Werken voor Gods koninkrijk



Werken voor Gods koninkrijk

13 november 2011, drie-endertigste zondag (Spreuken 31,10-31 - Matteüs 25,14-31)

==============

'Een sterke vrouw, wie zal haar vinden?' Het loflied op de sterke vrouw wordt dikwijls voorgelezen in kerkelijke uitvaarten, als laatste eerbewijs van kinderen aan hun overleden moeder. Maar dit sluitstuk van het bijbelboek Spreuken bezingt een vrouw die nog springlevend is.

'Een man die op reis ging riep zijn dienaren bij zich en gaf de een vijf talenten, de andere twee en de derde één.' Ook door dit evangelie kunnen we op het verkeerde been gezet worden. Een talent was in de tijd van Jezus niet wat wij daar nu onder verstaan: een bijzondere aanleg of bekwaamheid. Het was een grote som geld. De dienaren kregen niet de opdracht hun talenten, in onze betekenis van het woord, doen renderen. Hun heer gaf hun veel geld, ieder naargelang van zijn talenten, met de opdracht het meer geld te doen opbrengen.

De vrouw in het boek Spreuken verpersoonlijkt de Wijsheid. De ware wijsheid is de Tora: de goddelijke Wet, Gods Woord dat de weg wijst naar het ware leven. De Tora wordt in de Joodse literatuur voorgesteld als de bruid van het volk die met vreugdevolle liefde wordt bejegend. *

-----------

Schriftkenners wijzen erop dat in de liturgie met het loflied nogal eens wordt geknoeid. Men schrapt de verzen die de sterke vrouw niet bezingen als zorgzame huismoeder, maar haar prijzen om haar veelzijdige activiteiten buitenshuis. 'Er zijn veel sterke vrouwen, maar jij overtreft ze allemaal.' Ze is niet de vrouw van een man die aanzien geniet, maar andersom: haar man is de echtgenoot van een vrouw die aanzien geniet.

Het is goed dit in gedachten te houden wanneer, zoals deze zondag, de verminkte tekst wordt voorgelezen.

Maar nu het evangelie.

Een talent was een klomp edelmetaal van minstens 35 kg die een geldwaarde had van 6.000 of meer denariën, dus 6.000 keren een doorsnee dagloon. Om één talent bijeen te garen moest een arbeider ongeveer 20 jaar werken. Tien talenten vertegenwoordigde dus de waarde van 200 jaar arbeid door één persoon. Kortom, wat de heer aan zijn knechten in beheer gaf was een immens fortuin. Het was, noch min noch meer, de kostbare gave van het Gods koninkrijk dat Jezus was komen brengen.

God vertrouwt zijn koninkrijk toe aan iedereen die zich gelovig noemt. Iedereen moet zijn talenten doen renderen ten bate van dit rijk. Werken aan de bevordering van gerechtigheid, broederliefde en dienstbaarheid, barmhartigheid, vrede en verzoening. Ieder gelovig mens heeft zijn of haar eigen menselijke en gelovige gaven en capaciteiten, sommigen hebben er veel en anderen minder, maar niemand is onbegaafd. Niemand mag ze begraven of laten slapen.

De derde knecht in de parabel deed niets met het geld dat hem was toevertrouwd. Hij stopte het in de grond en gaf het terug aan zijn heer toen die rekenschap kwam vragen. Hij werd vreselijk hard gestraft. De heer gaf het aan de man die er al de meeste had gekregen.

De eerste twee knechten werden door hun heer geprezen en uitgenodigd op zijn feestmaal. Goede verstaanders begrijpen hieruit dat de heer van het verhaal symbool staat voor Christus, de Heer van de geschiedenis, die aan het einde ervan zal 'terugkeren' om zijn 'laatste oordeel' uit te spreken. Op de zondagen aan het einde liturgisch jaar en aan het begin van een nieuw jaar wordt vooruitgekeken naar dit einde van de geschiedenis, en ook van ieders persoonlijke geschiedenis. Aan iedereen zal rekenschap gevraagd worden van wat hij in zijn leven gepresteerd heeft ten bate van Gods koninkrijk.

Het is een goede gelegenheid om achterom te kijken en ons rekenschap te geven van wat we gedaan hebben met de gaven die ons zijn toevertrouwd om ermee te werken.

Er zijn mensen die kunnen werken, maar niet willen. Ze rekenen erop dat ze op kosten van de gemeenschap kunnen leven. Enig gesjoemel is sommigen daarbij niet vreemd. Er zijn er ook die wel zouden willen, maar niet meer mogen werken omdat ze gepensioneerd zijn. Voor hen is de vraag: waaraan besteed ik de tijd en de geldsom waarover ik nu kan beschikken?

Maar talrijker misschien zijn vandaag de mensen die gaarne willen werken, maar niet kunnen. Er is op de markt geen vraag voor de talenten die ze aanbieden (talenten in onze betekenis van het woord). Het schendt hun menselijke waardigheid dat ze op kosten van anderen moeten leven. Hoe dit kan verholpen worden kunnen we uit het evangelie natuurlijk niet leren. Maar uit het evangelie valt wel te leren dat iedereen, waar en hoe hij dit ook maar kan, zich moet inspannen opdat mensen die willen werken het ook zouden kunnen. Ook dat is werken aan Gods koninkrijk.

Het is de moeite waard dat we dit alles overwegen nu de kerkelijke liturgie vraagt vooruit te kijken naar de toekomst, op lange maar ook op korte termijn, de termijn van het leven dat ons persoonlijk is toegemeten. Arbeiden is werken aan de toekomst van het Gods Rijk in de wereld. Daarbij gaat het op verre na niet alleen om betaalde arbeid. Het gaat ook om de vele kostbare vormen van vrijwilligerswerk, en evenzeer om de activiteiten van mensen die, met recht en reden, of ook zonder, op pensioen zijn.

B.J. De Clercq o.p.

* Deze drie alinea's zijn geïnspireerd door Paul Kevers, De bijbel lezen in woord en daad A-jaar, Halewijn 2010, p. 157v.

................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download