2012 – 2013 - Wikiwijs



Thema’s Maatschappijleer voor VMBO KGT

thema politiek

schooljaar 2016-2017

DOCENTENHANDLEIDING 1

Antwoorden op vragen en opdrachten

Inhoudsopgave

1 Wat is politiek? 3

Waaraan besteden we het belastinggeld? 6

2 Op wie ga jij stemmen? 7

3 Stromingen in de politiek 10

4 De parlementaire democratie 14

5 Wie bestuurt Nederland? 17

Cartoons 20

6 Het parlement 21

7 Gemeente en provincie 27

Samenvatting blz. 59 t/m 61 30

Begrippenlijst blz. 61 en 62 32

Politiek

Wat is politiek?

Vragen blz. 34 en 35

1. Eigen uitwerking leerling.

Voorbeelduitwerking:

[pic]

Inventariseer met de klas belangrijke begrippen op het bord en maak daarbij eventueel een indeling tussen landelijke en plaatselijke politiek, enzovoort.

Andere begrippen die mogelijk zijn: bestuur, gemeenteraad, Prinsjesdag, troonrede, burgemeester, regering, verkiezingen, Den Haag, democratie of namen zoals Wilders, Rutte, Dijsselbloem, Roemer, Samsom, Thieme, enzovoort.

2. Eigen uitwerking leerling.

Voorbeeldantwoord:

Iedereen heeft wel een idee welke beslissingen de beste zijn voor Nederland. Als politicus mag je dit soort beslissingen nemen.

Een politicus is vaak betrokken bij de samenleving en wil maatschappelijke problemen oplossen. Maar ook persoonlijke motieven spelen een belangrijke rol: behoefte aan macht en carrière maken. Kunnen uw leerlingen nog meer karaktereigenschappen of vaardigheden bedenken die je nodig hebt in de politiek? En welke nadelen van de politiek kunnen uw leerlingen noemen? Denk aan vergaderingen, saaie rapporten lezen, de roddelpers, enzovoort.

3. Eigen uitwerking leerling.

Voorbeelduitwerking:

Een ambtenaar is iemand die werkt voor de overheid.

Voorbeelden zijn: een administratief medewerker op het gemeentehuis, een econoom op een ministerie, een politieagent, een ICT’er bij de Belastingdienst, een leraar.

4. a. Eigen uitwerking leerling.

Voorbeelduitwerking:

|1. Het opsporen van een groep inbrekers. |X | |4. Het bouwen van een nieuw ziekenhuis. |X |

| | | | | |

|2. Het bezorgen van folders. | | |5. Het ontwikkelen van een nieuw medicijn |X |

| | | |tegen hooikoorts. | |

|3. Het maken van televisieprogramma’s. | | |6. Het oprichten van een school voor |X |

| | | |moeilijk lerende kinderen. | |

Stel in de klas vast waarom sommige zaken wel van algemeen belang zijn en andere niet. Wanneer vinden de leerlingen dat iets van algemeen belang is en wanneer niet?

Geef aan dat bijvoorbeeld het ontwikkelen van een medicijn tegen hooikoorts van algemeen belang kan zijn omdat een goed medicijn een hoop ziektemeldingen van leerlingen en werknemers kan voorkomen. Het medicijn wordt ontwikkeld door particuliere bedrijven, maar het is wel van algemeen belang. Soms zal de overheid wel geld beschikbaar stellen voor onderzoek naar bepaalde ziektes en medicijnen.

b. Eigen uitwerking leerling.

Voorbeelduitwerking:

Migranten profiteren van onze uitkeringen. Ik vind dat de politiek moet zorgen dat migranten tot twee jaar na binnenkomst geen uitkering krijgen. Want ze hebben dan nog niets voor de samenleving gedaan. Het is niet eerlijk om dan meteen geld te krijgen.

5. Nederland is een INDIRECTE democratie, want de bevolking kiest de volksvertegenwoordigers, die namens de bevolking beslissingen nemen.

6. Eigen uitwerking leerling.

Voorbeeldantwoorden:

Voordeel:

- Kamerleden hebben van veel zaken veel kennis en kunnen verantwoorde besluiten nemen.

- Kamerleden houden rekening met het algemeen belang.

Nadeel:

- Kamerleden zijn het vaak met elkaar oneens waardoor het lang duurt voordat een besluit genomen wordt.

- Kamerleden houden zich soms niet aan de beloften aan hun kiezers.

Pas als er weer verkiezingen zijn, kunnen de kiezers zich daarover uitspreken: door wel of niet op die volksvertegenwoordiger te stemmen.

7. Minister Kamp moet kiezen tussen wel of geen gaswinning uit Groningen. Beide keuzes hebben voor- en nadelen. Wel gas winnen betekent onveiligheid voor burgers, maar veel inkomsten voor Nederland. Geen gas winnen betekent veiligheid voor burgers, maar geen inkomsten voor Nederland. Dan moeten de belastingen omhoog of er moet bezuinigd worden.

Bovendien moet Nederland dan gas importeren uit andere landen. Dat kost niet alleen geld maar zorgt ook voor afhankelijkheid van landen waar we niet afhankelijk van willen zijn (zoals Rusland) of uit dictaturen (zoals Saudi-Arabië of Qatar).

8 Wat hebben zij met politiek te maken? blz. 35

|Wie? |Welke functie? |Hij/zij heeft te maken met de politiek omdat ... |

|Aboutaleb is: |een burgemeester |hij de stad Rotterdam bestuurt. |

| | |Hij is burgemeester van Rotterdam sinds 2009. Daarvoor was hij staatssecretaris |

| | |van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Meer over de taken van de burgemeester |

| | |staat in hoofdstuk 7. |

|Willem-Alexander is: |iemand van de regering |hij zijn handtekening zet onder alle wetten. |

| | |Hij is koning sinds 30 april 2013. Meer over de taken van de koning staat in |

| | |hoofdstuk 5. |

|Steenhuizen is: |een journalist |in het NOS Journaal politiek nieuws aan bod komt. |

| | |Zij presenteert sinds 2013 het achtuurjournaal van de NOS. |

|Wilders is: |een Tweede Kamerlid |hij leider is van de PVV. |

| | |Wilders zat tot 2004 voor de VVD in de Tweede Kamer. Na onenigheid stapte hij |

| | |uit de VVD en bleef als eenmansfractie Groep Wilders in de Tweede Kamer zitten. |

| | |Daarna richtte hij de Partij voor de Vrijheid (PVV) op. Van die partij is hij |

| | |het enige lid en dus de leider. |

9 In de media: “Niet telkens een referendum” blz. 35

A Een referendum is een volksstemming over een belangrijk onderwerp.

* B Eigen uitwerking leerling.

Voorbeelduitwerking:

Ja, want het is goed als de bevolking zich kan uitspreken of zelf kan besluiten over belangrijke onderwerpen.

Nee, want belangrijke onderwerpen zijn vaak heel ingewikkeld en de meeste mensen hebben daar geen verstand van.

Na het Nederlandse referendum was er kritiek op de minimale opkomst van 30 procent. Veel voorstanders van het EU-verdrag gingen niet stemmen in de hoop dat de opkomst onder de 30 procent zou blijven en de uitslag daardoor niet geldig zou zijn.

Na het Britse referendum over het uittreden van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de Europese Unie (EU), op 23 juni 2016, bleek dat veel mensen voor ‘Leave’ stemden omdat in de opiniepeilingen ‘Remain’ op voorsprong stond. Deze mensen wilden achteraf helemaal niet de EU verlaten, ze stemden ‘Leave’ om een proteststem te laten horen. Ze dachten dat ze dat veilig konden doen, omdat de meerderheid voor ‘Remain’ leek te stemmen.

Waaraan besteden we het belastinggeld?

10 Wat vind jij: extra geld of bezuinigen? blz. 36

A Eigen uitwerking leerling.

Voorbeelduitwerking:

Ik ga bezuinigen op:

1. Hulp aan arme landen 100 miljoen minder

2. Meer autowegen 500 miljoen minder

3. Hogere uitkeringen 1 miljard minder

Ik geef extra geld aan:

1. Betere scholen 100 miljoen meer

2. Uitbreiding openbaar vervoer 500 miljoen meer

3. Betere ziekenhuizen 1 miljard meer

B Eigen antwoord leerling.

Voorbeeldantwoord:

Ik bezuinig op meer autowegen, omdat er dan geen natuur verloren gaat. Bovendien leiden meer auto’s tot meer luchtvervuiling.

* C Eigen antwoord leerling.

Voorbeeldantwoord:

Automobilisten zullen het niet eens zijn met deze bezuiniging, want die krijgen te maken met meer files.

D Eigen antwoord leerling.

Voorbeeldantwoord:

Ik geef extra geld aan betere ziekenhuizen, omdat gezondheid het allerbelangrijkste is. Mensen die ziek zijn hebben daarom recht op de beste verzorging.

* E Eigen antwoord leerling.

Voorbeeldantwoord:

Artsen en verpleegkundigen zullen heel blij zijn met het extra geld, want zij kunnen hun werk beter doen. En natuurlijk zieke mensen, want zij krijgen een betere behandeling.

Laat de hele klas over de verschillende keuzes discussiëren en probeer vervolgens tot één plan te komen: waarop gaat de klas bezuinigen en waaraan geeft de klas extra geld?

Ze zullen merken dat verschillende opvattingen het moeilijk maken om tot bepaalde keuzes te komen. Dat is ook in de echte politiek het geval.

Op wie ga jij stemmen?

Vragen blz. 37

1. PASSIEF kiesrecht betekent het recht om je verkiesbaar te stellen.

ACTIEF kiesrecht betekent dat je het recht hebt om te mogen stemmen.

2. a. Als je gekozen wordt voor het Nationaal Jeugddebat, lijkt dat op PASSIEF KIESRECHT, omdat je je verkiesbaar stelt.

Fatma en Wesley werden uitgekozen om mee te doen met het Nationaal Jeugddebat.

b. Eigen uitwerking leerling.

Uiteraard moeten dit zaken van algemeen belang zijn. Bespreek de antwoorden van enkele leerlingen klassikaal.

3. a. Eigen uitwerking leerling.

Voorbeeldantwoord:

Een lijsttrekker legt de standpunten van zijn/haar partij uit en probeert het vertrouwen van de kiezers te winnen.

* b. Er is nooit één partij die alle stemmen krijgt. Na de verkiezingen moeten de regeringspartijen samenwerken. Dat lukt alleen als de politici van die partijen wat toegeven op hun beloftes.

Belangrijk is dat de leerlingen begrijpen dat beloften niet nakomen niets te maken heeft met onwil of onbetrouwbaarheid, maar dat het besloten ligt in het politieke proces.

4. LINKSE partijen willen een actieve overheid, omdat zij vinden dat de overheid moet opkomen voor de zwakkeren in de samenleving.

Dat kan alleen met een sterke overheid die veel maatregelen neemt en rekening houdt met de belangen van zwakkeren.

5. Een RECHTSE partij zoals de PVV wil hogere straffen, strenge gevangenissen en taakstraffen afschaffen. Een LINKSE partij zoals de PVDA hecht meer waarde aan het voorkomen van misdaad en het helpen van ex-gevangenen zodat ze niet nog eens de fout in gaan.

* 6. a. Een compromis is een afspraak waarbij alle partijen een beetje toegeven.

Als iedere partij alleen maar haar zin wil doordrijven, komt er geen besluit. Een compromis zorgt er dus voor dat er besluiten kunnen worden genomen.

b. Eigen uitwerking leerling.

Voorbeeldantwoord:

De gevangenisstraffen worden iets hoger en strenger, maar de taakstraffen blijven behouden.

7 De juiste volgorde blz. 38

1. Op de avond van de verkiezingen wordt de verkiezingsuitslag bekendgemaakt.

2. Lijsttrekkers presenteren de belangrijkste standpunten van hun politieke partij.

3. Nederlanders van 18 jaar en ouder gaan naar de stembus.

4. De grootste partijen onderhandelen over welke partijen in de regering komen.

5. In de media discussiëren de lijsttrekkers van de politieke partijen.

6. De nieuwe ministers gaan samen met de koning op de foto.

|2 |( |5 |

| | | | | |

| | | | | |

|2. De directeur van Ahold heeft recht op een topinkomen. | | | |X |

| | | | | |

|3. Uitkeringen moeten omhoog. | |X | | |

| | | | | |

|4. De overheid moet zorgen voor gratis openbaar vervoer. | |X | | |

| | | | | |

|5. Jonge criminelen moeten hard worden aangepakt. | | | |X |

| | | | | |

|6. De mening van Semmy (15) uit de intro in je lesboek. | |X | | |

Uitspraak 1 is LINKS omdat de overheid dan opkomt voor mensen in arme landen.

Opkomen voor zwakkeren is een belangrijk uitgangspunt van links.

Uitspraak 2 is RECHTS omdat rechts vindt dat de overheid zich niet te veel moet bemoeien met inkomens van mensen.

Rechts wil een passieve overheid die weinig beperkende regels opstelt.

10 Hoe links of rechts ben jij? blz. 39

De leerlingen kunnen zelf hun puntentotaal uitrekenen en kijken bij welke stroming ze passen.

Uiteraard valt hier te nuanceren: het is slechts een globale test. De uitspraken zijn ook geschikt voor een klassengesprek. Als de leerlingen ook de test op stemwijzer.nl doen, is het interessant beide uitslagen naast elkaar te leggen.

11 Posters van politieke partijen blz. 40

[pic] [pic] [pic] [pic]

Deze poster hoort bij: Deze poster hoort bij: Deze poster hoort bij: Deze poster hoort bij:

D66 SP VVD Partij voor de Dieren

12 Welke partij vindt dit? blz. 40

|1. Deze partij vindt dat je mag stemmen vanaf je 16e. |PvdA (k) |VVD (i) |PVV (a) |

|2. De partij van Marianne Thieme. |VVD (m) |D66 (l) |PvdD (i) |

|3. De grootse christelijke partij van Nederland. |CDA (e) |ChristenUnie (k) |SGP (p) |

|4. Emile Roemer is de leider van deze partij. |D66 (b) |PvdA (a) |SP (z) |

|5. Vindt de islam een gevaar voor onze samenleving. |PvdA (f) |PVV (e) |CDA (g) |

|6. Wil meer democratie in Nederland. |D66 (n) |GroenLinks (s) |PvdA (c) |

|7. Deze partij ziet het gezin als de basis van de samenleving. |VVD (x) |PvdA (z) |CDA (i) |

|8. Wil Nederland besturen volgens de Bijbel. |VVD (i) |SGP (s) |SP (l) |

|9. Hoe rijker, hoe meer belasting. |GroenLinks (l) |VVD (s) |CDA (w) |

|10. De partij van Mark Rutte. |VVD (e) |CDA (t) |D66 (v) |

|11. Geen abortus omdat de Bijbel dat verbiedt. |CDA (z) |ChristenUnie (u) |SP (a) |

|12. Werkgevers moeten mensen makkelijk kunnen ontslaan. |VVD (k) |PvdA (ij) |D66 (m) |

|13. De partij van Diederik Samsom. |SGP (n) |VVD (?) |PvdA (!) |

De spreuk is: kiezen is leuk!

13 Op wie ga jij stemmen? blz. 40

Eigen uitwerking leerling.

U kunt een aantal leerlingen vragen hun keuze te presenteren aan de klas. Wat is voor hen belangrijk bij het bepalen van hun keuze: de lijsttrekker, de politieke standpunten, wat hun ouders stemmen, het beroep wat ze later willen uitoefenen, enzovoorts. Komt hun keuze overeen met de uitslag van opdracht 10 Hoe links of rechts ben jij?

Stromingen in de politiek

Opmerking: het hele hoofdstuk is t-stof.

Vragen blz. 41

* 1. - Liberalisme.

- Sociaal-democratie.

- Christen-democratie.

* 2. Eigen uitwerking leerling.

Voorbeeldantwoord:

Economische vrijheid: bedrijven mogen maken en verkopen wat zij willen.

Het belangrijkste doel daarbij is: winst maken.

Persoonlijke vrijheid: vrouwen mogen zelf bepalen of ze voor een abortus kiezen.

Belangrijk daarbij is dat er zo min mogelijk regels zijn die deze keuze in de weg staan.

* 3. Arme mensen kunnen zich buitengesloten voelen waardoor onrust in de samenleving kan ontstaan.

Of: Daardoor lijkt het alsof alleen rijke mensen belangrijk zijn en arme mensen het zelf maar moeten uitzoeken.

Vraag aan de leerlingen: in je bijbaantje verdien je een paar euro per uur. Maar er zijn managers die een paar miljoen euro per jaar verdienen. Zij krijgen soms wel 1.500 euro per uur. Daarvoor moet jij misschien wel een heel jaar aan de slag. Vind je die verschillen terecht of niet? En waarom wel of niet?

* 4. Klaver heeft het over solidariteit met mensen die het wat minder hebben en over gelijke kansen. Dat zijn uitgangspunten van de sociaal-democratische partijen.

* 5. a. De partij vindt dat mensen eerst voor elkaar moeten zorgen. De overheid moet alleen ingrijpen als er geen andere manier is.

Daarmee staat het CDA tussen linkse partijen (de overheid zorgt voor de zwakkeren) en rechtse partijen (iedereen moet voor zichzelf zorgen) in.

b. Eigen antwoord leerling.

Voorbeelden van normen zijn: je inzetten als mantelzorger, vrijwilligerswerk doen in buurthuizen, activiteiten voor ouderen verzorgen, enzovoort.

* 6. Het CDA en GroenLinks willen beide dat we zorgvuldig met de aarde omgaan.

* 7. De PVV en de VVD zijn LIBERALE partijen, daarom hebben ze beide het woord vrijheid in hun naam.

* 8. De christen-democratie is tegen euthanasie. Christen-democraten vinden dat mensen niet mogen beslissen over leven en dood. Dat is een taak van God.

Het liberalisme is vóór euthanasie. Liberalen zijn voor persoonlijke vrijheid. Dus ook de vrijheid om over je eigen lichaam/leven/dood te beslissen.

* 9 Wat hoort bij elkaar? blz. 42

|Sociaal-democratie |Christen-democratie |Liberalisme |

|1. actieve overheid |1. CDA |1. vrijheid |

|2. PvdA |2. zorgen voor elkaar |2. rechts |

|3. gelijkwaardigheid |3. ChristenUnie |3. D66 |

|4. GroenLinks |4. naastenliefde |4. passieve overheid |

|5. links |5. SGP |5. zelf beslissen over je leven |

|6. SP |6. politieke midden |6. VVD |

* 10 In het nieuws: Actie tegen Second Love blz. 42

A Dit verwoest relaties en gezinnen en kinderen zijn daar vaak de dupe van.

Of: Elke echtscheiding die we voorkomen is pure winst.

B Van der Steur is van de liberale stroming omdat hij niet wil dat de overheid zich met de spotjes van Second Love bemoeit.

Liberalen willen dat mensen kunnen doen en laten wat ze willen (persoonlijke vrijheid). Liberalen willen ook niet dat de overheid zich bemoeit met bedrijven (economische vrijheid).

C Eigen antwoord leerling.

Voorbeeldantwoord:

Ja, want net als bij roken en drank kunnen bij een scheiding de gevolgen groot zijn.

Nee, want van roken en drank gaan mensen dood, maar van een scheiding niet.

D Eigen antwoord leerling.

Voorbeeldantwoord:

Ja, want veel mensen hebben te maken met scheidingen en die zijn heel ingrijpend.

Nee, je liefdesleven is privé en daar mag de overheid niets over zeggen.

* 11 Welke stroming? blz. 43

Opmerking: enkele uitspraken zijn onder te brengen bij meer dan één stroming. Hieronder zijn de meest voor de hand liggende antwoorden gegeven.

| |Stroming |

| | | | |

|1. Drugsverslaafden zijn medemensen in nood: het is onze plicht hen uit | |C | |

|naastenliefde te helpen. | | | |

| | | | |

|2. De belasting moet niet te veel omhoog, anders gaan bedrijven naar het | |L | |

|buitenland. | | | |

| | | | |

|3. Mensen die weinig geld verdienen moeten minder last hebben van | |S | |

|bezuinigingen. | | | |

| | | | |

|4. Bedrijven hebben te veel last van allerlei regels en voorschriften. | |L | |

| | | | |

|5. Euthanasie en abortus mogen nooit worden toegestaan. | |C | |

| | | | |

|6. Het is niet erg als de een veel verdient en de ander veel minder. | |L | |

* 12 Ik ben tegen … blz. 43

Eigen uitwerking leerling.

Wijs de leerlingen op de drie kenmerken van een goede mening op pagina 13 van het lesboek. Geef eventueel eerst voorbeelden van argumenten. Laat enkele leerlingen hun mening oplezen.

* 13 Debat blz. 43

De groepjes kiezen één stelling uit en bedenken daarbij twee argumenten die de stelling ondersteunen. Dat kan moeilijk zijn als een leerling het grondig met de stelling oneens is. Het is dan de kunst om objectief naar de stelling te kijken en te beredeneren welke argumenten voorstanders zullen aandragen. Het is raadzaam om vooral met de leerlingen pagina 13 van het werkboek door te nemen waar staat hoe je een mening onderbouwt met argumenten.

Eigen uitwerking leerlingen.

1. “Vrijheid is belangrijker dan gelijkheid.”

Voorbeelden van argumenten voor de stelling:

- Als iedereen gelijk moet zijn, dan gaat dat ten koste van de vrijheid van veel mensen. Je beperkt dan hun mogelijkheden. Daarom is vrijheid belangrijker.

Denk maar aan godsdienstvrijheid: ik vind dat belangrijker dan de eventuele (on)gelijkheid tussen man en vrouw bij streng gelovigen. Of de gelijkheid van beloning: een topvoetballer zou dan niet meer mogen verdienen dan een amateurvoetballer.

- Gelijkheid zonder vrijheid betekent dat iedereen hetzelfde moet zijn. Dat hoort niet bij mensen. Daarom is vrijheid belangrijker.

Indien u ook tegenargumenten in de opdracht wilt betrekken dan zijn dit voorbeelden:

- Niet iedereen kan omgaan met de vrijheid om te doen wat hij wil.

- Hierdoor wordt ongelijkheid vergroot. Dat leidt tot onrust in de samenleving.

- Vrijheid zonder gelijkheid betekent dus dat de slimste of sterkste altijd wint. Dat zou kunnen betekenen dat er weer meer burgeroorlogen ontstaan, discriminatie niet verboden is, enzovoorts. Daarom is vrijheid zeker niet belangrijker.

2. “Ontwikkelingshulp moeten we afschaffen.”

Voorbeelden van argumenten voor de stelling:

- Landen moeten voor zichzelf zorgen. Als dat niet lukt, is dat pech.

- Ontwikkelingshulp maakt landen afhankelijk van rijke landen. Dat is niet goed voor hun ontwikkeling.

Indien u ook tegenargumenten in de opdracht wilt betrekken dan zijn dit voorbeelden:

- Veel landen die ontwikkelingshulp krijgen zijn vroeger uitgebuit als kolonie. Het is onze plicht deze landen te helpen.

- Het is in ons eigen belang arme landen te ontwikkelen. Want anders komen de armen naar ons land om hun leven te verbeteren.

3. “Alle lidstaten van de EU moeten abortus volledig legaliseren.”

Voorbeelden van argumenten voor de stelling:

- De EU wil graag een eenheid zijn. Dan moeten ze ook hun wetten gelijktrekken.

- De EU staat voor vrijheid. Dan moeten vrouwen ook vrij zijn om voor abortus te kiezen.

- Het is in ons eigen belang om de abortuswetgeving in de EU gelijk te trekken. Want anders komen vrouwen naar ons land om abortus te laten plegen.

Indien u ook tegenargumenten in de opdracht wilt betrekken dan zijn dit voorbeelden:

- In Nederland is abortus legaal, maar niet alle landen zijn zo vooruitstrevend als Nederland. Je moet die landen onze wetten niet opdringen.

- Nederland zou zelf ook te maken kunnen krijgen met een verplichting een EU-wet aan te nemen waar het tegen is. Bijvoorbeeld een verbod op het gedogen van softdrugs.

4. “Wie ongezond leeft, moet meer zorgpremie betalen.”

Voorbeelden van argumenten voor de stelling:

- Mensen die wel gezond leven moeten nu meebetalen aan de kosten van mensen die

niet gezond leven. Dat is niet eerlijk.

- Als mensen meer moeten betalen, gaan ze vanzelf hun gedrag veranderen.

Indien u ook tegenargumenten in de opdracht wilt betrekken dan zijn dit voorbeelden:

- Ongezond leven is niet altijd een keuze. Sommige mensen hebben niet genoeg geld of kennis om altijd een gezonde keuze te maken.

- Wie bepaalt wat ongezond leven is? Roken, vet eten, alcohol drinken en weinig bewegen zijn niet verboden door de wet. Waarom moet je dan wel meer premie betalen?

- Mensen die ongezond leven hebben niet altijd meer zorg nodig. Waarom dan wel meer premie betalen?

5. “Alle Nederlanders moeten verplicht orgaandonor worden.”

Voorbeelden van argumenten voor de stelling:

- Hierdoor komen er veel meer organen beschikbaar en worden veel mensenlevens gered.

- Dit bespaart heel veel geld in de gezondheidszorg. Bovendien krijgen patiënten veel sneller een donororgaan. Nu moeten ze soms jaren wachten.

Indien u ook tegenargumenten in de opdracht wilt betrekken dan zijn dit voorbeelden:

- Er zijn mensen die vanwege hun geloof geen donor mogen worden. Een verplichting gaat dan veel te ver.

- Een verplichting gaat ten koste van de vrijheid van mensen.

De parlementaire democratie

Vragen blz. 44

1. De verkiezingen zijn vrij betekent dat je zelf beslist op wie je stemt.

De verkiezingen zijn geheim betekent dat niemand weet op wie je gestemd hebt.

2. Eigen uitwerking leerling.

Voorbeeldantwoord:

Iemand wordt betaald om op een bepaalde partij te stemmen en moet daarvan als bewijs een ‘stemfie’ maken: dan zijn de verkiezingen niet vrij.

Of: Als mensen bedreigd worden vanwege hun keuze in de ‘stemfie’ kan dat andere kiezers beïnvloeden. Voor hen zijn de verkiezingen dan niet meer vrij.

3. Omdat het parlement de meeste macht heeft en het volk de leden van het parlement kiest.

* 4. Eigen uitwerking leerling.

Voorbeeldantwoord:

Nederland is een rechtsstaat omdat het een grondwet heeft die de burgers grondrechten garandeert.

* 5. Door de grondwet zijn burgers beschermd tegen te veel macht van de overheid.

6. a. De machtenscheiding heet de trias politica.

b. Het doel van de trias politica is dat de macht gespreid wordt en dus niet bij één groep of één persoon terechtkomt.

* 7. Het bericht geeft aan dat Nederland een rechtsstaat is: burgers mogen protesteren en proberen de politiek te beïnvloeden. Of: Het bericht geeft aan dat er sprake is van een trias politica: de minister van Onderwijs voert het beleid uit, maar de Tweede Kamer beslist over veranderingen van dat beleid.

8. Eigen uitwerking leerling.

Voorbeeldantwoord:

- Ik zou handtekeningen gaan verzamelen en die aan de gemeenteraad aanbieden. Die ziet dan dat een groot aantal jongeren zich zorgen maakt over het probleem.

- Ik zou politici gaan bellen en e-mailen. Als veel mensen dit doen, moeten de politici wel iets over het probleem zeggen.

Bespreek in de klas een aantal antwoorden van de leerlingen. Vinden de leerlingen dat zij veel of weinig invloed op de plaatselijke politiek kunnen uitoefenen?

9 Wel of niet stemmen vanaf 16 jaar? blz. 45

A Eigen uitwerking leerling.

Uit de scholierenverkiezing van 2012 blijkt dat partijen als de Piratenpartij (9,3 %) en de Partij voor de Dieren (5,1 %) veel beter scoren dan bij de gewone Tweede Kamerverkiezingen.

Het CDA (3,1 %), maar ook de VVD (18,1 %) doen het juist een stuk slechter.

De cijfers geven aan dat jongeren niet gebonden zijn aan de traditionele partijen.

B Eigen mening leerling.

Voorbeeldantwoorden:

- Ik vind dat 16- en 17-jarigen WEL stemrecht moeten krijgen, omdat zij dan kunnen meebeslissen over hun eigen belangen.

Denk aan landelijke besluiten over het middelbaar onderwijs, jeugdloon, bromfiets- en autorijbewijs en de leeftijd om alcohol te mogen drinken.

- Ik vind dat 16- en 17-jarigen NIET stemrecht moeten krijgen, omdat veel jongeren weinig interesse in de politiek hebben. Ze weten er ook weinig van.

Zij stemmen dan zoals hun ouders stemmen of laten zich makkelijk beïnvloeden door gladde praatjes en beloften van politici.

10 Download de grondwet-app! blz. 45

| |X |In de grondwet staat het recht op vrije meningsuiting. |

| | |

| | |In de grondwet staan alle geschreven regels die in Nederland gelden. |

| | |

| |X |Iedereen moet zich aan de grondwet houden. |

| | |

| |X |In de grondwet staat wie mogen stemmen. |

| | |

| |X |In de grondwet staan belangrijke mensenrechten. |

| | |

| | |In de grondwet staat precies welke straf je krijgt als je iets gestolen hebt. |

Bij de opdracht staat een QR-code die de leerlingen leidt naar een pagina waar ze de grondwet-app gratis kunnen downloaden.

Mocht u geen gebruik willen maken van de QR-code, dan kunt de pagina ook via deze link bekijken:

Zie voor een toelichting bij de QR-codes ook het document Inleiding en extra’s van de docentenhandleiding 1 VMBO KGT 2016-2017.

11 In het nieuws: Dure tickets Adele blz. 45

A Eigen mening leerling.

Voorbeeldantwoorden:

Nee, want er heeft maar een kleine groep mensen mee te maken.

Nee, want ik vind dit geen zaak van algemeen belang. Mensen besluiten altijd zelf hoeveel geld ze betalen voor een kaartje.

Ja, want veel mensen hebben er last van, de politiek bemoeit zich ermee, er zijn verschillende oplossingen en je hoort er regelmatig over in de media.

* B De SP vraagt hier aandacht voor, want die partij komt op voor de belangen van mensen met een laag inkomen. Zij kunnen geen kaartje van 500 euro betalen, rijke mensen wel.

12 De avondklok blz. 46

A Eigen antwoord leerling.

Voorbeeldantwoorden:

- WEL EEN goed middel, omdat de maatregel voorkomt dat het geweld voortduurt.

- GEEN goed middel, omdat de maatregel ook geldt voor mensen die niets met de rellen te maken hebben.

B Eigen antwoord leerling.

Voorbeeldantwoorden:

- Ik geef Kelvin en Sharif gelijk, want zij hebben niets met de rellen te maken en zijn dus slachtoffer van de maatregel.

- Ik geef Kelvin en Sharif geen gelijk, want de gemeente heeft die maatregel genomen om een eind aan de rellen te maken en dat is nog niet gebeurd. Of: geen gelijk, want je moet zo’n maatregel eerst de tijd geven. Of: geen gelijk, want het is een beetje flauw pas tegen een maatregel te zijn als je er zelf nadeel van ondervindt.

C De middelen:

- Media-aandacht zoeken.

Aanhouding op Facebook zetten, interview met RTV Midden, het Kamerdebat volgen.

- Bellen of e-mailen met politici.

Mailtje naar de wethouder en afspraak met hem, Kamerleden bellen en twitteren.

D De informatiefunctie (wat gebeurt er in de stad: rellen en avondklok) en de controle- of waakhondfunctie (het werk van politici volgen en controleren).

E Eigen uitwerking leerling.

Voorbeelduitwerking:

“Geachte mevrouw de voorzitter, laatst sprak ik twee jongens ...

... en volgens hen werkt de avondklok voor geen meter. De politie houdt onschuldige burgers aan. Het is een schande dat de minister de avondklok verdedigt! Ik eis dat hij onmiddellijk aftreedt!”

F Eigen mening leerling.

Voorbeelden van argumenten:

Ja, want politici vertegenwoordigen de kiezers en ze moeten wel naar hen luisteren anders wordt er bij een volgende verkiezing niet op hen gestemd.

Nee, want politici moeten zich vaak aan afspraken in het partijprogramma houden of aan de afspraken met andere partijen.

G Eigen mening leerling.

13 In het nieuws: Burgemeester wordt beveiligd blz. 46

Eigen mening leerling.

Voorbeelden van argumenten:

- Uitgescholden of bedreigd worden hoort wel bij het beroep van politicus. Ze nemen soms ingrijpende beslissingen die veel emotie bij mensen oproepen. Daar moet je tegen kunnen.

Denk aan de relletjes rond de vestiging van (tijdelijke) azc’s. De tegenstanders voelden zich overvallen door de plannen van gemeenteraden en gooiden alles in de strijd om de plannen tegen te houden. Bijvoorbeeld schelden, bedreigen en zelfs geweld.

- Uitgescholden of bedreigd worden hoort niet bij het beroep van een politicus. Een politicus neemt namens ons beslissingen. Als je het niet met zo’n beslissing eens bent, kun je dat op allerlei andere manieren laten blijken. Bedreigen is strafbaar en uitschelden is onfatsoenlijk.

Wie bestuurt Nederland?

Vragen blz. 47

|1. | |De regering bestaat uit de koning en het kabinet. | |Ministers worden gekozen door het Nederlandse volk. |

| | | | | |

| | |Staatssecretarissen zitten ook in de regering. |X |De koning zit wel in de regering, maar niet in het kabinet. |

| | | | | |

| | |Alle ministers samen noemen we het kabinet. | |De premier wordt gekozen door het Nederlandse volk. |

| | | | | |

2. a. De MINISTER-PRESIDENT want hij is de leider van het kabinet.

De minister-president is met de ministers verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid.

b. De KONING want hij heeft maar weinig taken en hij mag zich niet bemoeien met politieke kwesties.

3. Eigen uitwerking leerling.

Voorbeelduitwerking:

- Een speciale minister van Dierenwelzijn die let op het welzijn van dieren, want er is in Nederland nog heel veel leed bij (huis)dieren en vee.

Of:

- Een speciale minister van Sport, want veel jongeren en ouderen sporten niet en worden te dik. Hun overgewicht wordt een groot maatschappelijk probleem.

4. Opmerking: bij de opdracht staat een verwijzing naar bladzijde 57 van het werkboek. Dat moet zijn: bladzijde 49.

Eigen uitwerking leerling.

Voorbeeldantwoorden:

- De minister van Justitie en Veiligheid. Hij gaat over het inzetten van de politie.

- De minister van Defensie. Die kan het leger inzetten om de terroristen uit te schakelen.

- De minister van Binnenlandse Zaken. Hij is de baas van de Algemene Inlichtingen- en

Veiligheidsdienst (AIVD) die terroristen in de gaten houdt.

- De minister-president. Hij geeft leiding aan het kabinet.

De minister-president treedt in dit soort gevallen op als coördinator tussen de verschillende ministers.

5 a. D66, GroenLinks en de SP.

Hoeveel ministers elke partij levert, is vooral afhankelijk van hun zetelaantal in de Tweede Kamer.

b. Ministers worden bij hun werk ondersteund door staatssecretarissen en ambtenaren.

De ambtenaren verrichten veel voorbereidende (wetsvoorstellen en plannen maken) en uitvoerende (administratie, controle van de naleving van wetten) werkzaamheden.

6. Eigen antwoord leerling.

Voorbeeldantwoord:

In een regeerakkoord staat welke plannen de regering heeft voor de komende jaren.

Bijvoorbeeld plannen om de werkloosheid te verlagen, de politie met zwaardere wapens uit te rusten en geld vrij te maken zodat alle kleuters enkele dagen naar de kinderopvang kunnen.

7. Overeenkomst: in beide staan de plannen van de regering voor het volgende jaar.

Verschil: de troonrede is een opsomming van verschillende maatregelen en plannen, de miljoenennota is een financieel overzicht met vooral cijfers.

In de troonrede staat de argumentatie voor de plannen kort samengevat in een verhaal.

In de miljoenennota is in cijfers gedetailleerd uitgewerkt wat dit betekent voor de begroting / financiën van Nederland.

8. a. De taak: een handtekening zetten onder alle wetten.

Willem-Alexander heeft er geen moeite mee dat hij geen enkele invloed heeft op het besluitvormingsproces rond het aannemen van wetten. Hij aanvaardt daarbij zijn ‘ceremoniële rol’ in een democratie.

* b. Het is eigenlijk ondemocratisch dat we een koning als staatshoofd hebben, omdat de bevolking niet kan kiezen wie de koning(in) wordt.

In een democratie kiest de bevolking direct of indirect haar leiders. In de Verenigde Staten en Frankrijk wordt de president gekozen door de bevolking; de Duitse Bondspresident wordt gekozen door de Bondsvergadering (bestaande uit de Bondsdagleden en gekozen vertegenwoordigers van de deelstaten). Dit geldt niet voor de koning(in) in Nederland. Hij of zij heeft deze positie door erfopvolging. We weten nu al dat koning Willem-Alexander opgevolgd wordt door zijn oudste dochter, prinses Amalia.

9 Miljoenennota 2016 blz. 48

A De totale inkomsten in 2016 zijn: 253,5 miljard euro

De totale uitgaven in 2016 zijn: 262,1 miljard euro

Conclusie: de Nederlandse regering geeft in 2016 MEER geld uit dan ze binnenkrijgt.

Nederland heeft dus een BEGROTINGSTEKORT.

B Eigen antwoord leerling.

Voorbeeldantwoorden:

- Directe belastingen: loon- en inkomstenbelasting (bijbaantje).

- Indirecte belastingen: btw (alle consumentenartikelen) en accijnzen.

Accijnzen worden niet alleen geheven over alcoholische dranken en tabak, maar zitten ook op frisdrank, vruchtensap en limonade, benzine voor de scooter, enzovoort.

- Premie volksverzekeringen: worden ingehouden op het loon, bijvoorbeeld AOW (bijbaantje).

C De overheid kan de uitgaven verlagen door te bezuinigen of de belastingen verhogen zodat er meer inkomsten komen.

10 In het nieuws: Miljarden naar verkeer blz. 48

A Meer snelwegen, beter bereikbare stations en een toegankelijke luchthaven zorgen voor minder files en drukte. Het is voor de Nederlandse economie belangrijk dat iedereen snel op zijn bestemming komt.

* B Eigen antwoord leerling.

Voorbeeldantwoord:

Nee. SP, GroenLinks en PvdA komen uit de sociaal-democratische stroming. Ze geven liever meer geld uit aan onderwijs of aan hogere uitkeringen.

11 Wie doet wat in Den Haag? blz. 49

Opmerking: bij 5 is de voornaam van minister Asscher onjuist geschreven. Het moet zijn: Lodewijk.

|[pic] |Minister-president. |[pic] |Benoemt burgemeesters. |

| | | | |

| |1. Mark Rutte van Algemene Zaken. | |2. Ronald Plasterk van Binnenlandse |

| | | |Zaken en Koninkrijksrelaties. |

| |Bezoekt vaak andere landen. | |Zorgt voor het leger. |

| | | | |

| |3. Lilianne Ploumen van Buitenlandse | |4. Jeanine Hennis-Plasschaert van |

| |Handel en Ontwikkelingssamen-werking.| |Defensie. |

| |Stimuleert werkgelegenheid. | |Let op de begroting. |

| | | | |

| |5. Henk Kamp van Economische Zaken. | |6. Jeroen Dijsselbloem van |

| | | |Financiën. |

| |De baas van jouw leraar. | |Zorgt voor uitkeringen. |

| | | | |

| |7. Jet Bussemaker van Onderwijs, | |8. Lodewijk Asscher van Sociale |

| |Cultuur en Wetenschap. | |Zaken en Werkgelegenheid. |

| |Zorgt voor veiligheid in Nederland. | |Let op de kosten voor gezondheid. |

| | | | |

| |9. Ard van der Steur van Veiligheid | |10. Edith Schippers van |

| |en Justitie. | |Volksgezondheid, Welzijn en Sport. |

Cartoons

12 Cartoon beter bekijken blz. 50

Eigen uitwerking leerling.

Voorbeelduitwerking:

A De tekening gaat over: een referendum. Een bus staat voor een kruispunt. De bestuurder vraagt de passagiers wat ze willen: linksaf of rechtsaf? De ene helft wil linksaf, de andere helft rechtsaf.

B De tekenaar wil zeggen dat een referendum geen goede manier is om beslissingen te nemen. De ‘gekozen bestuurder’ zou dat moeten doen, maar die mag de route blijkbaar niet bepalen. De mensen die hij om advies vraagt, zijn het met elkaar oneens waardoor de route onduidelijk blijft.

C Ik vind dat de tekenaar gelijk heeft. De bestuurder moet beslissen welke kant de bus (= het land) op gaat, want onderling worden de passagiers (= de bewoners van het land) het nooit eens.

13 Wat zie je? blz. 50

Eigen uitwerking leerling.

Voorbeelduitwerking:

A De tekening gaat over: de zorg in verpleeghuizen. De bewoners zijn ongelukkig. Op een rooster staat dat ze maar eens per week verzorgd worden. Uit het nieuwsbericht op de tv blijkt dat de overheid bezuinigt op de zorg.

B De tekenaar wil zeggen dat: de bezuinigingen in de zorg te ver gaan. Hij overdrijft om zijn punt te maken.

C Ik vind: dat de tekenaar ongelijk heeft. Het is niet zo dat mensen maar eens in de week kunnen tandenpoetsen. Om de zorg betaalbaar te houden moet er bezuinigd worden.

14 Zoek of teken een cartoon blz. 51

Eigen uitwerking leerling.

U overlegt met de leerlingen of zij opdracht 1 of 2 maken. Opdracht 2 (zelf een cartoon tekenen) verdient de voorkeur, maar is wel lastig. Bij het zelf tekenen blijkt namelijk hoe moeilijk het is om een soms gecompliceerde situatie in één grappig of kritisch beeld vast te leggen.

Laat de zelf getekende cartoons ook aan de andere leerlingen zien.

De gedane inspanning verdient dat!

15 Dilemma blz. 51

Zie voor een toelichting bij de Dilemma-opdrachten het document Inleiding en extra’s van de docentenhandleiding 1 VMBO KGT 2016-2017.

Eigen mening leerling.

Voorbeelden van argumenten:

- Ik vind dat een tekenaar alles moet kunnen tekenen wat hij wil, want we hebben vrijheid van meningsuiting. Dat anderen de tekening niet leuk vinden, is hun probleem.

- Ik vind dat een tekenaar niet alles moet kunnen tekenen wat hij wil. Je gaat te ver als je mensen of groepen kwetst of beledigt.

Of: Je gaat te ver als je met een tekening oproept tot geweld.

Of: Je gaat te ver als je sommige mensen of groepen als minderwaardig afbeeldt.

Het parlement

Vragen blz. 52

1. Eigen uitwerking leerling.

Laat elke leerling één suggestie oplezen en noteer deze kort op het bord. Deel ze op het bord in op een van de volgende manieren:

- Welke suggesties zijn er op de eigen situatie van jongeren gericht en welke suggesties reiken verder dan hun eigen belang?

- Welke voorstellen zijn meer ‘rechts’ en welke zijn meer ‘links’?

- Welke voorstellen zijn realistisch/uitvoerbaar, welke zijn dat niet of minder?

Alternatief: laat de klas stemmen over alle voorstellen en stuur het voorstel met een meerderheid van stemmen per e-mail naar enkele politieke partijen. Geven partijen antwoord en zo ja, welke partijen en wat voor antwoord?

2. Kamerleden worden door de bevolking gekozen om namens hen beslissingen te nemen.

3. Drie verschillen zijn:

- De Eerste Kamer heeft 75 leden, de Tweede Kamer 150 leden.

- De leden van de Eerste Kamer zijn indirect gekozen, de leden van de Tweede Kamer direct door de bevolking.

- De Tweede Kamer heeft wel het recht van amendement, de Eerste Kamer niet.

De Eerste Kamer mag geen wijzigingen in een wetsvoorstel aanbrengen. Zij mogen alleen het wetsvoorstel in zijn geheel aannemen of verwerpen.

|4. |X |Ministers maken de meeste wetsvoorstellen. | |Kamerleden zitten in de regering. |

| | | | | |

| | | | | |

| |X |Kamerleden stemmen over wetsvoorstellen. |X |De Eerste en Tweede Kamer samen heten het parlement. |

| | | | | |

| | | | | |

| | |De regering controleert het parlement. |X |Kamerleden zijn nooit tegelijk minister. |

* 5. Situatie juli 2016:

De regeringscoalitie bestaat uit de VVD en de PvdA.

De leiders van beide partijen zijn Mark Rutte (VVD) en Diederik Samsom (PvdA).

* 6. Een regeringspartij wordt een oppositiepartij als ze na de verkiezingen niet langer deel uitmaakt van de regeringscoalitie.

Dat kan als de partij bij de verkiezingen veel zetels heeft verloren omdat de kiezers ontevreden waren over het gevoerde beleid.

* 7. 1. Stemrecht.

2. Recht van amendement.

3. Recht van initiatief.

* 8. Dit is een voorbeeld van het VRAGENRECHT, omdat het Kamerlid een vraag stelt aan de minister.

Er is sprake van het motierecht als een Kamerlid zich uitspreekt over het beleid van de minister.

9 Debat blz. 52

De groepjes kiezen één stelling uit en bedenken daarbij argumenten die de stelling ondersteunen.

Het is raadzaam om vooral met de leerlingen pagina 13 van het werkboek door te nemen waar staat hoe je een mening goed onderbouwt met argumenten.

Zie voor een toelichting over de klassengesprekken ook het document Inleiding en extra’s van de docentenhandleiding 1 VMBO KGT 2016-2017.

Eigen uitwerking leerlingen.

Voorbeelduitwerking:

1. “Bejaarde ouders kunnen het beste bij hun kinderen in huis gaan wonen.”

Voorbeelden van argumenten voor de stelling:

- Daarmee bespaart de overheid kosten in de gezondheidszorg want dan hoeven minder bejaarden naar een verzorgingstehuis.

- Dat is handig voor de kinderen, want dan kunnen de bejaarden op de kleinkinderen passen of huishoudelijke klusjes doen.

Voorbeelden van argumenten tegen de stelling:

- Mensen moeten zelf keuzes kunnen maken in hun leven, dat gaat minder makkelijk als je ouders bij je wonen.

- Jonge mensen hebben een heel ander leven en andere interesses dan oudere mensen. Het is helemaal niet beter als je die bij elkaar zet.

2. “In een democratie moeten alle demonstraties worden toegestaan, ook bijvoorbeeld die met IS-vlaggen of hakenkruizen.”

Voorbeelden van argumenten voor de stelling:

- In een democratie moet iedereen zijn mening kunnen laten horen. Alleen dan heb je een vrije samenleving.

- Je moet alle demonstraties toestaan, want in een democratie mag niemand anders bepalen of jouw mening wel of niet oké is.

- Zolang je niet oproept tot geweld zijn alle demonstraties toegestaan.

Voorbeelden van argumenten tegen de stelling:

- Mensen of groepen die tegen de democratie zijn, zoals IS en nazi’s, hebben niet het recht om gebruik te maken van de vrijheden van een democratie.

- IS gebruikt geweld om zijn doelen te bereiken. Dit soort groepen mag op geen enkele manier zijn mening uiten.

3. “Nederland moet een gekozen premier krijgen.”

Voorbeelden van argumenten voor de stelling:

- Een gekozen premier heeft de steun van de bevolking en kan daardoor krachtig leiding geven aan het kabinet en aan Nederland.

- Het is ondemocratisch dat de bevolking nu niets te zegen heeft over wie de belangrijkste politieke functie krijgt.

Voorbeelden van argumenten tegen de stelling:

- Een gekozen premier kan leiden tot onwerkbare situaties. Bijvoorbeeld als de premier van partij A is, maar dat de andere partijen niet met partij A in de regering willen zitten.

- De meeste macht ligt nu bij leden van de Tweede Kamer, want die zijn gekozen door de bevolking. Als de premier ook gekozen wordt door de bevolking, dan is het steeds de vraag: wie is de echte volksvertegenwoordiger: het Kamerlid of de premier?

4. “Je moet kunnen stemmen als je 16 bent.”

Voorbeelden van argumenten voor de stelling:

- Jongeren groeien tegenwoordig veel sneller op dan vroeger, weten meer en hebben meer verantwoordelijkheden. Het is logisch dat ook de kiesgerechtigde leeftijd verlaagd wordt.

- Jongeren onder de 16 mogen werken en belasting betalen, maar ze mogen niet bepalen wat er met dat belastinggeld wordt gedaan. Ze kunnen weinig doen aan besluiten die over hen worden genomen, zoals de verhoging van de leeftijdsgrens om alcohol te mogen kopen.

Voorbeelden van argumenten tegen de stelling:

- Het is niet voor niets dat je op je 18e officieel volwassen bent. Jongeren onder 18 jaar hebben nog te weinig kennis en ervaring om met het stemrecht om te kunnen gaan.

- Jongeren van 16 en 17 jaar zijn te eenvoudig te beïnvloeden. Ze denken niet na voor ze stemmen.

10 Wie doet wat? blz. 53

| |Koning |Minister |Tweede Kamerlid |

| | | | |

|1. Stemt over wetsvoorstellen. | | | |

|2. Ondertekent wetten. (!) | |X | |

|3. Schrijft de troonrede. | | | |

|4. Zit in de regering. (!) | |X | |

|5. Debatteert. (!) | | | |

|6. Bestuurt. | | | |

|7. Wordt gekozen. | | | |

|8. Laat nooit een eigen mening blijken. | |X | |

|9. Mag een wetsvoorstel indienen. (!) | | | |

|10. Is betrokken | | |

|bij de | | |

|totstandkoming van | | |

|een | | |

|Debat |c. |Is vaak een gevolg van een interpellatieverzoek. |

|Regering |f. |Debatteert met de Tweede Kamer over wetsvoorstellen. |

|Tweede Kamer |d. |Heeft het recht van amendement. |

|Parlement |a. |De gekozen landelijke volksvertegenwoordigers. |

|Troonrede |e. |Overzicht van de plannen van de regering voor het volgende jaar. |

|Wetsvoorstel |b. |Plan om een maatschappelijk probleem op te lossen. |

|Oppositie |g. |De partijen in de Tweede Kamer die niet in de regering zitten. |

15 In het nieuws: Zwarte Piet-wet? blz. 54

A De maatschappelijke discussie over het veranderen of verdwijnen van Zwarte Piet.

* B Het recht van initiatief.

Opmerking: Deze vraag is T-stof. Dat is abusievelijk niet aangegeven in het werkboek.

C Eigen antwoord leerling.

Voorbeeldantwoord:

Ja, ik ben het eens met Rutte. Dit gaat over gewoonten en tradities en daar moet je geen wet over maken.

Nee, ik ben het niet eens met Rutte. Zaken die uniek zijn voor Nederland, zoals Sinterklaas en Zwarte Piet zijn het waard om te behouden. Het is goed om de ‘juiste’ manier van de figuur van Zwarte Piet vast te leggen in een wet.

In het thema Jongeren hebben de leerlingen geleerd dat onze samenleving en cultuur voortdurend veranderen. In dit licht is het logisch dat ook een figuur als Zwarte Piet door de veranderende samenleving aangepast wordt. Is het zinvol daar door middel van wetgeving iets aan te willen doen?

* 16 Welk recht? blz. 55

|A |Situaties |Recht |

| |1. Een Kamerlid stemt tegen een wet voor de belastingverhoging voor bedrijven. |stemrecht |

| |2. Een Kamerlid is het eens met een wetsvoorstel over taakstraffen voor jongeren, maar hij stelt|recht van amendement |

| |een kleine verandering voor. | |

| |3. Een Kamerlid wil weten wat de regering vindt van de rellen tijdens een belangrijke |vragenrecht |

| |voetbalwedstrijd. | |

| |4. Een Kamerlid heeft een plan voor een wet om werkloze jongeren sneller aan een baan te helpen.|recht van initiatief |

| |5. De minister van Economische Zaken moet voor een debat naar de Tweede Kamer komen. |recht van interpellatie |

| |6. |motierecht |

B Eigen voorbeeld leerling.

Voorbeeldantwoord:

6. Een Kamerlid dient een motie in waarin ze de regering vraagt te bekijken of een aantal wegen in aanmerking komt voor investeringen van het Rijk.

17 Schema politiek bestuur blz. 55

[pic]

7 Gemeente en provincie

Vragen blz. 56

1. Nederland heeft 12 provincies en 390 gemeenten.

Tot 1986 had Nederland elf provincies. Maar door inpoldering ontstond Flevoland en dat werd in 1986 een nieuwe provincie met Lelystad als hoofdstad.

Eigen uitwerking leerling.

2. Eigen uitwerking leerling.

Voorbeeldantwoorden:

- Rijbewijs aanvragen.

- Verklaring omtrent het gedrag (VOG) aanvragen.

- Paspoort/identiteitskaart regelen.

- Verhuizing doorgeven.

- Huwelijk aanvragen.

- Aanvragen van een (ver)bouwvergunning.

3. Wie wordt of worden gekozen?

| |de burgemeester |X |de gemeenteraad | |de ambtenaren | |de wethouders |

4. a. Met de Tweede Kamer.

b. Met de minister-president.

5. Eigen uitwerking leerling.

Voorbeelduitwerking:

Als ik de burgemeester was had ik gekozen voor UITBRANDEN, omdat: daarmee de meeste risico’s worden vermeden.

Aan deze oplossing zitten wel de meeste nadelen voor de duizenden omwonenden. Zij moeten tijdelijk hun huis verlaten.

* 6. Gedeputeerde Staten kun je vergelijken met het kabinet.

Provinciale Staten kun je vergelijken met de Tweede Kamer.

De commissaris van de koning kun je vergelijken met de minister-president.

* 7. a. Eigen uitwerking leerling.

Voorbeeldantwoorden:

- Het plannen van gebieden voor wonen, industrie en recreatie.

- Aanleg en onderhoud van wegen tussen steden en dorpen.

b. Omdat het goedkoper is en de gemeente dichter bij de inwoners staat dan het Rijk.

|8. |[pic] |

Foto 1: Friesland Foto 2: Zeeland Foto 3: Noord-Brabant Foto 4: Drenthe

9 Jouw gemeente blz. 57

A t/m F: Eigen uitwerking leerling.

Wat betreft de vragen E en F kunt u inventariseren op welke beleidsterreinen de genoemde onderwerpen liggen: ruimtelijke ordening, volksgezondheid (alcohol en drugs), huisvesting, enzovoort.

10 In het nieuws: Geen azc in Geldermalsen blz. 57

A Stemmen over belangrijke besluiten; controleren van burgemeester en wethouders.

* B De democratie heeft verloren, want: politici moeten zelf een besluit kunnen nemen en niet onder druk worden gezet.

De vluchtelingen hebben verloren, want: door het besluit is er minder opvang voor hen. Of: door alle onrust besluiten andere gemeenten misschien ook geen azc te openen.

11 Schema gemeentebestuur blz. 58

[pic]

* 12 Schema provinciaal bestuur blz. 58

[pic]

13 Wie doet wat? blz. 58

a. Zij hebben een controlerende taak.

GEMEENTERAADSLEDEN / EERSTE KAMER

b. Zij voeren beleid uit.

AMBTENAREN / COMMISSARIS VAN DE KONING / MINISTERS

c. Zij worden direct gekozen door de bevolking.

GEMEENTERAADSLEDEN

d. Zij kiezen de leden van de Eerste Kamer.

LEDEN VAN DE PROVINCIALE STATEN

Samenvatting blz. 59 t/m 61

Hoofdstuk 1

In de politiek gaat het om keuzes maken. Politici nemen de besluiten over alle dingen die van algemeen belang zijn, zoals het onderwijs en de aanleg van snelwegen. Al deze maatregelen en taken kosten geld. De overheid krijgt dat geld van burgers en bedrijven die belasting betalen. De overheid kan ook minder geld uitgeven, dat noemen we bezuinigen.

In Nederland kiezen wij de politici. Je noemt dit indirecte democratie. Bij directe democratie, zoals bij een referendum, neemt de bevolking de besluiten.

Hoofdstuk 2

In ons land mag iedere Nederlander ouder dan 18 jaar stemmen bij de verkiezingen. Je noemt dit actief kiesrecht. Als je wilt dat mensen op jou stemmen, maak je gebruik van het passieve kiesrecht.

Politieke partijen kun je onderverdelen in:

• linkse politieke partijen, zoals de PvdA en de SP (of GroenLinks).

Zij willen dat de overheid actief optreedt om de positie van de zwakkeren te verbeteren.

• middenpartijen, zoals het CDA en de ChristenUnie (of D66). Zij willen dat mensen goed voor elkaar zorgen. Alleen als het echt nodig is, helpt de overheid een handje.

• rechtse partijen, zoals de VVD, de SGP en de PVV willen dat de overheid ervoor zorgt dat mensen in vrijheid kunnen doen wat ze willen.

* In Nederland heeft nog nooit een partij de meerderheid van de stemmen gehaald. Daarom zitten er in de regering meer partijen.

Hoofdstuk 3

* In ons land zijn drie politieke stromingen:

• liberalen, zoals die van de VVD vinden vrijheid belangrijk, zodat burgers en bedrijven kunnen doen wat ze willen.

• sociaal-democraten zoals van de PvdA, GroenLinks en de SP, benadrukken gelijkwaardigheid.

Als mensen solidair zijn met elkaar, kan geld, macht en kennis eerlijk worden verdeeld.

• christen-democraten, zoals het CDA de SGP, en de ChristenUnie, vinden naastenliefde een belangrijke waarde. Als mensen goed voor elkaar zorgen gaat het beter met ons land.

50Plus, de PVV en de PvdD passen niet goed bij een bepaalde politieke stroming.

Hoofdstuk 4

Aan verkiezingen mag iedereen vanaf 18 jaar meedoen. Het zijn vrije en geheime verkiezingen omdat je zelf mag kiezen op wie je stemt en je stem geheim blijft.

Om alles goed te laten verlopen in een democratie, zijn de rechten van mensen opgeschreven in de grondwet.

Hierin staan ook de rechten en plichten van de overheid.

Een voorbeeld is de verdeling van de macht in drie delen, de trias politica. Daarom noem je Nederland een rechtsstaat.

Politici moeten weten wat de burgers belangrijk vinden. Pas dan kan de democratie echt goed werken. Er zijn allerlei manieren om de politiek te beïnvloeden, zoals handtekeningen verzamelen, media-aandacht zoeken, demonstreren, lid worden van een actiegroep, enzovoort.

Hoofdstuk 5

Nederland wordt bestuurd door de regering, die bestaat uit de koning en de ministers. Ons staatshoofd heeft weinig macht maar zet wel een handtekening onder nieuwe wetten.

De ministers hebben meer macht. Zij hebben twee taken: wetten voorbereiden en wetten uitvoeren.

Samen met de staatssecretarissen vormen de ministers het kabinet.

Als het kabinet begint met regeren maakt het haar plannen bekend in het regeerakkoord. De plannen voor het volgende jaar staan in de troonrede, die de koning voorleest, en in de miljoenennota, die de minister van Financiën aan de Tweede Kamer aanbiedt.

Hoofdstuk 6

De Tweede Kamer (150 leden) vormt samen met de Eerste Kamer (75 leden) het parlement. Hun taken zijn: stemmen over wetsvoorstellen en het controleren van de ministers.

* Om hun controlerende taak uit te oefenen hebben de Kamerleden onder andere het vragenrecht, het recht van interpellatie en het motierecht. Om hun wetgevende taak uit te oefenen hebben Kamerleden het stemrecht, het recht van amendement en het recht van initiatief.

Politieke partijen die samen de regering vormen noem je de coalitie. Partijen die het niet eens zijn met het beleid van de regering, noem je de oppositie.

Hoofdstuk 7

De gemeente wordt bestuurd door de gemeenteraad, die stemt over belangrijke besluiten en het college van B en W controleert. De burgemeester, die wordt benoemd door de regering, en de wethouders, een soort ministers, voeren deze besluiten uit en regelen de dagelijkse zaken.

* In de provincie nemen de Provinciale Staten de belangrijke besluiten. Ook kiezen zij de leden van de Eerste Kamer. De commissaris van de koning vormt samen met de Gedeputeerde Staten het dagelijks bestuur.

Begrippenlijst blz. 61 en 62

Politiek is het maken van keuzes en het nemen van beslissingen over hoe een land, een provincie of een gemeente bestuurd moet worden.

Ambtenaren zijn personen die werken voor de overheid.

De overheid bestaat uit alle politici en ambtenaren samen.

Algemeen belang wil zeggen dat bepaalde dingen voor heel veel mensen belangrijk zijn.

Belastinggeld wordt gebruikt voor salarissen van ambtenaren, maar ook zaken als de zorg en de bouw van scholen en huizen.

Bezuinigingen zijn er wanneer de overheid ergens minder geld aan uitgeeft.

Een directe democratie is een land, waar het volk invloed heeft op politieke besluiten.

Een indirecte democratie is een land, waar volksvertegenwoordigers namens ons beslissingen nemen.

Een referendum is een volksstemming over een belangrijk onderwerp.

Actief kiesrecht is het recht om te mogen stemmen.

Passief kiesrecht is het recht om je verkiesbaar te stellen.

Een lijsttrekker is de belangrijkste man of vrouw van een politieke partij in verkiezingstijd.

Politiek links wil dat de overheid het verschil tussen arm en rijk verkleint.

Politiek rechts wil dat de overheid zich zo min mogelijk met de burgers bemoeit.

Het politieke midden wil dat de overheid alleen helpt als het echt niet anders kan.

* Een compromis is een afspraak waarbij alle partijen een beetje toegeven.

* Een politieke stroming is een verzameling ideeën over wat belangrijk is in de maatschappij en hoe mensen het beste met elkaar kunnen samenleven.

* Het liberalisme wil vrijheid om te leven zoals jij wilt.

* De sociaal-democratie wil gelijkwaardigheid.

Als mensen solidair zijn met elkaar, kan geld, macht en kennis eerlijk worden verdeeld.

* De christen-democratie wil naastenliefde en samenwerking weer belangrijk maken. Als mensen goed voor elkaar zorgen gaat het beter met ons land.

Een vrije verkiezing betekent dat je mag stemmen op wie je wilt.

Een geheime verkiezing betekent dat niemand weet op wie je hebt gestemd.

We noemen Nederland een parlementaire democratie omdat het parlement de hoogste macht heeft.

Mensenrechten zijn hetzelfde als grondrechten.

De trias politica is de scheiding der machten.

Opmerking: het begrip trias politica is hier abusievelijk aangegeven als t-stof.

De regering bestaat uit het dagelijks bestuur van ons land.

In het regeerakkoord staan zaken die de regering de komende jaren wil bereiken.

In het kabinet zitten de ministers en staatssecretarissen.

De troonrede is het plan van de regering voor het komende jaar.

De miljoenennota is een overzicht van alle uitgaven en inkomsten die de regering voor dat jaar verwacht.

Het parlement bestaat uit de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.

* Stemrecht is dat Kamerleden wetsvoorstellen kunnen goedkeuren of afkeuren.

* Het recht van amendement is dat Kamerleden delen van wetsvoorstellen kunnen veranderen.

* Het recht van initiatief is dat Kamerleden zelf wetsvoorstellen mogen maken en die aan de Kamer mogen voorleggen.

* Vragenrecht betekent dat Kamerleden mondeling of per brief vragen mogen stellen aan ministers of staatssecretarissen en zij die vraag moeten beantwoorden.

* Het motierecht is het recht van de Kamer om een uitspraak (motie) te doen waarin zij haar mening over iets geeft of een minister vraagt iets te doen.

* Het recht van interpellatie is dat Kamerleden een minister ter verantwoording mogen roepen.

* Enquêterecht is dat Kamerleden een groot onderzoek mogen uitvoeren als ze denken dat de regering grote fouten heeft gemaakt in een bepaalde kwestie.

* Een coalitie is de partijen die samen de regering vormen.

* De oppositie zijn de partijen die niet in de regering zitten.

B&W betekent (het college van) burgemeester en wethouders.

De gemeenteraad heeft twee taken:

• stemmen over belangrijke besluiten.

• het controleren van het college van B en W.

* Het provinciebestuur bestaat uit: de commissaris van de koning, Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten.

Opmerking: voor dit begrip staat in de Begrippenlijst in het werkboek geen markering, maar het is wel degelijk t-stof.

Oefentoets-app blz. 62

Zie voor een toelichting bij de oefentoets-app ook het document Inleiding en extra’s van de docentenhandleiding 1 VMBO KGT 2016-2017.

................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download