Juridisch cahier - Internaten
Contact
|Marianne De Paduwa |Internaten buitengewoon onderwijs |marianne.de.paduwa@g-o.be |
|Petra De Vis |Algemeen juridisch advies |petra.de.vis@g-o.be |
|Sarah Gielen |Juridisch advies aansprakelijkheid en |sarah.gielen@g-o.be |
| |kostgelden | |
|Liesbeth Hendrix |Internaten gewoon secundair onderwijs |liesbeth.hendrix@g-o.be |
|Jessica Poppe |Klachtenprocedure |jessica.poppe@g-o.be |
|Sophie Van Cauwenberghe |Juridische info model van internaatsreglement|sophie.van.cauwenberghe@g-o.be |
|Annemie Van Gastel |Inschrijvingsbeleid |annemie.van.gastel@g-o.be |
|Ingrid Verstrepen |Internaten gewoon basisonderwijs |ingrid.verstrepen@g-o.be |
De rubrieken zijn alfabetisch gerangschikt volgens trefwoord.
Inleiding
Onder “internaten” verstaan we instellingen die een gezinsvervangende functie hebben voor schoolgaande kinderen. In een internaat kunnen kinderen tijdens de schoolperiode slapen en eten en worden ze begeleid tijdens de uren voor en na de schooltijd. De meeste internaten zijn niet open tijdens het weekend en de schoolvakanties.
Internaten worden ingevolge rechtspraak van het Arbitragehof (thans Grondwettelijk Hof) als ‘onderwijsinstellingen’ beschouwd (arrest nr. 26/92 van 2 april 1992, arrest 23/95 van 2 maart 1995).
Het Arbitragehof rangschikt internaten onder het begrip “onderwijsinstelling”, op grond van de overweging dat alles wat rechtstreeks verbonden is met de onderwijsverstrekking als onderwijsinstelling moet worden beschouwd. Daardoor komen ze ook in aanmerking voor de toepassing van het gelijkheidsbeginsel. Bovendien werd geargumenteerd dat het bestaan van internaten in bepaalde gevallen noodzakelijk kan zijn om de ouders daadwerkelijk de mogelijkheid te bieden voor de vrijde schoolkeuze.
In 1998 heeft de toenmalige Minister van Onderwijs gepreciseerd dat dit arrest niet betekent dat alle bepalingen die betrekking hebben op scholen ook van toepassing zouden moeten zijn op internaten.
Er is geen juridisch kader voor de procedures binnen de internaten. Rekening houdende met de rechtspraak van het Arbitragehof is er nood aan onderbouwde procedures in functie van gelijkberechtiging van de internen binnen de internaten en om zichzelf in te dekken.
De internaten zijn gehouden om de algemene rechtsbeginselen na te leven.
Door onderbouwde procedures op te stellen en deze procedures na te leven vermijdt het internaat juridische problemen.
Een reglement kan niet alle situaties voorzien. Door in het reglement met niet-limitatieve opsommingen te werken, is het mogelijk om een probleem dat zich voordoet, maar niet bij naam opgesomd staat in dit reglement, toch te kunnen oplossen.
Door in het reglement bvb. te verwijzen naar ernstige overtredingen, met vermelding van een niet-limitatieve opsomming van voorbeelden, kunnen alle mogelijke zware overtredingen hier ondergebracht worden.
Aansprakelijkheid
Aansprakelijkheid van de minderjarige internen
Het Artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt het volgende:“Men is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke men veroorzaakt door zijn eigen daad maar ook voor die welke veroorzaakt wordt door de daad van personen voor wie men moet instaan of van zaken die men onder zijn bewaring heeft.
De vader en de moeder zijn aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen.”
Artikel 1384, lid 2 B.W. stelt jegens de vader en de moeder een weerlegbaar vermoeden van aansprakelijkheid in. De aansprakelijkheid kan weerlegd worden door het bewijs te leveren dat de feiten die aan de grondslag liggen van de schade niet het gevolg is van een gebrek aan toezicht of een tekortkoming in de opvoeding van hun minderjarig kind. Vanzelfsprekend kan daarnaast ook overmacht worden ingeroepen.
Het vermoeden van aansprakelijkheid van artikel 1384, 2de lid B.W. is ook van toepassing op de ouder die niet het ouderlijk gezag uitoefent.
Luidens artikel 1384, 2de lid B.W. kunnen enkel de “vader en de moeder” aansprakelijk gesteld worden voor de schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen. Hieruit volgt dat deze bepaling niet van toepassing is op personen die niet de hoedanigheid van “vader” of “moeder” bezitten.
Artikel 1384, 2de lid B.W. dient bovendien restrictief te worden geïnterpreteerd. Bijgevolg kan deze bepaling niet worden ingeroepen ten aanzien van de grootouders, de broers en zusters, de pleegvoogd, de pleegouders, de stiefvader of stiefmoeder, de ooms en tantes, de voogd en toeziende voogd en de instelling of personen belast met het toezicht op het kind.
Het is evenwel niet uitgesloten dat zij op grond van een persoonlijke fout (artikel 1382-1383 B.W. of in een andere hoedanigheid (bv. meester, aansteller, onderwijzer)) aansprakelijk worden gesteld. Een algemene aansprakelijkheid voor andermans daad op grond van artikel 1384, 1ste lid B.W. werd echter door het Hof van Cassatie verworpen.
Tenslotte kan worden opgemerkt dat zelfs indien de minderjarige op het ogenblik van de feiten onder het toezicht stond van derden, de ouders vermoed worden aansprakelijk te zijn voor een fout in de opvoeding.
Minderjarigen geplaatst in het internaat
Bij de plaatsing van een minderjarige in een internaat kunnen er door de jeugdrechter voorwaarden opgelegd worden waaraan de minderjarige zich zal moeten houden. Elk geval wordt apart beoordeeld. De verplichtingen/aansprakelijkheid van de beheerder zijn voor elk geval verschillend.
Aansprakelijkheid van de meerderjarige internen
Internen die meerderjarig zijn, zijn persoonlijk aansprakelijk, ook indien ze bij de ouders gedomicilieerd zijn. Meerderjarige internen staan ook zelf in voor de betaling van schulden en boetes.
Aansprakelijkheid van het internaatsteam
Hoe wordt het maximum aantal internen dat kan begeleid worden bij activiteiten bepaald?
Het internaat treedt op als goede huisvader. Dit betekent dat het moet handelen zoals een normaal, voorzichtig en redelijk begeleider zou doen in dezelfde feitelijke omstandigheden. Het internaat moet correct handelen, gebaseerd op de algemene normen en waarden.
Bij de vaststelling van het aantal begeleiders zal de instelling zich laten leiden door het principe van de “goede huisvader”. Concrete omstandigheden zoals de leeftijd van de internen , de omgeving en de aard van de activiteit, zullen mee het aantal begeleiders bepalen.
Als het internaat aansprakelijk kan worden gesteld (bij ongeval bijv.), dan dekt de schoolpolis, afgesloten door de scholengroep, deze aansprakelijkheid.
Mag een opvoeder alleen met zijn/ haar leefgroep op uitstap gaan?
Men moet zich gedragen zoals een “goede huisvader”. Dit betekent dat men zou handelen zoals een normaal, voorzichtig en redelijk opvoeder zou doen in dezelfde feitelijke omstandigheden. Afhankelijk van het aantal leerlingen van de leefgroep, de leeftijd en de persoonlijke toerekeningsvatbaarheid van de leerlingen (vb. onderscheid tussen gewoon – buitengewoon onderwijs, tussen een zesjarige en een twaalfjarige enz.) moet er worden beslist hoeveel opvoeders er mee moeten. Deze beslissing moet genomen worden als een goede huisvader.
Zo kan of moet er een duidelijk onderscheid worden gemaakt in het toezicht over leerlingen van bijv. het eerste en zesde leerjaar basis of secundair onderwijs, in het toezicht over kinderen van een eerste kleuterklas en van het eerste leerjaar, tussen algemeen, technisch of beroepssecundair onderwijs, tussen een gewone bos-, park- of standwandeling of museumbezoek en een (sport)activiteit waaraan risico’s zijn verbonden.
Mag men op het internaatsdomein / buiten het internaatsdomein (bijv. daguitstap, zomerkamp, …) minderjarige internen zonder toezicht een activiteit laten uitvoeren?
Het internaat treedt op als goede huisvader. Dit betekent dat het moet handelen zoals een normaal, voorzichtig en redelijk begeleider zou doen in dezelfde feitelijke omstandigheden.
Wanneer de beheerder een beslissing neemt moet hij rekening houden met de leeftijd en de maturiteit van de internen, de omgeving en de aard van de activiteiten.
Het begrip toezicht kan verschillend worden uitgelegd naargelang de leeftijd van de internen, de omgeving en de aard van de activiteiten.
Indien opvoeders spullen van internen in bewaring nemen, wie is dan verantwoordelijk in geval van bijv. diefstal?
Bewaring zit vervat is artikel 1384 BW: “men is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke men veroorzaakt door zijn eigen daad maar ook voor die welke veroorzaakt wordt door de daad van personen voor wie men moet instaan, of van zaken die men onder zijn bewaring heeft. “
Dit moet echter genuanceerd worden. De bewaarnemer, hier de opvoeder, is slechts aansprakelijk wanneer hij ten aanzien van de ontvangen zaak minder zorgvuldig is geweest dan voor zijn eigen zaken. De opvoeder moet zich gedragen als een “goede huisvader”. Dit wil zeggen dat hij moet handelen zoals een normaal, voorzichtig en redelijk opvoeder zou doen in dezelfde feitelijke omstandigheden.
Mogen opvoeders internen vervoeren met hun wagen? Moeten zij in bezit zijn van een rijgeschiktheidsattest?
Ja, opvoeders mogen internen vervoeren met de eigen wagen. Doet er zich een schadegeval voor, dan is de intern gedekt door de verplichte motorrijtuigenverzekering afgesloten door de bestuurder. In het bezit zijn van een rijgeschiktheidsattest is niet nodig.
Wanneer het gaat om vervoer georganiseerd (op geregelde basis en bezoldigd) en uitgebaat door de werkgever dan moet men wel beschikken over een rijgeschiktheidsattest. Het moet gaan om een voertuig dat ter beschikking wordt gesteld door de werkgever
Welke verplichtingen heeft een beheerder/opvoeder die internen met eigen wagen vervoert?
De burgerlijke aansprakelijkheid van de beheerder/opvoeder voor alle (materiële, morele en lichamelijke) schade aan derden en de internen die hij vervoert, wordt gedekt via de verplichte motorrijtuigenverzekering. De bestuurder moet wel beschikken over een geldig rijbewijs.
De vereiste van een rijgeschiktheidsattest hangt af van de aard van het vervoer, sporadisch of geregeld – betalend of kosteloos vervoer. Een rijgeschiktheidsattest is vereist bij geregeld en bezoldigd vervoer. Gaat het om bijvoorbeeld het sporadisch thuisbrengen van een intern dan is een rijgeschiktheidsattest niet vereist.
Actief pluralisme
Interne leerlingen (hiermee worden ook de residenten/huurders bedoeld)
De Raad geeft uitvoering aan zijn beslissing van 11 september 2009.
In ons internaat is het de interne leerlingen en alle residenten niet toegelaten om levensbeschouwelijke kentekens te dragen.
Het verbod geldt voor alle zichtbare levensbeschouwelijke kentekens. Het verbod is van toepassing tijdens alle activiteiten, zowel binnen als buiten de internaatsmuren.
Het huurcontract voor de residenten vermeldt het verbod op het dragen van levensbeschouwelijke symbolen binnen het internaatsdomein.
Het internaatsreglement dient minimaal deze tekst te bevatten.
Personeel
In elke instelling van het GO! is het de personeelsleden niet toegelaten om levensbeschouwelijke kentekens te dragen.
Algemene rechtsbeginselen
Een algemeen rechtsbeginsel is een formele bron van het recht die een rechtsregel vormt die niet in geschreven teksten terug te vinden is.
De algemene rechtsbeginselen zijn nog geen recht, zij hebben geen normatieve inhoud. Zij bevatten zelfs geen directe richtlijnen tot handelen.
Een belangrijk algemeen rechtsbeginsel is het beginsel van behoorlijk bestuur; dit vindt slechts toepassing bij ontstentenis van een uitdrukkelijke bepaling van de wetgever.
De Raad van State stelt dat elke bestuursoverheid zich in de uitoefening van haar bevoegdheid moet gedragen overeenkomstig de eisen van “behoorlijk bestuur” zonder dat het vereist is dat zodanig gedrag bij uitdrukkelijk voorschrift is opgelegd.
De beginselen krijgen de functie van rechtsnormen omdat zij voor rechtstreekse toepassing vatbaar zijn. D.w.z. dat bij niet-naleving van de beginselen de ouders beroep kunnen aantekenen bij de inrichtende macht. Bij schending van deze beginselen kunnen zij ook het internaat hiervoor voor de rechter dagen.
Naast bestaande , geschreven rechtsregels was er ook de behoefte om op basis van vage normen een rechterlijke toetsing te doen. Met de term vage normen bedoelt men regels die gevolgd moeten worden (vaak maatschappelijk) zonder dat ze zijn neergeschreven zoals je zorgvuldig gedragen, ….
Het overheidshandelen werd én aan wettenrecht én aan rechtersrecht getoetst. De beginselen van behoorlijk bestuur worden dagelijks door de rechter als toetsingsnorm en door het bestuur als richtsnoer gehanteerd.
De overheid (i.c. het internaat/de scholengroep) wordt in haar handelen verplicht de beginselen te hanteren en te respecteren. Zo niet volgt als sanctionering door de Raad van State, de schorsing of de vernietiging van de administratieve rechtshandeling.
Deze beginselen stellen in concreto voorwaarden waaraan de uitoefening van discretionaire bevoegdheid moet voldoen en zijn als dusdanig te beschouwen als rechtsnormen, zij het vage rechtsnormen.
Dit zijn dus dwingende gedragsregels (rechtsnormen) van bestuursfatsoen.
Enkele regels werden door de wetgever gecreëerd: het gelijkheidsbeginsel (grondwet), het verbod van machtsafwending (de gecoördineerde wetten op de Raad van State), de formele motiveringsplicht (wet).
De overige regels (fairplay, materiële motiveringsplicht, rechtszekerheid, …) vinden hun oorsprong in het rechtersrecht.
Ambtsgeheim en beroepsgeheim
Opvoeders en beheerders hebben strikt genomen geen beroeps- maar wel een ambtsgeheim.
Ambtsgeheim: de persoon die gebonden is door het ambtsgeheim moet discreet omgaan met vertrouwelijke informatie waarvan hij kennis krijgt tijdens de uitoefening van zijn ambt. Een drager van een ambtsgeheim kan zich niet beroepen op het zwijgrecht.
Beheerders en opvoeders in internaten van het GO! vallen onder de toepassing van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs. Zij hebben een ambtsgeheim zoals bepaald in artikel 11 van dit decreet:
“De personeelsleden zijn ertoe gehouden het ambtsgeheim te bewaren”.
Dit moet worden gelezen in samenhang met artikel 8 in het decreet rechtspositie dat als volgt luidt:
“De personeelsleden moeten zich in hun dienstbetrekkingen en in hun omgang met de leerlingen, de ouders van de leerlingen en het publiek op een correcte wijze gedragen.
De personeelsleden moeten alles vermijden dat het vertrouwen van het publiek kan schaden of afbreuk kan doen aan de eer of de waardigheid van hun functie in het onderwijs.
Enkel dragers van een echt “beroepsgeheim” (advocaten, artsen, verpleegkundigen, …) zijn niet verplicht om de hun toevertrouwde geheimen mee te delen als hen daarom gevraagd wordt. Omdat ze zwijgplicht hebben, die strafrechtelijk gesanctioneerd is en het hun dus verboden is te spreken, hebben ze ook het recht om te zwijgen zelfs in gevallen waarin de wet andere burgers gebiedt om te spreken. Personen die gebonden zijn door een beroepsgeheim kunnen dit beroepsgeheim wel doorbreken indien ze zich kunnen beroepen op een noodtoestand (bv. seksueel misbruik van een minderjarige).
Beheerders en opvoeders hebben ambtsgeheim waaraan een niet strafrechtelijk sanctioneerbare discretieplicht verbonden is. Daarnaast hebben zij echter meldingsplicht. (zie seksueel grensoverschrijdend gedrag).
Behoorlijk bestuur
• Fairplay met begrip van:
- Het recht van verdediging - de hoorplicht
- De onafhankelijkheid - de onpartijdigheid
• Motiveringsplicht
• Het verbod van machtsafwending
• Zorgvuldigheidbeginsel
• Rechtszekerheidsbeginsel
• Gelijkheidsbeginsel
• Redelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel
Fairplay
De fairplay beoogt de correcte behandeling van de burgers door de overheid. Het internaat moet zich onpartijdig opstellen bij het nemen van een besluit en moet de noodzakelijke openheid en eerlijkheid in acht nemen.
Het internaat moet de ouders (en/of de intern) in de mogelijkheid stellen om op te komen voor hun belangen. Op het internaat rust eveneens de plicht om de ouders/de intern correct te informeren.
a) Het recht van verdediging – de hoorplicht
Telkens het internaat/de scholengroep overweegt een maatregel te nemen die de intern nadeel berokkent of als kwetsend wordt ervaren, dienen de betrokkenen (de ouders/de intern) in de mogelijkheid gesteld te worden om voor hun belangen op te komen.
Het internaat (of de scholengroep) heeft de plicht om de ouders of de meerderjarige intern te horen vooraleer een negatieve maatregel genomen wordt.
Minimaal houdt de hoorplicht in dat:
• de betrokkene tijdig opgeroepen moet worden;
• de betrokkene in de oproeping in kennis wordt gesteld van de hem ten laste gelegde feiten;
• hij inzage krijgt in zijn dossier.
• hij de nodige tijd moet krijgen om zijn verweer voor te bereiden;
• hij zich mag laten bijstaan door een raadsman;
• hij gehoord wordt door het orgaan dat bevoegd is tot het nemen van de maatregel;
• van het verhoor een proces verbaal /verslag wordt opgesteld.
b) De onafhankelijkheid – de onpartijdigheid
Het internaat (de scholengroep) moet in alle omstandigheden onpartijdig zijn en zijn beslissingen in alle onafhankelijkheid nemen.
De onpartijdigheid houdt o.a. in dat personen geen beslissing nemen over personen waarmee zij verwant zijn.
Het beginsel van onpartijdigheid van diegene die een tuchtmaatregel neemt, beoogt niet alleen het waarborgen van de objectiviteit, maar moet ook de schijn van partijdigheid wegnemen.
Motiveringsplicht
Het internaat (de scholengroep) moet zijn besluiten goed motiveren: de feiten moeten kloppen en de motivering moet logisch en begrijpelijk zijn.
Een goed gemotiveerde beslissing is een eerste stap om een verdere aanklacht bij de rechter te vermijden.
Opdat een beslissing voldoende door de motivering zou worden gedragen, moeten de motieven toelaten de precieze draagwijdte van de beslissing te achterhalen.
Deze eis verplicht niet dat alle mogelijke elementen erbij worden vermeld doch enkel die elementen en feiten die van belang zijn voor het voorliggende geval en die een zekere draagwijdte hebben.
De motivering moet begrijpelijk, logisch en consistent zijn. De motieven dienen de beslissing te dragen.
De motivering moet aanvaardbaar zijn met het oog op het recht: de beslissing moet genomen worden op basis van de toepasselijke regelgeving.
De motivering moet aanvaardbaar zijn met het oog op de feiten: de relevante feiten waarop de overheid haar beslissing baseert, moeten vanzelfsprekend bestaan en juist zijn. De vaststelling van de feiten moeten juist en volledig zijn.
De motivering moet aanvaardbaar zijn met het oog op het beleid: administratieve beslissingen dienen begrijpelijk te zijn in het licht van het door het bestuur gevoerde beleid.
De motiveringsplicht wordt opgesplitst in een formele en een materiële motiveringsplicht.
De “materiële motiveringsplicht” houdt in dat beslissingen moeten gedragen worden door redenen die in rechte en in feite aanvaardbaar zijn en die in het kader van het legaliteitsonderzoek moeten kunnen worden gecontroleerd.
Door de “formele motiveringsplicht” dienen de juridische en feitelijke overwegingen die aan een beslissing ten grondslag liggen, in de beslissing te worden vermeld (artikel 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen).
De motieven moeten in de beslissing zelf worden bekendgemaakt. Daarenboven dienen zij afdoend te zijn. Het begrip “afdoende motivering” betekent dat de beslissing voldoende door de motivering moet gedragen worden.
Wat de juiste draagwijdte is van het begrip “afdoende” is een loutere feitenkwestie.
Het begrip “afdoende” houdt in dat de opgelegde motivering in rechte en in feite, evenredig moet zijn aan het gewicht van de genomen beslissing.
De beslissing moet dus voldoende door de motivering worden gedragen.
Enkel schriftelijke administratieve rechtshandelingen moeten formeel gemotiveerd worden. Ook bij geheime stemming genomen administratieve rechtshandelingen moeten formeel gemotiveerd worden.
De opgelegde motivering moet “uitdrukkelijk” zijn, wat de verplichting inhoudt in de akte de juridische en feitelijke overwegingen op te nemen die aan de beslissing ten grondslag liggen en dit op een afdoende wijze. M.a.w. de redenen van de beslissing dienen te worden weergegeven in de beslissing zelf, en moeten samen met de beslissing aan de betrokkene worden meegedeeld. Hierdoor wordt een substantieel vormvoorschrift ingevoerd, eraan voorbijgaan brengt de onwettigheid van de bestuurshandeling met zich mee. Dit volstaat voor het niet toepassen of de vernietiging van de rechtshandeling.
Uit de verplichting dat de motivering in de akte zelf moet worden opgenomen, vloeit voort dat die motieven uiteraard deel uitmaken van de formeel gemotiveerde beslissing, zodat deze beslissing slechts regelmatig is aangezegd aan de betrokkene, indien aan deze kennis wordt gegeven van zowel het dispositief van de akte als van de motieven ervan.
De motieven zijn de voltrokken feiten, de antecedenten die de overheid van de handeling tot het stellen ervan heeft bewogen. Het doel is datgene wat het bestuur met dit handelen wil bereiken, de verwezenlijking waarnaar ze streeft. Het zijn de gegevens die bestonden vooraleer de administratieve rechtshandeling werd verricht en die deze moeten rechtvaardigen.
Iedere administratieve rechtshandeling moet gedragen worden door motieven die rechtens en feitelijk aanvaardbaar zijn, met andere woorden door deugdelijke motieven.
Zonder motief is er geen handeling (het is één van de samenstellende bestanddelen ervan), zonder deugdelijke motief is er geen wettige handeling.
De materiële motiveringsplicht, m.a.w. de vereiste van deugdelijke motieven, houdt in dat iedere administratieve rechtshandeling op motieven moet steunen waarvan het feitelijk bestaan naar behoren is bewezen en die in rechte ter verantwoording van die handeling in aanmerking kunnen genomen worden.
Geen enkele administratieve rechtshandeling mag willekeurig worden genomen. Zij moeten gedragen worden door motieven die rechtens en feitelijk aanvaardbaar zijn en die derhalve moeten kunnen gecontroleerd worden in het wettelijkheidstoezicht.
De formele motiveringsplicht is niets anders dan de verplichting om de materiële motivering in het besluit zelf op te nemen. De formele motiveringsplicht is het veruitwendigen van de motieven. De beslissing moet voorafgegaan worden door de overwegingen.
De motiveringsplicht opleggen, is meteen voorzien in een vormvereiste. Het vormvoorschrift is substantieel vermits het in het belang van de bestuurde werd voorgeschreven.
Een substantiële vormvereiste hoort bij de wettigheid van de bestuurshandeling en maakt van deze deel uit.
De totale afwezigheid of het klaarblijkelijk gebrek aan formele motivering zal leiden tot de niet- toepassing door de gewone rechter of tot nietigverklaring (eventueel na schorsing) door de Raad van State van de bestreden beslissing.
De kenmerken waaraan de formele motivering moet beantwoorden:
• de motivering impliceert dat wordt verwezen naar de concrete feiten die aan de grondslag liggen van de beslissing;
• de motivering moet de toepasselijke rechtsregels vermelden waarop de overheid haar beslissing steunt;
• de motivering moet eveneens aangeven hoe en waarom die juridische regels uitgaande van de vermelde feiten, tot dergelijke beslissing leiden.
De aanduiding van de juridische overwegingen houdt in dat in de akte moet worden verwezen naar de toepasselijke wettelijke bepaling.
De motivering in feite houdt in dat de precieze, concrete feitelijke gegevens worden aangeduid en waarom, in het licht van de aangehaalde bepalingen, de beslissing werd genomen.
De juridische en feitelijke overwegingen die aan de beslissing ten grondslag liggen, moeten afdoende zijn. In het woord afdoende komt tot uiting de evenredigheid die moet aanwezig zijn tussen het gewicht van de beslissing en de motivering.
In het woord afdoende ligt ook het draagkrachtvereiste: de aangevoerde motieven moeten pertinent zijn en de beslissing verantwoorden.
De term ‘afdoende’ vereist dat de motivering meer is dan een louter abstracte en vormelijke stijlformule.
De verplichting tot een afdoende motivering is een bevestiging van de rechtspraak van de Raad van State inzake de draagwijdte van de motivering. Bij de inhoudelijke afbakening van deze verplichting kan een nuttig beroep gedaan worden op deze rechtspraak die o.m. stelt dat:
• een te algemene of abstracte motivering, het gebruik van loutere stijlformules, abstracte, nietszeggende of onaangepaste formules niet volstaat;
• de overheid niet verplicht is in te gaan op alle door betrokkene aangevoerde feitelijke en juridische argumenten;
• een motivering is toegelaten die verwijst naar adviezen of voorstellen, op voorwaarde dat de genomen beslissing in overeenstemming is met deze adviezen of voorstellen én op voorwaarde dat de inhoud ervan aan de betrokkene ter kennis werd gebracht;
• een zodanige gebrekkige motivering – bvb. wegens dubbelzinnige motieven zodat het voor de rechtzoekende noch voor de Raad van State mogelijk is om precies te weten op welke grond van welke reden de overheid de bestreden akte nam – staat gelijk met een gemis aan motivering. Hetzelfde geldt voor een kennelijke tegenspraak in de motieven.
De motivering omsluit niet alle argumenten: alleen die de beslissing kunnen dragen t.a.v. de feiten, het recht en het beleid en ze begrijpelijk maakt. Bovendien staat de omvang van de motivering in een recht evenredige verhouding tot de belangrijkheid van de beslissing.
De conclusie is dat elke administratieve rechtshandeling gemotiveerd dient te zijn, d.i. “dient gesteund op motieven waarvan het feitelijk bestaan naar behoren bewezen is en die in rechte ter verantwoording van die handeling in aanmerking kunnen genomen worden, met name in redelijkheid aanvaardbaar zijn”.
Het verbod van machtsafwending
Het internaat mag de bevoegdheden die het zijn toegewezen, niet te buiten gaan.
Het internaat mag de toegekende bevoegdheden niet aanwenden voor een ander doel.
Machtsafwending kan omschreven worden als de onwettigheid die erin bestaat dat een administratieve overheid de haar met het oog op het bereiken van een bepaald doel van algemeen belang, toegekende bevoegdheden aanwendt voor het bereiken van een ander doel.
Volgens de gevestigde rechtspraak kan er slechts sprake zijn van machtsafwending zo:
• het beoogde onrechtmatige doel alleen aanwezig is of althans determinerend is;
• het vreemd doel totaal vreemd is aan de uitgeoefende wettelijke bevoegdheid;
• er een oorzakelijk verband bestaat tussen de feiten en het vermoeden die op het bestaan van het doel wijzen en de bestreden beslissing.
Slechts indien de beoordelings- en de beleidsvrijheid van de overheid zo vaag en ruim is dat de redelijkheidstoets niet meer te hanteren valt om de machtsafwending vast te stellen, heeft de vernietigingsgrond ‘machtsafwending’ enig nut.
De zorgvuldigheidplicht
Het internaat (de scholengroep) moet een beslissing zorgvuldig voorbereiden en nemen: de ouders en de intern correct behandelen, een zorgvuldig onderzoek voeren naar de feiten en belangen, de procedure correct en volledig naleven en een deugdelijke beslissing nemen.
De materiële zorgvuldigheidsnorm wordt aangewend om uit te maken of het bestuur bij de uitoefening van zijn taak is opgetreden met een zodanige mate van zorgvuldigheid t.a.v. diegenen wier belangen bij de taakoefeningen kunnen zijn betrokken, dat deze belangen niet onnodig werden geschaad.
De formele zorgvuldigheidsnorm bestrijkt de voorbereiding van overheidsbesluiten. Hier wordt het terrein betreden van het rechterlijk toezicht op de handelingen van de overheid, in het kader van de uitoefening van discretionaire bevoegdheden. Het bestuur moet, om een rechtmatig besluit te nemen, volledig op de hoogte te zijn van de feiten die de voorgenomen beslissing kunnen beïnvloeden. Tevens dienen de feiten zorgvuldig te worden gewaardeerd.
Zo nodig worden betrokkenen gehoord, eventueel worden nadere inlichtingen gevraagd, en indien het noodzakelijk blijkt, wordt advies ingewonnen van deskundigen.
• De informatieplicht
Het internaat is verplicht een duidelijke en objectieve voorlichting te verstrekken over hun reilen en zeilen (Decreet van 18 mei 1999 betreffende openbaarheid van bestuurshandelingen).
• Aansprakelijkheid bij het verstrekken van inlichtingen (het leerstuk van de gewekte verwachtingen)
Het internaat is aansprakelijk voor het verstrekken van verkeerde informatie.
• De geleden schade moet in causaal verband staan met de onjuiste inlichting.
• Het moet gaan om een duidelijke inlichting waardoor de intern of zijn ouders op het verkeerde been word(t)en gezet.
• Het hoeft niet te gaan om een op schrift gestelde inlichting.
• De inlichting moet worden gegeven door de bevoegde persoon (bijv. beheerder).
Het afwegen van de tekortkoming aan de plicht van voorzichtigheid en zorgvuldigheid is een feitenkwestie.
De rechtszekerheidnorm
Het internaat moet zijn besluiten zó formuleren dat de ouders en de intern precies weten waar zij aan toe zijn of wat het internaat van hen verlangt. Bovendien moet het internaat de geldende rechtsregels juist en consequent toepassen.
Dit houdt in dat door het recht rechtszekerheid wordt gecreëerd. De ouders en de intern kunnen erop vertrouwen dat het internaat volgens het recht zal handelen en dat zijzelf binnen de grenzen van de norm mogen handelen. De ouders en de intern hebben er recht op dat het internaat hun rechtspositie duidelijk vaststelt en niet in het vage laat.
• Vertrouwensbeginsel
Dit is een vrij recent beginsel, waarvan de grondslag te zoeken valt bij het rechtszekerheidsbeginsel.
Dit beginsel houdt in dat de ouders/de intern van het internaat kan eisen dat het de gecreëerde verwachtingen nakomt.
Het Hof van Justitie erkent het vertrouwensbeginsel uitdrukkelijk als een rechtsbeginsel.
Bepalend is het vertrouwen dat het internaat wekt bij de ouders en de intern.
De gelijkheidsnorm
Het aspect van de gelijkheidsnorm wordt kernachtig gevat in het adagium ‘patere legem quam ipse fecisti’ (respecteer de wet die gij hebt gemaakt).
Deze norm houdt in dat alle personen die in dezelfde feitelijke omstandigheden verkeren op dezelfde wijze behandeld moeten worden.
Het adagium‘patere legem quam ipse fecisti’ betekent dat het internaat door zijn reglementen en procedure gebonden is bij het nemen van individuele beslissingen.
Internaten die over discretionaire bevoegdheden beschikken, mogen de uitoefening ervan uit eigen beweging inperken door beleidslijnen op te stellen waarnaar zij zich zullen richten.
Aan ‘gelijkheid’ is voldaan indien:
• gelijke feitelijke situaties door de wet op dezelfde wijze worden behandeld (het objectiviteitscriterium);
• ongelijke situaties kunnen ongelijk behandeld worden (is echter niet noodzakelijk zo). Het objectieve onderscheid tussen de verschillende situaties moet redelijkerwijze in verband staan met het nagestreefde doel (pertinentiecriterium);
• het mogelijk is een ongelijke behandeling in te voeren op voorwaarde dat ermee een geoorloofd doel wordt nagestreefd (verbod van willekeur);
• het ingebrachte onderscheid in verhouding staat tot het beoogde doel (het evenredigheidscriterium).
De Raad van State onderwerpt een verschillende behandeling van burgers aan een grondig onderzoek, dat rond volgende criteria graviteert:
• De finaliteit van de verschillende behandeling.
De verschillende behandeling dient het algemeen belang te dienen.
• De objectiviteit van de verschillende behandeling.
De verschillende behandeling mag niet afhangen van persoonlijke appreciatie.
• De algemeenheid van de verschillende behandeling.
De verschillende behandeling moet algemeen zijn d.i. alle personen omvatten die zich in dezelfde situatie bevinden, ook al leidt de toepassing ervan tot verschillende resultaten.
• De pertinentie van de verschillende behandeling.
De verschillende behandeling moet toelaten binnen de opgezette doelstelling(en) een gelijke behandeling van de betrokken persoon te bereiken.
• De wettigheid van de verschillende behandeling.
De Raad van State onderzoekt of de verschillende behandeling wettelijk is.
• De evenredigheid van de verschillende behandeling.
Indien een verschillende behandeling wordt uitgewerkt, moet er een redelijke verhouding bestaan tussen het beoogde doel en de aangewende middelen. De naleving van de gelijkheidsnorm eist dat de beperkingen die aan een aantal personen worden opgelegd niet verder reiken dan noodzakelijk is om het uitgezette doel te bereiken.
De redelijkheidsnorm
Hoe groot de beoordelings- en beleidsvrijheid ook is, de beslissingen van het internaat dienen de toets aan de norm van de redelijkheid te doorstaan. Het is de enige juridische beperking van de vrije appreciatie van het bestuur dat over een discretionaire bevoegdheid beschikt.
Het internaat moet in alle redelijkheid tot de belangenafweging zijn gekomen; het internaat moet in alle redelijkheid de door haar genomen maatregelen hebben kunnen kiezen.
De “marginale toetsing” is een vorm van beperkte rechterlijke toetsing die de rechter toelaat op te treden indien over de onredelijkheid van het overheidsoptreden geen enkele twijfel bestaat.
Enkel de wijze van de uitoefening van de beleidsvrijheid wordt beoordeeld, niet de inhoud, niet de vrije keuze zelf.
Varianten of toepassingen van het redelijkheidsbeginsel zijn het evenredigheidsbeginsel en de zuinigheidsplicht.
• De evenredigheidsnorm
Deze norm is een concrete toepassing van de redelijkheidsnorm. De redelijkheidsnorm geldt in de verhouding tussen de overheden onderling of tussen de overheden en haar ambtenaren of burgers. De evenredigheidsnorm geldt wanneer een beslissing van een overheid een weerslag heeft op belangen die aan een andere overheid zijn toevertrouwd.
• De zuinigheidplicht
De zuinigheidsplicht wordt beschouwd als een vorm van redelijkheid die tot uiting moet komen bij het nemen van beslissingen met financiële weerslag.
Als facet van de redelijkheidsnorm wordt de zuinigheidsplicht slechts marginaal aangewend.
Beroepsprocedure tegen definitieve uitsluiting
Er bestaat geen wettelijke basis of juridische procedure voor de definitieve uitsluiting van internen. Wij raden u echter aan om de procedure die gehanteerd wordt binnen het onderwijs, over te nemen (decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II).
Dit om juridische problemen zoveel mogelijk te vermijden.
Dit houdt in dat u verschillende beginselen van behoorlijk bestuur toepast zoals die zijn beschreven in het cahier.
De tuchtmaatregelen en de beroepsprocedure tegen de definitieve uitsluiting moeten worden opgenomen in het tuchtreglement (afdeling IV quater van onderwijsdecreet II van 31 juli 1990 – art. 74octies tot art. 74 undecies).
De definitieve uitsluiting is wel de enige tuchtmaatregel waartegen beroep mogelijk is. Dit wordt in het tuchtreglement uitdrukkelijk gestipuleerd. Tevens moet daarbij worden vermeld bij welk orgaan beroep kan worden aangetekend en welke regels de betrokken personen dienen na te leven.
Betreden / doorzoeken van kamers - fouilleren
Het doorzoeken van de Kamer valt onder ‘huiszoeking’.
De beheerder en de opvoeders mogen niet fouilleren. De term ‘fouilleren’ impliceert naast het onderzoeken van de intern ook het doorzoeken van persoonlijke voorwerpen zoals kledij en de bagage van de intern.
Betreden / doorzoeken van de kamer van de intern
Het betreden van de kamer van de intern gebeurt overeenkomstig de voorafgemaakte afspraken die opgenomen werden in het huishoudelijk reglement.
Van het recht op privacy kan echter niet op een algemene wijze, voorafgaandelijke wijze afstand worden gedaan. Als de afspraken over het betreden van de kamer in het huishoudelijk reglement worden opgenomen, mag de formulering van dergelijke toelating niet als algemene mogelijkheid, zonder beperking in de tijd of zonder opgave van redenen gebeuren, zo niet holt het de betekenis van art. 15 van de Grondwet volledig uit.
Indien het internaatspersoneel bepaalde zaken vindt in de kamer die niet toegestaan zijn, kan dit geen element vormen om een tuchtprocedure op te starten tegen de intern.
Hierbij moet een onderscheid gemaakt worden of het gaat om
• de veiligheid/gezondheid van de intern zelf: hygiëne, medisch (pillen), …
• de veiligheid/gezondheid van anderen zonder dat er sprake is van een misdrijf: beschimmelde eetwaren op de kamer, …
• een vermoeden van misdrijf: waardevolle gestolen goederen op de kamer, wapenbezit (messen), drugs, …
Als het gaat over zaken die niet strafbaar zouden zijn, is er geen enkele wettekst die een kamerdoorzoeking zonder toestemming van de intern zou toelaten.
Huiszoeking
De kamer van de intern geldt als woning en is overeenkomstig artikel 15 van de Grondwet onschendbaar. Voor het doorzoeken van de kamer is ofwel een huiszoekingsbevel of de toestemming van de meerderjarige intern nodig.
De beheerder/opvoeder kan de intern niet dwingen zijn kamer te laten doorzoeken. Voor het doorzoeken van de kamer is ofwel een huiszoekingsbevel of de toestemming van de intern nodig.
Toestemming voor doorzoeken van de kamer kan door de beheerder aan de politie worden gegeven in zijn functie als ‘aangesteld bewaker van de woning’. Een minderjarige kan geen geldige toestemming voor huiszoeking geven.
Fouille
De term ‘fouilleren’ impliceert het onderzoeken van de kleren van intern en het doorzoeken van persoonlijke voorwerpen zoals zijn bagage .
De beheerder mag niet fouilleren en kan de intern niet dwingen zijn bagage te laten doorzoeken.
De beheerder/opvoeder kan enkel aan de intern vragen zijn zakken leeg te maken, zijn bagage te openen en te ledigen. Indien de intern dit weigert, mag de beheerder dit niet zelf doen. Er moet wel duidelijk vermeld worden wat de mogelijke gevolgen zijn indien er in zijn zakken, in de bagage iets gevonden wordt wat verboden is, bijv. drugs, een gestolen voorwerp, … Het ledigen van de zakken, de bagage gebeurt best in het bijzijn van een getuige. De intern kan hiertoe evenwel niet verplicht worden.
De Wet op het politieambt van 5 augustus 1992 bepaalt wie kan overgaan tot een veiligheidsfouille of tot een gerechtelijke fouille.
De politie is als enige bevoegd om in het internaat over te gaan tot dwangmaatregelen (= zonder toestemming van de intern) overeenkomstig de wet op het politieambt. In deze wet wordt duidelijk bepaald wanneer een politieambtenaar mag overgaan tot een zogenaamde veiligheidsfouille (artikel 28 §1) of tot een gerechtelijke fouille (artikel 28 §2 ), zoals:
- het doorzoeken van de kleding van de intern, de persoonlijke bagage van de intern;
- de inbeslagname (na vaststelling van een misdrijf) die hiervan het gevolg kan zijn.
Onder politieambtenaar verstaat de wet een lid van een politiedienst door, of krachtens, de wet bevoegd om bepaalde politiemaatregelen te nemen of uit te voeren en daden van bestuurlijke of gerechtelijke politie te stellen.
• De veiligheidsfouille is een daad van bestuurlijke politie waarbij een politieambtenaar het lichaam van een persoon betast en zijn kleding en bagage onderzoekt, met de bedoeling voorwerpen te vinden die een gevaar kunnen uitmaken voor hemzelf, voor andere personen of voor de gefouilleerde zelf.
• De gerechtelijke fouillering kan enkel uitgevoerd worden door politieambtenaren bij het vervullen van hun gerechtelijke opdrachten en van personen die het voorwerp uitmaken van een gerechtelijke aanhouding, alsook van die personen ten aanzien van wie aanwijzingen bestaan dat zij overtuigingsstukken of bewijsmateriaal in verband met een misdaad of wanbedrijf bij zich dragen. Bij een gerechtelijke fouillering is ook een grondige fouillering van het lichaam mogelijk waarbij de gefouilleerde kan verzocht worden zich uit te kleden. Een gerechtelijke fouillering binnen het optreden als gerechtelijke politie is een toegelaten onderzoeksmaatregel.
Zowel bij de veiligheidsfouille als bij de gerechtelijke fouille kunnen agenten van politie bijstand verlenen aan de politieambtenaren wanneer zij daartoe worden verzocht.
Een fouillering omvat eveneens het doorzoeken van bagage. Deze vorm van fouillering moet gebeuren in opdracht van een officier van de gerechtelijke politie, die niet noodzakelijk zelf aanwezig moet zijn.
Camerabewaking en de privacywetgeving
Er is een camera geplaatst aan de ingang van het internaat, de nodige pictogrammen zijn aangebracht en de vakbonden verleenden hun goedkeuring. Het personeel is op de hoogte van de camerabewaking. Is dit voldoende? Of wat vraagt de wetgeving i.v.m. de privacy/camerabewaking?
Over beveiligingscamera’s in internaten staat helemaal niets in de onderwijsreglementering vermeld.
De wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s (camerawet) en de uitvoeringsbesluiten van deze wet zijn van toepassing.
Voor de aspecten die in de camerawet niet uitdrukkelijk worden geregeld, blijft de privacywet van toepassing.
Een beslissing tot plaatsing van camera’s wordt voorafgegaan door overleg met (de vertegenwoordigers van) het personeel van het internaat. Aangezien de vakbonden hun goedkeuring gegeven hebben, is voldaan aan dit voorafgaandelijk overleg.
Bij het plaatsen van een camera aan de ingang van het internaat is men verplicht om iedereen die gefilmd kan worden in te lichten; voor derden door middel van een duidelijk zichtbaar bord (pictogram) met de vermelding van camerabewaking. Ook het personeel moet expliciet op de hoogte zijn.
Het model van pictogrammen en de erop te vermelden inlichtingen worden bepaald door het KB van 10 februari 2008 tot vaststelling van de wijze waarop wordt aangegeven dat er camerabewaking plaatsvindt (gewijzigd door het KB van 21 augustus 2009).
Het opnemen van beelden houdt in dat van een natuurlijke persoon persoonsgegevens verkregen worden, met het oog op de verwerking ervan. Op grond van artikel 9 van de bovengenoemde wet moet die natuurlijke persoon in kennis gesteld worden van een bepaald aantal elementen.
Wat de inhoud betreft, slaat de informatieplicht op de naam en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking (i.c. de beheerder /eventueel de scholengroep) of diens vertegenwoordiger, op de finaliteiten van de verwerking, op het bestaan van een recht van toegang en verbetering voor de betrokkenen, op de ontvangers of de categorieën ontvangers van de gegevens.
Het doel van de camerabewaking moet duidelijk omschreven zijn.
Men is verplicht om iedere camerabewakingssysteem aan te geven bij de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer (KB van 2 juli 2008 betreffende de aangiften van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s).
De Commissie beveelt aan om het videotoezicht zo veel mogelijk te beperken tot het opnemen van de beelden zonder deze te bewaren.
Vooraleer persoonsgegevens onder de vorm van beelden worden verwerkt, moet dit voorafgaandelijk bij de Commissie worden aangegeven, met het oog op de opname ervan in het openbaar register van de geautomatiseerde verwerkingen.
De aangifte moet verricht worden, of de gegevens nu al dan niet bewaard worden.
De beheerder van het internaat die de camera laat plaatsen moet het finaliteitsbeginsel eerbiedigen. De gebruiker moet het beoogde doel dat hij heeft doorgegeven bij de aangifte naleven. De beelden mogen dus niet gebruikt worden voor andere doeleinden. Er mogen geen overbodige beelden opgenomen worden.
De opgenomen beelden mogen niet langer bewaard worden dan noodzakelijk voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor ze worden verkregen of verder verwerkt worden.
Het opnemen van beelden is uitsluitend toegestaan teneinde bewijzen te verzamelen van feiten die een misdrijf opleveren of schade veroorzaken en daders, ordeverstoorders, getuigen of slachtoffers op te sporen en te identificeren.
Mag er een camera geplaatst worden in de gang van het internaat? Op deze gang bevinden zich de slaapkamers van de internen ?
Artikel 10 van de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s bepaalt: “Bewakingscamera’s mogen noch beelden opleveren die de intimiteit van een persoon schenden, noch gericht zijn op het inwinnen van informatie over de filosofische, religieuze, politieke, syndicale gezindheid, etnische of sociale origine, het seksuele leven of de gezondheidstoestand”.
Aangezien de slaapkamers van de internen zich op deze gang bevinden en rekening houdende met het artikel 10 van de wet van 21 maart 2007 mag er geen camera in deze gang geplaatst worden.
Vooraleer er een camera geplaatst wordt, moet er aangifte gedaan worden bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het internaat die toch een camera wil plaatsen op de gang waar de slaapkamers zich bevinden, kan aan de Commissie vragen zich hierover uit te spreken.
Het opnemen van beelden zijn persoonsgegevens in de zin van de wet van 8 december 1992 tot Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (zoals gewijzigd door de wet van 11 december 1998) indien zij betrekking hebben op één of meerdere natuurlijke personen die geïdentificeerd zijn of kunnen worden.
Bijgevolg moet er ook rekening gehouden worden met de wet van 8 december 1992 tot Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Artikel 5 van de wet van 8 december 1992 stelt dat persoonsgegevens slechts verwerkt mogen worden in één van de volgende gevallen:
“… a) wanneer de betrokkene daarvoor zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend …”.
Dit wil zeggen dat alle meerderjarige internen en de ouders van minderjarige internen hun ondubbelzinnige toestemming moeten geven.
Men zou kunnen stellen dat het plaatsen van camera’s in de gang van de slaapkamers van de internen enkel kan, indien dit op een discrete manier gebeurt door de camerahoek zo te plaatsen dat de privacy van de internen wordt gerespecteerd. Dit heeft ons inziens tot gevolg dat enkel de deuringang van de gang gefilmd kan worden.
Definitieve verwijdering van internen
Algemeen
De beroepsprocedure tegen de definitieve uitsluiting
Er bestaat geen wettelijke basis of juridische procedure voor de definitieve uitsluiting van internen. Wij raden u echter aan om de procedure die gehanteerd wordt binnen het onderwijs, over te nemen (decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II).
Dit om juridische problemen zoveel mogelijk te vermijden.
Dit houdt in dat u verschillende beginselen van behoorlijk bestuur toepast zoals die zijn beschreven in het cahier.
De tuchtmaatregelen en de beroepsprocedure tegen de definitieve uitsluiting moeten worden opgenomen in het tuchtreglement (afdeling IV quater van onderwijsdecreet II van 31 juli 1990 – art. 74octies tot art. 74 undecies).
De definitieve uitsluiting is wel de enige tuchtmaatregel waartegen beroep mogelijk is. Dit wordt in het tuchtreglement uitdrukkelijk gestipuleerd. Tevens moet daarbij worden vermeld bij welk orgaan beroep kan worden aangetekend en welke regels de betrokken personen dienen na te leven.
Veelgestelde vragen
Hoe lang mag een tijdelijke verwijdering uit het internaat duren?
Een tijdelijke verwijdering uit het internaat heeft altijd betrekking op een bepaalde periode in de loop van het jaar. Na afloop wordt de interne opnieuw opgenomen in het internaat. De uitsluiting op zich doet geen afbreuk aan de inschrijving van de intern.
De maximale duur van een tijdelijke verwijdering is niet wettelijk bepaald. Het dient echter wel om een redelijke termijn te gaan. Het bepalen van die termijn is afhankelijk van de specifieke omstandigheden/feiten die aanleiding gegeven hebben tot de maatregel van tijdelijke verwijdering.
Het wordt aangeraden om de tijdelijke verwijdering maximum 10 lesdagen (gewone internaten) of kalenderdagen (opvangcentra en weekendopvang) te laten duren, hetgeen kan worden beschouwd als een redelijke termijn.
In het internaat kan men spreken van lesdagen aangezien de intern slechts op internaat zit tijdens de schoolperiodes. Wat de opvangcentra en de weekendopvang betreft moet gesproken worden van kalenderdagen. Kalenderdagen houdt dan ook in dat in het weekend en de vakantieperiode de intern niet aanwezig mag zijn in het opvangcentrum of in de weekendopvang.
Leidt de definitieve verwijdering uit de school automatisch tot de verwijdering uit het internaat en vice versa?
De definitieve uitsluiting uit de school leidt niet automatisch tot de verwijdering uit het internaat en vice versa. In principe is er geen verschil tussen het autonoom internaat of een ingebouwd internaat.
Een verwijdering uit het internaat houdt niet automatisch in dat de intern ook uit het opvangcentrum uitgesloten wordt.
Wat met geplaatste jongeren, noopt dit tot andere maatregelen?
Er is geen specifieke procedure voorzien voor geplaatste internen.
Het is raadzaam om vooraleer de procedure definitieve verwijdering op te starten de Comités van de Bijzondere Jeugdzorg of de secretariaten van de Jeugdrechtbanken in te schakelen.
Het is belangrijk dat de Jeugdrechtbank op de hoogte gebracht wordt van de feiten die aanleiding gegeven hebben tot het opstarten van de tuchtprocedure. Het dossier van de geplaatste intern bevat in principe alle relevante gegevens (o.a. de contactgegevens met de sociale dienst).
Indien het internaat de geplaatste intern definitief uit het internaat wil verwijderen, vergroot het internaat de kans dat de jeugdrechter akkoord zal gaan met de definitieve uitsluiting uit het internaat indien de Jeugdrechtbank tijdig wordt ingeschakeld.
Het is ook mogelijk dat de Jeugdrechtbank stelt dat de feiten geen aanleiding mogen geven tot de definitieve verwijdering, maar dat zij zelf maatregelen aan de intern zal opleggen. Het kan zijn dat de intern zich aan bepaalde voorwaarden moet houden. Indien dit niet gebeurt, moet dit gemeld worden aan de Jeugdrechtbank. De Jeugdrechtbank zal dan optreden.
Wanneer een kind door de Jeugdrechtbank in een internaat geplaatst wordt, behouden de ouders het ouderlijk gezag. Bij afwezigheid van de ouders zal in voogdij worden voorzien. Dit betekent dat bij de intentie tot het nemen van de tuchtmaatregel verwijdering de procedure volledig nageleefd moet worden (o.a. horen van ouders of voogd).
Is het internaat cf. de school verplicht om voor de intern een ander internaat te zoeken bij een definitieve verwijdering?
Hoewel er geen wettelijke bepalingen zijn voor de tuchtprocedure van de definitieve verwijdering uit het internaat lijkt het aangewezen, rekening houdende met de rechten van verdediging, om een ander internaat voor de intern zoeken in geval van definitieve verwijdering uit het internaat.
In vele gevallen is het immers onmogelijk voor de ouders om hun kind thuis op te vangen.
Drugs en alcohol
Het is aangewezen dat het internaat een intern drugpreventiebeleid uitstippelt. Op die manier kan de interventie door de politie worden beperkt. In acute probleemsituaties waarvoor het drugpreventiebeleid niet toereikend is, kan de beheerder ervoor opteren de politie in te schakelen.
Wanneer dient men bij drugs de politie of het gerecht in te schakelen?
De beheerder en opvoeders die kennis hebben van strafrechtelijke feiten (bijv. drugs dealen) dragen een burgerrechtelijke verantwoordelijkheid. In dit geval moet de politie ingeschakeld worden.
Wanneer het drugsgebruik van een intern of van een groep internen anderen rechtstreeks in gevaar brengt, is de tussenkomst van politie of het gerecht zeker aangewezen.
Wil een internaat zelf maatregelen treffen tegen een intern dan kan dat op basis van informatie die een politie- of gerechtelijk onderzoek heeft opgeleverd, maar dit is niet noodzakelijk.
In een tuchtprocedure kunnen eigen vaststellingen net zo goed dienstig zijn en het is dus niet noodzakelijk alles door de politie te laten vaststellen. Bovendien kunnen ook feiten die geen misdrijf (bvb. inbreuken op het reglement) uitmaken een orde- of tuchtmaatregel tot gevolg hebben.
Het internaat hoeft geen beroep doen op de politie of de Rijkswacht om bewijzen te verzamelen.
Bovendien heeft men ook nog een burgerrechtelijke plicht om een persoon in nood te helpen. Een druggebruiker kan als een persoon in nood worden gezien.
De beheerder zal zelf moeten uitmaken of hij in geval van gebruik de politie of het gerecht inschakelt. Volgens het Hof van Beroep van Gent verdient het aanbeveling om reeds bij kennis van bezit of verhandelen van gebruik de hulp van politie in te roepen, aangezien het meestal onduidelijk is of de gevatte druggebruiker ook een dealer is.
Tenzij:
• de intern vrijwillig zijn medewerking verleent;
• de feiten toe te schrijven zijn aan manifest experimenteergedrag;
• daadwerkelijke begeleiding binnen hulpverlening voldoende oplossing biedt;
• begeleiding door ouders afdoende remediëring is.
Moet de beheerder de politie verwittigen wanneer hij/zij in het bezit komt van drugs?
Het is mogelijk dat de beheerder zelf in het bezit van drugs komt. Ofwel doordat de drugs in het internaat zijn gevonden, ofwel na overhandiging van drugs door een intern.
De beheerder mag de drugs niet in zijn bezit houden omdat hij in dat geval zelf schuldig is aan verboden drugsbezit.
Drugs die op internaat gevonden worden, moeten zo vlug mogelijk aan de politie bezorgd worden omdat de beheerder de drugs niet kan en mag in zijn/haar bezit houden. De drugs mogen niet vernietigd worden. Het internaat moet hiervan aangifte doen bij de politie.
Er kan best met de politiediensten afgesproken worden wie de drugs komt brengen of wie de drugs komt afhalen.
Drugs die vrijwillig door de intern op eenvoudig verzoek worden overhandigd, moeten zo snel mogelijk – desnoods zonder vermelding van herkomst – aan de politie bezorgd worden. De politie kan in dit geval van de beheerder niet eisen dat hij ook de identiteit van de intern meedeelt.
De beheerder kan de drugs niet zonder de toestemming van de intern afnemen, want in dat geval voert hij een dwangmaatregel uit waarvoor hij niet bevoegd is. Hiervoor moet hij een beroep doen op de politie.
Wanneer een intern drugs aan een opvoeder overhandigt, moet toch enige voorzichtigheid aan de dag gelegd worden.
Overhandiging gebeurt best in het bezit van een getuige of via een ‘ontvangstbewijs’ (enkel bij meerderjarigen), waarop de aard (indien gekend) en de hoeveelheid van de drugs wordt vermeld. Dit om te voorkomen dat de opvoeder zelf onder verdenking komt te staan wegens het achterhouden van drugs voor eventueel eigen gebruik! Immers, een intern kan beweren dat hij 2 zakjes cannabis heeft overhandigd, en dat de opvoeder slechts 1 zakje afgegeven heeft aan de politie.
Conclusie: Het internaat zal altijd de politie moeten inlichten wanneer het drugs in zijn bezit heeft. Indien het internaat weet van wie de drugs afkomstig zijn, moet de beheerder zelf uitmaken of hij ook melding maakt van wie deze drugs afkomstig zijn. Afhankelijk van de situatie (bijv. de intern werd al verschillende malen betrapt) en van de samenwerking met de plaatselijke politie zal het internaat beslissen of ze de intern aangeeft bij de politie of niet.
In welke mate kan een drugscontrole in samenwerking met de politie georganiseerd worden in het internaat?
Een drugscontrole moet gebeuren door de bevoegde instanties, met name de politie. De politie is als enige bevoegd om in het internaat over te gaan tot dwangmaatregelen (= zonder toestemming van de intern) overeenkomstig de wet op het politieambt.
De beheerder bepaalt zelf of hij het aangewezen vindt om aan de politie te vragen een drugscontrole, al dan niet met drugshonden, uit te voeren.
Indien de beheerder vermoedt dat er in zijn internaat drugs gebruikt en/of verhandeld worden, kan hij de politie (met politiehonden) inschakelen. Drugscontrole met honden die door de politie wordt uitgevoerd, behoort tot de normale technieken die de politie kan gebruiken.
Door de politie in te schakelen, wordt de vertrouwensrelatie tussen de intern en de opvoeder uitgeschakeld. In dit geval geeft het internaat zijn drugsbeleid uit handen en laat anderen, in dit geval de politie, een oplossing zoeken voor een probleem waarvoor in eerste instantie intern een oplossing kan gezocht worden. De controle door politie en drugshonden garandeert evenwel geen zekerheid over gebruik (en/of bezit) van drugs, aangezien het slechts een momentopname is. Zo kan diegene die de dag van het onderzoek net verse kleren aantrok, alle sporen van gebruik tijdens de voorbije dagen hebben gewist.
In het huishoudelijk reglement moet vermeld worden welke sanctie een betrapte intern kan krijgen.
Het is wel aangewezen dat de ouders en de internen preventief zouden verwittigd dat er een drugscontrole met politiehonden zal georganiseerd worden.
De ouders kunnen geen stappen ondernemen tegen het initiatief van het internaat om een drugscontrole met politiehonden te laten doorgaan.
Mag op het internaat een urinetest (drugscontrole) afgenomen worden?
Een intern op druggebruik controleren kan enkel mits het in acht nemen van de grondrechten van de intern. Artikel 22bis van de Grondwet bepaalt dat elk kind recht heeft op eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit. Het recht op fysieke integriteit is een grondrecht van de jongere, evenals het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven, opgenomen in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 16 van het Kinderrechtenverdrag.
Een urinecontrole kan worden uitgevoerd door een ‘officier van de gerechtelijke politie’ na contactname met een magistraat.
Een urinecontrole stelt de gezondheidstoestand/lichamelijke toestand van een persoon vast en valt onder de wettelijke omschrijving van de gezondheidszorg. Een urinecontrole is een medische behandeling die door een erkend beroepsbeoefenaar van een gezondheidsberoep moet uitgevoerd worden. De resultaten van een urinecontrole zijn medische gegevens die onder het beroepsgeheim van de arts vallen. Een arts mag deze medische gegevens niet aan ‘derden’ doorgeven.
Conclusie: het internaat kan de intern geen urinecontrole opleggen, aangezien dit een medische handeling is. Een verplichte medische controle kan enkel door de wet of de rechter worden opgelegd, mits respect voor de grondrechten van de jongere.
Een urinetest is gerechtelijk enkel mogelijk na contactname met een magistraat.
Het internaat kan niet, zonder afbreuk te doen aan de grondrechten van jongeren, in zijn reglement opnemen dat de intern zich verplicht medisch moet laten controleren op bepaalde zaken op straffe van tuchtsancties. De intern kan altijd zijn toestemming weigeren of intrekken.
Is een internaat verplicht om de ouders van meerderjarige intern te contacteren als deze betrapt wordt met drugs?
Het internaat mag in principe de ouders van een meerderjarige intern niet contacteren, tenzij hij/zij hiermee akkoord gaat. Een meerderjarige intern is volledig handelingsbekwaam. Juridisch zijn niet langer de ouders, maar is de meerderjarige intern zelf de rechtstreekse contactpersoon met het internaat. De meerderjarige intern is persoonlijk aansprakelijk voor zijn/haar handelingen.
Indien het internaat de ouders van een meerderjarige intern informeert zonder het akkoord van de intern dan is dit een schending van privacy van de meerderjarige intern. Enkel indien de meerderjarige intern zijn of haar akkoord geeft, kan het internaat de ouders informeren.
Grensoverschrijdend gedrag
Ouders die een personeelslid bedreigen.
Het internaat is privaat domein (privédomein of privaat domeingoed). Het internaat is nooit een openbaar domein waar iedereen recht heeft dit domein te betreden, te gaan en te staan waar hij/zij wil.
Indien ouders bedreigingen uiten, is het aangewezen dat de beheerder de politie contacteert en vraagt om deze persoon te verwijderen van het domein van het internaat.
Het internaat (de beheerder) heeft het recht de ouders de toegang te weigeren tot het domein en indien nodig hiervoor de hulp van politiediensten in te roepen.
Indien het gaat om herhaalde gedragingen, bijv. ouders die regelmatig naar het internaat komen om bedreigingen te uiten, kan de beheerder de ouders permanent laten verbieden om het domein van het internaat te betreden.
GSM-gebruik
• Een intern gebruikt zijn gsm om in het internaat te ‘filmen’ en heeft deze beelden op het internet geplaatst zonder de toestemming van de betrokken personen (o.a. het internaatsteam en de mede-internen). Hoe kan het internaat hiertegen reageren?
• In het model leefregels / internaatsreglement staat dat gsm-gebruik verboden is op bepaalde tijdstippen / in bepaalde omstandigheden. Wat kan of mag niet als sanctie? Blijkbaar mag het internaat een gsm niet zomaar ‘afnemen’ en enkele dagen bewaren, ook al zou dit vermeld staan in het model leefregels / internaatsreglement. M.a.w. hoe ver kan een internaat gaan om gsm-misbruik op het internaat te voorkomen?
Hoe kan een internaat tegen misbruik reageren?
Filmen in het internaat behoort tot het toepassingsgebied van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (zoals gewijzigd door de wet van 11 december 1998). Geluid- en beeldgegevens zijn persoonsgegevens die door de wet van 8 december 1992 beschermd worden.
In het internaat filmen en deze beelden op het internet plaatsen moet beschouwd worden als het verwerken van persoonsgegevens. Elke activiteit die men met persoonsgegevens verricht, wordt als een verwerking beschouwd.
De wet van 11 december 1998 voert o.a. de volgende nieuwe term in: ‘toestemming van de betrokkene’. Onder ‘toestemming van de betrokkene’ verstaat men elke vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee de betrokkene of zijn wettelijke vertegenwoordiger aanvaardt dat persoonsgegevens over de betrokkene worden verwerkt.
Bijgevolg mag men niet in het internaat filmen en deze beelden op het internet plaatsen zonder de toestemming van alle betrokken personen, met name de leden van het internaatsteam en de andere internen.
Beelden op het internet plaatsen is een geautomatiseerde verwerking waarvoor de verantwoordelijke (i.c. de intern die de beelden op het internet plaatste) aangifte moet doen bij de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer.
Het internaat kan tegen dit misbruik niet zelf reageren. Het zijn de betrokken leden van het internaatsteam en de andere internen die hiertegen moeten reageren.
Wat kan een lid van het internaatsteam doen?
Het lid van het internaatsteam moet eerst gebruikmaken van zijn/haar recht tot verzet tegen de verwerking (plaatsen van de beelden op het internet) door de verantwoordelijke, zijnde de intern die de beelden op het internet geplaatst heeft. Dit wil zeggen dat het lid van het internaatsteam aan de intern vraagt om deze beelden van het internet te verwijderen.
Aangezien het hier gaat om een geautomatiseerde verwerking (beelden op het internet plaatsen) moet de intern erop gewezen worden dat hij/zij, vooraleer hij/zij een geautomatiseerde verwerking kan opstarten, een aangifte moet indienen bij de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer.
Indien de betrokken interne weigert de beelden van het internet te verwijderen, kan het lid van het internaatsteam een gerechtelijke procedure instellen bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg ofwel klacht neerleggen bij de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer (Hoogstraat 139, 1000 Brussel; commission@privacycommission.be ).
Aangezien zonder toestemming van het lid van het internaatsteam beelden op het internet geplaatst werden, kan hij/zij hiertegen klacht indienen bij de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer. De Commissie onderzoekt of de klacht ontvankelijk is. Ten aanzien van ontvankelijke klachten vervult de Commissie elke bemiddelingstaak die zij nuttig oordeelt. Ze streeft ernaar geschillen op te lossen met een minnelijke schikking. Ze probeert de ‘verantwoordelijke voor de verwerking’ (dit is de interne die de beelden op het internet plaatste) ertoe te brengen de verplichtingen die de wet hem/haar oplegt, na te komen. Indien dat mislukt, brengt de Commissie een advies uit over de gegrondheid van de klacht.
Indien de Commissie een misdrijf vaststelt, doet zij hiervan aangifte bij de Procureur des Konings. De Commissie kan ieder geschil over de toepassing van de privacywet en de bijbehorende uitvoeringsmaatregelen ook voorleggen aan de rechtbank van eerste aanleg.
Indien het lid van het internaatsteam kiest voor een gerechtelijke procedure, zal hij/zij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in kort geding vatten. De gewone rechtbanken en hoven zijn bevoegd voor de toepassing van de algemene beginselen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Het lid van het internaatsteam heeft volgens de privacywet dus de keuze uit twee mogelijkheden: ofwel een gerechtelijke procedure instellen (voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg) ofwel klacht neerleggen bij de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer.
Daarnaast kan het lid van het internaatsteam uiteraard ook de normale juridische procedures gebruiken: hij/zij kan een klacht bij het parket neerleggen (klacht indienen bij de Procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van zijn/haar woonplaats), zich burgerlijke partij stellen bij de onderzoeksrechter of bij de burgerlijke rechtbank een schadevergoeding eisen.
Als het lid van het internaatsteam een klacht met burgerlijke partijstelling neerlegt bij de onderzoeksrechter, wil dat zeggen dat hij/zij een volwaardige partij wordt in de zaak. Het is dan zo goed als zeker dat er een gerechtelijk onderzoek komt. Het parket daarentegen, kan steeds de klacht zonder gevolg seponeren. Aan de burgerlijke partijstelling is evenwel een kostenplaatje verbonden, dat verschilt naargelang het gerechtelijk arrondissement.
Hoe ver kan een internaat gaan om gsm-misbruik te voorkomen?
Het is een feit dat het gebruik van de gsm (maar ook van andere technologische apparatuur, zoals mp3-speler, i-pod e.d.) op bepaalde tijdstippen en/of in bepaalde omstandigheden storend kan zijn.
Indien het model leefregels / internaatsreglement het gebruik van gsm, maar ook van andere technologische apparatuur, zoals mp3-speler, i-pod e.d., verbiedt op bepaalde tijdstippen of in bepaalde omstandigheden, moet er ook sprake zijn van maatregelen bij een eventuele overtreding van dit verbod. De internen moeten op de hoogte zijn van de consequenties ingeval zij het verbod niet naleven.
In het model leefregels / internaatsreglement moeten hierover duidelijke afspraken worden opgenomen.
Bijvoorbeeld: bij niet toegelaten gebruik van de gsm moet de gsm overhandigd worden voor een vooraf vastgelegde periode. Er moeten ook maatregelen in staan voor het geval de intern weigert zijn/haar gsm af te geven.
Het overhandigen van de gsm (of andere technologische apparatuur) moet beschouwd worden als een ordemaatregel. Het bijhouden van de gsm moet de intern ertoe brengen zijn/haar gedrag te verbeteren, namelijk de gsm op afgesproken tijdstippen en/of in bepaalde omstandigheden af te zetten of niet te gebruiken.
Als het model leefregels / internaatsreglement geen sancties vermeldt bij overtreding van het verbod op het gsm-gebruik, kan het internaat enkel teruggrijpen naar de ordemaatregelen. Dit betekent dat hij/zij in dit geval niet aan de intern kan vragen om de gsm te overhandigen.
Vermits er almaar meer nieuwe technologieën opduiken, is het raadzaam om in het model leefregels / internaatsreglement niet alleen te verwijzen naar gsm-gebruik, maar ook naar het gebruik van andere technologische apparatuur.
Het internaat bepaalt zelf welke straf hiervoor wordt opgelegd. De gsm mag alleszins niet worden afgenomen en worden bewaard gedurende dagen. Dit zou neerkomen op een inbeslagname en dat is een politionele bevoegdheid.
Indien een intern regelmatig het normale verloop van het internaatsleven verstoort door het gebruik van de gsm, kan dit zelfs leiden tot tuchtmaatregelen. Indien het model leefregels / internaatsreglement stipuleert dat de intern bij misbruik de gsm moet overhandigen, wil dit zeggen dat het lid van het internaatsteam het toestel niet manu militari kan afnemen. Hij/zij kan de interne alleen vragen de gsm (vrijwillig) af te geven. Gaat de intern hier niet op in, dan kan eventueel een sanctie worden opgelegd, voor zover het model leefregels / internaatsreglement hierin voorziet. Bijgevolg moet in het model leefregels / internaatsreglement bepaald worden welke straf wordt opgelegd indien de intern de gsm niet afgeeft.
Inbeslagname van goederen
Mag het internaat overgaan tot inbeslagneming van bepaalde voorwerpen?
Opvoeders van een internaat kunnen geen goederen in beslag nemen.
Enkel de politie kan overgaan tot inbeslagneming. Inbeslagneming is mogelijk t.a.v. alle zaken die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of alles wat kan dienen om de waarheid aan het licht te brengen (art. 35 Wetboek van Strafvordering - SV).
De in beslag genomen voorwerpen zullen ter plaatse worden verzegeld, door de politie worden mee genomen of ter griffie worden neergelegd.
Internen kunnen in het kader van het niet naleven van het internaatsreglement als ordemaatregel bepaalde goederen moeten overhandigen aan de personeelsleden van het internaat. Dit moet dan niet beschouwd worden als een in beslagname volgens art. 35 SV, het gaat hier over de tijdelijke overhandiging van bepaalde goederen ingevolge het niet naleven van afspraken.
Een opvoeder kan, eventueel bij wijze van ordemaatregel, een voorwerp tijdelijk afnemen. Dit voorwerp moet evenwel teruggegeven worden. De opvoeder heeft geen enkele rechtsgrond om dit voorwerp bij zich te houden. Zo niet wordt het eigendomsrecht geschonden. Eigendomsrecht is een in de grondwet beschermd rechtsgoed (art. 16 GW).
Artikel 16 Grondwet:
“Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dan ten algemene nutte. In de gevallen en op de wijze bepaald en tegen billijke en voorafgaande schadeloosstelling.”
Het voorwerp blijft eigendom van de intern. Bijgevolg wordt artikel 16 van de Grondwet niet geschonden. Door het voorwerp bij te houden wijzigt het eigendomsrecht niet van persoon. Na een bepaalde periode wordt het voorwerp terug aan de eigenaar (zijnde de intern) gegeven.
Het voorwerp wordt enkel bijgehouden omdat de intern de leefregel niet nageleefd heeft. De intern kent de consequenties van het niet leven van de leefregel en moet bijgevolg de gevolgen ervan dragen.
(zie ook rubriek “aansprakelijkheid”)
Wat indien de intern voorwerpen in zijn bezit heeft die een gevaar inhouden?
Voorwerpen die een gevaar uitmaken voor de mede-internen en/of opvoeders, worden onmiddellijk afgenomen. Ook zij blijven eigendom van de intern en moeten in principe zo vlug mogelijk worden teruggeven.
Ingeval het gaat over een minderjarige dan mogen deze voorwerpen enkel aan de ouders terug gegeven worden. Indien het gaat over een meerderjarige intern moet de beheerder uitmaken of dit voorwerp aan de intern teruggeven wordt of aan de politie overhandigd wordt.
Het internaat zal zelf moeten nagaan of ze de voorwerpen die een gevaar uitmaken voor de mede-internen en/of opvoeders zo vlug mogelijk zal teruggeven, rekening houdende met zorgvuldigheidsplicht en met de aansprakelijkheid die het heeft.
Stel: het internaat geeft deze wapens aan de meerderjarige intern terug en de intern verwondt of vermoordt een mede-intern of opvoeder met dit wapen dan draagt het internaat mee de schuld. Het internaat kan dan aansprakelijk gesteld worden. Indien het internaat dit wapen aan de politie overhandigd had, dan had de intern dit wapen niet kunnen hanteren.
Internen worden niet afgehaald en niemand is bereikbaar. Welke procedure kunnen/moeten wij hanteren om deze interne leerlingen alsnog te laten vertrekken.
Wettelijk wordt hierover niets bepaald. Er is geen wettelijke procedure voorzien die gevolgd moet/kan worden.
Het internaat kan internen niet onbegeleid laten vertrekken en ze ook niet dwingen het internaat te verlaten.
Afhankelijk van de beleidsopties die het internaat ter zake neemt, moeten bepaalde instanties/personeelsleden (vakbonden) betrokken worden bij het tot stand komen van de interne procedure. Indien een internaat bijv. zou willen dat internen door de politie naar huis worden gebracht, kan dit maar in de interne procedure verwerkt worden voor zover de politie hiermee instemt. De politie heeft immers niet de plicht om de intern naar huis te brengen.
Het is zelfs zo dat indien een internaat een intern naar de politie brengt en indien de intern niet door de politie naar huis wil gebracht worden, het parket moet worden ingeschakeld. Indien er een bevelschrift is, zal politie de intern gedwongen meenemen van het politiekantoor naar huis.
Welke juridische stappen moet men ondernemen bij een crisissituatie?
In België is iedereen verplicht om hulp te verlenen aan een persoon in nood. Wanneer je zelf geen gevaar loopt, ben je verplicht de hulp te bieden die je kent en kunt geven.
Een arts is het best geplaatst om de crisissituatie goed in te schatten en hij kan dan ofwel zelf de nodige stappen zetten ofwel aan het internaat meedelen wie gecontacteerd moet worden.
Indien het internaat geen arts vindt om de crisissituatie in te schatten dan moet het zelf uitzoeken welke de gepaste hulpverlening is die ingeschakeld moet worden (Centra Geestelijke Gezondheidszorg, observatiecentra, psychiatrische instellingen, kinderpsychiatrie, …). Dit is evenwel geen gemakkelijke opdracht. Het CLB kan hierbij ondersteuning bieden maar is hiertoe niet verplicht omdat internaten niet tot het werkingsgebied van het CLB behoren.
De twee meest voor de hand liggende mogelijkheden bij een crisissituatie zijn:
1ste mogelijkheid: spoedopname
Indien het internaat een spoedopname (de intern wordt dan opgenomen in de PAAZ: Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis) noodzakelijk acht dan kan dit gebeuren via een vrijwillige of een gedwongen opname.
Indien de ouders hun toestemming geven gaat het over een vrijwillige opname. In dit geval wordt de intern onmiddellijk opgenomen.
Indien de ouders hun toestemming niet geven dan is de toestemming van de jeugdrechter nodig. Dit is dan een gedwongen opname wegens de psychische toestand van de intern. Deze procedure kan enige tijd in beslag nemen.
2de mogelijkheid: Comité voor Bijzondere Jeugdzorg
Het internaat kan het probleem aanmelden bij de sociale dienst van het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg.
Er wordt dan een consulent van de sociale dienst aangesteld. De consulent onderzoekt het dossier en bepaalt of het wel werkelijk gaat over een crisissituatie en verwijst de jongere eventueel door naar een andere instantie. Ofwel organiseert de consulent zelf de hulpverlening en werkt een hulpverleningsprogramma uit.
Inschrijvingsbeleid
Principe
Een inschrijving van een intern in een internaat geldt voor de duur van één schooljaar en wordt jaarlijks vernieuwd door het onderschrijven van een nieuw (her)inschrijvingsformulier.
Een intern is pas definitief ingeschreven in het internaat na het ondertekenen van het (her)inschrijvingsformulier en na ondertekening “Voor akkoord” van het internaatsregelement en leefregels.
De betrokken personen en de intern krijgen op hun verzoek toelichting bij het reglement/leefregels.
In een ideale situatie zou een inschrijvingsgesprek een ogenblik kunnen zijn om wederzijdse rechten, plichten en verwachtingen in een aangename en ontspannende sfeer te expliciteren.
De inschrijving in het internaat wordt bevestigd na instemming (= akkoord) van de betrokken personen met de leefregels en het internaatsreglement.
De ouders moeten bij inschrijving een geldig identiteitsbewijs en de SIS-kaart kunnen voorleggen.
Het is niet verboden om een kopie van de ID- kaart van de ouders te vragen. Maar indien de ouders dit niet willen geven is dit geen reden om hun kind niet in het internaat in te schrijven. Voor het dossier van de intern kan het belangrijk zijn dat er een kopie van zijn ID-kaart is toegevoegd.
Weigering tot inschrijving
Mogelijke weigeringen:
• de intern voldoet niet aan de toelatingsvoorwaarden, zoals lokaal bepaald;
• de vooraf vastgelegde maximumcapaciteit is bereikt.
De inrichtende macht kan elke bijkomende inschrijving weigeren wanneer omwille van materiële omstandigheden deze bijkomende inschrijving tot gevolg heeft dat de vooropgestelde maximumcapaciteit wordt overschreden.
▪ Definitief uitgesloten internen
De inrichtende macht kan de inschrijving weigeren in het internaat waar een intern definitief uitgesloten werd.
▪ Op basis van draagkracht van het internaat
Deze regeling geldt enkel voor nieuwe inschrijvingen!
Het internaat van het gewoon onderwijs kan beslissen om bepaalde kinderen/personen te weigeren, op voorwaarde dat het kan aantonen dat de draagkracht van het internaat onvoldoende is om tegemoet te komen aan de specifieke noden van de leerling inzake onderwijs of therapie en verzorging.
Voor internaten verbonden aan scholen voor buitengewoon onderwijs geldt dit niet.
▪ Bij manifest en opzettelijke tekortkoming van ouders op het vlak van hun financiële verplichtingen tegenover het internaat, zal de inschrijving niet verlengd worden.
Kalenderdagen, schooldagen, lesdagen, werkdagen
In het kader van de wettelijke termijnen is het belangrijk dat het internaat, ouders en internen precies weten welke dagen worden bedoeld:
• kalenderdagen: elke dag van het jaar (soms is er gewoon sprake van ‘dagen’= kalenderdagen);
• lesdagen: niet schoolvakanties, weekends en feestdagen;
• schooldagen: dagen waarop de lessen geschorst zijn, zijn wel schooldagen doch geen lesdagen;
• werkdagen: een werkdag is een dag waarop wordt gewerkt. Hiermee wordt één van de dagen van maandag tot vrijdag bedoeld, behalve het weekend (ook niet de algemeen erkende feestdagen).
Klachtenprocedure
Het decreet van 1 juni 2001 houdende toekenning van een klachtrecht ten aanzien van de bestuursinstellingen is ook van toepassing op het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap.
Artikel 4 van dit decreet bepaalt dat elke bestuursinstelling een klachtenvoorziening opzet om te zorgen voor een behoorlijke behandeling van de mondelinge en schriftelijke klachten over haar handelingen en werking.
Ouders of meerderjarige internen die van mening zijn dat hij/zij door een handelwijze van een instelling onheus is behandeld, moeten zich op een eenvoudige wijze met een klacht tot deze instelling kunnen wenden. Dit impliceert dat men op de hoogte moet zijn van de manier waarop een klacht kan worden ingediend. Het internaatsreglement leent zich uitstekend als middel om iedere belanghebbende hiervan op de hoogte te brengen.
De klachtenprocedure zoals opgenomen in het internaatsreglement is goedgekeurd door de Raad van het Gemeenschapsonderwijs en is in overeenstemming met de bevoegdheidsverdeling bepaald door het Bijzonder decreet. Ze omvat volgende stappen: internaat – algemeen directeur – raad van bestuur van de scholengroep – Vlaamse Ombudsdienst. Een afwijkende procedure is dus niet mogelijk (bijvoorbeeld het instellen van langere behandeltermijnen).
De Vlaamse Ombudsdienst ziet er nauwkeurig op toe dat de procedure voor iedereen gemakkelijk terug te vinden is wanneer klachten bij hen worden ingediend.
Termijn voor de behandeling van de klachtenprocedure
In deze klachtenprocedure wordt het volgende gesteld: “Als je klacht wel wordt behandeld, dan start de algemeen directeur een onderzoek naar de gegrondheid van de klacht. Je wordt op de hoogte gebracht van het resultaat van dit onderzoek. Je klacht wordt door de algemeen directeur afgehandeld binnen een termijn van 45 kalenderdagen na ontvangst van de klacht.”
De termijn van 45 kalenderdagen wordt in het klachtdecreet van 1 juni 2001 voorzien.
Deze termijn kan ingekort worden. De termijn moet dan door de algemeen directeur bepaald worden. Bij het bepalen van een kortere termijn moet men zeker zijn dat de klacht binnen die kortere termijn behandeld kan worden.
Wie start het onderzoek, wie behandelt de klacht en wie brengt de klager op de hoogte?
In principe start de algemeen directeur het onderzoek. Afhankelijk van de soort klacht kan de algemeen directeur of de klachtenbehandelaar oordelen dat een door hen aangeduid persoon het onderzoek zal voeren.
De klacht wordt in principe behandeld door de algemeen directeur, tenzij er in de scholengroep een klachtenbehandelaar is. Diegene die de klacht behandelt, brengt de klager op de hoogte.
Kostgelden en huurgelden
Algemene principes
• Het internaat geeft het aantal dagen openstelling per schooljaar aan
• Het internaat geeft de vakantieperiodes en dagen waarop het internaat gesloten is aan
• Het internaat geeft een overzicht van de zondagen waarop het internaat opengesteld is.
• Indien het internaat hogeschoolstudenten huisvest, moet er ook een luik huurgeld toegevoegd worden.
• Het internaat kan een waarborg vragen voor bijvoorbeeld een kamersleutel, de huur van een fiets of voor het dekken van kosten die verbinden zijn aan eventuele schade die veroorzaakt wordt door de interne.
• De waarborg is een afzonderlijk bedrag dat integraal wordt teruggegeven indien de eraan verbonden verplichtingen zijn nagekomen. Het is niet toegelaten om achterstallige kostgelden/huurgelden te innen via de waarborg.
Het internaat kan ook een waarborg vragen specifiek voor de inschrijving. Op die manier kan de inschrijving gecontroleerd worden; bijvoorbeeld wanneer het aantal aanvragen de plaatsen overstijgt. Het internaat moet wel duidelijk aangeven welke de modaliteiten zijn (schriftelijk) voor eventuele terugbetaling (bijv. bij een afzegging). De Commissie Zorgvuldig Bestuur geeft aan dat dit niet kan onder de noemer “Voorschot”.
• Provisie: dit begrip is niet wettelijk omschreven. Dit houdt in dat elk internaat duidelijk moet omschrijven wat zij hieronder verstaan en waarvoor het provisiegeld wordt gebruikt. Er moet ook duidelijk aangeven worden wat er met het eventuele restbedrag gebeurt. In principe is het niet nodig om provisiegelden te vragen, dit kan even goed geregeld worden via het voorschot. Als er provisiekosten gevraagd worden is dat meestal voor dokters- en apothekerskosten. Wij raden echter aan om dit te regelen via het voorschot.
• Voorschot: het internaat kan bij de inschrijving een voorschot vragen voor activiteiten op woensdag, uitstappen, …. Indien er aan het einde van het schooljaar nog overschotten zijn, wordt het resterende bedrag teruggegeven.
Indien het voorschot ontoereikend blijkt, worden de ouders hiervan schriftelijk verwittigd.
• Verzekering voor niet GO!-leerlingen: in principe is het niet nodig om een aparte verzekering af te sluiten voor deze leerlingen, aangezien het internaatsverblijf ook gedekt wordt door de schoolverzekering.
• De regeling opgesteld door de Raad van Bestuur moet opgenomen worden in het internaatsreglement. Ook de regeling over de terugbetaling van het kostgeld/huurgeld bij vervroegde uitschrijving moet vermeld worden.
• Domiciliëring is niet mogelijk voor de inning van het kostgeld/huurgeld. Een bestendige opdracht behoort wel tot de mogelijkheden maar kan niet verplicht worden.
• De sancties bij het niet of te laat betalen van kostgeld/huurgeld moeten duidelijk omschreven worden in het internaatsreglement.
Hoe wordt het kostgeld vastgesteld?
Het kostgeld wordt per schooljaar vastgesteld door de Raad van Bestuur van de scholengroep in de vorm van een dagbedrag.
Wat omvat het kostgeld?
• Gebruik en onderhoud van de infrastructuur
• Gebruik van water, verwarming en andere nutsvoorzieningen
• Het gebruik van de bus voor het vervoer van en naar school
• De activiteiten op woensdagnamiddag en het vervoer naar en van de activiteiten
• De maaltijden: het ontbijt, het middagmaal en het avondeten, waarvan 1 warme maaltijd per dag
• Versnaperingen, drankjes, …
Kunnen er verschillende categorieën van kostgelden gehanteerd worden?
De tarieven van het kostgeld kunnen verschillen naargelang de intern. Er kunnen dus verschillende categorieën gedefinieerd worden zoals topsportleerlingen, leerlingen die niet schoollopen in het GO!, …
De kostgeldenregeling moet duidelijk de categorieën aangeven. Indien het internaat een regeling heeft voor verminderd tarief, dan dient die duidelijk omschreven te zijn.
De kostgelden kunnen meegedeeld worden:
• Per dag openstelling voor een leerling van het basisonderwijs
• Per dag openstelling voor een leerling van het secundair onderwijs
• Per dag openstelling voor een 7/7 geplaatste leerling
• Per dag openstelling voor een 5/7 geplaatste leerling
• Per zondagnacht inclusief het ontbijt op maandagochtend, voor alle leerlingen.
De intern die gebruik wil maken van de zondagavonddienst moet zich engageren voor een volledig schooljaar.
Aandachtspunt
Gelet op het gelijkheids- en discriminatiebeginsel lijkt het de juridische dienst is het niet mogelijk om een verhoogd kostgeld, waarborg of voorschot te vragen voor niet-Belgische residenten. En leerlingen die geen les volgen in het GO! Onderwijs van de Vlaamse gemeenschap.
De Raad van Bestuur van de scholengroep waar het internaat tot behoort, kan autonoom beslissen in welke omstandigheden het kostgeld al dan niet kan teruggevorderd worden. Dit moet duidelijk omschreven zijn in het internaatsreglement.
Op welke manier wordt het kostgeld betaald?
• Vooraf: voor de aanvang van de overeengekomen periode
• Maandelijks
• Per trimester
• …
Het kostgeld kan op verschillende manieren betaald worden: maandelijks, per trimester, per schooljaar.
Bij de inschrijving ondertekenen de ouders een verbintenis waarin een keuze van betaling schriftelijk wordt vastgelegd. De keuze van betaling kan gedurende het schooljaar niet meer gewijzigd worden.
Wanneer kan een intern het kostgeld terugvorderen?
Er zijn verschillende omstandigheden die ertoe kunnen leiden dat een intern het kostgeld kan terugvorderen. We geven hierbij een aantal voorbeelden/mogelijkheden:
• Gewettigde afwezigheid van minstens [ X ] opeenvolgende dagen.
Indien het een afwezigheid betreft die gewettigd wordt door de school, is een verklaring van de directeur verplicht.
• Bij afwezigheid wegens ziekte van minstens [ X ] opeenvolgende dagen openstelling en mits verantwoording door een doktersattest
• Bij definitieve verwijdering na tuchtprocedure: het internaat brengt nog [X] dagen kostgeld in rekening
• Als een intern vrijwillig het internaat verlaat: het internaat brengt nog [X] dagen kostgeld in rekening
• Als een intern zich inschrijft in het internaat, maar niet komt opdagen, wordt [X] terugbetaald. Het resterende bedrag kan in rekening worden gebracht als administratieve kost.
Wanneer kan een intern het kostgeld niet terugvorderen?
Het internaat biedt overdag geen opvang tijdens pedagogische studiedagen of facultatieve verlofdagen van de scholen.
De internen gaan de avond voordien, na school, naar huis.
Pedagogische studiedagen of facultatieve verlofdagen van de scholen worden niet in mindering gebracht op de kostgelden.
Hoe kunnen achterstallige kostgelden/huurgelden ingevorderd worden?
Algemeen
De Raad van Bestuur bepaalt de modaliteiten voor de opvolging van de achterstallige kostgelden/huurgelden.
Achterstallige kostgelden/huurgelden hebben een verjaringstermijn van 1 jaar. Om die periode te kunnen verlengen tot 5 jaar is het noodzakelijk om bij iedere inschrijving een schulderkentenis te laten ondertekenen door de ouders of de meerderjarige intern/hogeschoolstudent. De schulderkentenis wordt jaarlijks hernieuwd.
Het kostgeld/huurgeld is invorderbaar vanaf de eerste dag van de periode waarvoor het verschuldigd is.
Stap 1: interne regeling.
Indien het kostgeld/huurgeld niet op de gestelde termijn betaald wordt, stuurt het internaat een aangetekende aanmaning tot betaling. Eventueel kan er ook een nalatigheidinterest gevraagd worden.
Indien na de aanmaning(en) de kostgelden/huurgelden nog steeds niet betaald zijn, adviseren wij u om de ouders of de meerderjarige intern/student uit te nodigen voor een gesprek waar eventueel een spreiding van betaling van de achterstallige kostgelden/huurgelden kan voorgesteld worden.
De laatste aangetekende aanmaning vermeldt dat het dossier na het verstrijken van de betalingstermijn zal verstuurd worden naar de Federale Overheidsdienst Financiën,
Stap 2: procedure bij het de Federale Overheidsdienst Financiën,
Het kantoor van Registratie en Domeinen wordt aangesproken. Zij gaan dan over tot de inning van de bedragen als de schuldenaar solvabel is. Deze procedure kan ook gevolgd worden voor alle personen die hun woonplaats in België of in het buitenland hebben, ongeacht hun nationaliteit. De exacte procedure kan u raadplegen in de brochure “Procedure kostgelden” van juni 2007.
Te volgen stappen om te komen tot de kantoren van Registratie en Domeinen:
Ga naar de site FOD Financiën (via Google)
Op de homepage klik je in het rechterkader op “Kantoren”
In het nieuwe scherm klik je in het linkerkader op “bevoegdheden”
Vervolgens kies je in het drop down kadertje Administratie: “AKRED”
Dan kies je “Invorderen van niet fiscale schuldvorderingen andere dan penale boeten en minnelijke schikkingen”
Vervolgens voer je het postnummer in van de woonplaats van de intern/leerling
Tenslotte klik je op de gemeente die op het scherm komt, en dan krijg je het bevoegd domeinkantoor te zien.
Stap 3: het burgerlijk recht
Het internaat kan zich beroepen op het burgerlijk recht, bijvoorbeeld door het inschakelen van een incassobureau, gerechtsdeurwaarder,…
Incassobureaus hanteren het principe dat men niet moet betalen wanneer de gelden niet konden geïnd worden. Indien de gelden kunnen geïnd worden, dan moet het internaat een percentage van het geïnde bedrag afstaan aan het incassobureau.
Hoe verwijdert het internaat internen/hogeschoolstudenten wegens het niet betalen van het kostgeld/huurgeld?
Algemeen
De Raad van Bestuur van de scholengroep heeft de bevoegdheid om de regeling inzake het innen van de kostgelden (voor leerlingen van kleuter-, basis- en secundair onderwijs) en huurgelden (voor studenten van het hoger onderwijs) op te stellen.
In de regeling van de Raad van Bestuur moeten twee procedures worden opgenomen: één voor de kostgelden en één voor de huurgelden.
Internaten worden ingevolge rechtspraak van het Arbitragehof (thans Grondwettelijk Hof) als ‘onderwijsinstellingen’ beschouwd (arrest nr. 26/92 van 2 april 1992, arrest, nr. 23/95 van 2 maart 1995).
Het Arbitragehof rangschikt internaten onder het begrip “onderwijsinstelling”, op grond van de overweging dat alles wat rechtstreeks verbonden is met de onderwijsverstrekking als onderwijsinstelling moet worden beschouwd. Bovendien werd geargumenteerd dat het bestaan van internaten in bepaalde gevallen noodzakelijk kan zijn om de ouders daadwerkelijk de mogelijkheid te bieden voor de vrije schoolkeuze.
Kostgeld
Er moet rekening gehouden worden met de leerplicht.
In principe kan men een intern niet definitief uitsluiten uit het internaat wegens het niet betalen van kostgelden want dit zou een verdoken tuchtmaatregel waarvoor hij of zij niet verantwoordelijk kan worden gesteld (wel de ouders of een andere instantie) en bovendien moet vermeden worden dat zijn of haar recht op onderwijs niet in het gedrang komt. Het internaat is voor de intern zijn/haar tijdelijke verblijfplaats, een definitieve verwijdering ontneemt hem/haar die tijdelijke verblijfplaats.
Een intern definitief verwijderen uit een internaat kan enkel via een tuchtmaatregel.
Kostgelden moeten door de ouders betaald worden. Een leerling mag nooit gestraft worden voor een tekortkoming van de ouders.
Het internaat kan er voor kiezen om de intern het volgend schooljaar niet in te schrijven in het internaat.
Huurgeld
De regeling opgesteld door de Raad van Bestuur moet geraadpleegd worden om na te gaan wat de procedure is voor het verwijderen van studenten die hun huurgelden niet betalen. Het internaat moet de regeling over het verwijderen van studenten wegens het niet betalen van huurgeld kenbaar maken bij de inschrijving.
Kostgeld bij vervroegde uitschrijving? Wat is de wettelijke basis?
Het is de Raad van Bestuur van de scholengroep die beslist welke de modaliteiten zijn inzake kostgeld bij vervroegde uitschrijving.
De regeling ter zake moet opgenomen worden in het internaatsreglement.
Leeftijdsgebonden toelatingen
Minderjarigen geplaatst in het internaat
Bij de plaatsing van een minderjarige in een internaat kunnen er door de jeugdrechter voorwaarden opgelegd worden waaraan de minderjarige zich zal moeten houden. Elk geval wordt apart beoordeeld. De verplichtingen/aansprakelijkheid van de beheerder zijn voor elk geval verschillend.
Zelfstandig naar school (elke dag, occasioneel, examens,....): heeft de intern (schriftelijke) toelating nodig van zijn ouders?
Zolang de intern minderjarig is, moeten de ouders schriftelijk toelating geven om hun zoon/hun dochter zelfstandig naar school te laten gaan. Bij hun schriftelijke toelating moeten zij verduidelijken of hun kind elke dag of slechts occasioneel (wanneer: bijv. bij de examens, … ) zelfstandig naar school mag gaan.
Vrije woensdagnamiddag: heeft de minderjarige intern (schriftelijke) toelating van de ouders nodig om het internaat te verlaten? Kan het internaat zelf toestemming geven?
In principe moeten de ouders een schriftelijke toestemming geven aan hun minderjarig kind wanneer dit op een vrije woensdagnamiddag het internaat wil verlaten. De ouders zijn verantwoordelijk voor hun minderjarige kinderen.
Het is niet omdat ouders de toestemming geven aan hun minderjarig kind dat het internaat aan deze intern ook de toelating moet geven om op de vrije woensdagnamiddag het internaat te verlaten.
Het internaat moet zich als een goede huisvader gedragen. Dit wil zeggen dat het internaat (de beheerder) moet beslissen vanaf welke leeftijd de kinderen het internaat mogen verlaten. Dit betekent dat de beheerder moet handelen zoals een normaal, voorzichtig en redelijk beheerder zou doen in dezelfde feitelijke omstandigheden. Het is logisch dat aan een intern van 12 jaar omwille van zijn leeftijd, maturiteit, … minder vrijheden gegeven worden dan aan een intern van 17 jaar. De beheerder moet zijn beslissingen nemen zoals een “goede huisvader” dit zou doen. Wanneer de beheerder een beslissing neemt moet hij rekening houden met de leeftijd, de maturiteit, de omgeving en de aard van de activiteiten.
Aangezien de beheerder geen ouderlijk gezag uitoefent over de minderjarige intern, kan deze geen schriftelijke toelating geven aan de minderjarige intern om het internaat op bepaalde tijdstippen te verlaten.
Vrije woensdagnamiddag: mag de meerderjarige intern zelf beslissingen nemen i.v.m. het verlaten van het internaat op woensdagmiddag of op andere momenten? Heeft hij/zij toch nog toelating ouders nodig?
De rechtspositie van de meerderjarige intern verschilt in wezen van die van de minderjarige intern door het feit dat meerderjarigen zelf hun rechten kunnen doen gelden.
Aangezien de ouders geen gezagsrecht meer hebben over hun meerderjarige kinderen, zijn deze juridisch niet langer de rechtstreekse contactpersoon met het internaat.
De meerderjarige intern draagt de volle verantwoordelijkheid voor zijn/haar daden en zijn/haar opties/keuzes. Hij/zij dient de verplichtingen na te komen die voorheen op de schouders van de ouders rustten.
Het is evenwel mogelijk dat een meerderjarige in staat van verlengde minderjarigheid verkeert. De verlengde minderjarige wordt gelijkgesteld met een minderjarige van minder dan 15 jaar die onder het ouderlijk gezag blijft. Bij verlengde minderjarigheid blijven de ouders verantwoordelijk.
De meerderjarige intern neemt zelf de beslissingen. Er mag zelfs geen toestemming van de ouders gevraagd worden. Aan de meerderjarige intern kan gevraagd worden of bepaalde informatie aan de ouders nog meegedeeld mag worden. De meerderjarige intern moet dan zijn/haar schriftelijke toestemming geven.
Dit neemt niet weg dat het internaat dit kan weigeren indien dit niet past in het beleid dat het internaat voert.
Medische handelingen
Medische kosten
In het geval dat ouders weigeren in te staan voor de medische kosten die gemaakt moeten worden voor hun kind (inclusief de kosten voor een bril, beugel, hoorapparaat) is er sprake van kinderverwaarlozing. Kinderverwaarlozing valt onder het term kindermishandeling. Dit is een situatie waarin een kind lichamelijk of psychisch schade wordt berokkend, actief door schadelijk optreden of passief door ernstige nalatigheid van volwassenen die voor het kind moeten zorgen.
Indien het internaat van oordeel is of vermoed dat er sprake is van verwaarlozing door de ouders kan het dit melden bij een Vertrouwenscentrum Kindermishandeling.
Een Vertrouwenscentrum Kindermishandeling heeft ook een adviserende taak. Bijgevolg kan het internaat ook om advies vragen bij deze instantie. Ook kan men steeds een concrete hulpvraag richten naar dit centrum. Het Vertrouwenscentrum doet een onderzoek en gaat na of het vermoeden ook klopt. Het centrum start ofwel zelf de nodige hulpverlening op ofwel wordt doorverwezen.
Het internaat kan ook contact opnemen met meldpunt 1712 voor advies of hulp.
Bij kinderen geplaatst door het comité bijzondere jeugdzorg of door de jeugdrechtbank blijven in principe de ouders hun ouderlijk gezag behouden. Dit wil zeggen dat zij verantwoordelijk zijn voor hun kind en bijgevolg de medische kosten moeten betalen.
In sommige gevallen worden de ouders uit hun ouderlijk gezag ontzet. In dat geval wordt een voogd aangesteld op wie de medische kosten kunnen verhaald worden.
Meerderjarige internen
De rechtspositie van de meerderjarige intern verschilt in wezen van die van de minderjarigen door het feit dat meerderjarigen zelf hun rechten kunnen doen gelden. Ouders hebben geen gezagsrecht over hun meerderjarige kinderen. Juridisch zijn niet langer de ouders, maar de meerderjarige internen zelf de rechtstreekse contactpersonen. Zij dragen de volle verantwoordelijkheid voor hun daden en hun opties en dienen bepaalde verplichtingen na te komen die voorheen op de schouders van de rustten.
De meerderjarige intern moet niet bewijzen dat hij/zij materieel en financieel zelfstandig is.
Dit impliceert dat de meerderjarige intern het (her)inschrijvingsformulier en het internaatsreglement / leefregels zelf ondertekent. Enkel bij de verlengde minderjarige blijven de ouders verantwoordelijk voor de intern en ondertekenen zij (her)inschrijvingsformulier en het internaatsreglement.
De intern die het internaatsreglement / leefregels reeds in het begin van het schooljaar samen met zijn ouders heeft ondertekend als minderjarige, zal in de loop van het schooljaar dat hij meerderjarig wordt, worden uitgenodigd om zijn handtekening te bevestigen. Wordt hieraan geen gevolg gegeven dan houdt dit een stilzwijgende bevestiging in.
Wij raden de internaten aan om de intern die in de loop van het betrokken schooljaar meerderjarig wordt, al bij het begin van het schooljaar het internaatsreglement / leefregels mee te laten ondertekenen.
Dit impliceert ook dat indien de meerderjarige het internaat schriftelijk verzoekt om geen informatie over hem/haar meer te verstrekken aan zijn/haar ouders, het internaat hierop moet ingaan.
Waar in het model leefreglement en in deze toelichting verwezen wordt naar de ouders, bedoelt men dus ook de meerderjarige intern.
De ouders hebben geen gezagsrecht over hun meerderjarige kinderen. Juridisch zijn zij dan ook niet langer de rechtstreekse contactpersoon met het internaat.
Ondertekening van het internaatsreglement
Zolang de intern minderjarig is, wordt het reglement ondertekend door de ouders. Een minderjarige intern moet op juridisch vlak door zijn ouder(s) vertegenwoordigd en bijgestaan worden.
Zodra de intern meerderjarig is ondertekent hij/zij het reglement. Bij verlengde minderjarigheid blijven de ouders verantwoordelijk en ondertekenen zij het reglement.
In de praktijk gebeurt het dat internaten zich nog tot de ouders van een meerderjarige intern richten. Dit kan enkel, indien de meerjarige intern hiermee akkoord gaat.
De ouders of de meerderjarige intern ondertekenen het internaatsreglement bij de eerste inschrijving van de intern of bij de heropname na een onderbreking van één of meer schooljaren en daarna bij elke wijziging van het internaatsreglement. Zij ondertekenen hiertoe het formulier “Verklaring van akkoord met het model reglement/leefregels internaat”, dat als bijlage gaat bij het model.
Het internaatsreglement wordt onder geschreven of elektronische vorm aan de betrokken personen of de intern overhandigd. Ouders die een schriftelijk exemplaar wensen, hebben hier recht op. Bij een eerste inschrijving raden wij aan om een papieren versie te overhandigen.
In principe nemen beide ouders (gehuwd of ongehuwd) van een minderjarige solidair de beslissingen betreffende de inschrijving van hun kind in het internaat. Bij de inschrijving door één ouder is enige waakzaamheid geboden. Het internaat mag de beslissing van één van de ouders om een intern in te schrijven uitvoeren, tenzij het internaat weet dat de andere ouder het er niet mee eens is. In het laatste geval moet het internaat het uitdrukkelijk akkoord van de andere ouder hebben om de intern in te schrijven. De beste garanties biedt de gezamenlijke inschrijving door beide ouders. Een afzonderlijke inschrijving door de ouder die de intern feitelijk bij zich heeft, met machtiging of instemming van de andere ouder is een goed alternatief.
Ingeval de ouders co-ouders zijn, moet het internaat op gelijke wijze met beide ouders overleggen en communiceren bij de inschrijving van de intern.
Onttrekken aan toezicht
Een minderjarige intern loopt weg uit het internaat. Omdat de opvoeders op dat moment hun groep niet alleen kunnen laten, wordt de beheerder op de hoogte gebracht. Ook de ouders en de politie worden verwittigd. Niemand slaagt erin om de intern op te sporen. Rond middernacht komt hij uiteindelijk zelf terug. Intussen pleegde hij een aantal strafbare feiten. Als de politie ’s anderdaags voor een verhoor op het internaat komt, weigert de intern verklaringen af te leggen.
De opvoeders zijn correct binnen hun opdracht en bevoegdheden opgetreden. Ze hebben de politie op de hoogte gebracht, zodat deze de intern kan zoeken. Ook hebben ze hun verantwoordelijkheid genomen door hun groep niet alleen te laten. Hun groep zonder toezicht laten kan verregaande gevolgen met zich meebrengen.
De intern heeft als beklaagde het recht om te zwijgen. Een bekentenis is belangrijk omdat ze een gesprek met de beklaagde mogelijk maakt, maar heeft geen absolute waarde. Ze heeft belang als ze vrij wordt afgelegd en omstandig is (cfr. Raoul Declercq, Beginselen van strafrechtspleging, nr. 1293 - p. 588).
Orde en tucht
Aangezien er geen juridisch kader is voor de procedure orde- en tuchtmaatregelen binnen de internaten en internaten de algemene rechtsbeginselen moeten naleven, wordt aangeraden om de procedure orde- en tuchtmaatregelen zoals bepaald in het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II te volgen. De in deze regelgeving bepaalde tuchtprocedure voldoet aan de verschillende algemene rechtsbeginselen die een bestuur moet volgen.
Wanneer men de regels zoals bepaald in de artikelen 74novies, 74decies en 74undecies van het decreet van 31 juli 1990 transponeert naar een internaat moeten onderstaande principes nageleefd worden.
Elk tuchtreglement moet de volgende principes bevatten:
• de ouders en de intern moeten vooraf worden gehoord. Men heeft het recht om zich bij dit verhoor door een raadsman of vertrouwenspersoon te laten bijstaan (Recht van verdediging – hoorplicht);
• elke genomen beslissing wordt schriftelijk gemotiveerd (Motiveringsplicht);
• elke beslissing wordt schriftelijk ter kennis gebracht aan de betrokken personen voordat de tuchtmaatregel van kracht wordt (informatieplicht);
• er is geen mogelijkheid om tot collectieve uitsluitingen over te gaan (Redelijkheidsbeginsel: overheid is verplicht elk individueel geval afzonderlijk te onderzoeken en te behandelen);
• de tuchtstraf moet in overeenstemming zijn met de ernst van de feiten. De straf mag niet overdreven zijn (Evenredigheidsbeginsel);
• de betrokken personen hebben inzage in het dossier van de intern (Recht van verdediging – hoorplicht);
• het tuchtdossier en de tuchtmaatregel zijn niet overdraagbaar naar een ander internaat.
Door bij het nemen van tuchtmaatregelen dezelfde principes over te nemen die wettelijk bepaald zijn voor het SO, is het internaat zeker dat de algemene rechtsbeginselen verwerkt zijn in de principes. En dat deze principes juridisch correct zijn.
Het internaat moet een duidelijk onderscheid tussen orde- tuchtmaatregelen maken.
Tegen ordemaatregelen kan geen beroep ingediend worden. Ordemaatregelen kunnen worden genomen door alle leden van het internaatsteam.
Vooraleer tuchtmaatregelen kunnen uitgesproken worden, is het noodzakelijk om een procedure vast te leggen.
De procedure moet ten allen tijde strikt nageleefd worden.
Aangezien de definitieve uitsluiting een tuchtmaatregel met verstrekkende gevolgen is, moet een beroepsprocedure voorzien worden.
Ordemaatregelen
Als het gedrag van een intern het samenleven in het internaat bemoeilijkt, zal het internaat de intern ertoe brengen zijn gedrag te verbeteren en aan te passen door gepaste ordemaatregelen te nemen. Met deze maatregelen wordt bij de intern een positieve gedragsverandering nagestreefd.
Ordemaatregelen mogen de intern de essentiële voorzieningen van een internaat niet ontnemen.
Ordemaatregelen kunnen bvb. genomen worden wanneer de intern:
• zich storend gedraagt;
• zijn mede-internen pest;
• zijn mede-internen verbaal of fysiek bedreigt;
• de gemaakte afspraken niet naleeft;
• zaken beschadigt (bvb. muren bekladden);
• …
In sommige gevallen kunnen meer bindende gedragsregels of een begeleidingsplan opgelegd worden. In een begeleidingsplan worden meer formele gedragsregels vastgelegd en de eventuele consequenties bij niet-naleving van deze overeenkomst. De ouders (de intern) ondertekenen deze overeenkomst.
Tuchtmaatregelen
Tuchtmaatregelen worden genomen als het gedrag van de intern een gevaar vormt voor het ordentelijk samenleven of wanneer het de verwezenlijking van het opvoedingsproject van het internaat in gevaar brengt. Ook bij zeer ernstige of wettelijk strafbare feiten (brandstichting, drugs verhandelen, geweldpleging, verkrachting van mede internen, …) worden tuchtmaatregelen genomen.
Tuchtmaatregelen treffen de gestrafte intern door hem de essentiële voorzieningen van een internaat te ontnemen. De tijdelijke uitsluiting en de definitieve uitsluiting zijn tuchtmaatregelen. Tuchtmaatregelen kunnen worden genomen door de directeur of de beheerder van het internaat.
In het geval tuchtmaatregelen worden genomen, dienen alleszins de volgende principes gerespecteerd:
• De tuchtstraf moet (pedagogisch) verantwoord kunnen worden en in evenredigheid zijn met de ernst van de feiten.
• Recht van verdediging voor ouders en internen: de betrokken intern en de ouders, eventueel bijgestaan door een raadsman, worden vooraf en binnen een redelijke termijn uitgenodigd voor een gesprek over de problemen.
• De ouders worden vóór de tuchtmaatregel van kracht gaat telefonisch en schriftelijk op de hoogte gebracht van de genomen beslissing en van de datum waarop de maatregel ingaat.
• De genomen beslissing wordt schriftelijk gemotiveerd. Er wordt aangegeven waarom het gedrag van de intern werkelijk een gevaar vormt voor ordentelijk samenleven op het internaat of het opvoedingsproject van het internaat in het gedrang brengt.
• Er wordt nooit overgegaan tot collectieve verwijderingen. Over elke verwijdering moet individueel beslist worden.
• De intern, ouders en hun raadsman hebben recht tot inzage van het tuchtdossier van de intern.
• In het belang van de intern zijn het tuchtdossier en de tuchtmaatregelen niet overdraagbaar tussen onderwijsinstellingen (en naar een ander internaat).
De procedure zoals in het reglement beschreven moet volledig nageleefd worden. De lijst van mogelijke tuchtmaatregelen zoals opgenomen in het tuchtreglement moet volledig zijn.
Opdat de internen gebonden zouden zijn door het reglement is het noodzakelijk dat dit ondertekend wordt. Anders zou opgeworpen kunnen worden dat de intern niet op de hoogte is van de na te leven afspraken van het tuchtreglement, …
Indien de meerjarige intern niet akkoord gaat dat zijn/haar ouders op de hoogte gebracht worden van de tegen hem/haar genomen orde- of tuchtmaatregelen, dan mag het internaat deze informatie niet aan de ouders meedelen. Dit zou een schending van de privacy van de meerderjarige intern zijn.
Wanneer de tuchtmaatregel genomen wordt omdat de reeds genomen ordemaatregelen geen effect hadden, gebeurt dit op basis van het tuchtdossier. In dit geval is een tuchtdossier aanleggen heel belangrijk. Het tuchtdossier zal dan de motieven bevatten die de tuchtmaatregel verantwoorden.
Indien tuchtmaatregelen genomen worden bij zeer ernstige overtredingen dan kan het zijn dat dit gebeurt op basis van een eenmalig zwaarwichtig feit (bvb. diefstal, geweld, drugs verhandelen, …). Indien het gaat om een eenmalig zwaarwichtig feit is het mogelijk dat er geen tuchtdossier is van de intern. In dit geval is het zeer belangrijk om het feit dat aanleiding gegeven heeft tot de tuchtmaatregel duidelijk te omschrijven.
Het tuchtdossier omvat o.a. volgende documenten (hieronder volgt een niet limitatieve opsomming):
• schriftelijke documenten die de feiten beschrijven die de aanleiding vormen voor de tuchtprocedure;
• schriftelijke verklaring van de intern zelf;
• getuigenverklaringen;
• gedragingen van de intern (vroegere feiten);
• de reeds genomen ordemaatregelen;
• kopieën van briefwisseling naar de ouders (meerderjarige intern);
• eventuele reacties van de ouders op eerder genomen maatregelen;
• het tuchtvoorstel en de bewijsvoering ter zake
• …
Alleen tegen definitieve verwijdering als tuchtmaatregel kan in beroep worden gegaan. Het internaatsreglement dient de beroepsprocedure bij definitieve verwijdering duidelijk te omschrijven.
Ouders
De personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte, of in feite de minderjarige intern onder hun bewaring hebben.
In het geval de leerling meerderjarig is, wordt onder dit begrip de meerderjarige intern verstaan, tenzij in het geval van verlengde minderjarigheid.
Pedagogisch project van het GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (PPGO)
Het internaatsreglement kadert in het Pedagogisch Project van het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. De herwerkte versie van het PPGO, zoals goedgekeurd door de Raad van het Gemeenschapsonderwijs op 28-04-2006, kan teruggevonden worden op de website van het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (g-o.be).
Privacywetgeving
Mag er voor de inschrijving van de interne een kopie van de ID-kaart van de ouders worden gevraagd?
In de Gids voor ouders (met kinderen in het basisonderwijs) staat dat bij de inschrijving in een school, de ouders de SIS- kaart of een andere officieel bewijsstuk waaruit de juiste schrijfwijze van de naam van het kind en ook de geboortedatum blijkt, moeten voorleggen. In deze gids staat ook dat de ouder het recht heeft om het rijksregisternummer niet aan de school te geven.
De Vlaamse confederatie van ouders en ouderverenigingen geeft als tip bij de inschrijving dat de ouders de identiteitskaart, de SIS- kaart of een ander document meenemen om hun identiteit en die van hun kind te bewijzen. Naar analogie met de inschrijving in een school zou gesteld kunnen worden dat de ouders bij de inschrijving in het internaat zeker de SIS- kaart van hun kind moeten bijhebben. Ook de ouders moeten hun identiteit kunnen bewijzen aan de hand van hun identiteitskaart. Anders zou eender wie kunnen stellen dat ze de ouders zijn van de intern.
Een kopie nemen of het laten overhandigen van een kopie van de ID- kaart van het kind en van de ouders aan het internaat wordt nergens verplicht gesteld.
De wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van de persoonsgegevens houdt in dat men o.a. rekening moet houden met de rechtmatigheid en de proportionaliteit van de verwerking van de gegevens. Er kunnen geen gegevens worden verwerkt zonder een specifiek doeleinde na te streven.
De gegevens op de ID- kaart zijn talrijk en gevarieerd: naam, voornamen, adres, nationaliteit, geboortedatum en -plaats, geslacht, foto, rijksregisternummer, enz.
Bijgevolg moet de vraag gesteld worden welk concreet nut een kopie van de ID- kaart van de ouders voor het internaat kan hebben, rekening houdende met het feit dat de ouders niet verplicht zijn om het rijksregisternummer door te geven.
Het is niet verboden om een kopie van de ID- kaart van de ouders te vragen. Indien de ouders dit weigeren is dit geen reden om hun kind niet in het internaat in te schrijven. Voor het dossier van de intern kan het belangrijk zijn dat er een kopie van zijn ID-kaart is toegevoegd.
Procedures beschrijven in het internaatsreglement
Valkuilen
• Gebrek aan procedures. Er worden geen procedures opgesteld. Er wordt gesteld dat aangezien er wettelijk geen procedures voor internaten voorzien worden, er ook geen moeten opgesteld worden. Dit is fout. Want een internaat moet rekening houden met de algemene rechtsbeginselen. Hieruit vloeit voort dat er wel degelijk procedures opgesteld moeten worden.
• De beheerder respecteert de opgestelde procedures niet.
• De rechten van verdediging van de intern/ouders worden geschonden:
- de ouders en de intern, evt. hun raadsman worden niet voorafgaandelijk uitgenodigd voor een gesprek over de problemen;
- de ouders en hun raadsman krijgen geen inzage in het tuchtdossier;
- de ouders worden laattijdig op de hoogte gebracht van de genomen beslissing;
- ouders worden slechts mondeling op de hoogte gebracht van problemen, van tuchtmaatregelen (bijv. de definitieve uitsluiting);
- de straf is pedagogisch niet verantwoord en de straf is niet in overeenstemming met de ernst van de feiten, m.a.w. de sanctie staat niet in verhouding tot de feiten waarop ze betrekking hebben. Er wordt bijv. geen nuancering gemaakt tussen de soorten vergrijpen. Een intern die drugs gebruikt, wordt definitief uit het internaat verwijderd. Dit is dezelfde sanctie die een drugsdealer krijgt. Hier zou een nuancering gemaakt moeten worden. Een drugsgebruiker zou beter pedagogisch begeleid worden dan definitief verwijderd te worden;
- beslissingen worden niet gemotiveerd. De redenen worden niet meegedeeld.
Bijv. bij de definitieve uitsluiting wordt niet aangegeven waarom het gedrag van de intern werkelijk een gevaar vormt voor het ordentelijk samenleven en/of de verwezenlijking van het eigen opvoedingsproject van het internaat in het gedrang komt?
• Beslissingen worden door een onbevoegd persoon of orgaan genomen. Bijv. de beslissing definitieve uitsluiting werd door een opvoeder genomen.
• Er worden geen beroepsmogelijkheden voorzien of bij de kennisgeving van negatieve beslissingen worden de beroepsmogelijkheden niet vermeld.
• Het internaat erkent de rechten van de meerderjarige niet door bij een meerderjarige intern de ouders als enige contactpersoon te blijven beschouwen. Bijv. het internaat nodigt de ouders van de meerderjarige intern uit voor de hoorzitting en niet de intern zelf.
• Het uitvoeren van ongeoorloofde praktijken, bijv. doorzoeken van kamers, fouilleren van internen, inbeslagname van voorwerpen.
De politie is als enige bevoegd om in het internaat over te gaan tot dwangmaatregelen (dit is zonder toestemming van de intern) zoals fouillering, doorzoeken van de kamer, … Enkel de politie kan overgaan tot inbeslagname.
Aanbevelingen
• Procedures opstellen. Bij het opstellen van de procedures moet rekening gehouden worden met de algemene rechtsbeginselen.
• De opgestelde procedures volledig en strikt naleven.
• De straf moet in overeenstemming zijn met de ernst van de feiten (Evenredigheidsbeginsel). Bijv. een nuancering voorzien tussen de verschillende soorten vergrijpen. Voor drugsgebruik niet de zwaarste straf “definitieve uitsluiting” voorzien. Deze straf voorbehouden voor drugs dealen.
• Zorgen voor een goede communicatie met de ouders en de intern. De ouders voldoende informatie geven over het gedrag van hun kind. Vaak gebeurt het dat ouders door middel van een schrijven op de hoogte gebracht worden dat hun kind definitief uit het internaat gesloten wordt, zonder dat zij vooraf op de hoogte gebracht werden dat er problemen waren of dat er enige procedure gevolgd werd (zij werden vooraf niet gehoord).
• Vanaf het ogenblik dat de intern meerderjarig is, is deze intern de rechtstreekse contactpersoon. Dit wil zeggen dat het internaat zich moet wenden tot de meerderjarige intern. Zonder toelating van de meerjarige intern mag het internaat de ouders niet op de hoogte brengen van eventuele problemen.
De rechtpositie van de meerderjarige intern verschilt in wezen van die van de minderjarige door het feit dat meerderjarigen zelf hun rechten kunnen doen gelden.
Ouders hebben geen gezagsrecht over hun meerderjarige kinderen. Juridisch zijn de ouders dan niet langer de contactpersonen. De meerderjarige intern draagt de volle verantwoordelijkheid voor hun daden en hun opties en dienen bepaalde verplichtingen na te komen die voorheen op de schouders van de ouders rustten.
In de praktijk gebeurt het vaak dat internaten zich nog tot de ouders richten, als de intern ondertussen meerderjarig is. Dit kan enkel als de meerderjarige intern hiermee akkoord gaat.
Indien de meerderjarige intern niet akkoord gaat dat zijn ouders op de hoogte gebracht worden van de tegen hem/haar genomen orde- of tuchtmaatregelen, dan mag het internaat deze informatie niet aan de ouders meedelen. Dit zou een schending van de privacy van de meerderjarige intern zijn.
• De hoorplicht naleven. Dit wil zeggen dat de betrokkenen (ouders/intern) voorafgaandelijk (dit is voordat enige beslissing genomen werd) gehoord worden. Dit is het recht op verdediging door het mondeling aanvoeren van zijn/haar argumenten. De intern wordt geacht niet alleen inlichtingen te verkrijgen over de bezwaren die op hem/haar wegen, maar wordt ook in staat gesteld de bewijzen te betwisten.
• Inzagerecht verlenen. De betrokken personen mogen het dossier/de beslissing inzien. Dit recht wil zeggen dat de betrokkene het recht heeft het dossier/de beslissing in te zien, recht heeft op uitleg over dit dossier/de beslissing, recht heeft een afschrift van het dossier/de beslissing te krijgen. Wanneer de betrokkene het dossier/de beslissing wenst in te zien, raden wij aan dat dit nooit zonder toezicht gebeurt. Ook raden wij aan om de dossierstukken te nummeren. Dit om te vermijden dat belangrijke stukken uit het dossier zouden verdwijnen.
• Opdat de ouders hun recht op inzage en verdediging zouden kunnen uitoefenen, moet het internaat hen via brief op de hoogte brengen dat het een negatieve beslissing overweegt (bijv. tuchtmaatregel). Dit gebeurt door middel van een oproepingsbrief (uitnodiging voor de hoorzitting).
• Heel belangrijk is het motiveren van beslissingen. De beslissing moet afdoende gemotiveerd worden.
• Beroepsprocedures voorzien bij tuchtmaatregelen. Wanneer het internaat een tuchtmaatregel neemt, dan moet het bij de mededeling van deze beslissing ook de beroepsprocedure vermelden, dit omwille van de rechtszekerheid. Door het niet vermelden van de beroepsprocedure begint de verjaringstermijn nog niet te lopen.
• Niet alle problemen zelf willen oplossen of helemaal niets doen aan problemen. Daarom is het belangrijk dat internaten samenwerken met andere instanties: bijv. politie, Comité Bijzondere Jeugdzorg, VAD (Vereniging voor Alcohol en andere Drugproblemen), Vertrouwenscentrum, zelfhulpgroepen (bijv. zelfmoordlijn), …
• Bevoegdheden naleven. Indien drugs gevonden wordt in het internaat of indien een intern drugs overhandigt, moet de politie gecontacteerd worden. De beheerder of opvoeder mag de drugs niet in zijn bezit houden omdat hij in dit geval dan zelf schuldig is aan verboden drugsbezit. Men kan best met de politie afspreken wie de drugs naar het politiekantoor brengt of wie de drugs komt afhalen in het internaat. De drugs mogen NIET vernietigd worden.
Publicatie van beeldmateriaal
Ga voorzichtig om met fotomateriaal.
De privacywetgeving is van toepassing op het afbeeldingrecht. Indien het internaat foto’s van een intern wenst te publiceren, bijvoorbeeld op de internaatswebsite of in een internaatskrantje, dient het hiervoor de toestemming van de intern te hebben, of van de ouders bij een minderjarige intern. Het is aangewezen om bij de leefregels / het internaatsreglement een formulier te voegen dat ouders of meerderjarige internen dan samen met het internaatsreglement kunnen ondertekenen bij de inschrijving.
“Scholen zijn al vaker geconfronteerd met de effecten van de wet op de persoonlijke levenssfeer als het gaat om het doorgegeven van adressen van leerlingen en leraren of het verkrijgen van die adressen van collega's of gemeentebesturen. De directeur of webmaster mag geen persoonsgegevens van leraren of leerlingen op de website plaatsen zonder dat hij hiervoor hun toestemming of de toestemming van de ouders heeft. Bij voorkeur is die toestemming expliciet.
Ook een impliciete toestemming kan voldoende zijn. De directeur kan op de algemene personeelsvergadering of in een brief aan zijn korps voorstellen om de telefoonnummers van de leraren op de website te plaatsen zodat de ouders hen kunnen contacteren. Daarbij kan hij stellen dat dit niet zal gebeuren voor wie daar verzet tegen aantekent. Dan nog moeten de gegevens onmiddellijk worden weggehaald als iemand daar achteraf toch bezwaar tegen maakt.
Hetzelfde geldt voor het publiceren van foto's van leerlingen op een website: in principe heeft de directie de toelating van de ouders nodig. Daarbij geldt de regel van het afwegen van de belangen. Kranten mogen foto's nemen tijdens een betoging, volksfeest, … en deze in geval van hoogdringendheid publiceren zonder dat ze toestemming moeten vragen aan alle betrokkenen: het belang van de informatie aan het brede publiek werd reeds eerder door rechtbanken hoger geacht dan het individuele belang. Als kinderen niet herkenbaar zijn, of als de school kan aantonen dat er een hoger belang mee gepaard gaat als een foto op de website komt, kan zij eventueel gelijk krijgen.
Als directeur past u hier best de voorzichtigheidsregel toe: u informeert de ouders vooraf - bijvoorbeeld in de algemene informatie bij het begin van het schooljaar - dat foto's van schoolevenementen op de website kunnen worden geplaatst. Bij voorkeur is deze regel overlegd met het oudercomité. Daarbij vermeldt de informatie op welke wijze ouders dit kunnen opvolgen en hoe ze hun wensen duidelijk kunnen maken - bijvoorbeeld dat zij wensen dat hun kind nooit op zo'n foto staat. Zelfs met dergelijke stilzwijgende goedkeuring, is het aangewezen een foto meteen te verwijderen als een ouder of een kind achteraf individueel bezwaar aantekent.
Het spreekt vanzelf dat een ouder niet meteen met een klacht naar een rechtbank zal lopen. Normaal stel je eerst de tegenpartij in gebreke: de ouders nemen in principe eerst contact met de school.” Bron: Schooldirect
“Recht op afbeelding”
Principe – steeds toestemming vragen
Aan iedere persoon werd het recht op afbeelding toegekend en daarom komt het alleen aan de betrokken persoon toe te beslissen of van hem een afbeelding mag worden genomen en gebruikt.
Bijgevolg is het nemen van een afbeelding en het (verdere) gebruik van het beeldmateriaal onderworpen aan de toestemming van de betrokken persoon. De toestemming om van iemand foto’s of videobeelden te nemen betekent niet noodzakelijk dat er toestemming is om deze afbeelding te publiceren of te verspreiden. Beide staan los van elkaar en moeten dus apart gevraagd worden.
Het is interessant te weten dat de rechtspraak steeds vaker aanvaardt dat een minderjarige met onderscheidingsvermogen zelf zijn toestemming geeft. De huidige rechtspraak beoordeelt dit begrip volgens de concrete, feitelijke omstandigheden van de zaak, maar dikwijls ligt de leeftijdsgrens op 12 à 14 jaar.”
Bron : website Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Reclame en sponsoring
Reclame zijn mededelingen met als doel de verkoop te bevorderen. Sponsoring houdt een bijdrage in met als doel om de bekendheid te verhogen. In vele gevallen maakt de regelgeving geen onderscheid tussen reclame en sponsoring. Onderwijsinstellingen die reclame en sponsoring door derden toelaten houden zich aan een aantal beginselen :
• de verplichte onderwijsactiviteiten of leermiddelen zijn vrij van reclame. Er wordt aangenomen dat met verplichte onderwijsactiviteiten en leermiddelen datgene bedoeld is om de eindtermen te bereiken of de ontwikkelingsdoelen na te streven.
• de facultatieve onderwijsactiviteiten in het basisonderwijs en alle onderwijsactiviteiten in de andere onderwijsniveaus zijn vrij van reclame, behalve als het enkel gaat om een verwijzing naar het feit van de tussenkomst van een persoon of een organisatie (sponsoring).
• Reclame en sponsoring zijn kennelijk verenigbaar met de taken en doelstellingen van de instelling.
• Reclame en sponsoring brengen de objectiviteit, de geloofwaardigheid, de betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van de onderwijsinstelling niet in het gedrang.
Elke basis- en secundaire school stelt samen met de schoolraad een basisvisie op over het schoolbeleid inzake reclame en sponsoring. Deze afspraken komen in het schoolreglement.’
Dit geldt ook voor de internaten. Zij stellen samen met de schoolraad of de Raad van Bestuur een basisvisie op inzake reclame en sponsoring op het internaat.
Relationele en seksuele vorming
Algemeen
De vertaling van seksuele en relationele vorming in het model van internaatsreglement, de leefregels en in een juridisch cahier ter ondersteuning van het internaatsteam, is niet evident. We merken vaak dat dit in het internaatsreglement en de leefregels heel flou wordt gehouden. Vaak is het enige dat wordt opgenomen, een sanctiebeleid wanneer de (niet uitgeschreven) regels overtreden worden.
Het gebrek aan formele regels en afspraken en een beperkte juridische kennis kan leiden tot heel wat problemen. Internaatsteams weten vaak niet welke situaties aanleiding geven tot meldingsplicht.
Enerzijds zijn er regels en afspraken die gelden binnen de internaten, anderzijds is er het recht van ieder mens om zich op seksueel en relationeel vlak te kunnen ontwikkelen.
Toegegeven, deze beide dingen zijn moeilijk verzoenbaar. Toch moeten we binnen de internaatscontext een beleid durven voeren dat verder gaat dan het totale verbod op relationele en seksuele ontwikkeling.
Voor een deel van onze populatie zijn de internaten gezinsvervangend; deze leerlingen gaan ook tijdens vakanties en de weekends niet naar huis. Hen priveren van alles wat met seks en relaties te maken heeft, zou onverantwoord zijn.
Het juridisch cahier moet internaatsteams een antwoord beiden op frequent voorkomende vragen.
De visie en het beleid van het internaat
Seksualiteit is een onderdeel van de gehele ontwikkeling. Zoals voor alle ontwikkelingsdomeinen geldt, hebben kinderen en jongeren hierbij steun en begeleiding nodig.
De juridische context staat toe dat jongeren vanaf 16 jaar seksuele handelingen kunnen stellen en ondergaan, zonder dat dit strafbaar is. Gelet echter op de context van het internaat wil dit niet zeggen dat het internaat deze seksuele relaties moet toestaan. Het internaat kan in deze eigen gedragscodes opstellen. We adviseren de internaten om jongeren een zekere ruimte te bieden om te experimenteren met seksueel gedrag dat tot de normale ontwikkeling behoort (vb. kussen).
Welke zijn de wettelijke bepalingen (wat mag en wat niet) inzake relaties?
Algemene bepalingen
Het recht stelt bepaalde handelingen en/of seksuele handelingen met bepaalde personen strafbaar. Afhankelijk van het soort misdrijf, zijn andere straffen bepaald.
Seks op zich is niet strafbaar. Wanneer seksuele handelingen met dwang of geweld gebeuren, bestraft het recht dit als ‘gewone’ aanranding of verkrachting.
De strafwet maakt een onderscheid naargelang er sprake is van seksuele penetratie of niet. Men spreekt van aanranding van de eerbaarheid of van verkrachting.
Er is sprake van “aanranding van de eerbaarheid” wanneer handelingen de seksuele integriteit van een persoon aantasten.
De interpretatie van wat aantasting van die seksuele integriteit is, evolueert in tijd en omstandigheden.
Van “verkrachting” is slechts sprake wanneer er seksuele penetratie van welke aard en met welk middel ook wordt gepleegd op een persoon die daar niet in toestemt.
Naast deze “gewone” aanrandingen of verkrachtingen voert de wet ook de aanranding en de verkrachting “bij gelijkstelling” in. Minderjarigen onder de 14 jaar kunnen juridisch geen toestemming geven voor seks.
Alle seksuele handelingen (al dan niet met penetratie) met deze minderjarigen zijn dan steeds strafbaar, ook al vond de jongere het oké of nam hij/zij zelf het initiatief.
Noch bij verkrachting, noch bij aanranding van de eerbaarheid gaat het om een zogenaamd “klachtmisdrijf”. Dat betekent dat eender wie een klacht kan indienen en dat het parket ook zonder klacht kan vervolgen.
Leeftijdsbepalingen
Minderjarigen die jonger zijn dan 14 jaar kunnen geen toestemming geven voor “handelingen die hun seksuele integriteit aantasten”.
Geslachtsgemeenschap met een jongere onder de 14 wordt juridisch steeds als een “verkrachting” beschouwd. Is er geen penetratie, dan kan seks onder de 14 enkel vervolgd worden als aanranding van de eerbaarheid.
Vanaf 14 jaar kan een jongere wel toestemmen met seksuele penetratie. De partner kan dan niet vervolgd worden voor verkrachting, maar wel voor aanranding van de eerbaarheid.
In een arrest van 4 juni 2009 stelde het Grondwettelijk Hof dat: “Een daad van seksuele penetratie, gepleegd op een minderjarige persoon van 14 tot 16 jaar, kan immers, naar gelang van de omstandigheden, een aanranding van de eerbaarheid vormen, zelfs indien het slachtoffer op een vrije en vrijwillige wijze daarin heeft toegestemd.”
De contradictie in de wet bestaat er in dat jongeren vanaf 14 jaar wel toestemming kunnen geven voor geslachtsgemeenschap maar dat tot 16 jaar elke seksuele omgang niettemin strafbaar blijft als “aanranding van de eerbaarheid”. Dat geldt niet alleen als een volwassene seks heeft met een partner jonger dan 16, maar ook als beide partners bijvoorbeeld minder dan 16 jaar zijn. Beiden kunnen dan op het matje geroepen worden bij de Jeugdrechter wegens het begaan van een als misdrijf omschreven feit (nl. aanranding of verkrachting).
Er is met andere woorden geen uitzondering voor seks(uele spelletjes) tussen leeftijdsgenoten. Ook het leeftijdsverschil is voor het strafrecht geen criterium.
Volgens de wet mogen jongeren vanaf hun zestiende verjaardag seks hebben. Vanaf deze leeftijd mogen minderjarigen bijgevolg seksuele handelingen stellen en ondergaan.
De wet op strafrechtelijke bescherming van minderjarigen heeft de strafbaarstelling van seksuele handelingen met ‘gezinsleden’ uitgebreid.
Met gezinsleden wordt bedoeld:
• Bloedverwanten in opgaande lijn: vader, moeder, grootouders, overgrootouders
• Broers en zussen of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin
• Adoptanten
• Personen die samenwonen met de betrokkene en gezag over hem/haar hebben
Hier is de leeftijdsgrens om met seks te kunnen toestemmen 18 jaar. Vanaf 18 jaar zijn seksuele handelingen in deze context op zich niet strafbaar. Deze handelingen vallen mogelijk wel onder de definitie van ontucht, maar ontucht tussen meerderjarigen is in België niet strafbaar.
Wanneer minderjarigen in een familiale context bij seksuele handelingen betrokken worden, is er bijgevolg steeds sprake van een misdrijf.
De leeftijdsgrens voor het stellen of ondergaan van seksuele handelingen wordt in deze context opgetrokken van 16 tot achttien jaar, d.i. de burgerrechtelijke meerderjarigheid.
Samenvatting
Concreet moeten de volgende personen zich onthouden van seksuele handelingen met een minderjarige: diens ouders, (over)grootouders, adoptanten, broers, zussen of iedere andere persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin en personen die gewoonlijk of occasioneel met het slachtoffer (de minderjarige) samenwonen en over haar of hem gezag hebben.
Seks, met toestemming tussen (groot)ouders en hun meerderjarige afstammelingen of tussen meerderjarige broers en zussen is op zich niet strafbaar.
De verbodsbepaling van seksuele handelingen tussen bloedverwanten geldt alleen tussen bloedverwanten in de (opgaande) rechte lijn, tussen broer en zus en wanneer personen met (een zekere mate van) ouderlijke gezag betrokken zijn.
Het Strafwetboek verbiedt seksuele handelingen tussen een minderjarige van boven de 16 jaar en andere verwanten dus niet.
Conclusie:
Jongeren vanaf 16 jaar kunnen toestemmen met seks.
Seks met een jongere onder de 14 jaar wordt juridisch steeds als een ‘verkrachting’ beschouwd.
Indien een jongere vanaf 14 jaar toestemt met seks dan is zijn/haar partner strafbaar wegens aanranding van de eerbaarheid. Indien er geen toestemming is dan is de partner strafbaar wegens verkrachting.
|Jonger dan 14 jaar |Kinderen jonger dan 14 jaar kunnen juridisch geen toestemming geven voor seksuele handelingen. |
| |Seksuele handelingen stellen met een kind jonger dan 14 jaar is steeds strafbaar. |
| |Seksuele handelingen met een kind jonger dan 14 jaar wordt altijd beschouwd als verkrachting. |
|Jongeren van 14 tot 16 jaar |Jongeren vanaf 14 jaar kunnen toestemming geven voor seks (handelingen stellen en ondergaan). |
| |Seksuele handelingen met een jongere van 14 tot 16 jaar kan strafbaar zijn als “aanranding van de |
| |eerbaarheid” zelfs wanneer er sprake is van toestemming. |
| |Jongeren tussen 14 en 16 jaar kunnen geen toestemming geven voor seksuele handelingen met |
| |gezinsleden*. Deze handelingen worden altijd als een misdrijf beschouwd. |
|Jongeren van 16 jaar |Jongeren vanaf 16 jaar mogen volgens de wet seks hebben. Zij mogen seksuele handelingen stellen en |
| |ondergaan. |
| |Jongeren tussen 16 en 18 jaar kunnen geen toestemming geven voor seksuele handelingen met |
| |gezinsleden*. Deze handelingen worden altijd als een misdrijf beschouwd. |
|Volwassenen: 18 jaar |Jongeren van 18 jaar kunnen toestemming geven voor seksuele handelingen met gezinsleden*. Deze |
| |handelingen vallen onder de definitie van ontucht, maar ontucht tussen meerderjarigen is in België |
| |niet strafbaar. |
Aandacht!
Een persoon met een mentale en/of fysieke beperking die de draagwijdte van zijn instemming niet beseft, moet beschouwd worden als een persoon die geen toestemming kan geven . Seksuele handelingen met dergelijke personen zijn steeds strafbaar.
Enkele cases ter verduidelijking
Sabine en Amina zijn twee vriendinnen van 17 en 15 jaar. Zij stellen seksuele handelingen met elkaar. Mogen zij dat juridisch gezien?
Antwoord
Amina is niet strafbaar, maar Sabine kan worden vervolgd wegens aanranding van de eerbaarheid op Amina.
Rutger is 25 jaar. Hij is verliefd op Aziza van 15 jaar. Haar ouders zijn fel gekant tegen deze relatie, maar Aziza is de afgelopen vakantie met Rutger naar Spanje gegaan, zonder te verwittigen was ze weg. Wat kan er gebeuren?
Antwoord
Rutger is mogelijk strafbaar wegens aanranding van de eerbaarheid van Aziza als zij seks met elkaar hebben gehad. Als Aziza toestemde met geslachtsgemeenschap is er geen sprake van verkrachting. De ouders van Aziza kunnen klacht neerleggen tegen Rutger.
Saartje en Anneleen zijn twee nichtjes van 17 jaar. Zij gingen samen uit en belandden na een zware nacht samen in bed.
Antwoord
Saartje en Anneleen zijn niet strafbaar aangezien ze allebei ouder zijn dan 16 en bovendien geen verwantschap hebben in opgaande lijn. Het Burgerlijk Wetboek laat bovendien een huwelijk tussen familieleden vanaf de vierde graad toelaat.
Maureen en Maarten zijn zus en broer. Ze zijn respectievelijk 17 en 19 jaar. Zijn deze jongeren strafbaar wanneer zij seks hebben met elkaar?
Antwoord
Ondanks het feit dat Maureen en Maarten beiden seksueel meerderjarig zijn, mogen zij geen seksuele omgang hebben. Maarten is steeds strafbaar, want Maureen is een familielid in opgaande lijn en is bovendien jonger dan 18 jaar.
Maureen stelt geen strafbare handelingen, maar mogelijk kan voor haar een beschermingsmaatregel genomen worden omwille van een problematische opvoedingssituatie.
Als Maureen meerderjarig zou zijn, zijn noch broer, noch zus strafbaar. In dit geval kunnen zij wel nog gestraft worden wegens ontucht.
Seksueel grensoverschrijdend gedrag en gezagsrelaties
De internen worden door hun ouders* toevertrouwd aan het internaat en het internaatsteam.
De personeelsleden van het internaatsteam hebben een gezags- en vertrouwensrelatie tot de internen die hen zijn toevertrouwd.
Naast het strikt juridische kader zijn er de geldende maatschappelijke normen en waarden. Het internaatsteam wordt geacht zich te gedragen als een “goede huisvader” ten aanzien van de internen. In dit cahier willen wij ons beperken tot seksueel grensoverschrijdend personeel tussen leden van het internaatsteam en internen.
Voorbeeld
Een opvoeder heeft een seksuele relatie met een intern van 15 jaar. De opvoeder is in dit geval strafbaar.
Heeft de intern met deze seksuele relatie ingestemd dan is de opvoeder strafbaar en zal hij/zij vervolgd worden wegens aanranding van de eerbaarheid.
Heeft de intern niet ingestemd dat is de opvoeder strafbaar en zal hij/zij vervolgd worden wegens verkrachting.
Verkrachting en aanranding van de eerbaarheid worden beschouwd als misdaden.
De meldingsplicht
Wie in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of van een misdrijf, vb. seksueel grensoverschrijdend gedrag moet dit aangeven .
Dit wil zeggen indien de beheerder of opvoeder in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een strafbare seksuele relatie met een intern, moet hij dit aangeven .
Iedereen die weet heeft van een misdrijf kan een klacht neerleggen bij een politiedienst. In dit geval wordt de klacht mondeling geformuleerd onder de vorm van een verhoor door een politieambtenaar die er proces-verbaal van opstelt. De politie bezorgt die proces-verbaal aan het parket voor verder onderzoek.
Elke burger kan ook op een eenvoudige wijze feiten melden aan het parket. Dit gebeurt schriftelijk. Dit schrijven kan een onderzoek op gang brengen, maar verschaft de burger geen enkel recht.
Aangezien de ouders de wettelijke vertegenwoordigers zijn van hun minderjarige kind moeten zij ingelicht worden indien hun kind slechtoffer geworden is van een misdrijf.
Het niet naleven van de aangifteplicht wordt niet gesanctioneerd, noch door boete, noch door gevangenisstraf. De aangifteplicht is een morele verplichting. Wij adviseren sterk om de aangifteplicht na te leven.
Wanneer een lid van het internaatsteam het misdrijf vergemakkelijkt of mogelijk maakt dat het verder blijft gaan, dan kan hij medeplichtig bevonden worden en op basis daarvan strafrechtelijk vervolgd worden.
Daarenboven kan de betrokkene ook verantwoordelijk gesteld worden voor schuldig verzuim en (eventueel) strafrechtelijk vervolgd worden (verzuimen hulp te verlenen of te verschaffen aan iemand die in groot gevaar verkeert). De individuele verantwoordelijkheid wordt onderzocht.
De betrokkene hoeft de situatie niet zelf te hebben vastgesteld, de toestand kan hem ook beschreven zijn door degenen die zijn hulp inroepen.
Voor het misdrijf is vereist dat de verzuimer kon helpen zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen (art. 422bis van het Strafwetboek).
Indien de beheerder de aangifteplicht niet naleeft, ontheft hem dat niet van de verplichting om op te treden. Hij moet er minstens voor zorgen dat het misdrijf stopt en het slachtoffer de nodige hulp bieden.
Wie kan een intern onderzoek instellen en maatregelen treffen bij seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen een kind en een opvoeder?
De directeur, de beheerder of een andere opvoeder die op de hoogte is van grensoverschrijdend gedrag tussen een kind en een opvoeder moet dit ofwel rechtstreeks ofwel via zijn/haar directe hiërarchische overste melden aan de raad van bestuur van de scholengroep.
Door dit te melden aan de raad van bestuur, kan deze de gepaste maatregelen nemen.
De raad van bestuur is bevoegd voor het nemen van maatregelen inzake tucht en orde met betrekking tot personeelsleden.
De bevoegde tuchtoverheid gaat over tot de nodige vaststellingen en verhoren zodra de feiten, die de toepassing van een tuchtmaatregel kunnen verantwoorden, haar ter kennis worden gebracht.
Overeenkomstig het Bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs kan de algemeen directeur in geval van hoogdringendheid beslissingen nemen om de belangen van de scholengroep te vrijwaren. Deze beslissingen dienen op de eerstvolgende raad van bestuur te worden voorgelegd, die ze kan herroepen of wijzigen voor zover aan de beslissingen nog geen uitvoering is gegeven.
De preventieve schorsing
Indien er een preventieve schorsing uitgesproken wordt, moet dit gekaderd worden. Dit is geen sanctie.
De raad van bestuur kan een preventieve schorsing opleggen na advies van het instellingshoofd.
Een preventieve schorsing is een ordemaatregel die enkel van toepassing is op de vastbenoemde personeelsleden en op de personeelsleden die tijdelijk aangesteld zijn voor de doorlopende duur.
De preventieve schorsing is enkel mogelijk indien het belang van het onderwijs of van de dienst dit vereist. Deze ordemaatregel beoogt louter de goede werking van de dienst, zonder daarbij de schuldvraag te stellen. De ordemaatregel vindt zijn motief enkel in de verstoring van de orde. Die verstoring kan voortvloeien uit het gedrag van een personeelslid.
De preventieve schorsing wordt uitgesproken voor de duur van het tuchtonderzoek en mag ze behoudens bij een strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging voor dezelfde feiten, of in het kader van een beroepsprocedure niet meer dan één jaar bedragen.
De ordemaatregel mag niet meer schaden dan noodzakelijk; de te nemen maatregel mag voor het betreffende personeelslid dan ook slechts het minimale ongemak veroorzaken dat met het vrijwaren van het belang van de dienst verenigbaar is.
Seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen internen
De juridische context
De internen worden door hun ouders* toevertrouwd aan het internaat en het internaatsteam.
Verkrachting en aanranding van de eerbaarheid worden beschouwd als misdaden. We verwijzen hierbij naar tabel 1.
Ook hier geldt de meldingsplicht. U vindt hierover alle informatie in het vorige hoofdstuk .
Het niet naleven van de aangifteplicht wordt niet gesanctioneerd, noch door boete, noch door gevangenisstraf. De aangifteplicht is een morele verplichting. Wij adviseren sterk om de aangifteplicht na te leven.
Wanneer een lid van het internaatsteam het misdrijf vergemakkelijkt of mogelijk maakt dat het verder blijft gaan, dan kan hij medeplichtig bevonden worden en op basis daarvan strafrechtelijk vervolgd worden.
Daarenboven kan de betrokkene ook verantwoordelijk gesteld worden voor schuldig verzuim en (eventueel) strafrechtelijk vervolgd worden (verzuimen hulp te verlenen of te verschaffen aan iemand die in groot gevaar verkeert). De individuele verantwoordelijkheid wordt onderzocht.
De betrokkene hoeft de situatie niet zelf te hebben vastgesteld, de toestand kan hem ook beschreven zijn door degenen die zijn hulp inroepen.
Voor het misdrijf is vereist dat de verzuimer kon helpen zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen (art. 422bis van het Strafwetboek).
Indien de beheerder de aangifteplicht niet naleeft, ontheft hem dat niet van de verplichting om op te treden. Hij moet er minstens voor zorgen dat het misdrijf stopt en het slachtoffer de nodige hulp bieden.
Seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen familiale context
Intrafamiliaal misbruik van een kind is een vorm van kindermishandeling.
Een vermoeden van intrafamiliaal misbruik moet steeds ernstig genomen worden.
Een opvoeder kan zijn/haar vermoeden of de signalen van dit misbruik bespreken met zijn/haar verantwoordelijke en/of met een medewerker van het CLB. Deze kunnen dan verdere stappen nemen.
Het internaat heeft de plicht om een minderjarige die in ernstig gevaar verkeert rechtstreeks of via een instelling te helpen, anders kan het internaat beschuldigd worden van het niet verlenen van hulp aan een persoon in nood.
Het internaat heeft verscheidene mogelijkheden om zijn verantwoordelijkheid op te nemen:
• rechtstreeks contact opnemen met de politie of het parket. De parketmagistraat kan ingrijpen om het kind te beschermen en de verdachte te vervolgen.
• kindermishandeling melden bij een Vertrouwenscentrum Kindermishandeling
• het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) van de situatie op de hoogte brengen;
• melden aan de comités voor bijzondere jeugdzorg;
• melden aan de centra algemeen welzijnswerk;
• melden aan de centra geestelijke gezondheidszorg.
Het internaat kan een klacht tegen de dader indienen bij de plaatselijke politie of het parket. Het hoofddoel van de werking van justitie bij kindermishandeling is dat de mishandeling stopt. Dit kan door de veiligheid en de bescherming van het kind te verzekeren wanneer het kind in ernstig en dreigend gevaar verkeert, bvb. door het kind tijdelijk onder te brengen bij een betrouwbaar gezin, een betrouwbare persoon of in een instelling. Justitie kan ook acties ondernemen om de dader te bestraffen voor de mishandeling van het kind.
Soms is het meer aangewezen om het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling in te schakelen dan de justitiële of politionele weg in te slaan.
Het internaat kan bij het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling terecht om dit vermoeden te melden, maar ook voor advies of hulp.
De doelstellingen van het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling zijn:
• de mishandeling voorkomen of stoppen;
• de gevolgen van de mishandeling inschatten;
• de gevolgen van de mishandeling behandelen;
• het gehele gezin helpen met het oog op herstel en op het creëren van een veilige leefomgeving voor het kind.
Het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling fungeert als meldpunt, het zorgt voor de eerste opvang van de betrokkenen en voor de gespecialiseerde diagnose met het oog op een efficiënte doorverwijzing naar de gepaste hulpverlening, het volgt de hulpverlening op en coördineert ze indien nodig, het staat uitzonderlijk zelf in voor de begeleiding en de behandeling van slachtoffers van kindermishandeling en hun gezin, m.n. als de doorverwijzing tegen aangewezen of onuitvoerbaar is,…
Een vermoeden, hoe vaag ook, is voldoende om contact op te nemen met een Vertrouwenscentrum Kindermishandeling. Dit kan eventueel anoniem.
Melders kunnen anoniem blijven voor het gezin. Dit wil zeggen dat het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling de naam van de melder niet aan het gezin bekendmaakt, als de melder dat wenst.
Iedereen kan melden. Dit kan telefonisch gebeuren, schriftelijk ook via e-mail of er kan een afspraak worden gemaakt voor een gesprek op het centrum.
Leerkrachten, schoolbestuur, beheerder, opvoeder, Centra voor Leerlingenbegeleiding worden als professionele melders beschouwd. Terwijl familie, kennissen, buren, ouders of het kind zelf als niet-professionele melders beschouwd worden.
Conclusie:
Het internaat moet bij een vermoeden van intra familiaal misbruik steeds reageren en moet zijn verantwoordelijkheid opnemen.
Ongewenste zwangerschap – recht op abortus
Bij ongewenste zwangerschappen zijn er verschillende mogelijkheden: o.a. abortus (zwangerschaponderbreking) of het kind na de geboorte afstaan ter adoptie.
Heeft een minderjarig meisje de toestemming nodig van haar ouders voor een abortus?
Elke vrouw, zelfs minderjarig, heeft het recht een abortus te laten uitvoeren zonder de toestemming of medeweten van haar ouders en/of partner. De wetgever is er van uitgegaan dat de minderjarige oordeelsbekwaam mag worden beschouwd in deze materie van zodra ook voor de arts deze oordeelsbekwaamheid duidelijk is.
De wet bepaalt uitdrukkelijk dat de zwangere vrouw zelf beslist. Over de leeftijd wordt niet gesproken. Een arts van een ziekenhuis of een abortuscentrum mag dus op verzoek van een minderjarige een abortus uitvoeren. De ingreep moet in een ziekenhuis of abortuscentrum binnen de 12 weken zwangerschap uitgevoerd worden.
De arts en elke hulpverlener gebonden aan het beroepsgeheim. Ze mogen de ouders dus niet op de hoogte brengen van het verzoek tot een zwangerschapsafbreking, noch van de eventuele ingreep. Maar wanneer de arts merkt dat de patiënt in een situatie terecht is gekomen die zorgwekkend is voor haar welzijn of gezondheid, kan deze de patiënt aanspreken en aanmoedigen om haar ouders er toch bij te betrekken of om elders hulp te zoeken.
Eerst moet het minderjarig meisje op vooronderzoek. Dit vooronderzoek omvat een gesprek met een hulpverlener en een medisch onderzoek. Nadien volgt de consultatie bij de arts.
De ingreep kan te vroegste plaats vinden na de verplichte wachttijd van 6 dagen.
Vanuit medisch oogpunt is een abortus onder lokale verdoving een lichte medische ingreep waarvoor een minderjarige zelf toestemming kan geven. De rechtsleer neemt aan dat een jongere met voldoende ‘oordeelsvermogen’ zelf kan en moet toestemmen met een (lichte) medische handeling. Het is de arts die aan de hand van elementen zoals leeftijd, zwaarte van de ingreep en het inzicht van de minderjarige zelfstandig kan beslissen over de medische ingreep.
Vindt de ingreep echter onder algemene verdoving plaats in een ziekenhuis, dan moeten in het kader van de medische zorgvuldigheid in zake algemene verdoving de ouders wel op de hoogte worden gebracht.
Een abortus wordt uitgevoerd in een abortuscentrum of in een ziekenhuis wanneer het abortushulpverlening aanbiedt.
Indien een minderjarig meisje niet wil dat haar ouders op de hoogte gebracht worden van de abortus die zij ondergaan heeft, worden de ouders niet ingelicht. De abortuscentra hebben een conventie met het RIZIV, met als gevolg dat de abortuscentra de ‘derdebetalersregeling’ toepassen. Dat betekent dat het ziekenfonds zowel het vooronderzoek als de (eventuele) ingreep rechtstreeks aan het abortuscentrum betaalt. Zelf betaalt de patiënt voor het vooronderzoek en de ingreep in het abortuscentrum enkel het remgeld. Voorwaarde is dat de patiënt in orde is met de ziekteverzekering.
Het RIZIV verzekert bij deze regeling ook de anonimiteit: een abortusingreep wordt nooit vermeld als een overzicht van terugbetalingen wordt gevraagd.
De situatie is anders in een ziekenhuis. Hier is geen specifieke overeenkomst afgesloten met het RIZIV. De ziekenhuisbehandelingen ressorteren onder de reguliere ziekteverzekering. De kostprijs ten laste van de patiënt kan per ziekenhuis verschillen naargelang de verrichte prestaties. De financiële drempel ligt dus veel hoger. Er is door de ‘normale werking’ van de ziekteverzekering geen ‘volledige anonimiteit’ mogelijk.
Rookbeleid
De afspraken in verband met het rookverbod, de controle op het naleven ervan en de mogelijke sancties bij overtreding worden verplicht meegedeeld aan de internen. Het rookverbod is eveneens van toepassing op elektronische sigaretten.
Regelgeving
• in gesloten ruimten van het internaat
Binnen de gebouwen, d.i. in gesloten ruimtes geldt altijd, overal en voor iedereen een algemeen rookverbod:
o Ook ouders, derden of bijv. een aannemer die werken komt uitvoeren, vallen onder dit rookverbod.
o Rooklokalen zijn verboden.
Leerlingen in internaten mogen dus niet roken in gesloten ruimten.
• in open ruimten van het internaat
op weekdagen tussen 6.30u en 18.30u
Als het internaat gelegen is in gedeelde gebouwen of terreinen met het leerplichtonderwijs geldt het rookverbod in de open ruimten voor iedereen tussen 6.30u en 18.30u.
Als het internaat gelegen is in eigen gebouwen of terreinen buiten de schoolcampus mag er in de open ruimten worden gerookt tussen 6.30u en 18.30u, tenzij het internaat dit verbiedt.
op weekdagen tussen 18.30u en 6.30u
Het decreet van 06.06.2008 laat toe dat leerlingen van internaten roken in de open ruimten tussen 18.30u en 6.30u, en dit ongeacht het feit of het internaat gelegen is in gedeelde gebouwen of terreinen met het leerplichtonderwijs of gelegen is in eigen gebouwen of terreinen.
Het internaat kan roken echter verbieden.
tijdens het weekend
Tijdens het weekend geldt er geen rookverbod in open ruimten. Het internaat kan roken echter verbieden.
Het is aan te raden dat het internaat voor wat betreft het roken in open ruimten op weekdagen tussen 18.30u en 6.30u en tijdens de weekends zoekt naar een evenwicht tussen de eigenheid en opvoedende taak van de instelling en de individuele vrijheid van elk persoon.
• uitstappen
Een uitstap die volledig buiten de schooluren wordt georganiseerd is geen extra-murosactiviteit. Voor deze uitstappen kan het internaat zelf haar rookbeleid bepalen, zonder dat zij dit kan afdwingen bij derden (binnen het internaatsdomein wel).
• bus
Op de bus mag niet gerookt worden door de internen en begeleiders. Er geldt een volledig rookverbod waarvan niet kan worden afgeweken. Ook wanneer een bus wordt gehuurd bij De Lijn of bij een privaat autocarbedrijf blijft dit rookverbod geldig.
• open ruimten buiten het internaatsterrein
De intern kan enkel het internaatsdomein enkel verlaten na schriftelijke toelating van de ouders en de beheerder.
Voor internen die buiten het internaatsterrein (of op straat voor het internaat) roken moet men – los van het feit dat dit het imago van het internaat niet ten goede komt – ook rekening houden met de verzekering.
Het internaat kan best afspraken maken over het roken van leerlingen in de omgeving van het internaat.
Deze afspraken kunnen opgenomen worden in het internaatsreglement / leefregels.
Schematisch overzicht
| |Gesloten |Open ruimten |Uitstappen |Bus |
| |ruimten | | | |
|weekdagen |[pic] |Gedeelde gebouwen of terreinen met |[pic] |[pic] |
|6.30u - 18.30u | |leerplichtonderwijs: | | |
| | |[pic] | | |
| |[pic] |Internaat gelegen in eigen gebouwen of |[pic] |[pic] |
| | |terreinen: eigen rookbeleid internaat | | |
|weekdagen |[pic] |eigen rookbeleid internaat |eigen rookbeleid |[pic] |
|18.30u - 6.30u | | |internaat | |
|weekend |[pic] |eigen rookbeleid internaat |[pic] |[pic] |
|6.30u - 18.30u | | | | |
|weekend |[pic] |eigen rookbeleid internaat |eigen rookbeleid |[pic] |
|18.30u - 6.30u | | |internaat | |
Informatie over het rookverbod en rookbeleid van het internaat wordt gegeven via affiches, borden in het internaat. Het naleven van dit rookverbod wordt streng gecontroleerd.
Niet naleving van de wet en sancties
Mogelijke stappen die de intern, ouder of personeelslid kan ondernemen bij niet-naleving van de wet.
Het internaat moet er als onderwijsinstelling en werkgever voor zorgen dat de wetgeving wordt nageleefd.
Internen, personeel of ouders kunnen zich met een klacht over het niet naleven van de regelgeving rond roken richten tot de directie of inrichtende macht. Als de betrokkenen van mening zijn dat het internaat onvoldoende maatregelen neemt om het rookverbod op internaat te realiseren, kunnen zij dit melden bij de onderwijsinspectie.
Personeelsleden kunnen terecht bij de federale overheidsdienst Toezicht op het Welzijn op het Werk of bij de arbeidsgeneesheer wanneer het gaat om overtredingen van de wetgeving rond roken op de werkplek. Voor klachten rond overtredingen van de wetgeving roken in openbare plaatsen kunnen leerlingen, personeel of ouders terecht bij de tabakscontroledienst van de FOD Volksgezondheid.
Mogelijke sancties voor internen en personeelsleden bij overtreding van het rookverbod
Het interne rookbeleid voor internen wordt opgenomen in het internaatsreglement / leefregels.
Daarin moeten ook procedures en sancties bij overtredingen staan. Voor de werknemers worden het rookverbod en de interne regels rond roken opgenomen in het arbeidsreglement. Voor de procedure en eventuele sancties kan men dan terugvallen op de bestaande tuchtprocedures voor beroepsfouten.
Mogelijke sancties voor het internaat bij niet naleving rookverbod
Volgens het decreet van 6 juni 2008 moet het internaat het rookverbod opleggen en overtreders sanctioneren. Als dit niet gebeurt kan het internaat in principe zijn erkenning of subsidiëring verliezen.
Overtredingen van de federale wetgeving (KB roken op de werkplek of KB roken in openbare plaatsen) kunnen strafrechtelijk vervolgd worden. In principe kunnen geldboetes en gevangenisstraffen worden uitgesproken.
Bronnen / regelgeving
• KB 19.01.2005 (Roken op de werkplek)
• KB 13.12.2005 (Roken in openbare ruimten)
• Decreet 06.06.2008 (Rookverbod op school)
Informatie
• Het gezondheidsbeleid van het GO! onderwijs van de Vlaamse gemeenschap: GO! gezondheid en welzijn
• Beleidscahier 1 “Gezondheidsbevordering op school in het GO! onderwijs van de Vlaamse gemeenschap”
• Vlaams ministerie van onderwijs en vorming: Veelgestelde vragen m.b.t. het rookverbod in scholen en CLB's (ook aan de internaten wordt aandacht besteed):
• gezondeschool.be
• Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie vzw (VIG). Meer informatie over
tabakspreventie, informatie over effectieve methodes om te stoppen met roken en het opzetten van een rookbeleid op het werk vindt u op
Brochure “als de rook uit je school is verdwenen”, VIG, 2008
• Stichting tegen Kanker:
Samenwerking met de politie
Kan de beheerder de politie en andere opsporingsambtenaren verbieden om een intern uit het internaat te komen weghalen? Kan de beheerder eisen om aanwezig te blijven bij ondervragingen door politie binnen het internaat?
De onderzoeksmacht van de gerechtelijke overheid en de politie strekt zich ook uit tot onderzoeksdaden in het internaat. Niemand van het internaat kan deze onderzoeksmacht belemmeren door zich te verzetten tegen een verhoor of tegen het feit dat de politie een intern meeneemt voor ondervraging.
Een politiedienst (of het gerecht) kan dus een onderzoek voeren in een internaat. Hiervoor is er een bevelschrift van de onderzoeksrechter nodig.
Welke onderzoeksdaden mag de politie stellen? Hierbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen gerechtelijke en bestuurlijke politie.
Een optreden als gerechtelijke politie impliceert het bestaan van een vooraf gekende inbreuk. Het politieoptreden heeft als doel elementen van de inbreuk op te sporen en vast te stellen, bewijzen te verzamelen en de daders aan te houden om ze voor de bevoegde overheden te brengen.
De bestuurlijke politie beoogt het vrijwaren of herstellen van de openbare orde zonder dat er daarbij noodzakelijk een strafbaar feit is.
De beheerder kan niet weigeren dat de politiediensten de intern binnen het internaat verhoren of meenemen voor ondervraging wanneer er een bevel tot verschijning of medebrenging van de onderzoeksrechter is of wanneer er een onmiddellijke uitvoerbare beschikking van de jeugdrechter is of bij betrapping op heterdaad.
Bij een gerechtelijk onderzoek is het in het belang van het onderzoeksgeheim onwaarschijnlijk dat een beheerder of een vertrouwenspersoon bij het verhoor aanwezig mag zijn, tenzij zijn aanwezigheid in het kader van het onderzoek net nuttig kan zijn, bijv. omdat in het internaat zelf bestanddelen van het misdrijf te vinden zijn.
Het is aangewezen dat er begeleiding is van de intern. Dit kan gebeuren door een vertrouwenspersoon. Die begeleiding is nodig zowel voor als na de ondervraging. De politie kan de aanwezigheid van deze persoon tijdens de ondervraging weigeren.
Er bestaat geen wettelijke plicht om de ouders op de hoogte te brengen van een onderzoek. Het komt inderdaad toe aan politie of gerecht om de ouders op de hoogte te brengen.
In hoeverre kan / moet het internaat een beroep doen op politie om bewijzen te verzamelen binnen het internaat?
Het internaat hoeft geen beroep doen op de politie om bewijzen te verzamelen.
Wil een internaat zelf maatregelen treffen tegen een intern dan kan dat op basis van informatie die een politie- of gerechtelijk onderzoek heeft opgeleverd, maar dit is niet noodzakelijk.
In een tuchtprocedure kunnen eigen vaststellingen net zo goed bruikbaar zijn en het is dus niet noodzakelijk alles door de politie te laten vaststellen. Bovendien kunnen ook feiten die geen misdrijf zijn (bijv. inbreuken op het reglement) een orde- of tuchtmaatregel tot gevolg hebben.
Informatie doorgeven aan de politie: mag de beheerder namen van internen en eventuele verslagen doorgeven aan de politie?
Iedereen die kennis heeft van strafbare feiten heeft de verantwoordelijkheid om dit aan de politiediensten mee te delen. De namen van de betrokkenen (de internen) mogen gezien het strafbare feit aan de politie meegedeeld worden.
De beheerder kan niet zomaar verslagen doorgeven. Verslagen behoren tot het persoonlijk dossier van de intern en mogen in principe niet doorgegeven worden aan derden. Verslagen kunnen geheimen en medische gegevens bevatten.
Verslagen opgesteld door schoolartsen, psychologen, maatschappelijke werkers en paramedisch personeel (deze personen worden door de wetgever als verplichte vertrouwelingen beschouwd) vallen onder het beroepsgeheim.
De persoon die gebonden is door het beroepsgeheim kan in sommige gevallen het geheim doorbreken. Dit houdt in dat deze persoon enkel tijdens een verhoor voor een onderzoeksrechter of een vonnisrechter, mondeling of schriftelijk zijn zwijgplicht kan doorbreken (m.a.w. niet voor de politie of de procureur des Konings). Hij oordeelt zelf over de opportuniteit van het zwijgen of spreken. Dus ook over het overmaken van de door hem opgestelde verslagen.
Iedere vraag inzake het overmaken van verslagen moet individueel beoordeeld worden. Afhankelijk van de situatie en de informatie die de verslagen bevat, moet geoordeeld worden of deze overgemaakt kunnen worden of niet.
Spaargelden
Kan een minderjarige leerling een spaarrekening openen zonder dat de ouders op de hoogte zijn?
• Vanaf 11 jaar mogen minderjarigen zelf een spaarrekening openen.
• Ouders moeten hiervoor geen toestemming geven en moeten hiervan dus niet op de hoogte gesteld worden.
Als ouders een zicht- en/of spaarrekening openen op naam van hun minderjarig kind, kan het minderjarig kind van deze rekening geen geld afhalen tenzij de ouders een "Bijzondere Volmacht Minderjarige"geven.
Kan de minderjarige leerling van deze spaarrekening geld afhalen of er geld op storten?
• Een minderjarige kan geld op de eigen spaarrekening storten
• Een minderjarige leerling moet wachten tot hij 16 jaar is om geld te kunnen afhalen. Het bedrag is beperkt tot 125 euro per maand.
• Als de minderjarige leerling toch meer geld wil afhalen of geld wil afhalen als hij jonger is dan 16 jaar, dan moeten de ouders (of voogd) op de hoogte zijn van het bestaan van de rekening en hun toestemming geven.
Moet er een tweede persoon een handtekening zetten voor het openen en beheren van een spaarrekening van een minderjarige?
• Voor het openen van een spaarrekening moet geen tweede persoon een handtekening zetten tenzij de rekeninghouder daartoe zelf het initiatief neemt.
Het regelen van een of meerdere volmachtdrager(s) op de spaarrekening van de minderjarige kan via de betrokken financiële instelling(en) worden gedaan.
Bestaat er een manier om ouders te beletten om geld af te halen van de spaarrekening van de minderjarig?
• Ja, als de ouders het bestaan van de spaarrekening niet kennen (zie eerste vraag).
• Ja, indien ze uit de ouderlijke macht ontzet zijn
• Nee, als de ouders de rekening hebben geopend voor hun kind, kunnen zij voor de leeftijd van 18 jaar geld afhalen van deze rekening.
Ouders moeten de goederen van de minderjarigen in hun belang beheren. Zij kunnen daarom ook geld van de rekening van hun minderjarige kind afhalen. Zij moeten dat natuurlijk doen in het belang van de minderjarige en zullen hierover in principe ook verantwoording afleggen wanneer hun kind meerderjarig wordt.
In principe zijn het de ouders, onder toepassing van hun ouderlijk gezag, die beslissen wat er met het vermogen (en dus ook de gelden) van de minderjarige gebeurt.
Het recht van de ouders om de goederen van hun kinderen te beheren heeft immers als doel het in stand houden en het doen opbrengen van het vermogen van de minderjarige. Ouders kunnen dus niet zomaar de gelden van hun kinderen voor zichzelf gebruiken. Indien blijkt dat ouders goederen van hun kind hebben weggemaakt of weggeschonken, of sommen van de rekening van hun kind hebben vervreemd, zonder dat zij hiervoor een equivalent voordeel voor het kind hebben in ruil gegeven, kunnen zij door de rechter worden verplicht om deze sommen of de waarde van deze goederen terug te betalen aan hun meerderjarige kind.
Uitzonderlijk kan de minderjarige, bij ernstige vermoedens van dreigend misbruik, de procureur des Konings inlichten die de Voorzitter van de Rechtbank in kort geding of de jeugdrechter kan vragen om de beheersbevoegdheden van de ouders te wijzigen. Dit kan door de bank te verwittigen de ouders geen geld van de rekening van hun minderjarige kind te laten afhalen zonder voorafgaande machtiging van de rechter.
Toedienen van medicatie
Medicatie: mag gewone medicatie gegeven worden bvb. paracetamol, keeltablet, Rennie, … Wat met medicatie die ouders meegeven om toe te dienen aan de jongere intern?
Het toedienen van medicijnen valt niet onder eerste hulp. Dat is voorbehouden aan artsen, apothekers en andere medische beroepen. Enkel dokters en andere medische beroepen kunnen een juiste diagnose stellen en bepalen welke medicijnen en dosis die intern nodig heeft.
Het internaatsteam kan dus niet op eigen initiatief medicatie verstrekken. In het internaat wordt dan ook geen medicatie aan internen toegediend, tenzij op doktersvoorschrift en na duidelijke afspraken met de ouders/intern.
Een personeelslid dat op eigen initiatief niet voorgeschreven medicatie toedient aan de intern is wettelijk strafbaar en kan aansprakelijk gesteld worden. Het toedienen van medicatie kan verstrekkende gevolgen met zich meebrengen, bijv. het toedienen van een verkeerde dosis (te zware dosis), allergische reactie bij de intern, bijwerkingen, ...
De opvoeder moet bij ziekte van een intern steeds optreden als ‘een goede huisvader’ en er voor zorgen dat de intern de gepaste hulp en verzorging krijgt.
Het is aangewezen dat indien een intern ziek is de ouders hiervan telefonisch op de hoogte gebracht worden. Indien de intern ernstig ziek is of een ongeval gehad heeft, moet de opvoeder een arts raadplegen of bij hoogdringendheid de hulpdiensten bellen.
De afspraken rond medicatie moeten op papier staan en ondertekend zijn door de ouders/de intern en de behandelend geneesheer.
Veiligheidsaspecten
Brandveiligheid
Evacuatieoefeningen
• Voor internaten dient minstens éénmaal per trimester een ontruimingsoefening te worden georganiseerd in functie van de evacuatietijd.
• Ook voor het internenvervoer dient trimestrieel een evacuatie-oefening georganiseerd te worden.
• Van elke evacuatieoefening dient een evaluatieverslag opgemaakt te worden.
Regelgeving:
• Wetgeving: ARAB art. 52-10.6
• Wetgeving: CODEX – titel - hoofdstuk III – art. 22 (KB 27/03/1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk).
• Ministeriële omzendbrief : brandveiligheid in scholen en internaten (departement Onderwijs)
• Dynamische inspectieindex: Veiligheid en welzijn voor internaten, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Onderwijs, Inspectie
Infrastructuurplannen, interventiedossier en noodprocedures
• Elk internaat moet beschikken over een algemeen inplantingsplan (schaal +/- 1/500) met aanduiding van evacuatiewegen, verzamelplaats, toegang brandweer en hulpdiensten, buitenhydranten, brandstofopslagplaatsen, centrale gasafsluitkraan;
• Een kelderplan met aanduiding evacuatiewegen, uitgangen, nooduitgangen, brandblusmiddelen, elektriciteitskasten;
• Op het gelijkvloers aan elke inkom een algemeen plan van het gelijkvloers en alle verdiepingen met aanduiding evacuatiewegen, uitgangen, nooduitgangen, brandblusmiddelen, elektriciteitskasten;
• Per niveau een plan met aanduiding evacuatiewegen, uitgangen, nooduitgangen, brandblusmiddelen, elektriciteitskasten;
• De evacuatiewegen moeten zijn voorzien van voldoende pictogrammen en veiligheidsverlichting;
• In de lokalen en gangen moeten de nodige instructies worden voorzien inzake evacuatie, brand, alarm voor personeel en leerlingen.
Regelgeving:
• Wetgeving: ARAB art. 52-12 en art. 52.13
• Wetgeving: CODEX – titel - hoofdstuk III – art. 22 (KB 27/03/1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk).
• Ministeriële omzendbrief: brandveiligheid in scholen en internaten (departement Onderwijs)
Brandalarminstallatie
• De aanwezige brandalarminstallatie o.a. branddrukknoppen, waarschuwings- en alarmmiddelen in het internaat moeten 1 x per maand worden gecontroleerd op de goede werking.
• Elke controle wordt genoteerd en bijgehouden.
Regelgeving:
• Wetgeving: ARAB art. 52-10
• Ministeriële omzendbrief: brandveiligheid in scholen en internaten (departement Onderwijs)
Veiligheidsverlichting
De veiligheidsverlichting (noodverlichting) moet voor internaten 1 x per maand worden gecontroleerd. Elke controle wordt genoteerd en bijgehouden.
Regelgeving:
• Wetgeving: ARAB art. 52-11 en art. 63bis
• Ministeriële omzendbrief: brandveiligheid in scholen en internaten (departement Onderwijs)
Brandblusmiddelen
Brandhaspels + slangen, hydranten, blusapparaten, automatische blusinstallatie moeten minstens 1 maal per jaar worden gecontroleerd.
Regelgeving:
• Wetgeving: ARAB art. 52-11
• Ministeriële omzendbrief: brandveiligheid in scholen en internaten (departement Onderwijs)
Rookdetectoren en gasdetectoren (waarschuwing)
Rookdetectoren en gasdetectoren moeten in het internaat maandelijks te worden gecontroleerd op goede werking. Elke controle wordt genoteerd en bijgehouden.
Regelgeving:
• Wetgeving: ARAB art. 52-11
• Ministeriële omzendbrief: brandveiligheid in scholen en internaten (departement Onderwijs)
Vragen
Zijn er voorschriften i.v.m. het dragen van fietshelm?
Tot op heden zijn er geen voorschriften i.v.m. het dragen van een fietshelm.
Het KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg (ook de wegcode genaamd) stelt enkel dat de bestuurders en de passagiers van drie- en vierwielers met motor en van bromfietsen, zonder passagiersruimte, een valhelm moeten dragen.
Moeten ouders toestemming geven om hun kinderen te laten deelnemen aan zomerkampen / daguitstappen / … en moeten zij een draaiboek kunnen inzien?
De ouders moeten toestemming geven om hun minderjarige kinderen te laten deelnemen aan zomerkampen /daguitstappen.
Wettelijk wordt er niet bepaald dat er een draaiboek voorzien moet zijn en dat de ouders dit draaiboek moeten kunnen inkijken. Het lijkt ons wel aangewezen dat de ouders op de hoogte zijn van de grote lijnen van het programma.
Verlengde minderjarigheid
Kinderen en jongeren met een ernstige mentale handicap en met een uitgebleven ontwikkeling kunnen verlengd minderjarig verklaard worden. Deze handicap moet aangeboren zijn of begonnen tijdens de vroege kinderjaren, zonder hoop op genezing of verbetering.
De verlengde minderjarige wordt gelijkgesteld met een minderjarige van minder dan 15 jaar die onder het ouderlijk gezag blijft of die door de rechtbank onder voogdij geplaatst is.
De ouders van de verlengd minderjarige worden in de ouderlijke macht hersteld en blijven van deze hoedanigheid behouden met alle hieraan verbonden rechten, zonder dat zij aan welke overheid ook verantwoording verschuldigd zijn.
De volwassene is minderjarig op burgerrechtelijk gebied. Op sociaal- en strafrechtelijk vlak telt de reële leeftijd.
Bij verlengde minderjarigheid wordt een persoon die ouder is dan 18 jaar, voor het beheer van zijn persoon en goederen gelijkgeschakeld met een minderjarige jonger dan 15 jaar. Hij/zij heeft beperkte rechten en blijft onder het ouderlijk gezag.
Het statuut van verlengde minderjarigheid is een beschermingsstatuut. De instelling van de verlengde minderjarigheid bezorgt dus een statuut aan personen die, zonder krankzinnig te zijn, toch niet voor zichzelf kunnen zorgen.
De persoon in verlengde minderjarigheid kan geen enkele rechtshandeling stellen.
Personen bij wie de oorzaak van de ziekte dus niet terug gaat tot de minderjarigheid, kunnen niet verlengd minderjarig worden verklaard. Wanneer de toestand van mentale handicap niet aangeboren is of ontstaan tijdens de vroege kinderjaren, zoals wettelijk vereist, kan het statuut van verlengde minderjarigheid niet worden toegepast.
Verzekeringen
Het luik internaten is opgenomen in de bijzondere voorwaarden van de schoolpolis; dit wil zeggen dat de schoolpolis ook van toepassing is op het internaat in de ruime betekenis (alle schoolvrije dagen, met inbegrip van de vakanties).
Wat de niet GO!-leerlingen betreft, is het zo dat de polis van de school van herkomst de dekking verleent.
Indien de internaten ervoor vrezen dat deze verzekeringspolis onvoldoende dekking zou verlenen, is het mogelijk om voor de niet GO!-leerlingen een bijkomende polis af te sluiten voor het bedrag van €4/leerling. Het verdient dan ook aanbeveling dat internaten deze bijkomende polis afsluiten en de kosten ervan doorrekenen aan de ouders.
Wat wordt door de schoolpolis gedekt?
• Lichamelijke ongevallen van leerlingen
• Rechtsbijstand (voor de personeelsleden) inzake procedures
• Burgerlijke aansprakelijkheid.
Bij elk schadegeval wordt nagekeken wie aansprakelijk is. Hierbij worden verschillende factoren in aanmerking genomen zoals de leeftijd van de betrokken leerling en de mate waarin preventieve maatregelen zijn genomen om ongevallen te vermijden.
Inhoud
Inleiding 3
Aansprakelijkheid 4
Aansprakelijkheid van de minderjarige internen 4
Minderjarigen geplaatst in het internaat 4
Aansprakelijkheid van de meerderjarige internen 5
Aansprakelijkheid van het internaatsteam 5
Hoe wordt het maximum aantal internen dat kan begeleid worden bij activiteiten bepaald? 5
Mag een opvoeder alleen met zijn/ haar leefgroep op uitstap gaan? 5
Mag men op het internaatsdomein / buiten het internaatsdomein (bijv. daguitstap, zomerkamp, …) minderjarige internen zonder toezicht een activiteit laten uitvoeren? 5
Indien opvoeders spullen van internen in bewaring nemen, wie is dan verantwoordelijk in geval van bijv. diefstal? 6
Mogen opvoeders internen vervoeren met hun wagen? Moeten zij in bezit zijn van een rijgeschiktheidsattest? 6
Welke verplichtingen heeft een beheerder/opvoeder die internen met eigen wagen vervoert? 6
Algemene rechtsbeginselen 6
Ambtsgeheim en beroepsgeheim 7
Behoorlijk bestuur 8
Fairplay 8
Motiveringsplicht 9
Het verbod van machtsafwending 12
De zorgvuldigheidplicht 12
De rechtszekerheidnorm 13
De gelijkheidsnorm 14
De redelijkheidsnorm 15
Beroepsprocedure tegen definitieve uitsluiting 15
Betreden / doorzoeken van kamers - fouilleren 16
Betreden / doorzoeken van de kamer van de intern 16
Huiszoeking 16
Fouille 16
Camerabewaking en de privacywetgeving 17
Er is een camera geplaatst aan de ingang van het internaat, de nodige pictogrammen zijn aangebracht en de vakbonden verleenden hun goedkeuring. Het personeel is op de hoogte van de camerabewaking. Is dit voldoende? Of wat vraagt de wetgeving i.v.m. de privacy/camerabewaking? 17
Mag er een camera geplaatst worden in de gang van het internaat? Op deze gang bevinden zich de slaapkamers van de internen ? 19
Definitieve verwijdering van internen 19
Algemeen 19
Veelgestelde vragen 20
Hoe lang mag een tijdelijke verwijdering uit het internaat duren? 20
Leidt de definitieve verwijdering uit de school automatisch tot de verwijdering uit het internaat en vice versa? 20
Wat met geplaatste jongeren, noopt dit tot andere maatregelen? 20
Is het internaat cf. de school verplicht om voor de intern een ander internaat te zoeken bij een definitieve verwijdering? 21
Drugs en alcohol 21
Wanneer dient men bij drugs de politie of het gerecht in te schakelen? 21
Moet de beheerder de politie verwittigen wanneer hij/zij in het bezit komt van drugs? 22
In welke mate kan een drugscontrole in samenwerking met de politie georganiseerd worden in het internaat? 23
Mag op het internaat een urinetest (drugscontrole) afgenomen worden? 23
Is een internaat verplicht om de ouders van meerderjarige intern te contacteren als deze betrapt wordt met drugs? 24
Grensoverschrijdend gedrag 24
Ouders die een personeelslid bedreigen. 24
GSM-gebruik 24
Hoe kan een internaat tegen misbruik reageren? 25
Wat kan een lid van het internaatsteam doen? 25
Hoe ver kan een internaat gaan om gsm-misbruik te voorkomen? 26
Inbeslagname van goederen 27
Mag het internaat overgaan tot inbeslagneming van bepaalde voorwerpen? 27
Wat indien de intern voorwerpen in zijn bezit heeft die een gevaar inhouden? 28
Internen worden niet afgehaald en niemand is bereikbaar. Welke procedure kunnen/moeten wij hanteren om deze interne leerlingen alsnog te laten vertrekken. 28
Welke juridische stappen moet men ondernemen bij een crisissituatie? 29
Inschrijvingsbeleid 30
Principe 30
Weigering tot inschrijving 30
Kalenderdagen, schooldagen, lesdagen, werkdagen 31
Klachtenprocedure 31
Termijn voor de behandeling van de klachtenprocedure 31
Wie start het onderzoek, wie behandelt de klacht en wie brengt de klager op de hoogte? 32
Kostgelden en huurgelden 32
Algemene principes 32
Hoe wordt het kostgeld vastgesteld? 33
Kunnen er verschillende categorieën van kostgelden gehanteerd worden? 33
Op welke manier wordt het kostgeld betaald? 33
Wanneer kan een intern het kostgeld terugvorderen? 34
Wanneer kan een intern het kostgeld niet terugvorderen? 34
Hoe kunnen achterstallige kostgelden/huurgelden ingevorderd worden? 34
Algemeen 34
Hoe verwijdert het internaat internen/hogeschoolstudenten wegens het niet betalen van het kostgeld/huurgeld? 35
Algemeen 35
Kostgeld bij vervroegde uitschrijving? Wat is de wettelijke basis? 36
Leeftijdsgebonden toelatingen 36
Minderjarigen geplaatst in het internaat 36
Zelfstandig naar school (elke dag, occasioneel, examens,....): heeft de intern (schriftelijke) toelating nodig van zijn ouders? 36
Vrije woensdagnamiddag: heeft de minderjarige intern (schriftelijke) toelating van de ouders nodig om het internaat te verlaten? Kan het internaat zelf toestemming geven? 36
Vrije woensdagnamiddag: mag de meerderjarige intern zelf beslissingen nemen i.v.m. het verlaten van het internaat op woensdagmiddag of op andere momenten? Heeft hij/zij toch nog toelating ouders nodig? 37
Levensbeschouwelijke symbolen 37
Meerderjarige internen 38
Ondertekening van het internaatsreglement 38
Onttrekken aan toezicht 39
Orde en tucht 39
Ordemaatregelen 40
Tuchtmaatregelen 41
Ouders 42
Pedagogisch project van het GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (PPGO) 42
Privacywetgeving 43
Mag er voor de inschrijving van de interne een kopie van de ID-kaart van de ouders worden gevraagd? 43
Procedures beschrijven in het internaatsreglement 43
Valkuilen 43
Aanbevelingen 44
Publicatie van beeldmateriaal 46
Reclame en sponsoring 47
Relationele en seksuele vorming 48
Algemeen 48
Welke zijn de wettelijke bepalingen (wat mag en wat niet) inzake relaties? 48
Algemene bepalingen 48
Leeftijdsbepalingen 49
Enkele cases ter verduidelijking 51
Seksueel grensoverschrijdend gedrag en gezagsrelaties 51
De meldingsplicht 52
Wie kan een intern onderzoek instellen en maatregelen treffen bij seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen een kind en een opvoeder? 53
Seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen internen 53
De juridische context 53
Seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen familiale context 54
Ongewenste zwangerschap – recht op abortus 55
Rookbeleid 56
Regelgeving 56
Schematisch overzicht 57
Niet naleving van de wet en sancties 58
Mogelijke sancties voor het internaat bij niet naleving rookverbod 58
Bronnen / regelgeving 59
Informatie 59
Samenwerking met de politie 59
Kan de beheerder de politie en andere opsporingsambtenaren verbieden om een intern uit het internaat te komen weghalen? Kan de beheerder eisen om aanwezig te blijven bij ondervragingen door politie binnen het internaat? 59
In hoeverre kan / moet het internaat een beroep doen op politie om bewijzen te verzamelen binnen het internaat? 60
Informatie doorgeven aan de politie: mag de beheerder namen van internen en eventuele verslagen doorgeven aan de politie? 60
Spaargelden 61
Kan een minderjarige leerling een spaarrekening openen zonder dat de ouders op de hoogte zijn? 61
Kan de minderjarige leerling van deze spaarrekening geld afhalen of er geld op storten? 61
Moet er een tweede persoon een handtekening zetten voor het openen en beheren van een spaarrekening van een minderjarige? 61
Bestaat er een manier om ouders te beletten om geld af te halen van de spaarrekening van de minderjarig? 61
Toedienen van medicatie 62
Medicatie: mag gewone medicatie gegeven worden bvb. paracetamol, keeltablet, Rennie, … Wat met medicatie die ouders meegeven om toe te dienen aan de jongere intern? 62
Veiligheidsaspecten 63
Brandveiligheid 63
Evacuatieoefeningen 63
Infrastructuurplannen, interventiedossier en noodprocedures 63
Brandalarminstallatie 64
Veiligheidsverlichting 64
Brandblusmiddelen 64
Rookdetectoren en gasdetectoren (waarschuwing) 64
Vragen 64
Zijn er voorschriften i.v.m. het dragen van fietshelm? 64
Moeten ouders toestemming geven om hun kinderen te laten deelnemen aan zomerkampen / daguitstappen / … en moeten zij een draaiboek kunnen inzien? 65
Verlengde minderjarigheid 65
[pic] [pic]
[pic] [pic]
-----------------------
Juridische aspecten
Toelichting voor de internaten GO!
Januari 2013
................
................
In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.
To fulfill the demand for quickly locating and searching documents.
It is intelligent file search solution for home and business.
Related download
- examenreglement vlaamse waterweg
- 2004 21474 sv handhavingsverordening en handhavingsplan wwb
- inhoudsopgave emigreren beleggen
- juridisch cahier internaten
- handreiking vng vereniging van nederlandse gemeenten
- tweede kamer
- niwo nationale en internationale wegvervoer organisatie
- hoeveel woorden kent een basisschoolleerling gemiddeld
- een huis kopen in duitsland
- homepage vng realisatie