oort, Nederlandse stripauteur, geboren in 1921. Na gewerkt te hebben als klassiek violist richtte hij zich in 1946 op zijn stripreeks Paulus de Boskabouter. (Jean Dulieu. Op : - 20/5/2003)
[1499] Zie Volksgazet.
[1500] Wally Delsey. In de schaduw van Madison Square Garden : vecht nog een ronde, str. 124 (VR, 1/11/1949)
[1501] VR, aankondiging op 28/10/1949, p. 1. Ook in de daaropvolgende aankondigingen wordt nog de nadruk gelegd op het "eigen bodem"-karakter van het verhaal.
[1502] Pseudoniem van Jef H. van Droogenbroeck. (Hazeu (Wim). Het literair pseudoniemen boek. Antwerpen, Hadewijch, 1987, p. 283) Roelandt publiceerde rond die tijd zowel fictie als non-fictie en zorgde voor een hoop boekvertalingen, zowel van het Nederlands naar het Frans als van andere talen naar het Nederlands.
[1503] Belgische tekenaar, geboren in 1888. In 1914 vluchtte hij door de oorlog naar Nederland, waar hij politieke cartoons begon te tekenen. In de jaren 1920 werkte hij op teksten van de Nederlander A.M. De Jong aan de stripreeks Bulletje en Bonestaak. (Georges van Raemdonck. Op : - 20/5/2003)
[1504] Zie La Libre Belgique.
[1505] Personage van de Britse Mary Tourtel (1874-1948). De kleine beer verscheen voor het eerst in 1920, en werd tot 1935 door Tourtel zelf getekend. Daarna zorgde Alfred Bestall voor de opvolging. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 686-687 ; Mary Tourtel. Op : - 20/5/2003)
[1506] Piet Van Elk. Op : (20/5/2003)
[1507] Ed Bayer was een tijdje hoofdredacteur van Vrij Nederland, en werkte voor Stripfilm onder de naam Hilarion. (Stripfilm. Op. : - 21/4/2003)
[1508] Piet Van Elk. Hypnose onder nul. (VR, 5/1/1949)
[1509] Idem. (VR, 6/1/1949)
[1510] Idem. (VR, 21/1/1949)
[1511] Idem. (VR, 26/1/1949)
[1512] Idem. (VR, 29/1/1949)
[1513] Idem. (VR, 2/2/1949)
[1514] Idem. (VR, 4/2/1949)
[1515] Idem. (VR, 5/2/1949)
[1516] Idem. (VR, 6/2/1949)
[1517] Idem. (VR, 6/2/1949)
[1518] Idem. (VR, 7/2/1949)
[1519] Van Elk toont hier duidelijk weinig begrip voor die drang naar atoombommen.
[1520] Idem. (VR, 26/8/1949)
[1521] Idem. (VR, 17/1/1949)
[1522] Piet Van Elk & Hilarion. Bim's wereldreis. (VR, 6/9/1949)
[1523] Idem. (VR, 7/9/1949)
[1524] Idem. (VR, 9/9/1949)
[1525] Idem. (VR, 11/9/1949)
[1526] Idem. (VR, 11/10/1949)
[1527] Idem. (VR, 11/10/1949)
[1528] Idem. (VR, 12/10/1949)
[1529] Idem. (VR, 13/10/1949)
[1530] Idem. (VR, 14/10/1949)
[1531] Idem. (VR, 15/10/1949)
[1532] Idem. (VR, 16/10/1949)
[1533] Idem. (VR, 17/10/1949)
[1534] Idem. (VR, 17/10/1949)
[1535] Idem. (VR, 18/10/1949)
[1536] Idem. (VR, 23/10/1949)
[1537] Idem. (VR, 24/10/1949). De G.P.OE is de Russische inlichtingendienst.
[1538] Idem. (VR, 25/10/1949)
[1539] Piet Van Elk & Hilarion. De verborgen vallei. (VR, 16/1/1950)
[1540] Idem. (VR, 20/2/1950)
[1541] De Bens (Els). Op. Cit., p. 360-361 ; Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 455-459 ; Füeg (Jean-François). Op. Cit., p. 43-74
[1542] Tot eind april 1947 verschijnen er geen strips op maandag.
[1543] De traditionele argumenten kunnen weer bovengehaald worden : onbekende auteur en reeks, geen vermelding van een copyright, en Franse opschriften in het decor.
[1544] Zie Le Soir.
[1545] Zie Het Laatste Nieuws (Rikske) en Le Matin.
[1546] LL, advertentie op 4/11/1946, p. 1
[1547] Amerikaans stripauteur, geboren in 1917. Na een tijdje aan publiciteitstekenen gedaan te hebben, kwam hij in de stripwereld terecht. In 1943 kreeg hij van KFS de mogelijkheid om een eigen reeks te starten : het werd Johnny Hazard, een reeks die op 5 juni 1944 van start ging. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 426-427, 672 ; Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 156-157)
[1548] Zie Le Soir en La Wallonie. De verhalen die vanaf 19/4/1949 in La Lanterne gepubliceerd worden, staan trouwens ook in la Wallonie, zij het met twee maanden vertraging.
[1549] Alex Raymond. Rip Kirby. (LL, 13/3/1948)
[1550] Idem. (LL, 31/1/1947)
[1551] Idem. (LL, 3/4/1947)
[1552] Idem. (LL, 4/4/1947)
[1553] Idem. (LL, 16/6/1947)
[1554] Idem. (LL, 11/7/1947)
[1555] Idem. (LL, 12/7/1947)
[1556] De Amerikaanse reeks "The Phantom" ging in 1936 van start, met scenario's van Lee Falk en tekeningen van Ray Moore. In 1946 werd deze laatste vervangen door zijn assistent Wilson McCoy. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 618 ; Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 241-242)
[1557] Zie La Wallonie.
[1558] Oorspronkelijk "Bringing Up Father", door McManus in 1913 opgestart. Deze Amerikaanse auteur, geboren in 1884, brengt met deze reeks gagstroken rond een rijke Amerikaanse familie. Vanaf de jaren 1930 kreeg hij daarvoor assistentie van de tekenaar Zeke Zekely. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 116-117, 502 ; Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 65-66)
[1559] Zie Volksgazet.
[1560] Zie La Libre Belgique.
[1561] Zie La Wallonie.
[1562] "La Police ! Ah ! Ne me parlez pas de ça. Elle me promet un tas de choses et elle ne fait rien !" (Darell McClure. La petite Annie. - LL, 12/4/1948)
[1563] Idem. (LL, 19/6/1948)
[1564] Oorspronkelijk Myrtle, door de Amerikaanse auteur Dudley Fisher. De reeks, die de lotgevallen van een familie in beeld brengt, werd opgestart in 1941. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 568 ; Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 217)
[1565] Deze reeks van de Amerikaan Chick Young zou de meest verspreide reeks over de wereld zijn. Young, geboren in 1901, creëerde Blondie in 1930. De reeks verhaalt de lotgevallen van een niet alledaagse familie. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 92-93 ; Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 57-58)
[1566] Vervanging van Rip Kirby op 6/5/1947 en van Professeur Nimbus op 14/10/1947. Ook van Donald Duck verschijnt er op die manier een aflevering in La Lanterne (14/10/1947, vervangin van Illico).
[1567] Op 24 februari 1949, de dag na de eerste aankondiging, verschijnt het volgende bericht : "par suite d'un contretemps imprévu, la parution de notre nouveau feuilleton dessiné est remise à une date ultérieure." (LL, aankondiging op 24/2/1949, p. 1)
[1568] Het verhaal wordt trouwens ook gescheiden van de andere strips. Les mystères de Paris wordt gepubliceerd op pagina 2, terwijl de andere strips samen de laatste pagina innemen.
[1569] Frans stripauteur, geboren in 1893. Hij was al actief vanaf de jaren 1920 en publiceerde in de jaren 1940 in allerlei publicaties. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 150)
[1570] Amerikaanse reeks van Jerry Siegel (scenario) en Joe Shuster (tekeningen). Superman beschikt over bovennatuurlijke krachten omdat hij eigenlijk afkomtig is van een andere planeet. Op aarde werd hij geadopteerd en nam hij een "gewone" identiteit aan. (Horn (Maurice)1 (ed.). Op. Cit., p. 360)
[1571] LL, aankondiging op 12/10/1950, p. 1
[1572] Anoniem (Jerry Siegel en Joe Shuster). Superman. (LL, 30/11/1950)
[1573] Idem. (LL, 30/12/1950)
[1574] Freddy. Le professeur Rama contre le professeur Krug. (LL, 20/3/1948) : "générateur d'énergie atomique", "fusée à carburant atomique"
[1575] Idem. (LL, 27/3/1948)
[1576] De verdeling gebeurt door PIB, het verhaal komt dus meer dan waarschijnlijk uit Scandinavië.
[1577] O'Sheridan schiep het personage Annik in 1945 voor het tijdschrift "Annette", op scenario's van M. Vermeulen. (Van Hamme (Jean) (red.). Op. Cit., p. 39)
[1578] De Bens (Els). Op. Cit., p. 274-278 ; Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 356-367 ; Durnez (Gaston). Het Volk. In : NEVB, Op. Cit., p. 3527-3528 ; Hugaerts (F.). Het Volk negentig jaar, 1981-1981. Gent, Het Volk, 1981, p. 19-35
[1579] Verdeling Opera Mundi, zie Le Soir.
[1580] Amerikaans stripauteur, geboren in 1893 en broer van Chick Young (auteur van Blondie). Zijn reeks Tim Tyler's luck startte hij op in 1928. (Gaumer (Patrick)1. Op. Cit., p. 770-771, 849 ; Lyman Young. Op : - 12/5/2003)
[1581] Ze wordt verdeeld door PIB.
[1582] De Laet (Danny) & Varende (Yves). Op. Cit., p. 123 ; De Laet (Danny)1. Op. Cit., p. 153 ; Vandamme (Geert). Het stripverhaaloeuvre van Raymond De Kremer. Gent, Vzw de trap, 1995, p. 35-37
[1583] Musschoot (Anne Marie) & T'Sjoen (Yves). De vruchtbare samenwerking tussen Richard Minne en Frits van den Berghe. In : Musschoot (Anne Marie), T'Sjoen (Yves) & De Geest (Joost). Frits van den Berghe en Richard Minne, Stripverhalen 1931-1935. Brussel, Gemeentekrediet, 1996, p. 19
[1584] Zes maand gevangenisstraf en levenslang verlies van burgerlijke en politieke rechten. In 1951 wordt de uitspraak herzien tot vijf jaar verlies van rechten. (Smits (Jean)2. Tekenaars in de collaboratiepers : Leo Debuth. In : Brabant Strip Magazine, nr. 59 (1998/6), p. 15) Het gebeurde wel meer dat veroordeelde "collaborateurs" onder pseudoniem of anoniem bleven voortpubliceren. Het meest bekende voorbeeld is misschien wel dat van Jacques Van Melkebeke. (Zie daarvoor : Mouchart (Benoît). A l'ombre de la ligne claire : Jacques Van Melkebeke, le clandestin de la BD. Paris, Vertige Graphic, 2002, 176 p.)
[1585] Smits (Jean)2. Op. Cit., p. 14-15
[1586] De Laet (Danny) & Varende (Yves). Op. Cit., p. 123 ; De Laet (Danny)1. Op. Cit., p. 154 ; Vandamme (Geert). Op. Cit., p. 37-39 ; Smits (Jean)2. Op. Cit., p. 15
[1587] De Laet (Danny) & Varende (Yves). Op. Cit., p. 124 ; De Laet (Danny)1. Op. Cit., p. 154-160
[1588] Verbrugghen (André). Jean Ray. In : Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 14. Brussel, Paleis der Academiën, 1992, kol. 567-575 ; Vandamme (Geert). Op. Cit., p. 8 ; De Laet (Danny)1. Op. Cit., p. 215-230 ; Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse letterkunde. Amsterdam / Brussel, Elsevier, 1986, p. 140 ; Van Hamme (Jean) (red.). Inleiding tot het Belgische stripverhaal. Brussel, Koninklijke Bibliotheek, 1968, p. 19
[1589] Buth (& John Flanders). Het geheim van de vliegende schotels. (HV, 1/8/1947 – 29/9/1947)
[1590] Idem, str. 1 (HV, 1/8/1947)
[1591] Idem, str. 42 (HV, 17/9/1947)
[1592] Idem, str. 44 (HV, 19/9/1947)
[1593] Buth (& John Flanders). De Infra-Rode Bende. (HV, 30/9/1947 – 1/1/1948)
[1594] Buth (& John Flanders). Het Kasteel der Schaduwen. (HV, 3/1/1948 – 12/3/1948)
[1595] Buth (& John Flanders). In de greep van Mysteras. (HV, 13/3/1948 – 26/6/1948)
[1596] De Infra-Rode Bende, str. 63. (HV, 12/12/1947)
[1597] Buth (& John Flanders). Het geheim van de vliegende schotels, str. 8. (HV, 8/8/1947)
[1598] Buth. Terwijl Pips naar de ronde is …, gevolgd door De fratsen van Thomas Pips. (HV, 29/6/1948 – 11/11/1948)
[1599] "Hoewel hij anti-militarist en –scouting was, aanvaardde hij ter wille van de jongens." (Michiels (G.)2. Lodewijk Lavki. In : Nationaal biografisch woordenboek, deel 5. Brussel, Koninklijke Academie van België, 1972, kol. 517)
[1600] "Teksten voor tekenverhalen schreef Lavki aan de lopende band…" (Michiels (G.)1. De jeugdschrijver Lod. Lavki (1893-1954), leven en werk. Hasselt, Lavki-Komittee, s.d., p. 39)
[1601] Michiels (G.)2. Op. Cit., kol. 516-519 ; Lod. Lavki. In : Grote Winkler Prins Encyclopedie, deel 14. Amsterdam / Antwerpen, Elsevier, 1992, p. 260 ; Swerts (Lambert). Lod. Lavki, mens en werk. Vlaamse Toeristische Bibliotheek, 1967, p. 1-16 ; Michiels (G.)1. Op. Cit., p. 7-48 ; Sourie (Louis). Vlaams letterkundig lexicon. Komen, 1951, p. 78
[1602] HV, aankondiging op 15/11/1948, p. 1
[1603] De nieuwe ontdekking van Thomas Pips, str. 29 (HV, 4/5/1949)
[1604] Zelfs aan boord van de ruimteraket, waarmee de personages naar Venus vliegen : "Zoals overeengekomen, deden ze samen hun morgengebed voor het grote kruis in hun salon. Het was niet zonder een beetje ontroering dat vader Pips bad van de "Schepper van de werelden", nu dat ze te midden al die heerlijkheden zweefden." (Idem, str. 65 - HV, 16/6/1949)
[1605] Idem, str. 9 (HV, 11/4/1949)
[1606] Idem, str. 77 (HV, 27/6/1949), str. 78 (HV, 28/6/1949) ; Het Wondere wapen van Thomas Pips, str. 80-82 (HV, 15/2/1949, 17/2/1949 & 18/2/1949)
[1607] De nieuwe ontdekking van Thomas Pips, str. 29 (4/5/1949)
[1608] "Voor de mis was hij al aan 't werk" (Idem, str. 8 - HV, 8/4/1949) ; "Zogauw de Hoogmis begonnen is" (Idem, str. 30 - HV, 5/5/1949)
[1609] Buth & Lod. Lavki. Het wondere wapen van Thomas Pips. (HV, 16/11/1948 – 30/3/1949)
[1610] Idem, str. 20 (HV, 8/12/1948)
[1611] Idem, str. 61 (HV, 25/1/1949)
[1612] Idem, str. 41 (HV, 1/1/1949)
[1613] Idem, str. 92 (HV, 2/3/1949)
[1614] Idem, str. 95 (HV, 7/3/1949)
[1615] Idem, str. 96 (HV, 8/3/1949). De ontvangst door de koning wordt niet in beeld gebracht en alleen achteraf vermeld.
[1616] Idem, str. 103 (HV, 16/3/1949)
[1617] Idem, str. 104 (HV, 17/3/1949)
[1618] Idem, str. 105 (HV, 18/3/1949)
[1619] Idem, str. 106 (HV, 19/3/1949)
[1620] Idem, str. 108 (HV, 22/3/1949)
[1621] Idem, str. 114 (HV, 29/3/1949)
[1622] Idem, str. 115 (HV, 30/3/1949)
[1623] Idem, str. 115 (HV, 30/3/1949)
[1624] Idem, str. 115 (HV, 30/3/1949)
[1625] Idem, str. 71 (HV, 5/2/1949)
[1626] Idem, str. 71 (HV, 5/2/1949)
[1627] Idem, str. 73 (HV, 8/2/1949)
[1628] Buth & Lod. Lavki. De nieuwe ontdekking van Thomas Pips. (HV, 1/4/1949 – 28/6/1949)
[1629] Idem, str. 20 (HV, 23/4/1949)
[1630] Idem, str. 22 (HV, 26/4/1949)
[1631] Idem, str. 78 (HV, 28/6/1949)
[1632] Idem, str. 39 (HV, 16/5/1949)
[1633] De Laet (Danny)1. Op. Cit., p. 61
[1634] De Laet (Danny) & Varende (Yves). Op. Cit., p. 134 ; De Laet (Danny)1. Op. Cit., p. 61-62 ; Mortier (Patrick) & Durf (Jan). De grote Vlaamse tekenaars, 3 : Rik. Koksijde, Comic Events, 1995, p. 16-26 ; Vandamme (Geert). Op. Cit., p. 26
[1635] Mortier (Patrick) & Durf (Jan). Op. Cit., p. 22. Rik vergeet hier het vierde verhaal, "Bazielken redt de frank".
[1636] Rik & Pol Ingier. Bazielken in Amerika. (HV, 21/2/1949 – 5/10/1949)
[1637] HV, aankondiging op 20/2/1949, p. 1. Tekst na "op" afgebroken.
[1638] Idem, str. 10 (HV, 3/3/1949)
[1639] Idem, str. 11 (HV, 4/3/1949)
[1640] Idem, str. 12 (HV, 5/3/1949)
[1641] Idem, str. 13 (HV, 7/3/1949)
[1642] "Honderd miljoen wodka's" (Idem, str. 12 - HV, 5/3/1949)
[1643] Idem, str. 16 (HV, 10/3/1949)
[1644] Idem, str. 18 (HV, 12/3/1949)
[1645] Idem, str. 19 (HV, 14/3/1949)
[1646] Idem, str. 24-25 (HV, 19/3/1949 & 21/3/1949)
[1647] Idem, str. 30 (HV, 26/3/1949)
[1648] Idem, str. 33 (HV, 30/3/1949). Petiot en Landru zijn de namen van twee bekende seriemoordenaars.
[1649] Idem, str. 46 (HV, 14/4/1949)
[1650] Niet zonder verwijzing naar het atoomatoll Bikini.
[1651] Idem, str. 52 (HV, 21/4/1949)
[1652] Idem, str. 55 (HV, 25/4/1949)
[1653] Idem, str. 96 (HV, 13/6/1949)
[1654] Idem, str. 99 (HV, 16/6/1949)
[1655] Rik & Pol Ingier. Bazielken redt de frank. (HV, 21/6/1949 – 5/10/1949)
[1656] Idem, str. 68 (HV, 8/9/1949)
[1657] Idem, str. 71 (HV, 12/9/1949)
[1658] Idem, str. 73 (HV, 14/9/1949)
[1659] Idem, str. 73 (HV, 14/9/1949)
[1660] Het is blijkbaar geen karikatuur van een bestaande persoon.
[1661] Idem, str. 74 (HV, 15/9/1949)
[1662] Idem, str. 77 (HV, 19/9/1949)
[1663] Idem, str. 82 (HV, 24/9/1949)
[1664] Idem, str. 83 (HV, 26/9/1949)
[1665] Idem, str. 86 (HV, 29/9/1949)
[1666] Idem, str. 91 (HV, 5/10/1949)
[1667] Idem, str. 90 (HV, 4/10/1949)
[1668] Rik & Pol Ingier. Bazielken en het levenselixir. (HV, 7/10/1949 – 13/2/1950)
[1669] Rik. Bazielken, de held van Mato Grosso. (HV, 14/2/1950 – 30/6/1950)
[1670] Idem, str. 73 (HV, 9/5/1950)
[1671] Idem, str. 73 (HV, 9/5/1950)
[1672] Idem, str. 74 (HV, 10/5/1950)
[1673] Idem, str. 80 (HV, 17/5/1950)
[1674] Florke werd tijdens een verkenningstocht door Bazielken en Pedro in een tempel gevonden. Ze werd bewaard in een glazen bokaal : door deze te breken kwam het meisje terug tot leven.
[1675] Idem, str. 114 (HV, 26/6/1950)
[1676] Idem, str. 114 (HV, 26/6/1950)
[1677] Idem, str. 115 (HV, 27/6/1950)
[1678] Idem, str. 115 (HV, 27/6/1950)
[1679] Idem, str. 116 (HV, 28/6/1950)
[1680] Idem, str. 117 (HV, 29/6/1950)
[1681] Idem, str. 117 (HV, 29/6/1950)
[1682] Idem, str. 92 (HV, 31/5/1950)
[1683] Albert Devèze, Belgische liberale politicus. In de regering-Eyskens (1949-1950) was hij Minister van Landsverdediging.
[1684] Frank, str. 2 (HV, 22/6/1949)
[1685] Amerika, str. 47 (HV, 15/4/1949)
[1686] Idem, str. 62 (HV, 3/5/1949)
[1687] Frank, str. 34 (HV, 30/7/1949)
[1688] Mato Grosso, str. 31 (HV, 21/3/1950). Negen dagen na de volksraadpleging gepubliceerd, maar wat de preciese betekenis is ?
[1689] Frank, str. 2-3 (HV, 22/6/1949 & 23/6/1949)
[1690] Idem, str. 35 (HV, 1/8/1949)
[1691] Idem, str. 46 (HV, 13/8/1949)
[1692] Elixir, str. 106 (HV, 13/2/1949)
[1693] Mato Grosso, str. 31 (HV, 21/3/1950)
[1694] Pedro over zijn portefeuille die bijna gestolen wordt : "Er zit wel niets in dan belastingbrieven en mijn dopkaart. Maar 't zijn toch soevenirs he !" ; Overvallers van de expeditie willen het plan. Pedro : "Ha! Bedoelt gij 't plan ter veredeling van de belastingontvangers." ; Sprietgras tegen de inspecteur (van de Indianenbescherming) : "Ik heb mijn belastingbrief in Begië al ingevuld." (Mato Grosso, str. 21 – HV, 9/3/1950 ; Idem, str. 38 – HV, 29/3/1950 ; Idem, str. 41 – HV, 1/4/1950)
[1695] Bazielken gooit met een beetje dynamiet naar pirhana's en krokodillen, verteller : "De nieuwsoortige handgranaat komt tussen de vissen terecht … Volgt een ontploffing als van een H-Bom …" (Idem, str. 50 – HV, 12/4 /1950)
[1696] O'Bros, die terug normaal geworden is en de rest komt bevrijden : "Ik ben weer normaal en werd dus ontslagen uit de kinderkrieb, met bewijs van goed gedrag en zeden en burger – euh – dingens." (Idem, str. 106 – HV, 16/6/1950)
[1697] Frank, str. 36 (HV, 2/8/1949)
[1698] Bazielken valt uit het vliegtuig, daalt met zijn paraplu en valt dan in de zee (zit dan in zijn paraplu) : "'t Is gelijk in een tram." (Amerika, str. 9 – HV, 2/3/1949)
[1699] O'Bros maakt de mensen wijs dat hun achtervolger de Minister van Financiën is. Resultaat : iedereen gaat de "minister" te lijf. (Elixir, str. 23 - HV 5/11/1949)
[1700] Verhalen 3 tot 6 staan in de juiste volgorde, de andere verhalen zijn door elkaar geschud. Ook worden bepaalde verhalen overgeslagen.
[1701] Jansens (Tim). De Bommelstrip van Marten Toonder. Een historisch analytische studie. Licentieverhandeling communicatiewetenschappen KUL, 1992, p. 15-18 ; Kousemaker (Evelien & Kees). Op. Cit., p. 222 ; Toonder (Eiso). Op. Cit., p. 9. Voor meer details, zie de autobiografie van Marten Toonder : Toonder (Marten)1. Op. Cit., 1173 p.
[1702] Jansens (Tim). Op. Cit., p. 18 ; Toonder (Eiso). Op. Cit., p. 9
[1703] Jansens (Tim). Op. Cit., p. 39
[1704] Toonder (Eiso). Op. Cit., p. 9 ; Matla (Hans)1. Op. Cit., p. 221 & 256 ; Toonder (Marten)1. Op. Cit., p. 750 ; Matena (Dick). Interview van Marten Toonder. In : Stripschrift, nr. 289 (jg. 29, nr. 2), p. 8
[1705] Jansens (Tim). Op. Cit., p. 18-19 ; Kousemaker (Evelien & Kees). Op. Cit., p. 222-223
[1706] Jansens (Tim). Op. Cit., p. 52-56
[1707] In de eerste verhalen is Tom Poes het belangrijkste personage, zodat de verhalen ook naar hem genoemd worden. Na verloop van tijd zou de titelrol echter overgenomen worden door het personage Heer Bommel, vandaar dat de Tom Poes-verhalen algemeen ook vaak Bommelverhalen genoemd worden.
[1708] Jansens (Tim). Op. Cit., p. 42-43
[1709] Jansens (Tim). Op. Cit., p. 86
[1710] Jansens (Tim). Op. Cit., p. 226
[1711] Marten Toonder. Tom Poes en het vibreerputje. (HV, 15/11/1949)
[1712] Marten Toonder. Tom Poes en de geheimzinnige sleutel. (HV, 23/11/50)
[1713] Marten Toonder. Tom Poes en de Grootgroeiers. (HV, 13/4/50)
[1714] Kleine partij die de verouderde Liberale Staatspartij wou vernieuwen.
[1715] Idem. (HV, 29/4/1950)
[1716] Idem. (HV, 2/5/1950)
[1717] Marten Toonder. Heer Bommel stuit de vooruitgang. (HV, 14/6/1950)
[1718] Idem. (HV, 15/6/1950)
[1719] Idem. (HV, 19/6/1950)
[1720] Marten Toonder. Tom Poes en Solfertje. (HV, 8/11/1950)
[1721] Marten Toonder. Tom Poes en de geheimzinnige sleutel. (HV, 29/11/1949) ; Vooruitgang. (HV, 17/6/1950)
[1722] Als Tom Poes een wagen laat repareren en zegt dat hij contant betaalt, reageert de garagist : "Hm ! Dan ben je zeker een zwarte handelaar." (Marten Toonder. Tom Poes en de autokoers – HV, 11/7/1949)
[1723] Als Bommel en Tom Poes eens verkeerdelijk opgepakt worden (in Costa Crica), dreigt Bommel met beklag bij de Verenigde Naties. (Sleutel – HV, 26/1/1950)
[1724] Slechterik Hiep Hieper : "De politie … laat me niet lachen. De politie heeft het veel te druk met het plaatsen van verkeersborden." (Autokoers – HV, 17/8/1949)
[1725] Sleutel. (HV, 21 /1/1950 & 24/1/1950)
[1726] Marten Toonder. Tom Poes en de talisman. (HV, 12/8/1950 – 30/10/1950)
[1727] Personage uit de reeks Panda van Marten Toonder.
[1728] Idem. (HV, 11/9/1950)
[1729] Idem. (HV, 13/9/1950)
[1730] Idem. (HV, 15/9/1950)
[1731] Idem. (HV, 16/9/1950)
[1732] Idem. (HV, 18/9/1950)
[1733] Idem. (HV, 18/9/1950)
[1734] Idem. (HV, 20/9/1950)
[1735] Idem. (HV, 22/9/1950)
[1736] Idem. (HV, 28/9/1950)
[1737] Idem. (HV, 29/3/1950)
[1738] Idem. (HV, 2/10/1950)
[1739] Idem. (HV, 4/10/1950)
[1740] Idem. (HV, 6/10/1950)
[1741] Idem. (HV, 9/10/1950)
[1742] Idem. (HV, 18/10/1950)
[1743] Idem. (HV, 21/10/1950)
[1744] Idem. (HV, 23/10/1950)
[1745] Idem. (HV, 30/10/1950)
[1746] Toonder (Marten)2. Voorwoord. In : Toonder (Marten). Heer Bommel, Volledige werken, De Dagbladpublicaties, Band 5. 's Gravenhage, Panda, 1998, p. 7
[1747] Toonder (Eiso). Op. Cit., p. 9-10
[1748] Voor de heruitgave van het verhaal in de "Volledige werken", zijn bepaalde elementen gesneuveld, zoals het feit dat de politie niet veel kan doen omdat er een ander land achter zit.
[1749] HV, aankondiging op 1/3/1950, p. 3
[1750] HV, aankondiging op 6/3/1950, p. 4
[1751] HV, aankondiging op 29/3/1950, p. 3
[1752] HV, aankondiging op 3/9/1950, p. 1
[1753] Hetzelfde verhaal wordt op hetzelfde moment ook in Het Nieuws van den Dag gepubliceerd.
[1754] Deze verhalen zijn waarschijnlijk van dezelfde hand als de biografische strips op de jeugdpagina van Het Laatste Nieuws.
[1755] De Bens (Els). Op. Cit., p. 399-400 ; Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 105-119
[1756] Annuaire officiel de la presse belge. Op. Cit., p. 22
[1757] LP, aankondiging op 13/7/1945, p. 1
[1758] Zie Gazet van Antwerpen.
[1759] Pseudoniem van Raoul Livain. Deze Belgische auteur, geboren in 1907, startte na de Tweede Wereldoorlog met het publiceren van strips. Vanaf 1947 werkte hij met Tenas samen voor verschillende reeksen in onder andere het tijdschrift Bravo. (Van Hamme (Jean) (red.). Op Cit., p. 41 ; Dictionnaire biographique illustré des artistes …. Op. Cit., p. 322)
[1760] Darell McClure. Annie l'orpheline. (LP, 5/9/1948)
[1761] Idem. (LP, 14/12/1948)
[1762] Idem. (LP, 16/12/1948)
[1763] Idem. (LP, 22/12/1948)
[1764] Idem. (LP, 11/12/1948)
[1765] Belgische schilderes, illustratrice en striptekenaarster, geboren in 1909. Tijdens het interbellum werkte ze in de reclamewereld en strips publiceerde ze na de Tweede Wereldoorlog onder andere in Annette en Tintin. (Piron (Paul). Op. Cit., p. 25)
[1766] Pseudoniem van William Tymyn, Brits stripauteur. (Filippini (Henri)1. Op. Cit., p. 777)
[1767] Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 337-340 ; Durnez (Gaston) & Bracke (Nele). La Métropole. In : NEVB, Op. Cit., p. 2045
[1768] Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 331-333 ; Verschaeren (José). La Flandre Libérale. In : NEVB, Op. Cit., p. 1158
[1769] De Bens (Els). Op. Cit., p. 414
[1770] Campé (René), Dumon (Marthe) & Jespers (Jean-Jacques). Op. Cit., p. 339-340. Over L'écho de la Bourse heb ik geen cijfers teruggevonden.
[1771] Brief van Rik Clément. (14/12/2002) & Brief van Pierre Stéphany. (5/7/2003)
[1772] Bijvoorbeeld de vermelding "cacahouètes" op een pot, of "Les joies du camping" als titel van een boek. (Walt Disney. Mickey Mouse. – VG, 7/9/1946 & 1/10/1946)
[1773] Walt Disney. Mickey Mouse. (VG, 16/1/1946, 5/9/1946, 5/7/1947, 14/1/1948, 28/6/1948, 30/7/1948, 18/10/1948, 12/4/1949, 15/4/1949, 14/12/1949, …).
[1774] Swan. La Famille Flop. (LW, 9/7/1948)
[1775] Mell Graff. L'agent secret X-9. (DH, 3/12/1946)
[1776] Marten Toonder. Cappi. (LS, 3/4/1947 & 4/4/1947)
[1777] Dat is het geval met Zonnedal, dat plaats moet ruimen voor Suske en Wiske (De Standaard) en Annie l'orpheline, dat wordt vervangen door Tom Pouce (Le Peuple).
[1778] Zo kan de reeks niet tegemoet komen aan de verwachtingen, de lezers teleurstellen, te duur zijn, …
[1779] Gezamenlijk : Eric de Noorman, Steve Canyon, Disney-strips en een Toonderstrip (Panda – Kappie).
[1780] Bijvoorbeeld "L'agent secret X-9" in La Dernière Heure. Het publiceren van twee stroken duurt daar echter niet lang en komt tot een einde bij de start van een tweede stripreeks. Andere voorbeelden zijn : "Het Zonnedal" (De Standaard), "Le petit Bob" (La Lanterne), …
[1781] De afleveringen van Belgische, Nederlandse, Franse strips zijn genummerd van 1 tot het nummer van de laatste strook van een verhaal. Bij een volgend verhaal wordt er terug vanaf 1 gestart.
[1782] Meestal is het oorspronkelijke copyright overplakt door het Europese "Copyright Opera Mundi".
[1783] LM, aankondiging op 13/10/1948, p. 2
[1784] HNB, aankondiging op 17/4/1950, p. 4
[1785] Hier worden alleen de aankondigingsteksten behandeld die los van de stripstroken staan, die dus op een andere plaats in de krant gepubliceerd worden. In enkele kranten wordt namelijk ook onder de laatste aflevering van sommige verhalen een kort bericht gepubliceerd in de zin van "Dit is het einde van dit verhaal, morgen begint het volgende" gepubliceerd. Omdat het altijd bij die formulering blijft, heb ik deze niet in deze analyse opgenomen. Ook in de inventaris zijn ze niet terug te vinden.
[1786] Marc Sleen. De avonturen van detectief Van Zwam, De juwelen van Gaga-Pan, str. 31 (DNG, 5/10/1949)
[1787] Marten Toonder. Tom Poes, Heer Bommel stuit de vooruitgang. (HV, 7/8/1950)
[1788] Siem Praamsma. Jochem Jofel. (VR, 4/10/1949)
[1789] J. Vlinder. Uit de bibliotheek van Sint Niklaas. In : HNvdD, 16/11/1950, p. 7
[1790] 103 vermeldingen op 185 aankondigingen voor Belgische auteurs, 79 vermeldingen op 299 aankondigingen voor buitenlandse auteurs.
[1791] HLN, aankondiging op 12/4/1947, p. 1
[1792] HLN, aankondiging op 20/10/1948, p. 1
[1793] HLN, aankondiging op 2/12/1947, p. 1
[1794] HLN, aankondiging op 6/12/1947, p. 1
[1795] HLN, aankondiging op 21/11/1950, p. 1
[1796] VR, aankondiging op 30/10/1949, p. 3 & 31/10/1949, p. 2
[1797] DS, aankondiging op 4/1/1950, p. 3
[1798] LM, aankondiging op 13/12/1947, p. 1
[1799] LL, aankondiging op 2/4/1949, p. 1
[1800] LS, aankondiging op 3/11/1946, p. 1
[1801] HV, aankondiging op 3/9/1950, p. 1
[1802] HV, aankondiging op 6/3/1950, p. 4
[1803] HNvdD, aankondiging op 16/9/1949, p. 1. Het betreft een aankondiging voor het Van Zwam-verhaal De juwelen van Gaga-Pan. Het wordt actueel genoemd omdat Marc Sleen in het verhaal inspeelt op de toen actuele diefstal van de juwelen van Aga-Khan.
[1804] HNvdD, aankondiging op 4/6/1950, p. 1
[1805] NGA, aankondiging op 2/7/1950, p. 1
[1806] HLN, aankondiging op 3/4/1947, p. 1
[1807] NGA, aankondiging op 7/11/1948, p. 1
[1808] LW, aankondiging op 30/10/1946, p. 1
[1809] DS, aankondiging op 14/6/1947, p. 1
[1810] HNvdD, aankondiging op 6/6/1950, p. 1
[1811] DS, aankondigingen voor De Bokkerijder, maart 1948
[1812] VR, aankondiging op 5/5/1950, p. 2
[1813] HBvL, aankondiging op 16/9/1945, p. 1
[1814] HV, aankondiging op 15/11/1948, p. 1
[1815] HV, aankondiging op 30/3/1950, p. 4
[1816] VR, aankondiging op 29/10/1949, p. 3
[1817] In de stijl van "morgen vindt gij in uw krant …".
[1818] Bijvoorbeeld in deze : "Ces nouveaux venus provoqueront peut-être des querelles de famille, mais en temps de vacances scolaires, les parents auront tout le loisir de prendre connaissance de leur dernières péripéties avant que les "petits" s'en accaparent." (LM, aankondiging op 12/8/1950, p. 1)
[1819] VR, aankondiging op 15/8/1949, p. 3
[1820] DS, aankondiging op 19/3/1948, p. 1
[1821] NGA, aankondiging op 21/11/1947, p. 7
[1822] HLN, aankondiging op 14/12/1948, p. 1
[1823] HLN, aankondiging op 1/4/1949, p. 1
[1824] LL, aankondiging op 30/3/1948, p. 1
[1825] LS, aankondiging op 16/7/1949, p. 1
[1826] Bijvoorbeeld : "Personen die de Steen van Atlantis niet gelezen hebben, zullen zonder moeite dit nieuwe verhaal kunnen volgen.", "Het is een op zichzelf staand verhaal, zoodat ook onze nieuwe lezers het kunnen volgen." (HLN, aankondigingen op 1/4/1947, p. 1 & 2/4/1947, p. 1)
[1827] Anna Bouzilowna en Tijl Uilenspiegel.
[1828] DNG, aankondiging op 27/6/1947, p. 1
[1829] LS, aankondiging van 28/11/1950, p. 1
[1830] LW, aankondiging op 30/10/1946, p. 1
[1831] HNvdD, aankondiging op 22/3/1950, p. 1
[1832] DNG, aankondiging op 9/1/1948, p. 2
[1833] In de inleiding van de albumuitgave van Proleetje en Fantast wordt vermeld dat de redactie na het eerste verhaal "talloze brieven" van lezers kreeg toegestuurd om een vervolg te vragen. Wat men zich daar precies bij moet voorstellen, is echter niet al te duidelijk. (Roggeman (Willem M.). Op. Cit., p. 4-6)
[1834] DH, aankondiging op 19/2/1946, p. 1 (L'agent secret X-9) en LM, aankondiging 21/6/1948, p. 2 (Radio Patrol).
[1835] Eric de Noorman, Panda, Dick Bos, Het geheim van Matsuoka (Van Zwam) : 10 frank – Het B-gevaar (Van Zwam) : 20 frank – De Familie Snoek : 25 frank – De juwelen van Gaga-Pan (Van Zwam) : 30 frank – Suske en Wiske : 36 frank.
[1836] DS, advertentie op 19/4/1950, p. 2
[1837] DNG, advertentie op 24/3/1948, p. 4 (Het geheim van Matsuoka)
[1838] DS, advertentie op 19/4/1950, p. 2
[1839] "De detective-beeldverhalen van de Dick Bos-serie zijn een maximum ontspanning mer minimum inspanning en beschaafd – sportief (jiu-jitsu) – boeiend. (…)", "Het lezen van deze boekjes is smakelijk en ontspannend als de heerlijkste sigaret, pijp of sigaar. Het is een boeiende verpozing als u tijd moet verliezen : in de trein; in de wachtkamer; in het postkantoor; op de tram; bij de kapper; in een restaurant (vóór u bediend wordt; voor loketten. En waarom een "Dick Bos" niet als apéritief of after-dinner, waarmee u bekomen wilt van het vele werk ? (…)". (HNvdD, advertenties op 29/8/1948, p. 8 & 24/9/1948, p. 7)
[1840] Bijvoorbeeld : bij een dagelijkse publicatie werd het aantal stroken gelijkgesteld met het aantal dagen min een aantal feestdagen. Als de strips op zondag niet gepubliceerd werden, werden de zondagen ook afgetrokken, enz.
[1841] Het Laatste Nieuws, Gazet van Antwerpen, Le Matin, Volksgazet, Het Belang van Limburg, Le Soir, De Standaard/Het Nieuwsblad, La Wallonie, La Dernière Heure, Het Nieuws van den Dag, La Libre Belgique, Vooruit, Het Volk & Le Peuple.
[1842] België, Nederland, Frankrijk, Denemarken, Zweden, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië.
[1843] Deze "extreme" cijfers zijn mede te wijten aan het feit dat er van al die reeksen twee stroken per dag verschenen.
[1844] Dat is vooral het geval bij Luc Droek en Raf Van Dijck, die over weinig of geen stripervaring beschikten.
[1845] Deze wel via uitgeverij Standaard Boekhandel.
[1846] In het "Officieel jaarboek van de Belgische Pers" van 1950 staan Rik Clément en Marc Sleen vermeld bij de medewerkers van de krant. (Annuaire officiel de la presse belge …. Op. Cit., p. 572 & 584)
[1847] De Standaard begon nog later, maar dat ligt natuurlijk aan het late herverschijnen van de krant.
[1848] Zoals in de inleiding van dit derde deel vermeld werd, probeerden de Toonder-Studio's zoveel mogelijk de originele tekeningen aan de krant te bezorgen. Ook van orginele reeksen had men (vanzelfsprekend) de originelen ter beschikking. Maar grote agentschappen als Opera Mundi werkten meer dan waarschijnlijk met reproducties.
[1849] Bim's wereldreis (Vooruit), L'agent secret X-9 (La Dernière Heure), De erfenis van Nero & Moea-Papoea (De Nieuwe Gids) en Anna Bouzilowna (Het Nieuws van den Dag).
[1850] En Vandersteen in de sterke anti-repressiekrant De Standaard.
[1851] Dit besluit is bewust beknopt gehouden. Een langere uitwerking van al deze elementen is terug te vinden in het vorige hoofdstuk, "Algemene Beschouwingen". Ik vond het dan ook niet aangewezen deze allemaal nog eens uitgebreid te herhalen.
[1852] Amerikaanse reeksen waren veel militanter en patriottischer dan Europese reeksen. Deze laatste gingen ook gemakkelijker een "neutrale" houding aannemen.
[1853] Voor de analyses werd alleen gebruik gemaakt van zulke werken als de zekerheid bestond dat ze perfect overeenkomen met de krantenversie. Enige uitzondering hierop is "Proleetje en Fantast", waar de spelling aangepast werd.
-----------------------
2
4
7
6
10
41
14
71
18
1
[pic]
................
................
In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.
To fulfill the demand for quickly locating and searching documents.
It is intelligent file search solution for home and business.